Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 17

Margaret Atwood: Kattenoog

Oorspronkelijke titel: Cats Eye, McClelland and Stewart, Toronto 1988 Nederlandse vertaling: Margaret Atwood: Kattenoog (Katteoog) vert. Gerrit de Blaauw Het boek wordt voorafgegaan door de mededeling dat het hier een roman betreft en geen autobiografie. De roman is opgedragen aan S. Hierna volgt een soort voorwoord resp. dankwoord, waarin een aantal kunstenaars, wetenschappers, uitgeefsters en naasten wordt genoemd. Het boek heeft twee mottos meegekregen: Het eerste uit Eduardo Galeano Kroniek van het vuur 1: Het Begin (Memory of Fire: Genesis) Toen de Tukunas haar het hoofd afsloegen, ving de oude vrouw haar eigen bloed in haar handen op en blies het naar de zon. Mijn ziel gaat ook bij jou naar binnen! riep zij. Sindsdien ontvangt degeen die iemand doodt, of hij wil of niet, de ziel van zijn slachtoffer in zijn lichaam. Het tweede uit Stephen W. Hawking Het Heelal (A Brief History of Time) Waarom herinneren we ons het verleden, en niet de toekomst? Eduardo Galeano (1940- ) is een Uruguyaanse schrijver en journalist. Hij verwierf wereldfaam met de monumentale trilogie Kroniek van het vuur. Dit is een geschiedenis van Noord- en Zuid-Amerika aan de hand van portretten van historische figuren: legerleiders, arbeiders, revolutionairen, kunstenaars etc. Hij is met name kritisch over de koloniale verhoudingen en de uitbuiting van Zuid-Amerika. Stephen Hawking (1942- ) is een Britse natuurkundige. Hij schreef de populaire bestseller A Brief History of Time waarin kosmologische onderwerpen als de Big Bang, zwarte gaten, de snaartheorie, etc. aan leken worden uitgelegd. Kattenoog was de negende roman van Margaret Atwood. Niet eerder was de wereld van meisjes in de leeftijd van acht tot twaalf - hun vriendschappen, hun ontwikkeling, hun onderlinge verhoudingen en de invloed hiervan op hun latere leven - zo grondig verkend en met zoveel inzicht beschreven. Volgens Atwood werd dit nooit gezien als serieus literair materiaal, dus hier lag voor haar een uitdaging.

Biografie
Margaret Atwood werd in 1939 in Ottawa, Canada geboren, als tweede van drie kinderen. Haar vader, Carl Atwood, was entomoloog (zoloog, met als specialisatie insekten), haar moeder, Margaret Killam, ditiste. Een groot deel van haar jeugd bracht Margaret door in de wilde natuur van Noord Noord-Quebec, waar haar vader een onderzoekscentrum leidde. In 1946 verhuisde het gezin naar Toronto. Pas toen ze elf was begon Margaret regelmatig naar school te gaan. In 1959 deed ze eindexamen en begon een literatuurstudie aan de universiteit van Toronto, daarna ging ze naar Radcliffe College, Cambridge, Massachusetts, en vervolgens naar Harvard. In 1967 studeerde ze af. Ze bekleedde diverse academische posten en was aan een aantal universiteiten 'writerin-residence. Ze heeft veel gereisd en woonde o.a. in Boston, Vancouver, Montreal, London, de residence. Provence, Berlijn, en Edinburgh. Momenteel woont ze in Toronto met haar tweede echtgenoot, schrijver Graeme Gibson. Ze hebben n dochter. Haar twee jaar oudere broer, Harold, is hoogleraar fysiologie en zologie aan de universiteit van . Toronto.

Uit de schoolkrant van Leaside High School, Margarets middelbare school in Toronto Al op 19-jarige leeftijd debuteerde ze met een poziebundel. Margaret Atwood heeft zich in allerlei jarige genres bewogen: pozie, romans, essays, korte verhalen, kinderboeken, science fiction. Ze heeft meer dan dertig titels op haar naam staan. Belangrijke themas in Atwoods werk zijn de Canadese culturele identiteit en de rol van de vrouw in de elangrijke maatschappij. Ze groeide op in een tijd waarin beide zaken drastisch veranderden. Canada leed lang onder een minderwaardigheidscomplex tengevolge van de overweldigende invloed van buurland Amerika en het feit dat Canada een kolonie was. Canada werd eerst door de Fransen gekoloniseerd; in 1763 kwam het in Britse handen. Canada in zijn huidige vorm ontstond op 1 juli 1867 toen Boven-Canada (Ontario) en Beneden ) Beneden-Canada (Quebec) werden verenigd in de Dominion of ) Canada. Tot 1932 had Canada slechts beperkte zelfstandigheid en pas in 1982 verdween het laatste . restje Britse controle over het land. Het staatshoofd van Canada is nog steeds koningin Elizabeth II, vertegenwoordigd in Canada door de Gouverneur-generaal. In de jaren 60 en 70 was er sprake van een enorme culturele groei en ontstond er voor het eerst een gevoel van nationale identiteit, ook onder invloed van de Wereldtentoonstelling van 1967 in Montreal. Margaret Atwood verkent in haar werk de machtsstructuren in de maatschappij di vrouwen beperken in die hun ontwikkeling, zowel wat betreft hun carrire als hun relaties met mannen. De vrouwelijke hoofdpersonen in haar boeken proberen zich meestal aan de hun opgelegde rolpatronen te ontworstelen en een eigen identiteit te creren. Hiernaast heeft ze belangstelling voor mythologische onderwerpen. Ze Hiernaast zoekt vaak de grenzen van verschillende genres op en gebruikt graag elementen van fantasy, horror en science fiction in haar romans. Margaret Atwood heeft talloze literaire prijzen ontvangen De bekendste zijn de Governor General's ontvangen. Award voor haar tweede poziebundel The Circle Game en de Booker Prize (2000) voor haar roman The Blind Assassin.

Bibliografie
Pozie Double Persephone. Toronto: Hawkshead Press. 1961. The Circle Game. Toronto: House of Anansi, 1964. The Animals in that Country. Boston: Little Brown, 1968. The Journals of Susanna Moodie. Toronto: Oxford University Press, 1970. Procedures for Underground. Toronto: Oxford University Press, 1970. Power Politics. Toronto: Anansi, 1971. You are happy. Toronto: Oxford University Press, 1974. Selected Poems. Toronto: Oxford University Press, 1976. Two-headed poems. Toronto: Oxford University Press, 1978. True Stories. Toronto: Oxford University Press, 1981. Murder in the Dark: short fictions and prose poems. Toronto: Coach House Press, 1983. Interlunar: poems. Toronto: Oxford University Press, 1984. Selected Poems II (1976-1986). Toronto: Oxford University Press, 1986. Selected Poems (1965-1975). Boston: Houghton Mifflin, 1987. Morning in a Burning House. Toronto: McCelland & Stewart, 1995. Eating Fire: Selected Poetry 1965-1995. Toronto: Oxford University Press, 1998. Romans The Edible Woman. Toronto: McClelland & Stewart, 1969. Surfacing. Toronto: Markam, Ontario: Paperjacks, 1972. Lady Oracle. Toronto: McClelland & Stewart, 1976. Life Before Man. Toronto: McClelland & Stewart, 1979. Bodily Harm. Toronto: McClelland & Stewart, 1981. The Handmaid's Tale. Toronto: McClelland & Stewart, 1985. Cat's Eye. Toronto: McClelland & Stewart, 1988. The Robber Bride. Toronto: McClelland & Stewart, 1993. Alias Grace. Toronto: Seal Books, 1996. The Blind Assassin. Toronto: Random House, 2000. Oryx & Crake. Toronto: Random House, 2003. Moral Disorder.Toronto: McClelland & Stewart, 2006. The Penelopiad. Toronto: Vintage Canada, 2006. Korte verhalen Dancing Girls and Other Stories. Toronto: McClelland & Stewart, 1977. Bluebeard's Egg. Toronto: McClelland & Stewart, 1983. Murder in the Dark: short fiction & prose poems. Toronto: Coach House Press, 1983. Wilderness Tips and Other Stories. Toronto: McClelland & Stewart, 1991. Good Bones. Toronto, 1992. Bottle. Hay-on-Wye: Hay Festival Press, 2004. The Tent. New York: Doubleday, 2006 Kinderboeken Up in the Tree. Toronto: Groundwood Books, 2006. Bashful Bob and Doleful Dorinda. Toronto: Key Porter Kids, 2004. Rude Ramsay and the Roaring Radishes. Toronto: Key Porter Books, 2003. Princess Prunella and the Purple Peanut. Toronto: Key Porter Kids, 1995. For the Birds. Buffalo, N.Y.: Firefly Books, 1990. Annas Pet. (with Joyce Barkhouse). Toronto: J. Lorimer, 1980.

Samenvatting
Hoofdpersoon van Kattenoog is Elaine Risley, een succesvolle schilderes van middelbare leeftijd. Zij vertelt twee verhalen: het eerste is dat van haar verblijf in Toronto ter gelegenheid van een overzichtstentoonstelling van haar schilderijen: dit wordt gedomineerd door herinneringen aan haar jeugd en haar jeugdvriendin Cordelia, beschrijvingen van Toronto vroeger en nu, haar haatliefdeverhouding met de stad, bespiegelingen over haar relaties met mannen, commentaar op de naderende tentoonstelling en gedachten over haar carrire en het ouder worden. Het wordt duidelijk dat Elaine geen hoge dunk van zichzelf heeft, daarnaast heeft ze een problematische verhouding met vrouwen en lijdt ze onder depressies. Hoe dat zo gekomen is, horen we stukje bij beetje in het tweede veel gedetailleerdere - verhaal, dat van haar jeugd. In allebei is Elaines beste vriendin Cordelia op een obsessieve manier aanwezig. Als Elaine na jaren in Vancouver te hebben gewoond terugkeert in Toronto wordt ze gekweld door herinneringen aan haar jeugd en haar jeugdvriendin Cordelia. Ze moet met die onverwerkte traumas in het reine komen om haar gevoel van eigenwaarde en haar eigen identiteit terug te vinden. Tot haar achtste leidt Elaine een onconventioneel leven in het ruige noorden van Canada. Haar vader is entomoloog en doet daar veldonderzoek. Het gezin - Elaine heeft n broer, Stephen - trekt rond en overnacht in tenten en armoedige motelletjes. De kinderen gaan niet naar school, maar krijgen les van hun moeder. Elaine is gelukkig, maar ze verlangt naar vriendinnetjes van haar eigen leeftijd. Als haar vader universitair docent wordt in Toronto, vestigt het gezin zich in de stad. Elaine gaat er voor het eerst naar school. In eerste instantie wordt ze vriendinnen met Carol Campbell en Grace Smeath. Meteen voelt ze dat ze een buitenstaander is: ze kent allerlei codes niet, wat betreft geloof, sociale klasse, kleding, haardracht, etc. De rituelen en spelletjes van kleine meisjes zijn onbekend gebied, haar enige referentiekader was immers haar broer. Ze realiseert zich dat haar ouders niet zijn zoals andere ouders en dat hun huis-in-aanbouw niet lijkt op het huis van haar vriendinnen. Carol behandelt Elaine als een representant van een primitieve stam, en gaat voornamelijk met haar om om haar eigen status te verhogen. Elaine probeert zich aan te passen en is aanvankelijk niet echt ongelukkig, al voelt ze zich alsof ze alleen maar een meisje nadoet. Dat verandert als er een derde meisje Cordelia - bij het groepje komt: Cordelia is volwassener en groter dan de anderen, ze durft van alles, ze heeft meer culturele bagage en wordt al gauw de dominante manipulatieve leidster. Zij begint Elaine voortdurend op haar fouten en tekortkomingen te wijzen, en Grace en Carol volgen haar voorbeeld. Al snel heeft Elaine geen leven meer en verliest ze haar gevoel van eigenwaarde. Ze krijgt allerlei obsessieve gewoontes. Ze probeert zich aan haar vriendinnen aan te passen en houdt zichzelf voor dat ze haar immers willen helpen. Ze is als de dood om haar pas verworven vriendinnen weer te verliezen. Een beslissende wending doet zich voor als ze op een middag levend begraven wordt in een kuil in Cordelias tuin: Toen ik in de kuil werd gestopt wist ik dat het een spelletje was; nu weet ik dat het dat niet is. [...] Het was het moment waarop ik de macht verloor. Elaine begint zich steeds meer terug te trekken en wordt steeds zwijgzamer. Grace en haar moeder, de vrome mevrouw Smeath, halen Elaine over mee te gaan naar hun kerk. In het begin voelt ze zich er op een bepaalde manier geborgen. Ze wil niet meer buiten spelen en helpt liever haar moeder in het veilige kleine ondergrondse washok. Na een griepje probeert ze het thuisblijven zolang mogelijk te rekken. Als het lente wordt en de knikkertijd weer aanbreekt, neemt Elaine een blauwe kattenoogknikker die ze apart gehouden heeft als een soort talisman mee in haar jaszak. De daaropvolgende zomervakantie brengt wat verlichting van de aanhoudende pesterijen, maar in september begint alles opnieuw. Cordelia lijkt gedreven te worden door de behoefte om te zien hoever ze kan gaan. Elaine sluit zich gevoelsmatig steeds meer af. De kattenoogknikker helpt haar op een emotieloze manier naar haar omgeving te kijken. Ze wil onzichtbaar worden, en denkt over bleekwater opdrinken en doodkruidbessen eten. Haar moeder spoort haar aan meer voor zichzelf op te komen. Elaine begrijpt dat ze van haar geen hulp hoeft te verwachten. Ook haar broer komt niet in aanmerking. Korte tijd later krijgt haar moeder een miskraam en is er nog minder aandacht voor Elaine. Na een keer buiten haar wil flauwgevallen te zijn, leert Elaine dit expres te doen, als middel om zich aan bedreigende situaties te onttrekken.

Ze doet erg haar best in de kerk en op de zondagsschool - onder de immer waakzame blik van Grace totdat ze per ongeluk hoort dat mevrouw Smeath haar als een heiden beschouwd, en dat de meisjes haar maar streng moeten aanpakken. Vooral het feit dat volwassenen weet hebben van de situatie en die tolereren, schokt Elaine z, dat ze besluit in plaats van God de maagd Maria te gaan aanbidden, van wie ze in een van de straat opgeraapt foldertje een plaatje heeft gezien. Op een winternamiddag als het groepje van school naar huis loopt, gooit Cordelia Elaines muts op het ijs in het verboden ravijn beneden, en dwingt haar hem te gaan ophalen. Elaine zakt door het ijs, maar als ze om hulp wil roepen, blijken de anderen te zijn weggelopen. Bevangen door kou en schrik, komt de gedachte bij haar op om maar te blijven liggen. Dan meent ze een stem te horen die zegt ga maar naar huis en ze verbeeldt zich dat het Maria is die haar redt. Nadat ze weer is opgeknapt voelt ze een nieuw verworven zelfvertrouwen. Voor het eerst realiseert ze zich dat ze niet hoeft te doen wat de anderen zeggen: Er is nooit iets aan mij geweest dat verbeterd moest worden. Het was altijd een spel, ik heb me voor de gek laten houden. Dit inzicht is het begin van een machtswisseling: Het zijn niet mijn beste vriendinnen. Niet eens mijn vriendinnen. [...] Ze hebben me hiervoor nodig, maar ik heb hen niet meer nodig. [...] Ik heb iets hards in me, iets doorzichtigs, een glazen kern. Hierna ontworstelt ze zich langzaam aan Cordelias greep. Cordelia en Grace gaan naar andere scholen, Carol verhuist. De herinnering aan de moeilijke tijd vervaagt, of beter misschien, wordt verdrongen: Ik ben veel dingen vergeten: het flauwvallen, de stapels borden, mijn val in het riviertje [...]. Ik ben alle vervelende dingen vergeten. [...] Er is tijd zoekgeraakt. Na ongeveer een jaar gaat Elaine naar de middelbare school en wordt ze weer met Cordelia herenigd. Ze worden vriendinnen, maar nu is Elaine de sterkste partij. Zij kan goed leren, wordt zelfverzekerder en assertiever, terwijl Cordelia haar schoolwerk verwaarloost, rookt, steelt en zich onaangepast gedraagt. Elaine registreert met tegenzin hoe Cordelia altijd met haar vader in de clinch ligt: ze probeert wanhopig bij hem in de smaak te vallen, maar dat lijkt maar niet te lukken. Cordelia vertelt Elaine dat ze zich op de lagere school soms erg ongelukkig voelde, dat ze ziekte voorwendde om niet naar school te hoeven. Ook toen was ze al bang voor haar onberekenbare vader: ze groef kuilen in de tuin om een plekje te hebben waar niemand haar lastig kon vallen. Elaine vindt het onprettig om dit te horen. Omdat ze steeds meer onvoldoendes haalt gaat Cordelia naar een andere school. Later verhuist het gezin naar een betere buurt. Elaine doet geen moeite om contact te houden. Midden onder het eindexamen plantkunde overvalt haar de gedachte dat ze geen biologe zal worden, zoals ik altijd heb gedacht. Ik word schilderes. Hierna zal Elaine Cordelia nog drie keer ontmoeten. De eerste keer is vlak na het eindexamen. Cordelia is een wrak. Maar Elaine beschouwt Cordelias toestand als het resultaat van een gebrek aan wilskracht. Ze voelt zich wreed, maar ook opgelucht. Elaine gaat Kunst en Archeologie studeren. Ze gaat de andere studentes uit de weg en probeert bij de jongens aansluiting te vinden. Ze knoopt een verhouding aan met de veel oudere docent tekenen Josef Hrbik, door de andere displaced person genoemd, omdat hij een Oost-Europese vluchteling is. Josef heeft de steun van Elaine net zo hard nodig als zij de zijne. Wederom kiest Elaine de kant van iemand die vervreemd is van zijn eigen cultuur, zoals ze eerder sympathie opvatte voor juffrouw Stuart, meneer Banerji en de familie Finestein. De tweede keer dat Elaine en Cordelia elkaar treffen lijkt het iets beter te gaan met Cordelia. Ze is het huis uit en heeft een rolletje bij een toneelgezelschap. Dit maal is Elaine in het nadeel, want ze is uitgevloerd door het warme weer, haar vakantiebaan en de nachten met Josef. Haar relatie met hem loopt overigens op zijn einde: Ik loop bij hem vandaan. Het schenkt me geweldig veel voldoening, die handeling van het weglopen. Het is alsof ik mensen naar believen kan laten verschijnen en verdwijnen. Elaine begint een nieuwe relatie met Jon, een medestudent. Ze gaat op zichzelf wonen en ontwikkelt een eigen stijl van schilderen, los van alle modetrends.

Als Elaine ontdekt dat ze zwanger is, wordt ze opnieuw overvallen door depressiviteit en minderwaardigheidsgevoelens. Allerlei beelden uit haar jeugd - o.a. herinneringen aan mevrouw Smeath - komen naar boven en Elaine verwerkt ze in haar schilderijen. Dochter Sarah wordt geboren en ze vormen nu een gezinnetje. Maar na verloop van tijd verslechtert de band met Jon. Bij een feministisch praatgroepje voelt ze zich niet erg thuis. Elaine exposeert voor het eerst, op een vrouwententoonstelling, waar haar controversile onderwerpen veel stof doen opwaaien. Elaine bezoekt Cordelia, die in een psychiatrische inrichting is opgenomen. Ze heeft haar nu al ongeveer acht jaar niet gezien. Cordelia is er slecht aan toe. Het blijkt dat ze een poging tot zelfmoord heeft gedaan. Ze smeekt Elaine haar uit het rusthuis te halen, maar die weigert. Eerst voelt ze zich opgelucht over deze beslissing, tot ze zich realiseert dat ze nooit los kan komen van Cordelia.
Kerstoptocht (Eatons Santa Claus Parade), Toronto

Tussen Elaine en Jon gaat het steeds slechter. Elaine is zo wanhopig als hij op een nacht niet thuiskomt, dat ze haar pols doorsnijdt. De stem die haar hiertoe lijkt over te halen, is die van Cordelia. Jon vindt haar gelukkig op tijd. Net als de keer nadat ze bijna verdronken was in het ravijn, heeft ze aan zelfvertrouwen gewonnen: ze verlaat Jon en gaat met Sarah in Vancouver wonen: Ik ben goed in weggaan. De truc is dat je jezelf moet afsluiten. Niets horen, niets zien. Niet achterom kijken. Elaine bouwt in Vancouver een bescheiden eigen leventje op: ze schildert, doet mee aan groepstentoonstellingen en sluit vriendschap met de moeders van haar dochters school. Na een aantal los-vaste relaties ontmoet ze Ben, die haar tweede man zal worden. Ze hebben een rustige, tamelijk conventionele verhouding en krijgen samen een dochter. Als Elaine ongeveer vijfenveertig is komt haar broer Stephen bij een vliegtuigkaping om het leven. Voor haar ouders is dit een enorme klap. Na haar vaders dood ruimt ze met haar moeder het ouderlijk huis op en wordt er stilgestaan bij de moeilijke tijd die Elaine als kind had. Elaine heeft slechts vage herinneringen, totdat ze de kattenoogknikker terugvindt: Ik kijk erin, en zie mijn hele leven. De dag van de tentoonstelling breekt aan. Elaine maakt een rondgang langs de schilderijen, stuk voor stuk de neerslag van gebeurtenissen die een emotionele impact op haar leven gehad hebben. Cordelia, die ze half en half verwacht heeft, komt niet. Ze gaat overstuur naar huis. De volgende namiddag gaat ze terug naar de brug over het ravijn. Ze meent er Cordelia te zien. Alle negatieve gevoelens van vroeger komen boven: Maar dit zijn niet langer mijn eigen gevoelens. Het zijn de gevoelens van Cordelia; en dat zijn ze altijd geweest. Ik ben nu de oudste, ik ben de sterkste. [...] Het komt wel goed, zeg ik tegen haar. Ga nu maar naar huis. Het zijn de woorden die Maria tot Elaine richtte toen ze in het koude water lag. De kring is rond. Elaine is in staat Cordelia als slachtoffer te zien. Het vergevingsproces, het genezingsproces is begonnen, al is er nog een lange weg te gaan.

Indeling
Kattenoog heeft 412 bladzijden en is opgebouwd uit 15 met Romeinse cijfers en een titel aangegeven delen, die elk in hoofdstukken uiteenvallen. Er zijn in totaal 74 hoofdstukken. Er zijn 3 tot 8 hoofdstukken per deel en gemiddeld 5 6 bladzijden per hoofdstuk. Elk deel behalve het eerste en het laatste is genoemd naar n van Elaines schilderijen. Die schilderijtitels verwijzen stuk voor stuk naar gebeurtenissen of objecten, die een grote rol in Elaines jeugd hebben gespeeld.

Genre
Kattenoog draagt kenmerken van een aantal verschillende genres: de Bildungsroman of ontwikkelingsroman, waarin de opvoeding en karakterontwikkeling van de hoofdpersoon centraal staat. Dit romantype handelt over de emotionele, morele en intellectuele vorming van het (meestal) jonge hoofdpersonage tot zijn volwassenheid. de Knstlerroman, een ontwikkelingsroman waarbij de ontwikkeling van de hoofdpersoon tot een kunstenaar met een eigen identiteit centraal staat. de psychologische roman waarbij de innerlijke groei van een personage wordt beschreven via psychologische analyse.

Handschrift Margaret Atwood (Oryx and Crake)

Vertelperspectief
Er is hier sprake van het ik-perspectief; het verhaal of de roman wordt verteld door een ik-verteller die tevens de hoofdpersoon van het verhaal is; deze 'ik' staat midden in het verhaal en heeft geen overzicht of inzicht in de handelingen en de gedachten van de andere personages. Om preciezer te zijn: er zijn twee vertelstemmen: die van de volwassen oudere en wijzere Elaine, die terugblikt op haar leven en haar artistieke werk, en die van Elaine met het beperktere perspectief van kind, adolescent en jong-volwassene. De lezer gaat daardoor heen en weer tussen heden en verleden, tussen inzicht en onwetendheid, naviteit en scepticisme. Atwood houdt bij de passages over Elaines jeugd meestal vast aan het kindperspectief - al komen er soms dingen aan de orde die een kind boven het hoofd gaan - en deze maken daardoor des te meer indruk, omdat het gevoel van hulpeloosheid erdoor versterkt wordt. Bovendien weet de lezer op sommige momenten meer dan de jonge Elaine: waar zij gebeurtenissen alleen kan beoordelen op grond van eerdere ervaringen, kan de lezer zich dingen herinneren die zij heeft vergeten of verdrongen. De stem van de volwassen Elaine is afwisselend kritisch, lakoniek, droevig, geamuseerd, etc. Deze stem is zich ervan bewust een verhaal te vertellen. De stem van de jonge Elaine is monotoner en meer onuitgesproken, het is meer een innerlijke stem; ze spreekt als het ware niet zelf, maar haar verleden spreekt tot haar.

Stijl
Atwoods stijl kenmerkt zich door een enorm beeldend taalgebruik met gevoel voor details. Ze maakt veel gebruik van vergelijkingen en weinig voor de hand liggende beeldspraak, denk bij voorbeeld aan de beschrijvingen van de oren van de gezinsleden, gezien vanaf de achterbank van de auto: De oren van mijn vader [...] lijken op de oren van dwergen, of op die van de vleeskleurige, hondachtige bijfiguren in de strips van Mickey Mouse. Haar moeders oren zijn smal, met frle bovenrandjes, als de oren van een porceleinen kopje. [...] De oren van mijn broer zijn rond, als gedroogde abrikozen, of als de oren van de groengetinte, ovaalkoppige buitenaardse wezens die hij met zijn kleurpotloden tekent. Er zijn veel zintuiglijke waarnemingen: van kleuren, van hoe dingen aanvoelen, klinken of ruiken: De lampen in de huizen van de mensen werpen een gelig licht, niet koud en groenig maar nevelig, boterachtig geel met een zweem van bruin. De kleuren van dingen in huizen hebben iets donkers in zich : kastanjebruin, gelig beige, dofgroen, grauwrood. Die kleuren lijken een beetje vies, als de rondjes in een verfdoos wanneer je vergeet de kwast uit te spoelen. Dat Elaine als kind dergelijke observaties doet maakt het heel aannemelijk dat zij later schilderes wordt. Er wordt nooit direct gezegd dat Elaine ongelukkig is: Atwood laat Elaine haar onrust en onbehagen in levenloze objecten projecteren, die hierdoor een dreigende lading krijgen. Zo groeien de ouderwetse broodrooster en de wringer door Elaines associaties uit tot ware martelwerktuigen. Ook uit haar gedrag blijkt hoe ellendig Elaine er aan toe is: ze doet zichzelf op allerlei manieren pijn. De hele roman wordt verteld in de tegenwoordige tijd. Hierdoor lijkt te worden benadrukt hoe sterk het verleden voor Elaine leeft; het maakt ook dat de lezer zich meer betrokken voelt. Humor ontbreekt zeker niet, al heeft die soms een bittere ondertoon. Het is erg grappig dat Elaine bij haar introductie in het stadse leven niet onbekend is met de Eaton-catalogus (wc-papier), of dat haar rol in een typisch jongensspelletje met haar broer Stephen als volgt wordt omschreven: ik ben de infanterie, wat inhoudt dat ik moet doen wat hij zegt. Vooral de bespiegelingen van de volwassen Elaine worden gekleurd door droge humor en ironie, zoals de feministische uitleg van haar schilderijen en de ups en downs van ouder worden.

Tijd en ruimte
Het verhaal speelt zich af in Canada en omspant de periode vanaf de Tweede Wereldoorlog tot eind jaren 80. Het grootste gedeelte speelt in Toronto. We krijgen een levendig en gedetailleer beeld van gedetailleerd het Toronto uit de jaren 40 en 50 en van de veranderingen die de stad sinds die tijd heeft ondergaan. De beleving van de omgeving wordt echter gekleurd door de gevoelens van de hoofdpersoon: Eigenlijk haat ik deze stad. [...] Ik kan ook niet geloven dat het veranderd is. [...] Onder de pracht en praal gaat de oude stad schuil [...]. Boosaardig, terughoudend, wraakzuchtig, meedogenloos. Het eigenlijke verhaal neemt maar drie of vier dagen in beslag: de dagen dat Elaine Risley in Toronto is voor de overzichtstentoonstelling van haar werk. Het wordt onderbroken door zeer lange flashbacks, die chronologisch haar jeugd beschrijven, van de leeftijd van acht tot aan haar moeders dood een paar jaar voor de tentoonstelling. Elk deel begint in het heden en switcht dan naar Elaines jeugd. Atwood is er een meester in een bepaald tijdsbeeld neer te zetten, met zijn bijbehorende uitdrukkingen, liedjes, spelletjes, omgangsvormen, voedsel, kleding etc. Ee krijgen we een beeld Eerst van de jaren 50 en vooral van de dingen die in de kinderwereld een grote rol spelen, zoals snoepjes, springliedjes, kleurboeken, filmsterren. Dan sluipen stukje bij beetje dingen uit de wereld van de volwassenen binnen: lippenstift, populaire muziek, sigaretten. t, Vooral voor lezers die in de jaren 50 zijn opgegroeid is dit boek een feest der herkenning. Het lijkt daarbij helemaal niet zoveel uit te maken dat het verhaal in Canada speelt. Het grootste accent ligt op de persoonlijke herinneringen van de e hoofdpersoon. Die zijn onlosmakelijk zijn verbonden met de sociale en culturele verhoudingen in de blanke middenklasse van het Canada van na de oorlog, die werden gekenmerkt door conservatisme en intolerantie. Maar ook de jaren 60 e 70 en komen zijdelings aan de orde: seksuele vrijheid (de verhouding met Josef en Jon), de strijd voor het recht op abortus (Susie), druggebruik en opkomend feminisme. Elaine bezoekt bij voorbeeld een bijeenkomst van vrouwelijke kunstenaars, die allerlei kritiek op mannen en de rol van de vrouw kritiek ventileren: waarom scheren we onze benen, gebruiken we lipstick? [...] Wat is er mis met ons zoals we zijn? Elaine is het op veel punten met hen eens, maar toch voelt ze zich hier niet thuis, omdat ze in een aantal situaties voor de conventionele oplossing heeft gekozen: toen ze onverwacht zwanger werd, koos ituaties ze niet er voor een alleenstaande moeder te worden of abortus te plegen (zoals Susie) maar ze kreeg het kind en trouwde met de vader. Ook in de reacties op Elaines schilderijen klinken bepaalde Elaines feministische denkbeelden door, maar Elaine voelt er niets voor door een bepaalde beweging te worden geannexeerd.

Titelverklaring
De titel verwijst naar de blauwe kattenoogknikker die Elaine besluit te bewaren en niet in te zetten bij het knikkeren op het schoolplein: De kattenogen zijn mijn lievelingsknikkers. [...] De kattenogen lijken echt op ogen, maar niet op die van een kat. Het zijn de ogen van iets dat onbekend is maar toch bestaat. [...] Mijn andere kattenogen zet ik op het spel, maar deze niet. Deze knikker wordt voor haar een soort talisman, die haar beschermt tegen de wreedheden van haar vriendinnen. De knikker vormt een soort filter, waardoor ze de wereld om zich heen op een objectieve manier kan bekijken. Het is een oog, dat alleen registreert, zonder gevoel. Als Elaine kijkt zoals dit kattenoog kan ze haar emoties uitsluiten en niet gekwetst worden: Ik pak mijn blauwe kattenoog uit het hoekje van mijn bureaula [...]. Het oog binnen in de kristallen bol is zo blauw, zo puur. Het lijkt op iets dat zit ingevroren in ijs. [...] Ze (Cordelia) weet niet welke macht dit kattenoog heeft, om me te beschermen. Soms [...], kan ik zien zoals dat oog ziet. Dan zie ik de mensen bewegen als levendige geanimeerde poppen [...]. Ik kan naar hun vormen en afmetingen kijken, [...], zonder verder iets voor hen te voelen. Ik bewaar mijn kattenoog in mijn zak, waar ik hem kan vasthouden. Hij ligt in mijn hand, kostbaar als een edelsteen, en kijkt door botten en textiel heen met zijn onpartijdige blik. [...] Voor mij uit lopen Cordelia, Grace en Carol. [...] Ik kan ze zien of niet zien, wat ik maar wil. Het is symbolisch dat Elaine haar knikker thuislaat als ze met Grace naar de kerk gaat: Ik haal mijn blauwe kattenoogknikker uit mijn rode plastic tasje en berg hem op in mijn bureaula, en tegelijk stop ik het vijfcentstuk dat mijn moeder me voor de collecte heeft gegeven erin. Ze is op dat moment als het ware niet beschermd tegen de druk die door Grace en haar moeder op haar worden uitgeoefend. Als ze naar de middelbare school gaat, verhuist de knikker in zijn rode tasje naar de kelder; de herinnering aan die moeilijke tijd is vervaagd: Als voorbereiding reorganiseer ik mijn kamer. [...] Ik vind een eenzame kattenoogknikker achter in de la [...]. Ook een rood plastic tasje [...]. Ik breng al die dingen naar de kelder en stop ze in de grote koffer [...]. Al heeft Elaine de hieraan verbonden herinneringen ver weggestopt, op een onbewust niveau blijven ze haar leven bepalen. En op een figuurlijke manier blijft de knikker toch bij haar: eerst heeft ze een droom waarin de knikker haar hoofd binnendringt: Ik droom dat mijn blauwe kattenoog in de lucht zweeft en schijnt als de zon [...]. Maar het is niet warm, maar koud. [...] Het valt uit de lucht, recht op mijn hoofd af, glad en glanzend. Het treft me, dringt me binnen, maar zonder me pijn te doen [...]. Later, als Elaine beseft dat ze zich niets van haar vriendinnen hoeft aan te trekken, lezen we: Ik heb iets hards in me, iets doorzichtigs, een glazen kern. Toch zit er ook een heel negatieve associatie aan deze metafoor: want die harde glazen kern, dat oog ingevroren in ijs zegt ook iets over de verstarring van Elaines gevoelsleven en het levenslange trauma dat daarmee samenhangt. Pas wanneer ze jren later, na haar vaders dood, met haar zieke moeder de oude hutkoffer leegruimt en het rode tasje terugvindt, lezen we: Ik maak het open en haal er mijn blauwe kattenoog uit. Een knikker, zegt mijn moeder, blij als een kind. Weet je nog dat Stephen zoveel knikkers had? Ja, zeg ik. Maar deze was van mij. Ik kijk erin en zie mijn hele leven. Er zijn in het boek twee schilderijen waarop het blauwe kattenoog een rol speelt: het schilderij Genificeerde veldentheorie en het schilderij Kattenoog. Op het eerste schilderij heeft Elaine haar traumatische ervaring in het ravijn verbeeld. De brug staat erop, met zwevend daarboven Maria, de Maagd van de Verloren Dingen. In haar handen houdt ze een grote kattenoogknikker. Op het tweede schilderij staan alle personen afgebeeld waarom het in deze geschiedenis draait. Het is een portret van Elaine met een spiegel. In de spiegel zijn heel klein de drie vriendinnen te zien.

Themas, motieven, etc.


Het boek opent met twee uitspraken van Stephen, de broer van hoofdpersoon Elaine: De tijd is geen lijn, maar een dimensie [...]. Als je [...] je sneller dan het licht kon voortbewegen, zou je kunnen terugreizen in de tijd en op twee plaatsen tegelijk kunnen zijn. Je kijkt niet achterom in de tijd, maar omlaag, als in water. Nu eens komt dit aan de oppervlakte, dan weer dat, dan weer niets. Niets verdwijnt. Dit vat op een abstracte manier samen waar het in dit verhaal om draait: het terugreizen in de tijd, naar de ervaringen uit de jeugd. Tijdens haar bezoek aan Toronto ondergaat de hoofdpersoon van de roman de indrukken van het heden, maar de pijnlijke herinneringen aan het verleden die zich opdringen zijn minstens zo sterk. Door het moderne Toronto schemert het Toronto van Elaines jeugd, en wordt dan de ene dan de andere herinnering opgeroepen. Het verleden bestaat in het heden; niets is verdwenen. De traumatische ervaringen uit de kindertijd zijn een deel geworden van de volwassene, en hebben haar ontwikkeling bepaald. Pas door deze te verwerken kan zij haar identiteit terugvinden. Kunst en wetenschap Er zijn in deze roman minstens zoveel verwijzingen naar kunst als naar wetenschap. Elaine heeft net als haar vader en broer aanleg en belangstelling voor natuurkunde, biologie en plantkunde. Er wordt van haar verwacht dat ze biologie zal gaan studeren. Ze weet al dat ze alles kan tekenen: het inwendige oor van een rivierkreeft, het menselijk oog, de geslachtsdelen van een kikker... Maar tijdens het eindexamen weet ze opeens dat ze dit talent zal gaan aanwenden om schilderes te worden. Toch blijven begrippen uit de natuurkunde en kosmologie een deel uitmaken van haar gedachtenwereld en ze blijken prima bruikbaar om vrouwelijke emoties te beschrijven: zo denkt ze over haar positie t.o.v. Cordelia in termen van energie uitwisselen en wordt de tijd beschouwd als een dimensie. Schilderen beschouwt Elaine als het omzetten van energie, zodat de schilderijen vorm kunnen aannemen: De energie is van mij afkomstig. Ik ben het restant. Als ze Cordelia helpt met haar huiswerk, legt ze uit: Massa en energie zijn verschillende aspecten van hetzelfde. Dit is de wet van behoud van energie die stelt dat de totale hoeveelheid massa en energie in het universum constant is. Haar werk geeft ze titels mee als Picoseconden en Genificeerde veldentheorie. De schilderijen Het oeuvre dat Elaine als schilderes produceert is een afspiegeling van de gebeurtenissen die in haar leven een grote emotionele indruk op haar hebben gemaakt. Nadat ze zich heeft bekwaamd in het schilderen van concrete dingen, begint ze tijdens haar zwangerschap objecten te schilderen die vanuit het niets lijken te komen: een broodrooster, een koffiezetapparaat, een wringer. Het zijn de dingen die ze thuis observeerde voor ze naar school moest, in een poging de tijd te rekken, de tijd te vertragen, zodat ik nog niet door de keukendeur naar buiten hoef. Die objecten groeiden in haar fantasie uit tot werktuigen waarmee ze zichzelf of anderen kon kwellen: Ik krijg een kort, intens visioen van mevrouw Smeath die door de vleeskleurige wringer van mijn moeders wasmachine gaat, en - over de broodrooster - Ik overweeg mijn vinger erin te steken, tegen het roodgloeiende rooster. Andere onderwerpen zijn het doodkruid en een hele serie met de schijnheilige mevrouw Smeath: Ze vermenigvuldigt zich aan de muren als bacterin, staand, zittend, vliegend, met kleren, zonder kleren, en volgt me met haar vele ogen. [...] Ik weet dat dit herinneringen moeten zijn, maar ze doen zich niet aan me voor als herinneringen. Deze schilderijen komen voort uit een negatieve emotie, een behoefte tot afrekenen. Later volgen de maagd Maria en schilderijen waarin de relaties met Josef en Jon het thema vormen. In deel XlV: Genificeerde veldentheorie wordt de dag van de tentoonstelling beschreven. Elaine bekijkt de vroege schilderijen met mevrouw Smeath erop. Ze komt tot het inzicht dat ze in haar wraakexercitie volkomen voorbij is gegaan aan de indruk die ze destijds op mevrouw Smeath gemaakt moet hebben: een haveloos uitziende meid, [...] een zigeunerinnetje bijna, met een heidense vader en een slons van een moeder [...]. En toch nam ze mij op. Ook mevrouw Smeath was in zekere zin een ontheemde, van een kleine plaats overgeplant in de grote stad. Elaine ziet in: Oog om oog leidt alleen maar tot meer blindheid.

Daarna worden vijf recente schilderijen in detail beschreven: Picoseconden, Drie muzen, En vleugel, Kattenoog en Genificeerde veldentheorie. Het element van wraak speelt hierin geen rol; ze hebben allemaal een positievere invalshoek: herinnering, beloning, verwerking. Picoseconden: hierop heeft Elaine het landschap van haar jeugd verbeeld met haar kamperende ouders. Het is de tijd waarin ze gelukkig was. Drie muzen: als kind voelde Elaine zich instinctief aangetrokken tot de joodse mevrouw Finestein, de Indiase meneer Banerji en de Schotse juf Stuart die op dit schilderij afgebeeld staan, omdat zij net als zijzelf buitenstaanders waren die de druk ervoeren zich te moeten aanpassen aan de dominante cultuur. Bovendien waren ze aardig tegen Elaine: mevrouw Finestein nam het haar niet kwalijk dat ze de verantwoordelijkheid voor Brian niet aan kon, juffrouw Stuart zei over de mislukte zwarte tekening niet dat Elaine het verkeerde had getekend of dat ze teleurgesteld was. Ze vertelde over andere landen en culturen en dit bood Elaine hoop: Als deze mensen bestaan, kan ik in de toekomst naar ze toegaan. Ik hoef hier niet te blijven. Hun vriendelijkheid tegenover mij was terloops en van weinig gewicht [...]. Maar waarom zou ik ze niet belonen, als ik daar zin in heb? Voor God spelen, hen opnemen in de glorie, in het hiernamaals van de verf. En vleugel: dit schilderij bevat allerlei herinneringen aan de jeugd met Stephen: Ik heb het voor mijn broer geschilderd, na zijn dood. [...] Dit is het soort dingen dat we doen om pijn te verzachten. Kattenoog: Kattenoog bevat net als Van Eijcks Huwelijk van de Arnolfinis een penantspiegel: deze ronde spiegel lijkt op een oog, een enkel oog dat meer ziet dan elke andere toeschouwer. Het lijkt alsof hier een andere gravitatiewet geldt, een andere ordening van de ruimte. In de spiegel is een jonge Elaine te zien en - heel klein en in elkaar gedrukt door de gekromde ruimte (!) van de spiegel - de drie vriendinnen van vroeger, zoals ze op Elaine af kwamen lopen om haar op te halen om te spelen. Het gevaar lijkt bezworen in dit schilderij, de meisjes zijn niet meer levensgroot. Genificeerde veldentheorie: dit is Elaines laatste schilderij. Het is groter dan de andere. Het is de artistieke neerslag van Elaines traumatische ervaring in het ravijn, de climax maar ook het omslagpunt van haar relatie met Cordelia, en het begin van een proces van bewustwording. Maria en de kattenoogknikker, die haar tot steun zijn geweest in deze moeilijke jeugdjaren, hebben een centrale plaats op het schilderij gekregen. De titel heeft net als Picoseconden te maken met de lezing van Stephen, die Elaine enigszins boven de pet ging, en met de dingen die hij haar als kind probeerde uit te leggen. De genificeerde veldentheorie, ook wel genaamd de theorie van alles is een poging verschillende fundamentele theorien in de natuurkunde in n model te verenigen. Je zou misschien kunnen zeggen dat Elaine heeft geprobeerd de centrale elementen in haar leven in n schilderij te verenigen. Kijken en bekeken worden In de starre naoorlogse Canadese samenleving heeft alles een vaste plaats: de moeders zijn huisvrouw, vaders verdienen de kost, de rolpatronen van jongens en meisjes zijn vastgelegd. Je moet je niet over de grenzen wagen van je eigen geloofsgemeenschap, je eigen sociale klasse, je eigen geslacht. Iedereen houdt elkaar nauwlettend in de gaten, thuis en op school. Kijken speelt daarbij een grote rol. Elaine wil normaal zijn, ze droomt over een normaal huis en normale ouders. Ze merkt al snel, dat wanneer iemand naar je kijkt dat altijd de connotatie heeft van onderzoeken, beoordelen, corrigeren en eventueel veroordelen. In dat laatste geval is het meestal je eigen schuld. Je moet jezelf namelijk altijd in de hand houden, en vooral waken voor een vertoning. Elaine merkt op dat het wel lijkt alsof er iets verkeerds aan is wanneer er alleen maar naar je gekeken wordt. De damesbladen en catalogi waar de meisjes zo graag uit knippen, laten plaatjes zien van wat vrouwen geacht worden wel en niet te doen: ze reinigen hun pukkelige gezichten met zeep en wassen hun vettige haar en ontdoen zich van ongewenste geurtjes. Op allerlei manieren worden rolpatronen bevestigd. In n van de bladen staat naast dames die buiten hun boekje gaan een cartoon van een zg. Waakvogel: Dit is een Waakvogel die in de gaten houdt. De vrouwen in Kattenoog zijn voortdurend bezig met hoe ze eruit zien en verbinden daar voor de zekerheid meteen maar een negatieve conclusie aan: Ik zie eruit als oma Spinnekop; ik lijk de heks van

Endor wel; ik moet een dubbelfocusbril, maar dan zie ik eruit als een oud wijf. De drie vriendinnen verkeren in een door vrouwen en meisjes gedomineerde omgeving: Grace heeft twee jongere zusjes, Carol heeft er n, Cordelia heeft twee oudere zussen. Ze houden Elaine vooral met hun blik in hun greep: Ga rechtop staan! De mensen kijken! [...] Loop niet zo gebogen, [...] beweeg je armen niet zo. Cordelia neemt zelfs een spiegeltje mee naar school: Kijk eens naar jezelf! Kijk nou eens! In haar stem klinkt afkeer, wrevel, alsof mijn gezicht [...] iets heeft misdreven, te ver is gegaan. Elaine heeft alleen een broer en haar moeder beantwoordt niet aan het geijkte patroon. Ze heeft weliswaar geen baan buitenshuis, maar ze is ook geen conventionele huisvrouw. Ze houdt meer van tuinieren dan van huishoudelijk werk, en gaat graag schaatsen en in het ravijn wandelen. Ze geeft niets om mode en wat anderen van haar uiterlijk vinden kan haar geen lor schelen. Elaine merkt op dat haar moeder luchthartig en ongrijpbaar is. Ze is niet zo streng als andere moeders, maar ze weet niet wat ze moet doen als ze ontdekt dat Elaines vriendinnen haar kwellen. Elaine kijkt, ook als ze allang geen kind meer is, alleen naar zichzelf zoals een ander dat zou doen. Het geeft haar zelfs een onaangenaam gevoel, dat je jezelf niet van achteren kunt zien. Als ze met Josef meegaat naar zijn flat, lezen we: Ik vond het niet prettig van achteren bekeken te worden: het was een bezichtiging waar ik geen controle over had. Elaine verbaast zich erover dat haar moeder zo weinig om haar uiterlijk geeft: Ik ben kieskeurig geworden wat mijn eigen kleren aangaat, en ik bekijk mezelf van achteren met behulp van een handspiegel: al zie ik er van voren goed uit, achter me zou het verraad kunnen toeslaan [...]. Het incident in het ravijn heeft alles met bekeken worden te maken: vlak voordat Cordelia Elaine het ravijn instuurt, is ze nl. betrapt op een verlies van zelfcontrole: ze glijdt uit in de sneeuw en rolt van de heuvel. De anderen lachen en denken dat Cordelia het expres heeft gedaan. Cordelia schaamt zich zo dat ze betrapt is op een ongelukje, dat ze onmiddellijk op de wreedst mogelijke manier op Elaine wraakneemt. Vaders De vriendinnen vieren hun pesterijen bot op Elaine, maar lijden zelf ook onder de druk van maatschappij, gezin en geloof. Vooral de overdag afwezige vaders worden als constante dreiging afgeschilderd: Carol krijgt regelmatig een pak slaag, Cordelia kan het bij haar vader nooit goed doen. Carol zegt dat de pianoleraar haar met een liniaal op de vingers tikt als ze een verkeerde noot speelt, en dat haar moeder haar slaat met de achterkant van een haarborstel of met een pantoffel. Wanneer er echt wat zwaait, moet ze wachten tot haar vader thuiskomt en haar met zijn broekriem een pak slaag geeft, op haar blote billen. Cordelia schiet thuis nogal eens tekort: Als mammie boos is, zegt ze: Ik ben teleurgesteld in je. Als ze heel erg teleurgesteld is, wordt Cordelias vader erbijgehaald, en dan is het ernst. Geen van de meisjes maakt grapjes [...] als ze het over hem heeft. Hij is groot, bonkig, charmant, maar we hebben hem horen schreeuwen, boven. Als Carol een beetje lippenstift heeft opgedaan, veegt haar moeder haar mond met de vaatdoek af: Wacht maar tot je vader thuiskomt, zegt haar moeder met kille, woedende stem. [...] Twee dagen later zegt Carol dat haar vader haar een stevig pak slaag heeft gegeven, met zijn broekriem, het eind met de gesp, op haar blote kont.

De vaders van Carol, Grace en Cordelia doen zich reuze aardig voor: Maar vaders en hun gewoonten zijn ondoorgrondelijk. Elaines eigen vader is anders: Alle vaders behalve de mijne zijn overdag onzichtbaar; overdag zijn de moeders de baas. Maar s avonds komen de vaders tevoorschijn. De duisternis brengt de vaders thuis, met hun onbetwistbare, onbeschrijflijke macht. Het zijn niet zomaar mensen, er zit meer achter. Minderwaardigheidscomplex De voortdurende controle van het vriendinnengroepje is fnuikend voor Elaines zelfvertrouwen. Ze trekt zich als afweerreactie in zichzelf terug. Wat rechtvaardigt je bestaan? vroeg Cordelia vaak. Niets, zei ik dan. Het was een woord dat ik met mezelf in verband ging brengen, alsof ik niets was [...]. Elaine wordt zwijgzaam en ontwikkelt allerlei neurotische gewoontes en tactieken om met deze stress om te gaan, zoals haar vriendinnen ontlopen, flauwvallen en zich emotioneel distantiren met behulp van de kattenoogknikker. Omdat de kritiek op haar wordt verpakt als welgemeende raad, zoekt Elaine de schuld alleen bij zichzelf: Ik ben niet normaal, ik ben niet als de andere meisjes. Cordelia zegt dat tegen me, maar ze wil me helpen. [...] Het zal veel inspanning en tijd vergen. Cordelia zegt dat het het beste voor me is als ik alles wat ik vandaag gezegd heb nog eens overdenk en dan zelf de verkeerde woorden eruithaal. [...] Het is allemaal voor mijn eigen bestwil, want het zijn mijn beste vriendinnen en ze willen me helpen een beter mens te worden. [...] Ik voldoe simpelweg niet aan de eisen, ook al bieden ze me ruimschoots de kans. Ik moet het beter gaan doen. Maar wat? De heersende moraal is: je mag je niet laten gaan, als iets niet lukt is dat door gebrek aan wilskracht, als het ongeluk je treft is dat je eigen schuld. Haar moeder zegt: Je moet voor jezelf leren opkomen [...]. Je moet niet met je laten sollen. Je moet ruggengraat tonen. [...] Wat me overkomt is mijn eigen schuld, omdat ik niet meer ruggengraat heb. Mevrouw Smeath zegt: Ze is net een heiden.[...] Ja, ze leren alles [...], maar het is allemaal stampwerk. [...] Wat kun je ook verwachten, met zon gezin. [...] Het is Gods straf, zegt mevrouw Smeath. Het is haar verdiende loon. De overtuiging dat ongeluk je eigen schuld is, klinkt ook door in het verhaal van het meisje dat dood in het ravijn wordt gevonden. Elaine merkt op: het lijkt alsof het meisje door vermoord te worden zelf iets schandelijks heeft gedaan. Maar wanneer het slecht blijkt te gaan met Cordelia, oordeelt Elaine op dezelfde manier: Ik zet mijn medelijden opzij. Ze gedraagt zich als een idioot. Ze hoeft helemaal niet treurig en depressief weg te kruipen in haar ellende. Ze heeft allerlei mogelijkheden, en het enige dat haar ervan weerhoudt ze te benutten is gebrek aan wilskracht. Doe er iets aan, zou ik tegen haar willen zeggen. Aan de slag. En over de zwangere Susie zegt een stemmetje binnen in Elaine: net goed. Vergeven - het tegenovergestelde van straffen en beschuldigen - maakt in veel opzichten deel uit van hetzelfde mechanisme: alleen wie schuldig is en gefaald heeft kan vergeving worden geschonken. Cordelia stuurt Elaine het ravijn in met de woorden: Ga maar [...]. Dan krijg je vergiffenis. Later, wanneer ze regelmatig aan zelfmoord denkt, hoort ze in gedachten deze zelfde woorden. Haat was gemakkelijker geweest. In geval van haat had ik geweten wat ik moest doen. Haat is duidelijk, hard als metaal [...]; anders dan liefde. Het lijkt een betekenisloos detail, maar het boekje waaruit Elaine Brian Finestein voorleest Het kleine locomotiefje (The Little Engine That Could) past ook precies in dit maatschappijbeeld. Dit is namelijk een moralistisch kinderboekje over een locomotiefje dat een lange trein over een heuvel moet trekken. Door voortdurend bij zichzelf te zeggen I-think-I-can slaagt hij in zijn opdracht. Het verhaal was bedoeld om kinderen de waarde van optimisme en doorzettingsvermogen bij te brengen, een metafoor voor de american dream. Succes is maakbaar, dus als je faalt is het je eigen schuld. Elaine hoort door de hele roman heen dat ze moet worden bijgeschaafd, bekeerd, verbeterd. Een paar opmerkingen van Josef Hrbik, haar eerste relatie: We zullen zien wat we van u kunnen maken. [...] U bent een onafgemaakte vro, [...] maar hier zult u afgemaakt worden. [...] Josef maakt een andere vrouw van me. Je moet je haar los dragen [...]. Je moet paarse jurken gaan dragen [...]. Dat zou je beter staan.

Hoewel ze zich na het incident in het ravijn beter teweer leert stellen, herstelt ze zich nooit helemaal. Ze maakt er een gewoonte van nare ervaringen te verdringen, te vergeten. Bij sommige vormen van geheugenverlies raak je hele verleden kwijt, merkt Elaine ergens op, en dan kun je een nieuwe start maken. Dat zit er voor haar niet in: haar leven lang wisselen perioden van levenslust en onafhankelijkheid zich af met perioden van onzekerheid, inertie en depressie. Er zijn dagen dat ik mijn bed haast niet uit kan komen.[...] Elke stap is een geweldige prestatie. [...] Ik heb het gevoel dat ik een nul ben [...]. Vooral in perioden van emotionele spanning, denk aan de onverwachte zwangerschap en de periode vlak daarna, slaan de oude minderwaardigheidsgevoelens toe: Wat er met me gebeurt is mijn eigen schuld. Ik heb iets verkeerds gedaan, iets dat zo geweldig groot is dat ik het niet eens kan zien, iets waarin ik verdrink. Ik ben onbeholpen en dom, ik deug nergens voor. Ik kan net zo goed dood zijn. Haar negatieve zelfbeeld blijft ze haar leven lang meedragen. Ze kan er b.v. niet trots op zijn dat ze een succesvol kunstenares is geworden. Als ik Cordelia nog eens zou tegenkomen, wat zou ik haar dan over mezelf vertellen? De waarheid, of alles wat maar een goede indruk maakt? [...] Ik word geacht het een en ander te hebben vergaard [...]. Ik word geacht een persoon van gewicht te zijn. [...] Ik heb het idee dat al mijn leeftijdgenoten volwassen zijn, maar dat ik zelf niet meer dan een vermomd kind ben. Het is moeilijk te geloven dat ik schilderes geworden ben. Over de snor op het affiche zegt ze vol ironie: Eindelijk heb ik mezelf een gezicht weten te geven waar je een snor op kunt tekenen. [...] Dat is een prestatie. Ik heb uiteindelijk iets [...] van mezelf gemaakt. Over haar schilderijen is ze niet tevreden: Ik kijk niet erg lang naar dit schilderij of naar de andere. Als ik dat wel deed zou ik zien dat bepaalde dingen niet goed zijn. Ik zou ze met een mes of een lasbrander willen bewerken. Geen vriendinnen Als Elaine acht is verlangt ze naar vriendinnetjes, maar door haar ervaringen met Carol, Grace en vooral Cordelia zoekt ze aansluiting bij de relatief overzichtelijke en veiliger wereld van de jongens, die vrij is van vrouwelijke manipulatie, en die ze door haar broer Stephen beter kent. Op de basisschool krijgt ze onverwacht veel valentijnskaarten: Ik koester de wetenschap die nieuw voor me is maar me niet verrast: jongens zijn mijn geheime bondgenoten. Ik vind het heerlijk om naar het gebouw te gaan, waar muizen zijn en slangen en experimenten en geen meisjes. Ik wil voor geen goud naar een meisjesschool, [...] een school met enkel meisjes zou me het gevoel geven dat ik in de val zat. Op de middelbare school praten de jongens over de meisjes in termen als stomme griet, wijf en teef: Ik geloof niet dat die woorden op mij slaan. Ze slaan op andere meisjes. Elaine voelt zich onzeker over de opvoeding van haar twee dochters: Ik dacht dat ik zoons had moeten hebben en geen dochters. Ik voelde me niet opgewassen tegen dochters, ik wist niet hoe ze in elkaar zaten. Elaine knoopt als volwassene geen enkele vriendschap aan met vrouwen: Vrouwen verzamelen grieven, koesteren wrok en veranderen van gedaante. Ze spreken harde, gegronde oordelen uit [...]. Vrouwen weten te veel, je kunt ze niet bedriegen en evenmin vertrouwen. Op een van haar eerste exposities merkt ze haar vervreemding van andere vrouwen op: Ze schijnen allemaal meer goede vriendinnen te hebben dan ik. Ik heb eigenlijk nog nooit over dat ontbreken van vriendinnen nagedacht; ik ben er altijd van uitgegaan dat andere vrouwen waren zoals ik. Dat waren ze ook, vroeger. Maar nu niet meer. Natuurlijk is er Cordelia. Maar die heb ik al jaren niet meer gezien. Over Charna, de galeriehoudster, denkt ze: Ik moet dankbaar zijn, deze vrouwen staan aan mijn kant, [...] ze vinden het mooi wat ik doe. En toch voel ik me overvleugeld, alsof ze tot een soort behoren waarvan ik geen deel uitmaak.

Doodkruid Er is in het verhaal regelmatig aandacht voor het zg. doodkruid. Deze benaming heeft de v vertaler gekozen voor deadly nightshade. In het Nederlands heet deze plant ook wel wolfskers. De Latijnse naam is atropa belladonna; het is een plant uit de nachtschadenfamilie die zeer giftig is. ; Belladonna werd door vrouwen wel gebruikt om de pupil te verwijden, en er daardoor verleidelijker uit te verwijden, zien. Het doodkruid wordt in verband gebracht met de twee plaatsen waar Elaine een angstaanjagende ervaring opdeed - de kuil in Cordelias tuin en het ravijn - en met Cordelia zelf. n Elaine probeert zich op een bepaald moment te herinneren wat ze voelde toen ze in de kuil lag: Ik sluit mijn ogen, wacht op beelden. [...] Eerst komt er niets, [...], maar na een poosje begint er iets vorm aan te nemen: een struik met donkergroene bladeren en paarse bloemen [...] en trosjes rode bessen. [...] Doodkruid, denk ik. Het is een sombere naam. Het onverharde pad naar de voetgangersbrug is droog, stoffig. [...] Langs het pad groeit allerlei onkruid: [...] doodkruid, met bessen rood als zuurtjes. Cordelia is op de hoogte van de gevaren van het doodkruid: Cordelia zegt dat je iemand daar heel goed mee kunt vergiftigen. We plukken blauwe en witte onkruidbloemen en een paar doodkruidbessen en leggen alles netjes op klisbladeren langs het pad [...]. Cordelia zegt dat we onze handen heel goed moeten wassen, rdelia vanwege de doodkruidbessen [...]. Ze zegt dat n druppel je in een levend lijk kan veranderen veranderen. hallucinogeen; de De werkzame stof in belladonna (atropine) is hallucinog verschijnselen zijn desorintatie, geheugenverlies en een staat van verdoving, wat gezien de gemoedstoestand van Elaine opmerkelijk is. Als Elaine tijdens haar zwangerschap in een depressie verkeert maakt ze het stilleven Doodkruid. Het is een periode waarin ze in een soort trance schildert: Mijn lichaam is [...] zonder gevoel. Ik kan me bijna niet bewegen. [...] Elke beweging die ik maak is doordrenkt van onwezenlijkheid. [...] Mijn lichaam is een gesoleerd ding. Er lijkt e onuitgesproken een verband te zijn. Aan het eind van de roman daalt Elaine nog eenmaal af in het ravijn: Er is verrassend weinig veranderd, [...] maar het modderige pad is verdwenen. [...] de doodkruidstengels met hun paarse bloemen en rode bessen als bloeddruppels [...] zijn opgeruimd, en alles is ddruppels gesnoeid [...]. Dit laat zien dat er nu ruimte voor bewustwording is. (Merk ook op dat bij Elaines laatste bezoek Cordelia onder invloed was van kalmerende middelen). Elaine versus Cordelia Van de drie vriendinnen is Cordelia de meest uitgesproken persoonlijkheid. Carol is wat onbeduidend en bangig, het type van de meeloopster; Grace is baziger en meer in staat anderen naar haar hand te zetten, maar wanneer Cordelia bij het groepje komt, dansen ze allebei al gauw naar haar pijpen. allebei Cordelia is ouder en volwassener dan de and anderen. Ze komt uit een rijker, kunstzinniger milieu. Waar Carol en Grace nogal down to earth zijn, is Cordelia vluchtig en onberekenbaar Ze heeft ook een onberekenbaar. mysterieuzer uiterlijk: Carol is kort en dik, Grace is plomp, rossig en brildragend, maar Cordelia wordt rt plomp, omschreven als mager, spichtig en pezig, met groene ogen. Ze is een durfal met een grote mond, gevoel voor drama en een morbide fantasie. Ze schept er genoegen in Elaine voortdure te kwellen. voortdurend In de loop van de roman komen we er achter dat haar gedrag voortkomt uit het feit dat ze thuis zelf een buitenbeentje is: ze is niet zo knap van uiterlijk als haar twee oudere zussen, en ook niet zo begaafd. Perdie en Mirrie doen aan ballet en bespelen muziekinstrumenten, maar Cordelia heeft hier geen aanleg voor. Thuis is men voortdurend teleurgesteld in haar. Daarbij komt dat ze een onberekenbare vader

heeft: wat ze ook doet of zegt, het is nooit voldoende: op de een of andere manier is ze de verkeerde persoon. Deze frustraties uiten zich ook bij Cordelia in obsessief gedrag: zo eet ze kwik uit de thermometer om niet naar school te hoeven en graaft ze kuilen in de tuin om een plek voor zichzelf te hebben, om beschermd te zijn. Ze eigent zich de uitspraken van haar machtige vader toe om op haar beurt macht over Elaine uit te oefenen: Haal die grijns van je gezicht! In zijn algemeenheid wordt in de tekst vaak verwezen naar tweelingen, dubbelgangers en spiegelbeelden, maar vooral het complementaire karakter van de verhouding tussen Elaine en Cordelia krijgt veel nadruk. Beiden hebben het vermogen om macht uit te oefenen, maar de macht van de n lijkt die van de ander te verzwakken. Elaine verwoordt dit als energie uitwisselen. Na het incident in het ravijn voelt Elaine zich beter tegen Cordelia opgewassen: ze vertelt Cordelia, die de anderen regelmatig bang maakt met verhalen over heksen en dode mensen, dat ze eigenlijk dood is en bovendien een vampier: Ik sta er versteld van hoeveel voldoening het me schenkt te weten dat ze zich zo onbehaaglijk voelt, te weten dat ik zoveel macht over haar heb. [...] Wij hebben energie uitgewisseld en ik ben sterker geworden. Eerst heeft Cordelia de macht van het woord, later Elaine: Degene tegen wie ik mijn scherpe tong het meeste gebruik is Cordelia. [...] Ik gebruik haar als oefenobject. Als ze naar de middelbare school gaat, laat Elaine haar haar knippen: Ik heb genoeg van dat lange golvende haar. Haar gezicht komt te voorschijn met scherpere trekken, duidelijker omlijnd. Cordelias uiterlijk is in de tussentijd ook veranderd: ze is niet meer hoekig en mager; ze [...] is dikker rond de heupen en in het gezicht. Haar haar is langer geworden, geen pagekapsel meer. Gedurende de middelbare schooltijd gaat het steeds meer bergafwaarts met Cordelia. Elaine merkt op: Ik sla haar wel eens gade als ze denkt dat ik niet kijk: haar gezicht beweegt niet meer, is ver weg, gedachtenloos. Het lijkt alsof er geen leven meer in zit. Dit lijkt erg op de houding die Elaine aannam toen zij zelf de zwakste partij was. Als ze volwassen is maakt Elaine een schilderij van Cordelia: Dit is het enige schilderij dat ik ooit van Cordelia heb gemaakt, Cordelia in haar eentje. Een half gezicht heet het [...]. De blik [...] is onzeker, aarzelend, verwijtend. Angstig. Cordelia is bang voor me, op dit schilderij. Ik ben bang voor Cordelia. Ik ben niet bang om Cordelia te ontmoeten. Ik ben bang om Cordelia te zijn. Want op de een of andere manier zijn we van plaats gewisseld, en ik ben vergeten wanneer. De drie keer dat Elaine Cordelia na het eindexamen nog ontmoet is steeds n de sterkste en de ander de zwakste: de eerste keer is Cordelia een wrak en Elaine wreed en onverschillig; de tweede keer heeft Cordelia succes met een toneelrolletje en is Elaine juist aan het eind van haar krachten; de derde keer is Elaine inmiddels een succesvol schilderes geworden en zit Cordelia in een inrichting. Er zijn nog een paar details die de figuur van Cordelia met geheimzinnigheid omkleden. In tegenstelling tot Carol en Grace heeft Cordelia een bijzondere voornaam (uit King Lear) en nog eigenaardiger: geen achternaam! Ze is in het telefoonboek van Toronto onvindbaar, maar in Elaines geest overal aanwezig. Een paar keer bezoekt Elaine een toneelstuk waar Cordelia in speelt: de eerste keer is Cordelia een wezel, maar Elaine kan haar tussen de andere wezels niet ontdekken; de tweede keer speelt ze een geest (!), maar is ze tussen de andere geesten ook onvindbaar. Het idee dat Cordelia overal kan zijn beklemt Elaine zeer. Later verdwijnt Cordelia bovendien uit het rusthuis, een onrustbarende gedachte. Aan het einde van het boek gaat Elaine terug naar de brug over het ravijn. Ze herinnert zich hoe ellendig ze zich voelde: maar dit zijn niet langer mijn eigen gevoelens. Het zijn de gevoelens van Cordelia; en dat zijn ze altijd geweest. Ik ben nu de oudste, ik ben de sterkste.

You might also like