‫ر‬

‫التجمة‬ ‫حاض حرف الجر جمع ر‬

‫حاض‬ ‫حاض انا ر‬
‫انت ر‬ ‫ر‬
ِ /‫انت‬ U‫حاض‬ ‫هو‬/‫ه‬
‫ي‬ ‫مفرد بسيط‬ ‫جمع بسيط‬ ‫جمع تام‬
Vertaling ‫ فعل مساعد‬vo..z..sel Ik jij U hij/zij ImperfectumImp..meervoud Perfectum
‫ر‬
‫يتمتيمكنه‬/‫ يستطيع‬kunnen kan kunt/kan? kan/kunt? kan kon konden hebben gekund
‫ر‬ ‫ر‬
)‫اإللتام‬/‫ سوف(وعد‬zullen zal zult/zal? zal zal zou zouden -
)‫يريد(رغبة‬ willen wil wilt/wil? wil wil wild/wou wilden/woudenhebben gewild
)‫نية‬/‫يذهب(خطة‬ gaan ga gaat/ga? gaat gaat ging gingen hebben gegaan
)‫إلزام‬/‫ يجب(للحاجة‬moeten moet moet/moet? moet moet moest moesten hebben gemoeten
)‫منع‬/‫ مسموح(إذن‬mogen mag mag/mag? mag mag mocht mochten hebben gemogen
onregelmatig/‫نظام‬
‫ي‬ ‫غت‬
‫يبدأ‬ beginnen begin begint/begin? begint begint begon begonnen hebben begonnen
‫يفهم‬ begrijpen begrijp begrijpt/begrijp?begrijpt begrijpt begreep begrepen hebben begrepen
‫ر‬
‫يبق‬ blijven blijf blijft/blijf? blijft blijft bleef bleven hebben gebleven
‫يفكر‬ denken denk denkt/denk? denkt denkt dacht dachten hebben gedacht
‫يفعل‬ doen aan/uit doe doet/doe? doet doet deed deden hebben gedaan
‫يأكل‬ eten eet eet/eet? eet eet at aten hebben gegeten
‫يذهب‬ gaan naar ga gaat/ga? gaat gaat ging gingen hebben gegaan
‫يعط‬
‫ي‬ geven aan geef geeft/geef? geeft geeft gaf gaven hebben gegeven
‫لديه‬ hebben heb hebt/heb? hebt/heeft heeft had hadden hebben gehad
‫ينظر‬ kijken naar kijk kijkt/kijk? kijkt kijkt keek keken hebben gekeken
‫يحصل‬ krijgen van krijg krijgt/krijg? krijgt krijgt kreeg kregen hebben gekregen
‫يأت‬‫ر‬
‫ي‬ komen aan/uit kom komt/kom? komt komt kwam kwamen hebben gekomen
‫يشتي‬ ‫ر‬
kopen koop koopt/koop? koopt koopt kocht kochten hebben gekocht
‫يمش‬
‫ي‬ lopen naar loop loopt/loop? loopt loopt liep liepen hebben gelopen
‫يجب‬ moeten moet moet/moet? moet moet moest moesten hebben gemoeten
‫مسموح‬ mogen mag mag/mag? mag mag mocht mochten hebben gemogen
‫يأخذ‬ nemen neem neemt/neem? neemt neemt nam namen hebben genomen
‫يجد‬ vinden vind vindt/vind? vindt vindt vond vonden hebben gevonden
‫يصبح‬ worden word wordt/word? vordt wordt werd werden hebben geworden
‫يقول‬ zeggen zeg zegt/zeg? zegt zegt zei zeiden hebben gezegd
‫يرى‬ zien zie ziet/zie? ziet ziet zag zagen hebben gezien
‫يكون‬ zijn ben bent/ben? bent is was waren hebben geweest