Professional Documents
Culture Documents
Kleurenleer
Kleurenleer
Kleurenleer
Inhoudsopgave
Blz.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
3
Situering
Doelstelling
Deze module heeft tot doel de cursist – huisschilder wegwijs te maken in
kleurenbegrippen en kleursystemen in het vak en er voldoende kennis van op te bouwen.
De opvatting van deze cursus is de beknopte teksten voldoende te ondersteunen, door
voldoende demomateriaal en vakkundige uitleg van de instructeur, om als dusdanig de
cursist via visuele vaststellingen ondersteuning te geven.
Het is niet de bedoeling dat het enkel bij aanleren van kennis blijft.
Deze cursus moet gepaard gaan met voldoende praktijkoefeningen.
Hierbij komen de noodzakelijke demonstraties van de instructeur en het verder laten
oefenen door de cursist tot een kwalitatief, economisch, esthetisch en aanvaardbaar
resultaat bereikt wordt.
Dit wordt beëindigd met een open evaluatie.
Dit pakket kan tevens na de cursus ook dienst doen als naslagwerk.
Het bevat vele nuttige tips die de huisschilder problemen kan helpen voorkomen.
Dit pakket bevat een aantal evaluatievragen, waarmee kan gepeild worden naar de
kennis van de cursist.
De bedoeling is dat er een praktijkproef wordt gedaan tijdens de syntheseoefening
basisvaardigheden, waarvan het resultaat nadien besproken wordt met de cursist en
vermeld wordt op het opvolgingsformulier.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
4
Als één van deze elementen ontbreekt kunnen we geen kleuren meer zien.
Rood Geel
Infrarood
Rood
Zonlicht Oranje
Geel
Groen
Blauw
Indigo
Violet
Ultraviolet
Prisma
In de regenboog zijn rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet duidelijk
zichtbaar.
Infrarood en ultraviolet daarentegen niet omdat zij door het menselijk oog niet
kunnen waargenomen worden.
Kleurenleer
Kleurenleer
Cursuscode:
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave:
0102/C/13 Uitgave:september
september2006
2006
5
Gaan we het zonlicht vervangen door een andere lichtbron dan zal dit ook de uiteindelijk
zichtbare kleur mee bepalen.
Bijvoorbeeld: onder straatlampen kan je auto een "ander kleur" hebben dan overdag.
Lampen met een rode schijn doen het vlees er "mooier" uitzien bij de beenhouwer, enz.
Bijvoorbeeld: als zonnelicht op bladeren of op gras schijnt, zullen deze "objecten" een
deel van het spectrum absorberen en er een deel van weerkaatsen, zo verschijnt voor
ons de groene kleur.
Gaan we het object "verf" bekijken komen wij deels met andere wetmatigheden.
Hier wordt de reflectie bekomen door een weerkaatsing op/door hoofdzakelijk
"pigmenten" die voor een specifieke kleur zullen zorgen.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
6
Hierbij wordt door toevoeging van andere kleuren een helderder resultaat bereikt.
Dit treedt op als lichtkleuren worden gemengd.
Bijv. Rood en groen tezamen geven geel licht.
Rood, groen en blauw tezamen geven wit licht.
Bij het zien heeft men steeds te maken met licht. Zo kunnen we gebruik maken van
gekleurd licht of van verfstoffen die lichtstralen weerkaatsen en of absorberen. Er
bestaan twee soorten mengingen. De eerste is het mengen van licht en de tweede is het
mengen van verf.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
7
LICHT VERF
ADDITIEVE MENGING SUBTRACTIEVE MENGING
Zwart
Oog binaire Door al de kleuren met elkaar te mengen.
R * + B * > MAGENTA (lichtroze) *
R * + GR * > GEEL *
B * + GR * > CYAAN (lichtblauw) *
(dit wordt weergegeven in de figuur
hierboven).
Oog triaire
De drie oog primaire of 2 of 3 oog binaire
kleuren in ongelijke hoeveelheden
gemengd.
Verschillende oranje *, groene * en violette
* mengkleuren kunnen hier gevormd
worden.
Wit licht
B * + R * + GR * > Wit (zie figuur boven).
MG * + G * + CY * > Wit (zie figuur boven).
Er bestaat dus een groot verschil tussen het mengen van licht en het mengen van verf.
Bij licht gaat men steeds meer licht bijvoegen. Bij het mengen van verf gaat men steeds
meer licht onttrekken.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
8
2. Invloeden op kleur
2.1 Licht
Ongetwijfeld heeft U al eens geprobeerd met een kleurenwaaier de kleur van uw tapijt of
ander object te evenaren en wanneer U het dan schilderde op een muur leek het totaal
anders. Dit noemt men metamerisme. Metamerisme wordt omschreven als één kleur dat
onder verschillend licht anders lijkt. De ene kleur is al meer onderhevig aan dit fenomeen
dan het ander. Vandaar dat U best onder verschillende lichtbronnen uw kleuren kiest.
Het type licht dat in een ruimte binnenvalt of schijnt is van groot belang bij het kiezen van
de juiste kleur.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
9
2.1.3 Kunstlicht
De kleureninterpretatie onder gloeilampen of halogeenspots komt veel warmer over, de
rode en gele kleuren worden duidelijker terwijl de blauwe en grijze tinten verzwakken.
Onder TL-lampen zullen de blauwgroene kleuren meer naar voor komen terwijl de rode
en gele minder zullen opvallen.
2.2 Glansgraden
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
10
Verschil van materialen kunnen de glansgraden beïnvloeden. Denk maar aan gladde of
gestructureerde oppervlakken.
Indien men een glad of gestructureerd oppervlak in de zelfde kleur zou schilderen zal dit
overkomen alsof er een verschil in kleur is.
3.2 Decoratie
Het maken van een juiste kleurenharmonie (een evenwicht in kleur) is voor de
huisschilder heel belangrijk.
Hierbij zal de schilder zich moeten baseren op reeds aanwezige kleuren (meubilair,
vloeren, enz.) en zich hierop verder baseren.
Door het juiste evenwicht in kleur te vinden creëert men bijvoorbeeld een rustige, warme,
koele of indien gewenst een "schreeuwerige" ruimte.
Het gebruik maken van "optische" effecten kan dan zeer belangrijk zijn, hierdoor kan men
bijvoorbeeld een kleine kamer groter doen lijken en een hoge kamer lager doen lijken.
Hier keren we later in de cursus op terug.
3.3 Bescherming
Het pigment dat toegevoegd is aan verf heeft nog een andere functie dan het
"reflecteren" van een kleur; namelijk ook het beschermen van de ondergrond.
Door het reflecteren van UV-stralen (ultraviolet) die ook aanwezig zijn in zonnelicht
behoeden zij de ondergrond voor de schadelijke invloeden van deze stralen.
Ook de keuze van de kleur speelt hierin een grote rol, rode tinten zijn zeer gevoelig aan
UV en worden hierdoor zeer snel aangetast, de groene tinten daarentegen bieden hier
een betere weerstand.
Bij de keuze van kleur dient ook rekening gehouden te worden met grijswaarde van een
kleur, hoe donkerder; hoe meer zonreflectie deze zal opnemen en in de zomermaanden
des te warmer het oppervlak zal worden, de oppervlaktetemperatuur kan zo al snel
oplopen tot ca. 85°!
Werkt men met een "transparant" verfsysteem dan dient gelet te worden op het aanwezig
zijn van een "UV-filter" ter bescherming van de ondergrond.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
11
Het was Johannes Itten die het kleurenwiel ontwikkelde in de jaren dertig van de vorige
eeuw.
Het is samengesteld uit 12 pure kleuren.
Rood
Blauw Geel
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
12
Rood
Paars Oranje
Blauw
Geel
Groen
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
13
De tertiaire kleuren zijn kleuren die bekomen worden door gelijke delen primaire en
secundaire kleuren te mengen.
Rood
Rood
Roodpaars Roodoranje
Paars Oranje
Blauwpaars Geeloranje
Blauw Geel
Blauwgroen Geelgroen
Groen
5. De complementaire kleuren
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
14
We nemen een hoofdkleur en we zien welke twee hoofdkleuren we niet hebben, deze
mengen we met elkaar en zo vinden we de complementaire kleur.
De complementaire kleuren zijn de kleuren die in rechte lijn tegenover elkaar liggen op
de kleurencirkel.
Als we de primaire kleur ROOD nemen zijn de primaire kleuren die we missen GEEL en
BLAUW. Als men dus geel en blauw mengt krijgt men GROEN. De complementaire kleur
van ROOD is dus GROEN.
Stel dat men een groene kleur moet maken en de groene kleur nog te veel blauw bevat
dan kan men dit blauw onttrekken door zijn complementaire kleur te gebruiken.
In dit geval rood en geel.
Rood
Paars Oranje
Blauw Geel
Groen
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
15
6. De kleurentoontrappen
Indien men twee primaire kleuren neemt en steeds een beetje van het ene bij het andere
gaat toevoegen, bekomt men een variante van kleuren, de kleurentoontrap genoemd.
Deze zijn allen zuivere kleuren en zijn gemengd uit een of twee primaire kleuren en
bevatten geen wit of zwart.
Geel
Geelachtig -geeloranje
Oranje
Rood -oranje
Roodachtig –roodoranje
Rood
7. De Grijswaardeschaal
Indien men wit en zwart neemt en steeds een beetje van het ene bij het andere gaat
toevoegen, bekomt men een variante van grijstinten, de grijswaardeschaal genoemd.
Mengt men een kleur aan met enkel wit dan spreekt men van verzadigingstrappen.
Mengt men een kleur aan met enkel zwart dan spreekt men van donkertrappen.
Optisch gezien lijkt het ook alsof van links naar rechts de cirkels verkleinen maar dit is
omwille van de tinten die donkerder worden.
Dit komt verder in de cursus nog aan bod.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
16
Rood
Oranje
Geel
Roodbruin
Gele oker
Rode oker
Alle kleuren die naar het blauwe neigen zijn koude kleuren.
Blauwgroen
Blauwviolet
IJsblauw
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
17
9.1 De helderheid
De helderheid van een kleur wordt bepaald door de hoeveelheid zwart die in een kleur
aanwezig is. Bij het toevoegen van zwart verdwijnt de helderheid en wordt de kleur
aangetast (onzuiver).
9.2 De verzadiging
Verzadiging is de sterkte of intensiteit (ook wel chromatisiteit genoemd) van een kleur.
We kunnen ook spreken van een pure volle kleur zoals helderrood.
Weinig verzadiging
Zuivere heldere en door toevoeging
kleur (verzadigd). van wit zal de kleur
ook verzachten.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
18
Als men nu een geel vlak plaatst op een zwarte achtergrond en een even groot maar
blauw vlak plaatst op een zwarte achtergrond, zal het blijken dat het gele vlak groter lijkt
dan het blauwe en zal men ook zien dat het gele vlak naar voren schijnt te komen terwijl
het blauwe vlak schijnt te wijken.
Men kan de perceptie van ruimtes beïnvloeden door het gebruik van kleur. Het is in feite
cruciaal om te weten hoe kleuren ruimtes beïnvloeden. De meeste decorateurs grijpen
naar de theorie van Johannes Itten: “De zeven Contrasten van Kleur”.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
19
11.2 Intimiteiteffecten
Zoekt U een warmere sfeer, gebruik warme of donkere kleuren. Kleurtonen zoals oranje,
bruin en rood warmen ruimtes op en geven het een vriendelijk uiterlijk. Donkere kleuren
geven eerder intimiteit. Het intimiteiteffect wordt bekomen door warmte - koude en
kwantiteitscontrasten.
11.3 Plafondeffecten
Bij een te hoog plafond gebruikt men best donkere, warme kleuren of kleuren die minder
verzadigd zijn om het visueel lager te krijgen. Daarenboven verkrijgt men een intiemere
omgeving. Gebruik lichte, koude of meer gesatureerde (verzadigde) kleuren om een
plafond hoger te doen lijken. Het hoogte- of laagte-effect bekomt men dus door een
combinatie van warm-koud, licht-donker en kwantiteitscontrasten.
Architecturale details zoals sierlijsten, plinten, ramen en ornamenten op het plafond zijn
objecten die men niet mag negeren. Schilder deze objecten in een lichtere kleur dan de
muren en met meer glans om ze te accentueren. Ze zullen beter licht reflecteren. Het
accentueren van objecten doet men via het licht-donker principe en verschillende
glansgraden.
Indien er architecturale details zijn die u storen, schilder de kamer volledig in hetzelfde
kleur. Vermijd contrasteffecten op oneffen, lelijk gedecoreerde muren.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
20
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
21
De muur aan een lange wand lijkt minder ver weg als
we een donkere of warme kleur aanbrengen. Een
smalle kamer lijkt minder benauwend als we de
zijwanden in een koele, lichte kleur schilderen.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
22
13. De kleursystemen
13.1 RAL
13.2 NCS
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
23
S = second edition
10 = zwartgehalte (s)
50 = chromatisiteit (verzadiging of saturatie)
Y = 10 procent geel
90 R = 90 procent rood
Het witgehalte wordt niet afzonderlijk vermeld maar wel met de volgende formule
berekend:
Y 90 R noemt men de kleurtoon en beschrijft de mate van gelijkenis tussen geel en rood.
1050 noemt men de nuance. Dit is de mate van gelijkenis met zwart, in dit geval 10% en
met de maximale chromatisiteit die 50 bedraagt.
Zuivere grijzen hebben geen kleurtoon en worden alleen door hun nuance aangeduid.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
24
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
25
NCS kleurenruimte.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
26
14.1 De kleurtoon
Met de kleurtoon bedoelen we het chromatische aspect van een kleur. De kleurtoon duidt
op de eigenlijke naam van een kleur. Deze kleuren bevinden zich op de kleurencirkel.
14.2 De kleurlichtheid
14.3 De kleurverzadiging
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
27
15.1 Kleurcontrasten
Kleurcontrasten ontstaan doordat twee of meer kleuren naast elkaar aanwezig zijn. Het
verschil dat dan ontstaat, noemen we het contrast. Hoe zuiverder de kleur hoe sterker
het contrast zal zijn. Als we twee kleuren uit onze kleurencirkel kiezen die ver van elkaar
liggen dan is het kleurencontrast heel groot.
Koud - warmcontrast
Als men de kleurencirkel zou halveren in twee gelijke delen krijgen we een deel met de
warme kleuren en een deel met de koude kleuren. De kleuren die recht over elkaar
liggen vormen het sterke contrast.
Complimentair contrast
Dit zijn alle combinaties die in de kleurencirkel precies tegenover elkaar liggen.
Bijvoorbeeld: paars – oranje.
Licht – donkercontrast
Dit zijn alle combinaties tussen licht en donker bijvoorbeeld blauw en geel.
Kwaliteitscontrast
Dit zijn contrasten tussen kleuren van duidelijk verschillende grijswaarden en
verzadiging.
Kwantiteitscontrast
Dit is een hoeveelheidscontrast tussen een groot en een klein oppervlak.
15.2 Kleurharmonieën
Een kleurenharmonie bekomt men als een combinatie van kleuren mooi wordt bevonden.
We kunnen er van uitgaan dat een combinatie goed is wanneer deze is opgebouwd uit
een wetmatige samenhang. Dit zijn de combinaties die we volgens een kleurencirkel
samenstellen.
Monochrome harmonie
Deze bestaat slechts uit één kleurtoon en daarvan een aantal nuances, alles in groen
bijvoorbeeld. Dit noemen ze ton sur ton (toon in toon).
Polychrome harmonie
Dit is een combinatie van meerdere kleurtonen.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
28
Achromaten
Dit zijn alle nuances tussen zwart en wit. Het zijn de neutrale kleuren ofwel de grijzen.
Analoge harmonie
De analoge of naastliggende harmonie is een combinatie die net iets verder uit elkaar ligt
als de monochrome harmonie.
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
29
17. Vragenlijst
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006
30
18. Colofon
Kleurenleer
Cursuscode: 0102/C/13 Uitgave: september 2006