Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 41

Hoofdstuk 7

Markten van goederen en diensten


Volkomen concurrentie
Š Zeer groot aantal vragers en aanbieders
„ Niemand kan prijs beïnvloeden
„ Elke individuele vrager en aanbieder is prijsnemer
Š Volkomenheid van de markt
„ Homogene goederen (geen productdifferentiatie)
„ Perfecte informatie (geen prijsdifferentiatie)
Š Vrije toetreding tot de markt
„ Mobiliteit van arbeid in kapitaal in functie van factorbeloningen
„ Geen toetredingsbarrieres
Š Afwezigheid van positieve schaaleffecten
„ Oneindige positieve schaaleffecten leiden tot concentratie en
uiteindelijk tot monopolie
Globaal marktevenwicht I
Š Totale vraag (marginaal nut) en totaal aanbod
(marginale kosten) leiden tot
„ Evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid
„ Vraag- en aanbodsverschuivingen leiden tot nieuw
evenwicht
Š Prijsreactie op een verschuiving van vraag en/of
aanbod hangt af van de elasticiteiten
„ Hoe inelastischer V en A, hoe groter de prijsreactie
„ Wet van Davenant-King voor landbouwproducten
z Goede oogst leidt soms tot lagere opbrengst
z Oogst vernietigen heeft daarom soms zin
Globaal evenwicht
P

P1

Q1 Q
Wet van Davenant- King

A1 A2
Goede oogst
P1 C

P2 D B
V

0 Q1 Q2 Q
Wet van Davenant- King

A1 A2
Goede oogst
P1 C

Minder omzet
door lagere prijs

P2 D B
V Meer omzet door
hogere hoeveelheid
0 Q1 Q2 Q
Het spinnewebtheorema I
Š Vraagcurve verschuift
„ Verandering in preferenties
„ Bijvoorbeeld meer varkensvlees tgv BSE of economische recessie
Š Aanbodscurve
„ Op korte termijn niet elastisch
„ Op lange termijn wel elastisch
„ Er is een tijdsverschil om het aanbod aan te passen
Š Gevolg
„ Nieuwe evenwicht wordt op lange termijn bereikt,
„ na een reeks prijsschommelingen
„ Of niet bereikt (systeem kan gedempt of explosief verlopen)
Š Voorbeeld: de varkenscyclus
Het spinnewebtheorema II
P

F G
P2 J K

E2 .
L
P3 I H
P1 E1
V2

V1
0 Q1 Q3 Q2 Q
Individuele producent
Š Op korte termijn (zie hoofdstuk 5)
„ Evenwicht waar MO=MK, indien de prijs (de MO) > GVK
Š Op lange termijn
„ Reken de normale winst als een kapitaalskost
„ Overwinst of verlies zijn geen LT evenwicht
z Bij overwinst: toename van het aantal ondernemingen
z Bij verlies: afname van het aantal ondernemingen door liquidatie of
faillissement
Š Kenmerken
„ Evenwicht vraag en aanbod
„ Geen overwinst
„ Bedrijven werken tegen minimale kosten
„ Constant aantal aanbieders en vragers
Individuele producent
op korte termijn
P-MO-GO
MK-GTK-GVK

MK

GTK
GVK
P1 P=MO=GO

0 Q1 QP
Individuele producent
op lange termijn
P (A) P (B)
A1
MK

GTK
P1 C
P1
E

D V

0 Q1 0 q1 q
Q
Individuele producent op lange termijn:
overwinst

P (A) P (B)
A1
A2
MK
overwinst
overwinst
GTK
P1 C
P1
E

D V

0 Q1 0 q1 q
Q
Individuele producent op lange termijn:
leidt tot toetreding

P (A) P (B)
A1
A2
MK
toetreding
GTK
P1 C
P1

D V

0 Q1 0 q1 q
Q
Individuele producent op lange termijn:
toetreding leidt tot lagere prijzen en winsten

P (A) P (B)
A1
A2
MK

prijsdaling GTK
P1 C
P1
P2
P2
E geen over winst
D V

0 Q1 Q2 0 qE q1 q
Q
Sectoriële overinvestering:
lagere prijzen
P (A) P (B)
A1
A2
MK
A3
GTK
P1 C
P1
P2
P2
E
P3
D V

0 Q1 Q2 Q3 0 q3 qE q1 q
Q
2
Sectoriële overinvestering:
en verliezen
P (A) P (B)
A1
A2
MK
A3
GTK
P1 C
P1
P2
P2
E
P3
D V

0 Q1 Q2 Q3 0 q3 qE q1 q
Q
2
En daardoor dus ook
faillissementen en desinvesteringen
P (A) P (B)
A1
A2
MK
A3
GTK
P1 C
P1
P2
P2
E
P3
D V

0 Q1 Q2 Q3 0 q3 qE q1 q
Q
2
Lange termijn evenwicht:
minimale gemiddelde kosten
P (A) P (B)
A1
A2
MK
A3
GTK
P1 C
P1
P2
P2
E
P3
D V Lange termijn evenwicht
geen overwinst

0 Q1 Q2 Q3 0 q3 qE q1 q
Q
2
Efficiëntie

Š Volkomen concurrentie is efficiënte marktvorm:


Š Er is een maximale welvaartstoename
(economische efficiëntie)
„ Consumentensurplus
„ Producentensurplus
Š Er is technische efficiëntie (X-efficiëntie)
„ Ondernemingen produceren tegen minimale kosten
„ Wie niet tegen deze minimale kosten kan produceren
gaat op langere termijn failliet
Monopolie

Š De monopolist is de enige aanbieder van zijn


product
„ Wettelijk monopolie
„ Natuurlijk monopolie (oneindige positieve
schaaleffecten)
„ Technologisch monopolie
Š De monopolist is een prijszetter
„ Zet de prijs om winst te maximaliseren
„ Houdt rekening met de volledige vraagcurve
„ Optimum in punt van Cournot
Het probleem van de
monopolist
Š Neem een lineaire vraag van de vorm:
„ P=a+bQ
Š De totale opbrengst is dus:
„ TO= P*Q= aQ+bQ²
Š De marginale opbrengst is dan de eerste
afgeleide van de totale opbrengsten naar Q:
∂TO
„ MO = = a + 2bQ
∂Q
Evenwicht bij Monopolie
P

MK
V=GO

Punt van Cournot


MO GK
P1 C

Q1 Q

Winstmaximaliserende hoeveelheid
Evenwicht bij Monopolie
P

MK
V=GO

overwinst
MO GK
P1 C

P2 G

D E

Q1 Q2 Q
Vergelijking met volkomen concurrentie:
hogere prijs, lagere hoeveelheid, minder welvaart
P

MK

V=GO

MO GK
P1 C
welvaartsverlies
P2 G
Evenwicht bij volkomen concurrentie
D E

Q1 Q2 Q
Efficiëntie: monopolie versus
volkomen concurrentie
Š Economisch niet efficiënt
„ Allocatie zorgt niet voor maximale toename van de welvaart
„ Onder volkomen concurentie zou er FCG meer welvaart zijn
„ FCG is dus het welvaartsverlies in de vorm van verloren consumenten- en
producenten surplus
Š Hogere prijs voor de consument
„ Onder monopolie evenwichtprijs p1
„ Onder volkomen concurrentie evenwichtsprijs p2
Š Lagere geproduceerde hoeveelheid
„ Onder monopolie evenwichtshoeveelheid q1
„ Onder volkomen concurrentie evenwichtshoeveelheid q2
Š Technisch wel efficiënt onder winstmaximalisatie
Monopolistische Concurrentie

Š Producent niet enige aanbieder, veel productdifferentiatie


„ Binnen bepaalde grenzen is er een eigen markt
„ Concurrentie van vergelijkbare substituten en toegankelijkheid van de markt
„ Verdedig de eigen markt via merknamen en reclame
Š Korte termijn: monopolistische producent is prijszetter
„ Zet de prijs om winst te maximaliseren
„ Houdt rekening met de volledige vraagcurve
„ Vraagcurve vlakker dan bij monopolie (substitutie, toetreding)
„ Realiseert daarbij een overwinst
Š Op lange termijn
„ Toetreding concurrenten
„ Individuele vraagcurve verschuift tot ze raakt aan de gemiddelde kostencurve.
„ Zodat er geen overwinst meer is.
Monopolistische concurrentie
evenwicht korte en lange termijn

P (A) P (A)
GTK GTK

MK MK
P1 C P1 C
GTK GTK
GTK1 A GTK1 A

MO V MO V
0 0
Q1 Q Q1 Q
Monopolistische concurrentie
evenwicht korte en lange termijn

P (A) P (B)
GTK

MK MK
P1 C
GTK C GTK
P1
GTK1 A A
P2

MO V MO V’ V
0 0
Q1 Q Q1 Q2 Q
Efficiëntie

Š Lange termijn evenwicht volkomen concurrentie in A,


monopolistische concurrentie C
Š Hogere prijs (p1 in plaats van p2)
Š Lagere productiehoeveelheid (q1 in plaats van q2)
Š Economische efficiëntie
„ Lager dan bij volkomen concurrentie
„ Door suboptimale capiciteitsbenutting
„ Onder volkomen concurrentie zou door concurrentie en toetreding de
prijs dalen tot p2
Š Maar grote productvariatie
„ Wordt verscheidenheid door consument gewaardeerd??
Oligopolie
Š Redenen voor bestaan
„ Schaaleffecten
„ Toetredingsbarrières
z Complex productieproces, zware kapitaalvereiste, complexe
distributiekanalen, etc
Š Klein aantal aanbieders
„ Hebben directe invloed op elkaar
„ Oligopolisten anticiperen gedragwijzingen van
concurrenten bij bepaling eigen gedrag
„ Non-price competition afgewisseld met prijzenoorlogen
Š Veel theoretische modellen
Samenwerkend oligopolie

Š Onderlinge samenwerking leidt soms tot kartel


„ Productiekartel (OPEC)
„ Prijskartel (banksector)
„ Afzetkartel (brouwerijsector)
„ Soms op last van de overheid
Š Maximaliseer de winst van het kartel
„ Volledig analoog aan monopolie
Š Probleem voor productiekartel
„ Inherente instabiliteit van productiekartels
„ Individueel lid van kartel heeft incentive tot ‘free riding’
„ Dit ondergraaft op termijn de werking van het kartel
Evenwicht bij productiekartel:
maximale totale winst voor kartel

P (A)
P
(B)
MK MK
GK GK
MK MK

D C
P1 GK
P1
B GK

E
F

MO GO = V
0 Q1 Q 0 qc q
Individuele winst indien iedere
partner zich aan quota houdt

P P
MK (A) MK (B)
AK AK

MK MK

D C D
P1 P1
GTK B GO=P
F

E E
F

MO GO=V
0 Q1 Q 0 qc q1 q
Incentive om meer te produceren

P P
MK (A) MK (B)
GTK GTK

MK MK

D C D
P1 P1
AK GO=P
F B
G
E E
F

MO GO=V
0 Q1 Q 0 qc q1 q
De inherente instabiliteit
van kartels
P P
MC (A) MC (B)
AC AC

MC MC

D C D
P1 P1
AC AC
pE F
E E
F

MR AR=D
0 Q1 Q 0 qc q1 q
Russia versus OPEC:
the free rider in the cartel
Š Boston, 31 July 2001 - Russia has hailed an OPEC decision to reduce
oil output by 1 million barrels per day, but has departed from its past
practice of promising to contribute a cut of its own.
Š One likely reason is that Russia has never delivered on any of its
previous pledges since 1999 to curb production in line with OPEC. Last
year, Russia increased oil output by 5.9 percent to take advantage of
rising prices that resulted from OPEC cuts, despite its promises to the
oil cartel.
Š Russia's most recent assurance came in March 2001 when former
Deputy Energy Minister Alexei Miller told an OPEC meeting in Vienna
that Russia would reduce its exports, OPEC also decided at that session
to cut its output by 1 million barrels per day. Instead, Russia boosted
production by 6.9 percent in the first half of the year, compared with
the period a year earlier.
Oligopolie onder
prijsleiderschap
Š Een dominante onderneming
„ Kan kleinere concurrenten uit de markt duwen
„ Kleinere aanvaarden daarom de prijs van de leider en gedragen zich
als hoeveelheidsaanpasser
„ De prijsleider gedraagt zich als prijszetter
Š Marktevenwicht kan verstoord worden door
„ Prijzenoorlog door de prijsleider (cut throat competition)
„ Toetreding van nieuwe prijsleider/kostenleider
„ Dit leidt dan tot een situatie van niet samenwerkend oligopolie
Prijsleiderschap
P V A

VD
MKD
MOD
C
P3

P1

0
Q1 Q4 Q3 Q5 Q2 Q
Concurrentiebeleid
Š US concurrentiebeleid
„ Sherman Act (1890)
„ Clayton Act (1914)
„ Federal Trade Commission Act (1914)
Š EU-beleid (Verdrag van Amsterdam artikel 81 tot 90)
„ 81 tegen vervalsing van mededinging (Interbrew) en concentratie
„ 82 tegen misbruik van monopoliemacht (Microsoft)
„ 88 verbiedt discriminerende steunmaatregelen door overheid die
concurrentie vervalsen (DAT)
„ 89 EU moet verwittigd worden bij invoering of wijziging van
overheidssteun (DAT)
Š Nationale overheden
„ Interbrew in UK, overname van BASS, verplichte verkoop Carling
EU Commission :
Interbrew, Alken-Maes
guilty of cartel activities

Š DEC 5, 2001 - The European Union Commission has fined


Interbrew and Alken-Maes, the two largest brewers in
Belgium, for cartel activities.
Š Interbrew was fined 46.5 million Euros and Alken-Maes,
44.6 million Euros.
Š "From early 1993 until the beginning of 1998, the two
parties were involved in wide-ranging cartel activities on
the Belgian beer market….A striking feature of this cartel
is that the CEOs themselves and other top management of
the companies regularly met to initiate and monitor the ...
arrangements."
Interbrew acquired Bass, leading to
concentration problem

SEPT 20, 2001 - Interbrew, the world's second largest


brewer, has announced it will break up Bass brewers and
sell most of it, including top selling Carling.
Š The decision came after the United Kingdom ruled the
Belgian brewer must sell all of Bass or at least Carling to
overcome British competition concerns. Interbrew intends to
finalize the sale of Carling Brewers, as soon as reasonably
possible..
Š Minister of Trade and Industry Patricia Hewitt ruled that
Interbrew had until Feb. 28 of 2002 to implement either
option, accepting the advice of the Director General of Fair
Trading on ways to overcome the competition problems

You might also like