Hoofdstuk 6

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 5

Overheid

6.1 : Functies

De overheid tekent in belangrijke mate mee het gezicht van onze gemende economie. Het
toenemend belang van de overheidssector komt tot uiting in toegenomen overheidsuitgaven.

• Allocatieve functie: optreden van de overheid beïnvloedt de allocatie van


productiefactoren, goederen en diensten.
• Herverdelende functie: overheidsoptreden grijpt in op de inkomens-en
vermogensverdeling.
• Stabilisatiefunctie: de overheid poogt de macro-economisch schommelingen af te
zwakken.

6.2: Beslissingen binnen een overheidssector

Normatieve en positieve theorieën:


• Normatieve theorieën: hoe moet een volkshuishouding de schaarse middelen
aanwenden om de nationale welvaart te maximaliseren? Hoe moet de overheid de
werking van de markt corrigeren, wanneer deze allocatief niet optimaal werkt. De
overheidssector wordt bevolkt door mensen, wiens handelen er zich toe beperkt zo
goed mogelijk de recepten van de welvaartseconomen in de praktik te brengen, los
van hun eigen belangen.
• Positieve theorieën: verklaart het feitelijke overheidshandelen vanuit de preferenties
van de politieke mensen. De overheid wordt gedesaggregeerd. Zoals op de markt zijn
de beslissingen er evenwel het gevolg van het individueel handelen. Volgens hen zijn
het mensen die binnen een collectief beslissingsmechanisme hun eigen preferenties
maximaal proberen te realiseren.

Public Choice theorie: positieve theorie

• Actoren hebben preferenties


 Actoren: kiezers, pressiegroepen, politici en ambtenaren
 Preferenties: elke actor heeft verschillende preferenties. Public Choice gaat
ervan uit dat het politieke leven gekenmerkt is wordt door ruil: de politieke
markt waarop vraag en aanbod elkaar ontmoeten. De vraag komt van de
kiezers en pressiegropen, en het aanbod komt van de politici en ambtenaren.
 Vraag en aanbod worden op elkaar afgesteld door stemmen, pressie,
opiniepeilingen.
 Het product: het beleid. Het overheidsbeleid heeft een collectief karakter

6.2.1: De Kiezers

• Representatieve democratie: aggregeert de preferenties van de verschillende kiezers.


Kiezers worden vertegenwoordigd door politici die voorkeuren aggregeren in concrete
voorstellen en tegengestelde belangen afwegen door onderhandelingen of stemmingen
• Referendumdemocratie: dit is in uitzonderlijke omstandigheden. Hierbij nemen de
kiezers, zonder tussenkomst van de politici, politieke beslissingen.
In beide systemen is de stemprocedure van groot belang:
• Het meest eenvoudige is dat iedere kiezer een stem mag uitbrengen, en dat een
voorstel het haalt als het 50%+1 stemmen haalt. Het nadeel van deze manier is dat als
er drie alternatieven zijn, dat het kan zijn, dat noch het ene noch het andere voorstel
het haalt. Als men dat met het meeste aantal stemmen verkiest dan zou het kunnen zijn
dat de uitslag anders was geweest hadden de kiezers hun voorstellen mogen
rangschikken.
• De reden:
 de stemprocedure registreert de intensiteit van preferenties niet.
 Een persoon die veel nadeel heeft van een bepaalde beslissing heeft evenveel
invloed als diegene die er geen last van heeft
 Soms is het mest geprefereerde beleid verschillend van het door de meesten
geprefereerde beleid, dan zegt men dat er een tegenstelling is tussen de
gepassioneerde minderheid en lauwe meerderheid.
Nobelprijswinnaar K. Arrow analyseerde de werking van de Condorcet-stemming.
• De kiezers moeten paarsgewijs over alternatieven stemmen, waarbij telkens het
winnende alternatief tegen een volgend nog niet beoordeeld voorstel uitkomt. Dit tot
uiteindelijk alle mogelijkheden doorlopen zijn.
• De 4 eisen van minimale effectiviteit:
 Iedere kiezer is vrij. Alle mogelijke logische preferenties zijn mogelijk.
 Als een kiezer een mogelijkheid verkiest, moet hij ook zo stemmen.
 Andere mogelijkheden mogen de keuze niet beïnvloeden, m.a.w. keuze tussen
twee voorstellen moet afhangen van de preferenties van de kiezer over de
beide mogelijkheden en niet van hun voorkeur t.o.v. een andere mogelijkheid.
 Kiezers moeten geen rekening houden met het algemeen belang. Binnen de
groep heerst geen dictatuur, alle leden bepalen e uitslag van de stemming.
• Kiezers rangschikken slechts de voorstellen in hun preferenties. Het is evenwel niet
vereist dat de kiezer bepaalt hoeveel liever zij een voorstel verkiest.
• Hoe groter het aantal personen dat deelneemt en hoe meer mogelijkheden zij door een
paarsgewijze stemming moeten vergelijken, hoe meer het gevaar dreigt dat er geen
antwoord uit de bus komt, of dat het antwoord slechts toevallig is. De volgorde van de
vergelijkingen zijn bepalend voor de uitslag.

6.2.2: Pressiegroepen

Een pressiegroep: een organisatie van mensen met een gemeenschappelijk belang
(belangengroep), die de politieke besluitvorming probeert te beïnvloeden in het voordeel van
dat groepsbelang.
Ze leveren een collectief goed voor de mensen met hetzelfde belang.
Ze beïnvloeden het beleid door stakingen, informatieverschaffing, directe participatie in
politieke activiteiten.
Als dit op grote schaal voorkomt spreekt men van een overlegeconomie.
6.2.3: Politici

Public choice economen gaan ervan uit dat politici zoveel mogelijk voordelen proberen te
halen uit hun activiteit.

Verschil tussen politieke markt en bedrijven:


• Politieke partijen zijn zeker van hun marktaandeel tijdens de legislatuur
• Het verhandelde product is niet goed gekend, hetgeen door de politici kan ‘uitgebuit’
worden. De kiezers weten slechts weinig over de werking van het staatshuishouden en
over wie daarvoor de verantwoordelijkheid draagt als het misloopt.
• De wensen van de kiezer zijn niet altijd even duidelijk, waardoor de politici hun
aanbod niet altijd even goed kunnen afstemmen.

Politici zijn gegroepeerd in politieke partijen. De oorzaken hiervan:


• Het laat samenwerking toe en maakt het mogelijk om van schaaleffecten te genieten.
• Het vergemakkelijkt de regeringsonderhandelingen.
• Het smeert de baten van het politieke bedrijf uit over een grotere groep mensen
(medewerkers, kabinet). Ze kunnen op die manier meer mensen tewerkstellen.
• Het fungeert als een vangnet voor niet-verkozenen.

De theorie van de mediaankiezer verklaart het gedrag van politieke partijen in een
tweepartijenstelsel. De beide politieke partijen leveren slag om de meerderheid en stemmen
hun programma zoveel mogelijk af op de wensen van de mediaankiezer.

In een meerpartijenstelsel is de politieke markt door de wisselende coalitievorming veel


gecompliceerder, maar toch ondervinden we daar ook de invloed van de mediaankiezer.

6.2.4: Ambtenaren

In de ogen van de public choice economen handelen ambtenaren als rationele wezens die hun
belangen verdedigen en daarbij een beroep kunnen doen op hun permanente aanwezigheid en
soms sanctiemogelijkheden.

Verschillende soorten ambtenaren:


• Carrièristen: hier telt uitsluitend het eigen belang. Binnen deze categorie onderscheid
men nog twee categorieën:
 Strevers: proberen vanuit hun functie meer macht, inkomen of prestige te
verkrijgen.
 Conservatieven: willen hun bestaande prerogatieven, inkomen en macht veilig
stellen. Deze verzetten zich actief en passief tegen veranderingen.
• Paternalisten: proberen aan de samenleving de eigen preferenties op te leggen. Ook zij
hechten veel belang aan macht en prestige.

Ambtenaren kunnen hun prestige uitbuiten door voor hun dienstverlening teveel geld te
vragen. Dan is er sprake van technische inefficiëntie (MO is niet gelijk aan MK, maar GO is
gelijk aan GTK)
Volgens Niskanen streven de ambtenaren naar een maximalisatie van hun dienst, ze streven
naar budgetmaximalisatie. De ambtenaren praten de politici teveel diensten aan. Volgens
Niskanen werkt de staatsadministratie niet zozeer inefficiënt door de te hoge kosten, maar
eerder doordat ze teveel diensten levert.

6.3 Collectieve voorzieningen

Meestal betreft de collectieve consumptie: verscheidene personen kunnen gelijkertijd van de


betrokken voorzieningen genieten. Deze voorzieningen worden gefinancierd door alle
burgers, die gedongen worden om te betalen voor het totale pakket aan collectieve
voorzieningen, ongeacht of zij die consumeren of niet.

6.3.1 Soorten collectieve voorzieningen

Zuiver collectieve voorzieningen:


• De financiering steunt volledig op openbare middelen.
• Het goed of de dienst staat volledig gratis ter beschikking
• Vb, leger politie

Quasi-collectieve voorzieningen
• Gedeeltelijke toepassing van het profijtbeginsel: ze creëert een pseudo-markt d.m.v.
contributiesystemen, waarbij de gebruikers toch een zekere bijdrage betalen die
evenwel de kostprijs niet dekt
• Vb, onderwijs, autowegennet in sommige landen

Semi-collectieve voorzieningen
• Allocatie van goederen en diensten gebeurt door de markt, maar er is een aanzienlijke
overheidssubsidie met de bedoeling de consumptie te bevorderen.

6.3.2 Motieven voor collectieve voorziening

Efficiëntie
• Op de markt zorgt de prijs voor allocatie (vraag=aanbod) en maakt financiering
mogelijk. In een aantal gevallen doet de markt dit niet:
 Ondeelbaarheid van het aanbod: technisch kan een goed niet in verschillende
onderdelen worden opgesplitst (vb, park of staat). De productiekosten zijn dus
niet toerekenbaar aan individuele consumenten.
 Non-rivaliteit: de consumptie van de ene persoon vermindert de
consumptiemogelijkheden van de andere niet waardoor het optimaal is om
zoveel mogelijk mensen te laten genieten van een dienst (vb, schone lucht)
 Non-exclusiviteit: men kan niemand de consumptie van het goed ontzeggen
eenmaal het er is (vb, militaire veiligheid)
 Besparing van transactiekosten: als de transactiekosten duurder uitvallen als de
collectieve voorziening

Distorsies in de consumentenvoorkeur
• Consumenten beschikken over onvolledige informatie en kopen dus zonder
overheidsinterventie onvoldoende hoeveelheden. Vandaar stelt de overheid die
goederen gratis of tegen een verlaagde prijs ter beschikking.
• Gevaar voor overaanbod
Herverdeling
• Een collectieve voorziening wordt gefinancierd via belastingen waaraan de hoogste
inkomens het meeste bijdragen.

CONCLUSIE

Weinig goederen zijn van nature uit zuiver collectief, in die zin dat ze niet via de markt
kunnen verschaft worden.

Soms steunt de keuze voor collectieve voorziening vooral op speciale kwaliteitseisen die men
aan de betrokken goederen stelt.

De verdeling van de beslissingsmacht op de markt en in de politieke arena is sterk


verschillend. Op de markt heeft iedere consument inderdaad de mogelijkheid om vrij
nauwkeurig zijn preferenties uit te drukken, maar beslissingsrecht is afhankelijk van inkomen
en vermogen.
In het budgetmechanisme heeft iedereen een stem en kan men de preferenties slechts op een
ruwe manier tot uitdrukking brengen.

You might also like