Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 15

Economie hoofdstuk 6: overheidsinterventies

ZIE WISKUNDIGE BENADRUKKING:


MINIMUMPRIJS+MAXIMUMPRIJS+PRODUCTIEQUOTA
+ACCIJNSBELASTING+SUBSIDIE+WAARDEBELASTING!!
1) Overheidsinterventies
 Welvaartsoptimum wordt bereikt op een competitieve markt bij
vrije marktwerking  V = A
( vrije marktevenwicht zorgt voor situatie die pareto-optimaal is
consumenten- & producentensurplus maximaal)
 Overheid kan ingrijpen als ze de bekomen marktprijs of
verhandelde hoeveelheid niet wenselijk vind (voor consument /
producent)

3 niveaus : regionale (vlaamse overheid), nationale


(federale overheid), Europese maatregelen
 Gevolg:
 welvaartverlies
 marktsituatie is niet pareto-optimaal
2) Prijsregulering
2.1 minimumprijs
 Wordt opgelegd wanneer de overheid vind dat de evenwichtsprijs
te laag ligt ( inkomen producenten in gevaar)
 De overheid beschermd de producent met de minimumprijs

1
 Pmin>PE
 Producent kan steeds aan redelijke prijs verkopen + heeft zekere
inkomensgarantie
 Vooral in landbouwsectoren

 Minimumprijs leidt tot aanbodoverschot ( markt evenwicht


stijgt) overheid kan deze overschotten zelf opkopen aan
minimumprijs maar is dure zaak (vaak ook onduidelijk wat ze
kunnen doen met deze overschotten
 Door vrije marktwerking verhinderen met minimumprijs verhoogt
producentensurplus ten nadelen van consumentensurplus en
ontstaat er welvaartverlies

2
 Minimumprijs verre van ideaal zijn verschillende alternatieve maatregel
die overheid kan nemen om marktprijs te verhogen naar gewenste
niveau
2.2 Maximumprijs
 Een maximumprijs wordt opgelegd om da koopkracht van de
consument te beschermen levensnoodzakelijke goederen een
aanvaardbare prijs hebben ( overheid vind dat bepaalde producten op
de vrije markt te duur zijn dus voeren ze maximumprijs in)
 Overheid beschermd koopkracht van consument
 PMAX< PE
 Marktevenwicht daalt

3
 Maximumprijs leidt tot een vraagoverschot waardoor overheid op die
markt bijkomende maatregelen moet nemen: rantsoenering
/toekennen van productiesubsidies / stimuleren van import
 Naast officiële markt kan er ook illegale of zwarte markt ontstaan waar
maximumprijs niet wordt nageleefd
 Door het instellen van een maximumprijs verhoogt het
consumentensurplus ten nadelen van het producentensurplus er
ontstaat welvaartverlies

4
3) Productiequota
 Vrije markt kan naast ongewenst hoge of lage prijs ook een
maatschappelijk ongewenste evenwichtshoeveelheid tot stand
brengen (dan legt overheid limieten op)
 Overheid kan overproductie tegen gaan door aangeboden
hoeveelheid te beperken kan via hoeveelheidsbeperking
(productiequotum) of door import te beperken met invoerquotum
 Bv: Europese hoeveelheidsbeperkingen voor de visvangst
 Bij productie quotum verloopt aanbodcurve vanaf
productielimiet perfect inelastisch (verticaal)
 Identieke gevolgen als bij een minimumprijs zonder ongewenste
overproductie
 QMAX<QE

5
 Om niet meer dan wettelijk toegelaten te produceren levert de
overheid vergunningen af aan ondernemingen
 wie geen vergunning heeft mag het product niet op de markt
brengen
 wie meer produceert dan toegelaten betaalt boete of
bijkomende belasting
 Controleren van de productiehoeveelheden is een dure taak voor
overheid MAAR sancties zorgen voor overheidsinkomsten
 !! vaak vergunningen verhandelbaar !!! ( iemand die zijn quotum
niet haalt kan resterende deel verkopen aan producent die meer
wil produceren dan zijn quotum)
 Extreme gevallen quotum herleid tot 0 bv harddrugs productie dan
verboden

6
 Er ontstaat welvaartverlies de productiebeperking verhoogt de prijs
kunstmatig het producentensurplus neemt toe + consumentensurplus
neemt af

4) Indirecte belastingen en subsidies


4.1 accijnsbelasting
 Accijnsbelasting worden opgelegd door de overheid wanneer ze de
consumptie of productie van schadelijke of ongezonde producten willen
afremmen
 Bij accijnsbelasting is dat een vast bedrag (accijns) boven op kostprijs
van product
 Bv: alcohol, sigaretten, bezine & diesel…

7
 Opleggen van accijnsbelasting doet aanbodcurve evenwijdig
verschuiven naar links  de verticale afstand tussen de oorspronkelijke
& nieuwe aanbodcurve = de grote van accijns
 Overheid corrigeert marktevenwicht in gewenste richting 
evenwichtsprijs neemt toe + minder producten verhandeld
 Deze vorm van belastingen zorgt voor overheidsinkomsten (zo behaald
overheid tweeledig doel: markt bijsturen en extra overheidsinkomsten)

8
 Belasting heeft gevolgen voor zowel consument als producent  een
deel belasting afgewenteld op consument (door hogere prijs) & andere
deel van belastingen gedragen door producent (vergoeding die
producent ontvangt voor het product lager dan oorspronkelijk)

 Door invoeren van belasting treedt welvaartverlies consumeten- &


producentensurplus neemt af een deel van verlies wordt
gecompenseerd doordat overheid extra inkomsten ontvangt die benut
kunnen worden om welvaart te creeren  een deel van de welvaart
gaat wel verloren

9
4.2 waardebelasting
 Waardebelasting met een percentage bovenop de kostprijs (belasting
evalueert zo mee met waarde of prijs van het product)
 Bv: btw is een waardebelasting met tarieven tussen 0 en 21 %
 Op alle ongezonde producten zoals sigaretten …

 Waardebelasting laat de aanbodcurve naar links roteren

10
 ook bij waardebelasting treedt welvaartverlies op

11
4.3 subsidie
 Overheid kan als dat maatschappelijk wenselijk is de consumptie of
productie van een product stimuleren door toekennen van een kostprijs
verlagende subsidie (producenten kunnen zo product aanbieden aan
lagere prijs)

12
 Door toekennen van subsidie aan producent verschuift aanbodcurve
evenwijdig naar recht  verticale afstand tussen oorspronkelijke en de
nieuwe aanbodcurve = de grootte van de subsidie
 Overheid staat subsidies toe voor bv: milieuvriendelijke investeringen /
cultuurprojecten / bepaalde opleidingen
 Door subsidiëren corrigeert overheid marktevenwicht in gewenste
richting: evenwichtsprijs neemt af & meer producten verhandeld 
subsidie = extra uitgavenpost voor overheid  overweegt steeds
zorgvuldig welke producten subsidies komen

Conclusie:
 Subsidie zorgt voor toename van het consumenten- en
producentensurplus. De toename van dit surplus wordt echter
tenietgedaan doordat een subsidie extra overheidsuitgaven
vergt  totale welvaart neemt af en treedt welvaartverlies op
 Ondanks welvaartverlies is heffen van subsidies te verkiezen
boven opleggen van minimum-maximumprijzen. Belastingen
en subsidies hebben minder verregaande gevolgen en leiden
niet tot overschotten of tekorten

13
14
15

You might also like