Samenvatting Oefeningencolleges

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 17

OEFENINGENCOLLEGES

ARCHITECTUURGESCHIEDENIS

1. De middeleeuwen – byzantijnse & christelijke architectuur


§1. Vroegchristelijke architectuur
religieuze tijdsgeest:
- vroege 3e E: economisch verval
- ontevredenheid t.o.v. heidendom
- nieuwe mystieke religies beloven verlossing
- deze ontstaan vanuit het Midden-Oosten
- christendom is er één van: brengt hoop & zekerheden
- in de 3e E wint het christendom aan kracht
vroegste christelijke architectuur:
- weinig historische gegevens
- in het begin: enkel altaren in woningen
- catacomben
 eerste vorm van christelijke architectuur
 ondergrondse begraafplaatsen voor christenen
 onder de grond want goedkoper
Constantijn:
- tijdens een veldslag krijgt keizer Constantijn een visioen: visie v/h brandend kruis
- door hem wordt het christendom de officiële staatsreligie
- hoofdzetel RR gaat van Rome naar Byzantium/Constantinopel
- WRR zal gaandeweg in verval geraken, ORR opbloeien
- christendom krijgt in Rome een keizerlijk aura
ontwikkeling van de basilica:
- onder Constantijn
- eerste kerken zijn in de vorm van een Romeinse basilica
- architectuur geeft de staatsreligie uitdrukking
- tempel kon ook, maar bezwaren:
 reeds verbonden met heidense culturen
 praktisch: het tempelgebeuren speelde zich grotendeels buiten af terwijl het
christendom indoor bedoeld was

1
- typologie v/d basilica:
 middenschip met zijbeuken
 plek keizer/paus in apsis
 bleek zeer geschikt als kerkruimte
 eerste religieuze basilica’s sober aan de buitenkant,
wel gedecoreerd langs binnenkant
 typologie herkenbaar in plannen
 werd evt. aangevuld met atrium & fonteinen
- San Giovanni in Laterano:
 310
 Rome
 zo’n vroegchristelijke kerk in de vorm van een Romeinse basilica
 typologie wordt rechtstreeks overgenomen
 plek voor keizer wordt plek voor paus
- Sint-Pietersbasiliek:
 330
 Rome
 gebouwd over de begraafplaats San Pietro
 ingang: groot atrium om groepen te ontvangen
 transept = dwarsbeuk: creëert theatrale scène
 felbelichte dwarsbeuk, donkerdere zijbeuken
centraal-bouw martyria:
- martyrium = graf voor een belangrijke heilige
- Heilig Graf-site:
 Jeruzalem
 martyrium waar Christus gestorven is
 centraal-bouw (=rond gebouw) die verwijst naar mausolea
 buiten sober
 binnen een en al rijkdom
- in deze regio ontwikkelt zich een andere architectuur dan de basilica in Rome
- vergelijkbare ontwikkeling:
 mausoleum  martyrium
 basilica  religieuze basiliek
- Romeinse en andere vroegchristelijke architectuur ontwikkelen zich parallel,
beïnvloeden elkaar
- Santa Constanza:
 340
 Rome
 mausoleum wordt martyrium/kerk
 gouden mozaïeken

Milaan:
2
- is even de nieuwe hoofdstad voor het RR
- San Lorenzo kapel:
 350
 kapel voor Constantijn
 schaal wedijvert met keizerlijke architectuur
Ravenna:
- nu wordt Ravenna de hoofdstad (nadat Italië terug bij het ORR is geannexeerd)
- Mausoleum Galla Placidia:
 430
 eenvoudige buitenkant
 binnen: prachtig marmer, weinig lichtinval
 zijbeuken
 tongewelven komen samen in centrale pendentief
- Sant’Apollinare in Classe:
 530
 basilica met houten dak
 buitenkant opnieuw sober
 binnen oosterse invloeden: veelkleurige mozaïek

§2. Byzantijnse architectuur


ORR:
- 470: val WRR
- nu is ORR het wereldtoneel, met als hoofdstad Byzantium/Constantinopel
- Constantijn & Justinianus bouwen Constantinopel uit
basilica  centraal-plan met koepel:
- dominantie basilica’s maakt plaats voor grote overkoepelde centraal-plannen
- ontwikkelden zich gelijktijdig
- vergelijking:

vroegchristelijke basilieken Byzantijnse koepelkerken


- functioneel - dromerig
- weinig symboliek - sterk symbolische expressie
- westers - beïnvloed door oosterse liturgie
- sluit aan bij romaanse & - sluit aan bij gotiek & barok
renaissance-architectuur

Byzantijnse koepelkerken – technische kenmerken:

3
- centraal-plan:
 spontante nadruk op het centrale deel
 d.m.v. symmetrie en 1:1 verhoudingen
 vaak vierkant/cirkelvormig
- pendentiefkoepels:
 vroegchristelijke kerken: rechthoekig plan met tongewelven
 koepels hebben extra ondersteuning nodig
 oplossing 1: dikke muren
 oplossing 2: trompen als brugjes in hoeken
 oplossing 3, eleganter: pendentieven
 sferische driehoeken dragen koepel
 uitgevonden door Romeinen maar meer gebruikt door Byzantijnen
- licht:
 Byzantijns: vaak uit onderkant koepel
 lichtinval speelt steeds een grote rol
- Hagia Sophia:
 530
 typisch voorbeeld Byzantijnse koepelkerken
 ovale hoofdstructuur
 gebouwd onder Justinianus
 gebouwd als kerk, wordt later moskee
 vergeleken met het Pantheon:

Pantheon Hagia Sophia

- helder & eenvoudig - dijt uit in alle richtingen


- aantrekkingskracht naar - overal een andere indruk
het midden
- 1 ingeschreven bol - alle vormen:
rechthoekig/vierkant/(half)rond…
- 1 lichtbron - veel lichtbronnen, in koepel
- 1 koepel - koepel met halfkoepels

andere Justiniaanse gebouwen:

4
- kunnen niet tippen aan grandeur Hagia Sophia
- San Vitale kerk:
 530
 Ravenna
 2 achthoekige ruimtes rond elkaar
 sober buiten, prachtig binnen
romaans + byzantijns – Venetië:
- Venetië als handelspoort tussen Europa en Oosten
- wordt zowel westers als byzantijns beïnvloed
- San Marco basiliek:
 1060
 romaans-byzantijns kerk
 (gotische decoratie later toegevoegd)
 gouden pendentiefkoepels
 mysterieuze lichtinval
 duidelijker onderverdeeld dan eindeloze Hagia Sophia

5
2. Pre-romaanse & romaanse architectuur
§1. Pre-romaanse = Karolingische architectuur
een beetje geschiedenis:
- 500-800 n.C.:
 periode tussen val WRR en °Heilig Roomse Rijk
 afkeer van grote steden: kleinere gemeenschappen ontstaan
 eenvoudige architectuur
 bouwtechnische & Romeinse kennis verdwijnt
 enkel Romeinse ruïnes herinneren nog aan vroeger
- Heilig Roomse Rijk:
 vanaf 800 n.C.
 begin v/d Europese heropleving
 Karel de Grote wordt Heilig Rooms Keizer
 ‘Rooms’  glorie die men met Rome linkt
 Duitse keizer wordt gezien als opvolger van de Romeinse keizer
- periode van nieuwe ideeën, vormen, technieken…
- men combineert
gebouwen:
- Pfalz kapel:
 800
 Aken
 Karolingisch & middeleeuws: zwaar, strak, rationeel
 combinatie met antieke marmerdecoratie
 vergeleken met de San Vitale:

Pfalz kapel San Vitale


gelijkaardig grondplan: 2 concentrische veelhoeken
scherp, hoekig vloeiende ruimte
achthoek in 16-hoek 2 achthoeken
massieve koepel (gebrek aan kennis) lichte koepel
- Sankt Gallen klooster:
 820
 nooit gebouwd
 plan voor het ideale Karolingische klooster
 het klooster als economisch bedrijf
 plek van eenzaamheid & arbeid
 centraal: de kerk met 2 torens
 kloosterhof met praktische gebouwen
 intellectuele & verblijfsgebouwen
 crypte rond apsis ontvangt pelgrims die relieken willen bekijken
- later radiaalkapellen & rondgang apsis op gelijk niveau (romaanse innovatie)

6
§2. Romaanse architectuur
historische context:
- 10e/11e E
- periode na Karel de Grote
- Europa even opnieuw in verval
- daarna economische & culturele heropleving
- HRR = allegaartje van onafhankelijke steden en rijken
- vermenging culturele invloeden door vikings in Normandië, moslims in het Oosten
- handelsrelaties verklaren vreemde connecties architectuur uit totaal andere plekken
vroeg-romaans – Duitsland & Normandië:
- Sankt Michael kerk:
 1000
 Hildesheim
 dubbele apsis cf. Sankt Gallen
 horizontaal effect door lage galerij
- kathedraal van Speyer:
 1080
 Speyer
 soortgelijk als St. Michael maar met verticaal effect!
 doorslaggevend voor de romaanse architectuur
 nog plat dak
- Mont Saint-Michel:
 1060
 Normandisch equivalent Speyer
 lichter interieur
 nu een gewelf i.p.v. plat dak
- tot nu allemaal houten daken: breken de ruimte, eigenlijk niet mooi
romaans – Bourgondië:
- Saint-Philibert kerk:
 1080
 zeer hoge zuilen  lichtheid
 geen houten plafond
 met ambulatorium
- het ambulatorium:
 gang rond de apsis
 hierin zijn straalkapellen/radiale kapellen
 organiseert het bezoeken v/d relieken

7
hoog-romaans – Frankrijk:
- bedevaartroutes naar Compostela passeren in Frankrijk
- booming business in de 11e E
- langs deze routes worden extra kerken gebouwd
- kerken in Compostela zelf werden gigantisch uitgebreid
- Saint-Sernin:
 1080
 Toulouse
 op zo’n bedevaartroute
 zeer breed: 5 beuken ||| |||
 enkel licht uit zijbeuken i.p.v. ramen
- representatief voor veel bedevaartkerken
regionaal romaans – Sicilië:
- begint rond 1100
- vikings tolereren traditionele blok-architectuur Saracenen
- kerken met veel verschillende invloeden
- Duomo Cefalu:
 1150
 mix van stijlen
 romaanse torens + Saraceense blokvolumes + byzantijnse apsis
- San Cataldo:
 1150
 kerkje in Palermo
 ook een mix
- Duomo Monreale:
 1150
 klooster bij Palermo
 stevige torens + oosterse decoratie

8
regionaal romaans – Noord-Italië:
- allegaartje van machtige stadstaten/republieken
- variatie in architectuur
- Sant’Ambrogio kerk:
 1100
 Milaan
 ontdubbelde gevel
 ° kruisribgewelven ><
 nog niet hoog
- San Michele kerk:
 1100
 Milaan
 schermgevel
- San Miniato al Monte kerk:
 1100
 Firenze
 anders dan de rest!
 proto-renaissance (zeer antiek)
 natuursteen alom
 tempel-achtig
- Battistero Firenze:
 1100
 doopgebouw naast de Duomo
 ook zeer klassiek
 binnen hoekig cf. Pfalz kapel
- Duomo, Campanile, Battistero Pisa:
 1100
 site met dom, campanile = toren van Pisa, en doopgebouw
 groot, 5 beuken
 oosterse invloeden
 arcades met zuilen over de hele gevel
hoog-romaans – Engeland:
- Normandië hoorde bij Engeland
- Durham Cathedral:
 1100
 Anglo-romaans
 immens lange kathedraal
 binnen: slanke hoofdpijlers + massieve lagere zuilen
 Normandisch zigzagmotief
 vroegst bekende kruisribgewelven
 kantelmoment naar gotiek

9
3. Gotische architectuur
§1. Gotiek – algemeen
gotische vs. romaanse kathedralen:

gotiek romaans
- eigenheid - klassiek
- slanke kolommen - zware structuur
- streeft naar het monumentale - bescheidener
- innovatief - historisch
vb. Amiens vb. Speyer

de term gotiek:
- achteraf bedacht tijdens de renaissance
- sloeg op middeleeuwse architectuur, toegeschreven aan de toen heersende Goten
- pas in de 18e E begint men de gotiek opnieuw te appreciëren
- soms vreemde, niet-rationele decoratie  christelijke transcendentie
de gotiek vanuit 3 benaderingen:
- structureel:
 voor sommigen is de gotiek een kwestie van techniek, ingenieurslogica
 structurele elementen maken de visuele ervaring mogelijk
 gotiek combineert oude + nieuwe kennis
 belangrijkste innovaties: ribgewelf, luchtboog & spitsboog
- visueel:
 voor anderen is de gotiek vooral een beeldende kunst
 decoratie, lichtinval, persoonlijke ervaring bij de gebouwen…
- symbolisch:
 religieuzen beschouwen de gotiek als uitdrukking van hun opvattingen
 scholastiek: belangrijkste middeleeuwse theologische/filosofische stroming
 Platonisch: door verfijnde architectuur komt men dichter bij het goddelijke
 rozetvensters lijken wel magisch langs binnen
- in de praktijk hebben gebouwen kenmerken van de 3 categorieën
- architectuur hangt sterk samen met beeldhouwkunst

10
het ribgewelf:
- bogen die elkaar diagonaal kruisen
- voordeel: enkel de ribben moeten ondersteund worden
- ertussen gewoon het vlak opvullen
de luchtboog:
- vangen lasten op naar buiten
- steunberen: zware kolommen aan luchtbogen, vaak versierd met torentjes
de spitsboog:
- romaans: half cirkelvormige bogen
- gotiek: onderbroken met knik tot een spitsboog
- veel beter voor krachtwerking

§2. Gotiek in Frankrijk


belangrijke termen:
- arcade: zuilengaanderij op het gelijkvloers
- galerij: zuilengaanderij boven arcade
- triforium: evt. extra zuilengaanderij boven galerij
- clerestorium: bovenste deel, waar ramen zitten
1e vroeg-gotische stijl:
- rond 1100 ontstaan in Normandië & N-Engeland
- waait over naar Île de France & Parijs
- nog geen triforium
- abdijkerk Saint-Denis:
 1140
 door Sugier
 Parijs
 nog zeer vroege gotiek: massieve gevel
 koor: dubbel ambulatorium
 skeletachtige ribgewelven
 ononderbroken lichtstrook
- kathedraal van Sens

11
2e vroeg-gotische stijl:
- volgende generatie
- nu wel met triforium
- kathedraal van Noyon:
 1170
 eerste kathedraal met de 4 lagen
- kathedraal van Soissons:
 1180
 grotendeels zoals Noyon
 verfijndere verhoudingen
 lichte skeletbouw
- Notre-Dame:
 eind 12e E
 Parijs
 nog hoger
 zware zuilen gelijkvloers, lichte zuiltjes erboven
hoog-gotiek – Chartres, nog meer monumentaliteit:
- nog meer monumentaliteit dankzij technische inzichten
- kathedraal van Chartres:
 1200
 reductie: geen galerij  hogere arcade & clerestorium
 lasten opgevangen door betere luchtboog
 per raam een ribgewelf ipv zesdelige gewelven per 2

i.p.v.
 meer uniformiteit
- kathedraal van Reims:
 1210
 gevel: zéér uitgebreid versierd met beeldhouwkunst
 interieur: kopie van Chartres, maar opgerokken in de hoogte
 spitsere punten boven toegangspoorten dan andere kathedralen
- kathedraal van Amiens:
 1220
 toppunt v/d Franse hoog-gotiek
 nóg hoger dan alle andere
 arcade bijna de helft v/d totale hoogte
 colonnette gaat helemaal tot boven & springt uiteen in ribgewelf

12
hoog-gotisch exterieur – gevels, torens, luchtbogen:
- de uitwerking van de gevels neemt doorheen de gotiek toe
- toenemende aandacht voor het rozetvenster & triforium op gevel
- kathedraal van Laon:
 1160
 torens bezet met (fantasie)dieren
 dichtst bij bedoeld ontwerp van alle besproken kathedralen
 steunberen om koor bewust veel hoger dan nodig
 meer reliëf in gevel dan de Notre-Dame
 meer vooruitstrevend
rayonnante gotiek:
- wat na de hoog-gotiek?  aandacht verschuift naar afwerking
- kathedraal Saint-Denis:
 1230
 abdijkerk Saint-Denis wordt getransformeerd tot kathedraal
 vensters clerestorium & rozetvenster fijner onderverdeeld
- Saint-Urbain basiliek:
 1260
 in Troyes
 nog meer overdreven dan Saint-Denis
 zeer slank & dun
- Sainte-Chapelle:
 1240
 koninklijke kapel in Parijs
 zeer dunne structuur
 glas overheerst

§3. Gotiek in Engeland


introductie:
- middeleeuwen: Frankrijk en Engeland hoorden samen
- gotiek start in Engeland na Durham Cathedral (Anglo-romaans, rond 1100)
- vertoont gelijkenissen maar ook duidelijke verschillen met Franse gotiek

13
- Franse kathedralen:
 rechtstreeks omgeven door de stad
 antieke invloeden
 eenheid, geheel
- Engelse kathedralen:
 met open ruimte
 pittoresk = niet antiek (rechthoekig)
 vaak organische compositie
 lagere spitsbogen dan Franse gotiek
Early English Gothic (vroeg-Engelse gotiek):
- 1100-1300
- wordt sterk beïnvloed door de Franse kathedralen
- Canterbury Cathedral:
 1100
 eerste voorbeeld van Engelse gotiek
 gegroeid uit vroegere restanten, aangepast doorheen de tijd
 vergeleken met Chartres:
 Chartres: één ontwerp, van bij binnenkomst duidelijk
 Canterbury: complexe compositie, opeenvolging van ervaringen bij
doorlopen ruimtes
- Trinity Chapel Canterbury:
 1170
 toegevoegd aan apsis Canterbury Cathedral
 door William of Sens = Guillaume de Sens
 vloeiende hoefijzervorm
 Becket’s crown: éxtra kapel die nog toegevoegd wordt op einde Trinity Chapel
- Salsbury Cathedral:
 1250
 in één bouwbeweging uitgevoerd (i.t.t. andere kathedralen)
 zeer lang & rechthoekig
 romaans-achtige façade
 interieur: zeer gotisch & afwisseling zwarte, witte lagen
 minder Frans dan Canterbury Cathedral
 horizontale lagen & massieve muren i.t.t. skeletten/verticaliteit Frankrijk
- Lincoln Cathedral:
 1190
 vreemde asymmetrische ribgewelven: ‘crazy vaults’
 overbodige ribben: het ribgewelf als esthetisch element

Decorated or Curvilinear Style (de gedecoreerde/curvilineaire stijl):

14
- 1300-1340
- echte hoogteperiode, duurt (logisch) niet lang
- °ogiefbogen: ajuinvormige spitsboog
- men komt los van het Frans traditionalisme en wordt inventief
- tracery patterns
- vloeibare gewelven
- Wells Cathedral:
 1330
 nieuw koor
 ribben in netvormig patroon
 men laat zelfs de praktische ribben weg
 spitsbogen prikken door triforium heen
 zandloperfiguur met ogen/gaten verstevigt toren
 Chapter House:
 aparte ruimte met schelpachtige ribgewelven
 in Engeland verder ontwikkeld als belangrijk architecturaal type
 komt zeer schitterend over maar niet zo monumentaal als Franse kathedralen
- Ely Cathedral:
 1330
 wedijvert wel met schaal Franse kathedralen
 octogonale kruising: enorme open achthoek als lantaarn erbovenop
 houten draagstructuur erachter verborgen, zouden Fransen nooit doen
 bevat Lady Chapel:
 minder monumentaal deel
 intense ribcompositie
 tot in het kleinste detail versierd met beeldhouwwerk (ogiefbogen)
 verwonderlijk, sprookjesachtig
Perpendicular Style (de perpendiculaire stijl):
- extravagantie wordt bevroren tot een gedisciplineerde structuur
- °1340, loopt door t.e.m. de 16e E
- Gloucester Cathedral:
 1330
 luchtbogen in kruising hangen los in de grote spitsbogen
 ribgewelven worden een gans netwerk
 vloeiende decorated style wordt gedisciplineerd, vastgezet, bevroren
 kloostergangen: vloeiend netwerk van waaiergewelven
- King’s College Chapel:
 1510
 Cambridge
 zeer beheerste, afgesneden waaiergewelven

§4. Laat-gotiek in Europa

15
introductie:
- streeft naar een ééngemaakte, vloeiende ruimte
- tijdens middeleeuws optimisme
Zuid-Frankrijk & Spanje – Bourges:
- kathedraal van Bourges:
 1190
 één grote hal, geen dwarsbeuk
 gewelven draaien rond als apsis
- kathedraal van Albi:
 1300-1400
 burchtachtig, massief bakstenen exterieur
 binnen: 1 open hal  een ‘Hallenkirche’
 sculpturaal duidelijk al late gotiek
 ondanks massieve wanden toch veel lichtinval
 gewelven blauw-goud versierd
- Jacobijnenkerk Toulouse:
 1260
 exterieur én gewelven uit baksteen
 grondplan met slechts 2 beuken, geen hoofdbeuk!  zuilen centraal
de Duitse ‘Hallenkirche’:
- Duitse term voor kerken met zeer open interieur
- sterk bepaald door de architectendynastie Parler
- Heilig-Kreuz-Münster:
 1340
 door de Parlers (vader & zoon)
 driehoekvormig netpatroon als gewelf
 apsis: complexe uitsparing veelhoeken
 koor: veel spannender & minder helder dan de Saint-Denis
- St. Annenkirche:
 1510
 Annaberg
 fascinerend bloemenpatroon in ribgewelven
 zuilen bloeien open tot ribben
- Vladislav zaal:
 1500
 Praag
 in het koninklijk kasteel
 vloeiende bloemvormige ribben, zonder duidelijk eindpunt

Examen-info

16
- gehele cursus: groepeer gebouwen die uit dezelfde periode komen i.p.v. aparte
jaartallen van buiten te leren
- vb. vroegrenaissance van 1420-1430 en ook 1450-1490
- oefeningencolleges: schema’s geven de essentie aan
- ook vergelijkingen tussen gebouwen te kennen
- Piranesi: data minder belangrijk
- voor de rest: oude gebouwen minder precies kunnen dateren (enkele decennia
marge), vanaf 19e E preciezer nodig
- bekijk de inhoudstafel goed en hang op basis hiervan gebouwen chronologisch op
aan architecten, alsook welke architecten gelijktijdig werkten etc.
- sommige vragen peilen naar feitelijke kennis, vaak in vorm van een grid
- andere, vooral de laatste vraag, peilen meer naar inzicht  best gestructureerd
antwoorden (inleiding, midden, conclusie)
- tijdsdruk valt heel goed mee
- voor belangrijkste gebouwen wel opdrachtgever kennen vb. Barbaro voor Palladio
- traktaten even belangrijk als gebouwen, ook kunnen situeren in de tijd

17

You might also like