Meerkeuzevragen Politeia

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 4

Meerkeuzevragen Politeia

(examen van 9 sept. 2003)

1. Gegeven dat de kruisprijselasticiteit van de vraag naar product A voor een wijziging in de
prijs van goed B gelijk is aan 3, dat de vraag en het aanbod naar product A beschreven wordt
door

Prijs Vraag Aanbod


20 140 110
30 120 120
40 100 130
50 80 140

Gevraagd:
1. Welke prijs brengt evenwicht op deze markt

a) 20
b) 30
c) 40
d) 50
e) Deze markt kent geen evenwicht

2. Stel dat de prijs van goed B stijgt met 10 % stijgt, bij welke prijs komt een evenwicht tot
stand

a) 20
b) 30
c) 40
d) 50
e) Deze markt komt terecht/blijft in een onevenwichtssituatie

3. De betrokken goederen A en B zijn

a) complementair
b) volledig onafhankelijk
c) beide Veblen goederen
d) substituten
e) beide Giffen goederen

2. Met het oog op de toegenomen studielast beslissen twee studenten (A en B) bij het begin
van het academiejaar om een samenwerkingsverband af te sluiten. In plaats dat zij beide naar
alle lessen van alle vakken gaan, spreken zij af om de vakken te verdelen en naar alle lessen te
gaan van de helft van de vakken. Student A neemt de vakken F, G, H, I en J voor zijn
rekening. B zal alle lessen bijwonen van K, L, M, N en O. Op het eind van het academiejaar
zullen zij de nota’s, slides, ... uitwisselen zodat ze beide over alle nota’s, slides, ... beschikken.
Studenten A en B kunnen beide beslissen om zich aan de afspraak te houden. In dat geval
halen ze zeker 1ste zit met een gemiddelde van 75%. Als student A zich niet aan de afspraken
heeft gehouden, dan heeft hij voor 2 vakken tweede zit. Hij slaagt er immers in om de nota’s
van student C op de kop te tikken. Student B, zich niet bewust van het gedrag van A, slaagt er
niet in om nota’s op de kop te tikken en heeft in dat geval voor 5 vakken tweede zit. Het
omgekeerde geldt wanneer student B zich niet aan de afspraken heeft gehouden. Gaan ze
beide nooit naar de les, dan hebben ze een tweede zit van 8 vakken aan hun been.
Onderstaande tabel bevat deze keuzen onder de vorm van een pay-off matrix:

Aantal vakken in de tweede zittijd (hoe lager: hoe beter!!!)


Student A
Lessen Brossen
bijwonen
Lessen A: 0 A: 2
Student
B

bijwonen B: 0 B: 5
Brossen A: 5 A: 8
B: 2 B: 8

Gevraagd:
1. Stel dat beide studenten een mini-max strategie volgen, dan resulteert dit in evenwicht
a. A: 0, B: 0 vakken in tweede zit
b. A: 2, B: 5 vakken in tweede zit
c. A: 5, B: 2 vakken in tweede zit
d. A: 10, B: 10 vakken in tweede zit

2. Om uit te komen in het A:0, B:0 vakken in tweede zit scenario, dan moeten zij volgende
spelregels hanteren:
a. A: mini-max, B: maxi-max
b. A: maxi-max, B: mini-max
c. A: maxi-min, B: maxi-min
d. A: mini-max, B: maxi-min

3. Gegeven figuur 1 : de budgetrechte B1 en indifferentiekromme I1 beschrijven de situatie


van een individueel consument die de keuze heeft tussen de goederen W en X met prijzen PW
en PX. De consument beschikt over een inkomen Y. De consument consumeert in het
evenwicht E W1 eenheden van goed W en X1 eenheden van goed X.
W

B2

B1
WNE1 NE1

B3
W1 E

I2
WNE2
NE2 I1
I3
X NE1 X1 X NE2 X
Figuur 1

Gevraagd:

1. Stel dat de prijs van goed W daalt . Dit komt in de grafiek tot uiting door

a) een wenteling van de budgetrechte van B1 naar B2


b) een wenteling van de budgetrechte van B1 naar B3
c) een verschuiving van de indifferentiekromme van I1 naar I2
d) een verschuiving van de indifferentiekromme van I1 naar I3
e) een wijziging in de prijs heeft geen impact op de budgetrechte noch op de
indifferentiekrommes

2. Vergelijk het evenwicht NE2 (consumptie van WNE2 van goed W en van XNE2 van goed
X) met het evenwicht gegeven door NE1 (consumptie van WNE1 van goed W en XNE1 van
goed X). Welke stelling is correct

a) In het evenwicht NE1 is de prijs van goed X lager dan de prijs van goed X in NE2
b) In het evenwicht NE1 is de prijs van goed X hoger dan de prijs van goed X in NE2
c) In het evenwicht NE1 is het nominaal inkomen hoger dan in NE2
d) In het evenwicht NE1 is de prijs van goed W lager dan de prijs van goed W in
NE2
e) In het evenwicht NE1 is de prijs van goed W hoger dan de prijs van goed W in
NE2

3. Vergelijk het evenwicht E (consumptie van W1 van goed W en van X1 van goed X) met
het evenwicht gegeven door NE1 (consumptie van WNE1 van goed W en XNE1 van goed
X). In dit evenwicht NE1 geldt

a) Dat het totaal nut hoger is dan in E


b) Dat het totaal nut lager is dan in E
c) Dat het marginaal nut van W in NE1 hoger in dan het marginaal nut van W in E
d) Dat het marginaal nut van X in NE1 lager is dan het marginaal nut van X in E
e) Dat de marginale substitutieverhouding op de markt verschillend is van de
marginale substitutieverhouding in de preferenties.
4. Gegeven figuur 2: de productie-isoquanten X1, X2, X3 beschrijven alle mogelijke
combinaties van arbeid (A) en kapitaal (K) die een productiehoeveeheid X1, X2, X3 opleveren.
De isokostenrechtes (TK TA) en (T’K T’A) beschrijven de combinaties van arbeid en kapitaal
die een bepaald kosteniveau veroorzaken.

X3

X2

X1
TK

T3 X3
T’K

Figuur 2 T2 X2
K1
T1 X1
Gevraagd:

1. Stel dat de 0 A 1 T A A 2 T’ A A
onderneming een productiehoeveelheid X1 wil realiseren, dan zal zij dit optimaal doen
door het inzetten van
a. K1 eenheden kapitaal, A2 eenheden arbeid
b. K1 eenheden arbeid, 0 eenheden arbeid
c. K1 eenheden kapitaal, A1 eenheden arbeid
d. De onderneming kan X1 nooit optimaal produceren

2. Welke van volgende stellingen is waar


a. Uit de figuur blijkt duidelijk dat de productietechnologie wordt gekenmerkt door:
factorcomplementariteit
b. Uit de figuur blijkt duidelijk dat de productietechnologie wordt gekenmerkt door:
factorsubstitueerbaarheid
c. Uit de figuur blijkt duidelijk dat de betrokken onderneming in staat is om het
loonniveau te beïnvloeden (is price maker)
d. Uit de figuur blijkt duidelijk dat de betrokken onderneming op zal treden als een
monopolist.

You might also like