H09 - Extra Opgaven - Uitwerking

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 5

Extra opgaven H9 - UITWERKING

1. Slinger
Hieronder is een plaats-tijd-grafiek
getekend van een slinger die een
harmonische trilling uitvoert.
a) Bepaal de trillingstijd.
T = 0,70 s
b) Bereken de frequentie van de
trilling.
ƒ= 1/T = 1,4 Hz
c) Bepaal de amplitude van de trilling.
A= 10,5 cm = 0,105 m
d) Bepaal de maximale snelheid met
de raaklijn methode.
Raaklijn in het steilste stuk →
v m a x = (∆u/∆t) r a a k l i j n = 0,30/0,33 = 0,91 m/s
e) Bepaal de maximale snelheid uit de amplitude en trillingstijd.
v m a x = 2· π·A / T = 2· π·0,105 / 0,70 = 0,94 m/s
f) Bepaal op welke tijdstippen de gereduceerde fase 0,25 is.
Op t = 0,18 s en 0,88 s
g) Bepaal op welke tijdstippen de gereduceerde fase 0 is.
Op t = 0,0 s en 0,70 s
h) Schrijf de plaatsfunctie op.
u(t) = A∙sin(2· π·t/T)
u(t) = 0,105∙sin(9,0∙t)

2. diagrammen
In de onderstaande figuur is een u(t) grafiek gegeven.
a) Schets in dezelfde figuur de (v,t)-grafïek.
b) Schets met een andere kleur ook de (a,t).-grafiek.
c) Schets de gereduceerde fase als functie van de tijd.

1
3. Veer
Een voorwerp van 350 g wordt aan een veer gehangen. De veer rekt hierdoor een eindje uit.
Het voorwerp wordt in een verticale trilling gebracht. De uitwijking rond de evenwichtsstand
is in de grafiek weergegeven.

a) Bereken de veerconstante van de veer.


T = 2,3 / 4 = 0,575 s
T =2·π·√(m/C) =>
C =4·π 2 ·m / T 2 = 4·π 2 ·0,35 / 0,575 2 = 42 N/m
b) Op welke momenten tijdens de trilling is de snelheid van het voorwerp het grootst?
Bij het passeren van de evenwichtsstand
c) Op welke momenten tijdens de trilling is de versnelling van het voorwerp het grootst?
In de uiterste standen!!!
d) Bereken hoever de veer is uitgerekt als het voorwerp stil hangt.
Fres = 0 => Fveer = Fz
Fz = m·g = 0,350∙9,81 =3,43 N
Fv= 3,43 N
u = Fveer / C = 3,43/42 = 0,082 m = 8,2 cm

4. Plank
Iemand van 70 kg staat midden op een plank die over een slootje ligt. De plank is een eindje
doorgezakt. De massa van de plank mag je verwaarlozen. Door in het goede tempo in en uit
te veren kan de persoon zichzelf in resonantie brengen. De frequentie waarbij de resonantie
maximaal is bedraagt 0,80 Hz.
Bereken hoever de plank was doorgezakt door het gewicht van de persoon.

In trilling:
T = 1 / f = 1 / 0,80 =1,25 s
C = 4·π 2 ·m / T 2 = 4·π 2 ·70 / 1,25 2 = 1,8·10 3 N/m

Stil op de plank:
F veer = F z = m·g = 70·9,8 = 686 N
u = F veer / C = 686 / 1,8·10 3 = 0,38 m

2
5. Lopende golf
Van een naar rechts lopende golf staat hieronder een momentopname weergegeven.

Op t = 0 passeerde het golffront de plaats x = 0. De trillingstijd is 0,10 s.


Voor punt P geldt: xP = 0,05 m.
a) Bepaal de voortplantingssnelheid van de golf.
Uit figuur: λ = 0,1 m
v = λ/T = 0,1 / 0,1 =1,0 m/s

b) Leid uit de momentopname af op welk tijdstip t de momentopname is gemaakt.


Δt = Δx/v = 0,16 / 1 = 0,16 s

c) Schets voor het punt P de u,t-grafiek voor de 0,10 s volgend op de momentopname

3
6. Koord
Door een koord loopt een golf. Op zeker tijdstip zet men de sluiter van een fototoestel open
voor een tijdopname van 0,25T. De stand van een stukje koord op het tijdstip dat de sluiter
opengaat, is hieronder weergegeven. Ook links en rechts van dit stukje koord waren vele
golven te zien. Bij enkele punten staat de bewegingsrichting van de trillende punten
aangegeven.

a) Leid uit de tekening af of de golf naar links of naar rechts beweegt.


b) Teken in de tekening wat op de foto te zien zal zijn na die belichtingstijd van 0,25T.

7. Duimpiano
In de figuur hiernaast is een zogenaamde duimpiano te
zien. Dit is een muziekinstrument dat bestaat uit een
houten blok met daarop 5 metalen strips. De strips kunnen
in trilling worden gebracht door ze met de duim naar
beneden te duwen en los te laten. Er ontstaat dan een
staande golf in de strip.
In de onderste figuur is een zijaanzicht van de duimpiano
te zien.

De tonen die door de strips worden voortgebracht, zijn


bekend. De frequenties waarmee de strips in hun
grondtoon trillen, zijn weergegeven in de tabel hieronder.

Strip 1 2 3 4 5
Toon Gis’’ C’’ F’ F’’ C’’’
Frequentie 831 52 349 69 1047
(Hz) 3 8

Van één van de strips is het geluid opgenomen en


weergegeven in de figuur hieronder:

4
a) Bepaal, aan de hand van bovenstaande figuur, van welke strip het geluid
opgenomen is.
Uit de figuur kan de trillingstijd bepaald worden.
10·T = 0,019 → T = 0,0019 s
f = 1 / T = 1/ 0,0019 = 526 Hz
Dus de opname is van strip 2 (C’’)

De lengte van de derde strip bedraagt 44 mm, de vierde strip is 30 mm.


b) Bepaal de voortplantingssnelheid van de golf in strip 3.
L = ¼ λ
λ = 4 · 0,044 = 0,176 m
v = λ·f = 0,176 · 349 = 61 m/s

c) Laat zien dat de voortplantingssnelheden van de golven in de strips 3 en 4 niet


gelijk zijn.
L = ¼ λ
λ = 4 · 0,030 = 0,120 m
v = λ·f = 0,120 · 698 = 84 m/s > 61 m/s

OF:

f4/f3 = 698 / 349 = 2 => f4 is 2x zo groot als f3


Als ze dezelfde golfsnelheid hebben moet volgens λ=v/f de
golflengte λ4 dan 2x kleiner zijn als λ3.
Dus moet L4 dan 2x kleiner zijn als L3.
Omdat L3/L4 = 44 / 30 = 1,5 ≠ 2 is de golfsnelheid niet
hetzelfde in strip 3 en 4

You might also like