Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 57

Hoofdstuk 1: Financiële architectuur ontstaan niet spontaan

P.22 Financiële architectuur Deze term wordt gebruikt voor het financieel systeem, want hiermee
worden niet alleen het samenspel van de instrumenten, markten en
instituties gevat, maar ook de toezichtstructuur. Financiële architectuur
ontstaat niet spontaan maar door de tussenkomst van de mens.

P.23 Schuld Financiële plicht tegenover een ander.

P.23 Interest De vergoeding die wordt ontvangen voor het uitlenen van geld en die
betaald wordt door degene die het geld leent.
P.23 Ruil Een deal waarbij men een voordeel tracht uit te halen, meestal met
vreemden.
P.24 Handel Het uitwisselen van producten tussen twee partijen tegen directe of
uitgestelde betaling.
P.24 Persoonlijke eigendom Het recht van een rechtssubject om over een zaak te beschikken en
anderen van deze beschikking uit te sluiten. De recht hebbende van de
eigendom wordt hierbij de eigenaar genoemd.
P.24 Vermogen Het totale bezit aan geld, goederen, rechten en vorderingen na aftrek van
verplichtingen.
P.24 Vermogensopbouw Het bezit aan geld, goederen, rechten en vorderingen opbouwen.

P.24 Urbanisatie Een concentratie van mensen in een gebied dat de daar levende populatie
ecologisch gezien niet kan onderhouden
P.24 Territoriale soevereiniteit Het recht van een bestuursorgaan om het hoogste gezag uit te oefenen
zonder dat verantwoording is verschuldigd aan een ander orgaan betreft
het gebied van een staat.
P.24 Sociale stratificatie Het indelen van groepen mensen in maatschappelijke lagen, waartussen
een ongelijkheidsverhouding bestaat.
P.24 Belastingen Door de overheid opgelegd aan belastingplichtigen, zonder dat er een
directe tegenprestatie van de overheid tegenover staat.
P.25 Langeafstandshandel Goederen die niet nodig waren voor het dagelijkse gebruik worden
geïmporteerd en verworven door de elite.
P.25 Tellen Getallen in een oplopende volgorde opnoemen.

P.25 Boekhouding Het vastleggen van de financiële feiten van een persoon, een bedrijf of
(overheids)instelling.
P.25 Schrift Een systeem om taal grafisch weer te geven.

P.25 Contracten Een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen twee partijen. Daarin
staan afspraken waar beide ondertekende partijen zich aan moeten
houden
P.25 Geld Betaalmiddel in handen van het publiek, onder te verdelen in chartaal en
giraal geld.
P.25 Lenen - Geldlening waarbij er rente over de af te lossen som moet
worden betaald aan de uitlener of kredietverschaffer.
- Lenen van een goed houdt in dat iemand een goed aan een ander
ter beschikking stelt, zonder dat daarvoor een vergoeding
verschuldigd is.
P.26 Risicospreiding Het aanhouden van aandelen in verschillende bedrijven en - of
verschillende bedrijfstakken of beleggingsvormen, om het risico van
koersfluctuaties te beperken.

1
P.26 Verzekeringscontract Een overeenkomst tussen een verzekeraar en een verzekeringsnemer,
waarin de rechten en plichten van beide partijen worden vastgelegd.
P.26 Bodemerij Een lening die een zee vervoerder aanging om een zeereis te kunnen
financieren. Bijzonder was dat de lening niet hoefde te worden
terugbetaald als het schip en/of de lading verloren gingen.
P.27 Goederengeld Het idee van goederengeld is om een activum te kiezen dat niet enkel als
rekeneenheid kan gebruikt worden, maar ook als een opslagmiddel (store
of value) en als een ruilmiddel (medium of exchange).
P.27 Munthuis Een munthuis of munt is een instelling waar munten worden geslagen.

P.27 Goudstandaard Een monetair systeem waarbij de munt in een vaste verhouding
gekoppeld wordt aan goud.
P.28 Financiële intermediatie Het voor eigen rekening bemiddelen tussen partijen die voor kortere of
langere tijd financiële middelen ter beschikking hebben en partijen die
behoefte hebben aan extra financiële middelen.
P.28 Nieuwe steden Pas na het jaar 1000 ontstonden er nieuwe steden in Europa. Deze steden
leefden door de ontwikkeling van handel en nijverheid.
P.28 Bankenlicentie Een door de overheid of financiële toezichthouder(s) verstrekte
bankvergunning die nodig is om bancaire diensten te kunnen leveren,
zoals het voor cliënten openen van een bankrekening.
P.28 Bankentaks Dit is een binnen de EU veelbesproken idee om banken een heffing op te
leggen waarmee in de toekomst eventuele reddingsoperaties kunnen
worden gefinancierd.
P.28 Huidige waarde (present value) De waarde van een geldstroom op een zeker moment in de toekomst,
teruggerekend naar de huidige waarde.
P.29 Koopman Iemand die als beroep spullen verkoopt.

P.29 Wisselaars Hij, die zijn bedrijf maakt van het inwisselen van vreemde muntspeciën,
vreemd papiergeld, buitenlandse banknoten, enz.
P.29 Chartaal geld Bestaat uit papieren geld en muntstukken (deelmunt, pasmunt). Biljetten
worden uitgegeven door ECB (Europese Centrale Bank), de muntstukken
worden in aparte lidstaten van de eurozone geslagen.
P.30 Wisselbank Is een verouderd type bank door de overheid opgericht, waar goud- en
zilverstukken tegen een gegarandeerd gewicht in edelmetaal ingewisseld
konden worden.
P.30 Jaarmarktbrief Op de jaarmarkt ontstond ook een andere vorm van chartaal geld zoals de
jaarmarktbrief (waaruit later de wisselbrief zou ontwikkelen). Een
jaarmarktbrief was een handelsdocument dat vergelijkbaar is met de
wissel maar waarvan de uitbetaling enkel op de jaarmarkt kon
plaatsvinden hetzij in geld en hetzij in natura.
P.30 Verdisconteren De bewerking die wordt uitgevoerd om te bepalen hoeveel men nu moet
inleggen om een bepaald bedrag te ontvangen in de toekomst.
P.30 Endosseren Het overdragen van wissel door aantekening op achterkant;

P.30 Clearing Vroeger had elke handelaar een boek waarin de bedragen kwamen die hij
moest betalen en de bedragen die hij diende te ontvangen. Van deze
bedragen werden op de dag van de afrekening saldi bepaald (= clearing)
zodat men zo veel mogelijk vermeed dat effectieve betalingen moesten
uitgevoerd worden.
P.30 Settlement Een betaling, deze kan uitgevoerd worden in munten of door gebruik te
maken van wissels.
P.31 Commenda Overeenkomst waarbij een partij aan een andere een som geld ter
beschikking stelt, met het doel daarmee handel te drijven.

2
P.31 Financial engineering Geld verdienen door deelname aan ingewikkelde en omvangrijke
financieringsprojecten.
P.31 Koopman-bankier (merchant-banker) Koopman die wisselbrieven koopt en verkoopt.
P.32 Secundaire markt De markt waarop je iets doorverkoopt. Zaken die dus al bestaan worden
op de secundaire markt doorverkocht. Elk instrument heeft per definitie
een primaire markt, want anders kan het niet ontstaan en we gaan
proberen door allerlei technieken voor de meeste producten een
secundaire markt te doen ontstaan.
P.32 Wisselmarkt Geheel van vraag en aanbod van buitenlandse valuta’s.

P.32 Beurs Instelling waar je handelt in geld of andere waardepapieren.

P.33 Beursgebouw Een beursgebouw is een gebouw waarin gehandeld wordt in aandelen,
obligaties en-of opties, diamanten, graan, verzekeringen enzovoort.
P.33 Doorlopende handel Continue handel.

P.33 Termijncontracten Een future (of termijncontract) is een soort financieel derivaat, namelijk
een financieel contract tussen twee partijen die zich verbinden om op een
bepaald tijdstip een bepaalde hoeveelheid van een product of financieel
instrument te verhandelen tegen een vooraf bepaalde prijs.
P.33 Overheidsobligaties Dit is een lening (verhandelbaar schuldbewijs) die wordt uitgegeven door
de overheid om geld uit de markt te halen en zodanig het
financieringstekort te dekken. Het geeft meestal een jaarlijkse rente.
P.33 Consols Perpetuele obligaties = wanneer de lening wordt uitgegeven zonder
vervaldag.
P.33 Onderpand Zekerheid in de vorm van geld, goederen of rechten.

P.33 Actuariële technieken Technieken die gebruikt werden op het gebied van verzekeringen.

P.34 Rechtspersoon Een organisatie of instelling die dezelfde juridische rechten en plichten
heeft als een natuurlijk persoon, dat wil zeggen een mens van vlees en
bloed. Een rechtspersoon kan hierdoor rechtszaken aanspannen of
aangeklaagd worden, net als een natuurlijk persoon.
P.34 Effect De verzamelnaam voor verhandelbare waardepapieren, zoals aandelen,
obligaties, opties, futures en warrants.
P.34 Faillissementswetgeving Een gerechtelijke procedure om de bezittingen van een insolvente
schuldenaar op ordentelijke wijze te gelde te maken en te verdelen onder
zijn schuldeisers, waarbij de schuldenaar tijdelijk het beheer van zijn
vermogen verliest maar daarna in staat wordt gesteld een nieuwe start te
nemen.
P.34 Effectenbeurs Een organisatie die het mogelijk maakt om effecten zoals aandelen en
obligaties te verhandelen.
P.34 Openbaar spaarwezen Financiering door het grote publiek aan te spreken.

P.34 Cashdividend Dividenduitkering in geld.

P.34 Opties Dit is een financieel instrument dat de houder tegen de betaling van een
premie het recht geeft (maar niet de verplichting) om een bepaalde
hoeveelheid (contractgrootte) van een onderliggende waarde te kopen
(calloptie) of te verkopen (putoptie) aan een afgesproken uitoefenprijs
(strike price, exercise price).
P.35 Aandelenzeepbel Situatie waarop een marktprijs (of meerdere prijzen) ver boven de
werkelijke waarde van de desbetreffende belegging ligt. Een zeepbel zal
meestal spectaculair eindigen in een snelle ineenstorting van de prijs,
maar kan ook geleidelijk ‘leeglopen’.

3
P.35 Loterijleningen Men ging bepaalde mensen vroeger een loterij laten winnen want
daardoor kon men een lagere interest uitbetalen aan iedereen. Mensen
waren tevreden met een lagere interest omdat er een kans bestond dat je
de loterij kon winnen en dus veel geld kon verdienen.
P.35 Centrale bank De instelling die verantwoordelijk is voor het voeren van het monetair
beleid, zoals de ECB.
P.36 Giraal geld Tegoeden die het publiek bij banken aanhoudt en die onmiddellijk in
contanten kunnen omgewisseld worden of gebruikt kunnen worden voor
girale betalingen.
P.36 Overschrijven Bedragen van de ene rekening naar de andere schrijven.

P.36 Bankgiro De overschrijving naar een andere bankrekening

P.36 Kredietcrisis Crisis op de financiële markten.

Hoofdstuk 2: Bouwstenen van de financiële architectuur

P.40 Directe financiering Wanneer de financiering rechtstreeks plaatsvindt tussen de behoeftige en


de spaarder.
P.40 Financiële markten Mechanismen die mensen in staat stelt te handelen in financiële
zekerheden.
P.40 Indirecte financiering Wanneer de spaarder zijn gelden toevertrouwt aan een kredietinstelling
en deze onafhankelijke financiering verstrekt
P.40 Intercompany loans Wanneer een dochteronderneming leent van haar moederonderneming
P.40 Interne financiële markt (internal capital Doordat er in het bedrijfsleven dochterondernemingen zijn die lenen van
market) de moederondernemingen ontstaat er binnen de multinationale
onderneming een interne financiële markt
P.41 Lening Een schuld die de vorm van een contract aanneemt.
P.41 Effect De verzamelnaam voor verhandelbare waardepapieren, zoals aandelen,
obligaties, opties, futures en warrants.
P.41 Fee business Bij emissie van effecten treedt de financiële tussenpersoon op voor
rekening van de emittent en zal daarvoor een vergoeding ontvangen. Dit
noemt men een fee, vandaar dat dit dus een fee business wordt genoemd.
P.41 Semi-directe financiering Bij een semi-directe financiering is er een tussenpersoon aanwezig bij de
financiering.
P.41 Openbare emissie Emissie van effecten via openbare inschrijving.
P.41 Private emissie (private plaatsing) Vorm van uitgifte van aandelen aan een select aantal potentiele
investeerders.
P.41 FSMA Financial Services and Markets Authority: een instelling die naast de
Nationale Bank van België toezicht houdt op de Belgische financiële sector.
P.41 Business angel netwerk Een business angel is iemand die deel van zijn persoonlijke vermogen
investeert in start-ups. Dus door gebruik te maken van het business angel
netwerk kunnen jonge ondernemingen zich financieren.
P.41 Crowdfunding Een manier om geld op te halen bij een breed publiek ter financiering van
een of ander project.
P.41 Broker (makelaar) Een broker is een tussenpersoon die iets voor rekening van een klant
verhandelt
P.41 Dealer (commissionair) Een dealer is een tussenpersoon die iets voor eigen rekening verhandelt.
P.41 Liquiditeitsverschaffer (liquidity provider, Een onderneming die de handel ondersteunt in minder verhandelde
market maker, marktanimator) beursfondsen.

4
P.42 Broker-dealer Tussenpersonen die zowel voor eigen rekening als voor rekening van de
klant handelen.
P.42 Voice-brokers (telefoon) Afhankelijk van welke technologie er gebruikt wordt een broker ander
benoemd. Voice-brokers zijn brokers die via de telefoon verhandelen.
P.42 On-line brokers Brokers die elektronisch verhandelen.
P.42 Elektronische handelsplatform Handelsplatform die online gebeurt.
P.42 Primaire markt De emissiemarkt waarop het financieel instrument tot leven komt.
P.42 Secundaire markt De circulatiemarkt waar het instrument ‘tweedehands’ verkocht kan
worden.
P.42 Derde markt Transacties in genoteerde producten die OTC verlopen.
P.42 Vierde markt Rechtstreekse handel tussen institutionele beleggers zonder tussenkomst
van brokers of dealers.
P.42 Geldmarkt (money market) Markt waarop financiële activa met een looptijd korter dan 1-2 jaar
worden verhandeld.
P.42 Kapitaalmarkt (capital market) Markt waarop financiële activa met een looptijd langer dan 1-2 jaar
worden verhandeld.
P.42 Leningmarkten Markt waarop leencontracten afgesloten en verhandeld worden.
P.42 Effectenmarkten Markt waarop effecten verhandeld worden. De effecten op zo’n
effectenmarkten omvatten effecten op naam en gedematerialiseerde
effecten.
P.42 Beursmarkt Een officieel gereglementeerde markt waar vraag en aanbod samenvallen.
P.42 Buitenbeursmarkt Effectenhandel die buiten de officiële beurzen plaatsvindt. Zo kunnen
effecten van eigenaar veranderen.
P.42 Onderhandse markt Markt waarbij marktpartijen rechtstreeks met elkaar onderhandelen over
de voorwaarden van vermogenstransacties.
P.42 OTC-markt (over-the-counter markt) Markt waarbij financiële transacties niet via de beurs verlopen, maar die
direct tussen twee partijen afgesloten worden.
P.42 Vloerhandel (pit trading) Handel waarbij handelaars mekaar fysiek ontmoeten.
P.42 Schermenhandel Handelssysteem waarbij vraag en aanbod via computers bij elkaar worden
gebracht.
P.43 Flash trading (= flitshandel) Methode om te speculeren op valuta-en aandelenkoersen waarbij in zeer
korte tijd zowel gekocht als verkocht wordt.
P.43 High frequency trading Andere benaming voor flitshandel
P.43 Flash crashes Een enorme snelle daling in de prijzen van aandelen
P.43 Flash smashes Een soort fenomeen van de schermenhandel.
P.43 Prijsgedreven markten (quote driven De makelaars maken op aanvraag bied- en laatkoersen bekend waartegen
market) ze een bepaalde hoeveelheid willen verhandelen. De biedkoers is de koers
waartegen de tussenpersoon wenst te kopen, de laatkoers is de koers
waartegen hij wil verkopen. De klant vraagt gewoon een prijs, maar maakt
zijn koop-of verkoopintentie niet op voorhand bekend aan de
tussenpersoon. De klant heeft ene zeer beperkte tijd om te beslissen of hij
ingaat op de voorgestelde prijzen. Het verschil tussen de bied- en laatkoers
is de bid-ask-spread: één van de componenten van de transactiekost die
een belegger draagt, naast de van toepassing zijde commissievergoeding
en beurstaksen.
P.44 Directe transactiekost Wanneer een marktmaker gecontacteerd wordt omdat ieman een aandeel
wil kopen, zal die op dat moment nog geen potentiële verkoper hebben,
de marketmaker zal dus een aandeel uit zijn voorraad verkopen. Om de
kosten van het aanhouden van voorraad te dekken en om een extra

5
vergoeding te bekomen zal de market maker kopen tegen aankoopkoers
(bid) en verkopen tegen zijn verkoopkoers (ask, offer).
P.44 Indirecte transactiekost De bid-ask-spread.
P.43 Ordergedreven markten In een ordergedreven markt geven de verschillende leden van de markt de
(ver)kooporders door. Op basis van deze informatie berekent een
ordergedreven markt vervolgens de beurskoers van het effect zodat het
grootste volume financiële instrumenten geruild zou kunnen worden. Alle
deelnemers van de markt zien de verschillende limietorders en de
aangeboden of gevraagde hoeveelheden. Wie het snelst reageert, wordt
als eerste bediend.
P.43 Enkele fixing Fixing: een moment in de dag waarbij de organisator van de markt zo veel
mogelijk aankooporders tracht te matchen aan de beschikbare
verkooporders. Enkele fixing: één keer per dag.
P.43 Dubbele fixing Twee keer per dag.
P.43 Semi-continue fixing Een fixing wanneer een bepaalde hoeveelheid orders in het orderboek
beschikbaar is.
P.43 Continue fixing Een fixing waarbij er elke keer na het invoeren van elk order wordt
gekeken of een transactie mogelijk is.
P.43 Best execution Wanneer de klant de best mogelijke prijzen krijgt spreekt men over best
execution. Dit betekent dus dat zowel de verkopers als de kopers de best
mogelijke resultaat krijgen voor de order.
P.43 Beursorder Een order die specificeert de hoeveelheid van een specifiek financieel
instrument dat een partij wenst te kopen of te verkopen.
P.43 Limietorder Een order die de koper (verkoper) de hoogste (laagste) koers geeft
waartegen die bereid is te kopen (verkopen). Als de belegger kiest voor
een order zonder limiet dan kan hij kiezen tussen de twee volgende
begrippen, namelijk order tegen openingsprijs of marktprijs.
P.43 Order tegen openingsprijs Order uitvoeren bij opening. Wanneer het order niet of slechts gedeeltelijk
uitgevoerd wordt tegen de openingskoers, dan komt het resterende deel
van het order als een limietorder tegen openingskoers in het orderboek.
P.43 Order tegen marktprijs Met dit order kan de belegger de beste marktprijs krijgen op een gegeven
moment.
P.44 Contantmarkten (spot market, cash market) Markt waarbij de afgesloten transacties onmiddellijk uitgevoerd worden.
Activum wordt geleverd en prijs wordt betaald.
P.44 Markten voor afgeleide producten Markten waarbij de koper de plicht of het recht heeft om op een
toekomstig tijdstip de koop/verkoop uit te voeren.
P.44 Nationale markten (internal market) De markten waarop binnen een land effecten worden verhandeld.
Nationale markten worden vaak opgedeeld in een binnenlandse en een
buitenlandse markt.
P.44 Internationale markten (externe markt, Markten met emissies die in een andere munt dan deze van het land waar
euromarkt) het product wordt aangeboden.
P.44 Binnenlandse markten (domestic market) Belgisch bedrijf dat op de Brusselse beurs noteert staat op de
binnenlandse markt m.a.w. Belgische bedrijven die op de Belgische beurs
noteren staan op de binnenlandse markt.
P.44 Buitenlandse markten (foreign market) Bedrijven van een ander land die op de Belgische beurs noteren staan op
de buitenlandse markt.
P.44 Open markten Een markt waartoe iedereen vlot toegang heeft.
P.44 Gesloten markten Wanneer er een barrière wordt opgeworpen wat betreft de aard van de
belegger of wat betreft de minimaal te beleggen bedragen spreekt men
van een gesloten markt.

6
P.44 Gereglementeerde markten Markt waar alle tot stand gekomen koersen officieel gepubliceerd worden
en voor iedereen officieel beschikbaar zijn. Een beurs is altijd een
gereglementeerde markt.
P.44 Niet-gereglementeerde markten Markten waarbij er bedrijven zijn die niet voldoen aan de eisen van de
gereglementeerde beurs.
P.44 Bilaterale handel Handel tussen twee partijen.
P.44 Multilaterale handel Handel tussen meerdere partijen.
P.45 Electronic bulletin board De benaming voor de lijst van marktparticipanten die een dealer afficheert
om pre-transactionele transparantie te verschaffen.
P.45 Multilateraal handelsplatform (multilateral Multilaterale elektronische handelsplatformen die meerdere kopers en
trading facility, MTF) verkopers samenbrengen volgens niet-discretionaire regels zodat er
transacties tot stand komen. De onderneming die het platform beheert,
treedt meestal enkel op als broker en neemt zelf geen posities in. (MTF
imiteert de beurs).
P.45 Lit pool Men praat over een lit pool wanneer iedereen op het multilateraal
handelsplatform prijsquoteringen kan inbrengen en ook met iedereen kan
handelen. Men gebruikt het woord lit pool omdat het lijkt alsof er een
schijnwerper wordt gezet zodanig dat pre- en post-transparantie geboden
wordt.
P.45 Central counterparty (CTP) Wanneer het multilateraal handelsplatform zich als tegenpartij plaatst
tussen elke koper en verkoper.
P.45 Trade repository Een entiteit die vooral de data van OTC-derivaten verzamelt. Derivaten zijn
financiële producten die afgeleid zijn van verhandelbare producten.
P.45 Prijsbepaling Het bepalen van de prijs.
P.45 Arbitrage Een financiële speler neemt op één tijdstip ≠ posities in. Die onmiddellijk
of in de toekomst met zekerheid een winst zullen opleveren.
P.45 Locationele arbitrage Locationele arbitrage is wanneer men winst gaat proberen te realiseren
door gebruik te maken van het verschil van de wisselkoers voor dezelfde
valuta (Euro bijvoorbeeld) bij ≠ banken.
P.45 Shortselling Verkopen van een aandeel dat je niet in eigendom hebt, maar geleend
hebt.
P.45 Lease rate Rente die je moet betalen op een leasing.
P.45 Liquiditeitsverschaffing Liquiditeit verschaffen, beschikbaar stellen. Dit doe je zodat de
kredietnemer op een vrij eenvoudige manier aan financiële middelen kan
geraken.
P.46 Zoekkosten De impliciete en expliciete kosten die een belegger oploopt om zijn geld
tegen voor hem aanvaardbare voorwaarden te plaatsen.
P.46 Informatiekosten Deze kosten hebben betrekking op het verzamelen van informatie die
nodig is om de aantrekkelijkheid van een financieel activum te evalueren.
P.46 Risicotransfers De financiële markten maken het mogelijk om risico’s te reduceren, te
verschuiven of om ze bewust op te nemen in een portefeuille.
P.46 Wisdom of crowds Wanneer een groep individuen onder sommige voorwaarden iets weten
dat één individu niet weet.
P.46 Marktefficiëntie Term om aan te geven of en zo ja in welke mate alle beschikbare
informatie over bv een bepaald bedrijf in de aandelenkoers is verwerkt of
niet. De efficiënte-markthypothese neemt aan dat bepaalde informatie in
de koersen verwerkt wordt en dan ook niet meer nuttig is om
koersvoorspellingen te maken.
P.47 Correlatie De graad van lineaire samenhang tussen twee variabelen.
P.47 Autocorrelatie Wanneer je de samenhang bestudeert tussen een reeks en zichzelf.

7
P.47 Momentum Een momentum is een korte periode wanneer bijvoorbeeld positieve
rendement gevolgd worden door meer positieve rendementen.
P.47 Reversal Wanneer een positief rendement gevolgd wordt door een negatieve en
omgekeerd.
P.48 Kredietinstellingen Instellingen die in hoofdzaak klantendeposito’s transformeren naar
kredieten.
P.48 Schaduwbankieren (shadow banking, Het systeem van kredietintermediatie via entiteiten en activiteiten buiten
parallel bankieren) het reguliere bankwezen.

Hoofdstuk 3: De spelers van de financiële economie

P.52 Nettovermogen Het vermogen dat men bekomt wanneer men de schulden aftrekt van de
activa (de bezittingen).
P.52 Reële activa Goederen die hun waarde ontlenen aan hun fysieke karakter.
P.52 Financiële activa Doen een recht ontstaan op een toekomstig financieel voordeel.
P.53 Household Finance and Consumption Centrale banken bevragen gezinnen frequent via enquêtes die zich
surveys toespitsen op inflatieverwachtingen, consumentenvertrouwen,
vermogensposities en het gebruik van betalingsmiddelen. Een Household
Finance and Consumption survey focust zich vooral op de
vermogenspositie van gezinnen.
P.53 Deposito’s In bewaring gegeven gelden zoals zichtrekening, spaarrekeningen en
termijnrekeningen.
P.53 Slapende rekening Wanneer iemand gedurende vijf jaar lang niet meer gebruik gemaakt
heeft van een rekening en bij diezelfde bank ook geen transacties op
andere rekeningen heeft gedaan.
P.53 Zichtrekening Een rekening die deposito’s bevat die direct opvraagbaar zijn.
P.53 Spaarrekening Een rentedragende depositorekening waar de middelen onmiddellijk
opvraagbaar zijn.
P.53 Termijnrekening Een rentedragend deposito zonder betalingsfaciliteiten waar de deposant
er zich toe verbindt om zijn geld gedurende een bepaalde termijn niet op
te vragen.
P.53 Instrumenten voor collectieve belegging Deze instellingen trekken gelden aan van beleggers om die gezamenlijk te
(ICB) beleggen. De ICB’s vallen niet onder de garantieregeling, wel onder de
beschermingsregeling.
P.53 Beleggingsfondsen Volkstaal voor instellingen. voor collectieve belegging.
P.54 Open fondsen De belegger kan zijn geld terugvragen van het fonds.
P.54 Gesloten fondsen De belegger kan zijn geld niet terugvragen. De belegger kan het bewijs van
deelneming van het gesloten fonds enkele doorverkopen aan een andere
belegger.
P.54 Aandeel Waardepapier dat een aantal rechten met betrekking tot een
vennootschap geeft.
P.54 Obligatie Een lening waarbij de emittent het leenbedrag opsplitst in kleinere
coupures die verkocht worden aan geïnteresseerde beleggers. Hierbij
neemt de obligatie dus de vorm van een verhandelbaar effect.
P.54 Hypotheeklening Geldlening waarbij een registergoed als onderpand dient.
P.54 Consumentenlening Leningen die een geldbedrag ter beschikking stellen voor consumenten.
P.55 Vaste activa Activa die voor meer dan één jaar dienen gefinancierd te worden omdat
de onderneming ze langdurig wenst te gebruiken.
P.55 Vlottende activa Activa waarbij de bedoeling is dat ze op korte termijn terug omgezet
worden in liquide middelen (cash).

8
P.55 Immateriële vaste activa Activa die niet tastbaar zijn.
P.55 Goodwill De prijs die betaald wordt voor de overname van klanten.
P.55 Marktwaarde De prijs waartegen het activum op een frictieloze markt verkocht kan
worden.
P.55 Boekwaarde De waarde waartegen het activum in de boekhouding genoteerd staat.
P.55 Eigen vermogen Eigen vermogen duidt op het niet-opvraagbare karakter van de aan de
vennootschap afgestane middelen.
P.56 Leningen (kredieten) Geldbedrag dat door een partij wordt verstrekt aan een andere partij op
voorwaarde dat het later terug wordt betaald.
P.56 Interne kapitaalmarkten Kapitaalmarkten die binnen een multinationale onderneming ontstaan.
P.56 Handelskrediet (trade credit) Is een belangrijke vorm van kortetermijnkrediet. Het is een B2B-
overeenkomst (business-to-business) waarbij een klant goederen op
rekening kan kopen (zonder contant geld vooraf te betalen) en dan de
leverancier op een later tijdstip betaalt. Meestal gebeurt dit wanneer de
goederen worden afgeleverd.
P.56 Bankleningen De meest populaire financieringsbron waarbij er geld wordt geleend bij
een bank.
P.56 Resultatenrekening Geeft weer hoeveel winst/verlies een onderneming gemaakt heeft
gedurende een boekjaar.
P.56 Winst (verlies) Toename (afname) in eigen vermogen die gedurende een jaar
gerealiseerd wordt. Dus opbrengsten (kosten).
P.57 Overdragen resultaat van vorig boekjaar Winst/verlies dat men vorig jaar heeft gerealiseerd overdragen naar dit
boekjaar.
P.57 Winst huidig boekjaar Winst van dit boekjaar.
P.57 Te verdelen winst Winst dat dient om verdeeld te worden onder de aandeelhouders.
P.57 Dividend Winstuitkering van een onderneming aan haar aandeelhouders.
P.57 Reserve De winst die in de onderneming wordt bijgehouden.
P.57 Overdragen resultaat Netto- winst of verlies van het vorige boekjaar dat wordt overgedragen.
P.57 Financiële ondernemingen Term die zowel de kredietinstellingen als de financiële instellingen omvat.
P.57 Kredietinstellingen Ondernemingen waarvan de kernactiviteit bestaat uit het in ontvangst
nemen van deposito’s en het verstrekken van kredieten.
P.57 Financiële instellingen Omvatten de holdingmaatschappijen, beleggingsfondsen,
verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen.
P.57 Niet-transactionele deposito’s Deposito’s waarmee je geen transactie kan verrichten dus de termijn- en
spaarrekeningen. Met de zichtrekeningen kunnen we wel transacties,
betalingen verrichten.
P.57 Senioriteit De prioriteit waarmee de schuldeiser zal terugbetaald worden bij het
faillissement van de ontlener.
P.57 Bevoorrechte leningen Leningen die eerst terugbetaald worden, deze zullen een lage rentelast
dragen.
P.57 Achtergestelde leningen Deze leningen worden bij een faillissement terugbetaald nadat alle andere
schulden voldaan worden. Hierbij zal de rentelast hoger zijn.
P.58 Quasi-eigen vermogen De achtergestelde leningen worden bijna als eigen vermogen gezien
omdat deze ook net zoals de aandeelhouders bijna niets zullen terugzien
van hun belegging.
P.58 Handelsboek (trading book) Effecten die de bank aanhoudt in zijn rol van effectenhandelaar.
P.58 Netto-rente-inkomen Het verschil tussen de ontvangen en betaalde interesten.
P.58 Asset management Vermogensbeheer: systematische en gecoördineerde activiteiten en
praktijken waardoor een organisatie optimaal haar bedrijfsmiddelen
beheert.

9
P.59 Investment banking Het begeleiden van ondernemingen bij het aantrekken van financiering.
P.59 Provisie-inkomsten (fee income) De inkomsten die je krijgt als beloning voor verleende diensten.
P.59 Technische voorzieningen De vergoeding die de verzekeraar raamt te moeten betalen aan de
verzekerde.
P.60 Moratorium Uitstel of tijdelijke opschorting van de schuld die men moet betalen.
P.61 Gesloten economie Een economie die geen relaties onderhoudt met het buitenland.
P.61 Vermogensstromen (flows) Hoeveel veranderingen er zijn in de hoeveelheid activa en passiva over een
bepaalde periode.
P.61 Bron van vermogen Wanneer de schulden in een entiteit stijgen of wanneer de activa van een
entiteit afneemt.
P.61 Aanwending van vermogen Wanneer de activa in een entiteit toenemen.

Hoofdstuk 4: Eerste principes van waardering

P.68 Enkelvoudige renteberekening De berekening voor de rente die elk jaar hetzelfde is en op eenzelfde
kapitaal wordt toegepast.
P.68 Nominale rente De rente op jaarbasis waarbij er geen rekening wordt met extra kosten.
Het is dus een theoretische rente.
P.68 Kapitaliseren Gelden tot kapitaal aanleggen en laten groeien.
P.68 Huidige waarde (present value, actuele Initiële geldsom V0.
waarde)
P.69 Toekomstige waarde (future value) De waarde die een huidige investering in de toekomst zal krijgen.
P.70 Verdisconteren Verdisconteren is een bewerking die ons in staat stelt om de huidige
waarde te bepalen van een geldbedrag die we in de toekomst zullen
krijgen.
P.70 Waarde-additiviteit Waarde-additiviteit van bedragen houdt in dat bedragen die uitgedrukt
zijn in de koopkracht van een gekozen referentietijdstip opgeteld mogen
worden met mekaar.
P.71 Kasstromen (cash flows) In en uitstroom van liquide middelen.
P.71 Nominale waarde (face value) Het beginbedrag van de gewone lening.
P.71 Geëist intern rendement Rentepercentage die we eisen waarbij de contante waarde van alle
inkomsten precies gelijk is aan de contante waarde van alle uitgaven.
P.72 Pure dicount bond Engelse benaming voor nulcouponobligatie: een obligatie zonder
coupons, dus zonder interest.
P.72 Contantrente (spot rate) De contantrente geeft gegeven de looptijd, het intern rendement weer
op een nulcouponobligatie.
P.72 Annuïteitenlening (fixed payment loan, Een lening waarbij de lener periodiek een vast geldbedrag moet betalen
amortizing loan) aan de geldschieter, dat bedrag bevat zowel de rente als de aflossing.
P.73 Groeiende annuïteit Een annuïteit waarbij het bedrag van de periodieke kasstroom volgens
een vast schema groeit.
P.73 Couponrente (coupon rate) De nominale rente die tijdens de looptijd van een obligatie vergoed
wordt.
P.73 À pari Een obligatie is à pari wanneer de koers gelijk is aan de nominale waarde.
P.74 Notering onder (boven) pari Wanneer de prijs van de obligatie onder (boven) de nominale waarde
noteert.
P.74 Discount bond Obligatie met een rente ver beneden de marktrente en een uitgiftekoers
beneden de nominale waarde
P.74 Premium bond Obligatie met een rente boven de marktrente en een uitgiftekoers boven
de nominale waarde.

10
P.74 Verwacht intern rendement Het te verwachten rendement waarbij de contante waarde van alle
inkomsten precies gelijk is aan de contante waarde van alle uitgaven.
P.75 Yield to maturity Engelse benaming voor het verwacht intern rendement.
P.75 Rendement (return) Meet hoe een belegger vergoed wordt door het aanhouden van een
obligatie gedurende één periode.
P.75 Couponrendement (current yield) Verhouding tussen de couponrente en de beurskoers van een obligatie.
Deze wordt berekend door de coupon voor de eerste periode te delen
door de initiële investering: c/V0.
P.75 Kapitaalwinstpercentage (capital gain rate) Dit percentage wordt berekend als de procentuele verandering in de
waarde van de obligatie: (Vt-V0)/V0. Het rendement is dus niets anders
dan het couponrendement opgeteld met het kapitaalwinstpercentage.
P.76 Pull to par Wanneer op het einde van de looptijd de obligatiewaarde naar de
nominale waarde evolueert.
P.79 Dollar duration (D$) De dollar duration geeft weer hoeveel de obligatieprijs zou veranderen
voor een wijziging van 1 in i. dus met andere woorden met 100
basispunten. Het meet dus de absolute prijswijziging t.o.v. een
renteschok.
P.80 Macauley duration (Dmac) Gewogen gemiddelde looptijd waarbij de huidige waarde van elke
kasstroom tegenover de obligatieprijs als gewicht wordt gebruikt.
P.80 Modified duration (Dmod) Is de Macauley duration die voor één rente periode verdisconteerd
wordt. Het is eigenlijk een multiplicator die aangeeft hoeveel sterker de
renteschok wordt doorgegeven aan de obligatieprijs.

Hoofdstuk 5: Determinanten van rentevoeten

P.83 Reële risicoloze rente De vergoeding voor de uitgestelde consumptie.

P.83 Nominale risicoloze rente Wanneer iemand geld leent aan iemand anders dan is er een grote kans
dat de lening die in euro’s worden terugbetaald door de ontlener niet
meer dezelfde koopkracht hebben als de uitgeleende euro’s. de
vermogensverschaffer zal het verwachte koopkrachtverlies wensen te
recupereren op de ontlener. En vandaar dat de term nominale risicoloze
rente is ontstaan.
P.83 Rentestructuur of termijnstructuur van De vergoeding voor de uitgestelde consumptie hangt af van de looptijd
rentevoeten gedurende de welke de lening verschaffer niet over zijn geld kan
beschikken. Vermogensverschaffers zullen voor langere looptijden een
grotere rentevergoeding vereisen. Dit impliceert dat er niet één unieke
risicoloze rente bestaat, maar dat er een risicoloze rente bestaat voor
elke denkbare looptijd.
P.83 Kredietrisicopremie (credit spread) De risicopremie dat toegevoegd wordt aan de basis interest voor de
risico dat de ontlener kan oplopen als de lening niet terugbetaald wordt
zoals afgesproken.
P.83 Loanable funds Som van al het geld dat mensen en entiteiten in een economie hebben
besloten te sparen en uit te lenen aan kredietnemers als investering
i.p.v. dat geld te gebruiken voor persoonlijke consumptie m.a.w. het
aanbod van krediet.
P.84 Geaggregeerde kredietvraag De vraag naar krediet van alle spelers in de macro-economie, i.e. de
gezinnen, de bedrijven, de overheid en het buitenland.
P.84 Nettobedrijfskapitaal Het verschil tussen de courante activa en courante passiva.

11
P.84 Courante activa De activa die onder een normale bedrijfsactiviteit binnen het jaar te
gelde kunnen gemaakt worden.
P.84 Courante passiva De financiële verplichtingen die binnen het jaar voldaan worden.
P.84 ROI (return on investment) Geeft het rendement op de investering aan. Als de investering een
verlies oplevert dan is de ROI een negatief getal en als die winst oplevert
een positief getal.
P.84 Budgetsaldo Het verschil tussen de overheidsinkomsten en de overheidsuitgaven.
P.84 Rente-elasticiteit Het getal dat aangeeft hoe gevoelig investeringen zijn als de
rentetarieven wijzigen.
P.85 Open-markttransacties Een activiteit die uitgevoerd wordt door twee partijen. Meestal is de
centrale bank de ene partij en de andere wordt dan gevormd door de
open markt.
P.85 Monetair beleid Het geheel van maatregelen die een Centrale Bank kan nemen om de
waarde van de eigen valuta stabiel te houden.
P.85 Evenwichtsrente De rente waarbij vraag en aanbod aan mekaar gelijk zijn.
P.88 Crowding out effect Een crowding out effect is het verschijnsel waarbij bepaalde uitgaven
andere gaan verdringen. In dit context is het zo dat als de kredietvraag
verhoogd wordt door de overheid, zal de rente van de kredietvraag ook
stijgen. Dit kan ervoor zorgen dat de private sector niet meer krediet kan
aangaan omdat de rente van de kredietvraag te hoog is.
P.89 Inflatie Stijging van algemene prijspeil.
P.89 Nominale rentevoet (i) De reële rente verhoogd met de verwachte vermindering in koopkracht.
P.89 Fischereffect of Fischerhypothese Hypothese dat de nominale rente op leencontracten geïnterpreteerd
kan worden als de som van een vergoeding voor uitgestelde consumptie
(i.e. de reële rente r), een compensatie voor het verlies in koopkracht op
de hoofdsom (de verwachte inflatie pie) en een compensatie voor het
verlies in koopkracht op de reële rente (r * pie)
P.91 Ex-post gerealiseerde (actuele) reële rente De gerealiseerde inflatie (pia) aftrekken van de (gerealiseerde) nominale
(ra) rente (ia)
P.91 Yield curve Een termijnstructuur waarbij interne rendementen worden uitgetekend
in functie van hun looptijd.
P.91 Spot rate curve De belangrijkste termijnstructuur waarbij de interne rendementen op
nulcouponobligaties worden uitgetekend in functie van de looptijd.
P.91 Termijnstructuur of rentestructuur De grafiek waarbij men de rentevoet-looptijd combinaties uittekent op
producten die enkel verschillen in looptijd.
P.91 Termijnpremie (time premium, term spead) Het verschil tussen de rente op een langetermijnlening en een
kortetermijnlening.
P.92 Verwachtingstheorie De theorie die stelt dat langetermijnrentevoeten het geometrisch
gemiddelde zijn van de huidige kortlopende en de in de toekomst
verwachte kortetermijnrentevoeten. De verwachtingstheorie is een
eerste verklaring voor de positieve termijnpremie. Volgens deze theorie
is de termijnrente die vandaag in de markt hangt een onvertekende
schatter van de toekomstige éénjarige rente.
P.93 Termijnrente (forward rate) Wanneer men vandaag leencontracten verhandeld zal men een rente
vastleggen over een toekomstig tijdvak. Deze noemt men de
termijnrente.
P.93 Forward rate agreement (FRA) Een overeenkomst tussen twee partijen die zich willen beschermen
tegen toekomstige renteschommelingen.
P.93 Rekenkundig gemiddelde Het optellen van n observaties en deze delen door n.
P.93 Geometrisch gemiddelde Het vermenigvuldigen van de observaties en daarna de n-de
machtswortel nemen.
P.93 Gross returns Het éénperiode-rendement verhoogd met één.

12
P.93 Risico-neutrale beleggers Deze beleggers vragen geen risicopremie boven de risicoloze rente
wanneer ze gaan beleggen in een risicovol activum.
P.94 Liquiditeitspremietheorie Een theorie die erop wijst dat het verschaffen van een
langetermijnkrediet andere risico’s met zich meebrengt dan het geven
van een kortetermijnkrediet.

Hoofdstuk 6: Risico

P.100 Kredietrisico, debiteurenrisico, risico op De risico die zich voordoet waarbij men niet zeker weet of de partij
wanbetaling, default risk waarvoor men geld ter beschikking stelt werkelijk in staat is om dat terug
te betalen, met de verschuldigde rentevergoeding.
P.100 Interne rating De score die banken toekennen aan een kredietaanvrager door
modellen te ontwikkelen.
P.100 Credit scoring Methode om te testen of de aanvrager van een lening voldoende
kredietwaardig is om zo’n lening af te sluiten. Hoe hoger de credit score,
hoe beter de kredietwaardigheid van de aanvrager.
P.100 Concentratierisico Risico dat verband houdt met een grote concentratie van de beleggingen
in bepaalde activa, activa-categorieën, op bepaalde markten of met
bepaalde tegenpartijen.
P.100 Marktwaarde De prijs waartegen het verhandeld zou worden in een concurrerende
markt.
P.100 Renterisico Het risico ontstaat door veranderingen in de rentestanden omdat door
die veranderingen de resultaten van de onderneming veranderen.
P.100 Asset-liability management Het proces van het verkrijgen van inzicht in de onderlinge
afhankelijkheden in de ontwikkeling van rechten en verplichtingen van
een organisatie. In het jargon wordt de term vaak afgekort tot ALM.
P.100 Credit spread risico Het risico dat de ontlener zijn schuld niet kan terugbetalen.
P.100 Liquidity spread risico Het risico dat wanneer de liquiditeit van een vastrentend product om
een of andere reden wijzigt, dat ook de liquiditeitspremie op dat
instrument zal wijzigen.
P.101 Wisselkoersrisico Het risico dat de waarde van een belegging wordt beïnvloed door
wisselkoersschommelingen.
P.101 Inflatierisico Het risico dat gelinkt is aan inflatie m.a.w. een stijging in het prijspeil.
P.101 Aandelenrisico De risico’s die je kan oplopen wanneer je belegt in aandelen.
P.101 Grondstoffenrisico De risico’s die je kan oplopen wanneer je grondstoffen koopt.
P.101 Volatiliteitsrisico Het risico dat de marktwaarde van opties sterk bepaald wordt door de
beweeglijkheid van rendement i.e. de volatiliteit. Als er na een kalme
periode enorme turbulentie is op de markt dan zal de prijs van die opties
de hoogte in schieten.
P.101 Operationeel risico Het risico dat door een tekortschieten van de werking van de eigen
organisatie fouten niet tijdig opgemerkt worden of zelfs fraude kan
optreden. Dit is een catch all. Dit zorgt voor een groot reputatieverlies
van een onderneming.
P.101 Black swans Risico’s waarbij de kans dat ze gerealiseerd worden zeer klein is, maar
dat de mogelijke impact van zo’n risico heel erg groot is.
P.101 Juridisch risico (legal risk) Een vorm van operationele risico waarbij toepasselijke teksten anders
geïnterpreteerd worden met eventueel dagvaarding tot gevolg.
P.101 Cyber risk Eén van de belangrijke operationele risico’s. Het risico op financieel
verlies, verstoring of beschadiging van de reputatie van een organisatie
door een of andere storing van haar IT-systemen.
P.102 Fintech bedrijven Bedrijven die technologie gebruiken om hun financiële activiteiten te
verbeteren.

13
P.102 Liquidity at risk Het risico dat de banken hun kortetermijnverplichtingen niet gaan
kunnen nakomen.
P.102 Bankrun Wanneer klanten massaal hun geld opvragen waardoor de bank in
kwestie in liquiditeitsproblemen terechtkomt.
P.102 Systeemrisico Het risico dat zich voordoet wanneer een bank in faling gaat die nieuwe
banden had met de rest van de financiële wereld. Het is een soort
domino systeem.
P.102 Strategisch risico Het risico dat ontstaat wanneer de bank niet met zijn tijd mee evolueert
en bepaalde cruciale trends mist.
P.102 Business risk Het risico dat zich kan voordoen wanneer een bank te afhankelijk wordt
van één activiteit.
P.102 Modelrisico Men gebruikt vaak wiskundige modellen bij risicobeleid. Modelrisico is
het risico dat er een te eenvoudig model is of een model wordt gemaakt
waarbij er foutieve schattingen zijn.
P.102 Settlement risk Het risico waarbij de afwikkeling van transacties kan leiden tot bijzonder
technische problemen.
P.103 Landenrisico Het risico dat een overheid om financiële redenen (transferrisico) dan
wel andere redenen (politiek risico) niet aan haar verplichtingen kan
voldoen of de betalingsopdrachten van debiteuren blokkeert.
P.103 Politiek risico De kans dat iemand of een bedrijf financiële schade lijdt door politieke
onrust in een bepaald land, doordat bijvoorbeeld een lening of de rente
daarop niet meer wordt betaald of een fabriek wordt onteigend.
P.104 Efficiënte grens Wanneer men alle beleggingsmogelijkheden uittekent o.b.v. volatiliteit
(risico) en verwacht rendement krijgt men een hyperbool. Beleggers
zullen kiezen voor de portefeuilles die zich op het bovenste deel van de
hyperbool bevinden, dus boven de minimum risico portefeuille. Dat deel
van de hyperbool duidt men aan met de efficiënte grens.
P.104 Efficiënte portefeuilles De portefeuilles die zich op de efficiënte grens bevinden.

Hoofdstuk 7: Betalen

P.109 Betalen Het voldoen van een schuld.


P.109 Maatschappelijk geld Maatschappelijk geld omvat chartaal als giraal geld.
P.110 Chartaal geld Geld dat bestaat uit bankbiljetten en munten die meestal door private
ondernemingen worden gedrukt of geslagen en die door de centrale
bank worden uitgegeven.
P.110 Fiduciair geld Geld dat zijn waarde niet ontleent aan het materiaal waarvan het
gemaakt is, maar het steunt op het vertrouwen dat met dit geld
geconsumeerd kan worden.
P.110 Fiatgeld Het fiduciair geld dat door de overheid wordt uitgegeven.
P.110 Wettig betaalmiddel (legal tender) Het fiatgeld dat zo’n status krijgt is het fiatgeld dat bij gebrek aan andere
contractuele bepalingen gebruikt kan worden door een schuldenaar om
bevrijdend te betalen.
P.111 Giraal geld (bankgeld, scripturaal geld) Geld dat op een zichtrekening staat en onmiddellijk opvraagbaar is.
P.111 Quasi-geld Spaar- en termijnrekeningen behoren niet tot het giraal geld, maar
wordt aangeduid met de term ‘quasi geld’.
P.111 Zichtrekening Een onmiddellijk opvraagbaar tegoed bij een kredietinstelling of een
beursvennootschap.
P.112 Basis-bankdienst De basis-bankdienst zorgt ervoor dat mensen die geen zichtrekening
kunnen openen bij een bank toch het recht hebben om tegen een
minimale vergoeding een basis-bankdienst te vragen. Deze neemt de
vorm aan van een zichtrekening met een debetkaart.

14
P.112 Klassieke zichtrekening Een zichtrekening die een beperkt aantal verrichtingen aanbiedt voor
een basisbedrag.
P.112 Forfaitrekening Een rekening waarbij de klant een vast bedrag betaalt dat een onbeperkt
gebruik van bepaalde diensten bevat.
P.112 Bankverhuisdienst De dienst waarop de klant beroep op kan doen als die van bank wil
veranderen. De nieuwe bank zal alle administratieve formaliteiten op
zich nemen om alle betalingsproducten gratis en binnen de termijn van
8 bankwerkdagen te verhuizen naar een andere bank.
P.112 Ombudsdienst voor de Financiële Sector Hier ga je naar toe als er zich een geschil voordoet tussen de consument
en de bank.
P.112 Centrale Aanspreekpunt (CAP) Is een register dat de bankrekeningnummers en soorten contracten
bevat die door natuurlijke personen en rechtspersonen, al dan niet
woonachtig in België, gehouden worden bij financiële instellingen in
België.
P.112 PSD2-richtlijn Een richtlijn die naast de bankier ook derde partijen toegang geeft tot de
betaalrekening van een klant, op voorwaarde dat die klant daar
uitdrukkelijk mee akkoord gaat.
P.113 Cash Contant geld
P.113 Overschrijving Een betalingsopdracht die de houder van een zichtrekening geeft aan
zijn bankier om een bedrag over te boeken van zijn rekening naar de
rekening van een begunstigde.
P.113 Eenmalige betalingsopdracht Een betalingsopdracht die eenmalig gegeven wordt.
P.114 Doorlopende opdracht Hierbij wordt de rekening van de opdrachtgever in de boekhouding van
de bank op vaste tijdstippen en voor een constant bedrag automatisch
gedebiteerd.
P.114 Domiciliëring Een automatisch incasso waarbij de rekeninghouder een leverancier de
toelating geeft om een variabel factuurbedrag automatisch van zijn
bankrekening te laten halen.
P.114 Uitwisselingscentrum en Verrekening (UCV) Interbancair betalingssysteem waar je terecht kan als je overschrijvingen
wilt doen naar een rekening bij een andere kredietinstellingen voor
retailbetalingen.
P.114 TARGET-systeem Het Is een Europees interbancair betalingssysteem waar je terecht kan
als je overschrijvingen wilt doen naar een rekening bij een andere
kredietinstelling waarbij de betalingen 500.000 euro of meer bedragen.
P.114 Cheque Is een schriftelijke betalingsopdracht, een betaalwijze door middel van
een gedrukt waardepapier. Het is een type wissel waarmee iemand zijn
bank opdraagt uit zijn tegoed bij de bank een uitbetaling te doen aan de
houder van de cheque.
P.114 Cheque op naam Wanneer de begunstigde op de cheque wordt aangeduid is er sprake van
een (niet-overdraagbare) cheque op naam.
P.114 Endossement Een verklaring op de achterzijde van een eigendomsbewijs waarbij de
verkoper de eigendom overdraagt aan een met name genoemde koper.
P.114 Cheque aan order Wanneer een begunstigde op de cheque wordt aangeduid is er sprake
van een (door endossement overdraagbare) cheque aan order.
P.114 Cheque aan toonder Wanneer de begunstigde niet vermeld is, is er sprake van een cheque
aan toonder.
P.114 Certifiëren De bank zal hier garanderen dat gedurende acht dagen het geld,
overeenkomend met het bedrag op de cheque, geblokkeerd zal zijn op
de rekening.
P.114 Viseren Hierbij maakt de bank een document op waarbij er bevestigd wordt dat
er op dat welbepaald ogenblik minstens het bedrag van de cheque op de
betrokken bankrekening staat.

15
P.114 Geavaliseerde cheque Een cheque waarbij een derde partij zich borg stelt voor de betaling van
de cheque.
P.114 Gekruiste cheque In dit geval worden twee lijnen getrokken op de cheque en kan men het
geld enkel gaan innen in de bank waar deze persoon klant is of men kan
tussen de twee lijnen de naam van de bank schrijven waar deze cheque
geïnd moet worden.
P.114 Reischeques Cheques die door je bank werden afgeleverd, vervolgens door jou
werden getekend en wanneer je ze dan in het buitenland ter betaling
aanbod, diende je een tweede maal te tekenen om de authenticiteit van
de handtekening te controleren.
P.115 Bankcheque De bank zal het geld van de rekening halen en zelf een cheque
uitschrijven.
P.115 Bankcheque op naam Dit is een speciale vorm van 'bankcheque'. Het is een cheque van de
bank, op naam. Deze cheque kan enkel geïnd worden door de persoon
zelf, op vertoon van zijn identiteitskaart.
P.115 Circulaire cheque De benaming voor een bankcheque op naam.
P.115 Debetkaart (bankkaart) Een betaalkaart die gekoppeld is aan een zichtrekening. Ze staat de klant
toe om geld af te halen aan geldautomaten, betalingen te doen via
betalingsterminals bij handelaars of online. Betaalde sommen gaan
onmiddellijk van je zichtrekening, ze worden dus gedebiteerd.
P.115 PIN (Personal Identification Number) Beveiliging van je de debetkaart.
P.115 Kredietkaart Kaart waarbij men betalingen kan uitvoeren en gelden kan opnemen aan
betaalautomaten. De uitgaven die je doet gaan niet onmiddellijk van je
rekening, maar worden maandelijks afgerekend.
P.115 Elektronische portefeuille Een betaalkaart die gekoppeld is aan een zichtrekening. Je kan de kaart
opladen tot een bepaald bedrag en daar vervolgens betalingen mee
verrichten.
P.115 Prepaid-betaalkaart Een betaalkaart die niet gekoppeld is aan een zichtrekening en waarop
de gebruiker een bedrag kan opladen waar hij vervolgens mee kan
betalen.
P.116 Card Stop Een dienst die je kan contacteren wanneer je kaart is gestolen of
verloren.
P.116 E-wallet (digitale portefeuille) Een digitale portefeuille die je in staat stelt om betalingen op het internet
te verrichten.

Hoofdstuk 8: Vermogensopbouw

P.117 Sparen Manier van omgaan met bezittingen waarbij er iets apart gehouden
wordt i.p.v. het uit te geven.
P.117 Beleggen Vorm van investering waarbij geld wordt vastgelegd voor langere of
kortere tijd met als doel om in de toekomst financieel voordeel te
behalen.
P.118 Garantiefonds voor Financiële Diensten (of Garantiefonds beschermt de tegoeden van de klant. Het Garantiefonds
Garantiefonds) voor financiële diensten zal tussenkomen als een aangesloten
instellingen haar verplichten niet langer kan nakomen.
P.118 Derdenrekening Een rekening die van een derde partij is. Dit wordt vooral gebruikt door
een advocaat die gelden ten behoeve van een klant ontvangt.
P.119 Gereglementeerde spaarrekening, gewoon Een spaarrekening die onder bepaalde voorwaarden op een gunstig
spaarboekje fiscaal regime kan terugvallen.
P.119 Spaarboekje met (beperkte) fiscale De benaming voor een gewoon spaarboekje of gereglementeerde
vrijstelling spaarrekening omdat die op een gunstig fiscaal regime kan terugvallen.

16
P.119 Niet-gereglementeerde spaarrekeningen, De spaarrekeningen die niet voldoen aan de gestelde voorwaarden.
superboekjes, monetaire spaarrekeningen
of de belaste spaarrekeningen.
P.119 Getrouwheidsrekeningen Spaarrekeningen waarbij de getrouwheidspremie domineert.
P.120 Rentecalculator De banken moeten een rentecalculator voorzien zodat spaarders een
overzicht kunnen opvragen van de interest die op een bepaald moment
verworven is op hun spaarrekening.
P.120 Spaarsimulator Een spaarsimulator vergelijkt het rendement van uw spaargeld bij de
verschillende banken voor uw persoonlijke situatie. Niet alleen dit, maar
het kan ook een overzicht geven van de interest die op een bepaald
moment verworven is op de spaarrekening van een bepaald persoon.
P.120 Online spaarrekening Dit zijn gereglementeerde spaarrekeningen die online aangeboden
worden.
P.120 Ethische spaarrekeningen Spaarrekeningen waarbij een deel van de rente-inkomsten voor een
goed doel wordt afgestaan of het ‘ethisch’ aspect kan ook verwijzen naar
het soort kredieten waarvoor het spaargeld aangewend mag worden.
P.121 NOW account (negotiable order of Spaarrekeningen waarop er betalingsverrichtingen kunnen gebeuren.
withdrawal account)
P.121 Termijnrekening (zie ook p 53) Een rentedragend deposito zonder betalingsfaciliteiten waar de
deposant er zich toe verbindt om zijn geld gedurende een bepaalde
termijn niet op te vragen.
P.121 Veertiendaagse rekeningen Een vorm van termijnrekeningen waarbij afhalingen en stortingen
slechts op twee, twee weken uit mekaar liggende dagen in de maand
uitgevoerd kunnen worden.
P.122 Kasbon Een kasbon kan je vergelijken met een termijnrekening, het verschil is
echter dat een termijnrekening een deposito is en de kasbon een
gedematerialiseerd waardepapier (een effect) dat doorlopend (on tap,
au robinet) wordt uitgegeven door een bank.
P.122 Euronext Expert Markt Is een elektronisch handelsplatform van beursuitbater Euronext.
Eenmaal per week, biedt de Euronext Expert Markt de mogelijkheid om
te verhandelen in niet of niet langer genoteerde effecten zoals:
aandelen, kasbons, etc
P.122 Kasbon met een vaste rente Een kasbon waarbij de rente vast blijft.
P.122 Kasbon met een progressieve rente, kasbon Een kasbon waarbij de rente jaarlijks toeneemt.
met een gestaffelde rente
P.122 Kapitalisatiebon (groeibon) Bij een kapitalisatiebon zullen er geen rente-uitkeringen gebeuren
tijdens de looptijd van de lening, maar zullen de tussentijds verworven
bedragen tegen de samengestelde rente mee kapitaliseren tot aan de
vervaldag van de kasbon.
P.122 Kasbon met trimestrieel inkomen Kasbon waarbij de interest driemaandelijks wordt uitgedeeld.
P.122 Thematische volkslening De banken die een volkslening aanbieden, moeten dat geld besteden aan
maatschappelijke projecten die door de overheid erkent worden. Het
moet wel een looptijd hebben van minstens 5 jaar.
P.123 Verzekeringsbon Het verzekeringsalternatief voor de kasbon, hij volgt het principe va de
kasbon onder de vorm van een individuele levensverzekering.
P.123 Spaarverzekeringen Levensverzekeringscontracten die meer flexibiliteit aanbieden wat de
grootte en de timing van de stortingen en de onttrekkingen betreft.
P.123 Premies De stortingen aan de verzekeraar in het kader van de spaarverzekering.
P.123 Klassieke TAK-21 verzekering Legt alle parameters van het spaarplan bij het aangaan van de
verzekering vast: hoogte van de premies, data waarop de premies
verschuldigd zijn en de rentevoet die op het contract toegepast wordt.

17
P.124 Verzekering Universal Life Verzekeringen die niets vastlegt. (In tegenstelling tot de klassieke
levensverzekering). De spaarder bepaalt volledig autonoom de grootte
en de timing van zijn premiestortingen.
P.124 Roerende voorheffing Een voorschot (voorheffing) op de inkomstenbelasting die geheven
wordt op inkomsten uit roerende goederen zoals obligaties, fondsen,
aandelen en spaarboekjes.
P.124 Personenbelasting Directe belasting op het wereldwijde jaarinkomen van natuurlijke
personen.
P.124 Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen Een fiscaal voordelige pensioenopbouw voor zelfstandigen.
(VAPZ)
P.124 Markets in Financial Instruments Directive Europese richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten.
(MIFID) De bescherming van beleggers is hierop gebaseerd en ook op het idee
van zorgplicht.
P.124 Zorgplicht De plicht van een zorgverzekeraar om jou als verzekerde voldoende
goede zorg te geven of de kosten ervan te vergoeden.
P.125 Retailklant Iedere natuurlijke of rechtspersoon die niet erkend wordt als een
professionele klant. Klanten worden bij veel financiële instellingen
automatisch geïdentificeerd als retailklant.
P.125 Professionele klant Klanten die geacht worden om over de nodige ervaring en kennis te
beschikken om onafhankelijk beleggingsbeslissingen te nemen en de
genomen risico’s daarvan correct te kunnen inschatten.
P.125 Portefeuillebeheer, vermogensbeheer Situatie waarbij een vermogensbeheerder de portefeuille discretionair
beheert in overeenstemming met een schriftelijk mandaat dat door de
klant gegeven wordt en waarin de beleggingsdoelstellingen, het
risiconiveau en het gamma van de toegelaten beleggingsinstrumenten
vastgelegd worden.
P.125 Beleggingsadvies Het verschaffen van persoonlijke aanbevelingen met betrekking tot een
of meerdere transacties in financiële instrumenten, hetzij op vraag van
de klant, hetzij op eigen initiatief. Het advies kan twee vormen
aannemen, nl structureel beleggingsadvies en ad hoc beleggingsadvies.
P.125 Structureel beleggingsadvies Hierbij wordt de volledige portefeuille van de klant doorgelicht en wordt
advies in dat kader gegeven. Portefeuille wordt door de
beleggingsadviseur opgevolgd en er wordt contact opgenomen met de
klant wanneer men voorstellen tot bijsturing wil formuleren. De klant
blijft hierbij de beslissingnemer.
P.125 Ad hoc beleggingsadvies Beperkt zich tot één verrichting nadat de behoeften en de voorkeuren
van de klant bepaald werden.
P.125 Niet-onafhankelijk beheer Het beleggingsadvies duidt men zo aan wanneer de instrumenten die
onderzocht worden zich beperken tot instrumenten die verdeeld,
beheerd of uitgegeven worden door de eigen groep.
P.126 Beleggersrekening, effectenrekening Een rekening die je nodig hebt bij een kredietinstelling,
beursvennootschap of een vermogensbeheerder om te kunnen
beleggen. Net zoals de depositorekeningen heeft die rekening een IBAN-
nummer. Effectenrekening geeft een overzicht van al de aandelen,
obligaties, kasbons, beleggingsfondsen en opties die je in portefeuille
hebt.
P.126 Street name Men hoort vaak dat effecten aangehouden worden door ‘de straat’.
P.126 Beschermingsregeling Dienst om financiële instrumenten te beschermen, andere dan kasbons
die zich op een effectenrekening bevinden.
P.126 Beschermingsfonds voor Deposito’s en Als een bank of een beursvennootschap in faling gaat zijn de effecten die
Financiële Instrumenten (of het zij op een effectenrekening in bewaring hebben eigendom van de
Beschermingsfonds) titularis van de effectenrekening. Als deze effecten verdwijnen op een

18
frauduleuze manier dan biedt het beschermingsfonds een bescherming
tot 20.000 per persoon. De waarde van de effecten wordt gemeten op
het moment van de deficiëntie.
P.126 Vlaamse Vereniging voor Beleggingsclubs Hier in zijn de beleggingsclubs gegroepeerd. Hun uitgangspunt is dat ze
en Beleggers (VFB) o.b.v. een ernstige analyse van bedrijven en sectoren het beter kunnen
doen dan de markt.
P.127 Instellingen voor collectieve belegging (ICB, Deze instellingen trekken gelden aan van beleggers om die gezamenlijk
mutual fund, undertakings for collective te beleggen. De ICB’s vallen niet onder de garantieregeling, wel onder de
investments in transferable securities, beschermingsregeling.
UCITS)
P.127 Third party fondsen Vroeger boden enkel banken fondsen aan, nu zijn er meer spelers die
ook beleggingsfondsen van derde partijen aanbieden.
P.127 Open architectuur Een model waarbij niet enkel de bankfondsen aanbiedt.
P.127 Type van beheer Je kan passief en actief beheren.
P.127 Actief beheerde ICB De vermogensbeheerder van zo’n actief beheerde ICB meent dat zijn
keuze van effecten het verschil maakt om de markt te kloppen.
P.127 Passieve beheerder Hij gaat er niet van uit dat zijn keuze van effecten het verschil maakt om
de markt te kloppen, hij zal proberen om een zo goed mogelijk
vooropgestelde referentie-index te volgen.
P.127 Indexknuffelaars Benaming voor sommige actieve beheerders omdat zij zich profileren als
actieve beheerders (die een hoge fee vragen), maar in realiteit niets
meer doen dan een referentie-index volgen.
P.127 Trackers of Exchange Traded Funds (ETF’s) Benaming voor passief beheerde beurgenoteerde ICB’s. Deze zijn het
grootste segment van de markt en de keuze aan referentie-indexen die
gevolgd worden, is heel ruim.
P.128 Klantentype Welk soort klanten je mee te maken hebt.
P.128 Oprichtingsvorm Hoe dat ICB’s worden opgericht?
P.128 Beleggingsfonds sensu stricto Een beleggingsfonds in de strikte zin.
P.128 Fiscaal transparant Dit wil zeggen dat niet de onderneming belasting betaalt over de winst,
maar dat participanten en de eigenaren achter de onderneming
belasting betalen over hun deel van de winst
P.128 Beleggingsvennootschap ICB’s die onder de vorm van een naamloze of een commanditair
vennootschap (op aandelen) opgericht worden en hebben de
traditionele vennootschapsrechtelijke bestuursorganen: een algemene
vergadering en een raad van bestuur.
P.128 ICB van het statutaire type Andere benaming voor een ICB die de vorm van een
beleggingsvennootschap aanneemt.
P.128 Openheid van de kapitaalstructuur Men kijkt naar hoe open de manier is waarop de onderneming
gefinancierd is.
P.128 Open karakter (open ended fund) Het aantal rechten van deelneming is hier variabel. Nieuwe
geïnteresseerden kunnen eenvoudig toetreden met een bijkomend
certificaat, uitstappen is ook geen probleem, hierbij zal ofwel de ICB de
inventariswaarde terugbetalen ofwel zal hij dit zelf op de secundaire
markt moeten verkopen.
P.128 Gesloten ICB (closed end fund) Een beleggingsfonds waarbij aantal aandelen vast staat gedurende de
looptijd van de fonds. Een gesloten ICB is dan ook verplicht om een
beursnotering aan te vragen.
P.129 Taks op beursverrichtingen (TOB, De taks die men moet betalen bij de verhandeling van effecten op de
beurstaks) secundaire markt.
P.129 Bezit van Europees paspoort Een Europees paspoort maakt het mogelijk voor ICB’s om aangeboden
te worden in de EU. Zo’n ICB’s noemt men ook wel eens

19
geharmoniseerde fondsen. Niet-geharmoniseerde fondsen hebben geen
Europees paspoort.
P.129 Beleggingspolitiek De doelstellingen bij het beleggen.
P.129 Balanced funds (gemengde ICB’s) Een beleggingsfonds dat meestal volgens een vaste verhouding belegt in
aandelen, obligaties en liquide middelen.
P.129 Beleggingsvennootschap met veranderlijk In België nemen de beleggingsvennootschappen de vorm aan van open
kapitaal (bevek) fondsen, tenzij ze beleggen in illiquide activa zoals in private equity
(privaat vermogen) of in vastgoed. Bevek is de benaming voor open ICB’
en de tegenhanger van de sicav.
P.129 Société d’inventissement à capital variable Dit is in feite de Franstalige vorm van bevek. De term wordt in
(sicav) Vlaanderen gebruikt om te verwijzen naar beveks volgens Luxemburgs
recht.
P.129 Uitkeringsfonds of distributiefonds Wanneer een bevek dividenden uitkeert.
P.129 Kapitalisatiefonds Wanneer een bevek ontvangen inkomsten kapitaliseert.
P.129 Paraplufonds (umbrella funds) Een soort bevek waaronder zich ≠ andere beleggingsfondsen bevinden.
P.129 Compartimenten (zusterfondsen) Men spreekt over compartimenten wanneer de bevek is opgesplitst in
afzonderlijke portefeuilles die elk hun eigen beleggingsbeleid hebben.
Ieder compartiment moet als een afzonderlijke entiteit beschouwd
worden.
P.129 Forced diversification De Europese wetgeving (UCITS-richtlijnen) en de Belgische wetgeving
verplichten ICB’s te diversifiëren door het opleggen van maximale
gewichten die activa en activaklassen kunnen hebben in een ICB.
P.129 Monetaire ICB’s of thesaurie-ICB’s ICB’s die overwegend in kortlopend papier zoals termijndeposito’s,
schatkistcertificaten, kortetermijnobligaties, commercial paper belegt.
Gemiddelde looptijd is gemiddeld kleiner dan 6 maanden van de
portefeuilles.
P.129 Commercial paper Verhandelbare schuldbekentenis die is uitgegeven door een bedrijf of
een andere niet-kredietinstelling.
P.129 Obligatie-ICB’s ICB’s die beleggen in vastrentend papier en waarbij onderscheid wordt
gemaakt o.b.v. de looptijden die in de portefeuille worden genomen.
P.129 Inverse duration fonds Dit zijn obligatiefondsen waarbij de waarde van de ICB stijgt wanneer de
rente stijgt. Normaal gezien is het zo dat de obligatiefondsen in waarde
stijgen wanneer de rente daalt.
P.129 Fix fondsen Obligatiefondsen die een vaste vervaldag hebben. Normaal gezien
hebben obligatiefondsen geen vervaldag.
P.130 Aandelen-ICB’s ICB’s die vooral in aandelen beleggen, maar soms beperkte
hoeveelheden opties, warrants of converteerbare obligaties aanhouden.
Deze kunnen wijd gediversifieerd zijn of focussen op een sector of
inspelen op thema’s.
P.130 Recovery fund Beleggingsfondsen die uitsluitend gaan beleggen in aandelen die de
laatste maanden zwaar afgestraft zijn in de hoop dat ze terug zullen
hernemen.
P.130 Share buy back fonds Een beleggingsfonds die enkel belegt in ondernemingen die hun eigen
aandelen inkopen.
P.130 Vice fund Een beleggingsfonds die zijn beleggingsuniversum beperkt tot
ondernemingen die zaken zoals alcohol, gokken, seks en tabak verkopen.
P.130 Duurzaam beleggen of maatschappelijk Ondernemingen die vice funds vermijden en kiezen voor het beleggen in
verantwoord beleggen beleggingsproducten met een hoog sociaal-ethisch ecologisch gehalte.
Hierbij zijn er ≠ generaties: de eerste generatie vermeed vooral fondsen
die nog kinderarbeid gedoogden of fondsen die connecties hadden met
wapenhandel. De tweede generatie koos voor ondernemingen die zich
engageerden voor werknemersparticipatie en de derde generatie keek

20
naar het totale sociaal-maatschappelijke karakter van de
ondernemingen.
P.130 Ethische ICB’s De benaming voor ICB’s die duurzaam of maatschappelijk verantwoord
gaan beleggen.
P.130 Gemengde ICB’s ICB’s die zowel in aandelen als in obligaties beleggen. Dit doen ze in
verhoudingen die hun statuten toelaten. ICB’s die meer dan 60% van hun
vermogen beleggen in aandelen worden dynamische ICB’s genoemd.
Defensieve ICB’s zullen het gewicht van de aandelen in hun portefeuille
beperkten tot maximaal 35%.
P.130 Dakfondsen (fund of funds) Fondsen die op hun beurt in andere ICB’s beleggen om op die manier
een nog betere diversificatie te bekomen
P.130 Hedge funds Dit heeft niets met hedging of risico-dekking te maken. Deze fondsen
worden ook wel hefboomfondsen of speculatiefondsen genoemd. Dit
zijn beleggingsinstrumenten die open zijn voor een beperkt aantal
investeerders en dat door de financiële autoriteiten worden toegestaan
om een groter aantal strategieën toe te passen dan een gewoon
beleggingsfonds. Meestal richten hedge funsds zich op zeer rijke
beleggers, wat blijkt uit minimuminlagen die soms 1 miljoen dollar
overstijgen. Hierdoor worden hedge fund beleggers automatisch
beschouwd als professionele beleggers.
P.130 ICB’s met kapitaalbehoud Fondsen die het neerwaartse risico willen beperkten of uitsluiten.
P.131 Kapitaalgarantie Kapitaalgarantie houdt in dat beleggers met geld op een zichtrekening,
op een spaarrekening, op een termijnrekening, in een kasbon of in een
tak21-verzekeringsproduct beschermd zijn tegen een faillissement van
de bank via het stelsel van depositogarantie. De term kapitaalgarantie
mag enkel gebruikt worden wanneer het ingebrachte kapitaal voor alle
deelnemers gegarandeerd wordt op vervaldag en deze waarborg
verleend wordt door één derde partij die onder prudentieel toezicht
staat en die gevestigd is in een lidstaat van de EER.
P.131 Kapitaalbescherming De term impliceert een volledige waarborg voor alle deelnemers van het
ingebrachte kapitaal op vervaldag en dat deze bescherming geboden
wordt via een beleggingsstrategie waarin belegd wordt in deposito’s,
schuldinstrumenten die zijn uitgegeven door een onderneming die
onder prudentieel toezicht stat en die gevestigd is in de EER en/of
schuldinstrumenten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door een
lidstaat van de EER.
P.131 Fondsen met bodembewaking De benaming voor fondsen waar de vermogensbeheerder nastreeft om
de portefeuille niet te laten zaken onder een bepaalde bodemwaarde,
wanneer men geen kapitaalbescherming of garantie wenst te geven.
P.131 Constant proportional portfolio insurance Om ervoor te zorgen dat een portefeuille niet zakt onder een bepaalde
(CPPI) bodemwaarde gebruikt men vaak CPPI. Bij CCPI belegt men zowel in
obligaties als in aandelen. Wanneer de aandelenmarkt het goed, belegt
de beheerder meer in aandelen, als die daalt dan zal de belegger meer
beleggen in obligaties om de portefeuille te beschermen.
P.131 Essentiële beleggingsinformatie Document dat de productkenmerken van het ICB-compartiment
samenvat op 2 à 3 pagina’s waardoor de belegger in staat is om de
risico’s op een correcte wijze in te schatten.
P.131 Key Investor Informatie (KII) Andere benaming voor het standaarddocument voor essentiële
beleggingsinformatie.
P.132 Risicoklasse Dit is een snelle en ruwe bepaling van het risico o.b.v. de
geannualiseerde standaardafwijking van de wekelijkse rendementen in
euro tijdens de voorbije vijf jaren.

21
P.132 Netto-inventariswaarde De waarde van de beleggingsportefeuille na aftrek van alle beheers- en
administratieve kosten. Deze waarde is nodig om te weten hoeveel
deelbewijzen van een ICB waard zijn.
P.132 Total Expense Ratio (TER) Dit is de verhouding tussen de jaarlijkse operationele kosten van het
fonds en de inventariswaarde. De TER zorgt ervoor dat de aangerekende
kosten meer transparant zijn.
P.133 Morningstar rating Sterrensysteem dat op een kwantitatieve analyse van de fondsen is
gebaseerd. Vijf steren betekent dat het fonds over een rollende periode
van één jaar gedurende de laatste drie jaar bij de top 20 procent zat
o.b.v. het absolute rendement en o.b.v. de Sharpe ratio.
P.133 Sharpe ratio De verhouding tussen het excesrendement en de volatiliteit van een
fonds. Dit is dus een risico-gecorrigeerde prestatiemaatstaf.
P.133 Excesrendement Dit is het rendement dat het fonds extra oplevert boven de risicovrije
rente.
P.133 Individuele aandelen Wanneer je gaat beleggen in individuele aandelen is het de bedoeling
dat je zelf gaat diversifiëren, vandaar dat het niet wordt aangeraden.
P.133 Individuele obligaties Zelfde principe als bij de individuele aandelen, maar dan voor obligaties.
P.134 Vastgoedcertificaten Effecten die aan de houder een vordering toekennen op de opbrengsten
en de realisatiewaarde van een of meer bij de uitgifte van de certificaten
bepaalde onroerende goederen.
P.134 Real Estate Investment Trust (REIT) Dit zijn fondsen die gaan investeren in vastgoed. Meestal gaat men
hierop uitkomen als men op zoek is naar gediversifieerde
vastgoedbeleggingen. Eerst werd de REIT geïntroduceerd onder de vorm
van de vastgoedbevak. Maar na de kredietcrisis werd bepaald dat ze
onder AIFMD-richtlijn zou vallen. Dit zorgde voor hogere eisen aan
risicomanagementsystemen.
P.134 Vastgoedbevak Is een beleggingsvennootschap met vast kapitaal (bevek: met variabel
kapitaal)
P.134 AIFMD-richtlijn Alternative Investment Fund Managers-richtlijn, hieronder vallen bv ook
de hedge funds.
P.134 Gereglementeerde vastgoedvennootschap Een vennootschap die een commercieel doel heeft dat erin bestaat
(GVV) onroerende goederen te exploiteren. Alle vastgoedbevak’s hebben zich
dan ook geconverteerd naar een GVV. De GVV heeft analoog aan de
vastgoedbevak specifieke werkingsregels: maximale schuldgraad is
beperkt tot 65%, risicodiversificatie wordt opgelegd en er wordt
voorzien in een minimale uitkeringsplicht. Maar de filosofie achter het
vehikel is wel gewijzigd: in een ICB moet het opgehaalde kapitaal belegd
worden volgens een beleggingsstrategie die uitsluitend kijkt naar het
belang van de certificaathouder. Bij een GVV moet men niet enkel naar
de belangen van de aandeelhouders kijken, maar dient met alle
stakeholders rekening gehouden te worden.

Hoofdstuk 9: Kredieten aan gezinnen

P.136 Kredietbemiddelaar Persoon of onderneming die werkt als een tussenpersoon voor een of
meerdere kredietverstrekkers. Een kredietbemiddelaar geeft advies en
helpt met het vinden, afsluiten en uitvoeren van een
kredietovereenkomst. bv. kredietagenten, kredietmakelaars, verkopers
P.136 Kredietagenten Kredietbemiddelaar die verbonden is aan één kredietinstelling en op
commissie enkel producten van die instelling verkoopt.

22
P.136 Kredietmakelaars Kredietbemiddelaar die over meer onafhankelijkheid beschikt en de
producten van ≠ instellingen competitief kan aanbieden.
P.136 Verkopers Kredietbemiddelaar die in een bijkomende financieringsdienst aanbiedt.
Vaak gebeurt die in samenwerking met één kredietinstelling, vandaar
soms de naam ‘agent in een nevenfunctie’.
P.137 Erkenningsnummer Het is de bedoeling dat kredietverschaffers erkenning moeten aanvragen
bij de Federale Overheidsdienst Economie die ze pas kunnen bekomen
na het afleggen van een kennistest. Hierna moeten ze het nummer dat
ze krijgen op elk kredietaanbod vermelden.
P.137 Beroepsvereniging van het Krediet (ICP- De kredietverschaffers zitten hierin verenigd, die als gesprekspartner
BVK) voor de sector optreedt. De BVK heeft twee gedragscodes uitgevaardigd
die hun leden dienen te volgen: 1) een gedragscode voor
verantwoordelijke kredietverlening en 2) een gedragscode met
betrekking tot de precontractuele fase voor hypothecaire kredieten.
P.137 Centrale voor Kredieten aan Particulieren Dit registreert alle kredieten die door natuurlijke personen voor
(CKP) privédoeleinden worden afgesloten. Kredietverschaffers moeten hier
naartoe bij elke kredietaanvraag om zo een overmatige schuldenlast te
voorkomen.
P.137 Eigendomsvoorbehoud Bij eigendomsvoorbehoud worden goederen geleverd, maar gaat het
eigendomsrecht niet over op het moment van de koop, maar wel op het
moment van de laatste betaling.
P.137 Loonbeslag Men spreekt over loonbeslag wanneer er maandelijks aan de
kredietgever een som die binnen de gestelde reglementaire grenzen ligt,
rechtstreeks wordt betaald door de werkgever van de schuldenaar.
P.137 Borgstelling Bij een borgstelling verbindt een derde zich ertoe het krediet terug te
betalen indien de kredietnemer in gebreke blijft.
P.137 Onderpand Bij het onderpand kan de kredietgever het gegeven onderpand bij
wanbetaling (opvragen en) te gelede maken. De kredietgever kan uit de
verkoop niet meer recupereren dan waar hij recht op had.
P.137 Ombudsman van de Verzekeringen Als je klachten hebt met betrekking tot je lening, kan je terecht bij de
Ombudsdienst voor de Financiële sector, als de kredietgever een
verzekeringsmaatschappij is dan kan je terecht bij de Ombudsman van
de Verzekeringen.
P.137 Bemiddelingsdienst van de Federale Hier kan je terecht voor als je klachten hebt met betrekking tot
Overheidsdienst Economie consumentenkredieten.
P.138 Verrichtingen op afbetaling (VOA) Eerste vorm van consumentenkrediet waarbij het krediet aangegaan
wordt met het oog op het aanschaffen van een specifiek
consumptieartikel.
P.138 Kredietopeningen (KO) Tweede vorm van consumentenkrediet waarbij het krediet niet wordt
aangegaan met het oog op het aanschaffen van een specifiek
consumptieartikel, maar waarbij een flexibele geldreserve aangelegd
wordt.
P.138 Minikrediet (flitskrediet of sms-krediet) Bestaat uit een minilening voor bedragen vaan 50 tot paar honderd euro.
P.138 Lening op afbetaling Is een VOA die is aangegaan bij een financiële instelling. De lening op
afbetaling wordt afgesloten voor een bepaalde duur en wordt met
(meestal maandelijkse) periodieke betaling terug afgelost.
P.138 Verkoop of afbetaling Is een VOA die afgesloten wordt bij een verkoper en die vereist dat de
klant een voorschot (persoonlijke inbreng) van minstens 15% betaalt.
P.138 Financieringshuur Hierbij huurt de consument een roerend goed, maar heeft hij, op het
einde van de huurceel, een aankoopoptie. De prijs waartegen de optie
uitgeoefend kan worden, wordt vastgelegd in de overeenkomst.

23
P.138 Overbruggingskrediet Een krediet waarbij voor een korte periode geld wordt geleend in
afwachting van de ontvangst van een minstens zo grote som.
P.139 Budgetfaciliteit Zichtrekeningen kunnen tegen de betaling van een debetrente voorzien
in een budgetfaciliteit. Een budgetfaciliteit zorgt ervoor dat een klant
binnen een bepaalde mate, zonder motivering naar de bank toe, in het
rood kan gaan. Als je langer dan één maand gebruik wil maken van de
budgetfaciliteit zal een expliciete kredietovereenkomst moeten sluiten.
P.139 Kredietkaartkrediet Hierbij heeft de kredietnemer de mogelijkheid zijn terugbetaling te
spreiden in de tijd. Er wordt wel een minimumbedrag afgesproken dat
maandelijks minstens terugbetaald moet worden.
P.140 Jaarlijks kostenpercentage (JKP) Geeft op per annum basis de procentuele rentelast verhoogd met alle
kosten die het krediet met zich meebrengt.
P.140 Hypothecair krediet Krediet dat je aangaat voor de aankoop van een onroerend goed of voor
de verbouwing ervan. Bij een hypothecair krediet verschaft de
kredietverlener een lening, maar krijgt hij een hypotheek op een
onroerend goed als waarborg.
P.141 Onderhandse krediet Krediet dat wordt toegestaan via een onderhandse akte en gewaarborgd
is door een hypothecaire volmacht. Deze volmacht geeft de
kredietnemer de optie om een hypotheek te vestigen op de
gestipuleerde onroerende goederen.
P.141 Garantiekrediet Krediet dat wordt toegestaan via een onderhandse akte en gewaarborgd
is door een hypotheek op een onroerend goed van een derde die borg
staat.
P.141 Hypothecair krediet Krediet dat wordt toegestaan via een notariële akte en wordt
gewaarborgd door een hypotheek op een onroerend goed van de
kredietnemer. (Sluit nog aan bij hierboven).
P.141 Hypothecaire volmacht Een overeenkomst waarbij de kredietnemer onherroepelijk de
toestemming geeft aan de kredietverschaffer om tijdens de looptijd van
de lening op het onroerend goed een (bijkomende) hypotheek te
vestigen wanneer deze laatste dat maar wenst.
P.141 Standaardlening Bij een standaardlening leen je een bepaalde som voor een bepaalde
periode.
P.141 Hernieuwbaar krediet, revolving krediet Hierbij geeft de kredietverlener de mogelijkheid om binnen een
kredietlijn over een bepaald kredietbedrag te beschikken. Naarmate
men aflost, neemt de kredietmogelijkheid terug toe. Bouwers gebruiken
deze techniek vaak om eerst de aankoop van de grond te financieren en
vervolgens de bouwkosten.
P.141 Constante afbetalingen Afbetalingen waarbij de klant gedurende de hele leenduur van de lening
maandelijks hetzelfde bedrag dienen terug te betalen aan de bank. Dit
bedrag omvat naast de interestlast, een gedeelte kapitaalaflossing.
P.141 Afbetalingen met een vast kapitaaldelging Hierbij zal de maandelijkse betaling bestaan uit de vaste
kapitaalaflossing verhoogd met de interest op het nog uitstaande deel
van de lening.
P.141 Wederbeleggingsvergoeding Een vergoeding die een kredietverlener aan de kredietnemer mag
vragen wanneer deze zijn krediet vroeger dan gepland wil terugbetalen.
Deze is wettelijk beperkt tot 3 maanden interest op het terugbetaalde
gedeelte.

Hoofdstuk 10: Risicoafdekking

24
P.143 Woningverzekering, brandverzekering Een verzekering die de schade aan een woning en haar inboedel kan
dekken, als die schade wordt veroorzaakt door brand, waterschade,
natuurrampen en diefstal. Je aansprakelijkheid voor schade die jouw
woning kan aanrichten aan derden is hierbij ook gedekt. Deze
verzekering is niet verplicht.
P.143 Burgerlijke Een verzekering die wettelijk verplicht is voor elk motorrijtuig dat
Aansprakelijkheidsverzekering Auto (BA gebruikt wordt. Deze verzekering vergoedt de schade die de
autoverzekering) verzekeringsnemer of iemand anders door het gebruik van het voertuig
aan iemand anders berokkent.
P.144 Mini-omnium Een BA autoverzekering waarbij de verzekeringnemer ook brand,
diefstal, glasbreuk, schade door natuurelementen en de aanrijding door
dieren verzekert.
P.144 Omnium of cascoverzekering BA autoverzekering waarbij men ook de materiële of eigen schade aan
het voertuig verzekert.
P.144 Bestuurdersverzekering Als men bij de BA autoverzekering ook nog de lichamelijke schade van de
bestuurder wil verzekeren dan sluit men een bijsluitend
bestuurdersverzekering af.
P.144 Familiale burgerrechtelijke Verzekering die (na aftrek van een franchise) de schade aan derden
aansprakelijkheidsverzekering, familiale waarvoor je in je privéleven burggerechtelijk aansprakelijk bent vergoed.
verzekering Deze verzekering is niet verplicht.
P.144 Rechtsbijstand Dit is een extra verzekering waarbij de verzekeraar je kan helpen om de
schadevergoeding waar je eventueel recht op hebt in rechte af te
dwingen.
P.144 Adverse selectie Adverse selectie houdt in dat enkel klanten met een hoog
gezondheidsrisico zich wensen te verzekeren en de verzekeraar enkel
klanten zou aanvaarden waarbij de gezondheidsrisico’s klein zijn.
P.144 Hulpkas voor Ziekte – en Openbare instelling van sociale zekerheid. Het HZIV beperkt zich tot de
Invaliditeitsverzekering (HZIV) minimaal verplichte verzekering. Werknemers zijn verplicht om zich
hieraan te sluiten.
P.144 Ziekenfonds, mutualiteit Ziekenfondsen bieden naast de verplichte verzekering gezondheidszorg
ook bijkomende diensten zoals geboortepremies en facultatieve
verzekeringen aan.
P.145 Sociale Verzekeringskas voor Dit fonds int de sociale bijdragen en komt tussen bij de toekenning van
Zelfstandigen bepaalde sociale uitkeringen. Het fonds mag vrij gekozen worden. Hier
dienen de zelfstandigen zich aan te sluiten.
P.145 Nationale Hulpkas voor Zelfstandigen Als je als zelfstandige na een termijn van 30 dagen nog niet aangesloten
bent bij een socialeverzekeringsfonds, dan word je automatisch lid van
de Nationale Hulpkas, het socialeverzekeringsfonds van het RSVZ. Je
dient aan deze instellingen kwartaalbijdragen te betalen die worden
berekend o.b.v. je beroepsinkomsten. De zelfstandigen moeten zich ook
aansluiten bij een ziekenfonds of de HZIV.
P.145 Aanvullende hospitalisatieverzekering Een verzekering die je gaat aangaan wanneer de medische kosten niet
volledig worden gedekt.
P.145 Verzekering tegen arbeidsongevallen Een werkgever is verplicht om deze verzekering af te sluiten voor zijn
werknemers. Als die dat niet dan komt het Fonds voor
Arbeidsongevallen ertussen.
P.145 Fonds voor Arbeidsongevallen Het Fonds zal alle tussenkomsten recupereren van de werkgever.
P.145 Verzekering gewaarborgd inkomen Als je nog niet op pensioen bent dan kan je deze verzekering afsluiten
die je een inkomensgarantie geeft in geval van arbeidsongeschiktheid.
P.145 Individuele ongevallenverzekeringen Verzekeringen waar geen echte wettelijke bepalingen zijn.

25
P.145 Overlijdensverzekering Een verzekering die tegen de betaling van een eenmalige of periodieke
premie, een overeengekomen kapitaal uitkeert aan de begunstigde(n) in
het geval dat je zou overlijden gedurende de looptijd van het contract.
P.145 Schuldsaldoverzekering Vorm van overlijdensverzekering die kan aangegaan worden bij het
aangaan van een woonkrediet. De verzekeraar betaalt in dat geval de
resterende schuld in hoofde van de verzekeringnemer af wanneer deze
zou overlijden voordat de lening volledig terugbetaald is.
P.146 Eerste pijler Het Belgische pensioensysteem bestaat uit drie pijlers. De eerste wordt
gevormd door de wettelijke pensioenen.
P.146 Wettelijke pensioenen Deze vormen een basisinkomen na het beëindigen van de loopbaan.
P.146 Repartitiestelsel Systeem waarbij de wettelijke pensioenen die nu uitgekeerd worden,
worden gefinancierd door bijdragen van de huidige werkende generatie.
P.146 Kapitalisatiestelsel Systeem waarbij iedereen voor zijn eigen pensioen spaart, zij het wel met
een herverdelingsmechanisme. In zo’n kapitalisatiestelsel vindt er een
systematische pensioenopbouw plaats die een belangrijke categorie van
institutionele beleggers creëert.
P.146 Tweede pijler De extralegale pensioenen of de aanvullende pensioenen.
P.146 Extralegale pensioenen, aanvullende Hierbij spaart de werknemer (of in veel gevallen de werkgever) vrijwillig
pensioenen via een groepsverzekering of via een afzonderlijk aanvullend
pensioenfonds.
P.146 Derde pijler Individueel pensioensparen
P.146 Individueel pensioensparen Hierbij kan elke belastingbetaler vanaf de leeftijd van 18 tot en met de
leeftijd van 64, jaarlijks een bepaald bedrag sparen via een
levensverzekering of via een pensioenspaarfonds.
P.146 Pensioenspaarverzekeringen Verzekering die zowel een kaptaalbescherming als een minimum
gewaarborgd rendement aanbiedt.
P.146 Pensioenspaarfondsen Je gaan pensioensparen via een fonds. Deze fondsen zijn onderhevig aan
de beursevoluties, sommige vinden dit niet leuk en gaan hierdoor
overstappen naar een meer defensief fonds.
P.147 Pensioensparen Het pensioensparen is een vorm van langetermijnsparen die u toelaat
om bovenop uw wettelijk pensioen een aanvullend pensioen op te
bouwen en, onder bepaalde voorwaarden, een belastingvoordeel te
krijgen.
P.147 Pensioenspaarverzekering of Het geld dat je spaart ofwel bij de pensioenspaarverzekering ofwel bij
pensioenspaarfonds het pensioenspaarfonds.
P.147 Fiscaal langetermijnsparen Dit is een fiscale stimulans om aan pensioensparen te doen.

Hoofdstuk 11: Betalingen

P.151 Scharnierrekening Een ontvangstenrekening waarop ontvangsten gedurende de dag


worden geboekt en die dan op het einde van de bankwerkdag globaal
worden overboekt naar de zichtrekening.
P.151 Open account De benaming voor een betaling in de internationale handel op dezelfde
manier verloopt als in de nationale handel. Dit kan enkel als de
tegenpartij gevestigd is in een land dat juridisch, economisch en politiek
stabiel is.
P.151 Cash in advance Benaming voor voorafbetaling.
P.152 Documentair incasso, documentaire Een betalingstechniek waarbij de exporteur aan zijn bank een of
remissie, documentaire afgifte, meerdere documenten overmaakt met de opdracht deze tegen betaling
documentary collections of tegen acceptatie van een wissel te overhandigen.

26
P.152 Documents against payment (D/P) Benaming voor tegen betaling overhandigen.
P.152 Acceptatie van een wissel (documents Benaming voor tegen acceptatie van een wissel overhandigen.
against acceptance (D/A)
P.152 Direct collection Direct incasso: de exporteur overmaakt de documenten rechtstreeks
aan de bank van de importeur.
P.152 Remitterende bank De thuisbank. Dit is de bank die een netwerk van buitenlandse banken
aanhoudt, omdat in de praktijk een direct collection niet echt gebeurt.
De remitterende bank zal instructies geven aan de corresponderende
bank binnen haar netwerk die de rol van de incassobank (aanbiedende
bank)) opneemt. De documenten die worden overgemaakt aan de
corresponderende bank zijn in de eerste instantie vervoersdocumenten.
P.152 Corresponderende bank De bank die de instructies krijgt van de thuisbank van de verkoper.
P.152 Incassobank (aanbiedende bank) Andere benaming voor de corresponderende bank.
P.152 Cognossement Verhandelbaar en overdraagbaar document dat het eigendomsrecht
vertegenwoordigt van de goederen.
P.152 Documentair krediet (documentary credit), Een betalingstechniek waarbij een bank op verzoek en in
accreditief, rembourskrediet, kredietbrief, overeenstemming met de instructies van haar klant zich ertoe verbindt
banker’s credit, letter of credit L/C binnen de afgesproken termijn een bepaalde som aan een derde te
betalen tegen overhandiging van de door deze laatste in het krediet
opgesomde conforme documenten. (Documentair krediet is geen
krediet)
P.152 Kredietopenende bank De thuisbank die bij een documentair krediet een bepaalde som aan een
derde gaat betalen tegen overhandiging van de door deze laatste in het
krediet opgesomde conforme documenten. De bank stelt dus haar
kredietwaardigheid i.p.v. die van de koper.
P.152 Opdrachtgever Diegene die de opdracht verstrekt aan de opdrachtnemer.
P.152 Begunstigde Diegene die iets krijgt.
P.153 Adviserende bank Soms kan de corresponderende de rol innemen van een adviserende
bank. Maar haar rol is erg beperkt, ze deelt enkel de opening van het
documentair krediet mee aan de begunstigde.
P.153 Confirmerende bank De corresponderende bank kan ook de rol aannemen van een
confirmerende bank. Dan aanvaardt zij in opdracht en voor rekening van
de kredietopenende bank de uitvoering van het documentair krediet te
garanderen. Een confirmerende bank zal enkele een documentair
krediet confirmeren dat onherroepelijk is m.a.w. het kan niet gewijzigd
worden zonder akkoord van alle partijen (de begunstigde, de
kredietopenende en de eventueel confirmerende bank).
P.153 Documentair krediet met red clause Hierbij mag de begunstigde een voorschot vragen voordat de goederen
verzonden zijn.
P.153 Revolving documentair krediet Na een eerste gebruik van het kredietbedrag wordt dit krediet terug
opengesteld. Dit zorgt ervoor dat de opdrachtgever niet voor elke
levering een nieuw documentair krediet moet openen.
P.153 Wisselkoers Prijs van een andere munt.
P.153 ISO-code De drieletterafkorting die elke munt heeft naast hun naam.
P.154 Directe quotering Het aantal eenheden van de thuismunt die je moet betalen voor een
vreemde munt.
P.154 Indirecte quotering Het aantal eenheden dat je van de vreemde munt krijgt voor één
eenheid van de thuismunt.
P.154 Referentiekoersen Koersen die de ECB dagelijks in samenwerking met de nationale centrale
banken bepaalt o.b.v. gemiddelden van bied- en laatprijzen.
P.154 Bied- en laatkoersen voor biljetten Koersen die naast de referentiekoersen ook gepubliceerd worden door
financiële dagbladen. De biedkoers is de koers waartegen de

27
tussenpersoon wenst te kopen, de laatkoers is de koers waartegen hij
wil verkopen.
P.154 Kruiselingse wisselkoers Een kruiselingse koers is een wisselkoers tussen twee deviezen die
berekend is op basis van de koersen van deze twee deviezen tegenover
een gemeenschappelijk devies (meestal de Amerikaanse dollar).

Hoofdstuk 12: Aandelen

P.155 Maatschappelijke rechten Wanneer een vennootschap wordt opgericht krijgen de aandeelhouders,
in ruil voor hun inbreng, ofwel niet-overdraagbare maatschappelijke
rechten (in een personenvennootschap) ofwel overdraagbare aandelen
(in een kapitaalvennootschap).
P.156 Personenvennootschappen Vennootschappen waarbij de persoon van de vennoten van
doorslaggevende aard was voor zijn oprichting en cruciaal is voor de
werking van de vennootschap.
P.156 Kapitaalvennootschappen Identiteit van de vennoten zijn hierbij irrelevant.
P.156 Aandelen Een deel van het eigendom van een bedrijf. Door het kopen van een
aandeel, krijgt de koper een aantal rechten bij een bedrijf
P.156 Nominale waarde Wanneer de waarde van een aandeel wordt uitgedrukt in een vast
bedrag, dan spreekt men van aandelen met een nominale waarde. Deze
waarde is gelijk aan het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap
gedeeld door het aantal kapitaalaandelen.

P.156 Fractiewaarde De fractiewaarde van een aandeel is gelijk aan het kapitaal van de
vennootschap op een bepaald ogenblik, gedeeld door het aantal
(kapitaal)aandelen.
P.156 Private vennootschappen Vennootschappen die niet op de beurs genoteerd zijn.
P.156 Aandelen op naam Aandelen op naam worden ingeschreven in het aandelenregister van de
vennootschap. Er is naar de vennootschap toe geen enkele vorm van
anonimiteit want de aandelen worden op naam van de aandeelhouder
uitgegeven. Personenvennootschappen kennen enkel aandelen op
naam wegens hun besloten karakter.
P.156 Gedematerialiseerde aandelen Aandelen die aangehouden worden op een beleggingsrekening waarbij
de aandeelhouder anoniem is voor de onderneming. De overdracht van
een gedematerialiseerd aandeel komt neer op de overboeking van de
een effectenrekening naar een andere, terwijl bij de overdracht van
aandelen op naam een overschrijving in het aandelenregister vereist is.
P.157 Aandelen zonder stemrecht Aandelen zonder stemrecht zijn aandelen waarbij de aandeelhouders
geen stem krijgen binnen de onderneming. Ondernemingen kunnen
deze uitgeven om de macht van bestaande aandeelhouders niet te doen
verwateren of om familiale opvolging te vereenvoudigen. Je mag maar
een beperkt aantal aandelen zonder stemrecht uitgeven: 1/3 van het
maatschappelijk kapitaal. Deze aandelen krijgen een bij de uitgifte
vastgelegd recht op een preferent dividend en een preferentiële
liquidatieregeling.
P.157 Preferent dividend Vorm van dividend dat eerst wordt uitbetaald, voordat de winst als
dividend over de aandeelhouders wordt uitbetaald.
P.157 Winstbewijzen, reserveaandelen, Dit zijn soort aandelen die worden uitgegeven voor de vergoeding van
oprichtersaandelen, dividendaandelen een inbreng die niet tot het kapitaal heeft bijgedragen.

28
P.157 Pay-out ratio De Algemene Vergadering zal samenkomen om te bepalen welk deel van
de winst uitgekeerd zal worden aan de aandeelhouders. De fractie van
de winst die wordt uitgekeerd noemt men de pay-out ratio.
P.157 Ex-coupon dag De dag dat de AV vastlegt wanneer het aandeel ex-coupon verhandeld
zal worden.
P.157 Datum van betaalbaarstelling De dag dat de AV vastlegt wanneer het dividend betaalbaar gesteld
wordt.
P.158 DBI-regeling (Definitief Belastbare Speciale regeling die ervoor zorgt dat bij de uitkering van een dividend
Inkomsten) aan een vennootschap, dubbele taxaties vermeden worden.
P.158 Interimdividend Is een voorschot op het uiteindelijke dividend. Men kan enkel een
interimdividend uitkeren op de winst die al geboekt werd in het
boekjaar, gecorrigeerd met het overgedragen resultaat van het vorige
boekjaar en zonder dat er middelen onttrokken worden.
P.158 Slotdividend Het totaal uit te keren dividend minus het reeds uitgekeerde interim-
dividend.
P.158 Tussentijds dividend Wanneer de algemene vergadering beslist om gedurende het jaar een
dividend uit te keren uit de beschikbare reserves. (≠ interimdividend)
P.158 Cash dividend Dividend dat in cash uitgekeerd wordt.
P.158 Stock dividend Dividend dat in aandelen wordt uitgekeerd. Zo geven een aantal stock
dividenden recht op één nieuw aandeel.
P.158 Keuzedividend Hierbij mag de aandeelhouder kiezen tussen een cash en een stock
dividend.
P.158 Superdividend Een superdividend is een eenmalig dividend, dat bij speciale
gelegenheden zoals meerjarig bestaan van een bedrijf of bij te grote
kasreserves wordt uitgekeerd.
P.158 Bonusdividend Een extra grote dividenduitkering. Bedrijven keen bv een bonusdividend
uit als zij een groter deel van de winst in één keer willen uitkeren.
P.158 Inkoop van eigen aandelen De onderneming gaat zijn eigen aandelen kopen, dit mag enkel onder
bepaalde voorwaarden: er moet bv een onbeschikbare reserve worden
aangelegd ten belope van het bedrag van de inkoop wanneer e
ondernemingen de ingekochte aandelen tijdelijk als geldbelegging
aanhoudt.
P.159 Voorkeurrecht, inschrijvingsrecht Het recht waarbij aandeelhouders voorrang krijgen bij het intekenen op
nieuwe aandelen.
P.159 Décote Korting op de inschrijvingsprijs.
P.159 Scrip Bewijzen waartegen men een gedeelte van een aandeel of een obligatie
kan verkrijgen. In de praktijk wordt het voorkeursrecht van ieder aandeel
belichaamd in een scrip waardoor het voorkeurrecht een verhandelbaar
instrument wordt.
P.159 Rumps De niet-uitgeoefende scrips. De bestaande aandeelhouders hebben bij
een kapitaalverhoging de keuze om hun voorkeurrecht uit te oefenen, te
verkopen of te laten vervallen. De niet-uitgeoefende worden rumps
genoemd.
P.160 Bonusaandelen Aandeelhouders kunnen recht hebben op bonusaandelen: gratis
aandelen ten laste van de reserves. Dit kan gebeuren wanneer de
onderneming beschikbare reserves converteert in kapitaal.
P.160 Aandelensplitsing (stock split) De aandeelhouder ontvangt voor elk oud aandeel, N nieuwe aandelen.
Het eigen vermogen wijzigt hierbij niet, dus de fractiewaarde van het
aandeel na de splitsing zal nog 1/Nde van de waarde voor de splitsing
vertegenwoordigen.

29
P.160 Reverse split Aandeelhouders kunnen een aantal oude aandelen omruilen voor één
nieuw aandeel, dit kan gebeuren wanneer de aandelen heel erg laag
noteren. Zo’n aandelen worden penny stocks genoemd.
P.160 Penny stock Aandelen met een hele lage waarde.
P.160 Spammers Mensen die via het internet enorm veel ongewenste berichten naar
mensen sturen om op die manier iets te kunnen krijgen.
P.161 Depotbepaling Wanneer je uw aandelen neerlegt. Dit moet je doen wanneer je als
aandeelhouder wil deelnemen aan de algemene vergadering.
P.161 Record date De datum waarop het inventaris wordt afgesloten m.a.w. de vaststelling
van het dividend.
P.161 Gekwalificeerde meerderheid Een gekwalificeerde meerderheid is een meerderheid die in een
stemprocedure pas doorslaggevend is wanneer ze voldoet aan
aanvullende voorwaarden.
P.161 Blokkeringsminderheid Bepaalde speciale beslissingen die met een meerderheid van 80% van de
stemmen genomen moet worden kan je hier blokkeren. Dit kan enkel als
je meer dan 20% van de stemmen hebt.
P.162 Meervoudig stemrecht Men kent aan een of meerdere categorieën van aandelen stemrechten
toe die niet proportioneel zijn met de gedane inbreng.
P.162 Gouden aandeel Bij privatisering van overheidsbedrijven kent men aan de overheid soms
een gouden aandeel toe dat een vetorecht geeft tegen voorstellen die
het algemeen en maatschappelijk belang niet zouden dienen.
P.162 Shareholder activism De dynamiek op aandeelhoudersvergaderingen die aangestuurd wordt
aangestuurd door tussenkomst van institutionele beleggers. Die
tussenkomst wijst op een shareholder activism.
P.162 Werknemersparticipatie Het systeem waarbij loontrekkenden ook aandeelhouders en dus mede-
eigenaar zijn van het bedrijf waar ze werken.
P.162 Aandelenopties aan het personeel Geeft het personeel het recht om na een bepaalde periode aandelen van
het bedrijf te kopen tegen een vooraf bepaalde prijs.
P.162 Coöperatief aandeel Aandeel dat zich richt tot de particulier.
P.162 Boekwaarde, fractiewaarde Boekwaarde van een aandeel is gelijk aan het boekhoudkundig eigen
vermogen gedeeld door het aantal aandelen dat werd uitgegeven.
P.163 Vergelijkingsmethode Om het kasstromen-genererend potentieel beter in te schatten gaat
men een vergelijkingsmethode gebruiken. Hierbij gaat men de
verkoopprijs van een aantal ondernemingen binnen eenzelfde sector
delen door een performantiemaatstaf zoals de winst van het boekjaar.
Door de vergelijkingsmethode toe te passen kan men een marktwaarde
bepalen.
P.163 Marktwaarde De prijs waartegen het verhandeld zou worden in een concurrerende
markt.
P.163 Koers/winst-verhouding, price/earnings De observeerde verkoopprijs gedeeld door de winst van het boekjaar.
ratio, P/E ratio
P.163 Dividend discount model Wordt gebruikt bij de actualisering van de waarde van een aandeel. Het
zal het aandeel waarderen via zijn kasstromen. De enige kasstromen die
beleggers ontvangen zijn de cash dividenden. De waarden van een
aandeel kan dus berekend worden als de constante waarde van een
perpetuïteit.
P.163 Capital Asset Pricing model (CAP-M) We mogen als belegger een rendement verwachten dat bestaat uit twee
componenten: de risicoloze rente (rf) en een risicopremie. Het CAP-M is
een éénfactormodel waarbij de risicopremie uitsluitend wordt bepaald
door de marktrisicopremie.

30
P.163 Marktrisicopremie Het verwachte excess rendement op een marktindex [𝐸(𝑟𝑚 ) − 𝑟𝑓 ]. De
mate waarin de marktrisicopremie wordt doorgerekend naar een
individueel aandeel hangt af van de bètacoëfficiënt, ß.
P.163 Bèta Coëfficiënt die de gevoeligheid meet waarmee schokken in het
marktrendement worden doorgegeven aan het rendement op het
individuele aandeel. Elk aandeel heeft zijn eigen bèta, die o.b.v.
regressietechnieken bepaald kan worden. Mathematisch krijgen we
E(re)= rf + ß[𝐸(𝑟𝑚 ) − 𝑟𝑓 ].
P.164 Groeiende perpetuïteit, Gordon formule, Formule voor groeiende perpetuïteit: V0= D1/(re-g)
Gordon-Shapiro model
P.164 Retentiegraad, plowback ratio (RET) Mate waarin de winst niet uitgekeerd maar geherinvesteerd wordt in de
onderneming.
P.166 Initial public offering Wanneer ondernemingen voor de eerste keer naar de beurs trekken.
P.166 Seasoned public offering Wanneer genoteerde ondernemingen extra aandelen onder het publiek
willen brengen.
P.166 Openbaar bod tot verkoop Emissie van effecten kunnen twee vormen aannemen:
- Openbaar bod tot verkoop
- Openbaar bod tot inschrijving
De bestaande aandeelhouders zullen (een deel van) hun aandelen
verkopen, zodat voor de onderneming het aantal uitstaande aandelen
gelijk blijft en er geen vers kapitaal wordt opgehaald.
P.166 Openbaard bod tot inschrijving De onderneming geeft nieuwe aandelen uit, die aan het publiek worden
aangeboden. De eigenvermogenspositie van de onderneming wordt
hierbij versterkt.
P.166 Gecombineerd bod Wanneer de twee emissievormen simultaan gebruikt worden.
P.166 Introductie tegen een vaste prijs Hierbij moet de belegger enkel aangeven hoeveel aandelen hij wil kopen.
P.166 Introductie met een prijsvork Hierbij stelt de aanbieder een minimum en maximumprijs vast. De
belegger biedt een hoeveelheid en prijs binnen de prijsvork.
P.166 Bookbuilding procedure De belegger wordt vrijgelaten wat het aantal en de prijs betreft en wordt
bij afsluiting van het orderboek een definitieve prijs bepaald.
P.166 Lock up periode Periode waarbinnen dewelke belangrijke bestaande aandeelhouders
beloven om geen aandelen te verkopen, waardoor eventueel een
negatieve prijsdruk zou kunnen ontstaan.
P.167 Overintekening Wanneer de vraag van de beleggers groter is dan het aantal beschikbare
aandelen.
P.167 Green shoe optie Deze optie geeft de onderneming het recht om nog een extra pakket
aandelen op de markt te brengen. Dit kan men gebruiken wanneer het
vraagoverschot beperkt is. Als de overintekening te groot is dan kan men
de intekenperiode vervroegd afsluiten.
P.167 Free float Percentage van de aandelen die vrij verhandelbaar zijn op de beurs.
P.167 Vooropening De handelsdag begint meestal met vooropening waarbij alle orders per
verhandelbaar effect worden gecentraliseerd in een elektronisch
orderboek.
P.167 Openingsprijs De prijs waartegen de meeste effecten verkocht kunnen worden o.b.v.
de informatie in het orderboek.
P.167 Verhandeling Het kopen en verkopen van aandelen.
P.167 Slotkoershandel Met de slotkoershandel wordt de dag afgesloten.
P.167 Slotkoers De slotkoers van een markt is het laatste niveau waarop de markt werd
verhandeld op een willekeurige dag.
P.168 Circuit breaker Een handelsremmer die de handel stillegt wanneer de koers met een
bepaald percentage daalt. Het stilleggen van de handel kan
paniekreacties voorkomen.

31
P.168 Euronext Pan-Europese beurs. De Brusselse en Amsterdamse beurs behoren tot
de Euronext.
P.168 Eurolist Is een gemeenschappelijke lijst van Europese ondernemingen die aan
alle Europese beurzen genoteerd kunnen worden. De Eurolist omvat de
continumarkt en de fixingmarkt en huisvest de grotere aandelen. Eurolist
wordt opgedeeld in:
- Large caps
- Mid caps
- Small caps
P.168 Large caps Aandelen met een hoge marktkapitalisatie (meer dan 1 miljard euro) die
noteren op compartiment A.
P.168 Mid caps Aandelen met een marktkapitalisatie vanaf meer dan 150 miljoen euro
die noteren op compartiment B.
P.168 Small caps Deze noteren op compartiment C.
P.168 Vrije markt Markt waarin prijzen door V en A tot stand komen.
P.168 Veilingen Markt waarbij één of meer objecten worden toegewezen aan bieders
a.d.h.v. bepaalde regels.
P.168 Certificaten Een schriftelijk bewijs die de tegenwaarde van de aandelen
vertegenwoordigt wanneer een financiële speler een pakket aandelen
op koopt van een buitenlandse onderneming. Deze certificaten staan
genoteerd in de lokale munt en brengen voor geïnteresseerd beleggers
minder transactiekosten mee.
P.168 Depository receipts Benaming voor de certificaten die hierboven uitgelegd zijn.
P.168 American Depository Receipts (ADRs) In Amerika noemt men depository receipts zo.
P.168 International Depository Receipts (IDRs) Andere manier om depository receipts aan te duiden in Amerika.
P.168 European Depository Receipts (EDRs) In Europa kan men deze term gebruiken.
P.168 Delisting Het vertrekken van een bedrijf van de beurs.
P.168 Public to private operatie Een onderneming die nu nog beursgenoteerd is van de beurs afhalen.
Zelfde als delisting.
P.169 Gelijkgewogen index Elke constituent krijgt een gelijk gewicht in de berekening van de index.
P.169 Prijsgewogen index De prijzen van de constituenten worden opgeteld (en gedeeld wordt
door een schalingsfactor) waardoor de hoogte van de prijs de
wegingsfactor wordt.
P.169 Gewogen op basis van de marktkapitalisatie Dit betekent dat de prijs van elk aandeel wordt vermenigvuldigd met het
aantal uitstaande aandelen, zodat het gewicht van elk aandeel in de
index evenredig is met de marktwaarde ervan.
P.169 Marktkapitalisatie Het product van het aantal uitgegeven aandelen en de marktprijs van
het aandelen. Deze wordt berekend o.b.v. alle uitstaande aandelen.
P.169 Prijsindex Nemen geen dividendinkomen mee in de rendementsbepaling.
P.169 Rendementsindex Nemen wel dividendinkomen mee in de rendementsbepaling.

Hoofdstuk 13: Bedrijfskredieten

P.171 Leverancierskrediet Wanneer een onderneming aankopen doet en deze niet contant betaalt,
ontstaat er een handelsschuld tegenover de leverancier. En dit noemt
men het leverancierskrediet.
P.171 Wettelijke rentevoet Rente die de schuldeiser krachtens de wet kan vorderen van een
schuldenaar die nalatig is gebleven bij het nakomen van een verbintenis
tot betaling van een geldsom.

32
P.172 Kaskrediet, voorschotten op de rekening- Kredietopening waarbij een kredietinstelling aan een onderneming de
courant mogelijkheid geeft om binnen bepaalde limieten op haar rekening-
courant in het rood te gaan.
P.172 Voorschot op effecten Het kaskrediet kan soms enkel toegestaan worden wanneer er enkel een
waarborg wordt verstrekt door de onderneming.
P.172 Voorschot op facturen, factoring Bij een voorschot van facturen bekomt de onderneming krediet door het
endosseren van facturen ten voordele van de kredietinstelling.
P.172 Voorschot op een vorderingsstaat Geschikt voor aannemers van openbare werken.
P.172 Voorschotten op vaste termijn (straight Men kan gebruik maken van straight loans wanneer men
loans) financieringsbehoeften heeft op een iets langere termijn. De
kredietnemer neemt dan een lening op van een vast bedrag tegen een
vaste rentevoet voor een vaste termijn. De maximale looptijd bedraagt
één jaar. De rentevoet wordt bepaald o.b.v. interbancaire rente op de
gekozen looptijd, verhoogd met een spread (spread= verschil tussen
bied- en laatprijs) die afhangt van de kredietkwaliteit van de
kredietnemer.
P.173 Business groups Deze bestaan uit gerelateerde maar in principe juridisch onafhankelijke
bedrijven. Zij gebruiken bijvoorbeeld kruisaandeelhouderschap om
economie verwevenheid te scheppen.
P.173 Borgstellingskrediet Hierbij zal de bank er zich toe verbinden (dus een bankwaarborg geven)
om een bepaald bedrag aan een derde te betalen indien de onderneming
niet in staat zou zijn om een contractuele verbintenis tegenover die
derde na te komen.
P.173 Bankwaarborg Een contract waarin een bank onvoorwaardelijk garandeert om een
bedrag aan de begunstigde te betalen, indien hij daarop aanspraak
maakt.
P.173 Vlaamse Waarborgregeling De Waarborgregeling van de Vlaamse overheid maakt het voor
ondernemers makkelijker om krediet te verkrijgen van de bank
(=borgstellingskrediet). Ondernemingen die geen
financieringsovereenkomst kunnen afsluiten door een gebrek aan
voldoende waarborgen, kunnen via de Waarborgregeling van
Participatiemaatschappij Vlaanderen tot 75 procent van de
verbintenissen laten waarborgen door de Vlaamse overheid.
P.173 Voorraadfinanciering Wanneer een onderneming niet-verkochte voorraden ter beschikking
heeft en deze als borg geeft om zo financiering te bekomen.
P.173 Warrant-ceel of warrant-cedel Warrant-ceel is de benaming voor een bewijs van bewaargeving 1. Het
document bestaat uit twee delen, namelijk de warrant en de ceel. De
warrant vertegenwoordigt het eigendomsgerecht op de goederen en
met de ceel kan men naar de bank stappen en tegen afgifte van de ceel
financiering bekomen. De goederen zullen enkele afgegeven worden
door de bewaarnemer aan diegene die zowel de warrant als de ceel kan
voorleggen.
P.174 Cliëntendisconto, cedentendisconto In handelstransacties kan men krediet bekomen door een wissel of
orderbriefje te trekken. Wanneer de verkoper diegene is die de kosten
en de rente op zich neemt dan spreekt men over een cliëntendisconto.
Hij trekt de wissel op de koper ten belope van het factuurbedrag en biedt
vervolgens de wissel aan bij de bank. Hij ontvangt dan de
verdisconteerde waarde van de wissel na aftrek van de kosten.
P.174 Leveranciersdisconto Als de koper diegene is de rentelast en de kosten op zich neemt dan
spreekt men over een leveranciersdisconto. Dit komt voor wanneer de

1
In het algemeen een handeling waarbij men de zaak van een ander aanneemt, onder de verplichting om die te bewaren en in
natura terug te geven.
33
verkoper enkel de verkoop wil laten doorgaan wanneer hij contant en
voor het volledige factuurbedrag betaald wordt. De verkoper kan hierbij
met de koper en de kopers bank overeenkomen dat hij de door de koper
geaccepteerde wissel bij de bank van de koper aanbiedt en dat hij
onmiddellijk tegen de nominale waarde wordt uitbetaald.
P.174 Handelsaccepten Beide vormen van discontokredieten kan handelsaccepten noemen.
P.174 Bankaccept Wanneer er in internationale transacties in het kader van een
documentair incasso een wissel wordt getrokken op de bank van de
koper.
P.174 Factoring Overeenkomst tussen de factornemer (een onderneming die
handelsvordering heeft) en een factor (de factormaatschappij). De
factornemer draagt zijn handelsvorderingen geheel of gedeeltelijk over
aan de factor door endossement van facturen. De factor verwerft de
facturen tegen 75 tot 90 procent van de factuurbedragen. De factor zorgt
verder voor de inning van de facturen. Factoring zorgt ervoor dat de
debiteurenopvolging tegen de betaling van een factoorloon wordt
uitbesteed aan een derde partij.
P.174 Forfaiting Handelsvorderingen zonder regresrecht terugnemen. Bij wanbetaling zal
de factor zich terug tot de onderneming wenden om regres uit te
oefenen. Regres betekent het recht van een persoon die een schuld
betaald heeft om de betaling van die schuld gedeeltelijk of in zijn geheel
terug te eisen.
P.175 Investeringskrediet Kredietovereenkomst op middellange of lange termijn voor de
financiering van bedrijfsgebouwen, uitrusting… maar eventueel ook voor
de financiering van het permanente deel van het bedrijfskapitaal.
Looptijden variëren van 2-15 jaar, maar het krediet mag de economische
looptijd van het te financieren activum niet overschrijden. Normaal
gezien is de rentevoet bij een investeringskrediet vast.
P.175 Wentelkrediet, roll-over krediet, Investeringskredieten hoeven niet altijd een vast rente te hebben. De
investeringskrediet met een variabele rente ondernemer zou kunnen vragen om een vlottend rentetarief te
bekomen. Daarbij wordt de looptijd van het krediet opgedeeld in
kwartalen en wordt bij aanvang van elk kwartaal de op dat kwartaal
toepasselijke rente opnieuw betaald. De rente wordt bepaald door bij
een interbancair rentetarief een vaste spread bij te tellen. Zo’n
investeringskrediet noemt men een wentelkrediet.
P.175 Uitrustingsfinanciering Dit is de benaming voor een lening op afbetaling, maar dan voor de
ondernemer. (Een lening op afbetaling is voor particulieren).
P.175 Gesyndiceerde lening Een lening die wordt verstrekt door een groep van banken aan één partij.
Dit doen ze soms omdat sommige leningen van een dergelijke omvang
zijn dat één kredietinstelling het niet aandurft om ze geheel op haar
boeken te nemen.
P.175 Consortium Samenwerkingsverband tussen ondernemingen, meer bepaald banken
om een gesyndiceerde lening mogelijk te maken.
P.175 Convenanten Beschermende clausules die ervoor moeten zorgen dat het
betalingspotentieel van de kredietnemer niet uitgehold wordt.
P.175 Waarborgen Vorm van zekerheid dat iets inderdaad waar is of zo zal gebeuren.
P.175 Zakelijke waarborgen De bank zal bij zakelijke waarborgen een zakelijke recht vestigde dat op
de zaak blijft rusten tot de schuld voldaan is.
P.175 Hypotheek Een zakelijke waarborg dat gevestigd kan worden op onroerende
goederen of onroerende rechten.

34
P.175 Pand Een zakelijke waarborg dat gevestigd kan worden op de handelszaak.
Hiermee bedoelt men alle goederen uit het handelsfonds dus zowel de
materiële goederen als immateriële activa.
P.176 Persoonlijke waarborgen Iemand anders zal zich hier borg stellen voor de betaling van de schulden
van de kredietnemer.
P.176 Aval Als iemand zich borg stelt bij een wisselbrief zal men niet spreken over
persoonlijke waarborgen, maar over een aval.
P.176 Financieringshuur, leasing Driepolige financieringsovereenkomst waarbij de leasinggever (lessor)
een overeenkomst sluit met de leasingnemer (lessee) om 1) een roerend
of onroerend goed te verwerven en 2) dat goed tegen een ‘huur’-
vergoeding, ter beschikking te stellen van de leasingnemer.
P.176 Win-winlening Een achtergestelde lening met een vaste looptijd van acht jaar waarbij
een zelfstandige of een kmo tot 200000 euro kan lenen en elke
kredietgever tot maximaal 50000 euro ter beschikking kan stellen. Het
krediet moet volledig aangewend worden binnen de bedrijfs-of
beroepsactiviteiten.
P.176 Vriendenlening Wanneer men nog maar net als onderneming start is het niet altijd even
gemakkelijk om een financiering te vinden voor je project. Ondernemers
doen dan beroep op de zgn. FFF’s: fools, friends and family. Een vorm
vriendenlening is een win-winlening.

Hoofdstuk 14: Obligaties

P.178 Obligatielening Een lange termijnlening die gefractioneerd wordt en geplaatst wordt bij
een groep van beleggers, de obligatiehouders.
P.178 Operatie Gutt Zo noemde men de gebeurtenis waarbij bepaalde financiële tegoeden
geblokkeerd werden om de munt te stabiliseren in de nasleep van de
Tweede Wereldoorlog.
P.178 Gedwongen obligatielening De financiële goeden die werden geblokkeerd en dan werden omgezet
in staatsleningen met een looptijd van 40 jaar.
P.178 Obligatie, obligatiecertificaat Het deelbewijs van een obligatielening.
P.178 Mantel Vertegenwoordigt de terugbetaling van de hoofdsom.
P.178 Coupons Vertegenwoordigen de claims op rentebetalingen.
P.178 Coupure Het bedrag waarmee de belegger kan inschrijven op één
obligatiecertificaat.
P.178 Open emissie Emissie waarbij de omvang van de emissie niet op voorhand wordt
vastgelegd.
P.178 Jumbolening Een zeer grote lening van meer dan 1 miljard euro.
P.179 Bevoorrechte obligatie (senior bond) Is een obligatie waarbij de kredietgever als eerste wordt terugbetaald in
geval van faillissement.
P.179 Gewone schuldeisers, chirografaire Deze schuldeisers komen na de bevoorrechte schuldeisers aan beurt bij
schuldeisers, de massa een faillissement.
P.179 Subordinated bonds, junior debt Wanneer er nog tegoed over is na het terugbetalen van de gewone
schuldeisers, dan komen de achtergestelde obligaties aan bod. Deze
obligatie noemt men de subordinated bonds.
P.179 Pari passu Obligaties met dezelfde senioriteit.
P.179 Rating Drukt de kans uit dat de emittent of de emissie binnen een bepaalde
horizon in faling zou kunnen gaan.
P.179 Ratingsbureaus Onderzoeken hoe kredietwaardig bedrijven of banken zijn. Ze
onderzoeken met andere woorden de financiële gezondheid van een
bedrijf of bank

35
P.179 Standard & Poor’s (S&P) IS een aandelenindex van de Verenigde Staten die een zeer betrouwbaar
beeld geeft van de ontwikkelingen op de Amerikaanse aandelenmarkt.
P.179 Moody’s Investor Services (Moody’s) Is een Amerikaanse kredietbeoordelaar, en is de grootste concurrent van
Standard & Poor's op dit gebied.
P.179 Fitch International Bank Credit Analysis Is een Amerikaanse kredietbeoordelaar en behoort met Moody's en
(Fitch IBCA) Standard & Poor's tot de belangrijkste spelers in obligatierating.
P.179 Haircut Het verschil tussen de marktwaarde van het onderpand en de lening die
de kredietgever aan u geeft om op de aandelenmarkt te handelen.
P.179 Collateral requirements Dekkingseisen van waarborgen.
P.179 Opinie Mening of oordeel.
P.180 Langetermijnrating Men spreekt over een langetermijnrating als de horizon die men voor
ogen heeft langer is dan één jaar. (Zie definitie rating hierboven)
P.180 Kortermijnrating Met deze rating schat men de risico op faling op korte termijn in.
P.180 Triple A De beste rating die men kan krijgen.
P.180 Double A Deze rating krijgt samen met de Triple C een modifier.
P.180 Triple C Deze rating krijgt samen met de Double A een modifier.
P.180 Modifier Staat bij de Double A en Triple C ratings. Bij S&P neemt die vorm aan van
een plus of minteken. Bij Moody’s neemt die vorm van een cijfer aan.
P.180 Default De eerste keer dat er een wanbetaling is op een lening.
P.180 Beleggingswaardig papier, investment Obligaties met een rating van AAA tot BBB-.
grade
P.180 Speculatief papier, speculative grade Alle obligaties met een rating onder BBB-.
P.180 Rommelobligaties, junk bonds Obligaties met een lage rating.
P.180 Prime Beleggingswaardig papier, van een goede kwaliteit.
P.181 Credit watch Een lijst die door ratingbureaus wordt gebruikt om aan te geven dat ze
de kredietwaardigheid van een bedrijf kunnen verlagen of verhogen.
P.181 Credit outlook Een vooruitzicht op de middellange termijn voor de richting van een
verandering van een kredietwaardigheidsoordeel. Als die positief is dan
gaat de rating stijgen en vice versa.
P.182 Gevallen engelen Obligaties die met een rating van beleggingswaardig papier dalen naar
speculatief paper.
P.182 Market implied ratings Dit zijn rating die via modellen dagelijks uit de prijzen van obligaties,
aandelen en credit default swaps worden gehaald.
P.182 Through-the-cycle-rating (TTC rating) Zo noemt Moody’s hun gewone rating. TTC rating geeft meer gewicht
aan langetermijnfactoren waardoor die stabieler is.
P.182 Point-in-time-rating (PIT rating) De rating die de MIRs weerspiegelen. Deze vertoont een meer cyclisch
karakter en neemt de volatiliteit van de markt voor een stuk mee over.
P.182 Nulcouponobligatie (zero coupon bond, Een obligatie waarbij de vergoeding van de belegger enkel bestaat uit de
zero bond) realisatie van een meerwaarde.
P.182 Couponbligatie, coupon bond Een obligatie met een vaste coupon.
P.182 Vastrentende waarden, fixed income Omdat die coupon bonds zo vaak voorkomen noemt men obligaties
securities soms ook wel vastrentende warden.
P.182 Couponrente, nominale rente, faciale rente De interestvoet die vermenigvuldigd wordt met de nominale waarde van
de obligatie om de hoogte van de coupon te betalen.
P.182 Lange coupon (long coupon) Wanneer de couponperiode over meer dan één jaar loopt.
P.182 Korte coupon (short coupon) Wanneer de couponperiode over een kortere periode dan één jaar loopt.
P.183 Kasbon met gestaffelde rente Voorbeeld van verschillende coupons op verschillende looptijden.
P.183 Coupon step up/down clausule Een clausule die voorzien wordt in de obligatie wanneer er onzekerheid
is over de grootte van de toekomstige coupons. De coupon zal wijzigen
wanneer een bepaalde kredietbeoordelaar zijn rating met één of meer
sprongen wijzigt.
P.183 Notches De sprongen waarmee de rating wijzigt.

36
P.183 Obligaties met rating-triggers Obligaties met een coupon step up/down clausule.
P.183 Floating rate note (FRN) De onzekerheid die er is over de hoogte van toekomstige coupons is er
ook wanneer de couponrente wordt gekoppeld aan de marktrente. We
krijgen dan een obligatie met een zwevende rente waarbij een
interbancair rentetarief als marktrente wordt gekozen. Deze ankerrente
kan dan verhoogd worden met een spread die vast is en dat noemt men
dan een floating rate note.
P.183 Variable rate note (VRN) Zelfde als hierboven maar hier is de spread variabel.
P.183 Inflatie-geïndexeerde obligaties (inflation Hier worden zowel de terugbetaalde hoofdsom als de coupons
linked bonds) geïndexeerd zodat de belegger beschermd wordt tegen inflatierisico.
P.183 Lotenleningen Een lotenlening is een variante op een obligatie die verbonden is aan een
soort loterij. Het bedrag van de loten wordt bepaald van bij de uitgifte
en er vinden regelmatig trekkingen plaats. Omdat er een mogelijke kans
bestaat bij de "loterij" is de intrest bij deze obligaties aan de lage kant.
P.183 Perpetuele obligatie, eeuwigdurende Lening zonder vervaldag.
obligatie
P.184 Consol, consolidated annuity Benaming voor een perpetuele obligatie.
P.184 Respijtperiode, grace period Is een periode automatisch toegekend op een lening waarbij de lener de
uitgever geen gelden hoeft te betalen voor de lening en de lener geen
boetes oplegt voor het niet betalen.
P.184 Bills Obligaties met een kortermijnsegment, deze hebben een looptijd tot (en
met) één jaar.
P.184 Notes Obligaties met een middellangetermijnsegment, deze hebben een
looptijd tot acht à tien jaar.
P.184 Bonds Obligaties met een langetermijnsegment, deze hebben een langere
looptijd dan tien jaar.
P.184 Structured notes, gestructureerde oblgaties Obligaties die binnen het middellangesegment vallen waarvan de
emittent een optie heeft toegevoegd. Deze structured notes
onderscheiden zich van mekaar door het mechanisme waarmee het
rendement voor de belegger wordt bepaald.
P.184 Uitloting Van een obligatielening wordt op een vooraf bepaald tijdstip een deel
afgelost. Door uitloting wordt er bepaald welke beleggers in aanmerking
komen om vervroegd uitbetaald te worden.
P.184 Fractionele terugbetaling Terugbetaling in delen van de lening en niet de totale lening. Dit is
mogelijk omdat leningen gedematerialiseerd zijn.
P.184 Vervroegd aflosbaar obligatie (callable Door een obligatie vervroegd losbaar te maken wordt de looptijd van de
bond) obligatie ingekort. Zo’n obligatie wordt een callable bond genoemd.
P.184 Puttable bond Wanneer het vervroegd beëindigen van een obligatie langs de kant van
de belegger komt en niet van de emittent.
P.185 Premieobligatie Een obligatie waarbij de terugbetaling boven pari is.
P.185 Obligaties met een wisseloptie De emittent heeft hier de keuze in welke munt hij de obligatie
terugbetaalt.
P.185 Reverse convertible De emittent kan naar keuze de nominale waarde terugbetalen, dan wel
de waarde van een bij de emissie vastgelegde korf van financiële activa.
P.185 Converteerbare obligatie (convertible De belegger heeft bij een convertible bond het recht om tijdens een
bond) vooraf gespecifieerde periode (de conversieperiode) de obligatie
volgens een vastgelegde conversieverhouding (omzettingsverhouding,
conversieratio) om te ruilen voor een aantal (wel gespecifieerde)
aandelen van diezelfde onderneming.
P.185 Conversieperiode Periode waarin converteerbare obligaties verwisseld kunnen worden in
aandelen.

37
P.185 Conversieverhouding Verhouding tussen het aantal converteerbare obligaties dat men in dient
te leveren en het aantal aandelen dat men ervoor terug ontvangt
P.185 Exchangeable bond Wanneer je een obligatie kan inruilen voor de aandelen van een andere
onderneming.
P.185 Obligaties met warrant De obligatiehouder heeft hier niet het recht op conversie, maar wel het
recht om via de warrant2 een op voorhand vastgesteld aantal aandelen
te verwerven tegen een op voorhand vastgestelde prijs. De warrant is
dus niets anders dan een aandelenoptie die bij de obligatie is gevoegd.
P.185 Ongedekte warrant Zo noemt men een warrant, waarbij er bij de uitoefening van een
warrant nieuwe aandelen worden uitgegeven. Deze worden uitgegeven
door de overheid.
P.185 Bond warrant Een warrant die de optie geeft om andere obligaties i.p.v. aandelen te
verwerven van die onderneming.
P.185 Conversiepremie Het verschil tussen de beurswaarde van de converteerbare obligatie en
de waarde van de obligatie, ofwel de conversiewaarde.
P.185 Hybride instrument Zo noemt men een converteerbare obligatie, omdat het zowel
kenmerken van obligaties als van aandelen toont.
P.185 Brady Bonds Een voorbeeld van wanneer de ontlener bankroet is en dat de
kredietverschaffers hierdoor iets anders terugkrijgen dan ze verwacht
hadden. Brady bonds zijn staatsobligaties van Latijns-Amerikaanse
landen, uitgegeven in het kader van de door de VS ondersteunde
schuldsanering.
P.186 Dirty price, cash price De obligatieprijs die berekend wordt als de verdisconteerde waarde van
de toekomstige kasstromen.
P.186 Verworven interest (accrued interest) Schuldrente die nog niet geïnd is.
P.186 Gequoteerde prijs, clean price De cash price – verworven interest.
P.187 Obligaties die in euro uitgedrukt zijn Spreekt voor zich.
P.187 Euro-obligaties Obligaties die geplaatst worden door een internationaal bankconsortium
of syndicaat van ten minste twee niet-verbonden leden die elk hun zetel
hebben in een verschillende staat.
P.188 Commercial paper programma Een kaderovereenkomst tussen de bank en de onderneming waarin de
bank zich verplicht op een best-effort basis binnen een afgesproken
kredietlijn papier te plaatsen bij geïnteresseerde beleggers.
P.188 Best-effort basis Is een middelenverbintenis. De bankier belooft om zijn best te doen om
het papier te plaatsen, maar garandeert dit niet. Bij een
resultaatverbintenis zou die dat wel doen.
P.188 Middelenverbintenis Verbintenis waarbij de bankier belooft om zijn best te doen om het
papier te plaatsen.
P.188 Resultaatverbintenis (fixed commitment) Verbintenis waarbij de bankier belooft om het papier te plaatsen.
P.188 Thesauribewijs Het commercial paper: verhandelbare schuldbekentenis die door
bedrijven wordt uitgegeven.
P.188 Short Term European Paper (STEP) Het initiatief heeft tot doel de marktgebruiken te laten convergeren door
het invoeren van een certificeringsprocedure die door de ECB
gehanteerd wordt als een noodzakelijke voorwaarde voor
beleenbaarheid. Die certificering noemt men het STEP. Wanneer een
bank dus geld wil lenen van de ECB en daar onderpand voor moet geven,
komt enkel commercial paper dat STEP gecertificeerd is daarvoor in
aanmerking.

Hoofdstuk 15: risicoafdekking

2
Een warrant is een soort optie, een warrant geeft iemand het recht om vóór of op een bepaalde datum effecten te kopen (call-
warrant) dan wel te verkopen (put-warrant) tegen een vooraf vastgestelde prijs..
38
P.190 Contanttransactie (spot transaction) Hierbij bereiken koper en verkoper een overeenkomst over de zaak en
de prijs en vindt er een onmiddellijke levering en betaling plaats. Een
onmiddellijke levering betekent meestal dat de uitvoering iets na de
transactie plaatsvindt. Stel men spreekt over een uitvoering T+2 dan
bedoelt men hiermee dat de uitvoering twee dagen na de
transactiedatum gebeurt.
P.191 Contantprijs (spot price) De prijs voor een onmiddellijke levering.
P.191 Termijncontract (outright forward contract) Is een OTC-contract waarbij overeengekomen wordt om een bepaalde
onderliggende waarde op een bepaald ogenblik in de toekomst
(leveringsdatum) te leveren (bij verkoop) of in ontvangst te nemen (bij
aankoop) tegen een leveringsprijs.
P.191 Leveringsdatum, settlement day, expiration Datum waarbij er goederen worden geleverd of in ontvangst worden
date genomen.
P.191 Leveringsprijs De prijs waarvoor de levering van goederen afgesproken is.
P.191 Forward rate agreement (FRA) Een termijncontract tussen twee partijen om in de toekomst het
verschil te verrekenen tussen een afgesproken renteniveau en de
marktrente op het tijdstip van het afsluiten van de lening.
P.191 Valutatermijncontract Afspraak waarbij partijen nu de koers afspreken voor een bedrag in
vreemde valuta’s dat pas over enige tijd ontvangen of betaald wordt.
Voordeel is dat voor degene die moet betalen of gaat ontvangen er nu
al zekerheid is hoeveel geld hij in zijn thuisvaluta zal ontvangen of moet
betalen.
P.191 Hedgen Engelse term voor het afdekken van een prijs- of koersrisico van een
bepaalde beleggingspositie. Bv: iemand die een aandelenportefeuille
heeft kan die hedgen tegen een eventuele koersdaling door bv
putopties te kopen.
P.191 Speculeren Speculeren is het nemen van risico's met als doel om relatief hoge
winsten te behalen.
P.191 Long Long gaan betekent dat je je ertoe verbindt om in de toekomst te
kopen. Als je long gaat zal je winst boeken wanneer de prijs van de
onderliggende waarde in de toekomst stijgt.
P.191 Short Als je short gaat, ga je opties/aandelen verkopen die men nog moet
kopen en afleveren. Als je short gaat zal je winst boeken wanneer de
onderliggende waarde daalt.
P.192 Zero-sum game Een wiskundige weergave van een situatie waarin de winst of het
verlies van elke partij wordt afgewogen door de winst of het verlies van
de andere partij. Dus concreet: de winst van de partij die long gaat, zal
het verlies zijn van de partij die short gaat en vice versa.
P.192 Waardefunctie Tekent de waarde van een product uit.
P.192 Payoff-functie De waardefunctie waarbij we op vervaldag alle mogelijke warden van
het termijncontract uittekenen in functie van de mogelijke prijzen van
de onderliggende waarde.
P.192 Payoff De kasstroom die het afgeleid product op vervaldag oplevert.
P.193 Schuldnovatie Schuldvernieuwing: de vervanging van een bestaande
leningsovereenkomst door een nieuwe, hetzij door het in de plaats
stellen van een andere schuldenaar of schuldeiser, hetzij door de
wijziging van de modaliteiten van de oude lening.
P.193 Cost of carry De financieringskost en de stockagekosten van de leveringsprijs
opgeteld bij de huidige contantkoers met de huidige waarde van de
inkomsten hierbij vermindert.

39
P.194 Convenience yield Het voordeel of de premie dat verbonden is aan het houden van een
onderliggend product of fysiek goed. Wanneer bezitters grondstoffen
hebben zijn ze niet geneigd om de voorraad grondstoffen op de markt
te verkopen. Zij zullen dat pas doen wanneer de leveringsprijs hoger
ligt dan de met de cost of carry verhoogde contantkoers. Zij vragen dus
een bijkomende fictieve inkomst om gecompenseerd te worden voor
de eventuele prijsspanningen op de contantmarkt. Convenience yield
zal oplopen bij schaarste aan grondstof. Wanneer er een overvloedig
beschikbare onderliggende waarde is dan gaat de conveniency yield
naar nul.
P.194 European Market Infrastructure Regulation Is een Europese verordening die regels bevat voor centrale
(EMIR) tegenpartijen en transactieregisters en onder andere tot doel heeft het
regelgevingskader voor ITC-derivatentransacties te versterken door de
stabiliteit, de transparantie en de efficiëntie op de derivatenmarkten
te verbeteren.
P.194 Commodity futures Futures op grondstoffen of goederen.
P.194 Financial futures Futures op financiële activa zoals aandelen of vreemde valuta. Zo heb
je de stock index futures, interest rate futures en currency futures.
P.194 Stock index futures Een future op een aandelenindex. De index is dus de onderliggende
waarde.
P.194 Interest rate futures Een future op een rentedragend instrument of op een zeker rentetype.
P.194 Currency futures Een future waarbij de ene valuta tegen een andere op een bepaalde
datum in de toekomst omgewisseld wordt tegen een op de
aankoopdatum vastgestelde prijs.
P.195 Notice to deliver De verkoper die zijn wenst tot levering bekendmaakt waarna de beurs
een tegenpartij uitloot die de levering dan dient te aanvaarden.
P.195 Settlement by offset Een positie die gedurende de looptijd van een future gesloten kan
worden door een tegengestelde transactie.
P.195 Settlement by delivery Wanneer de afwikkeling door fysieke levering gebeurt tijdens de
leveringsmaand.
P.195 Cash settlement Hierbij bepalen de partijen welke nettokastroom verschuldigd is indien
de short de onderliggende waarde zou leveren aan de long en deze
laatste de positie onmiddellijk zou sluiten door het contant verkopen
van de onderliggende waarde.
P.195 Futures Een future (of termijncontract) is een soort financieel derivaat,
namelijk een financieel contract tussen twee partijen die zich
verbinden om op een bepaald tijdstip een bepaalde hoeveelheid van
een product of financieel instrument te verhandelen tegen een vooraf
bepaalde prijs.
P.195 Registered brokers De handel van futures op de beurs verlopen door tussenkomst van
deze brokers. Zij mogen de transacties op de beurs uitvoeren.
P.195 Waarborg (initial margin) Bij het openen van de future-positie moet door zowel de koper als de
verkoper een waarborgsom worden gestort.
P.195 Waarborgrekening (margin account) Dit is een makelaarsrekening die beleggers in staat stelt geld
(hefboomfinanciering) van de makelaar te lenen om effecten te kopen.
Deze wordt dagelijks aangepast met de geboekte winst of verlies o.b.v.
de dagelijkse vastgestelde settlement price. Deze is niet persé de
closing price.
P.195 Settlement price Verwijst naar de marktprijs van een derivatencontract aan het einde
van een handelsdag.

40
P.195 Marking to market Verwijst naar de dagelijkse afwikkeling van winsten en verliezen als
gevolg van veranderingen in de marktwaarde van het effect. Dit wordt
gebruikt voor financiële derivaten, zoals futurescontracten.
P.195 Maintenance margin Het minimumbedrag aan eigen vermogen dat op een margerekening
moet worden aangehouden. Wanneer de maintenance margin
(meestal 75% van de initial margin) door een van de partijen bereikt
wordt dan zal de beurs aan die partij een margin call bezorgen.
P.195 Margin call Een verzoek van een makelaar dat een belegger verdere contanten of
effecten deponeert tot het niveau van de initiële waarborg om
mogelijke verliezen te dekken.
P.197 Basisrisico De basisrisico heeft men afgeleid van de term ‘basis’. Basis staat voor
het verschil tussen de leveringskoers en de contantkoers. Het
basisrisico stelt dus het risico voor dat de leveringskoers in de praktijk
niet gelijk zal zijn aan de contantkoers omwille van de veranderende
contantkoersen en cost of carry.
P.197 Handelsvolume (trading volume) Meet het aantal contracten dat per tijdseenheid verhandeld wordt.
Het aantal contracten dat verhandeld wordt hangt af van de
contactgrootte.
P.197 Open interest Telt het aantal contracten dat nog openstaat. Het telt dus voor hoeveel
contracten er nog verplichtingen vervuld moeten worden. Een open
positie die gesloten werd telt hier niet mee.
P.197 Marktwaarde (market value of market cap) Som van de waarde aan claims die openstaan en verhandeld kunnen
worden.
P.197 Notionele waarde (notional) Meet de grootte van de positie in termen van de onderliggende
waarde.
P.198 Valutaswap Contract waarbij de partijen een bedrag in twee verschillende valuta
met elkaar ruilen voor een bepaalde tijd.
P.198 Renteswap (interest rate swaps, IRS) Een overeenkomst tussen twee partijen waarbij zij gedurende een
bepaalde periode (bv halfjaarlijks), periodiek interestbetalingen zullen
uitwisselen op een hoofdsom (notional). De ene partij (floating rate
payer) zal een vlottende rente zoals LIBOR of EURIBOR verschuldigd
zijn en de andere (fixed-rate payer) zal een vaste rente betalen
(swaprente).
P.198 Notional principle amount of notional De vooraf bepaalde hoofdsom waarop de geruilde rentebetalingen zijn
gebaseerd.
P.198 Floating rate payer De partij die een vlottende rente zal moeten betalen op een hoofdsom
bij een renteswap.
P.198 Fixed-rate payer De partij die een vaste rente zal moeten betalen op een hoofdsom bij
een renteswap.
P.198 Swaprente De vaste rente die de fixed-rate payer moet betalen op een hoofdsom
bij een renteswap.
P.198 Bullet swaps Een standaardswap waarin de notionele waarde constant blijft over de
looptijd.
P.199 Swap spread Het verschil tussen de swaprente (een vaste rente) en een
overeenkomstig rendement op overheidsobligaties met dezelfde
looptijd.
P.199 Quality spread Het voordeel waarbij beide partijen d.m.v. een renteswap een
voordeligere ontleningsrente verkrijgt.
P.200 Balansbeheer (asset-liability management) Strategisch beheer van de activa en de passiva van een onderneming
ten aanzien van rente- en valutarisico. Voor balansbeheer kan men ook
gebruik maken van swaps.

41
P.201 Swap sale, swap assignment Hierbij neemt een derde partij de rechten en verplichtingen van één
van de originele contractanten over. Als de swap op het ogenblik van
de overdracht een positieve waarde heeft dan zal de overnemende
partij, de overgever uiteraard moeten betalen.
P.201 Swap reversal Hierbij sluit één van de partijen een omgekeerde swap (dezelfde
notionele waarde, dezelfde vlottende rente, dezelfde
betalingsfrequentie) met een derde partij voor de resterende looptijd
van de swap. Het originele contract verdwijnt hier niet. Men kan
gebruik van een swap reversal om een swap economisch te
neutraliseren.
P.201 Swap buy-back (swap cancellation) Het proces van beëindiging van een swapovereenkomst met
wederzijdse instemming van de partijen op een vroege datum vóór de
vervaldag.
P.201 Amortising swap Bij een amortising swap daalt de notionele waarde op een vooraf
vastliggende manier over de looptijd van de swap. Zij kunnen gebruikt
worden om hypotheeklening in te dekken waarbij de klant maandelijks
een vaste betaling doet die rente en kapitaalaflossingen dekt.
P.201 Accreting swap Bij een accreting swap stijgt de notionele waarde op een vooraf
vastliggende maner over de looptijd van de swap.
P.201 Roller-coaster swap Bij een roller-coaster swap kan de notionele waarde op en neer
variëren van periode tot periode.
P.202 Basisswap In een basisswap ruilen de partijen twee vlottende rentevoeten met
elkaar. Een ruil van een prime rate 3 naar een LIBOR is daar een
voorbeeld van.
P.202 Forward start swaps Swaps waar de ruil van de rentevoeten niet onmiddellijk start.
P.202 Interest rate/equity swaps Swaps waarbij een rente op bijvoorbeeld een termijnrekening wordt
geruild voor een rendement dat gerelateerd met een
aandelenportefeuille.
P.202 Optie Een financieel instrument dat de houder tegen de betaling van een
premie het recht geeft (niet de verplichting) om een bepaalde
hoeveelheid (=de contractgrootte) van een onderliggende waarde te
kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) aan een afgesproken
uitoefenprijs (strike price, exercise price).
P.202 Contractgrootte De hoeveelheid onderliggende waarde bij een optiepositie.
P.202 Putoptie Een put optie geeft u het recht om gedurende een bepaalde
vastgestelde periode een onderliggende waarde te verkopen.
P.202 Uitoefenprijs (strike price, exercise price) De prijs waartegen, gedurende de daarvoor vastgestelde optieperiode,
de onderliggende waarde door de houder van een optie kan worden
gekocht of verkocht.
P.202 Schrijver De verkoper van de optie, dus diegene die de short positie inneemt.
P.202 Europese opties of opties met een Europese Opties die enkel uitgeoefend kunnen worden op de vervaldag.
(uitoefen)stijl
P.202 Amerikaanse opties Opties die gedurende de hele looptijd uitgeoefend kunnen worden.
P.202 Bermuda-opties Een tussenvorm tussen de Europese en Amerikaanse opties waarbij je
op een beperkt aantal (al dan niet opeenvolgende- dagen) de optie kan
uitoefenen.
P.203 Aziatische opties (Asian strike options) Een tussenvorm tussen de Europese en de Amerikaanse opties. Dit is
een optie waarbij de uitoefenprijs bepaald wordt a.d.h.v. het
gemiddelde van de koersen van de onderliggende waarde gedurende
een bepaalde periode.

3
Laagst mogelijke rente wanneer je geld wil lenen.
42
P.203 Koper van de optie (long-positie) Deze heeft een recht tot uitoefening van de optie, maar nooit een
verplichting.
P.203 Schrijver van de optie (de short-positie) Deze is wel een verplichting aangegaan. Indien de koper zijn long call
wil uitoefenen, zal de schrijver verplicht zijn om tot levering van de
onderliggende waarde over te gaan.
P.203 Cash settlement Bij een optie op een aandeel wordt het onderliggende aandeel
geleverd, bij een optie op een obligatie wordt de onderliggende
obligatie geleverd. Bij een optie op een index kan men niet tot levering
van ‘index’ overgaan, hier zal de winst of het verlies cash ontvangen
worden en dus spreekt men over een cash settlement.
P.203 De optiepremie (de optieprijs) De optiepremie is de prijs waartegen een optie wordt verhandeld dan
wel de prijs waartegen een optie staat genoteerd.
P.203 Intrinsieke waarde De intrinsieke waarde wordt bepaald door het verschil in de huidige
prijs van het onderliggende aandeel en de uitoefenprijs van de optie.
Het is belangrijk om te weten dat alleen in-the-money opties
intrinsieke waarde hebben.
P.203 In-the-money Een optie is in-the-money als deze intrinsieke waarde heeft. Callopties
zijn in-the-money als de uitoefenprijs lager is dan de koers van de
onderliggende waarde. Putopties zijn in-the-money als de uitoefenprijs
hoger is dan de koers van de onderliggende waarde
P.203 Out-of-the-money Een optie zonder intrinsieke waarde wordt out-of-the-money
genoemd. Een calloptie is out-of-the-money wanneer de uitoefenprijs
hoger is dan de koers van de onderliggende waarde. Een putoptie is
out-of-the-money als de uitoefenprijs lager is dan de koers van de
onderliggende waarde. De premie van een out-of-the-money optie
bestaat alleen uit tijd- en verwachtingswaarde.
P.203 At-the-money optie Een optie is at-the-money als de uitoefenprijs (vrijwel) gelijk is aan de
actuele koers van de onderliggende waarde.
P.203 Tijdwaarde De extra vergoeding voor de kans om nog hogere winsten te realiseren.
P.204 Payoff-diagram Een overzicht van de winsten en verliezen voor een bepaalde
optiestrategie die is opgesteld vóór de uitvoering van de strategie. Het
diagram is een plot van de verwachte winst of het verwachte verlies
ten opzichte van de prijs van het onderliggende effect. Hierbij wordt er
enkel naar de kasstromen gekeken waartoe de optie aanleiding geeft
op de vervaldag.
P.204 Winstdiagram Grafische techniek waarbij de optiekoers wordt weergeven in relatie
tot de koers van de onderliggende waarde. Winstdiagram brengt de
premie in mindering van de kasstroom op de vervaldag.
P.206 Exotische opties Alle opties die afwijken van de standaard Europese/Amerikaanse call-
en putopties.
P.206 Structured notes Obligaties die binnen het middellangesegment vallen waarvan de
emittent een optie heeft toegevoegd. Deze structured notes
onderscheiden zich van mekaar door het mechanisme waarmee het
rendement voor de belegger wordt bepaald.
P.207 Package Een portefeuille van twee of meer standaard Europese calls, Europese
puts en termijncontracten.
P.207 Opties op opties, compound options Wanneer de onderliggende waarde van een optie, een optie is.
P.207 Chooser option, as-you-like-it optie Optie waarbij de houder van de optie na verloop van tijd kan kiezen of
de optie een call dan wel een put is.
P.207 Binaire opties, digitale opties Opties met een discontinue payoff die verdeeld kunnen worden in:
- Asset-or-nothing opties
- Pay-later opties

43
P.207 Asset-or-nothing opties Een optie waarbij een vast bedrag uitgekeerd zal worden wanneer de
onderliggende waarde boven de uitoefenprijs eindigt. Als de
onderliggende waarde zich onder de uitoefenprijs bevindt op de
vervaldag dan expireert de optie waardeloos.
P.207 Pay-later opties Opties waarbij enkel de premie betaald moet worden als de optie in-
the-money expireert. Deze optie kan zowel een put als een call zijn en
is eigenlijk een package van een plain vanilla4 (call)optie met een
binaire optie (short cash-or-nothing optie).
P.207 Barrière-opties Opties waarvan de payoff afhangt van het al dan niet bereiken van een
zeker niveau van de onderliggende waarde (=de barrière) gedurende
de looptijd van de optie. Deze opties kunnen knock in of knock out
type zijn.
P.207 Knock-in opties Barrière-opties waarbij er pas een recht op een call of put payoff wordt
gegeven aan de houder van de optie op voorwaarde dat de barrière
eerst geraakt wordt. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen
down-and-in en up-and-in.
P.207 Down-and-in opties Deze opties starten met een koers van de onderliggende waarde die
hoger ligt dan de barrière. De koers moet dus eerst dalen tot aan de
barrière voor de optie tot leven komt.
P.207 Up-and-in opties Hierbij wordt de barrière boven het huidige koersniveau gelegd zodat
de onderliggende waarde eerst moet stijgen om het recht te doen
ontstaan.
P.207 Knock-out opties Barrière opties waarbij de optie waardeloos is wanneer de barrière
wordt bereikt.
P.207 Up-and-out opties Hierbij wordt de barrière boven het huidige koersniveau gelegd zodat
de onderliggende waarde eerst moet stijgen vooraleer de optie
verdwijnt.
P.207 In-and-out opties Deze opties starten met een koers van de onderliggende waarde die
hoger ligt dan de barrière. De koers moet dus eerst dalen tot aan de
barrière voor de optie verdwijnt.
P.207 Lookback call De payoff wordt hier gedefinieerd als het verschil tussen de
onderliggende waarde op vervaldag en de minimaal bereikte
onderliggende waarde gedurende de looptijd van de optie. De
uitoefenprijs wordt dus op de laagste waarde gezet die de
onderliggende waarde bereikte. Dit zal dus een heel dure optie zijn.
P.207 Lookback put Hierbij zal de uitoefenprijs op de maximaal bereikte koers van de
onderliggende waarde gezet worden. Men zal dus aan de hoogst
bereikte waarde kunnen verkopen gedurende de looptijd van de optie.
P.208 Aziatische opties Opties waarbij één van de elementen van de payoff (S of K) bepaald
wordt door het nemen van het (rekenkundig) gemiddelde van een
aantal koersen op pre-gedefinieerde ogenblikken.
P.208 Average price option Wanneer de onderliggende waarde bepaald wordt a.d.h.v. een
gemiddelde bij Aziatische opties.
P.208 Average strike option Aziatische opties waarbij de uitoefenprijs als een gemiddelde berekend
wordt.
P.208 Exchange options, Margrabe options Opties waarbij de koper het recht krijgt om één activum te ruilen voor
een ander.
P.208 Rainbow options Opties waarvan de payoff afhangt van twee of meer onderliggende
waarden.

4
Een optie die zeer vaak gebruikt wordt. deze is ook erg gebruikelijk en transparant.
44
P.208 Basket options Opties waarbij de payoff afhangt van de waarde van een portefeuille
van onderliggende waarden.
P.208 Ongedekte warrant Al gezien (p. 185). Deze heeft ook een optiekarkater, maar de
uitoefening van de warrant geeft aanleiding tot uitgifte van nieuwe
aandelen.
P.208 Gedekte warrant Een gewoon optiecontract.

Hoofdstuk 16: overheidsobligaties

P.213 Overheidsschuld De nominale waarde van alle aan het einde van de
rapporteringsperiode uitstaande bruto verplichtingen van de macro-
economische sector ‘overheid’.
P.213 Schuld van de centrale overheid of schuld van Omvat naast de schuld die werd uitgegeven of werd overgenomen
de federale overheid door de federale overheid, ook de schuld van andere instellingen zoals
het Amortisatiefonds van de Lening voor Sociale Huisvesting
waarvoor de staat tussenkomst in de financiële lasten.
P.213 Amortisatiefonds van de Lening voor Sociale Een amortisatiefonds: Een reserve die een bedrijf vormt om afgesloten
Huisvesting obligatieleningen uit af te lossen. Een amortisatiefonds is een fonds dat
wordt gebruikt om de aflossing van een obligatielening te kunnen
garanderen.
P.213 Verhandelbare schuld Deel van de overheidsschuld dat bestaat uit openbare en op een
financiële markt verhandelbare leningen. De verhandelbare schuld
bedraagt zo’n 90% van de totale federale schuld.
P.213 Geconsolideerde schuld De schuld die de overheid t.o.v. zichzelf aanhoudt en die in de
consolidatie verdwijnt.
P.213 Primair saldo Begrotingsoverschot gezuiverd van rentelasten.
P.216 Lineaire obligatie, OLO In euro uitgedrukte gedematerialiseerde obligaties op de middellange,
lange en zeer lange termijn. OLO’s zijn a pari terugbetaalbaar op de
vervaldag. De meeste zijn vastrentend met een jaarlijkse coupon.
(Buiten een tweetal floating notes: obligaties met een variabele rente).
P.216 Obligatielijn Elke nieuwe gelanceerde OLO krijgt een nummer en ze worden
gelanceerd met een vaste vervaldatum en een vastgestelde rentevoet.
Dus stel je hebt OLO60met een jaarlijkse coupon van 4,25% en waarvan
je weet dat die zal vervallen binnen x aantal jaren dan wordt OLO60
een obligatielijn genoemd. Bij elke uitgifte van een nieuwe OLO (met
een nieuw nummer) open je in feite een nieuwe lijn. Er staan meestal
zo’n 20 à 30 OLO-lijnen tegelijk open.
P.216 Tranches Wanneer men de liquiditeit van de OLO’s wil verhogen zal men binnen
de door de overheid gekozen lijnen, bijkomende emissies doen. Zo’n
emissie in schijven noemt men tranches. Elke tranche zorgt er dus voor
dat het uitstaande bedrag aan OLO’s verhoogd wordt en dat de
liquiditeit van de desbetreffende OLO-lijn zal verhogen.
P.216 Fungibel Wanneer obligaties die in opeenvolgende tranches binnen één lijn
dezelfde kenmerken hebben. Kenmerken: vervaldag en
couponbetaling. Je kan dus geen onderscheid maken tussen de OLO’s
binnen eenzelfde lijn.
P.216 Grootboek van de staatsschuld Hierin worden OLO’s aangehouden via inschrijving op naam.
P.216 Dienst van het Groetboek Maakt deel uit van de Federale Dienst van de Staatsschuld en beheert
de inschrijvingen op naam betreffende leningen van de Belgische Staat.
P.217 Federaal Agentschap van de Schuld (Debt Is belast met het operationele beheer van de federale staatsschuld.
Agency)

45
P.218 Vaste overname via een banksyndicaat Techniek die de overheid enkel gebruikt bij de opening van een nieuwe
OLO-lijn.
P.218 Selling group Is een verzameling van investeringsbankiers die deelnemen aan de
distributie van nieuwe emissies aan potentiële investeerders. Bij een
emissie via een syndicaat zijn de recognized dealers de selling group.
P.218 Duration manager Binnen een syndicaat5 kan er ook een duration manager aanwezig zijn:
persoon die als taak heeft de volatiliteit op het ogenblik van de
prijszetting te beperken.
P.218 BAS Bloomberg electornic Auction System
P.218 Verzaken Je plicht niet nakomen.
P.218 Hollandse tender Tender: procedure waarbij d.m.v. inschrijving getracht wordt een
bepaalde dienst of product te verkrijgen. Een Hollandse tender is een
tender waarbij alle aanbieders de bedragen toegewezen krijgen tegen
de limietprijs i.p.v. de prijs die ze zelf geboden hebben.
P.218 Hoeveelheidstender Een tender waarbij de condities (de prijs) op voorhand bekendgemaakt
wordt en dan bieden de deelnemers enkel nog bedragen.
P.218 Amerikaanse Tender Men aanvaardt bij een Amerikaanse tender, alle offers die ingediend
zijn tegen prijzen die hoger zijn dan de door het Agentschap laagst
aanvaarde prijs (stopprijs, limietprijs), tegen de geboden prijs en voor
het volle bedrag. Kort gezegd: je geeft aan iedereen wat die zelf
aangeboden heeft.
P.219 Inschrijvingen buiten mededinging Enkel de primary dealers6 en enkele bevoorrechte intekenaars mogen
hieraan deelnemen. Er zijn twee inschrijvingen die buiten mededinging
ingericht worden:
- Eerste bankwerkdag na de aanbesteding kunnen primary
dalers en enkele bevoorrechte intekenaars zich via de gewone
inschrijving buiten mededinging inschrijven tegen de
gewogen gemiddelde prijs van de toewijzing;
- De tweede bankwerkdag na de aanbesteding kunnen de
primary dealers via de speciale inschrijving buiten
mededinging nog aan een extra niet-competitieve
aanbesteding deelnemen.
P.219 Gewone inschrijving buiten mededinging Eerste bankwerkdag na de aanbesteding kunnen primary dalers en
enkele bevoorrechte intekenaars zich via de gewone inschrijving
buiten mededinging: inschrijven tegen de gewogen gemiddelde prijs
van de toewijzing;

P.219 Speciale inschrijving buiten mededinging De tweede bankwerkdag na de aanbesteding kunnen de primary
dealers via de speciale inschrijving buiten mededinging nog aan een
extra niet-competitieve aanbesteding deelnemen.
P.220 Belgian Buy Back (BBB) Terugkoop van een OLO. Dit kan voor OLO’s die binnen de twaalf
maanden vervallen.
P.220 Omgekeerde aanbesteding Stel dat het bedrag dat men wil terugkopen te groot is dan kan de
Schatkist gebruik maken van een omgekeerde aanbesteding (reverse
auction), waarbij zowel de primary en recognized dealers7 in een BAS
book building procedure prijzen bieden waartegen zij de effecten terug
aan de Schatkist willen verkopen.

5
Combinatie van banken die bemiddelen bij een emissie van aandelen of obligaties.
6
De tweede bankwerkdag na de aanbesteding kunnen de primary dealers via de speciale inschrijving buiten mededinging nog
aan een extra niet-competitieve aanbesteding deelnemen.
7
Financiële tussenpersonen die zich ten opzichte van de Schatkist geëngageerd hebben door het onderschrijven van een
lastenboek. Zij onderscheiden zich van de primary dealers door het feit dat zij minder verplichtingen en rechten hebben
46
P.220 Splitsing van obligaties (bond stripping) Fenomeen dat rond de jaren ’80 is ontstaan, waarbij Amerikaanse
investeringsbanken overheidspapier opkochten en deze in een trust
plaatsen en daarna de trust effecten uitgaven die recht gaven op de
individuele kasstromen van de obligaties. Een couponobligatie wordt
dus gestript in een portefeuille van nulcouponobligaties.
P.220 STRIPS-programma Separate Trading of Registered Interest and Principal of Securities: elke
coupon en mantel worden een afzonderlijk verhandelbare obligatie.
P.220 Principal Only (PO) De Belgische OLO’s worden gesplitst in PO en IO-instrumenten. Deze
kunnen als zelfstandige gedematerialiseerde effecten verhandeld
worden. De PO-instrumenten zijn een vastrentende zekerheid
wanneer de houder het niet-rentedragende gedeelte van de
maandelijkse betalingen op de onderliggende lening ontvangt.
P.220 Interest Only-instrumenten (IO- De IO-instrumenten zijn effecten waarbij de houder het rentedragende
instrumenten) gedeelde ontvangt op de onderliggende lening.
P.221 BE-strips De nulcouponobligaties (zowel PO als IO) die fungibel worden gemaakt
om de liquiditeit te verhogen.
P.221 Synthetische OLO’s Wanneer men gaat herbundelen, dus losse BE-strips aan mekaar gaat
plakken, kan men meer OLO’s met een bepaalde vervaldag creëren dan
dat er oorspronkelijk waren uitgegeven omdat je stukken van andere
obligaties aan het gebruiken bent. Synthetische obligaties zijn dus
obligaties die ontstaan door het herbundelen van stukken van
verschillende obligaties.
P.221 Euro Medium Term Note (EMTN) Een gedematerialiseerd schuldinstrument dat uitgegeven wordt
binnen een EMTN-programma en die door de primary en recognized
dealer die per uitgifte wordt aangeduid, wordt geplaatst. Notes
worden net zoals OLO’s en de schatkistcertificaten aangehouden op
een effectenrekening of in het grootboek van de staatsschuld. Notes
zijn wel veel flexibeler aangezien ze een looptijd variërend tussen één
maand en honderd jaar kunnen hebben.
P.222 Euro Commercial Paper (ECP), de Kortetermijnobligaties die gebruikt worden om onvoorziene uitgaven
schatkistbons van de staat te financieren, ze kunnen doorlopend worden uitgegeven
en hebben looptijden die variëren tussen drie dagen en één jaar. Zij
kunnen zowel in Euro als in deviezen uitgegeven worden.
P.222 Schuldscheine, Schuldscheindarlehen In euro uitgedrukte leningsovereenkomsten die gericht op Duitse
professionele beleggers. Dit zijn geen effecten!
P.222 Staatsbon Gedematerialiseerde obligaties met een jaarlijkse coupon en met een
looptijd variërend van drie tot maximum tien jaar. De bedragen
moeten een veelvoud zijn van 100 euro.
P.222 Deposito’s In bewaring gegeven gelden zoals zichtrekening, spaarrekeningen en
termijnrekeningen.

Hoofdstuk 17: financiële ondernemingen

P.225 Monetaire financiële instellingen Instellingen die deposito’s aanhouden.


P.226 Kredietinstelling Financiële onderneming die van het publiek gelden in deposito neemt en
die voor eigen rekening kredieten verleent.
P.226 Effectenbank Een kredietinstelling die zich toelegt op effectentransacties en
vermogensbeheer.

47
P.226 Vergunning Om activiteiten te mogen uitoefenen moeten kredietinstellingen over
een vergunning beschikken.
P.226 Banklicentie De vergunning die de banken nodig hebben om activiteiten te mogen
uitoefenen.
P.226 Europees paspoort Wanneer een bank in België een vergunning krijgt dan kan die ook
diensten aanbieden via een bijkantoor of een
vertegenwoordigingskantoor in alle landen die tot de Europese
Economische ruimte behoren.
P.226 Bijkantoor Een bijkantoor verleent bancaire diensten onder de vlag van de
buitenlandse kredietinstelling.
P.226 Vertegenwoordigingskantoor Een vertegenwoordigingskantoor voert geen bancaire verrichtingen uit,
maar behartigt enkel de belangen van een buitenlandse kredietinstelling
voor het vergaren en verspreiden van informatie.
P.226 Dochteronderneming Een dochteronderneming heeft eigen rechtspersoonlijkheid en dient
over een eigen banklicentie te beschikken die uitgereikt wordt door de
toezichthouder in het gastland.
P.227 Effectieve leiding De effectieve leiding van de kredietinstelling moet toegekend worden
aan minstens twee personen die de passende ervaring hebben en die
professioneel betrouwbaar zijn. De effectieve leiding hoort fit & proper
te zijn.
P.227 Fit&proper De geschiktheidsbeoordeling van personen worden vaak omschreven als
de beoordeling van hun zgn. fit&proper karakter. De fit&proper-
beoordeling wordt uitgevoerd door de FSMA.
P.227 Onverenigbaarheden Als iemand de effectieve leiding heet dan mag die de functie niet
combineren met andere bestuursmandaten. Men spreekt dus over een
onverenigbaarheid.
P.227 Professionele betrouwbaarheid en Spreekt voor zich. Het zijn dus niet enkel de mensen die effectieve leiding
passende deskundigheid hebben die betrouwbaar moeten zijn en een passende ervaring moeten
hebben, maar ook de niet-uitvoerende bestuurders.
P.227 Interne audit Dit is een intern controlesysteem dat elk jaar geëvalueerd wordt. Men
gaat zien of de interne organisatie goed en betrouwbaar functioneert.
P.227 Compliance Men gaat kijken of een organisatie in overeenstemming met de geldende
wet- en regelgeving werkt. Het gaat hier dus over het nakomen van
normen of het zich er naar schikken => integriteitsbeleid
P.227 Risk management Risicobeheer: proces dat ten aanzien van de doelstelling risico’s
identificeert en beoordeelt.
P.227 Auditcomité Auditcomité monitort de wettelijke controle van de jaarrekening en
beoordeelt de onafhankelijkheid van de aangestelde externe auditor.
P.227 Vergoedingscomité (remuneratiecomité) Heeft een adviserende rol naar de raad van bestuur inzake het
beloningsbeleid van key identified staff: de werkers binnen een
onderneming die een bepaalde impact kunnen hebben op het
risicoprofiel van de onderneming
P.227 Risicocomité De leden buigen zich hier over de risicoappetijt, de
risicobeheersstructuren tot en met het tariefbeleid ten aanzien van
klanten.
P.227 Benoemingscomité Volgt het opvolgingsbeleid binnen de raad van bestuur op en na
screening zal het nieuwe bestuurders voordragen.
P.227 Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden Deze voorwaarden hebben betrekking op de financiële positie en de
risicostructuur van de activiteiten.
P.228 Financiële diensten Iedere dienst van bancaire aard op gebied van kredietverstrekking,
verzekering, individuele pensioenen, beleggingen en betalingen.

48
P.229 Holdings of portefeuillemaatschappijen Vennootschappen die als voornaamste bezigheid duurzame participaties
aanhouden in een of meer andere vennootschappen.
P.229 Merchant bank Benaming voor Angelsaksische vennootschappen die bij het verschaffen
van risicokapitaal meestal minderheidsparticipaties nemen. Het
oogmerk bij zo’n merchant bank is enkel het realiseren van een
meerwaarde op de participatie.
P.229 Venture capital Durfkapitaal of risicodragend kapitaal.
P.229 Cascadestructuur Een structuur die de holdings gebruiken waarbij de ‘bovenste’ holding
51 procent van de aandelen van de ‘onderstaande’ holding bezit. Deze
holding financiert zich vervolgens maximaal met bijkomend vreemd
vermogen en neemt dan op zijn beurt 51 procent van een derde
holding/onderneming. Op die manier kan de topholding met een
beperkte originele inleg in risicokapitaal, controle verwerven over grote
ondernemingen.
P.229 Financiële dienstengroep Een groep van ondernemingen die minstens één financiële onderneming
bevat. Als de moederonderneming zelf geen financiële onderneming is,
dan spreekt men van een gemengde financiële dienstengroep.
P.229 Bank-verzekeraar (banc-assurance) Is een voorbeeld van zo’n financiële dienstengroep.
P.229 Beleggingsondernemingen Verzamelnaam voor beursvennootschappen en vennootschappen voor
vermogensbeheer en beleggingsadvies. Op beleggingsondernemingen
zijn gelijkaardige vergunnings- en bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden van
toepassing als op kredietinstellingen, zij het dat rekening gehouden
wordt met de omvang van hun activiteiten.
P.229 Beursvennootschap Vennootschap waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een
gereglementeerde markt.
P.229 Beleggingsdiensten Diensten die worden aangeboden door financiële dienstverleners van de
FSMA of de NBB een vergunning hebben verkregen om
beleggingsdiensten te verstrekken.
P.230 Vennootschappen voor vermogensbeheer De vennootschappen die aan vermogensbeheer willen doen en
en beleggingsadvies beleggingsadvies willen geven. Om dit te kunnen doel krijgen ze een
vergunning van de FSMA en ze mogen naast vermogensbeheer ook
orders van beleggers ontvangen, ze doorgeven en ze uitvoeren.
P.230 Febelfin Belgische Federatie van de Financiële sector, is een organisatie die werd
opgericht in 2003. De vereniging Febelfin is zowel op nationaal als
internationaal niveau de belangrijkste vertegenwoordiger van de
Belgische financiële wereld.
P.231 Regulatoir kapitaal Het eigenvermogensconcept dat gehanteerd wordt in de minimale
eigenvermogensreglementeringen die banken moeten volgen. Totale
regulatoir kapitaal bestaat uit Tier 1-kapitaal en het Tier 2-kapitaal.
P.231 Tier-1-kapitaal, going-concern capital Bestaat uit
- Common equity Tier 1-kapitaal (CET1-kapitaal)
- Aanvullend Tier-1-kapitaal (AT1-kapitaal)

P.231 Common equity Tier 1-kapitaal (CET1- Bestaat uit de gewone aandelen (common shares) aangevuld met de
kapitaal) ingehouden winsten (retained earnings), maar na een aantal technische
correcties.
P.231 Aanvullend Tier-1-kapitaal (AT1-kapitaal) Omvat de niet-cumulatieve preferente aandelen en bufferobligaties
(enhanced capital notes, contingent convertible bond of kortweg
coco’s).
P.231 Enhanced capital notes, contingent Is een tussenvorm tussen een langlopende achtergestelde lening en een
convertible bond, coco’s aandeel, die verwant is aan de al langer bestaande converteerbare

49
obligatie, en die wordt uitgegeven door banken met een vast relatief
hoog rentepercentage.
P.232 Tier-2-kapitaal, gone-concern capital Bestaat uit onder meer achtergestelde schulden, door dit achtergestelde
karakter spreekt men ook over gone-concern capital. Terwijl er bij Tier
1-kapitaal verliezen direct geabsorbeerd kunnen worden, moet de bank
eerst in faling gaan vooraleer de verliezen aan de achtergestelde
schulden toegerekend kunnen worden.
P.232 Interbankenmarkt Bestaat uit het geheel van vorderingen en schulden op ten hoogste één
jaar die aangehouden worden tussen twee banken.
P.232 Daggeld (overnight money) Ontleningen voor één dag om tussentijdse kastekorten op te vangen.
P.232 Overnight transacties (O/N) We lenen vandaag en betalen we morgen terug.
P.232 Tom-next transactie (T/N) We lenen morgen en betalen overmorgen terug.
P.232 Spot-next transactie We lenen op de valutadag en betalen de volgende bankwerkdag terug.
P.232 Spot-a-week transacties We betalen zeven dagen na de valutadatum terug.
P.232 Onmiddellijke opvraagbare verbintenissen Tegoeden die banken in R/C bij elkaar aanhouden.
P.232 Nostri-rekening Een nostri-rekening van bank A is een rekening die bank A aanhoudt bij
een andere bank.
P.232 Vostri-rekening, loro-rekening A heeft het over een vostri-rekening wanneer een andere bank bij bank
A een rekening aanhoudt.
P.233 Inter bank bid rate De maximale rente die een bank bereid is te betalen op een deposito dat
bij haar geplaatst wordt.
P.233 Inter bank offer rate Minimale rente die een bank wil bekomen bij het uitlenen van fondsen.
P.233 Euribor (Euro Interbank Offered Rate) Is het benchmarktarief op de geldmarkt waartegen interbancaire
termijndeposito's met een vaste looptijd tot en met één jaar in
eurobedragen binnen de Europese Economische en Monetaire Unie
aangeboden worden door de ene primaire bank aan de andere primaire
bank.
P.233 Libor (London Interbank Offered Rate) De gemiddelde referentierentevoet waartegen een selectie van banken
op de Londense geldmarkt elkaar leningen verstrekt voor een bepaalde
termijn. De looptijd van deze interbancaire leningen ligt tussen een dag
en twaalf maanden en wordt voor tien verschillende valuta's gegeven.
P.233 Eonia (Euro OverNight Index Average) Gemiddelde rente die wordt aangerekend voor (unsecured) overnight
deposito’s.
P.234 Secured lending Een gedekte lening is een lening waarbij de kredietnemer bepaalde
activa (bijvoorbeeld een auto of een onroerend goed) als onderpand
voor de lening verpandt, die vervolgens een gedekte schuld wordt die
verschuldigd is aan de kredietgever die de lening verstrekt.
P.234 Repurchase agreements (repo’s, cessi- Een overeenkomst waarbij de ene partij (de sell-side) effecten contant
retrocessie) verkoopt aan een tegenpartij (de buy-side) en tegelijk de verbintenis op
zich neemt om soortgelijke effecten op termijn terug te kopen van de
eerste partij tegen een hogere prijs die bij het aangaan van de transactie
wordt vastgelegd. Als men contant verkoopt en op termijn terugkoopt
spreekt men over een repo. Met repo’s financieren we ons.
P.234 Reverse-repo Bekeken vanuit het standpunt van de partij die contant koopt en de
verbintenis aangaat om op termijn terug te verkopen. Bij reverse-repo’s
geven we krediet.
P.234 Collateral Effecten die als waarborg gegeven worden.
P.234 Credit repo Wanneer andere instrumenten dan overheidsobligaties als onderpand
gebruikt worden.
P.234 Haircut Het verschil tussen de marktwaarde van het onderpand en de lening die
de kredietgever aan u geeft om op de aandelenmarkt te handelen.

50
P.234 Repricing De geleende som en de waarde van het onderpand worden terug in lijn
gebracht.
P.234 Repo-rente De rente die een repo oplevert.
P.234 Cross currency repo’s Effecten in een andere munt dan de munt van de lening die als
onderpand gebruikt worden.
P.234 Overnight repo’s Repo’s met een looptijd van één dag.
P.234 Term repo’s Repo’s met een looptijd van minder dan drie maanden.
P.234 Maturity repo Repo’s met een looptijd tot de eindvervaldag van de effecten.
P.234 Open repo Repo’s waarbij de looptijd niet vastligt.
P.235 Central clearing counterparty (CCP) Is een is een financiële instelling die clearingdiensten aanbiedt voor de
transacties in effecten, derivaten en vreemde valuta.
Een CCP staat tussen twee clearinginstellingen (ook wel aangeduid
clearing members of clearing participants). Doel van de CCP is om het
risico's van het falen van één (of meer) van de clearinginstellingen te
verminderen.
P.235 Credit event Een kredietgebeurtenis: een wanbetaling, een faillissement of een
andere situatie die wordt erkend als van invloed op de
kredietwaardigheid van een land of organisatie
P.235 Referentie-entiteit (referentie-uitgever) De onderneming of de overheid die het referentie-activum heeft
uitgegeven.
P.235 International Swap and Derivatives Is een handelsorganisatie van deelnemers aan de markt voor over-the-
Association (ISDA) counter derivaten. Over-the-counter: markt waarbij financiële
transacties niet via de beurs verlopen, maar direct tussen twee partijen
afgesloten worden.
P.236 Credit default swap (CDS) Belangrijkste kredietderivaat. Een CDS is een contract waarbij één
contractpartij tegen de betaling van een premie (de CDS-spread, CDS-
premium of de CDS-rate) het kredietrisico op een onderliggende waarde
gedurende een bepaalde periode (tenor) verzekert.
P.236 Accrual payment Betaling waarbij je nog een deel van de verzekeringspremie moet
betalen. (Niet zeker)
P.237 Credit support annex Zal aan het CDS-contract detailleren welke collateral arrangement de
partijen gebruiken om deze tegenpartijrisico’s te mitigeren.
P.237 Basket credit default swap of basket CDS CDS-contracten waar de onderliggende waarde een korf van n
referentie-activa is.
P.237 First-to-default basket default swap Een basket CDS waarbij het volstaat dat één van de n referentie-
entiteiten een kredietgebeurtenis ondergaat.
P.238 Credit default swap index Heeft net zoals basket CDS meerdere referentie-entiteiten, maar de korf
is gestandaardiseerd.
P.238 Asset backed securities (ABS) Obligaties waarvan de betalingsverplichtingen (coupons en aflossing van
de hoofdsom) gehonoreerd worden door de inkomsten van een
portefeuille andere activa.
P.238 Mortgage backed securities (MBS) Een soort ABS dat wordt gedekt door een hypotheek. (MBS zijn
geëffectiseerde hypotheekleningen)
P.238 Residential mortgage backed securities ABS die zich baseren op hypotheekleningen op residentieel vastgoed.
(RMBS)
P.238 Commercial mortgaged backed securities ABS die hypotheekleningen op commercieel vastgoed als onderliggende
(CMBS) activa nemen.
P.238 Effectisering Herfinancieringstechniek waarbij toekomstige illiquide kasstromen
worden omgezet in liquid verhandelbare obligaties.
P.238 Effectiseringsvehikel (special purpose Een dochteronderneming van een onderneming die wordt beschermd
vehicle, (SPV), special investment vehicle tegen het financiële risico van de moedermaatschappij. Het is een
(SIV)) juridische entiteit die is opgericht voor een beperkte bedrijfsovername

51
of transactie, of het kan worden gebruikt als een financieringsstructuur.
SPV zal de leningenportefeuille overnemen, maar zal de dagelijkse
opvolging van de leningen uitbesteden aan de overdragende bank via
een servicing overeenkomst.
P.238 Vennootschap voor de belegging in De benaming voor SPV in België.
schuldvorderingen
P.238 Servicing overeenkomst Hierbij blijft de overdragende bank de kasstromen innen en zorgt zij voor
eventuele uitbetaling bij wanbetaling.
P.239 Watervalprincipe De terugbetaling die in tranches gebeurt, waarbij de meest bevoorrechte
eerst aan bod komt.
P.239 Collateralized debt obligations (CDO’s) De in tranches versneden ABS. Basisprincipe blijft hetzelfde: een
kredietrisicovolle onderliggende portefeuille moet de kasstromen
genereren om de CDO’s terug te betalen. De onderliggende portefeuille
kan bestaan uit fysieke activa zoals leningen en obligaties.
P.239 Collateralized loan obligation (CLO) Een CDO die zijn kasstromen ontvangt uit leningen.
P.239 Collateralized bond obligation (CBO) Wanneer de onderliggende obligatieportefeuille bestaat uit obligaties.
P.239 Balance sheet CDO Zowel CLO als CBO kan de vorm aannemen van een balance sheet CDO.
Deze CDO’s worden opgezet om vastrentende producten die zich op de
bankbalans van een bank bevinden te herverpakken en door te erkopen
op de markt.
P.239 Cash CDO’s CDO’s en CLO’s worden vaak aangeduid als cash CDO’s, omdat de
kasstromen van fysieke activa komen.
P.240 Gestructureerde CDO’s Hierbij zijn de onderliggende active gestructureerde producten of de
CDO wordt gestructureerd door het aankopen van een portefeuille
verschillende activa.
P.240 CDO van ABS CDO’s creëren van ABS.
P.240 CDO2 Een CDO van andere CDO’s.
P.240 Synthethic collateralized obligation (SCO) Bijzondere vorm van gestructureerde CDO. De SPV gaat in dit geval
kasstromen genereren door het opnemen van kredietrisico via het
verkopen van CDS-contracten.
P.240 Hypothecaire obligaties Obligaties waarvan de terugbetaling gewaarborgd wordt door een
specifiek toegewezen portefeuille van leningen.
P.240 Pfandbriefje De bekendste hypothecaire obligaties.
P.240 Covered bonds De ruime klasse van gewaarborgde obligaties ongeacht de aard van de
onderliggende waarborg.
P.240 Structured notes Bestaan uit een portefeuille van een standard obligatie en een
embedded option. De optie kan zowel aandelen, obligaties of zelfs
kredietrisico als onderliggende waarde hebben.
P.240 Credit linked note Waarbij de standaardobligatie wordt aangevuld met een CDS.
P.241 Catastrophe obligatie (cat bond) Een derde vorm van structured notes. Cat bonds laten
verzekeringsmaatschappijen toe om grote risico’s te spreiden over een
ruim publiek. Ze hebben meestal een korte looptijd (max drie jaar). De
betaling van de coupons en de terugbetaling worden afhankelijk gesteld
van het zich al dan niet voordoen van een catastrofaal risico zoals
orkanen.
- Als er een catastrofaal risico is wordt de hoofdsom gebruikt om
verzekerden te vergoeden. De obligatiehouder verlies zijn inleg.
- Geen catastrofaal risico: de obligatiehouder ontvangt een
coupon.

Hoofdstuk 18: De Centrale Bank

52
P.242 Eurosysteem Het Eurosysteem wordt gevormd door alle nationale banken van de
landen die behoren tot de eurozone aangevuld met de ECB.
P.242 Europees Stelsel van Centrale Banken Hierin zetelt de ECB samen met alle centrale banken van de EU, dus ook
deze van landen die geen deel uitmaken van de eurozone.
P.242 Monetair beleid of monetaire politiek Het geheel van maatregelen die een centrale bank kan nemen om de
waarde van de eigen valuta stabiel te houden. Hierbij wordt er een
onderscheid gemaakt tussen geldpolitiek en wisselkoersbeleid.
P.242 Geldpolitiek Geldpolitiek richt zich op de binnenlandse koopkracht (de inflatie)
P.243 Wisselkoersbeleid Wisselkoersbeleid richt zich op de externe koopkracht t.o.v. het
buitenland.
P.243 Governing council Raad van bestuur van het Eurosysteem.
P.243 Beleidsrentetarieven Officiële rente is de kortetermijnrente die wordt vastgelegd door de
centrale bank voor haar transacties met commerciële banken.
P.243 Eurostat Een directoraat-generaal van de Europese Unie, belast met het opmaken
van statistieken.
P.243 Duiven De bestuurders van de ECB worden verdeeld in duiven en haviken. Duiven
zijn voorstander van een soepel monetair beleid, dus een lage rente om zo
de economische groei te stimuleren.
P.243 Haviken De haviken concentreren zich vooral op het bestrijden van de inflatie en
staan dan ook voor een strak monetair beleid dat de rente liever hoger
ziet.
P.243 Geldhoeveelheid Hoeveelheid geld die in het economisch systeem in omloop is.
P.244 Maatschappelijke geldhoeveelheid Alle gelden die zich in handen van het publiek bevinden. Deze hebben de
(narrow money, M1) grootste liquiditeit.
P.244 Geldconvertibiliteit Goudconvertibiliteit betekent dat je altijd je biljetten kan inwisselen voor
goud.
P.245 Dekkingsgraad De ratio tussen de gouden munten (die nog dienen ter dekking van de
uitgegeven biljetten) en de uitgegeven biljetten.
P.246 Kasreserve Bestaat uit de ontvangen bankbiljetten van de commerciële bank.
P.246 Reservecoëfficiënt Het percentage van de totale deposito’s dat door de banken in
liquiditeiten moet worden aangehouden, om aan eventuele
geldopvragingen van haar cliënteel tegemoet te kunnen komen.
P.246 Chartale geldlek Het chartale geld dat niet terug gedeponeerd wordt op een zichtrekening,
maar wordt aangehouden.
P.246 Basisgeld Alle bankbiljetten die door de centrale bank worden uitgegeven, alsook de
deposito’s die de commerciële banken bij de centrale bank aanhouden.
P.247 Intermediate money, tussenliggende M1 plus deposito’s met een looptijd tot twee jaar en alle deposito’s met
geldhoeveelheid, M2 een opzegtermijn van drie maanden.
P.247 Broad money, de ruime geldhoeveelheid, M2 + repo’s, deelbewijzen in geldmarktfondsen en kortlopende
M3 schuldbewijzen met een looptijd tot twee jaar.
P.248 Bankreserves De rekeningen die de commerciële banken bij de centrale bank
aanhouden.
P.248 Minimale reserveverplichtingen Banken worden verplicht om in functie van de hoogte van de deposito’s
een minimale hoeveelheid aan centrale bankreserves aan te houden.
P.249 Basisherfinancieringstransacties (Main Dit zijn de belangrijkste openmarktverrichtingen. De CB verschaft via een
Refinancing Operations, MRO’s) wekelijkse veiling financiering via repo’s m.a.w. de CB koopt het
onderliggend papier en belooft om dat na één week terug te verkopen.
P.249 Langer lopende Deze repo’s worden om de maand aangeboden en hebben een looptijd
herfinancieringstransacties (Long-Term van drie maanden.
Refinancing Operations, LTRO’s)
P.249 Fine tuning (reverse) operations (FTO’s) Hierbij kan de ECB via repo’s of deviezenswaps ingrijpen op bruuske
marktgebeurtenissen.

53
P.249 Structurele transacties Nog een manier voor het Eurosysteem om liquiditeitssturende activiteiten
te ontplooien.
P.249 Eindedagfaciliteiten Deze moeten de liquiditeitsoverschotten/tekorten van de banken op het
einde van de dag opvangen: hebben de banken een tekort op het einde
van de dag dan kunnen zijn zich via de interbankenmarkt financieren. Bij
een gebrek aan interbancaire fondsen kunnen zij zich richten tot hun
nationale centrale bank voor een één-dags overbruggingskrediet tegen
een rente die hoger is dan de marginale beleningsrente (= plafondrente),
of ze kunnen voor één dag beleggen tegen de depositorente
(bodemrente).
P.249 Kwantitatieve versoepeling (quantitative Vorm van directe geldschepping door een centrale bank, waarbij deze
easing) effecten aankoopt met voor dat doel gecreëerd geld.
P.249 Forward guidance De ECB verschaft hierbij inzicht over het toekomstig verloop van de
beleidsrentes.

Hoofdstuk 19: Regelgevers

P.253 Financial Stability Board (FBS) Internationale toezichthouder in de financiële wereld, die waakt over de
financiële stabiliteit.
P.254 Bank van Internationale Betalingen (Bank De BIS kan je beschouwen als de bank van de centrale banken. Deze bank
of Internationale Settlements, BIS) streeft internationale monetaire en financiële samenwerking na.
P.254 Basel-comité (Basel Committee on Is een internationaal comité voor toezichthouders op banken. Het is
Banking Supervision, BCBS) gevestigd in Bazel in het kantoor van de Bank for International
Settlements, maar is een afzonderlijke entiteit.
P.255 Micro-prudentieel toezicht Toezicht op de individuele banken.
P.255 Macro-prudentieel toezicht Waakt over de stabiliteit van het financiële systeem in zijn geheel.
P.255 Consultative paper Het Basel-comité werkt o.b.v. publieke consultaties. En ontwerp voor een
nieuw standaard= consultative paper wordt eerst voorgelegd aan de
sector voor opmerkingen waarna na herwerking de definitieve standaard
uitkomt. Soms maakt men ook gebruik van quantitative impactstudies
P.255 Quantitative impact studies Men kan dit gebruiken om na te gaan in welke mate de nieuw
vooropgestelde regels hun doel bereiken door aan een aantal instellingen
te vragen ze hypothetisch toe te passen zodat men de impact op de sector
in kaart kan brengen.
P.256 Kapitaalgerelateerde maatregelen Deze wordt opgedeeld in drie pijlers:
- De eerste pijler bepaalt het minimale regulatoire kapitaal dat een
bank minimaal moet aanhouden voor het afdekken van krediet-,
markt- en operationeel risico.
- Tweede pijler concentreert zich op het totale risicobeheers- en
toezichtssyteem en bepaalt het economisch kapitaal dat nodig is
om alle risico’s die de bank neemt af te dekken.
- Derde pijler: legt minimale publicatieverplichtingen op waardoor
banken transparantie moeten geven over de door hen genomen
risico’s.

P.256 Risicogewogen activa Het bedrag van een risicogewogen activa bekomt men door de waarde van
het activum te vermenigvuldigen met een risicogewicht dat ofwel door de
regelgever wordt opgelegd ofwel door de bank o.b.v. modellen wordt
gesuggereerd en dat vervolgens wordt aangenomen door de
toezichthouder.

54
P.256 Kapitaalconserveringsbuffer Vertrekt van het idee dat banken een extra buffer moeten opbouwen in
perioden van voorspoed om hen in staat te stellen om ook in crisistijden
aan de minimumkapitaalregels te voldoen.
P.257 Contracyclische kapitaalbuffer Deze buffer vertrekt van een gelijkaardige filosofie als de
kapitaalconserveringsbuffer.
P.257 Internal capital adequacy assessment Proces dat een bank gebruikt om haar algehele kapitaaltoereikendheid te
process (ICAAP) beoordelen.
P.257 Liquiditeitsgerelateerde maatregelen Maatregelen die te maken hebben met de liquiditeit. Hierbij zjin er twee
liquiditeitsratio’s in het leven geroepen:
- Liquidity coverage ratio beoogt het opvangen van
liquiditeitsschokken op korte termijn.
- Net stable funding ratio heeft een langetermijndoel en beoogt
het garanderen van stabiele langetermijnfunding.
P.257 Internal liquidity adequacy assessment Proces om de liquiditeitsbeheersing te evalueren.
process (ILAAP)
P.258 Committee on Payments and Market Nog een onderdeel van de BIS dat standaarden uitwerkt op het vlak van
Infrastructures het betalingsverkeer.
P.258 International Organisation of Securities Verricht regelgevend werk op het vlak van effectentransacties.
Commissions (IOSCO)
P.259 CRD-IV Benaming voor de richtlijn CRD en de verordening CRR inzake
kapitaalvereisten tezamen. CRD-IV is de vertaling van het Basel-III-akkoord
in de Europese (bindende) rechtsregels. CRD legt de
toelatingsvoorwaarden vast voor het oprichten en beheren van een
kredietinstelling of van een beleggingsonderneming.
P.259 MIFID Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten.

P.259 Europese marktinfrastructuur-richtlijn Hierin worden regels vastgelegd met betrekking tot de werking van OTC-
(EMIR-richtlijn) markten, onderpand, centrale tegenpartijen en transactieregisters.
P.259 Solvailiteit-II-richtlijn Harmoniseerde vooral bestaande regels rond kapitaalbeslag.
P.259 Ombinus-II-richtlijn Bracht wijzigingen in de toezichtsstructuur voor de verzekeraars aan.
P.259 PSD2-richtlijn (Payment Services Directive Dankzij deze richtlijn werd de markt van het betalingsverkeerd
2) opengesteld voor andere aanbieders.
P.259 PRIIPs-verordening Legt verplichtingen op rond de informatievertrekking bij Packed Retail and
Insurance-based Investment Products
P.259 Regulatoir risico De risico’s verbonden aan wijzigingen in de wet- en regelgeving die van
toepassing is op de uitgever en op de banksector, alsmede het risico dat
bepaalde reglementeringen niet zouden worden gerespecteerd.

Hoofdstuk 20: toezicht

P.261 Twin peaks-model Bij een twin peaks-model worden de toezichtsbevoegdheden verdeeld
over twee onafhankelijke instellingen: toezicht op de markten en gedrag
werd toegewezen aan FSMA. Het micro en macro-prudentieel toezicht op
de financiële sector werd toegewezen aan de centrale bank.
P.263 Europees Systeem voor Financieel Is een netwerk rond drie Europese Toezichtsautoriteiten:
Toezicht (European System of Financial - European Supervisory Authorities
Supervision, ESFS) - Europees Comité voor Systeemrisico’s
- Nationale toezichtouders
Ze stuurt zowel micro- als macro-prudentieel toezicht aan.
P.263 European Supervisory Authorities (ESA’s) De ESA’s zijn:
- De Europese Bankautoriteit (EBA)

55
- De Europese Autoriteit voor Verzekeringen en
Bedrijfspensioenen (EIOPA)
- De Europese Autoriteit Effecten en Markten (ESMA).
In samenwerking met de Europese Commissie werken zij aan de
harmonisering van het financieel toezicht door het ontwikkelen van
prudentiële normen.
P.263 De Europese Bankautoriteit De EBA is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de stresstesten op
Europese banken.
P.263 De Europese Autoriteit voor EIOPA maakt deel uit van het Europees Systeem voor financieel toezicht.
Verzekeringen en Bedrijfspensioenen Het is een onafhankelijk orgaan dat advies geeft aan de Europese
(EIOPA) Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.

P.263 De Europese Autoriteit Effecten en Is een onafhankelijk instantie die de belegger moet beschermen en de
Markten (ESMA). orde en stabiliteit van de financiële markten moet bevorderen.
P.264 Bankenunie Een constructie waarbij twee of meer staten een gezamenlijk beleid
voeren ten aanzien van banken. Het idee was dat de verantwoordelijkheid
over de financiële sector niet meer bij de nationale overheden mag, maar
op Europees niveau lag. De bankenunie rust op drie pijlen:
- Een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme
- Gemeenschappelijk herstel- en afwikkelingsmechanisme
- Gemeenschappelijk depositogarantiestelsel
P.264 Gemeenschappelijk Om de deposito’s die op de bank staan veilig te stellen gaat de bank die in
depositogarantiestelsel een soort verzekeringsfonds leggen en dat noemt men een
depositogarantiestelsel. Minimumniveau op Europees vlak is 100.000 euro
per persoon, per bank.
P.264 Europees beschermingsfonds Een beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten zal
waarborgen gaan verlenen aan personen die hun financiële instrumenten
en deposito’s verliezen. Europa wil nu verdergaan met het creëren van een
nu een Europees beschermingsfonds.
P.264 Gemeenschappelijk Moet ervoor zorgen dat banken op een ordentelijke manier failliet kunnen
afwikkelingsmechanisme gaan zonder dat de reële economie, noch de belastingbetaler daar onder
moet lijden.
P.264 Gemeenschappelijk Bestaat uit de ECB en de bevoegde nationale autoriteiten (NBA’s). Het
Toezichtsmechanisme, Single Supervisory hanteert gemeenschappelijke regels en standaarden, de single rulebook
Mechanism, SSM genaamd, als basis bij het prudentieel toezicht. De single rulebook omvat
zowel de richtlijn kapitaalvereisten (CRD-IV) die de Basel-III-regels
implementeert, de richtlijn depositogaranties DGSD) als de richtlijn bank
recovery and resolution (BRRD).
P.265 Gezamenlijk toezichtsteam, Joint Het dagelijkse toezicht op belangrijke banken ligt in hun handen. De JST
Supervisory Team, JST wordt voor elke bank door de ECB samengesteld en wordt aangestuurd
door een coördinator vanuit de ECB die bij voorkeur niet afkomstig is uit
het land waar de onder toezicht staande instelling gevestigd is.
P.265 Supervisory review and evaluation SSM voert zijn toezicht door gebruik te maken van SREP. Dit proces bestaat
process, SREP uit drie hoofdelementen:
- Risicobeoordelingssysteem dat het niveau van de genomen
risico’s en de controle erop evalueert.
- Procesevaluatie voor kapitaal-en liquiditeitstoereikendheid: de
ICAAP evalueert het interne proces inzake
kapitaaltoereikendheid, de ILAAP doet dit voor de
liquiditeitstoereikendheid.
- Methodologie voor kapitaal-en liquiditeitsberekening die de
behoeften evalueert in termen van risicobeoordeling.

56
P.266 Colleges van toezichthouders Richtlijn Kapitaalvereisten (CRD-IV) legde op om colleges van
toezichthouders op te richten voor grensoverschrijdende bankgroepen.
Binnen die colleges wordt er een consoliderende toezichthouder
aangesteld. De colleges werken volgens de EBA-, Basel-comité-richtlijnen.
P.266 Europees comité voor Systeemrisico’s, Het verantwoordelijke orgaan voor macro-prudentieel toezicht in de EU.
(European Systemic Risk Board, ESRB) De ESRB is geen onderdeel van de ECB. ESRB vergaart en analyseert alle
relevantie informatie die nodig is om systeemrisico’s te detecteren. De
ESRB werkt samen met de ESA’s en ook met internationale regelgevers.

57

You might also like