Kleurenleer

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 30

Kleurenleer

Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: sept. 2006

Deze cursus is eigendom van de VDAB©


PS nr. 35.611 – D2006/5535/281
2

Inhoudsopgave
Blz.

1. Hoe kleur waarnemen? 4


1.1 Een lichtbron 4
1.2 Een object 5
1.3 Onze ogen 6
1.4 Additieve kleurmenging 6
1.5 Licht versus verf 7
2. Invloeden op kleur 8
2.1 Licht 8
2.1.1 Direct zonlicht 8
2.1.2 Indirect zonlicht 9
2.1.3 Kunstlicht 9
2.2 Glansgraden 9
2.3 Materiaal 10
3. Belang van kleuren voor de huisschilder 10
3.1 Identificatie en markering 10
3.2 Decoratie 10
3.3 Bescherming 10
4. Uitéénzetting van kleur 10
4.1 Éénvoudige kleurencirkel 11
4.1.1 De primaire kleurencirkel 11
4.1.2 De secundaire kleuren 11
4.1.3 De tertiaire kleuren 12
5. De complementaire kleuren 13
5.1 Hoe zoeken we de complementaire kleur van een primaire kleur 13
6. De kleurtoontrappen 15
7. De grijswaardeschaal 15
8. Warme en koude kleuren 16
9. Verzadigde en onverzadigde kleuren 17
9.1 De helderheid 17
9.2 De verzadiging 17
10. De kleur heeft een invloed op de materie 18
11. Kleur en ruimte 18
11.1 Ruimtelijke illusies 19
11.2 Intimiteitseffecten 19
11.3 Plafondeffecten 19
11.4 Architecturale effecten 19
11.5 Het gebruik van strepen 20
12. Optische effecten 20
13. De kleursystemen 22
13.1 RAL 22
13.2 NCS 22
13.3 De NCS waaier 22
13.3.1 De NCS kleurenruimte 23
13.3.2 De NCS kleurendriehoek 23
13.3.3 De NCS kleurencirkel 23
13.4 Uitéénzetting van het NCS kleursysteem 25
14. Begrippen omtrent kleur 25
14.1 De kleurtoon 26
14.2 De kleurlichtheid 26
14.3 De kleurverzadiging 26
15. Kleurcontrasten en harmonieën 26
15.1 Kleurcontrasten 27
15.2 Kleurharmonieën 27
16. Optische effecten bij een buitengevel 28
17. Vragenlijst 29
18. Colofon 30

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
3

Situering

Deze cursus richt zich naar de (huis)schilder-decorateur en wordt gebruikt tijdens de


VDAB opleidingen om als onderdeel van de cursus "verftechnologie
basisvaardigheden" of als los onderdeel in de opleiding behandeld te worden.
De cursus kan gebruikt worden voor opleidingen van werkzoekenden als ook voor
opleiding van werknemers.

Doelstelling
Deze module heeft tot doel de cursist – huisschilder wegwijs te maken in
kleurenbegrippen en kleursystemen in het vak en er voldoende kennis van op te bouwen.
De opvatting van deze cursus is de beknopte teksten voldoende te ondersteunen, door
voldoende demomateriaal en vakkundige uitleg van de instructeur, om als dusdanig de
cursist via visuele vaststellingen ondersteuning te geven.
Het is niet de bedoeling dat het enkel bij aanleren van kennis blijft.
Deze cursus moet gepaard gaan met voldoende praktijkoefeningen.
Hierbij komen de noodzakelijke demonstraties van de instructeur en het verder laten
oefenen door de cursist tot een kwalitatief, economisch, esthetisch en aanvaardbaar
resultaat bereikt wordt.
Dit wordt beëindigd met een open evaluatie.

Dit pakket kan tevens na de cursus ook dienst doen als naslagwerk.
Het bevat vele nuttige tips die de huisschilder problemen kan helpen voorkomen.

Dit pakket bevat een aantal evaluatievragen, waarmee kan gepeild worden naar de
kennis van de cursist.
De bedoeling is dat er een praktijkproef wordt gedaan tijdens de syntheseoefening
basisvaardigheden, waarvan het resultaat nadien besproken wordt met de cursist en
vermeld wordt op het opvolgingsformulier.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
4

1. Hoe kleur waarnemen


Om een kleur waar te nemen hebben we drie basiselementen nodig.

Het licht (de zon), de lichtbron.


Een object (materiaal).
Onze ogen.

Als één van deze elementen ontbreekt kunnen we geen kleuren meer zien.

1.1 Een lichtbron


Zonlicht bevat alle kleuren.
Dit werd in 1676 door Newton bewezen, die een zonnestraal liet schijnen op een glazen
prisma door een spleet.
De "onzichtbare" lichtstraal werd door deze prisma (driehoekige glasconstructie)
ontbonden in de spectraalkleuren die een samenhangende kleurenband vormt.
Ook in de natuur herkennen we deze kleurenband als de regenboog.

Rood Geel
Infrarood
Rood
Zonlicht Oranje
Geel
Groen
Blauw
Indigo
Violet
Ultraviolet

Prisma

In de regenboog zijn rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet duidelijk
zichtbaar.
Infrarood en ultraviolet daarentegen niet omdat zij door het menselijk oog niet
kunnen waargenomen worden.

Kleurenleer
Kleurenleer
Cursuscode:
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave:
0102/C/13 Uitgave:september
september2006
2006
5

Gaan we het zonlicht vervangen door een andere lichtbron dan zal dit ook de uiteindelijk
zichtbare kleur mee bepalen.

Bijvoorbeeld: onder straatlampen kan je auto een "ander kleur" hebben dan overdag.
Lampen met een rode schijn doen het vlees er "mooier" uitzien bij de beenhouwer, enz.

1.2 Een object (materiaal of de materie)


Elk object absorbeert en weerkaatst een deel van het spectrum (de lichtbron).
Een zwart object absorbeert en een wit object weerkaatst alle licht, hierdoor worden zij
in de natuurlijke zin niet als kleuren beschouwd.

Bijvoorbeeld: als zonnelicht op bladeren of op gras schijnt, zullen deze "objecten" een
deel van het spectrum absorberen en er een deel van weerkaatsen, zo verschijnt voor
ons de groene kleur.

Gaan we het object "verf" bekijken komen wij deels met andere wetmatigheden.
Hier wordt de reflectie bekomen door een weerkaatsing op/door hoofdzakelijk
"pigmenten" die voor een specifieke kleur zullen zorgen.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
6

1.3 Onze ogen


Onze ogen bevatten "fotoreceptoren" (kegeltjes en staafjes) die een bepaalde
"kleurensensatie" kunnen waarnemen.
Volgens de wet van Grassmann liggen in het centrale gezichtsveld drie soorten
fotoreceptoren (kegeltjes) die elk een bepaalde "kleurensensatie" beleven namelijk: rood
groen en blauw.

De omliggende receptoren (staafjes) kunnen enkel ongekleurde intensiteitsverschillen


waarnemen, zij zijn dus enkel gevoelig voor licht en donker (nemen dus alleen grijstinten
waar).

En tenslotte vertalen onze hersenen al deze "prikkelingen" dan naar kleuren.

1.4 Additieve kleurmenging

Hierbij wordt door toevoeging van andere kleuren een helderder resultaat bereikt.
Dit treedt op als lichtkleuren worden gemengd.
Bijv. Rood en groen tezamen geven geel licht.
Rood, groen en blauw tezamen geven wit licht.

We verduidelijken even bij 1.5.

Bij het zien heeft men steeds te maken met licht. Zo kunnen we gebruik maken van
gekleurd licht of van verfstoffen die lichtstralen weerkaatsen en of absorberen. Er
bestaan twee soorten mengingen. De eerste is het mengen van licht en de tweede is het
mengen van verf.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
7

1.5 Licht versus verf

LICHT VERF
ADDITIEVE MENGING SUBTRACTIEVE MENGING

Oog primaire Primaire kleuren


Rood Rood
Groen Geel
Blauw Blauw

Zwart
Oog binaire Door al de kleuren met elkaar te mengen.
R * + B * > MAGENTA (lichtroze) *
R * + GR * > GEEL *
B * + GR * > CYAAN (lichtblauw) *
(dit wordt weergegeven in de figuur
hierboven).

Oog triaire
De drie oog primaire of 2 of 3 oog binaire
kleuren in ongelijke hoeveelheden
gemengd.
Verschillende oranje *, groene * en violette
* mengkleuren kunnen hier gevormd
worden.

Wit licht
B * + R * + GR * > Wit (zie figuur boven).
MG * + G * + CY * > Wit (zie figuur boven).

Er bestaat dus een groot verschil tussen het mengen van licht en het mengen van verf.
Bij licht gaat men steeds meer licht bijvoegen. Bij het mengen van verf gaat men steeds
meer licht onttrekken.

Additief - Latijn: additio; optelling, toevoegen.

Subtractief - Latijn: subtrahere; onderwegtrekken, aftrekken.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
8

2. Invloeden op kleur

2.1 Licht
Ongetwijfeld heeft U al eens geprobeerd met een kleurenwaaier de kleur van uw tapijt of
ander object te evenaren en wanneer U het dan schilderde op een muur leek het totaal
anders. Dit noemt men metamerisme. Metamerisme wordt omschreven als één kleur dat
onder verschillend licht anders lijkt. De ene kleur is al meer onderhevig aan dit fenomeen
dan het ander. Vandaar dat U best onder verschillende lichtbronnen uw kleuren kiest.

Het type licht dat in een ruimte binnenvalt of schijnt is van groot belang bij het kiezen van
de juiste kleur.

2.1.1 Direct zonlicht


Direct zonlicht wordt beschouwd als het ideale licht om kleuren te bekijken gezien dit licht
een perfecte balans geeft tussen het warm (geel zonlicht) en koud (blauwe lucht)
spectrum. Noorderlicht is het koudst terwijl zuiderlicht warmer is. In deze ruimte kan je
duidelijk merken dat het directe zonlicht de meest echte kleurweergeving is.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
9

2.1.2 Indirect zonlicht


Natuurlijk zonlicht is niet consistent. Het verandert van zonsopgang, middag naar
avondzon. Een mooie avondzon heeft een subtiel karakter op de kleuren van een ruimte
zoals je hiernaast kunt merken.

2.1.3 Kunstlicht
De kleureninterpretatie onder gloeilampen of halogeenspots komt veel warmer over, de
rode en gele kleuren worden duidelijker terwijl de blauwe en grijze tinten verzwakken.
Onder TL-lampen zullen de blauwgroene kleuren meer naar voor komen terwijl de rode
en gele minder zullen opvallen.

2.2 Glansgraden

Ook glansgraden kunnen een invloed hebben op licht.


Mat
Satijn of zijdeglans
Hoogglanslak of blinkend

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
10

2.3 Materiaal (object)

Verschil van materialen kunnen de glansgraden beïnvloeden. Denk maar aan gladde of
gestructureerde oppervlakken.
Indien men een glad of gestructureerd oppervlak in de zelfde kleur zou schilderen zal dit
overkomen alsof er een verschil in kleur is.

3. Belang van kleuren voor de huisschilder

3.1 Identificatie en markering


Identificatie en markering van verschillende ondergronden vinden we eerder terug bij
industriële schilderwerken waarbij de kleur een bepaalde betekenis krijgt.
Bijvoorbeeld: een gele buis in een bepaald RAL kleur betekent dat deze dient voor gas,
paars/zwart - zoutzuur, een blauwe buis - koud water, een rode buis - warm water, enz.

3.2 Decoratie

Het maken van een juiste kleurenharmonie (een evenwicht in kleur) is voor de
huisschilder heel belangrijk.
Hierbij zal de schilder zich moeten baseren op reeds aanwezige kleuren (meubilair,
vloeren, enz.) en zich hierop verder baseren.

Door het juiste evenwicht in kleur te vinden creëert men bijvoorbeeld een rustige, warme,
koele of indien gewenst een "schreeuwerige" ruimte.
Het gebruik maken van "optische" effecten kan dan zeer belangrijk zijn, hierdoor kan men
bijvoorbeeld een kleine kamer groter doen lijken en een hoge kamer lager doen lijken.
Hier keren we later in de cursus op terug.

3.3 Bescherming

Het pigment dat toegevoegd is aan verf heeft nog een andere functie dan het
"reflecteren" van een kleur; namelijk ook het beschermen van de ondergrond.
Door het reflecteren van UV-stralen (ultraviolet) die ook aanwezig zijn in zonnelicht
behoeden zij de ondergrond voor de schadelijke invloeden van deze stralen.
Ook de keuze van de kleur speelt hierin een grote rol, rode tinten zijn zeer gevoelig aan
UV en worden hierdoor zeer snel aangetast, de groene tinten daarentegen bieden hier
een betere weerstand.
Bij de keuze van kleur dient ook rekening gehouden te worden met grijswaarde van een
kleur, hoe donkerder; hoe meer zonreflectie deze zal opnemen en in de zomermaanden
des te warmer het oppervlak zal worden, de oppervlaktetemperatuur kan zo al snel
oplopen tot ca. 85°!
Werkt men met een "transparant" verfsysteem dan dient gelet te worden op het aanwezig
zijn van een "UV-filter" ter bescherming van de ondergrond.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
11

4. Uitéénzetting van de kleuren

4.1 Éénvoudige kleurencirkel

Het was Johannes Itten die het kleurenwiel ontwikkelde in de jaren dertig van de vorige
eeuw.
Het is samengesteld uit 12 pure kleuren.

Hier een uitéénzetting van die kleurencirkel.

Kleuren worden verdeeld in drie groepen:


- primaire kleuren,
- secundaire kleuren,
- tertiaire kleuren.

4.1.1 De primaire kleuren


De primaire kleuren of hoofdkleuren zijn rood, geel en blauw.
Het zijn kleuren die door geen enkele vermenging kunnen bekomen worden.

De primaire kleuren op de kleurencirkel

Rood

Blauw Geel

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
12

4.1.2 De secundaire kleuren


De secundaire kleuren zijn kleuren die bekomen worden door menging van twee primaire
kleuren.

De secundaire kleuren op de kleurencirkel

Rood

Paars Oranje

Blauw

Geel

Groen

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
13

4.1.3 De tertiaire kleuren

De tertiaire kleuren zijn kleuren die bekomen worden door gelijke delen primaire en
secundaire kleuren te mengen.

De tertiaire kleuren op de kleurencirkel

Rood
Rood
Roodpaars Roodoranje

Paars Oranje

Blauwpaars Geeloranje

Blauw Geel

Blauwgroen Geelgroen
Groen

5. De complementaire kleuren

Complementaire is de Franse benaming voor “aanvullend”.


Bij de complementaire kleuren gaat het steeds om een secundaire kleur met de daarin
niet voorkomende primaire kleur.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
14

5.1 Hoe zoeken we de complementaire kleur van een primaire kleur

We nemen een hoofdkleur en we zien welke twee hoofdkleuren we niet hebben, deze
mengen we met elkaar en zo vinden we de complementaire kleur.
De complementaire kleuren zijn de kleuren die in rechte lijn tegenover elkaar liggen op
de kleurencirkel.

Als we de primaire kleur ROOD nemen zijn de primaire kleuren die we missen GEEL en
BLAUW. Als men dus geel en blauw mengt krijgt men GROEN. De complementaire kleur
van ROOD is dus GROEN.

De complementaire kleur van BLAUW is ORANJE (oranje = geel + rood).


De complementaire kleur van GEEL is PAARS (paars = blauw + rood).

Stel dat men een groene kleur moet maken en de groene kleur nog te veel blauw bevat
dan kan men dit blauw onttrekken door zijn complementaire kleur te gebruiken.
In dit geval rood en geel.

De complementaire kleuren op de kleurencirkel

Rood

Paars Oranje

Blauw Geel

Groen

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
15

6. De kleurentoontrappen
Indien men twee primaire kleuren neemt en steeds een beetje van het ene bij het andere
gaat toevoegen, bekomt men een variante van kleuren, de kleurentoontrap genoemd.
Deze zijn allen zuivere kleuren en zijn gemengd uit een of twee primaire kleuren en
bevatten geen wit of zwart.

Geel
Geelachtig -geeloranje

Oranje

Rood -oranje

Roodachtig –roodoranje

Rood

7. De Grijswaardeschaal
Indien men wit en zwart neemt en steeds een beetje van het ene bij het andere gaat
toevoegen, bekomt men een variante van grijstinten, de grijswaardeschaal genoemd.
Mengt men een kleur aan met enkel wit dan spreekt men van verzadigingstrappen.
Mengt men een kleur aan met enkel zwart dan spreekt men van donkertrappen.

Optisch gezien lijkt het ook alsof van links naar rechts de cirkels verkleinen maar dit is
omwille van de tinten die donkerder worden.
Dit komt verder in de cursus nog aan bod.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
16

8. Warme en koude kleuren


Alle kleuren die aan vuur doen denken zijn warme kleuren.

Rood
Oranje
Geel
Roodbruin
Gele oker
Rode oker

Alle kleuren die naar het blauwe neigen zijn koude kleuren.

Blauwgroen
Blauwviolet
IJsblauw

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
17

9. Verzadigde en onverzadigde kleuren


Een optimaal verzadigde kleur is de kleur in haar zuiverste toestand, ze bezit een sterke
helderheid. Een kleur verliest haar verzadigingsgraad door toevoeging van wit, zwart,
grijs of een andere kleur.

Onverzadigde kleuren - verminderde straalkracht


wit = afzwakken
zwart = afstompen
grijs = dempen
andere kleur = besmetten

9.1 De helderheid
De helderheid van een kleur wordt bepaald door de hoeveelheid zwart die in een kleur
aanwezig is. Bij het toevoegen van zwart verdwijnt de helderheid en wordt de kleur
aangetast (onzuiver).

Zuivere Aangetaste kleur door


heldere kleur toevoeging van zwart

9.2 De verzadiging
Verzadiging is de sterkte of intensiteit (ook wel chromatisiteit genoemd) van een kleur.
We kunnen ook spreken van een pure volle kleur zoals helderrood.

Weinig verzadiging
Zuivere heldere en door toevoeging
kleur (verzadigd). van wit zal de kleur
ook verzachten.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
18

10. De kleur heeft een invloed op de materie

Kijk naar de tekening hieronder.


Het eerste vlak is wit met een zwarte achtergrond, het tweede is zwart met een witte
achtergrond.
Als men beide vlakken aandachtig gaat bekijken, zal je het opvallen dat het witte vlak
groter schijnt te lijken dan het zwarte vlak.
Dit komt door het overstralen van het witte weerkaatste licht.

Als men nu een geel vlak plaatst op een zwarte achtergrond en een even groot maar
blauw vlak plaatst op een zwarte achtergrond, zal het blijken dat het gele vlak groter lijkt
dan het blauwe en zal men ook zien dat het gele vlak naar voren schijnt te komen terwijl
het blauwe vlak schijnt te wijken.

11. Kleur en Ruimte

Men kan de perceptie van ruimtes beïnvloeden door het gebruik van kleur. Het is in feite
cruciaal om te weten hoe kleuren ruimtes beïnvloeden. De meeste decorateurs grijpen
naar de theorie van Johannes Itten: “De zeven Contrasten van Kleur”.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
19

11.1 Ruimtelijke illusies


Om een ruimte groter te doen lijken, schilder het in een licht of koud kleur. Lichte kleuren
geven meer licht af en creëren meer afstand dan donkere kleuren. Koude kleuren zoals
blauw, groen en paars lijken altijd verder weg dan warme kleuren. Gebruik deze tips voor
een ruimte groter en luchtiger te maken. Ruimtelijke illusie is gebaseerd op “warm-koud”,
“licht-donker” en “hoeveelheid-contrast”.

11.2 Intimiteiteffecten
Zoekt U een warmere sfeer, gebruik warme of donkere kleuren. Kleurtonen zoals oranje,
bruin en rood warmen ruimtes op en geven het een vriendelijk uiterlijk. Donkere kleuren
geven eerder intimiteit. Het intimiteiteffect wordt bekomen door warmte - koude en
kwantiteitscontrasten.

11.3 Plafondeffecten
Bij een te hoog plafond gebruikt men best donkere, warme kleuren of kleuren die minder
verzadigd zijn om het visueel lager te krijgen. Daarenboven verkrijgt men een intiemere
omgeving. Gebruik lichte, koude of meer gesatureerde (verzadigde) kleuren om een
plafond hoger te doen lijken. Het hoogte- of laagte-effect bekomt men dus door een
combinatie van warm-koud, licht-donker en kwantiteitscontrasten.

11.4 Architecturale details

Architecturale details zoals sierlijsten, plinten, ramen en ornamenten op het plafond zijn
objecten die men niet mag negeren. Schilder deze objecten in een lichtere kleur dan de
muren en met meer glans om ze te accentueren. Ze zullen beter licht reflecteren. Het
accentueren van objecten doet men via het licht-donker principe en verschillende
glansgraden.
Indien er architecturale details zijn die u storen, schilder de kamer volledig in hetzelfde
kleur. Vermijd contrasteffecten op oneffen, lelijk gedecoreerde muren.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
20

11.5 Het gebruik van strepen


1. Gebruik verticale strepen om muren en plafonds hoger te doen lijken.
2. Horizontale strepen kunnen de illusie creëren date en ruimte breder, langer is en
verlaagt het plafond.
3. Gebruik diagonale strepen om een gevoel van beweging te creëren.

12. Optische effecten

Een hoog plafond lijkt lager in een warme, of


donkere kleur. Een nog lager effect krijg je door
de kleur van het plafond op de muur door te laten
lopen.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
21

Gebruiken we voor de vloer ook een donkere of


warmere kleur, lijkt de kamer nog lager.

Een laag plafond lijkt hoger in een lichte of koele kleur.


Bij gebruik van alleen lichte kleuren voor muren is dit
effect minimaal.

De muur aan een lange wand lijkt minder ver weg als
we een donkere of warme kleur aanbrengen. Een
smalle kamer lijkt minder benauwend als we de
zijwanden in een koele, lichte kleur schilderen.

Indien je de nadruk wilt leggen op de open haard,


boekenkast, … doe je dat door de muur erachter in een
levendige kleur te schilderen.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
22

Minder fraaie elementen, zoals radiatoren,


inbouwkasten, vallen minder op als ze in dezelfde
kleur als de muur worden afgewerkt.

13. De kleursystemen

De meest gebruikte systemen zijn de N.C.S. en de RAL systemen.

13.1 RAL

Duits systeem: deze kleurdocumentatie is Europees aanvaard en de kleurformules zijn


door iedere verffabrikant te maken. Er zijn ongeveer 250 bruikbare kleuren + een 20-tal
metaalkleuren. Zeer beperkte keuze.
RAL= Reichsausschuss Fur Lieferbedingungen.

13.2 NCS

Het meest gekende systeem bestaande uit ongeveer 2000 kleuren.


Dit komt van een Zweeds kleurinstituut. Zij maken documentatie en geven cursussen,
maar maken géén verf.
NCS wordt veel gebruikt door architecten en interieurarchitecten, dit is een zeer perfect
Systeem.

13.3 De NCS waaier

De chromatische kleuren: rood – blauw - geel – groen.

De achromatische kleuren of neutrale kleuren zijn: wit – zwart – grijs.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
23

De zes elementaire kleuren zijn:

wit zwart geel rood blauw groen

Voorbeeld: S 1050 Y90R

S = second edition
10 = zwartgehalte (s)
50 = chromatisiteit (verzadiging of saturatie)
Y = 10 procent geel
90 R = 90 procent rood

Het witgehalte wordt niet afzonderlijk vermeld maar wel met de volgende formule
berekend:

100% -S% -C% = Witgehalte in %

Voorbeeld: 100% - 10 (zwartgehalte) –50 (chromatisiteit ) = 40% witgehalte.

Y 90 R noemt men de kleurtoon en beschrijft de mate van gelijkenis tussen geel en rood.

1050 noemt men de nuance. Dit is de mate van gelijkenis met zwart, in dit geval 10% en
met de maximale chromatisiteit die 50 bedraagt.

Zuivere grijzen hebben geen kleurtoon en worden alleen door hun nuance aangeduid.

13.3.1 De NCS kleurenruimte

In dit driedimensionale model kunnen alle denkbare oppervlaktekleuren gepositioneerd


worden en een NCS-notatie krijgen.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
24

13.3.2 De NCS kleurendriehoek


Dit is een verticale doorsnede van de NCS dubbele kleurenkegel op één van de 100
fragmenten. Op de afbeelding gaat het om Y90R. Hierin worden alle nuances getoond
van de kleurtoon Y90R tussen wit, zwart en de volle chromatische kleur.

13.3.2 De NCS kleurencirkel


Een horizontale doorsnede door de kern van de dubbele kleurenkegel levert een cirkel
op waarop de vier chromatische kleuren geplaatst zijn als de vier richtpunten van een
kompas. Elk kwadrant tussen die vier punten is verdeeld in 100 gelijke fragmenten en
elke 10 stappen komt overeen met één pagina uit de atlas die de kleurtoon voorstelt.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
25

13.4 Uiteenzetting van het NCS kleursysteem

NCS kleurenruimte.

NCS kleurendriehoek NCS kleurencirkel

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
26

14. Begrippen omtrent kleur


Iedere kleur heeft drie eigenschappen (variabelen).
- De kleurtoon.
- De kleurlichtheid (intensiteit of helderheid).
- De kleurverzadiging (chromatisiteit of saturatie).

In Engelse termen is dit:


- kleurtoon = Hue,
- helderheid = Ligtness,
- verzadiging = Saturation.

14.1 De kleurtoon
Met de kleurtoon bedoelen we het chromatische aspect van een kleur. De kleurtoon duidt
op de eigenlijke naam van een kleur. Deze kleuren bevinden zich op de kleurencirkel.

14.2 De kleurlichtheid

De lichtwaarde van een kleur.


De kleurlichtheid duidt op de waarde waarin een kleur licht of donker is. Een kleur met
een grote lichtwaarde is dus een lichte kleur of een kleur vermengd met een grote
hoeveelheid wit. Bijvoorbeeld lichtblauw heeft een grotere lichtwaarde dan het zuivere
blauw. Het zuivere blauw heeft dan weer een grotere lichtwaarde dan het donkerblauw.
Elke zuivere kleurtoon heeft bovendien zijn eigen lichtheid. Zo bezit geel een hoge
lichtwaarde in tegenstelling tot bvb. paars.

14.3 De kleurverzadiging

Kleurwaarde. Wanneer we spreken over saturatie of verzadiging van een kleur,


bespreken we de kleurzuiverheid van een kleur. De mate waarin een kleur vrij is van een
achromatische component (wit - grijs - zwart) bepaald de mate van verzadiging. De
kleuren op de kleurencirkel zijn verzadigd. Alle primaire en secundaire kleuren hebben
een absolute kleurzuiverheid, maar een kleur vermengd met een beetje zwart of wit of
met een complementaire kleur is niet meer verzadigd en boet in op zijn kleurwaarde.
Verzadigde kleuren stralen krachtig in tegenstelling tot verlichte, verdonkerde of
grijstinten.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
27

15. Kleurcontrasten en kleurharmonieën

15.1 Kleurcontrasten

Kleurcontrasten ontstaan doordat twee of meer kleuren naast elkaar aanwezig zijn. Het
verschil dat dan ontstaat, noemen we het contrast. Hoe zuiverder de kleur hoe sterker
het contrast zal zijn. Als we twee kleuren uit onze kleurencirkel kiezen die ver van elkaar
liggen dan is het kleurencontrast heel groot.

Koud - warmcontrast
Als men de kleurencirkel zou halveren in twee gelijke delen krijgen we een deel met de
warme kleuren en een deel met de koude kleuren. De kleuren die recht over elkaar
liggen vormen het sterke contrast.

Kleur – tegen – kleurcontrast


Het contrast tussen de kleuren is minimaal. Er wordt meestal gewerkt met kleuren die
naast elkaar liggen in de kleurencirkel en verschillende tinten hiervan.

Complimentair contrast
Dit zijn alle combinaties die in de kleurencirkel precies tegenover elkaar liggen.
Bijvoorbeeld: paars – oranje.

Licht – donkercontrast
Dit zijn alle combinaties tussen licht en donker bijvoorbeeld blauw en geel.

Kwaliteitscontrast
Dit zijn contrasten tussen kleuren van duidelijk verschillende grijswaarden en
verzadiging.

Kwantiteitscontrast
Dit is een hoeveelheidscontrast tussen een groot en een klein oppervlak.

15.2 Kleurharmonieën

Een kleurenharmonie bekomt men als een combinatie van kleuren mooi wordt bevonden.
We kunnen er van uitgaan dat een combinatie goed is wanneer deze is opgebouwd uit
een wetmatige samenhang. Dit zijn de combinaties die we volgens een kleurencirkel
samenstellen.

Monochrome harmonie
Deze bestaat slechts uit één kleurtoon en daarvan een aantal nuances, alles in groen
bijvoorbeeld. Dit noemen ze ton sur ton (toon in toon).

Polychrome harmonie
Dit is een combinatie van meerdere kleurtonen.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
28

Achromaten
Dit zijn alle nuances tussen zwart en wit. Het zijn de neutrale kleuren ofwel de grijzen.

Analoge harmonie
De analoge of naastliggende harmonie is een combinatie die net iets verder uit elkaar ligt
als de monochrome harmonie.

16. Optische effecten bij een buitengevel


Hier kan men zien hoe kleuren een invloed hebben op een gebouw.
Op de eerste tekening liggen de zware (donkere) kleuren van boven. Dit geeft een
verkeerd effect. De donkere of zware kleuren plaatst men best onderaan zoals in de
tweede tekening. Men kan ook zien dat als men de donkere kleuren onderaan plaatst er
optisch gezien een verhogend effect wordt verkregen. Het gebouw schijnt hoger te zijn.
Dit heeft men ook toegepast op de Eifeltoren waar men gebruik heeft gemaakt van drie
grijstinten om het verhogend effect te creëren.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
29

17. Vragenlijst

1 Welke zijn de primaire kleuren?

2 Welke zijn de secundaire kleuren?

3 Welke zijn de tertiaire kleuren?

4 Welke zijn de complementaire kleuren?

5 Wat is een kleurentoontrap?

6 Hoe verander je de grijswaarde van een kleur?

7 Wat gebeurt er indien drie primaire kleuren samengevoegd worden?

8 Wat betekent NCS?

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
30

18. Colofon

Sectorverantwoordelijke: Remi Cornelis.

Cursusverantwoordelijke: Herwig Spitaels.

Didactiek en lay-out: Herwig Spitaels.

Medewerkers: Sandra Van Wesemael.

Versie: september 2006.

Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006

You might also like