Professional Documents
Culture Documents
Meerkeuzevragen Politeia 2
Meerkeuzevragen Politeia 2
Meerkeuzevragen Politeia 2
a De uitgaven voor voedsel stijgen en dat zij een stijgend aandeel in het totale
consumptiepakket gaan uitmaken
b De uitgaven voor voedsel stijgen en dat zij een dalend aandeel in het totale
consumptiepakket gaan uitmaken
c De uitgaven voor voedsel dalen
d De uitgaven voor voedsel constant blijven en dat zij een dalend aandeel in het totale
consumptiepakket gaan uitmaken
a Giffen goederen
b Speculatieve goederen
c Inferieure goederen
d Veblen goederen
4. Als de marginale baat van een bepaalde activiteit kleiner is dan de marginale kost ervan
dan stelt het optimaliseringsprincipe dat het in dat geval optimaal is om
1
6. Scope-effecten ontstaan wanneer
a De gemiddelde kosten dalen naarmate een bedrijf de dimensie van de productie gaat
uitbreiden
b De gemiddelde kosten dalen naarmate de totale bedrijfssector waarin een bedrijf actief
is gaat groeien
c De gemiddelde kosten dalen naarmate een bedrijf meer ervaring krijgt met het
productieproces
d De gemiddelde kosten dalen naarmate een bedrijf een grotere verscheidenheid aan
producten gaat produceren
a Het feit dat werknemers die hun baan verliezen een zekere tijd nodig hebben om een
nieuwe job te vinden
b Het feit dat de samenstelling arbeidsvraag kwalitatief verschilt van de samenstelling
van het arbeidsaanbod
c Het feit dat er te weinig vraag is naar de producten die de ondernemingen maken
d Het feit dat de lonen te hoog zijn
a De prijs bij volkomen concurrentie steeds gelijk zijn aan het minimum van de marginale
kosten
b Werkloosheid per definitie toe te schrijven aan te hoge lonen
c Het prijsstijgingspercentage van niet-hernieuwbare natuurlijke rijkdom gelijk aan de
interestvoet
d De disconotovoet die men in het kader van een sociale kosten-batenanalyse gebruikt
gelijk aan 3% à 5%
2
Vraag 2
2.1. Vraag naar en het aanbod van product A worden beschreven in tabel 1.
Tabel 1
Prijs Vraag Aanbod
10 40 10
20 30 15
30 20 20
40 10 25
a 10
b 20
c 30
d 40
12. De prijs van product B stijgt met 20%. Bij welke prijs komt een nieuw evenwicht tot stand?
a 10
b 20
c 30
d 40
13. Op de vraag- en aanbodgrafiek van product A zou de prijsdaling van product B tot uiting
komen door
a Substituten
b Complementair
c Beide inferieur
d Beide levensnoodzakelijk
3
2.2. Gegeven figuur 1: de productie-isoquanten XE, X1, X2 beschrijven alle mogelijke
combinaties van arbeid (A) en kapitaal (K) die een productiehoeveeheid XE, X1, X2 opleveren.
De isokostenrechtes TE, T1 en T2 beschrijven de combinaties van arbeid en kapitaal die een
bepaald kosteniveau veroorzaken. Veronderstel dat een onderneming XE produceert en TE
kosten maakt door de inzet van AE arbeid en KE kapitaal.
Figuur 1
K2
K1
KE
X1
XE
X2
T1
T2 TE
A
A2 AE A1
15. Een gelijkmatige daling van de arbeid- EN kapitaalkost zal aanleiding geven tot
16. Stel dat de loonkost stijgt, dan zal in het nieuw evenwicht gelden dat
4
2.3. Gegeven figuur 2: de markt voor een individueel goed waarop volkomen mededinging
heerst, wordt beschreven door de globale vraagcurve VE en aanbodcurve AE. In luik 2-1
liggen wijzigingen in de aanbodcurve aan de basis van wijzigingen in het marktevenwicht. In
luik 2-2 wijzigen elementen in de vraag het marktevenwicht. In beide luiken is het vertrekpunt
steeds het evenwicht E waarbij QE eenheden van het goed verhandeld worden tegen een
prijs PE. Een wijziging van de omstandigheden die vraag of aanbod bepalen resulteert in een
nieuw evenwicht. In luik 2-1 worden deze aangeduid met I en II, in luik 2-2 met III en IV.
Figuur 2
Luik 2-1 Luik 2-2
A1 AE AE
P P
A2 III
I
P1 P3
E E
PE
PE
P2 II P4 V3
IV
VE VE
V4
Q1 QE Q2 Q Q4 QE Q3 Q
17. Een stijging van de loonkosten zal het marktevenwicht voor het betrokken goed
veranderen van evenwicht E naar
a I
b II
c III
d IV
18. Het inkomen van de consumenten stijgt. Het marktevenwicht verandert van evenwicht E
naar
a I
b II
c III
d IV
5
19. Een substituut voor het betrokken goed komt op de markt. Het marktevenwicht verandert
van evenwicht E naar
a I
b II
c III
d IV
a Groter in E dan in II
b Groter in E dan in I
c Groter in IV dan in II
d Groter in I dan in III
6
7