Professional Documents
Culture Documents
Tussentijdse Versie Bachelorproef
Tussentijdse Versie Bachelorproef
figuur P.
figuur P.
figuur P.
figuur P.
figuur P.
figuur P.
figuur P.
figuur P.
Afkortingenlijst
Afkorting Definitie
In deze paper zal het verband tussen de toegenomen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en hun
mate van subjectief welzijn worden besproken, in de context van de Verenigde Staten. Eerst zullen we
deze toegenomen arbeidsmarktparticipatie bespreken en de economische gevolgen van deze toename.
Daarna zullen we de impact van arbeidsdeelname op de gezondheid en het algemene welzijn van
vrouwen bespreken, waarbij alle aspecten van gezondheid en welzijn die verband houden met
arbeidsmarktparticipatie grondig worden onderzocht. Ten slotte zullen we specifieker focussen op de
gendergerelateerde dynamieken en hoe deze toegenomen arbeidsmarktparticipatie een verschillend
effect heeft gehad op het subjectieve welzijn van beide genders. Hierbij bespreken we een
merkwaardige paradox, waarbij de toegenomen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen een negatief
effect zou hebben gehad op hun subjectief welzijn in de Verenigde Staten. We zullen het werk afsluiten
met een antwoord op de onderzoeksvraag: "Wat zijn de gevolgen van de toegenomen
arbeidsmarktparticipatie van vrouwen in de Verenigde Staten voor hun subjectief welzijn?"
2. Arbeidsmarktparticipatie van vrouwen
Arbeidsmarktparticipatie verwijst naar het actief zijn van individuen op de arbeidsmarkt. onder de
actieve verstaan we de bevolking die ouder is dan 16 jaar en aan het werk is, hetzij zelfstandig of in
loondienst, en het deel van de bevolking dat actief aan het zoeken is naar een job. Het is een belangrijke
indicator van de betrokkenheid van individuen bij de economische aspecten van een land. In het geval
van deze paper zullen we de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen in de Verenigde Staten (V.S.)
bekijken. De U.S. Bureau of Labor Statistics (BLS) is een overheidsinstantie die ons officiële
arbeidsmarktstatistieken geeft. Deze statistieken worden op regelmatige basis gepubliceerd en bieden
ons de kans om te vergelijken, trends te bekijken etc. We zullen het in deze paper ook hebben over de
Labor Force Participation Rate (LFPR), wat dus hetzelfde is als arbeidsmarktparticipatie.
Er zijn meerdere manieren om te kijken naar de tewerkstelling van burgers in een land. Wij zullen het
doen met de Labor Force Participation Rate. De formule om deze te berekenen is als volgt:
De LFPR houdt in dat we het aantal werkenden optellen met het aantal werkzoekenden en deze delen
door de bevolking op actieve leeftijd (15-64 jaar) vermenigvuldigd met 100 (OECD, 2024). Dit geeft ons
een percentage dat we dus de Labor Force Participation Rate noemen. Vanzelfsprekend, als we gaan
kijken naar de participatiegraad van vrouwen dan gebruiken we deze formule maar dan met het aantal
vrouwen. Zoals eerder vermeld wordt dit berekend a.d.h.v. officiële cijfers van overheidsinstanties.
Daarnaast kunnen we ook kijken naar de werkloosheidsgraad binnen een land. Maar de LFPR is
nauwkeuriger en betrouwbaarder aangezien deze mensen die niet (meer) actief zoeken naar werk, niet
mee in rekening houden. Hieronder een grafiek die de LFPR in de V.S. aangeeft tussen 1948 en 2024.
bron: BLS
2.2. Arbeidsmarktparticipatie van vrouwen nader bekeken
2.2.1. Grafiek
Zo is de vrouwelijke LFPR over 50 jaar bijna verdubbeld, van 32% in 1948 naar 60% in 1998%. We zien zo
ook duidelijk de COVID-19 crisis, de financiële crisis van 2008 en economische recessies in de jaren ‘70,
‘80 en ‘90. (ZIE BOEK)
2.2.2. Verklaringen
a) economische factoren
b) sociale factoren
c) educatie
d) emancipatie
verder uitwerken
test
3. Gezondheid en subjectief welzijn
3.1. Definiëring van de begrippen
Het WHO (World Health Organisation) of wereldgezondheidsorganisatie definieert gezondheid als:
‘een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen het gebrek aan ziekte of
kwalen’ (Phlippo, 2023). Door naar de term welzijn te verwijzen, wordt er gesuggereerd dat een goede
gezondheid bijdraagt aan het algehele (subjectieve) welzijn van een individu, maar dat welzijn ook
andere aspecten omvat dan alleen gezondheid, zoals sociale relaties, persoonlijke vervulling en
emotioneel welbevinden.
In dit onderzoek wordt er een onderscheid gemaakt tussen het subjectieve- en het algemene welzijn.
In het geval van subjectieve welzijn verwijzen we naar hoe een individu zijn of haar eigen welzijn ervaart,
gemeten aan de hand van persoonlijke percepties, gevoelens van tevredenheid, geluk en algemeen
welbevinden. Dit omvat vaak zowel emotionele als cognitieve evaluaties van iemands leven.
Het algemene welzijn is een meer objectieve en bredere maatstaf van welzijn, vaak gemeten op
populatieniveau. Het omvat verschillende aspecten van het welzijn van een gemeenschap of
samenleving, zoals economische stabiliteit, toegang tot gezondheidszorg, onderwijsniveau,
werkgelegenheid, milieucondities en sociale cohesie.
De figuur onderaan biedt een visuele illustratie die verdere uitleg geeft bij deze definities.
figuur: (Simons & Baldwin, 2021)
‘Biomedical Health’: verwijst naar de traditionele medische benadering van gezondheid, die de nadruk
legt op de fysieke aspecten van gezondheid en ziekte. Het biomedische gezondheidsmodel is een
benadering van gezondheidszorg die zich voornamelijk richt op biologische factoren, terwijl
psychologische, omgevings- en sociale invloeden buiten beschouwing worden gelaten.
(National Academies Press (US), 1998)
3.2. Is er een algemeen verband tussen een stijgende arbeidsmarktparticipatie en het
subjectieve welzijn?
3.1.1. Easterlin paradox
De Easterlin-paradox werd bekend vanwege zijn afwijking van gangbare economische overtuigingen, de
methodologische grondigheid van Richard Easterlin's analyse van longitudinale gegevens, de brede
toepasbaarheid over verschillende landen en culturen, zijn impact op het debat over economie en
welzijn, en de voortdurende aandacht en discussie die het heeft gegenereerd binnen de academische
wereld. De Easterlin-paradox,
is een fenomeen dat verwijst naar een interessante situatie waarin economische groei op lange termijn
niet gepaard lijkt te gaan met een gelijktijdige toename van het individuele welzijn en geluk. Hoewel de
economische activiteit toeneemt, blijft de levensstandaard van individuen stagneren of zelfs dalen.
(Easterlin & O’Connor, z.d.).
Wat in tegenspraak lijkt te zijn met de verwachting dat een hogere economische activiteit automatisch
zou leiden tot een verbetering van de levenskwaliteit.
Het is belangrijk om dit werk te situeren in tijd. De studie is ontstaan rond de jaren 70’-80’. Hierdoor
kunnen hedendaagse studies verschillen van data en resultaten. De Easterlin paradox heeft een inzicht
geboden dat de economische welvaart niet altijd gepaard gaat met een stijging van subjectief welzijn die
op zijn beurt kan gemeten worden door levenskwaliteit te analyseren.
Andere studies zijn hier niet meer akkoord. Hier gaan we in de volgende paragraaf verder op in.
Betsey Stevenson Justin Wolfers hebben de Easterlin paradox opnieuw herbekeken. In hun onderzoek:
‘economic growth and subjective well-being: reassessing the Easterlin paradox’ spreken ze de easterlin
paradox tegen in verschillende regio’s.
Uit de analyse blijkt dat welvarende samenlevingen doorgaans een hoger niveau van subjectief welzijn
kennen dan minder welvarende samenlevingen. Met betrekking tot Europa illustreren de bevindingen
dat toenemende economische groei vaak gepaard gaat met een stijging van de levensvoldoening, terwijl
economische neergang doorgaans samengaat met een afname van welzijn
De gegevens uit Japan suggereren dat het subjectieve welzijn grotendeels is gestegen met de toename
van het bbp per hoofd van de bevolking, vooral tijdens de periode van snelle economische groei na de
Tweede Wereldoorlog. Hoewel eerdere studies een platte trend in welzijn leken te tonen, onthult een
nauwkeurigere analyse van de gegevens een stijgende trend in welzijn gedurende de eerste drie
decennia van spectaculaire economische groei.
De General Social Survey (GSS) is een veelgebruikte dataset voor het analyseren van geluk in de
Verenigde Staten. Onderzoek wijst uit dat ondanks economische groei het geluk in de VS niet significant
is toegenomen van 1972 tot 2006. Hoewel inkomensgroei werd verwacht het geluk te verhogen, bleef
het grotendeels onveranderd, vooral omdat de inkomensgroei ongelijk verdeeld was. De observaties
ondersteunen de Easterlin paradox, maar wijzen ook op uitzonderingen die verdere studie
rechtvaardigen. Ondanks deze bevindingen is geen enkel nationaal geval definitief in het begrijpen van
de relatie tussen welzijn en economische ontwikkeling, omdat andere factoren dan inkomen ook een rol
spelen. BRON: w14282.pdf (nber.org)
De relatie tussen economische indicatoren of ook toename in arbeidsparticipatie en subjectief welzijn is
complex. Hoewel economische groei belangrijk is voor het vervullen van basisbehoeften in de beginfasen
van economische ontwikkeling, tonen onderzoeken aan dat stijgende economische groei niet altijd
gepaard gaat met een toename van welzijn.
Diener, E., & Seligman, M. E. P. (2004). Beyond Money: Toward an Economy of Well-Being. Psychological
Science in the Public Interest, 5(1), 1-31. https://doi.org/10.1111/j.0963-7214.2004.00501001.x
Bijvoorbeeld, ondanks een sterke groei van economische output in de afgelopen decennia, is er geen
gelijktijdige stijging van levensvoldoening geweest.
Werkloosheid correleert negatief met het subjectieve welzijn van individuen, zoals gemeten door hun
rapportage van levensvoldoening. Werklozen vertonen consistent lagere niveaus van levensvoldoening
in vergelijking met individuen in arbeidsactieve posities, zelfs na controle voor een uitgebreid scala aan
covariaten, waaronder individueel inkomen, sociaal netwerk en gezondheidstoestand.
https://doi.org/10.1111/j.1468-0297.2009.02347.x
Mogelijke bronnen voor subjectief welzijn van vrouwen in verband met werkgelegenheid:
1. Why is depression more prevalent in women?
Albert PR. Why is depression more prevalent in women? J Psychiatry Neurosci. 2015;40(4):219–21
Why is depression more prevalent in women? | JPN
https://doi.org/10.1503/jpn.150205
2. Prevalence of Depression in the Community from 30 Countries between 1994 and 2014
Lim GY, Tam WW, Lu Y, Ho C, Zhang MW, Ho RC. Prevalence of depression in the community from 30 countries between 1994 and 2014. Sci
Rep. 2018;8:2861.
Prevalence of Depression in the Community from 30 Countries between 1994 and 2014 | Scientific Reports (nature.com)
3. Trends in depression prevalence in the USA from 2005 to 2015: widening disparities in vulnerable groups
Weinberger AH, Gbedemah M, Martinez AM, Nash D, Galea S, Goodwin RD. Trends in depression prevalence in the USA from 2005 to 2015:
widening disparities in vulnerable groups. Psychological Medicine. 2018;48(8):1308-1315. doi:10.1017/S0033291717002781
Trends in depression prevalence in the USA from 2005 to 2015: widening disparities in vulnerable groups | Psychological Medicine | Cambridge
Core
https://doi.org/10.1017/S0033291717002781
4. Unemployment and Depression Among Emerging Adults in 12 States, Behavioral Risk Factor Surveillance System, 2010
McGee RE, Thompson NJ. Unemployment and depression among emerging adults in 12 states: Behavioral Risk Factor Surveillance System. Prev
Chronic Dis. 2015;12:E38
Unemployment and Depression Among Emerging Adults in 12 States, Behavioral Risk Factor Surveillance System, 2010 (cdc.gov)
http://dx.doi.org/10.5888/pcd12.140451
5. The Influence of Past Unemployment Duration on Symptoms of Depression Among Young Women and Men in the United States
Mossakowski KN. The influence of past unemployment duration on symptoms of depression among young women and men in the United
States. Am J Public Health. 2009;99(10):1826–32.
The Influence of Past Unemployment Duration on Symptoms of Depression Among Young Women and Men in the United States | AJPH | Vol.
99 Issue 10 (aphapublications.org)
https://doi.org/10.2105/AJPH.2008.152561
6. Young women’s food consumption and mental health: the role of employment
Lee, J., Allen, J. Young women’s food consumption and mental health: the role of employment. BMC Women's Health 22, 91 (2022).
Young women’s food consumption and mental health: the role of employment | BMC Women's Health | Full Text (biomedcentral.com)
https://doi.org/10.1186/s12905-022-01675-4
7. Gender Differences in Depression in Representative National Samples: Meta-Analyses of Diagnoses and Symptoms
Salk RH, Hyde JS, Abramson LY. Gender differences in depression in representative national samples: meta-analyses of diagnoses and
symptoms. Psychol Bull. 2017;143(8):783–822.
Gender Differences in Depression in Representative National Samples: Meta-Analyses of Diagnoses and Symptoms - PMC (nih.gov)
8. Intergenerational transmission of maternal poverty to self-esteem among young adult children: The role of employment
Lee J, Seon J. Intergenerational transmission of maternal poverty to self-esteem among young adult children: the role of employment. Child
Youth Serv Rev. 2019;106:1–7.
Intergenerational transmission of maternal poverty to self-esteem among young adult children: The role of employment - ScienceDirect
10. Employment status, psychological needs, and mental health: Meta-analytic findings concerning the latent deprivation model
Employment status, psychological needs, and mental health: Meta-analytic findings concerning the latent deprivation model - PMC (nih.gov)
https://doi.org/10.3389/fpsyg.2023.1017358
4. Genderverschillen in subjectief welzijn
4.1. Definiëring van begrippen
4.1.1. Gender
In dit secundair onderzoek maken we een duidelijk onderscheid tussen het begrip gender en geslacht.
Geslacht verwijst naar de strucutrele, functionele en gedragsmatige kenmerken van levende wezens die
bepaald worden door de geslachtschromosomen. Het verwijst naar het onderscheid mannelijk of
vrouwelijk die van toepassing is in de organische natuur (Torgrimson & Minson, 2005). Gender omvat de
gedragsmatige, culturele of psychologische kenmerken die typisch geassocieerd worden met een
bepaald geslacht. Het is afgeleid van het Latijnse woord “genus”, dat verwijst naar soort of ras. Gender
heeft te maken met de manier waarop individuen zichzelf vertegenwoordigen als mannelijk of
vrouwelijk, of hoe sociale instellingen individuen behandelen op basis van hun genderpresentatie
(Torgrimson & Minson, 2005).
In 2009 werd het concept van de "vrouwelijke geluksparadox" geïntroduceerd om deze invloed te
beschrijven. Betsey Stevenson en Justin Wolfers merkten op dat het relatieve subjectieve welzijn van
vrouwen is gedaald ondanks de objectieve verbetering van hun levensomstandigheden. Deze paradox
heeft sindsdien de aandacht getrokken van veel onderzoekers en academici, die hebben geprobeerd vast
te stellen of deze nu daadwerkelijk bestaat.
Deze conclusie is getrokken op basis van een bestudering van het subjectieve welzijn van Amerikaanse
mannen en vrouwen gedurende de periode tussen 1972 en 2006 aan de hand van de gegevens van de
General Social Survey (GSS) (Stevenson & Wolfers, 2009). De General Social Survey is een
grensoverschrijdende enquête die wordt uitgevoerd sinds 1972 om patronen van sociale veranderingen
in de Amerikaanse bevolking te bestuderen (Siddiq et al., 2023). Hierbij werd data gebruikt voor elk jaar
tussen 1972 en 2006. Subjectief welzijn werd gemeten aan de hand van de vraag: "Taken all together,
how would you say things are these days, would you say that you are very happy, pretty happy or not
too happy?" (Stevenson & Wolfers, 2009). De resultaten van het onderzoek waren duidelijk: vrouwen
zijn in de Verenigde Staten zowel absoluut als relatief minder gelukkig geworden dan mannen
gedurende een periode van 35 jaar.
Uiteraard is het niet bij dit ene onderzoek gebleven. Twee jaar later heeft Chris Herbst, een onderzoeker
aan de Arizona State University School of Public Affairs, deze paradox op een andere manier bekeken
met bijgevolg ook andere resultaten. Hij gebruikte data van de DDB Needham Life Style Survey om de
evolutie van het subjectieve welzijn van vrouwen in de afgelopen decennia te bestuderen. De DDB
Needham Life Style Survey is een onderzoek dat in 1970 werd gestart door het reclamebureau DDB
Needham, met als oorspronkelijk doel het onderzoeken van de consumentengewoonten en sociale
activiteiten van Amerikanen. Echter bevat het ook vragen over het subjectief welzijn van mensen, wat
het waardevol maakt voor het bestuderen van veranderingen in welzijn (Herbst, 2011). Hieruit trok hij
de conclusie dat het subjectief welzijn van zowel Amerikaanse vrouwen als mannen is afgenomen tussen
1985 en 2005. Dit contrasterende resultaat toont aan dat verschillen in subjectieve welzijnsmetingen,
tijdsperioden en technieken voor gegevensverzameling kunnen bijdragen tot een totaal andere
conclusie. Dit erkent de noodzaak van voorzichtige interpretatie als het gaat om gegevens over
subjectief welzijn.
Desalniettemin sluit het meest recente onderzoek over deze paradox eerder aan bij de originele
bevindingen van Stevenson en Wolfers. David G. Blanchflower en Alex Bryson hebben namelijk de
paradox twee jaar geleden onder de loep genomen, waarbij ze bijkomende aandacht gaven aan de
impact van COVID-19 op het subjectieve welzijn van Amerikaanse vrouwen (Blanchflower & Bryson,
2022). Ze vonden dat mannen over het algemeen een hoger welzijn hebben dan vrouwen in de
Verenigde Staten, en dat deze kloof is vergroot tijdens de COVID-19-pandemie en de daarmee gepaard
gaande lockdowns. Hierbij werd wederom data gebruikt van de General Social Survey (GSS).
4.3. Oorzaken
4.3.1. The second shift
In elke paper die de "vrouwelijke geluksparadox" onderzoekt, worden er verschillende mogelijke
oorzaken voor deze paradox aangekaart. Desondanks was er één oorzaak die meerdere keren werd
genoemd in welgeteld vijf verschillende onderzoeken. Deze oorzaak wordt uitgelegd in de volgende
alinea.
Hoewel sociale veranderingen van de afgelopen vier decennia hebben geleid tot meer kansen voor
vrouwen, beweren sommigen dat er ook kosten zijn en dat mannen mogelijk hebben geprofiteerd van
de vrouwenbeweging. De “second shift” verwijst naar het fenomeen waarbij vrouwen naast hun betaald
werk ook nog verantwoordelijk blijven voor een onbetaalde “second shift” in het huishouden (Craig,
2007). Arlie Hochschild en Anne Machung beweren dat de overstap van vrouwen naar de betaalde
arbeidsmarkt niet gepaard ging met een verschuiving weg van de huishoudelijke productie en dat ze nu
dus een "second shift" draaien (Stevenson & Wolfers, 2009). Deze conclusie hebben ze getrokken naar
aanleiding van een onderzoek over de strategieën van tweeverdieners-koppels om hun work-family
conflict te verminderen (Van de Velde, 2022). Hierbij interviewden ze 55 middenklasse koppels tussen de
jaren 1980 en 1988. Ze schatten dat vrouwen ongeveer 15 uur meer aan huishoudelijke taken besteden
dan mannen (Van de Velde, 2024), waarbij dus wordt aangegeven dat vrouwen eigenlijk twee jobs
hebben: één buitenshuis en een tweede thuis.
Echter, onderzoeken over het tijdsgebruik binnen huishoudens laten zien dat deze bewering niet volledig
klopt. Aguiar en Hurst (2007) documenteerden namelijk een daling in de totale werkuren op de
arbeidsmarkt sinds 1975, en deze daling verliep relatief gelijk voor mannen en vrouwen (Stevenson &
Wolfers, 2009). Hierbij wordt de toename in uren op de arbeidsmarkt door vrouwen gecompenseerd
door een sterke daling in hun niet-arbeidsmarktwerk. Het is belangrijk op te merken dat het argument
van "the second shift" verder gaat dan het tellen van uren (Stevenson & Wolfers, 2009). Arlie Hochschild
en Anne Machung beschrijven namelijk zeer duidelijk in hun boek hoe vrouwen zich vaak meer
verantwoordelijk voelen voor het huishouden. "One reason women took a deeper interest than men in
the problems of juggling work with family life is that even when husbands happily shred the hours of
work, their wives felt more responsible for the home" (Hochschild & Machung, 2012). Deze
verantwoordelijkheid zorgt voor een emotionele last die moeilijk te meten is aan de hand van het aantal
uren besteed aan huishoudelijke taken.
5. Bibliografie
Stevenson, B., & Wolfers, J. (2009). The paradox of declining female happiness.
https://doi.org/10.3386/w14969
Pertold-Gebicka, B., & Chadimová, K. (2020, September 9). Gender differences in life
satisfaction. CU Digital Repository. https://dspace.cuni.cz/handle/20.500.11956/120750
Hochschild, A. R., & Machung, A. (2012). The Second Shift: Working Families and the
Revolution at Home. http://ci.nii.ac.jp/ncid/BB08862585
Simons, G., & Baldwin, D. S. (2021). A critical review of the definition of ‘wellbeing’ for doctors and
their patients in a post Covid-19 era. International Journal Of Social Psychiatry, 67(8), 984–991.
https://doi.org/10.1177/00207640211032259
Global Wellness Institute. (2023, 21 augustus). What is Wellness? - Global Wellness Institute.
https://globalwellnessinstitute.org/what-is-wellness/
National Academies Press (US). (1998). Biomedical model Definition. Biomedical Models And Resources -
NCBI Bookshelf. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK230283/
https://fred.stlouisfed.org/series/LNS11300002#
Hayes, A. (2024, 25 februari). Labor Force Participation Rate: Purpose, Formula, and Trends.
Investopedia. https://www.investopedia.com/terms/p/participationrate.asp#toc-factors-that-affect-
participation-rate
https://deliverypdf.ssrn.com/delivery.php?
ID=80911706910103009108609912708002407403208503705902102412405701111202
207900508801112009300108900500705309610300012202711312009611800506709112
6011001127072011029127025077107094094097&EXT=pdf&INDEX=TRUE
Torgrimson, B. N., & Minson, C. T. (2005). Sex and gender: what is the difference?
Journal of
Applied Physiology, 99(3), 785–787. https://doi.org/10.1152/japplphysiol.00376.2005
Siddiq, H., Darvishi, M., & Najand, B. (2023). Self-Rated Health of US Older Adults in the
General Social Survey (GSS) 1972–2021: Complexity of the Associations of Education and
Immigration. Healthcare, 11(4), 463. https://doi.org/10.3390/healthcare11040463
Craig, L. (2007). Is there Really a Second Shift, and if so, who does it? A Time-Diary
Investigation. Feminist Review, 86(1), 149–170. https://doi.org/10.1057/palgrave.fr.9400339
Verklaring op woord van eer
Wij verklaren dat wij deze aan de Faculteit BE/SW ingediende paper voor “Inleiding tot Economische
Onderzoeksmethoden” zelfstandig en zonder hulp van andere dan de vermelde bronnen hebben
gemaakt.
Wij bevestigen dat de direct en indirect overgenomen informatie, stellingen en figuren uit andere
bronnen als zodanig aangegeven zijn in overeenstemming met de richtlijnen over plagiaat in het
opleidingsonderdeel.
Wij bevestigen dat dit werk origineel is, aan geen andere onderwijsinstelling werd aangeboden en
nog niet werd gepubliceerd.
Wij zijn ons bewust van de implicaties van fraude zoals beschreven in artikel 15 van het Onderwijs-en
Examenreglement 2020-2021 van de Universiteit Antwerpen (www.uantwerpen.be/oer).
Datum:
Plaats: Antwerpen
Namen en handtekeningen:
Cobe Hoegaerts
Seppe de Somere
Oscar Van den Abeele