Professional Documents
Culture Documents
BP2022 3PB-CC Anas AbbouYTalbi
BP2022 3PB-CC Anas AbbouYTalbi
Promotoren
Dr. Miguel Portillo Estrada, Universiteit Antwerpen, Onderzoeksgroep PLECO
(Planten en Ecosystemen)
Hannes Sels, Karel de Grote Hogeschool Antwerpen
1 Inleiding
1.1 PLECO
PLECO is de onderzoeksgroep van Planten en Ecosystemen die verbonden is aan de
faculteit van de wetenschappen in de Universiteit van Antwerpen. PLECO werd
opgericht in 1975 door Professor Ivan Impens.
Professor Reinhart Ceulemans was de groepsleider van 2000 tot september 2019. Sinds
oktober 2019 is Professor Ivan Nijs de groepsleider, samen met prof. Ivan Janssens, prof.
Erik Verbruggen, prof. Matteo Campioli en prof. Sara Vicca. De hoogleraren hebben elks
een eigen specialisatie en werken nauw samen.
Inmiddels bestaat de onderzoeksgroep uit een team van meer dan 50 fulltime leden.
Deze groep is vooral geïnteresseerd in het bestuderen en verhelpen van de impact van
wereldwijde veranderingen op planten en ecosystemen op verschillende hiërarchische
organisatieniveaus. Ze proberen de reacties onder toekomstige omstandigheden te
simuleren en voorspellen. Het PLECO wil doormiddel van onderzoeken op internationaal
niveau verschil maken binnen dit vakgebied.
1.2 Koolstofkringloop
Een koolstofkringloop (Figuur 2) beschrijft alle processen die met koolstof te maken
hebben. Koolstof is overal op aarde te vinden, in de oceanen, in de bodem, in de
biosfeer en ook in de atmosfeer. Koolstof wordt uitgewisseld via allerlei natuurlijke
processen, denk maar aan de mens en dieren die in- en uitademen, planten die
afsterven etc.
De hoeveelheden koolstof in de biosfeer, oceaan en de atmosfeer noemt men het
koolstof evenwicht. In de oceaan bevindt zich 50 keer meer koolstof dan in de biosfeer.
In de atmosfeer bevindt zich 19 keer meer koolstof dan in de biosfeer. Koolstof bevindt
zich in de atmosfeer onder de vorm van koolstofdioxide. De groene planten doen aan
fotosynthese doordat ze koolstofdioxide halen uit de atmosfeer en zuurstof produceren.
Wanneer de planten afsterven of verbranden, komt koolstofdioxide weer vrij in de
atmosfeer.
Als planten snel worden bedorven door een laagje slib, is er een kans dat ze niet
helemaal kunnen rotten. De gassen die vrijkomen kunnen niet meer ontsnappen en
blijven gevangen. Onder bijzondere omstandigheden zullen de planten na miljoenen
jaren worden samengeperst tot steenkool, aardolie of aardgas. Dit zijn fossiele
brandstoffen.
De hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer is in evenwicht als er evenveel ingaat als
er weer uitgaat. De mens verstoort dit evenwicht. Momenteel halen we heel veel
fossiele brandstoffen uit de ondergrond. Deze verbrandt men om auto’s te kunnen laten
rijden, huizen te verwarmen en fabrieken draaiende te houden. Hierbij komen grote
hoeveelheden koolstofdioxide vrij in de atmosfeer.
De mens zorgt niet alleen voor de extra koolstofdioxide in de atmosfeer maar ze zorgt er
bovendien ook voor dat er minder koolstofdioxide uit de atmosfeer kan verdwijnen. Dit
komt doordat de mens volledige gebieden ontbost of plat brandt. De bomen die
verdwijnen kunnen dan geen koolstofdioxide meer uit de atmosfeer halen. Deze
koolstofcyclus raakt zo steeds meer verstoord. Sinds het begin van de revolutie in de
18de eeuw is de concentratie aan koolstofdioxide in de atmosfeer met 46% gestegen. De
helft hiervan werd in de laatste vijftig jaar waargenomen.
Figuur 2: Koolstofkringloop
9
1.3 Stikstofkringloop
Het element stikstof is een zeer belangrijke bouwsteen voor organische verbindingen
waaronder aminozuren en eiwitten DNA. Stikstof komt in meerdere vormen en plekken
in het ecosysteem voor dat een onderdeel uitmaakt van het stikstofkringloop (Figuur 3).
De buitenlucht is voor bijna 80% gevuld met stikstofgas (N2). Organismen hebben deze
stikstof nodig om eiwitten en DNA te maken, maar de meeste organismen kunnen het
stikstofgas niet in zich opnemen. Gelukkig zijn er bacteriën die dit stikstofgas uit de lucht
omzetten in stikstofverbindingen die opneembaar zijn voor de planten zoals ammoniak
(NH3) dat op zijn beurt weer omgezet kan worden tot ammonium ionen (NH4+). Deze
bacteriën staan deze stikstofverbindingen af aan de planten maar krijgen in ruil daarvoor
glucose terug. Zowel de planten als de bacteriën halen hier een voordeel uit. Deze
bacteriën worden ook wel knolletjesbactieriën genoemd omdat ze te vinden zijn bij de
wortels van bepaalde plantensoorten en op deze wortels zitten knolletjes.
Niet alle planten hebben deze knolletjesbacteriën in hun wortels, er is ook een andere
manier om stikstof binnen te krijgen.
Dit kan door de tussenkomst van onweer en bliksem, als gevolg van de elektrische
ontlading in de lucht reageert stikstofgas met zuurstof waardoor nitraat (NO3-) ontstaat.
Als het regent komt het nitraat in de bodem terecht, wat daarna door de plant
opgenomen kan worden. De plant heeft dus nitraat, ammoniak of ammonium ionen ter
beschikking en gebruikt deze binnengekomen stikstof voor de stikstof assimilatie. Zo
maakt de plant met stikstof, stikstofhoudende organische verbindingen zoals
aminozuren waarmee de plant eiwitten kan maken. De stikstof wordt ook gebruikt om
DNA en bladgroenkorrels te maken.
Deze plant kan bijvoorbeeld opgegeten worden door een dier, dit dier kan dan
vervolgens met deze binnengekomen stikstof haar eigen stikstofhoudende organische
stoffen maken zoals aminozuren en DNA. Wanneer het dier geslacht wordt, gaat het
vlees met daarin de stikstofatomen naar de volgende stap in de voedselketen. Eiwitten
en aminozuren die door het dier worden afgebroken plast het dier uit, waarbij ureum
met daarin de stikstofatomen het dier verlaat (Figuur 3). Urobacteriën zet deze ureum
om tot ammoniak (NH3). Wanneer het dier sterft of de plant blaadjes verliest, wordt dit
afgestorven materiaal door rottingsbacteriën omgezet tot ammoniak (NH3). Ammoniak
(NH3) en nitraat (NO3-) kunnen worden omgezet tot ammonium ionen, deze ammonium
ionen kunnen door nitrietbacteriën worden omgezet tot nitriet (NO2-). Dit kan alleen
onder aerobe omstandigheden gebeuren, dus bij voldoende zuurstof. Nitraatbacteriën
zetten nitriet om tot nitraat, ook onder aerobe omstandigheden. Denitrificerende
bacteriën kunnen dan ammoniak (NH3) omzetten in stikstofgas (N2).
10
Figuur 3: Stikstofkringloop
11
Figuur 6: Analytische balans Mettler Toledo Figuur 7: Nauwkeurigheid Analytische balans Mettler Toledo AX26
AX26 comparator (Zürich, Zwitserland) comparator
Tijdens dit project werd er afgewogen tussen 0,250 mg en 50 mg. In belang van dit
onderzoek moet de afweging nauwkeurig gebeuren. Voor de kalibratie worden er
kleinere massa’s afgewogen dan de stalen. Dit heeft te maken met de koolstof- en
stikstofconcentratie. Volgens de theorie weet men dat de concentratie laag is voor
bodemstalen, dit blijkt ook uit eigen ervaring. Dit bedraagt ongeveer 2% voor koolstof
en 0,01% voor stikstof.
Door met grotere massa’s te werken, wordt de fout die zou kunnen optreden
geminimaliseerd. Er bestaat een kans dat de detector de stikstof niet meet maar als ruis
beschouwt. Daarom is het zeer belangrijk om hier goed op te letten, anders zijn de
resultaten wetenschappelijk niet betrouwbaar. De massa die men afweegt is afhankelijk
van welk soort stof er wordt gebruikt.
De analytische balans levert snelle en betrouwbare resultaten. Ze beschikt over twee
sensoren (links en rechts). Men kan kiezen om er één, twee of geen aan te zetten. Voor
rechtshandige is het beter om de rechter sensor uit te schakelen en voor linkshandige is
het omgekeerd. Wanneer men over de sensor zwaair gaat de schuifdeur open
15
3 Stalen voorbereiden
Om metingen te kunnen uitvoeren moet men eerst stalen voorbereiden. De
voorbereiding gebeurt snel, het duurt ongeveer 2 minuren per staal. Het is zeer
belangrijk om nauwkeurig en proper te werken om contaminatie te vermijden. Bij het
analyseren van koolstof en stikstof kunnen onze handen en/of onze werkplek vuil
worden. De stalen worden afgewogen in tinnen kuipjes 5 (Figuur 8), deze dienen als
verpakking van de inhoud maar ze helpen ook bij de verbranding. De tinnen kuipjes
zorgen ervoor dat de monsters een temperatuur bereiken van ± 1800°C. Doordat het tin
het monster omhult, worden er temperaturen bereikt die zelfs hoger zijn dan die van de
oxidatiebuis. De kuipjes zorgen ook voor de bescherming tegen het roesten.
Hieronder een foto van de tinnenkuipjes:
De stalen worden nadien geplaatst in een 96-putjes plaat van 8 rijen (A-H) en 12
kolommen (1-12). De labels die gegeven zijn, zijn zeer handig om fouten te voorkomen.
Als er toch een fout wordt gemaakt, is het makkelijker om deze eruit te halen.
In deze 96-putjes plaat kunnen ze zo lang als nodig bewaard worden, de deksel zorgt er
namelijk voor dat er geen andere stof binnenkomt. Zo’n 96-putjes plaat ziet er zo uit:
Het malen van de planten of grond wordt uitgevoerd door de collega’s. De stalen die zij
ons bezorgen zijn reeds fijngemalen en klaar om afgewogen te worden. Zoals eerder
vermeld is het zeer belangrijk om nauwkeurig te werken in een propere omgeving. Zeker
ook omdat de resultaten van de analyses gebruikt worden voor wetenschappelijke
onderzoeken.
7. Met de pincetten vouw je het staal volledig dicht zodat er niets kan ontsnappen
en er ook niets erin kan. De manier waarop is vrij te kiezen zolang het maar
volledig dicht is.
8. Tenslotte wordt het dichtgevouwen staal in de 96-microplaat geplaatst.
9. Herhaal stappen 2 tot en met stap 8 tot dat alle 96 monsters voor eenzelfde serie
afgewogen zijn.
Deze werkwijze wordt gebruikt voor de totale organische koolstof en stikstof. Het
apparaat dat gebruikt wordt, de Flash 2000 Organic Elemental Analyzer, kan geen
onderscheid maken tussen organische en anorganische koolstof. Het toestel meet
gewoonweg de totale koolstof van het staal.
Via de software kan men zoals eerder uitgelegd verschillende dingen controleren en
aanpassen. Op de onderstaande afbeelding (Figuur 12) is te zien hoe de software
eruitziet:
Afhankelijk van wat men wil doen, kan men kiezen uit de beschikbare functies.
Als men op ‘algemene status van het toestel’ drukt dan kan men de temperaturen en de
gasstroom controleren en ook aangespassen. Zie volgende afbeelding (Figuur 13):
Hier kan men zien welk temperatuur en gasstroom er werden ingesteld. Men kan ook
zien wat de temperatuur en gasstroom op dat moment is. Op deze foto zien we dat de
temperatuur op 950°C is ingesteld voor de linkeroven en 840°C voor de rechteroven.
Helium is de gas dat men gebruikt als draaggas. Deze wordt ingesteld op 140 mL/min, dit
kan ook aangepast worden indien gewenst.
20
Linkeroven Rechteroven
4.1 Route
De stalen die klaar zijn om gemeten te worden, worden in de mass auto sampler
geplaatst. In de mass auto sampler kan je 62 stalen plaatsen. Dit komt doordat er een
piston aanwezig is. Deze piston zorgt ervoor dat het monster in de oxidatiebuis
terechtkomt. Hier zal het monster volledig worden geoxideerd. Aangezien de
temperatuur geprogrammeerd staat op 950°C zal de reactie van zuurstof met het
monster zorgen voor een exotherme reactie. Dit wil zeggen dat er warmte vrij komt
waardoor de temperatuur nog meer zal stijgen tot ongeveer 1800°C. Hier spreken wij
dan van een totale oxidatie.
De koolstof en stikstof die aanwezig zijn in het monster zullen gassen worden (N2 en
CO2). Deze oxidatiebuis is verbonden met een reductiebuis. In deze buis zullen de gassen
gereduceerd worden, waarna ze vervolgens door een adsorptiefilter moeten stromen.
Waterdampen zullen hier tegengehouden en geadsorbeerd worden om ervoor te zorgen
dat er geen watermoleculen in de detector gedetecteerd worden. De overgeblevene
gassen zullen dan later gescheiden moeten worden door de scheidingstechniek
gaschromatografie. Tot slot worden deze gedetecteerd door een zeer gevoelige detector
namelijk TDC.
21
1 2 3
Figuur 17: Drie verschillende tinnen kuipjes
24
Inkijkbuis
Gasleiding van
zuivere zuurstofgas
Er zijn 2 gasleidingen te zien aan de linkerkant van de autosampler, een is zuivere helium
dat als draaggas dient in dit proces en de andere is zuurstofgas, dat nodig is voor de
oxidatie.
Heliumgas stroomt met een volumestroomsnelheid van 140 mL/min en er is ook een
injectie van helium dat als referentie dient met een volumestroomsnelheid van 100
mL/min. Het zuurstofgas dat geïnjecteerd wordt dat nodig is voor de oxidatie, heeft een
volumestroomsnelheid van 250 mL/min en dit gedurende de eerste 10 s.
Aan de hand van de onderstaande formule kan men berekenen hoeveel zuurstofgas
men verbruikt per gebruikte staal.
!
𝑄= "
(Formule 1)
Waarbij:
- Q=debiet
- V=Volume
- T=tijd
Met deze formule kan men het debiet berekenen in m3/s. Het debiet is een grootheid
voor een doorstromend vloeistof of gas dat per tijdseenheid door een normale
doorsnede stroomt.
25
De tandjes op de piston passen op het schroefwiel dat in de analyzer zit, deze zal ervoor
zorgen dat de piston makkelijk heen en weer kan schuiven. Wanneer men bezig is met
een analyse dan zal de piston bewegen zodat het 2de gat in de plaats van het 1ste komt.
Zo kan het tinnen bolletje kan vallen en terechtkomen in de oxidatiekolom.
De piston bevat ook drie O-ringen die als afdichting dienen. Deze worden dagelijks
proper gemaakt en wekelijks ingesmeerd met siliconeolie. Ze worden ingesmeerd om ze
vloeiend te laten bewegen en om lekken te voorkomen. Het is zeer belangrijk om te
weten welke soort olie men kan gebruiken want niet elke olie mag gebruikt worden.
Siliconenolie bevat geen koolstofmoleculen, dit heeft dus geen invloed op de analyse of
de resultaten. Vaseline kan niet gebruikt worden aangezien het bestaat uit een mengsel
van vaste en vloeibare koolwaterstoffen.
26
4.5 Oxidatiekolom
De oxidatiebuis bevindt zich in de linkeroven. De linkeroven wordt ingesteld op 950°C.
De oxidatiekolom bestaat uit 2 delen. De bovenste deel is waar het staal opbrandt en
waar de asbak, die de overblijvende assen opvangt, wordt geplaatst. Deze asbak wordt
dagelijks vervangen en men dient ze zelf klaar te maken. Er wordt zuurstofgas
toegevoegd om de verbranding sneller en efficiënter te laten verlopen.
In het onderste deel van de oxidatiekolom vindt de oxidatie plaats. De gebruikte tinnen
kuipjes verbranden gemakkelijk en zorgen ervoor dat de temperatuur stijgt tot ongeveer
1800°C met een exotherme reactie als gevolg:
Sn(s) + O2 (g) à SnO2 (Reactie 2)
In het onderste deel zit de oxidatieve katalysator, deze katalysator zal ervoor zorgen dat
de gassen die vrij zijn gekomen bij de verbranding in het bovenste deel zullen oxideren
volgens de volgende reactie:
%&/()! *"
Staal + O# +⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯- NO+ + CO# + H# O + as (Reactie 3)
Een katalysator is een bepaalde chemische stof dat de reactie doet versnellen door de
activeringsenergie van de reactie te verlagen. De katalysator die hier wordt gebruikt is
platina op aluminium oxide.
4.6 Reductiebuis
De reductiebuis (Figuur 23) bevindt zich in de rechteroven en is gemaakt uit kwartsglas.
De temperatuur hier is ingesteld op 840°C. Deze moet zelf door de laborant voorbereid
worden. Aan de uiteinden van de reductiebuis zit er 5 cm kwartswol en daartussen
koper die de gassen reduceert. Men vult deze lege reductiebuis met 100 g koperdraden
(Figuur 24), wat zo goed is voor zo’n 450 analyses.
Het koper zal alle stikstofoxiden reduceren tot stikstofgas en koper zal tegelijkertijd ook
reageren met zuurstofgas tot koper(II)oxide, zie de volgende reacties:
2 Cu (s) + 2 NOx (g) à N2 (g) + 2CuO (s) (Reactie 4)
2 Cu (s) + O2 (g) à 2CuO (s) (Reactie 5)
De overblijvende gassen zullen door het draaggas overgebracht worden tot de
adsorptiefilter.
Figuur 22: Links: een lege reductiebuis. Rechts: een Figuur 23: Een ongebruikte reductiebuis Figuur 24: Koperdraden
uitgeputte reductiebuis
28
4.7 Adsorptiefilter
Adsorptiefilter (Figuur 25), ook wel bekend als watertrap, is een klein kwarts
glazenbuisje dat als functie heeft om het water dat gevormd wordt, tijdens het oxideren
van het staal, op te vangen. Deze wordt eveneens door de laborant zelf klaargemaakt en
is in een drietal minuten bereid. Dit buisje wordt gevuld met magnesiumperchloraat en
aan elk uiteinde (ongeveer 1cm) wordt er een klein beetje kwartswol toegevoegd.
Een molecule magnesiumperchloraat kan 6 moleculen water aantrekken ter vorming
van magnesiumperchloraat hexahydride, zie de volgende reactie:
Mg(ClO4)2 + 6 H2O à Mg(ClO4)2 . 6 H2O (Reactie 6)
Zonder deze adsorptiefilter zou er ook een piek ontstaan tussen de koolstof en stikstof.
Dit zou de integratie van de pieken kunnen beïnvloeden, waardoor dus de resultaten
ook beïnvloedt worden. Deze filter dient men dagelijks te vervangen, soms zelfs 2 keer
per dag vervangen afhankelijk van hoeveel stalen men meet en het type staal.
4.8 Gaschromatografiekolom
De overgeblevene gassen na de adsorptiefilter worden gescheiden in de
gaschromatografiekolom (Figuur 26). Als alles goed verloopt zijn deze gassen distikstof
en koolstofdioxide. Afhankelijk van hun affiniteit voor de gebruikte kolom zullen ze
gescheiden worden. Hoe groter de affiniteit van een molecule voor de kolom, hoe langer
deze in de kolom blijft hangen. Koolstofdioxide heeft een grotere affiniteit voor de
gebruikte kolom dan distikstof, dus koolstofdioxide blijft langer hanger wat dus wilt
zeggen dat de piek later komt. De eerste piek duidt op de aanwezigheid van distikstof en
de tweede piek op de aanwezigheid van koolstofdioxide.
Men gebruikt een gepakte kolom (Porapak). Deze kolom is de stationaire fase en helium
die als draaggas dient is de mobiele fase.
5 Werkwijze
5.1 Controle
Alvorens analyses uit te kunnen voeren moeten we controleren of de omgeving veilig en
proper is om te werken. Vooraleer men begint met het onderhouden van het toestel,
moet men controleren of er genoeg materiaal is om de analyses uit te kunnen
uvoerenitvoeren. Het is zeer belangrijk om te controleren of de 2 gasflessen (helium en
zuurstofgas) voldoende druk bevatten. Dit doet men door te kijken naar de drukmeter
dat op elke gasfles aanwezig is. Als er niet genoeg druk is dient men deze te vervangen.
Als deze stappen gevolgd werden en alles in orde is kan men doorgaan naar de volgende
stap.
De volgende stap is het controleren van de laatste resultaten, dit wil zeggen dat men
chromatogram per chromatogram gaat controleren. Het komt wel eens voor dat pieken
niet goed geïntegreerd worden. Hiermee wordt bedoeld dat dus niet de volledige
oppervlakte onder de curve wordt geïntegreerd. Dit kan dankzij de software Eager
Xperience handmatig aangepast en in orde worden gebracht.
32
Door op ‘Sample table’ te drukken opent men een nieuw venster dat op Excel lijkt.
Hierin kan men de staalnamen van de ijking vinden en de stalen die geanalyseerd
moeten worden. Kolom ‘sample name’ is de naam die men geeft aan een bepaalde
staal. Voor de ijking gebruikt men een bypass, een blanco en 5 standaarden. De
benaming is dan bv: ‘blanco_datum’ of ‘std1_datum’.
Voor de stalen maakt men gebruik van een op voorhand gemaakte tabel die
benamingen bevat van serie1_A1 tot series16_H12. ‘Filename’ is onder welk naam deze
opgeslagen wordt in de map, voor deze gebruikt men hetzelfde benaming als bij sample
name. Daarnaast kan men kiezen over welk type het gaat, deze opties zijn mogelijk:
bypass, blanco, standaard en onbekende.
‘Bypass’ wordt gebruikt bij de allereerste analyse, meestal gebruikt men één van de
stalen die men wil analyseren om een idee te hebben van hoe de pieken eruit zouden
zien en hoeveel tijd nodig is. ‘Blanco’ bevat alles wat men niet wil analyseren, in dit
geval gebruikt men een lege tinnen kuipje. ‘Standaard’ wordt gebruikt voor de ijking en
calibratiecurve. Gewoonlijk worden er 5 standaarden gebruikt. Voor deze analyse
gebruiken we zuivere L-cystine, want hier is de samenstelling van gekend. De onbekende
standaarden worden gebruikt voor de te analyseren stalen. Bij ‘gewicht’ wordt
De afgewogen massa van de stalen ingevuld in mg.
5.2 Recalculation
Om bepaalde pieken opnieuw automatisch of handmatig te laten integreren, gebruiken
we de optie ‘recalculation’. Dit kan door de oppervlakte onder de curve te selecteren of
te wijzigen. Wanneer er te veel of te weinig pieken mee worden geselecteerd, kan men
er ook voor kiezen om deze later te verwijderen of toe te voegen. Het is eveneens
mogelijk de pieken te verschuiven als ze niet goed werden geselecteerd.
5.4 Methode
Elke dag wordt er gebruik gemaakt van een nieuwe methode. Het is belangrijk dat men
een duidelijke naam geeft aan elke methode, zodat wanneer men iets wil aanpassen of
bekijken dat men deze snel terug kan vinden.
5.5 Onderhoudsprogramma
De software beschikt over een zeer handige functie, namelijk het
onderhoudsprogramma. Dit programma kan geraadpleegd worden wanneer nodig,
daarbij geeft het ons een duidelijk overzicht van wat er vervangen moet worden.
Door eerst op ‘view’ te drukken en vervolgens op ‘maintenance program’ kan men het
onderhoudsprogramma raadplegen. Hier kan je zien wanneer de asbak, oxidatiebuis,
reductiebuis en adsorptiefilter vervangen moeten worden. Het is ook mogelijk zelf aan
te geven hoeveel metingen per onderdeel men kan uitvoeren.
Het groene geeft weer hoeveel metingen er nog uit gevoerd kunnen worden alvorens
het toe is aan vervanging. Het gele geeft weer hoeveel metingen er reeds zijn uitgevoerd
sinds de laatste vervanging. Het rode gedeelte toont aan dat er een onderdeel
vervangen moet worden.
‘Left 1’ staat voor de asbak, deze moet na maximum 120 analyses vervangen worden.
Deze asbak wordt dagelijks vervangen. ’Left 2’ staat voor de oxidatiebuis. Deze wordt
ingesteld op 1000 metingen en wordt ongeveer één keer om de twee weken vervangen.
‘Right’ staat voor de reductiebuis. Deze buis staat ingesteld op 450 metingen en wordt
gemiddeld één keer per week vervangen. ‘Ads.Filter 1’ staat voor de adsorptiefilter.
Deze staat ingesteld op 120 metingen en wordt dagelijks vervangen.
Wanneer de onderdelen die aan vervanging toe zijn vervangen worden, dient men deze
ook in het onderhoudsprogramma te resetten. Dit kan door op ‘Edit’ te drukken en dan
‘Reset Maintenance Program’.
5.7 Kalibratielijn
Als er geen lek meer is, dan kan men het toestel kalibreren. De kalibratie van het toestel
gebeurt dagelijks alvorens men begint met de analyses. Met deze kalibratie wordt de
afwijking vastgesteld. Voor de kalibratie gebruikt men een bypass, een blanco en 5
standaarden.
5.7.1 Bypass
De bypass is een teststaal. De inhoud van deze bypass maakt niet veel uit. Deze hoeft
ook niet afgewogen te worden. Het liefst gebruikt men één van de te meten stalen om
een idee te krijgen van hoe de pieken eruit gaan zien. Deze bypass dient om mogelijke
geïnfiltreerde gassen bij het onderhoud mee te nemen en de weg proper te maken. Als
er twee duidelijke pieken zijn, die op de juiste retentietijden bij stikstof en koolstof
passen dan weet men dat alles in orde is.
5.7.2 Blanco
De blanco bevat alles behalve de te analyseren stof. In dit geval is het blanco een tinnen
kuipje, omdat de te analyseren staal het enige is dat in het tinnen kuipje zit. Alle pieken
die gedetecteerd zouden zijn bij de blanco worden automatisch afgetrokken van de rest
van de metingen omdat deze afkomstig zijn van het tinnen kuipje.
5.7.3 Standaarden
De standaarden worden altijd voorbereid uit L-cystine (Figuur 39). L-cystine bevat een
concentratie van 29,99% aan koolstof en 11,66% stikstof.
Er worden 5 standaarden afgewogen tussen 0,3 mg en 2,5 mg. Twee opeenvolgende
standaarden moeten minstens 0,3 mg van elkaar afwijken. Er worden 2 kalibratielijnen
verkregen uit deze reeks standaarden, één voor de koolstof en de andere voor de
stikstof.
Het is belangrijk dat de verkregen kalibratielijn een rechte is die door de punten gaat.
Wanneer de rechte perfect door alle punten gaat, zou de correlatiecoëfficiënt gelijk zijn
aan 1. In de praktijk is dit echter niet haalbaar. Hoe dichter de correlatiecoëfficiënt bij 1
ligt, hoe beter de rechte die door de punten gaat.
Men kan er ook voor kiezen om een punt niet mee te selecteren voor de kalibratielijn
omdat deze te veel afwijkt van de rest, dit doet men door op het rode vierkant te
drukken. Deze verandert dan van rood naar blauw. Het blauwe punt doet nu niet mee
bij het bepalen van de kalibratielijn waardoor dus de correlatiecoëfficiënt dichter bij 1
zou komen.
39
Figuur 39: Gebruikte L-cystine voor de Figuur 40: L-cystine met de bijhorende
ijking samenstelling
40
6 Statitische analyse
De grafieken zijn gemaakt met een software genaamd SigmaPlot v14. Deze software is
zeer handig voor het weergeven van data in de statistiek. Er werden ANOVA en regressie
uitgevoerd op de resulaten.
Boxplot is een grafische weergave van een dataset waarbij ‘minimun’, ‘eerste kwartiel’,
‘mediaan’, ‘derde kwartiel’ en ‘maximum’ worden weergegeven. Deze dataset gebruikt
men als een steekproef uit een populatie of een dataset.
‘Minimum’ is de laagste waarde ‘maximum’ is de hoogste waarde uit deze dataset.
‘Eerste kwartiel’ is de mediaan van het linkergedeelte en ‘derde kwartiel’ is hetzelfde
voor het rechter gedeelte. ‘Mediaan’ is de middelste waarde van de gebruikte dataset.
De spreidingsbreedte is in de statistiek de afstand tussen de hoogste en de laagste
waarde uit de dataset. Als de spreidingsbreedte 95% bedraagt, wil dat zeggen dat 95%
van de gegevens uit de dataset tussen deze hoogste en laagste waarde uit de dataset
liggen, wat er buiten ligt zijn uitschieters.
ANOVA is een afkorting voor het Engelse begrip ‘Analysis of variance’. In het Nederlands
betekent dit: variantieanalyse. Variatieanalyse is een toets dat wordt uitgevoerd om te
controleren of het populatiegemiddelde van minstens twee groepen van elkaar
verschillen. Het vertelt ons ook of er een statisch significant verschil is tussen de
meetresultaten met een bepaalde zekerheid van bijvoorbeeld 95%.
Regressieanalyse is een techniek dat gebruikt wordt in de statistiek waarin men
analyseert of er een verband is tussen de gegevens.
41
7 Resultaten en discussie
7.1 Koolstofconcentratie, stikstofconcentratie en koolstof/stikstof-verhouding
in verschillende plantendelen
1 2 3
Hier werden er 375 (125 x 3 tripletten) stalen gemeten met de Flash 2000 Organic CN
analyzer. Op de resultaten werd ANOVA toegepast.
Op de eerste grafiek van figuur 42 is te zien dat de concentratie aan koolstof in procent
wordt uitgezet in functie van verschillende plantendelen: stengels, maïs, topblad,
bloemen en wortels. De concentratie aan koolstof is ‘redelijk’ gelijk bij de verschillende
plantendelen maar er zijn wel statistische verschillen.
Op deze grafiek is er geen statitisch verschil tussen maïs en topblad. Dit komt doordat
maïs aangeduid wordt met de letters ‘bc’ en topblad met ‘cd’. Wanneer een letter van
één groep in de andere terugkomt, is er geen statisch verschil tussen beide. Bij de
andere is er wel een statisch verschil. Ook kan men zien dat de plant meer koolstof
bevat dan de grond.
Op grafiek 2 wordt de concentratie aan stikstof in procent uitgezet in functie van de
verschillende plantendelen. Hier kan men duidelijk zien dat de concentratie aan stikstof
bij de stengels en wortels redelijk laag is. Dit omdat het vooral koolhydraten zijn met
structurele moleculen om dit een plaats te maken voor de plant om te groeien. Maïs,
topblad en bloemen hebben een grotere concentratie aan stikstof.
Dit komt doordat ze meer stikstof nodig hebben om eiwitten aan te maken. Chlorofyl,
dat essentieel is voor de fotosynthese in de bladeren en om de voedingswaarde van fruit
en bloemen te verhogen. Op deze grafiek is er ook geen statisch verschil tussen maïs en
topblad. Er is echter wel een statisch verschil tussen de andere.
Op de laatste grafiek van figuur 42 wordt de concentratie aan koolstof/stikstof-
verhouding uitgezet in functie van de verschillende plantendelen. Ook hier is er geen
statisch significant verschil tussen maïs en topblad maar wel bij de andere.
42
1 2 3
7.3 Regressieanalyse
Er werden drie regressies analyses uitgevoerd (Figuur 44). Het zijn planten uit
verschillende experimenten met verschillende behandelingen.
Op grafiek a werd stikstofgehalte in de bloem uitgezet in functie van stikstofgehalte van
topblad, uitgedrukt in procent. De correlatiecoëfficiënt is gelijk aan 0,475 en P is kleiner
dan 0,001. Het is duidelijk dat de plant meer stikstof in de bladeren bezit.
Vervolgens bekijkt men grafiek (b) en (c) samen.
Op grafiek b werd het stikstofgehalte in stengels uitgedrukt in procent uitgezet in functie
van koolstofgehalte in stengels uitgedrukt in procent. De correlatiecoëfficiënt is gelijk
aan 0,494 en P is kleiner dan 0,001. Hier ziet men dat de planten, hoewel ze op
verschillende manieren worden behandeld en verschillende koolstofconcentraties
hebben van 25 tot 35%, een stoichiometrie behouden met de hoeveelheid stikstof die ze
in de stengels opslaan. Dit komt omdat stengels een structuur zijn die geen overtollig
stikstof nodig hebben om eiwitten op te slaan en te gebruiken. Daarom hebben de
stengels een minimale functionele concentratie van stikstof.
Op grafiek c werd het stikstofgehalte in topblad uitgedrukt in procent uitgezet in functie
van het koolsotfgehalte in topblad uitgedrukt in procent. De correlatiecoëfficiënt is gelijk
aan 0,016 en P is gelijk aan 0,25. In dit geval wordt de stoichiometrie niet behouden. De
planten die erin slagen om meer stikstof te verkrijgen zullen deze in de bladeren
plaatsen, die eiwitten nodig hebben. Hoe meer eiwitten, hoe beter om meer
fotosynthese uit te voerenen bij te dragen aan de voeding van de plant. In feite is te zien
dat de waarden van stikstof veel hoger zijn dan die van de stengels (b).
44
8 Algemeen besluit
Na twaalf weken stage te hebben gelopen aan de Universiteit Antwerpen ben ik tot de
conclusie gekomen dat PLECO een grote meerwaarde is voor de maatschappij. Mijn
ervaring als stagiaire bij PLECO is alleen maar positief en ik heb op korte tijd enorm veel
bijgeleerd als laborant.
Het is cruciaal om over de juiste competenties te beschikken om een labo draaiende te
kunnen houden. De belangrijkste competenties voor een laborant zijn: nauwkeurig en
zelfstandig werken, kritisch denken en aandacht hebben voor detail. Daarbij is het ook
belangrijk om gestructureerd te werken in een nette werkomgeving.
Verder heb ik niet enkel mogen ervaren hoe het voelt om een laborant te zijn, maar kan
ik ook met trots zeggen dat ik perfect zelfstandig kan werken met de Flash 2000 NC-
analyzer. Ondanks het feit dat er veel stappen gevolgd moeten worden, had ik het
systeem al snel onder de knie. Het analyseren van de stalen, het werken met de
software en het verwerken van de bekomen resultaten verliep zeer vlot. Het
onderhouden van het toestel daarentegen verliep niet altijd vlekkeloos. Maar ondanks
het feit dat er soms lekken waren of pieken niet goed geïntegreerd werden, heb ik er
gaandeweg mee leren werken.
Tot slot ben ik zeer tevreden met mijn stage aan de UA. Ik heb geen moment spijt gehad
van mijn stagekeuze. Elke dag ben ik productief geweest en heb ik iets nieuws
bijgeleerd. De balans tussen de theorie en de praktijk was ideaal voor mij. Daarbij heeft
mijn stage mij vaardigheden en competenties bijgebracht die ik elders niet geleerd zou
hebben. Dankzij deze mooie en leerrijke ervaring ben ik er klaar voor om de
arbeidsmarkt op te gaan.
45
9 Illustraties
Figuur 1: PLECO het team .................................................................................................. 7
Figuur 2: Koolstofkringloop ................................................................................................ 8
Figuur 3: Stikstofkringloop ............................................................................................... 10
Figuur 4:een algemeen overzicht van mineralisatie en humificatie in de bodem ........... 11
Figuur 5: Centrifugale maler Retsch ZM 200 .................................................................... 13
Figuur 6: Analytische balans Mettler Toledo AX26 comparator (Zürich, Zwitserland) .... 13
Figuur 7: Nauwkeurigheid Analytische balans Mettler Toledo AX26 comparator ………. 13
Figuur 8: Nieuwe tinnen kuipjes....................................................................................... 15
Figuur 9: Een voorbeeld van een slecht omgevouwen en kapot kuipje........................... 15
Figuur 10: 96-putjes plaat ................................................................................................ 16
Figuur 11: Vial ( 50 x 12 x 0,6) .......................................................................................... 17
Figuur 12: Eager Xperience software ............................................................................... 19
Figuur 13: Flash 2000 status............................................................................................. 19
Figuur 14: De linker- en rechteroven binnen de Flash 2000 ............................................ 20
Figuur 15: De binnenkant van de Flash 2000 Organic Elemental Analyzer ...................... 21
Figuur 16: Het synoptisch paneel ..................................................................................... 21
Figuur 17: Drie verschillende tinnen kuipjes .................................................................... 23
Figuur 18: De Mass 200R autosampler ............................................................................ 24
Figuur 19: De MAS piston ................................................................................................. 25
Figuur 20: Oxidatiekolom ................................................................................................. 26
Figuur 21: Schema werking .............................................................................................. 26
Figuur 22: Links: een lege reductiebuis. Rechts: een uitgeputte reductiebuis................. 27
Figuur 23: Een ongebruikte reductiebuis ......................................................................... 27
Figuur 24: Koperdraden ................................................................................................... 27
Figuur 25: Adsorptiefilter ................................................................................................. 28
Figuur 26: De Porapak kolom ........................................................................................... 28
Figuur 27: Thermische conductiviteitsdetector (TCD) ..................................................... 30
Figuur 28: Gasflessen, links: zuurstofgas en rechts: helium ............................................. 31
Figuur 29: Summarize results ........................................................................................... 32
Figuur 30: Recalculatie ..................................................................................................... 33
Figuur 31: Een voorbeeld van een fout geïntegreerde piek ............................................. 33
Figuur 32: Een voorbeeld van een goed geïntegreerde piek ........................................... 33
46
10 Bibliografie
About PLECO | Plants and Ecosystems | University of Antwerp. (2022). PLECO. Geraadpleegd op 29 mei
Bij elke ademhaling. (2022). European Environment Agency. Geraadpleegd op 22 mei 2022, van
https://www.eea.europa.eu/nl/ema-signalen/signalen-2013/artikelen/bij-elke-ademhaling
Bodem: koolstofopslag - ILVO Vlaanderen. (2022, 4 mei). ILVO (Nederlands). Geraadpleegd op 27 april
content/uploads/2017/04/HR_BR11007_E_FLASH2000_ProductBrochure03_11C.pdf
klimaatbuffer-van-aarde
NL.pdf?context=bWFzdGVyfHNlY3VyaXR5RGF0YXNoZWV0c3wyNTk3MDF8YXBwbGljYX
Rpb24vcGRmfHNlY3VyaXR5RGF0YXNoZWV0cy9oZTEvaDg1LzkwNDYwOTIzODIyMzguc
GRmfDk0Y2EwYmYwNGI1MmQ0OTRiYzk3NzM0NjFkOWY1MmNjOTlhZTg4NjhlOGE2ZD
ZmM2YzZTIxMjEwZDgwMzRlZGI
https://www.merckmillipore.com/Web-PL-Site/pl_PL/-/PLN/ShowDocument-
File?ProductSKU=MDA_CHEM-
102837&DocumentType=MSD&DocumentId=102837_SDS_NL_NL.PDF&DocumentUID=3245
67&Language=NL&Country=NL&Origin=null
https://pubchem.ncbi.nlm.nih.gov/compound/Cystine
/EUR/ShowDocument-File?ProductSKU=MDA_CHEM-
48
105874&DocumentType=MSD&DocumentId=105874_SDS_BE_NL.PDF&DocumentUID=3570
80&Language=NL&Country=BE&Origin=null
https://www.ecopedia.be/encyclopedie/mineralisatie#:%7E:text=Mineralisatie%20is%20het%20pr
oces%20waarbij,nitraat%2C%20koolstofdioxide).
s/bodem/bodem/bodemeigenschappen/
https://vlm.be/nl/SiteCollectionDocuments/Bedrijfsadvies/Fiches%20BA/05%2020160714_BAS_
FICHE_ORGANISCHE%20STOF.pdf
Organische stof in landbouwbodems. (2022). Departement Omgeving. Geraadpleegd op 26 april 2022, van
https://omgeving.vlaanderen.be/organische-stof-in-de-bodem-beleid
NL.pdf?context=bWFzdGVyfHNlY3VyaXR5RGF0YXNoZWV0c3wyMjE2OTl8YXBwbGljYX
Rpb24vcGRmfHNlY3VyaXR5RGF0YXNoZWV0cy9oNTgvaGU0LzkwNTc5NDA0MzkwNzAu
cGRmfDU5OWNjODI3NTc4NGRmNjZjZWY1NGIyZGNiODExNjY1MzJhZmZhOTEwZDUz
MzI0YWFjZGRmZmM2ZjQxNDNjOTA
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boxplot
Wikipedia-bijdragers. (2020a, april 27). Dizuurstof. Wikipedia. Geraadpleegd op 21 april 2022, van
https://nl.wikipedia.org/wiki/Dizuurstof
van https://nl.wikipedia.org/wiki/Variantieanalyse
Wikipedia-bijdragers. (2021a, mei 5). Koper(II)oxide. Wikipedia. Geraadpleegd op 21 april 2022, van
https://nl.wikipedia.org/wiki/Koper(II)oxide
49
Wikipedia-bijdragers. (2021b, oktober 15). Vaseline. Wikipedia. Geraadpleegd op 17 mei 2022, van
https://nl.wikipedia.org/wiki/Vaseline
Wikipedia-bijdragers. (2021c, november 7). Debiet. Wikipedia. Geraadpleegd op 16 mei 2022, van
https://nl.wikipedia.org/wiki/Debiet
Wikipedia-bijdragers. (2022a, januari 4). Tin (element). Wikipedia. Geraadpleegd op 21 april 2022, van
https://nl.wikipedia.org/wiki/Tin_(element)
Wikipedia-bijdragers. (2022b, januari 6). Helium. Wikipedia. Geraadpleegd op 21 april 2022, van
https://nl.wikipedia.org/wiki/Helium
Wikipedia-bijdragers. (2022c, januari 17). Regressieanalyse. Wikipedia. Geraadpleegd op 27 mei 2022, van
https://nl.wikipedia.org/wiki/Regressieanalyse
Wikipedia-bijdragers. (2022d, februari 22). Silicoon. Wikipedia. Geraadpleegd op 17 mei 2022, van
https://nl.wikipedia.org/wiki/Silicoon
NL.pdf?context=bWFzdGVyfHNlY3VyaXR5RGF0YXNoZWV0c3wzMTIwNTZ8YXBwbGljYX
Rpb24vcGRmfHNlY3VyaXR5RGF0YXNoZWV0cy9oOTgvaGQ3LzkwMjY4NDYzNTk1ODIuc
GRmfDBhYjIyZGY1MzgwZGI4ZmI0OGRiOTc1ZjFmMjg4ODg0NmZmN2FmMWI0NzFiMThl
ZjEzYWU4OTNlZWRlNWFkYmM
50
11 Veiligheid
Molecuul Molaire
Gevaar-
Naam massa H-zinnen P-zinnen
formule symbolen
(g/mol)
H335
12 Bijlage
12.1 Tabel 2: Arthur_soils_cornexp_TC_TOC_0_20
Type Label weight (mg) N (%) C (%) Gem N (%) Gem C (%)
TC 28,086 0,316
TC
TC 32,57
mais CF7
P304 NA INADEMING:
P305 BIJ CONTACT MET DE OGEN:
P306 NA MORSEN OP KLEDING:
P308 NA (mogelijke) blootstelling:
P310 Onmiddellijk een ANTIGIFCENTRUM/arts/… raadplegen.
P311 Een ANTIGIFCENTRUM/arts/… raadplegen.
P312 Bij onwel voelen een ANTIGIFCENTRUM/arts/… raadplegen.
P313 Een arts raadplegen.
P314 Bij onwel voelen een arts raadplegen.
P315 Onmiddellijk een arts raadplegen.
P320 Specifieke behandeling dringend vereist (zie ... op dit etiket).
P321 Specifieke behandeling vereist (zie ... op dit etiket).
P330 De mond spoelen.
P331 GEEN braken opwekken.
P332 Bij huidirritatie:
P333 Bij huidirritatie of uitslag:
P334 In koud water onderdompelen [of nat verband aanbrengen].
P335 Losse deeltjes van de huid afvegen.
P336 Bevroren lichaamsdelen met lauw water ontdooien. Niet wrijven op de betrokken plaatsen.
P337 Bij aanhoudende oogirritatie:
P338 Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.
P340 De persoon in de frisse lucht brengen en ervoor zorgen dat deze gemakkelijk kan ademen.
P342 Bij ademhalingssymptomen:
P351 Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.
P352 Met veel water/… wassen.
P353 Huid met water afspoelen [of afdouchen].
P360 Verontreinigde kleding en huid onmiddellijk met veel water afspoelen en pas daarna kleding
uittrekken.
P361 Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken.
P362 Verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.
P363 Verontreinigde kleding wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.
P370 In geval van brand:
P371 In geval van grote brand en grote hoeveelheden:
P372 Ontploffingsgevaar.
P373 NIET blussen wanneer het vuur de ontplofbare stoffen bereikt.
P375 Op afstand blussen omwille van ontploffingsgevaar.
P376 Het lek dichten als dat veilig gedaan kan worden.
P377 Brand door lekkend gas: niet blussen, tenzij het lek veilig gedicht kan worden.
P378 Blussen met ...
P380 Evacueren.
P381 In geval van lekkage alle ontstekingsbronnen wegnemen.
74