Examen 1

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 8

1.

De voorzitter van de Amerikaanse centrale bank beweert dat de verslechtering van de


wereldeconomie het minder waarschijnlijk maakt dat de centrale bank de beleidsrente zal
optrekken. (a) Gebruik een diagram van het model van aggregatief aanbod en aggregatieve
vraag van de economie van de V.S. (hoofdstukken 32-33) om te analyseren wat op de korte
termijn de impact is van een hogere beleidsrente. Welke curve(s) verschuiven, in welke
richting, en waarom? Welke macro-economische variabelen stijgen of dalen? Leg uit. (b) Laat
in hetzelfde diagram zien wat er gebeurt op de korte termijn als (bovenop de verhoging van
de beleidsrente), de wereldeconomie verslechtert. Welke curve(s) verschuiven, in welke
richting, en waarom? Welke macro-economische variabelen stijgen of dalen? Leg uit. (c) Op
basis van je antwoorden in (a) en (b), leg uit waarom dat de verslechtering van de
wereldeconomie het minder waarschijnlijk maakt dat de Amerikaanse centrale bank de
beleidsrente zal optrekken.

(a) Beleidsrente stijgt: banken gaan minder geld lenen bij CB  banken zullen zelf minder
geld uitlenen en meer sparen  markrente stijgt  vraag naar geld zal dalen  AV naar
goederen en diensten zal dalen
(b) Ongunstige toekomstperspectieven: consumptie door consumenten zal dalen,
investeringen door bedrijven ook wegens gebrek aan vertrouwen  AV naar goederen
en diensten zal dalen
(c) Beleidsrente optrekken:
Bij een hogere beleidsrente zullen de banken minder uitlenen en zal er meer gespaard
worden waardoor de vraag naar goederen en diensten zal dalen. Als dan bovenop de
economie verslechtert, zullen consumenten en bedrijven minder consumeren en ook
minder investeren. Het optrekken van de beleidsrente zorgt er dus voor dat de
economie, die er slecht aan toe gaat, nog verslechtert. De ECB zal beleidsrente eerder
laten dalen bij een verslechtering van de economie, zodat er er meer uitgeleend wordt
en de vraag naar goederen zal stijgen. Bijgevolg zal de vraag naar geld stijgen en wordt er
meer geproduceerd.

2. Gebruik het model van een open economie op de lange termijn voor China om na te gaan
wat de gevolgen op de lange termijn zijn van kapitaalvlucht voor de Chinese economie.
Illustreer in een diagram. Welke curve(s) verschuiven, in welke richting, en waarom? Welke
macro-economische variabelen stijgen of dalen? Leg uit.

(a) Grafieken
- Markt van leenfondsen
- Netto-uitstroom spaargeld
- Wisselmarkt

Kapitaalvlucht:
- NUS stijgt
- V naar leenfondsen stijgt
- Reële rentevoet stijgt
- NX stijgt
- Reële wisselkoers daalt
3. Stel dat de ECB inderdaad haar monetair beleid verder versoepelt. (a) Gebruik de
kwantiteitstheorie van het geld om aan te tonen hoe dit op de lange termijn zou leiden tot
hogere prijzen. (b) Gebruik het lange-termijnmodel van de geldmarkt om aan te tonen hoe
dit op de lange termijn zou leiden tot hogere prijzen. (c) Gebruik het AA-AV-model om aan te
tonen hoe dit op de korte termijn zou leiden tot hogere prijzen.

a) Kwantiteitstheorie
Aanname: V is constant

M*V = P*Y
Geldvoorraad geen invloed op A,K,L,H,N  M geen invloed op Y  M stijgt, P stijgt

b) Grafieken
Geldhoeveelheid stijgt (monetaire injectie)
Rente en geldvoorraad: aanbod geld stijgt, rente daalt  vraag naar geld zal stijgen  AV
naar goederen en diensten zal stijgen  P stijgt, 1/P daalt

P en Q: aanbod geld stijgt, rente daalt  AV naar goederen en diensten zal stijgen 
productie zal stijgen  prijzen worden hoger, 1/P daalt  AV zal terug dalen

4. In de voorlaatste paragraaf beweert Professor Rubio-Ramirez dat het begrotingstekort van


Spanje zal toenemen als de wereldeconomie krimpt. Leg in twee stappen uit waarom dat zo
is. Stap 1: analyseer a.d.h.v. een AA-AV-model van de Spaanse economie de korte-
termijnimpact van een daling van de wereldvraag op de economie van Spanje. Welke
curve(s) verschuiven, in welke richting, en waarom? (Hint: Spanje is een open economie.)
Welke macro-economische variabelen stijgen of dalen? Leg uit. Stap 2: Denk je dat er een
verband is tussen netto-belastingontvangsten T van de overheid (T = belastingontvangsten −
overdrachtsuitgaven) en het inkomen (Y)? In welke richting loopt het verband? Waarom?
Wat is dan het gevolg van stap 1 op het begrotingstekort (G−T)?

(a) Stap 1: AV zal dalen  prijs daalt  productie daalt (Y)


(b) Stap 2: Als T daalt, dan zal er meer worden overgehouden van Y om te sparen of om te
consumeren. Negatief verband tussen T en Y. Als T daalt zal Y stijgen en als T stijgt dan
zal Y dalen
(c) Gevolg: Als Y daalt zal T stijgen. Als T stijgt dan zal het begrotingstekort verminderen
omdat T-G groter wordt.
5. Waarom is er in de eurozone een regel dat lidstaten hun begrotingstekort moeten beperken?
Leg uit aan de hand van het model van de leenfondsen (hoofdstuk 24) voor de eurozone: wat
gebeurt er als één lidstaat zijn begrotingstekort doet oplopen? Gebruik je antwoord op de
vorige vraag over Spanje om uit te leggen waarom deze regel soms tot problemen leidt.

Waarom? Stabiliteit munt en economie garanderen


- Oplopende schulden kunnen leiden tot faillessement van overheden
- Indien overheidsuitgaven (G) stijgen  kan zorgen voor inflatie:
S gaat dalen  hoeveeheid leenfondsen zal dalen  rente zal stijgen  reële
wisselkoers stijgt  prijs van goederen en diensten stijgen

6. Leg uit aan de hand van een AA-AV-model van de Amerikaanse economie. Als de
aandelenkoersen dalen, welke curve(s) verschuiven, in welke richting, en waarom? Als de
dollar apprecieert, welke curve(s) verschuiven, in welke richting, en waarom? En tenslotte als
de centrale bank de beleidsrente doet stijgen, welke curve(s) verschuiven, in welke richting,
en waarom? Vergelijk: hebben de drie gebeurtenissen gelijkaardige effecten op de macro-
economie, zoals de beleidsmakers van de Amerikaanse centrale bank beweren?

(a) Daling aandelenkoers: aandeelhouders minder rijk  consumptie zal dalen  AV naar
goederen en diensten zal dalen  productie daalt
(b) Appreciatie dollar: reële wisselkoers stijgt  NUS gaat dalen  zie grafiek wisselmarkt
 rente stijgt  AV naar goederen en diensten zal dalen omdat je minder gaat
consumeren en meer gaat sparen  vraag naar geld zal dalen
(c) Beleidsrente stijgt: banken gaan minder geld lenen bij CB  banken zullen zelf minder
geld uitlenen en meer sparen  markrente stijgt  vraag naar geld zal dalen  AV naar
goederen en diensten zal dalen

 Gelijkaardig effect

7. Het hoofd van de Britse centrale bank beweert dat een expansief monetair beleid mogelijk
vooral werkt dankzij het effect op de wisselkoers, en dus ten koste gaat van de
invoerpartners. Analyseer dit argument aan de hand van het model van een open economie
op de lange termijn uit hoofdstuk 29. Hint: maak de aanname dat een expansief monetair
beleid (bijvoorbeeld als de centrale bank een negatieve rente aanrekent als banken hun
reserves bij haar deponeren) zorgt voor een uitstroom van spaargeld.

Netto-uitstroom:
- NUS stijgt
- Rente stijgt
- Reële wisselkoers daalt
- Vraag naar leenfondsen stijgt
- NX stijgt
8. Leg uit hoe een verlaging door de centrale bank van de vereiste reserveratio de
geldhoeveelheid in omloop doet veranderen. Gebruik hiervoor een numeriek voorbeeld:
vertrek van de balans van een Chinese bank (bank A), die voor 100 renminbi deposito's van
klanten heeft, waarvan ze 19 renminbi (het vereiste minimum) als reserves aanhoudt.
Veronderstel dat er geen cash in omloop is (al het geld is giraal geld). De centrale bank
verlaagt de vereiste reserveratio van 19 tot 17 procent. Wat gebeurt er met de balans van
bank A? Met hoeveel is de geldvoorraad in dit stadium (maximaal) toe- of afgenomen? Hoe
heeft dit een impact op bank B? Nemen de deposito's bij bank B af of toe, of blijven ze
hetzelfde? Geef de (maximale) veranderingen in de balans van bank B weer. Met hoeveel is
de geldvoorraad in dit stadium (maximaal) toe- of afgenomen?

(a) Reserveratio van 19%: 100*1/0,19 = 526,32


(b) Reserveratio van 17%: 100*1/0,17 = 588,24  leningen 83
(c) Bank B: deposito’s 83  83*1/0,17 = 488,24

Een verlaging van de reserveratio zorgt ervoor dat de geldhoeveelheid in omloop zal stijgen.
De geldhoeveelheid is gestegen van bank A van 526 naar 588 doordat de reserveratio
gedaald is van 19% tot 17%. De deposito’s van Bank B zijn de leningen van Bank A dus 83, ze
zijn dus relatief lager t.o.v bank A. De impact op bank B is dat ze meer kunnen uitlenen
omdat er meer geld ter beschikking wordt gesteld door het dalen van de reserveratio.

9. (a) Stel dat de loonmatiging zorgt voor een daling van de productiekosten. Gebruik het AA-
AV model (hoofdstukken 33, 34) om het effect van een daling van de productiekosten op de
Finse economie op de korte termijn na te gaan. Hint: de AA-curve verschuift. In welke
richting, en waarom? Wat is het effect? Leg uit. (b) Je kan loonmatiging zien als een reële
depreciatie. Vertrek van de definitie van reële wisselkoers (hoofdstuk 28), en leg uit waarom.

(a) AA-curve: verschuift naar rechts  productie van goederen en diensten stijgt
(b) Loonmatiging  reële depreciatie = verlaging van de waarde van de ene munt t.o.v. een
andere munt. Bij loonmatiging wordt de stijging van de lonen van de werknemers zo veel
mogelijk beperkt  leidt tot een vermindering van inspanning en kwaliteit van de
werknemers t.o.v. andere landen.

10. Na kwantitative versoepeling (Quantitative Easing, QE) en negatieve rentevoeten op


deposito's van banken bij de ECB, is er nu een derde niet-conventioneel instrument van
geldbeleid, namelijk Targeted Longer-Term Refinancing Operations (TLTRO): de ECB leent op
de lange termijn geld aan banken tegen een nulrente; als de banken het geld doorlenen aan
huishoudens of bedrijven wordt de rente die de ECB aan de banken aanrekent zelfs
negatief. Leg dan uit (a) waarom de markrente daalt als de geldvoorraad toeneemt ("… sent
the two-year Treasury yield sliding from 0.98 per cent to 0.9 per cent"). Gebruik hiervoor een
diagram van de geldmarkt op de korte termijjn (hoofdstuk 33). (b) Leg uit waarom, als de
marktrente daalt (zie (a)), de aandelenkoersen stijgen ("US [stock] market has now clawed
back almost all the losses from January and February's turmoil.") (hint: zie hoofdstuk 25). (c)
Leg uit waarom, als de marktrente daalt (zie (a)), de dollar deprecieert ("The dollar … slid 0.7
per cent against the euro.") (hoofdstuk 33).

(a) Gelhoeveelheid stijgt: aanbod van leenfondsen stijgt  rente daalt  zodat
consumenten meer zouden consumeren en investeren
(b) Stijging aandelenkoersen: rente daalt  meer investeringen in bedrijven  winst per
aandeel stijgt  stijging aandelenkoers
(c) Depreciatie: dalende rente  beleggingskapitaal stroomt naar het buitenland  vraag
naar buitenlandse munt stijgt  binnenlandse munt deprecieert t.o.v. buitenlandse
munt

11. Eén van de voorstellen is om collectieve onderhandelingen te voeren op het niveau van
individuele bedrijven in plaats van op sectoraal niveau. Leg uit waarom dit de structurele
werkloosheid kan verlagen. Illustreer aan de hand van twee arbeidsmarktdiagrammen: voor
twee subsectoren: één subsector waar de arbeidsproductiviteit hoger dan gemiddeld is (en
waar de evenwichtslonen dus hoger zijn), en één subsector waar de arbeidsproductiviteit
lager dan gemiddeld is (en waar de evenwichtslonen dus lager zijn); neem aan dat arbeid niet
helemaal mobiel is tussen de twee subsectoren. Wat gebeurt er als de onderhandelaars
onderhandelen op sectoraal niveau, en het sectorale loon vastleggen op het evenwichtsloon
in de meest productieve subsector? Leg uit. Wat is het voordeel om op sectoraal niveau te
onderhandelen? Leg uit.

Als bedrijven individuele collectieve handelingen doorvoeren, kunnen zij hun evenwichtsloon
aanpassen aan hun huidige omstandigheden, namelijk productiviteit en normaal
evenwichtsloon. Bij subsector 1 is de arbeidsproductiviteit hoog en hebben ze ook een hoog
evenwichtsloon. Een bij subsector 2 net het omgekeerde. De structurele werkloosheid kan
hierdoor verlaagd worden omdat aanbod en vraag dichter bij elkaar komen. Als men op
sectoraal niveau beslissingen neemt, dan moeten bedrijven zich aanpassen aan de
evenwichtslonen waardoor structurele werkloosheid kan onstaan omdat ze minder
gemotiveerd zijn door het lage loon en dus bijgevolg minder kwaliteit gaan bieden. Het
voordeel hieraan is dat alle werknemers binnen de sector dezelfde lonen hebben.

12. Nadat de Argentijnse overheid de kapitaalcontroles (beperkingen op de uitstroom van


spaargeld) ophief. Illustreer aan de hand van het model van een open economie op de lange
termijn (hoofdstuk 29) waarom een plotse toename van de netto-uitstroom van spaargeld de
munt doet depreciëren. Welke curve verschuift / curves verschuiven? In welke richting?
Waarom? Wat zijn de effecten?

(a) Depreciatie munt: NUS stijgt  beleggers gaan meer investeren in het buitenland 
wisselkoers daalt  minder vraag naar Argentijnse munt  rente daalt  depreciatie
munt
(b) Effect: de goederen en diensten aangeboden in Argentinië zijn goedkoper t.o.v. het
buitenland, waadoor NX zal stijgen.
13. Het artikel beweert dat lage inflatie een probleem is voor overheden met schuld; waarom is
dat het geval? (Hint: het antwoord zit in één van de gevolgen van inflatie, hoofdstuk 27).

Antw: Wanneer er inflatie heerst, daalt da actuele waarde van de terug te betalen schulden.
Banken zullen vervolgens na afloop van de overeengekomen krediettermijn worden
terugbetaald in euro’s die minder waard zijn, waardoor de overheden niet genoeg inkomsten
kunnen genereren die de al reeds ontstane schulden kunnen evenaren.

De schuld waarvan sprake is de schuld van de overheid en van de private sector


(huishoudens en bedrijven) samen. (1) Een hoge schuldgraad kan banken in problemen
brengen. Schulden staan op de activa-zijde van de balans van banken (hoofdstuk 26). Als
sommige schuldenaars de interesten en afbetalingen niet kunnen terugbetalen, wordt de
schuld minder waard. De activa van de banken dalen en er ontstaat een onevenwicht met de
passiva (o.a. de deposito's): de bank heeft een solvabliteitscrisis. Dat kan tot gevolg hebben
dat de bank minder leningen verstrekt (kredietschaarste). Daardoor kan de vraag naar
consumptiegoederen (C) en naar kapitaalproductiegoederen (I) dalen. Bijgevolg kan ook de
aggregatieve vraag (Y = C + I + G + NX) dalen, met een recessie tot gevolg (hoofdstuk 32). (2)
Een hoge schuldgraad kan ook de consumptie door de schuldenaars doen dalen; als de
consumptie door de schuldenaars meer daalt dan de consumptie door de schuldeisers stijgt,
daalt de vraag naar consumptiegoederen (C). Bijgevolg kan ook de aggregatieve vraag (Y = C
+ I + G + NX) dalen, met een recessie tot gevolg (hoofdstuk 32).

14. Het bbp van het eurogebied groeide (+0,6% in het eerste trimester van 2016 vergeleken met
het trimester voorheen, wat meer is dan de meeste economen verwachtten) en de prijzen
daalden (-0.2% in de periode januari-april). Hoe kan je dat verklaren aan de hand van het AA-
AV-model? Hint: het artikel geeft aan dat de olieprijzen daalden (-8,6% tussen april 2015 en
april 2016) en de consumentenbestedingen stegen. Ga de effecten op de korte termijn van
deze twee gelijktijdige gebeurtenissen na in een AA-AV-model. Welke curve(s)
verschuift/verschuiven, in welke richting, en waarom? Leg dan uit hoe je aan de
waargenomen prijsdaling en bbp-goei kan komen.

(a) Stijging consumentenbestedingen: AV naar goederen en diensten stijgt


(b) Dalende olieprijs:
- AV naar goederen en diensten zal stijgen door consument
- AA van goederen en diensten zal ook stijgen want minder kosten

15. Australië zit onder zijn inflatiedoelstelling van 2–3%. De Australische centrale bank verlaagde
daarom de beleidsrente. (a) Leg, aan de hand van een model van de geldmarkt op de lange
termijn, uit waarom dit het prijzenpeil doet stijgen. (b) Leg, aan de hand van een model van
de geldmarkt op de korte termijn, uit waarom de daling van de beleidsrente de marktrente
doet dalen. Verwijs expliciet naar wat er op de markt voor Australische obligaties gebeurt. (c)
Leg nu uit waarom een daling van de marktrentevoet (op Australische obligaties) de
Australische dollar doet depreciëren.

(a) Invloed LT: aanbod van leenfondsen stijgt  rente daalt  meer vraag naar leenfondsen
 rente zal uiteindelijk terug stijgen  P stijgt
(b) Invloed KT: aanbod van leenfondsen stijgt  marktrente daalt om investeringen te
stimuleren, maar beleggingen in obligaties dalen want schuldbekentenis wordt minder
waard.
(c) Depreciatie: rente daalt  minder aantrekkelijk om in het binnenland te beleggen 
beleggers richten zich naar het buitenland  vraag naar binnenlandse munt daalt 
wisselkoers van de munt daalt  depreciatie munt

16. Enkele vragen: Waarom leidde een verstrakking van het geldbeleid in de V.S. en een
versoepeling van het geldbeleid in China tot een uitstroom van spaargeld uit China (Hint:
gebruik het model van de geldmarkt op de korte termijn uit hoofdstuk 33 om na te gaan wat
de invloed van het krappe/ruime geldbeleid is op de marktrentevoeten in de V.S./China.)
Illustreer aan de hand van het model van een open economie op de lange termijn (hoofdstuk
29) welke invloed een toename van de netto-uitstroom van spaargeld heeft op de
wisselkoers van de renminbi. Welke curve verschuift / curves verschuiven? In welke richting?
Waarom? Wat zijn de effecten? Wat gebeurt er met de netto-uitvoer van China?

(a) Rentevoeten
- VS: geldvoorraad daalt  rente stijgt
- China: geldvoorraad stijgt  rente daalt

(b) Netto-uitstroom
- NUS van China stijgt  beleggers verkiezen andere landen doordat rente laag ligt
- WK daalt
- NX stijgt
- Rente zal op LT verhogen om beleggers terug aan te trekken

17. De Spaanse premier Rajoy belooft (met verkiezingen in zicht) lagere belastingen. (a) Stel dat
in Spanje de netto-belastingontvangsten (T) stijgen met 0,25 euro als het bbp stijgt met 1
euro (de netto-belastingquote t is dus gelijk is aan 0,25). De marginale neiging om te
consumeren (MNC) gelijk is aan 0,75. Wat is, in de eerste ronde, het effect op de bestedingen
als de overheid de netto-belastingen verlaagt met 1 miljard euro? Leg uit. In de tweede
ronde? Leg uit. Wat is het uiteindelijke effect als het mutliplicatormechanisme zijn maximaal
effect bereikt? Leg zorgvuldig uit hoe je aan dat resultaat komt (je moet daartoe een
eigenschap van meetkundige reeksen gebruiken: toon je berekeningen). (b) De AV-curve zal
mogelijk niet met volle bedrag dat je in (a) hebt berekend naar rechts verschuiven. Leg, aan
de hand van een diagram van de geldmarkt op de korte termijn, uit waarom. (c) Hett bbp van
Spanje is momenteel lager dan het natuurlijke bbp. Maak een diagram van de AA-AV-model
van Spanje dat deze toestand weergeeft. Illustreer het effect op de korte termijn van de
aangekondigde belastingverlaging. Leg uit.
(a) - T daalt met 1 mld euro  C stijgt met 1 mld euro
- Multiplicator effect: MNC is 0,75
- Extern effect: 1 mld* 1/1-0,75  1 mld euro * 4 = 4 mld euro
- Totaal effect: 1 mld euro + 4 mld euro = 5 mld euro
- AV curve vershuift naar rechts met 5 mld euro

(b) - AV gaat niet helemaal naar recht schuiven want er bestaat het crowding out effect.
- AV naar rechts  vraag naar geld neemt toe  mensen willen obligatie verkopen  rente
stijgt  investeringen dalen
- AV zal dus met 5 mld naar rechts geschoven worden en gaat dan terug naar links door
afname in investering

You might also like