Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 7

1 Restauratie, liberalisme en nationalisme

1.1 Congres van Wenen (1814-1815)


 Organisator = Metternich
 3 principes
1. Legitimiteitsprincipe
2. Belonen overwinaars
3. Bufferstaten tegen Frankrijk
 Consolidatiepolitiek
 Grote alliantie (Rusland, GB, Oostenrijk en Pruisen)
 Naleven afspraken Frankrijk
 Interventiepolitiek tegen:
 TEGEN liberalen: volkssoevereiniteit en verlichtingsidee
 TEGEN nationalisme: 1 volk in 1 land
 Wel multinationale 1en versnipperde naties2
 19de eeuw: nationale en liberale opstanden
 Strijd voor eigen natie
 Strijd voor eigen vrijheid

1.2 Het systeem van Metternich brokkelt af


 1824: dekolonisatie midden - en zuid – Amerika
o Steun:
1. Britten: handelsbelangen
2. VSA: Monroeleer
 1829: onafhankelijkheid Griekenland
o Steun:
1. Britten: tegen islam en sympathie voor klassieke oudheid
2. Russen: orthodoxe kerk
 1830: 1ste revolutiegolf: liberaal en nationalistisch
 1848: 2de revolutiegolf: liberaal en sociaal

1.3 Italiaanse eenmaking


 Start: 1859 Piëmont-Sardinië (DiCavour) + steun Frankrijk (Nice – Savoie)
 Later: 1860 aanval op pauselijke staten zonder Franse steun
 Einde 1870 verzoening Rome
 Frans – Duitse oorlog
 Roomse kwestie
 Oplossing: Vaticaanstad 1929

1
Meerdere volkeren in 1 land (België)
2
1 volk die versnipperd leeft in verschillende landen
1.4 Duitse eenmaking
 1834: Duitse zollverein3 (tolunie)
 1848: Frankfurter parlement
 1862: Pruisen (Otto von Bismarck)
o Met realpolitiek
1. Kleine realistische stappen
2. Geweld (blut und eiser)
3. Tijdelijk MET vijanden
4. Geen morele bezwaren
 1864: oorlog tegen Denemarken (met Oostenrijk)
 1866: oorlog tegen Oostenrijk (met Italië)
 1870: oorlog tegen Frankrijk (met Duitse staat)
 Na Emser depesche
 1871: aanhechten Elzas – Lotharingen
 Uitroepen Duitse Keizerrijk

2 Politiek geschiedenis van België


2.1 Het verenigd koninkrijk der Nederlanden
Wat? Fusie van verenigde provinciën + Oostenrijkse Nederlanden

 Positief:
o Bufferstaat Frankrijk
o Symbiose industriële zuiden en handeldrijvende noorden
o Uitbouw infrastructuur: kanalen, havens, …
o Investeringsmaatschappij
o Algemene Nederlandsche Maatschappij ter Begunstiging van de Volks-vlijt
 Negatief:
o Liberale ontevredenheid
 Arithmétique Hollandaise
 1ste kamer: aangesteld door koning
 2de kamer: onevenredig vertegenwoordigd
 Koninklijke besluiten i.p.v. wetten
 Geen vrijheid (bv. Pers)
o Godsdienstige tegenstellingen
 Godsdienstvrijheid (angst voor protestantisme)
 Staatsscholen (tegen vrij onderwijs)
o Franstalige ontevredenheid
 Nederlands wordt officiële bestuurstaal in Vlaanderen en Brussel
 UNION DES OPPOSITIONS
= Monsterverbod
o Arbeiders:
 Industriële Revolutie (<-> amabachslieden)
 1823: slacht- en maalrecht
 1828: misoogsten -> hongersnoden

BELGISCHE REVOLUTIE (1830)


4/10/1830 BELGISCHE ONAFHANKELIJKHEID

3
vereniging van Duitse staten ter bevordering van handel en industrie
2.2 Belgische grondwet (1831)
 Liberale vrijheid + katholieke verzuchtingen
 Parlementaire monarchie met scheiding der machten
o Tweekamerstelsel
o Cijnskiesrecht
o Ministeriële verantwoordelijkheid

2.3 Tegenstelling tussen katholieken en liberalen



1830: unionisme + cijnskiesrecht (1%)
o ópauselijke veroordeling tegen grondwet
Tussen 1830 -1846
o Antiklerikalisme  bisschoppelijke veroordeling vrijmetselarij
 1846
o Liberale partij =>stad plaatselijke katholieke kieskringen => platteland
 1879 – 1884: schoolstrijd

3 Sociale vraagstuk
3.1 Kenmerken van het sociale vraagstuk
 Extra inkomen op platteland valt weg door IR4 -> hongersnood
 Misoogst (aardappel en rogge)
 PLATTELANDSVLUCHT
1. Slechte huisvesting
2. Lage lonen + verplichte winkelnering en trucksysteem
3. Lange arbeidsdagen
4. Vrouwenarbeid tegen lager loon
5. Slechte hygiëne en veiligheid
6. Kinderarbeid
7. Eenzijdige voeding
 Arbeider is economisch goed => zedenverwildering

Willekeur van werkgever!

LIBERALISME
3.2 Oplossingen
3.2.1 Marxisme of communisme (Karel Marx 1848)
3.2.2 Sociaaldemocratie of socialisme (Bernstein 1890)
Kapitalisten Proletariers

Karl Marx klassenverzoening

Klassenstrijd evolutie via sociale wetgeving

Revolutie Nood aan algemeen stemrecht

Dictatuur van het proletariaat Binnen kapitalisme en wettelijkheid

Klassenloze maatschappij

=Marxisme of communisme =Reformisme of


sociaaldemocratie

4
Industriële revolutie
3.2.3 Christendemocratie
 19de eeuw paternalisme: Hoe geraak je in de hemel?
o Arm: lot geduldig dragen
o Rijk: liefdadigheid en christelijke opvoeding
 1891 Rerum Novarum (Leo XIII)
o Staat zorgt voor sociale wetgeving
o Arbeidersverenigingen verdedigen het eigenbelang
o Kerk doet aan liefdadigheid en verzorgt geestelijke noden

CHRISTENDEMOCRATIE
3.3 Het sociale vraagstuk in België
 Aanvankelijk: zuiver liberalisme
o 1803: wet op werkboekje => controle van werkgever op werknemer
o 1804: code civil of burgerlijk wetboek => bewijslast bij klacht ligt bij werkgever

o Code Pénal of strafwetboek => verbod op arbeidersverenigingen of staking

Tijdens regeerperiode van Napoleon

 1866: afschaffing van de wet Code Pénal


 Ontstaan van socialistische arbeidersverenigingen
o Aanvankelijk
 Ziekte- en ouderdomverzekering
 Coöperatieven
 Vakbonden

1885: Belgische werklieden partij => sociaal – democratie => Vooruit (S.P.A)
 1891: katholieke arbeiders
 ACW: binnen katholieke partij
 KVP (Kristene volkspartij)
- Daenisme: buiten katholieke partij

Onder druk van arbeidersbeweging: eis algemeen stemrecht

 1893: AMS = elke man 1 stem, sommige 2 of 3


 BWP in parlement
 Katholieke partij grote winnaar
 1919: AES: mannen
 1948: AES: vrouwen en mannen

4 De verenigde staten in de 19de eeuw


4.1 De interne kolonisatie
4.1.1 Oorzaken
 Bevolkingsstijging
o Massale immigratie
 Politieke vluchtelingen
 Economische vluchtelingen
o Geboorteoverschot
 Gold rush 1849
 Homestead act 1862
o Inneembaar land
o Moest vruchtbaar maken
o Moest 21 jaar zijn
o Nooit gevochten tegen VSA
 Want was tijdens burgeroorlog

Bevolkingsstijging

4.1.2 Gevolg
 Het indianen probleem

Indiaan Blanken
Leven van de landbouw
Levensonderhoud Jacht op buffel
 Buffel hinderlijk

 Grote jachtveld  Kleiner landbouw perceel


Grondbezit
 Gemeenschappelijk bezit  Privébezit

Mens onderwerpt natuur


Mens deel van de natuur = antropocentrisme
Visie op de wereld
= kosmocentrisme manifest destiny
 Lot om beschaving te brengen

GEWELDDADIG CONFLICT
o Systematische uitroeiing
o Reservaten (politiek)

4.2 De secessieoorlog
 Confederale staten (zuiden)  Federale staten (noorden)
o Economische noodzaak o Economische bezwaren
 Concurrentie op  Dure investeringen
wereldmarkt  Goedkoper dan machines
o Grondwettelijke bezwaren
 Gelijkheid
o Morele bezwaren
o Slaaf = kapitaal  Gelijkheid volgens god
o Arbeider = loon =abolitionisme

o Plantagelandbouw o Jonge industrie


 Vrije handel  Protectionisme
 Goedkope export  Concurrentie met Engelse
 Goedkope import industrie
industrieproducten
o Weinig inwoners o Veel inwoners
 Aristocratisch  Democratisch
=Slaven stemmen niet  Druk van arbeiders
 Grotere autonomie voor  Sterk federaal gezag
staten zijn in meerderheid in VSA
zijn in minderheid in VSA

SECESSIEOORLOG
 De secessieoorlog
o 1860: Abraham Lincoln president
o 1861: afscheiding zuidelijke staten
o 1865: zuidelijke staten geven zich over
 Gevolgen
o Racisme
 Ku Klux Klan
o Zwarten
 2de rangsburgers (bv. Geenstemrecht)

5 De kolonisatie in de 19de eeuw


5.1 Oorzaken
 Superioriteitsgevoel
o Beschaven
o Missioneren
 Strijd tegen slavenhandel
 Wetenschappelijke motieven
 Economische motieven
o Goedkope grondstoffen
o Goedkope arbeidskrachten
o Afzetmarkt voor industriële productie
o Winstgevende investeringen
o Oplossen van overbevolking
o Invoeren van voedsel

5.2 Verloop van de kolonisatie


5.3 Voorbeeld: Kongo-vrijstaat
 Onstaan
o Aardrijkskundige conferentie
o Comité d'études du Haut-Congo
o 1884-1885 conferentie van Berlijn
 Kongo-vrijstaat onafhankelijk, Leopold II
 Kaarsrechte grenzen
o Handel en scheepvaartvrij
o Beschaven inboorlingen
o Strijd tegen slavenhandel
 Uitbatingswijze
o Herendiensten
 Levensmiddelen aan de staatsposten
 Hout aan schepen
 Roeien en dragen
 Leveren van rubber
 Probleem: uitputting bomen
o Wreedheden
 Premiestelsel
 Verantwoording kogels

1880: 20 miljoen  1910: 10 miljoen


 Kritiek
o Economisch
 Negeren vrijhandel
 Concessies
o Morele wreedheden
1. 1900: The Speaker
 Morel: Congo Reform Association
2. 1904: cassementrapport
3. 1905: onderzoekscommisie
 parlementaire discussie
4. 1907: akte van afstand
5. 1908: Belgisch Congo

You might also like