Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 12

Zaklantaarn

“Waar is het?” schreeuwde Vincent en hij stopte met rennen, “We moeten de tent
terugvinden en een andere route kiezen” opperde hij hijgend.1
Ik stemde in. Ik haalde een paar keer diep adem en we gingen terug in de richting
waar we vandaan kwamen.
Uiteindelijk viel het licht van de zaklantaarn weer op de zijkant van de tent. We
renden er naartoe en gingen dicht tegen de zijkant van de tent aan staan terwijl we aan het
uitzoeken waren welke kant de juiste was. De stilte in het bos was als die van de opbouw in
een horrorfilm, precies voordat er iets vreselijks staat te gebeuren. Ik had geen idee welke
kant we op moesten gaan.2 We konden niet meer zien dan de 2 meter die de zaklantaarn
voor ons verlichtte en er waren geen aanwijzingen. Elke kant leek de verkeerde.3
Vincent pakte de zaklamp van me af en begon rondjes te lopen, knijpend met zijn
ogen in de hoop iets te zien.
“Vin, zet hem uit.” fluisterde ik naar hem op een dreigende toon.
“Wat?” vroeg hij nonchalant.
“Er zit iets in de tent.”
Zijn blik gleed langs die van mij af naar de tent. We stonden aan de linkerkant van de tent en
vanuit deze hoek kon je zien dat de flap van de tent open hing. Ik had de tent zo
achtergelaten en dat was ook niet de reden waarom ik schrok. Al onze spullen waren netjes
uitgelijnd voor de ingang, inclusief onze slaapzakken en luchtbedden.4
Het kan een speling van het licht zijn geweest, maar ik zou zweren dat er iets in de
tent zat. Iets wat met zijn gezicht naar de ingang van de tent gericht stond. Het ding zat daar
muisstil en leek niet eens te ademen. Het zat daar maar te wachten totdat wij de tent terug in
gingen.
“Zet ‘m uit.” zei ik weer tegen Vin, maar hij stond verstijfd van angst.
“Vin,” zei ik deze keer iets luider. Er klonk een stem van dichtbij: “Vin.”
Het kwam van de tent. Een trage, groffe stem. Vincent drukte de zaklamp uit met een net te
harde klik. We ademden kort en snel en het zweet liep over mijn nek.
“Vin, zet ‘m uit.” zei iets.
Mijn maag draaide zich om terwijl het ding in de tent aan het spelen was met mijn
woorden.5 Ik pakte snel de hand van Vincent en trok hem mee de tegenovergestelde richting
in. Ik rende zoals ik nog nooit gerend had met Vin achter mij aan. We sprinten ongeveer voor
een minuut door de absolute duisternis. Ik kon niets zien en knalde vol met mijn gezicht
tegen een boom aan. Vonken flitsten in mijn ogen terwijl ik achterover viel op de grond. Het
deed zo’n zeer dat ik niet kon ademen en moest overgeven.6 Vincent tilde me omhoog.
“We moeten doorgaan, stop nu niet.” schreeuwde hij wanhopig.

1
Ik heb gekozen om het verhaal hier te beginnen omdat ze beide al meteen gespannen zijn. Ik had
bedacht dat dit bij de lezer al meteen vragen zou opbrengen en ze daarom zouden willen doorlezen.
2
Duisternis bouwt spanning op. Ik heb als ruimte een donker bos gekozen midden in de nacht voor
een extra spannend, misschien wel luguber, effect.
3
Verdwaald zijn zorgt voor spanning.
4
Dit is ook voor opbouw van spanning; er is iets vreemds aan de hand en daardoor zal de lezer
nieuwsgierig worden en verder willen lezen.
5
Inspiratie voor dit wezen: in de film Annihilation is er een scene met een beer die de stem heeft van
een overleden vriendin van de hoofdpersonen. Ik vond zelf deze scene best wel eng en kreeg
daardoor inspiratie voor mijn verhaal.
6
Ze worden achtervolgt en dit houdt hun tegen. Dit bouwt spanning op omdat het wezen elk moment
dichterbij zou kunnen komen.
Ik kon niet reageren.
“Alsjeblieft, we moeten door!”
Ik forceerde mijn benen om mijn gewicht te dragen, zette mijn knieën op slot en leunde
tegen Vincent aan. Mijn lichaam voelde leeg en ik merkte dat mijn hoofd aan het bloeden
was. Ik veegde het weg en probeerde weer grip te krijgen op de situatie, maar de pijn was te
erg.
“Wacht, ik kan niet.” smeekte ik terwijl Vincent me mee naar voren probeerde te
sleuren, “Wacht heel even.”
We stonden samen in het pikke donker en wisten niet waar we waren. We zeiden
beide geen woord terwijl we in de duisternis afwachten.7 We ademden zwaar en ik vroeg me
af vanaf welke afstand we te horen zouden zijn. De realiteit begon weer langzaam tot me
door te dringen en de pijn werd draagbaarder. Ik stond steviger en wist weer wat er gebeurd
was. Op dat moment zonk de moed me voor de tweede keer die dag diep in mijn schoenen.
We stonden daar nu een minuut en er was geen geluid te horen. Geen ritselende
blaadjes of gefladder van vogels of vleermuizen, niets behalve stilte.
Drie minuten waren nu voorbij en we waren nog steeds alleen. Hadden we het
ontlopen? Ik greep Vincent zijn arm in het donker. Hij schrok en maakte een sprong. Ik
verzekerde hem dat ik het was door hem ook bij zijn andere arm vast te pakken en ik merkte
dat hij de zaklamp nog steeds vast had. Ik fluisterde tegen Vincent dat hij hem aan moest
zetten zodat we zagen waar we waren. Vincent twijfelde even.
“Nee, we moeten hier blijven.” sprak Vin mij tegen.
Ik wilde hem overtuigen, maar op dat moment hoorde ik een vreemd geluid in de
verte. Het klonk als een soort geklik, het geluid van een zaklamp die uit werd gezet. Het was
in het begin bijna onhoorbaar, maar het was er. Het onregelmatige geklik kwam steeds
dichterbij. Een steeds harder wordende klik naderde ons en een aantal meter voor ons
stopte het. Ik was voor het eerst in mijn leven blij dat ik niet kon zien wat er voor mij stond te
wachten in de duisternis.8 Ik verwachtte ieder moment geklik te horen, maar ik werd
opgeschrikt door een ander geluid.
“Vin.”
Er zat meteen een brok in mijn keel terwijl ik niet probeerde te huilen.9
“Vin.”
Het zei zijn naam 2 keer terwijl ik mijn hand over mijn mond plaatste om mijn beademing te
onderdrukken.10 Het geluid kwam een paar passen achter ons vandaan. Hij zei zijn naam op
een vreemde manier, alsof het niet wist wat het betekende. Het waren gewoon geluiden die
het ding opgepikt had en gebruikte om ons te spotten in het donker.11
Vincent liet op dat moment mijn hand los en ik hoorde hoe hij zijn voet vooruit in het
gras zette. Waag het niet, dacht ik.
“Vin.”
Het klonk zo verkeerd.
Ik bewoog niet en wachtte tot er iets gebeurde. Ik reikte langzaam naar Vincent en legde
mijn hand op zijn schouder. We deden tegelijkertijd een stap naar voren zonder geluid te

7
Wederom wordt het donker hier gebruikt om het enger te maken.
8
Dit is ook gedaan voor spanning.
9
Om aan te duiden dat de hoofdpersoon doodsbang is
10
Hetzelfde als nummer 9
11
Dit slaat weer op de beer uit Annihilation, hij maakte het geluid alleen maar om ze te lokken, niet
omdat het wist wat het betekende.
maken en probeerden zo stilletjes een weg verder het bos door te manoeuvreren, weg van
de stem.
Vincent liep tegen een boom en haalde duidelijk adem. Het geklik klonk onmiddellijk
weer en snelde zich onze kant op.
Terwijl we daar stonden stopte het geklik op een armlengte van ons en het werd weer
stil.12
“Vin, zet ‘m uit.”
Op dat moment zette Vincent de zaklantaarn aan en zette het op een rennen zonder
achterom te kijken. Ik rende achter hem aan alsof het enige wat mij in leven hield het licht
van de zaklamp was. Onze voetstappen lieten doffe geluiden achter in het gras terwijl we
gevolgd werden door een soort van getap. Het geluid verplaatste zich naar boven. Ik
bedacht dat het vanuit de bomen op ons zou springen.
“Draai om!” schreeuwde ik naar Vin.
We veranderden van richting en het getap stopte voor een moment. Ik begon kramp
in mijn benen te krijgen en Vincent was zwaar buiten adem. We konden dit niet volhouden.
Ik zag dat het licht van de zaklamp niet meer verder bewoog en ik bereidde mij voor om
tegen Vincent aan te lopen, maar het licht verdween onder mijn voeten door. Hij had de
zaklamp laten vallen.
“Vin!” riep ik terwijl ik mezelf voorbereidde om elk moment weer tegen een boom aan
te rennen.
“Blijf doorgaan!” hoorde ik Vincent roepen van voren, “Ik zie licht in de verte!”
En inderdaad. In de verte zag ik een straatlantaarn opdoemen.13 Het licht kwam
steeds dichterbij, net als het klikgeluid.
“Niet stoppen!” schreeuwde ik terwijl ik de rand van het bos naderde.
Ik voelde voor het eerst weer het asfalt onder mijn schoenen en rende door naar de
verlichte weg. Ik draaide mijn hoofd om om te kijken of we nog steeds achtervolgd werden.
Mijn pas vertraagde wat terwijl ik de pijn voelde terugkomen.
Net wanneer ik terug wilde draaien naar Vincent zag ik iets onder de straatlantaarn
vandaan flitsen. Er ging een schok door mijn lichaam, we werden nog steeds gevolgd. Ik
slaakte een kreet en versnelde mijn pas. Ondanks dat ik het wezen nauwelijks gezien had,
zag ik dat het wit was. Het had een lang lichaam vol met knikken, alsof het zichzelf net
uitgevouwen had.14 Dat was het enige wat ik kon zien. Ik keek niet nog een keer en de weg
waar we op renden kwam bekend voor. We waren dicht bij mijn huis.
“Mijn huis!” schreeuwde ik en Vincent luisterde.
Hij sloeg linksaf de straat in waar ik woonde. Ook ik sloeg af en zag Vincent al over
het hek van mijn tuin springen.
“Schiet op!” hoorde ik hem schreeuwen en ik gooide mezelf over het hek heen.
Vincent stapte abrupt opzij en keek toe hoe ik de sleutel in het slot deed en de deur open
draaide. We vlogen naar binnen en ik draaide zo snel als ik kon de deur weer op slot. We
sprinten naar boven naar de badkamer en deden ook die deur achter ons op slot. We
spraken af dat we minstens tot de middag in de badkamer zouden blijven.
's Avonds realiseerde ik me dat ik nog niks had gedronken en liep ik naar de keuken
om nog wat te halen uit de koelkast. Ik hoorde water uit de kraan lekken en draaide de knop

12
Om weer spanning op te bouwen. Bij het stuk dat ze langzaam konden manoeuvreren door het bos
werd de spanning een beetje los gelaten en hier komt het weer terug.
13
Dit roept hoop op. Laat de lezer weten dat het de goede richting op gaat.
14
Inspiratie: ik zag ooit op instagram een tekening van een wezen dat er zo uitzag en vond het
eigenlijk wel griezelig.
dichter terwijl ik een pak sap achterover goot. Terwijl ik naar de woonkamer liep begon de
kraan weer te druppelen. Ik knipte het licht aan en realiseerde dat het niet de kraan was of
iets wat uit deze kamer kwam. Ik keek uit het keukenraam de tuin in. Het enige wat ik kon
zien was een silhouet van iets dat tegen het hek aan leunde. Het geluid wat ik eerder hoorde
leek ook niet meer op het druppelen van een kraan, maar meer op een soort geklik.15

1625 woorden.

Extra toelichting:
Ik kwam op dit idee omdat ik vroeger altijd bang was in het donker. Ik ging ‘s nachts altijd
met mijn zaklamp naar de wc omdat ik te bang was. Ook is er in onze tuin tussen de
schutting en het schuurtje in een stukje gemeentetuin te zien en soms lijkt het alsof iemand
voor het hekje staat als het helemaal donker is. Het is best wel een eng beeld en vond het
daarom wel verhaal-waardig.
Ik had eerst geen idee naar wat de kenmerken van het wezen zouden moeten zijn, dus ben
ik instagram af gaan spitten voor inspiratie en heb dit uiteindelijk gevonden. Ook heb ik een
kwartier zitten nadenken over monsters in horror films die ik echt eng vond en kwam toen
uiteindelijk uit bij de beer uit Annihilation. Het klikken van het wezen heb ik bedacht omdat ik
wel al in mijn hoofd had zitten dat het een simpel geluid moest zijn wat het wezen maakte en
aangezien ik al een zaklantaarn erin verwerkt had, bedacht ik dat het een klikje geeft als je
deze uit zet en vond dit eigenlijk wel een passend geluid. Ik vind het passend omdat het zo
simpel is en je er in eerste instantie niet bang van zou worden, maar als je het een diepere
betekenis geeft je er toch wel over gaat nadenken.

Als u Annihilation nog niet heeft gezien en wel van plan bent te kijken zou ik dit gedeelte
even negeren :)
Clip van de beer → https://www.youtube.com/watch?v=miQxiNQs3xo bij 3 minuten hoor je
“Help me” en dat is dus niet Cassie, maar de beer.

Het hele verhaal staat op de volgende pagina

15
Het is een soort open einde. Het enige wat je weet is dat het wezen niet weg is en nog steeds
achter ze aan zit. Verder weet je niet of het hen hun hele leven blijft achtervolgen of op een gegeven
moment gewoon weg gaat.
Het hele verhaal:

Ik rustte mijn armen achter mijn hoofd, terwijl ik half de aftiteling van een film las.
Halverwege de aftiteling tilde ik mezelf op van de bank en liep rekkend en strekkend naar de
keuken. Ik opende de koelkast en vond een pak met sinaasappelsap en dronk deze met
grote slokken leeg terwijl ik op het aanrecht zat.
Mijn avonden waren redelijk saai in deze tijd van de zomer. Het was 9 uur ‘s avonds
op een zaterdag in juli. Het was zomervakantie. Mijn ouders waren op bezoek bij mijn tante
die aan de kust woonde en ze zouden nog zeker 2 weken weg zijn. Ik had het aanbod om
mee te gaan afgeslagen. Het is niet dat ik mijn ouders en tante niet aardig vindt, maar ik blijf
liever thuis bij mijn vrienden in het dorp. Ik was altijd al zelfstandig geweest en wist hoe ik
essentiële apparaten moest gebruiken, dus lieten mijn ouders me thuis blijven zolang ik de
boel maar schoon hield.
Terwijl ik op het aanrecht zat keek ik naar buiten, om te kijken of alles op de juiste
plek stond. De tuin was leeg en zwart. Ik zette het pak terug in de koelkast en liep naar de
achterdeur om de schaduwen in mijn achtertuin één voor één te identificeren zodat ik zeker
wist dat alles er nog lag. De struiken hadden hun gebruikelijke vorm, de twee smalle bomen
stonden nog steeds tegen de achterkant van het hek en de tafel en stoelen stonden ook nog
op hun plek. Ik had er een gewoonte van gemaakt om deze dingen te controleren, dat is ook
de voornaamste reden dat ik niet snel bang ben in het donker. Ik ga altijd op onderzoek uit
als ik ‘s nachts een raar geluid hoor en ik haat het om met mijn gezicht naar de muur toe te
slapen. Als er iemand ‘s nachts in mijn kamer zou staan, zou ik het willen weten.
Het is inmiddels half 10 en ik loop terug de woonkamer in, zet de tv uit en besluit de
rest van het sap toch maar boven op te drinken. Eenmaal terug in de keuken opende ik de
deur van de koelkast en ik stopte. Ik draaide mijn hoofd om om naar buiten te kijken en ik
zag dat er iemand in mijn tuin stond. Ik sloot de deur van de koelkast en zette het licht in de
keuken uit zodat ik niet gezien zou worden in het donker. Ik leunde langzaam over het
aanrecht om via het raam beter zicht te hebben op de vreemde schaduw in mijn tuin. Oké,
alle deuren waren op slot en alle buren waren thuis. Ik gaf mezelf een moment om dat te
herinneren, maar mijn hart ging nog steeds als een malle tekeer terwijl ik naar de schaduw
staarde. De schaduw stond opvallend stil en was heel dun, dat was eigenlijk het enige wat ik
eraan kon opmerken in de duisternis.
“Oh.” zuchtte ik hardop, het was een parasol die tegen de achterkant van het hek
aan stond. Ik was vergeten dat we die gebruikten wanneer we gingen barbecueën. Ik lachte
om mezelf en was blij dat ik niet te erg schrok.
Ik liep naar mijn slaapkamer en plofte op mijn bed neer. Zodra ik mijn laptop opende
om te kijken of er iemand online was kreeg ik een bericht binnen van een van mijn vrienden,
Vincent. Hij moest zich ook wel vervelen als hij zo snel reageerde. We begonnen te praten.
Vincent stelde voor om morgen af te spreken en samen bij mij achter het huis te gaan
kamperen. Mijn huis grensde aan een klein bos, wat perfect was voor een avondje
kamperen. Omdat zijn tent kapot was vroeg hij aan mij of ik er nog eentje had en ik dacht
van wel. Ik vertelde Vincent dat ik even ging kijken en zo terug was. Ik stond op van mijn bed
en liep naar het tussenschot onder de trap. Ik wist niet precies waar de tent lag, maar ik nam
aan dat als hij ergens moest liggen dat dit de plek moest zijn. Ik opende het deurtje en
begon jassen en dozen aan de kant te schuiven. Ik had geluk, want al snel zag ik de tent
tevoorschijn komen. Ik leunde over de kartonnen dozen heen en pakte de tenttas en de
grote parasol die ernaast lag voor het geval het regende morgen. Ik stopte waar ik mee
bezig was.
Binnen een paar seconden stond ik weer voor het keukenraam om te zien wat er
allemaal buiten stond. Het duurde even voordat mijn ogen weer gewend waren aan de
duisternis en leunde vervolgens weer tegen het aanrecht, kijkend naar dezelfde plek als
eerst. Alle dingen in de tuin begonnen langzaam weer hun herkenbare vorm aan te nemen
en stonden waar ze moesten staan. Alleen de schaduw die ik had aangezien voor de
parasol was verdwenen. Na goed zoeken vond ik de schaduw weer, deze keer leunend
tegen de achterkant van het hek. Ik bleef daar voor zeker 15 minuten staan, kijkend of de
schaduw bewoog. Ik kon de vorm van de schaduw niet goed zien, maar het leek er sprekend
op alsof er iemand tegen het hek aan stond. Ik besloot maar dat de schaduw geen gevaar
voor mij moest zijn, anders was ik wel een stuk banger geweest. Alleen wilde ik wel weten
wat de schaduw was. Ik kon niet voor eeuwig tegen het aanrecht blijven staan, dus rende ik
naar boven om mijn laptop te pakken en vroeg aan Vincent of hij nu langs kon komen omdat
ik iets in mijn tuin zag staan. Hij stemde snel in en ik vertelde hem dat hij via de voordeur
naar binnen kon komen. Ik bleef de komende 10 minuten uit het raam starend zitten tot
uiteindelijk de deurbel ging.
Vincent stapte naar binnen.
“Hey Vin.” begroette ik hem, hij gaf me een knuffel en pakte mijn pet af. Ik gaf hem
een stoot en hij zette de pet weer terug naar waar hij origineel vandaan kwam. Ik leidde hem
naar het raam en wees naar het vreemde figuur.
“Wacht even,” zei Vincent, “Mijn ogen moeten nog wennen aan het donker.” Een paar
seconden later zag hij het ook en stonden we daar beide te kijken.
“Het is waarschijnlijk gewoon een plank of een stuk hout,” zei Vincent uiteindelijk,
“Kom, laten we tv kijken.” Hij liep al richting de bank.
“Wil je niet eerst weten wat het is?” vroeg ik.
“Heb je een zaklamp?”
Nee, die had ik niet. Vincent stelde voor om het licht in de keuken aan te doen en de
deur te openen om zo op die manier de tuin te verlichten. Ik dacht er even over na en
besloot dat dit de beste manier zou zijn. Wel stelde ik voor om op het terras te blijven,
gewoon voor de zekerheid. We deden onze schoenen aan en stapten naar buiten.
De lucht was zwaar en warm die avond. Vincent liep achter mij aan naar buiten. We
stonden vlak bij de deur, ik draaide mijn hoofd om om tegen hem te praten, maar voordat ik
iets kon zeggen sprong hij op en ging terug naar binnen.
“Wat is er?” vroeg ik terwijl ik hem naar binnen volgde. Ik draaide me om en zag dat
de schaduw weg was. Ik probeerde ons beide te overtuigen dat als het tegen het hek aan
leunde het waarschijnlijk was omgevallen in een van de bosjes. We staarden nog een paar
seconden naar de plek voordat we besloten dat we te nerveus waren om te gaan kijken. Ik
gaf normaal niet zo snel toe aan mijn angst, maar hier begon ik aardig van te zweten.
“Kun je vanavond al blijven slapen?” vroeg ik aan Vincent. Hij knikte terwijl hij zijn
ogen gefixeerd hield op het hek. Ik deed de gordijnen dicht zonder nog een keer in de tuin te
kijken. De rest van de avond praatten we over allerlei domme dingen totdat we uiteindelijk ik
slaap vielen.
De volgende ochtend was Vincent al beneden voordat ik wakker was. Aangezien het
licht was en we nu alles beter konden zien, besloten we in de tuin te gaan kijken wat de
schaduw uiteindelijk was geweest. Samen keken we rond bij het hek. Er lag niks verkeerd
en er was geen teken dat er iemand tegen het hek aan had gestaan. We liepen de gehele
tuin door maar konden niks vinden en terwijl we bezig waren met zoeken merkte ik op dat
het echt een hele warme dag was, perfect om te gaan kamperen. We praatten over van alles
en nog wat terwijl we onze spullen klaar aan het maken waren voor het kamperen. We
hadden al bedacht dat we niet te ver het bos in moesten gaan voor als we toch wel gewoon
in een bed wilden slapen.
Het bos bestond uit dunne bomen die tot boven het huis uit kwamen. We liepen een
stuk totdat we een mooie open plek vonden om daar onze tent op te zetten. Tijdens het
wandelen was Vincent aan het klagen dat hij dit ‘zware spul’ niet meer wilde dragen.
Uiteindelijk vonden we een mooie plek waarbij je in de verte nog een beetje het huis kon
zien en ondanks dat we zo dichtbij waren voelde het toch als een hele andere plek. Het bos
was hier dichter en groener en er hing zelfs een schommel aan een van de takken, alleen
zag deze er wel uit alsof hij zijn beste tijd wel had gehad.
Ik pakte de tent uit en begon deze op te zetten met de hulp van Vincent. We gooiden
onze spullen de tent in en gingen alvast op de luchtbedden liggen om ze te testen. Het was
erg warm en klam in de tent dus ik stapte weer naar buiten en vroeg aan Vincent of hij een
zaklamp had die we vanavond konden gebruiken. “Ik heb iets veel beters dan dat.” zei hij en
rende terug naar het huis. Het was te heet om achter hem aan te rennen, dus opende ik mijn
rugzak om een flesje water te pakken.
Ik ging liggen op het gras naast de tent en keek naar boven. De bladeren waren
rustig heen en weer aan het bewegen. Ik bleef er een tijdje naar staren totdat ik Vincent
terug hoorde komen. Ik sloot mijn ogen en het zonlicht scheen op mijn oogleden waardoor ik
alleen nog maar een rood-oranje gloed zag.
“Heb je de zaklamp?” vroeg ik zonder op te kijken. Ik luisterde naar zijn voetstappen
in het gras terwijl hij langs me heen liep naar de schommel.
“Die gaat je niet houden.” waarschuwde ik terwijl ik hem een ruk hoorde geven aan
de schommel. Er was een moment van stilte waarin hij waarschijnlijk aan het besluiten was
of hij het nou wel of niet moest doen. Ik hoorde hem nog een keer trekken aan het touw en
was er zeker van dat de schommel zijn gewicht niet zou houden. Ik lachte terwijl ik wachtte
tot ik een grote krak hoorde en de schommel met Vin en al op de grond zou vallen. De
schommel kraakte, ik wachtte. Weer drie kraken, ieder moment nu.
“Yo!” Hoorde ik Vincent roepen. Ik sprong recht overeind en keek richting het huis
waar ik Vincent zag komen aanlopen met een elektrische zaklantaarn. Ik draaide mijn hoofd
om naar de schommel en deze hing gewoon stil. Ik draaide een volle cirkel en er was
niemand te zien in alle richtingen.
“Wat?” vroeg ik mezelf hardop af. Ik liep naar de schommel en trok zachtjes aan het
touw, het kraakte niet. Ik trok harder en nog steeds geen gekraak. Ik ging op de schommel
staan en sprong er een keertje op. De tak waar de schommel aan vast zat begaf het, brak
en ik belandde met een doffe dreun op de grond. Vincent was inmiddels alweer terug bij de
tent. Hij sloeg met de zaklantaarn in zijn hand.
“Ik heb deze gekregen voor kerstmis van een nicht,” zei hij, “Ze koopt altijd rare
cadeau’s.” hij stopte even en keek me aan. “De schommel is overleden zie ik?” Ik reageerde
niet en bleef kijken naar de tak waar de schommel ooit aan gezeten had.
“Alles goed?” vroeg Vin.
“Ik dacht dat je al terug was gekomen.” antwoordde ik meteen. Ik was niet het type
dat zou zeggen ‘oh nee het was niets’. Ik legde de hele situatie uit aan Vincent.
“Oké, rustig aan.” zei hij. “We zitten 30 meter van jouw huis vandaan in een
openbaar bos, het had best gekund dat er iemand langs was gelopen.”
Dit klonk inderdaad wel logisch, maar waar was die persoon dan? Ik keek nog eens
om me heen en zag hoe snel de bomen in elkaar overliepen en merkte dat het goed
mogelijk zou kunnen zijn dat iemand hierin snel zou verdwijnen.
“Oké,” zuchtte ik, “Pff, ik kan weken achter elkaar alleen thuis blijven, maar een
wandeling in een bos en ik ben nu al over de zeik.” grapte ik.
“Daarom heb je iemand meegenomen die sterker is dan jou.” zei Vincent terwijl hij de
zaklantaarn triomfantelijk boven zijn hoofd hield. We lachten allebei en liepen de rest van de
dag door het bos heen, pratend over van alles en nogwat.
Tijdens het avondeten begonnen we enge verhalen aan elkaar te vertellen om zo de
tijd te doden. Vincent hield de zaklantaarn vast voor zijn gezicht om er zo een luguber licht
op te laten schijnen. Hij kwam met een goed verhaal over een man die telkens zoemde als
een bij, als je hem hoorde was hij naar je op zoek en als hij stopte met zoemen, betekende
dat dat hij je had gevonden.
Het werd steeds donkerder en we stopten na een tijdje met verhalen vertellen.
Vincent dook de tent in en ik volgde hem. De hitte van eerder op de dag was vervangen
door kou.
“Wacht,” zei ik, “Hoor je ook gezoem?” terwijl ik net deed alsof ik aan het luisteren
was.
“Ja, ik hoor het ook. En ik hoor ook nog meer onzin.”
Shit, ik dacht dat ik ‘m had.
Ik ritste mijn slaapzak dicht en we praatten nog een tijdje tot we beide in slaap vielen.
Al snel begon ik te dromen.
Ik schrok wakker uit een nachtmerrie. Mijn rug was nat van het zweet en Vincent lag
nog rustig naast mij te slapen. De zaklantaarn was nog steeds aan en ik kon onze rugtassen
aan de achterkant van de tent zien. Ik kwam weer op adem en greep naar mijn tas om een
fles water te pakken.
Na een aantal slokken probeerde ik weer in slaap te vallen, maar het licht van de
zaklantaarn was te fel. Ik ging overeind zitten om de lamp uit te zetten, maar ik realiseerde al
snel dat het licht niet van binnen, maar van buiten de tent kwam.
“Vin?” zei ik.
Geen reactie.
“Vincent?” ik schudde hem deze keer zachtjes aan zijn schouder. Vincent gromde en
keek me met zijn felblauwe, halfopen ogen aan.
“Wat?” snauwde hij.
“Waar is de zaklantaarn?”
Hij mompelde iets en ik zei zijn naam nog eens.
“Eeh, ergens.” zei hij terwijl hij langzaam met zijn gezicht draaide om hem te gaan
zoeken.
Het licht kwam duidelijk van buiten. Ik nam de opties met mezelf door; of iemand is
onze tent binnen gekropen en heeft niks anders dan de zaklantaarn gepakt óf we hebben de
zaklantaarn nooit mee naar binnen genomen en ik herinner het me gewoon verkeerd. Het
laatste klonk logischer, dus dat moest het wel geweest zijn.
Ik knielde voor de tentingang en ritste hem open. Vanuit de opening keek ik rond, het
was duidelijk waar het licht vandaan kwam, maar toch kon ik de zaklamp niet zien. Ik keek
omhoog en zag dat de lamp ongeveer 6 meter van de grond vandaan in een boom hing.
Kippenvel liep over mijn arm terwijl ik de tent rits weer dicht deed en Vincent weer probeerde
wakker te schudden.
“Vin, wordt wakker.” siste ik.
Hij hoorde de paniek in mijn stem en schoot overeind.
“Wat is er aan de hand?” vroeg hij terwijl hij in zijn ogen wreef.
“De zaklamp hangt buiten.”
“Maar ik heb ‘m mee naar binnen genomen.”
Ik werd misselijk. We keken beide naar de voorkant van de tent.
“We moeten terug naar mijn huis.”
“Ik ga niet door het donker lopen.” zei Vincent met een bezorgde blik op zijn gezicht.
“Als we de zaklantaarn naar beneden kunnen krijgen, kunnen we deze gebruiken.”
opperde ik.
We werden banger en banger terwijl we daar zaten. We hadden een plan bedacht:
we zouden niet meer gaan slapen, pakken de zaklantaarn, laten alles achter en rennen naar
het huis. Ik haatte het idee, maar iemand moest als eerst door de tent naar buiten en ik
besloot dat ik als eerste ging.
In de verlichte plek van de zaklamp zag ik niets. Buiten de verlichte plek was alleen
maar duisternis. Ik nam een flinke stap buiten de tent en het was erg koud. Vincent zei
hetzelfde toen hij uit de tent kroop.
“Oh mijn god.” zei hij toen hij de zaklantaarn zag hangen.
We stonden daar een paar seconden die voorbij leken te kruipen. Uiteindelijk hadden
we door aan welke boom de zaklantaarn moest hangen. De kapotte schommel aan mijn
voeten bevestigde ons vermoeden; 6 meter boven ons hoofd bungelde de zaklantaarn. We
begrepen er niks van; hoe kon die lamp zo hoog in die boom hangen? Het was onmogelijk
om in de bomen te klimmen.
Ik draaide me om naar Vincent om te vragen wat we nu moesten doen, maar hij had
zijn rugzak al gepakt en gooide deze met een schreeuw tegen de zaklamp aan. Deze viel
met een klap op de grond en tot onze grote verbazing was hij nog steeds heel. Ik rende naar
de lamp toe en pakte hem op terwijl de duisternis om mij heen meer bedrukking kreeg.
“Oké laten we gaan.” zei ik en we begonnen onze weg terug naar huis. Half rennend,
half vallend door het bos en kijkend over onze schouders of we niet gevolgd werden.
Ik weet niet hoelang we aan het rennen waren, maar het was duidelijk dat deze kant
niet de kant was waar mijn huis stond.
“Waar is het?” schreeuwde Vin en hij stopte met rennen, “We moeten de tent
terugvinden en een andere route kiezen” opperde hij hijgend.
Ik stemde in. Ik haalde een paar keer diep adem en we gingen terug in de richting
waar we vandaan kwamen. Wat als we de tent niet konden vinden? Ik kon niet stoppen met
daaraan te denken terwijl we onze stappen terug volgden.
Uiteindelijk viel het licht van de zaklantaarn weer op de zijkant van de tent. We
renden er naartoe en gingen dicht tegen de zijkant van de tent aan staan terwijl we aan het
uitzoeken waren welke kant de juiste was. De stilte in het bos was als die van de opbouw in
een horrorfilm, precies voordat er iets vreselijks staat te gebeuren. Ik had geen idee welke
kant we op moesten gaan. We konden niet meer zien dan de 2 meter die de zaklantaarn
voor ons verlichtte en er waren geen aanwijzingen. Elke kant leek de verkeerde.
Vincent pakte de zaklamp van me af en begon rondjes te lopen, knijpend met zijn
ogen in de hoop iets te zien.
“Vin, zet hem uit.” fluisterde ik naar hem op een dreigende toon.
“Wat?” vroeg hij nonchalant.
Ik stapte dicht naar hem toe en bracht mijn gezicht bij zijn oor.
“Er zit iets in de tent.”
Zijn blik gleed langs die van mij af naar de tent. We stonden aan de linkerkant van de
tent en vanuit deze hoek kon je zien dat de flap van de tent open hing. Ik herinnerde me dat
ik de tent zo achter had gelaten, dat was ook niet de reden waarom ik zo schrok. Al onze
spullen stonden buiten de tent, inclusief onze luchtbedden en slaapzakken. Ze waren
allemaal netjes uitgelijnd voor de ingang. Het kan een speling van het licht zijn geweest,
maar ik zou zweren dat er iets in de tent zat. Iets wat met zijn gezicht naar de ingang van de
tent gericht stond. Het ding zat daar muisstil en leek niet eens te ademen. Het zat daar maar
te wachten totdat wij de tent terug in gingen.
“Zet ‘m uit.” zei ik weer tegen Vin, maar hij stond verstijfd van angst.
“Vin,” zei ik deze keer iets luider. Er klonk een stem van dichtbij: “Vin.”
Het kwam van de tent. Een trage, groffe stem. Vincent drukte de zaklamp uit met een
net te harde klik. Hij greep mijn schouder en ik balde mijn vuist pijnlijk hard. We stonden
daar in de duisternis. We ademden kort en snel en het zweet liep over mijn nek.
“Vin, zet ‘m uit.” zei iets.
Mijn maag draaide zich om terwijl het ding in de tent aan het spelen was met mijn
woorden. Ik pakte snel de hand van Vincent en trok hem mee de tegenovergestelde richting
in. Ik rende zoals ik nog nooit gerend had met Vin achter mij aan. We sprinten ongeveer voor
een minuut door de absolute duisternis. Ik kon niets zien en knalde vol met mijn gezicht
tegen een boom aan. Vonken flitsten in mijn ogen terwijl ik achterover viel op de grond. Het
deed zo’n zeer dat ik niet kon ademen en moest overgeven. Vincent tilde me omhoog.
“We moeten doorgaan. Alsjeblieft, stop nu niet.” schreeuwde hij wanhopig.
Ik kon niet reageren.
“Alsjeblieft, we moeten door!”
Ik forceerde mijn benen om mijn gewicht te dragen, zette mijn knieën op slot en
leunde tegen Vincent aan. Mijn lichaam voelde leeg en ik merkte dat mijn hoofd aan het
bloeden was. Ik veegde het weg en probeerde weer grip te krijgen op de situatie, maar de
pijn was te erg.
“Wacht, ik kan niet.” smeekte ik terwijl Vincent me mee naar voren probeerde te
sleuren, “Wacht heel even.”
We stonden samen in het pikke donker en konden overal in het bos zijn aangezien
we geen idee hadden waar we waren. We zeiden beide geen woord terwijl we in de
duisternis afwachten. We ademden zwaar en ik vroeg me af vanaf welke afstand we te
horen zouden zijn. De realiteit begon weer langzaam tot mij door te dringen en de pijn werd
draagbaarder. Ik stond steviger en wist weer wat er gebeurd was. Op dat moment zonk de
moed me voor de tweede keer die dag diep in mijn schoenen.
We stonden daar nu een minuut en er was geen geluid te horen. Geen ritselende
blaadjes of gefladder van vogels of vleermuizen, niets behalve stilte.
Drie minuten waren nu voorbij en we waren nog steeds alleen. Hadden we het
ontlopen? Ik greep Vincent zijn arm in het donker. Hij schrok en maakte een sprong. Ik
verzekerde hem dat ik het was door hem ook bij zijn andere arm vast te pakken en ik merkte
dat hij de zaklamp nog steeds vast had. Goed, nu hebben we in ieder geval licht. Ik
fluisterde tegen Vincent dat hij het aan moest zetten zodat we zagen waar we waren.
Vincent twijfelde even.
“We kunnen wel naar mijn huis rennen, maar dan moeten we wel zien waar we
lopen.”
“Nee, we moeten hier blijven.” sprak Vin mij tegen, “We kunnen hier wachten tot de
ochtend, zolang we maar stil zijn.”
Ik wilde hem overtuigen, maar op dat moment hoorde ik een vreemd geluid in de
verte. Het klonk als een soort vreemd geklik, het geluid van een zaklamp die uit werd gezet.
Het was in het begin bijna onhoorbaar, maar het was er. Het onregelmatige klik geluid kwam
steeds dichterbij, daar was ik zeker van. Een steeds harder wordende klik naderde ons en
een aantal meter voor ons stopte het. En ik was voor het eerst in mijn leven blij dat ik niet
kon zien wat er voor mij stond te wachten in de duisternis. Ik verwachtte ieder moment geklik
te horen, maar ik werd opgeschrikt door een ander geluid.
“Vin.”
Er zat meteen een brok in mijn keel terwijl ik niet probeerde te huilen.
“Vin.”
Het zei zijn naam 2 keer terwijl ik mijn ene hand over mijn mond plaatste om mijn
beademing te onderdrukken en met mijn andere in Vincent zijn hand kneep. Het geluid
kwam een paar passen achter ons vandaan. Hij zei zijn naam op een vreemde manier, alsof
het niet wist wat het betekende. Het waren gewoon geluiden die het ding opgepikt had en
gebruikte om ons te spotten in het donker.
Vincent liet op dat moment mijn hand los en ik hoorde hoe hij zijn voet vooruit in het
gras zette. Waag het niet, dacht ik.
“Vin.”
Het klonk zo verkeerd, als een oude deur die langzaam open ging.
Ik bewoog niet en wachtte tot er iets gebeurde. Er was een lange stilte en ik hield
mijn adem zo lang mogelijk in tot het moment dat ik niet meer kon wachten. Ik reikte
langzaam naar Vincent en legde mijn hand op zijn schouder. We deden tegelijkertijd een
stap naar voren zonder geluid te maken en probeerden zo stilletjes een weg verder het bos
door te manoeuvreren, weg van de stem. Het maakte me niet uit hoe lang het moest duren
voordat we het bos uit waren, zolang we maar weg waren van het wezen.
Op dat moment liep Vincent tegen een boom en haalde duidelijk adem. Het geklik
klonk onmiddellijk weer en snelde zich onze kant op. Ik wist niet wat we moesten doen. Het
enige wat ik me kon bedenken was mijn ogen dicht doen en proberen niet te schreeuwen.
Terwijl we daar stonden stopte het geklik op een armlengte van ons en het werd weer
stil.
“Vin, zet ‘m uit.”
Op dat moment zette Vincent de zaklantaarn aan en zette het op een rennen zonder
achterom te kijken. Ik rende achter hem aan alsof het enige wat mij in leven hield het licht
van de zaklamp was. Onze voetstappen lieten doffe geluiden achter in het gras terwijl we
gevolgd werden door een soort van getap alsof er kleine klauwtjes onder het wezen zaten.
Het geluid verplaatste zich naar boven. Ik bedacht dat het vanuit de bomen op ons zou
springen.
“Draai om!” schreeuwde ik naar Vin. Het maakte me niet meer uit, ik wilde alleen nog
maar levend hier vandaan komen.
We veranderden van richting en het getap stopte voor een moment. Lang genoeg om
afstand tussen ons en het wezen te plaatsen voordat het weer onze kant op kwam. Ik begon
kramp in mijn benen te krijgen en Vincent was zwaar buiten adem. We konden dit niet
volhouden, waar waren we? Ik zag dat het licht van de zaklamp niet meer verder bewoog en
ik bereidde mij voor om tegen Vincent aan te lopen, maar het licht verdween onder mijn
voeten door. Hij had de zaklamp laten vallen. Ik rende er voorbij en het was onmogelijk om
de lamp nu nog op te pakken.
“Vin!” riep ik terwijl ik mezelf voorbereidde om elk moment weer tegen een boom aan
te rennen.
“Blijf doorgaan!” hoorde ik Vincent roepen van voren, “Ik zie licht in de verte!”
En inderdaad. In de verte zag ik een straatlantaarn opdoemen. Het licht kwam steeds
dichterbij net als het klikgeluid. Ik zag Vincent al onder straatlantaarns door rennen.
“Niet stoppen!” schreeuwde ik terwijl ik de rand van het bos naderde.
Ik voelde voor het eerst weer het asfalt onder mijn schoenen en rende door naar de
verlichte weg. Ik rende totdat ik zeker wist dat ik genoeg afstand tussen mij en het ding had.
Ik draaide mijn hoofd om om te kijken of we nog steeds achtervolgd werden. Mijn pas
vertraagde wat terwijl ik de pijn voelde terugkomen. Om ons heen was alleen nog maar stilte
en de lampen toonden een lege straat.
Net wanneer ik terug wilde draaien naar Vincent zag ik iets onder de straatlantaarn
vandaan flitsen. Er ging een schok door mijn lichaam, we werden nog steeds gevolgd. Ik
slaakte een kreet en versnelde mijn pas. Het wezen zat vast in mijn gedachten. Ondanks dat
ik het nauwelijks gezien had, zag ik dat het wit was en groot. Het had een lang, rechtstaand
lichaam vol met knikken, alsof het zichzelf net uitgevouwen had. Dat was het enige wat ik
kon zien. Het moet een gezicht en ledematen hebben gehad, maar ik had geen tijd om
langer te kijken. Ik keek niet nog een keer en de weg waar we op renden kwam bekend voor.
We waren dicht bij mijn huis.
“Mijn huis!” schreeuwde ik en Vincent luisterde.
Hij sloeg linksaf de straat in waar ik woonde. Ook ik sloeg af en zag Vincent al over
het hek van mijn tuin springen.
“Schiet op!” hoorde ik hem schreeuwen en ik gooide mezelf over het hek heen. Mijn
enkels prikten toen ze de grond raakten en ik vloog naar de keukendeur. Vincent stapte
abrupt opzij en keek toe hoe ik de sleutel in het slot deed en de deur open draaide. We
vlogen naar binnen en ik draaide zo snel als ik kon de deur weer op slot. We sprinten naar
boven naar de badkamer en deden ook die deur achter ons op slot. We spraken af dat we
minstens tot de middag in de badkamer zouden blijven, voor de zekerheid.
's Avonds realiseerde ik me dat ik nog niks had gedronken en liep ik naar de keuken
om nog wat te halen uit de koelkast. Ik hoorde water uit de kraan lekken en draaide de knop
dichter terwijl ik een pak sap achterover goot. Terwijl ik naar de woonkamer liep begon de
kraan weer te druppelen. Ik knipte het licht aan en realiseerde dat het niet de kraan was of
iets wat uit deze kamer kwam. Het klonk alsof het van verder weg kwam. Ik keek uit het
keukenraam de tuin in. Het enige wat ik kon zien was een silhouet van iets dat tegen het hek
aan leunde. Het geluid wat ik eerder hoorde leek ook niet meer op het druppelen van een
kraan, maar meer op een soort geklik.

You might also like