Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 5

Oplossingsmethodes algemene chemie

Door Quinten Dhaenens

Thermodynamica

Voor het berekenen van reactie-enthalpie en -vrije energie: coëfficiënten in rekening brengen! Uiteindelijk
moet het in kJ/mol staan. Voor een reactie die uit verschillende deelreacties bestaat kan je een lineaire
combinatie van enthalpie- en energieveranderingen maken.

Standaardvormingsenthalpie berekenen bij gegeven reactie

Gegeven: m gram van een (groot) molecule X dat een bepaalde reactie ondergaat (opsplitst in kleinere
moleculen). Bij deze reactie komt een gegeven hoeveelheid reactie-enthalpie vrij, zeg H. Bereken de
standaardvormingsenthalpie van het molecule.

 Schrijf de reactievergelijking met de kleinste gehele coëfficiënten. (Stel de coëfficiënt van X is n)


 Bereken de molaire massa MM van X en bereken hoeveel mol er in m gram X zit.
 De standaardreactie-enthalpie moet nu gegeven worden voor n mol van X, niet voor 1 mol (tenzij
n=1). De standaardreactie-enthalpie is dus gelijk aan ∆rH° = -n x H x MM.
 Je hebt nu ∆rH° en de ∆fH° van alle producten, alleen de ∆ fH° van X ontbreekt nog. Dat kan je vinden
door de vergelijking voor ∆rH° om te vormen. Hou rekening met coëfficiënten

Percentage van stof op evenwicht berekenen

Gegeven: een omzetting tussen 2 moleculen of 2 isomeren/conformeren van een molecule, zeg X en Y, met
een evenwichtsconstante K. Bereken hoeveel procent van vorm X voorkomt. (Noem de percentages X en Y
respectievelijk [X] en [Y].)

 1ste vergelijking: [Y]/[X] = K


 2de vergelijking: [X] + [Y] = 100
 Los op naar [X]

K van reactie in gasfase berekenen met gegeven volumeprocent

Gegeven: een reactie x X + y Y ↔ z Z in de gasfase. Er is initieel n keer zoveel X als er Y is, en er wordt bij
een totaaldruk van P bar een evenwicht bereikt waarin er V volumeprocent Z aanwezig is. Wat is de
evenwichtsconstante K?

 Bepaal indien nodig zelf de coëfficiënten van de reactie.

REACTIETABEL X Y Z
#mol voor reactie n.a a 0
Verandering -x.b -y.b +z.b
#mol op evenwicht n.a - x.b a - y.b z.b
 1ste vgl: totale hoeveelheid gas: n.a - x.b + a - y.b + z.b = 1 of (n+1)a + (z-x-y)b = 1
 2de vgl: gegeven volumeprocent: V = z.b / (n+1)a + (z-x-y)b
 Los op naar a en b en bereken daaruit de evenwichtsmolfracties.
 Vul deze in in de vergelijking voor K voor gasfasereacties. Denk eraan van elke molfractie met P te
vermenigvuldigen en de coëfficiënten als exponent bij de molfractie te plaatsen.

Temperatuur bij gegeven K berekenen

Gegeven: een reactie a A + b B ↔ c C + d D. Op welke temperatuur heeft deze reactie als evenwichtsconstante
K?

 Bepaal indien nodig zelf de coëfficiënten van de reactie.


 Bereken ∆rH° en ∆rG° uit de tabellen. Denk aan de coëfficiënten.
 Bereken K298 voor T = 298.15 K uit ∆rG° = -RT.ln(K298).
 Vul in die andere formule met de 2 K’s de gewenste K in en los op naar T. Denk aan de eenheden (J en
kJ).

Evenwichtssamenstelling van dubbele reactie in gasfase berekenen: concreet voorbeeld

Gegeven: een mengsel van 1 bar n-butaan en 0.5 bar O 2. Daarmee kunnen 2 reacties optreden: n-butaan + 0.5
O2 → butanol (1); of n-butaan + O 2 → butanon + H2O (2). Vervolgens kan ook de volgende reactie optreden:
butanol + 0.5 O2 → butanon + H2O (3). De temperatuur is 25°C / 298.15 K. Wat is de evenwichtssamenstelling
van het mengsel?

 Bereken ∆rG° voor de 3 reacties uit de tabellen. Denk aan de coëfficiënten.


 Bereken K298 voor de 3 reacties uit ∆rG° = -RT.ln(K298). Deze zijn alle drie extreem groot, zodat
(indien alle stoffen voldoende aanwezig zouden zijn) alle butaan en zuurstof wordt omgezet in butanon
en water.
 Merk op dat er in beide reactiewegen (1+3 of 2) in het totaal één O 2-molecule wordt verbruikt. De 0.5
bar O2 zal dus wegreageren met 0.5 bar butaan, zodat er nog 0.5 bar butaan overblijft. Zo wordt er 0.5
bar butanon en 0.5 bar water gevormd. Aangezien het aantal moleculen constant blijft verandert de
totale druk (1.5 bar) niet.

Evenwichtssamenstelling van complexer reactieschema bij verschillende temperaturen: half theoretisch


voorbeeld

Gegeven: een gasmengsel met een totaaldruk van P bar en equimolaire hoeveelheden (elk P/2 bar dus) van
stoffen A en B. De volgende reacties kunnen optreden: a 1 A + c C → b1 B (1) en a2 A + b2 B → d D + e E.
Bereken de evenwichtsdrukken bij (I) 25°C K en (II) 600°C.

 Bereken ∆rG° voor de 2 reacties uit de tabellen. Denk aan de coëfficiënten.


 Bereken K298 voor de 2 reacties uit ∆rG° = -RT.ln(K298). Stel dat deze voor (1) zeer groot is, en voor (2)
in de buurt van 1 ligt.
 Reactie (1) is verwaarloosbaar. De evenwichtsdrukken voor (I) kunnen dan uit reactie (2) berekend
worden met K = xd+e/((P/2)-x)a2+b2
 Voor (II): bereken voor de 2 reacties K 873 met die ene formule. Voor (1) is K nu vrij klein, voor (2)
ongeveer 1.
 Volgens reactie (1) zal er dus ongeveer c(P/2) bar C en een extra a 1(P/2) bar A gevormd worden, zodat
de totale druk van A nagenoeg (a1+1)(P/2) bedraagt. Er schiet nog een heel klein beetje B over, je kan
p(B) uit de vergelijking voor K berekenen.
 Met de K voor (2) en de concentraties van A (groot) en B (klein) kan je berekenen hoeveel D en E er
wordt gevormd, door K = xd+e/(a1+1)(P/2)*p(B).

Zuur-basereacties

Protonenconcentratie en pH berekenen bij gegeven beginconcentratie en K a van een zwak zuur

Gegeven: de dissociatie van een zuur AH tot A - en H+ met beginconcentratie [AH]0 en zuurdissociatieconstante
Ka. Wat is de protonenconcentratie en de pH?

 Los de volgende vergelijking op naar x: Ka = x²/([AH]0-x). x is de protonenconcentratie.


 De pH is -log(x)
Analoog voor basen (pH = 14 - pOH)

pH berekenen bij gegeven beginconcentratie en Ka van een zout van een zwak zuur

Gegeven: de concentratie van een zout van een zwak zuur [AM] 0, de Ka van de dissociatie van de basische
zuurrest. Wat is de pH van de oplossing?

 Het zout zal volledig dissociëren in een zuurrest A - en metaalionen M+, de concentratie van A- is dus
hetzelfde als die van AM.
 Bepaal de Kb als 10^(-log(Ka)-14).
 Bereken de hydroxideconcentratie door Kb = x²/([AM]0-x) op te lossen naar x.
 pH = 14+log(x)

pH berekenen bij een oplossing van een zwak zuur en een sterke base, met overmaat base

Gegeven: in oplossing z gram van een zwak zuur AH met gegeven pK a, b gram van een sterke base B, volume
van de oplossing V. Wat is de pH van deze oplossing?

 Bereken de concentraties [AH] en [B] uit z en b, hun molaire massa’s en V. (In dit voorbeeld is de
concentratie van B groter dan die van AH.)
 Al het zuur wordt gedeprotoneerd ter vorming van [AH] mol/l geconjugeerde base A-, en er blijft nog
[B]-[AH] mol/l sterke base over.
 Alleen de concentratie van de resterende sterke base bepaalt rechtstreeks de pH (pH = 14+log([B]-
[AH]).

pH berekenen bij een oplossing van een sterk zuur en een zwakke base, met overmaat zuur

Gegeven: z mol sterk zuur AH wordt toegevoegd aan een [B] molaire oplossing van V liter van zwakke base B
met gegeven pKa. Wat is de pH van deze oplossing?

 Bereken de concentratie van het zuur [AH] als z/V. (In dit voorbeeld is [AH] groter dan [B].)
 Alle base wordt geprotoneerd ter vorming van [B] mol/l geconjugeerd zuur BH +, en er blijft nog [AH]-
[B] mol/l sterk zuur over.
 Alleen de concentratie van het resterende sterke zuur bepaalt rechtstreeks de pH (pH = -log([AH]-[B]).

Kinetica

Ordebepaling uit tijd en volume van gevormd gas

Gegeven: een reactie A → B + C, waarbij C een gas is. Er wordt m gram A opgelost in L liter solvent. We
werken bij temperatuur T en druk P. Gegeven is ook een tabel waarin het volume van C op verschillende
tijdstippen wordt gegeven.

 Bereken de initiële concentratie van A uit de molaire massa en m.


 Bereken het aantal mol C dat op elk moment aanwezig is uit het volume de ideale gaswet: n = PV/RT.
 Bereken de concentratie van A op elk moment door de concentratie van C af te trekken van de
beginconcentratie van A.
 Bepaal de orde: voor een 0 de-orde-reactie verandert [A] lineair met de tijd, voor een 1 ste orde verandert
ln[A] lineair met de tijd, voor een 2de orde verandert 1/[A] lineair met de tijd.

Bepaling van de snelheidsconstante k

Beschouw de vorige vraag. k kan daar bepaald worden op basis van de richtingscoëfficiënt van de fit van [A] /
ln[A] / 1/[A] over de tijd. Denk eraan het juiste teken van k te kiezen. Bepaal ook de dimensie.

Bepaling van de reactietijd op basis van de halfwaardetijd.

Gegeven: een reactie a A → b B (+ c C) die van de 1ste orde is in A, en tevens ook van totale orde 1. De
beginconcentratie van A is [A]0, de halfwaardetijd is tHW. Wanneer is de concentratie van A gelijk aan [A]?

 Bepaal k door de volgende vergelijking naar k op te lossen: [A]0/2 = [A]0*exp(-k*tHW). (De formule die
je kan gebruiken is k = -ln(1/2)/tHW)
 Los op naar t: [A] = [A]0*exp(-kt)

Activatie-energie berekenen uit temperaturen en halfwaardetijden

Gegeven: een 1ste-orde-reactie, die bij temperatuur T1 een halfwaardetijd t1 heeft, en bij temperatuur T2
halfwaardetijd t2. Wat is de activatie-energie van deze reactie?.

 Bepaal de k’s van beide reacties op dezelfde manier als in de opgave hierboven
 Gebruik de Arrheniusrelatie 2.0 om Ea te vinden.
Verandering van k bij verandering van activatie-energie

Gegeven: een reactie die, wanneer bij een bepaalde temperatuur T gekatalyseerd, de activatie-energie verlaagt
met E Joules (kJ → J!). Met welke factor verandert k dan?

 Gebruik Arrheniusrelatie 1.0. Trek E af van Ea. Splits exp((-Ea+E)/RT) op tot exp(-Ea/RT)*exp(E/RT).
 Reken exp(E/RT) uit. Dit is de factor waarmee k stijgt.

You might also like