SC Him Mensch Uw

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 295

SCHIMMEN

SCHUW

JOHANNA LIME
© 2020 Johanna Lime
© 2020 Zilverbron
Alle rechten voorbehouden

Omslagontwerp: Marijke van Leeuwen


Foto omslag: Bruce Rolff/shutterstock.com

Typografie: Studio Zilverspoor


Redactie: Cocky van Dijk

E-boekproductie: Black Bee Media

ISBN 978-94-6308-263-1

www.zilverbron.com
info@zilverbron.com
Facebook: zilverbron
Twitter: @Zilverbron
www.artbooksshop.com
Wij dragen dit boek op aan onze dierbare schatten die veel te vroeg op doorreis
zijn gegaan:
Joke, Arie, Piet en Maarten.

Bedankt voor de herinneringen en de inspiratie. Jullie stemmen klinken door in


onze verhalen.
Proloog
Cara — Het moeras van Tulle
Kwakzalver. De scheldnaam galmde door Cara’s hoofd terwijl ze over het
glibberige paadje het moeras in liep. Ze balde haar vuisten. Waarom werd ze in
dit achterlijke dorp toch steeds gezien als een buitenbeentje? Sommige mensen
konden haar zo kwetsen! Ze moesten eens weten hoe ze had gezwoegd om de
kennis bij elkaar te krijgen zodat ze hun kwalen kon genezen. Er waren niet veel
artsen zoals zij die de natuurgeneeswijze hadden gestudeerd. Een beetje meer
erkenning verdiende ze wel.
Natuurlijk, het hielp niet dat ze geen eigen praktijk had en nog steeds bij haar
moeder in huis woonde. Maar wat had ze anders moeten doen nadat haar vader
was overleden? Ze kon het niet over haar hart verkrijgen om haar moeder weg te
laten kwijnen van verdriet. Sinds Kamilia geboren was, ging het gelukkig veel
beter. Haar moeder was gek op haar kleinkind.
Ze schudde de negatieve gedachtes van zich af en draaide zich om op het
wankele pad van dunne boomstammen. Ze zwaaide en lachte naar haar driejarige
dochtertje dat in de moestuin stond. Kamilia zwaaide terug, sprong blij lachend
omhoog. Met haar andere handje steunde ze stevig op de rand van het hek,
waarachter ze gehoorzaam bleef wachten, zoals ze haar had geleerd. Ik doe het
heus wel goed als alleenstaande moeder.
Resoluut keerde ze Kamilia haar rug toe en liep vastberaden verder over het
glibberige pad. De bewoners van Tulle hadden hun best gedaan bij de aanleg
ervan, maar het bleef gevaarlijk. Het hout was op sommige plaatsen aangetast
door zwammen. Ze wuifde een mistflard opzij en tuurde gespannen vooruit.
Jammer dat het vandaag zo mistig was. Het kon hier zo mooi zijn, maar nu
overheerste de stank van verrotting. Ze trok haar neus op.
Ze keek speurend rond, op zoek naar moerasrozemarijn. Meter voor meter
vorderde ze naar de plaats waar ze de struikjes boven de mist uit zag pieken. Ze
stonden in het water, een klein stukje naast het pad, net voor de moeraswilg. Om
de geneesmiddelen aan te vullen, had ze ongeveer tien takjes nodig. Het kon
nooit lang duren om die te verzamelen. Daarna kon ze weer snel terug naar huis.
Het was al bijna avond en ze wilde haar dochtertje niet te lang bij het hek laten
staan. Kamilia bleef altijd netjes wachten totdat zij weer thuiskwam.
Ze boog zich voorover naar de struik om er met haar snoeimes de delen af te
kunnen snijden die ze nodig had. Als ze zich uitstrekte, kon ze net de takjes naar
zich toe trekken. Te laat zag ze dat de zwammen het houten pad hier hadden
aangetast. Haar voet gleed weg en belandde in het water. Walgend voelde ze dat
haar schoen volliep met het vieze moeraswater. Ze wilde haar been snel
terugtrekken, maar dat lukte niet. Een gil ontsnapte haar toen iets glibberigs zich
om haar enkel wikkelde. Door een ruk aan haar been verloor ze haar evenwicht
geheel. Ze viel met een klap achterover op het pad. Het snoeimes vloog uit haar
hand.
Ze graaide wild om zich heen, maar vond niets om zich aan vast te grijpen.
Haar ogen werden groot van ontzetting toen de tentakel verder langs haar been
omhoog draaide. Ze gilde het uit en zag vol afschuw een glimmende, kale
schedel met een harde kam boven het water uit komen. Een harqdil! Twee vurige
ogen keken haar aan. Ze greep wanhopig naar de tentakel, in een poging die los
te krijgen.
Cara werd het water in getrokken. Doodsangst gaf haar nieuwe kracht. Met
een enorme inspanning reikte ze naar boven. Haar vingertoppen raakten de
laagste tak van de moeraswilg. Maar met een nieuwe ruk werd ze dieper het
stinkende moeras in getrokken.
‘Nee!’ Het water liep haar mond binnen. Een verscheurende pijn schoot door
haar lichaam toen een lange, scherpe angel zich dwars door haar buik heen
ramde. Het bloed gutste naar buiten en kleurde het water rood.
De harqdil trok haar helemaal onder water. Cara probeerde tevergeefs om hulp
te roepen. Haar longen vulden zich met het smerige vocht. Een smeulend vuur
brandde in haar borst.
Kamilia, ik moet haar vertellen … De laatste luchtbelletjes verlieten haar
mond en spatten aan het wateroppervlak uiteen. Haar levenskracht verdween
even snel als het daglicht.
Hoofdstuk 1
Kamilia — Het zomercircus van Droam
Koude rillingen gleden langs Kamilia’s rug. Daar was dat vage, sissende geluid
weer. Ze hoorde het steeds wanneer ze achter in de moestuin bezig was.
Argwanend tuurde ze het moeras in. Een mistige wolk rees op en nam langzaam
een menselijke vorm aan. Ze huiverde over haar hele lichaam. Het is de schim
weer. Ze wreef met haar handen over haar onderarmen, probeerde ze te
verwarmen, maar de kou bleef.
‘Sssh …’
Het geluid werd indringender. ‘Wat wil je van me?’ Haar stem trilde.
‘Khaahhhhhhhhh...’
Probeerde hij haar naam te zeggen? Ze verzamelde al haar moed en bleef aan
de rand van de tuin staan. Ze beefde. De griezelige kou beet in haar vel. Moest
ze nu weer vluchten als een bang kind? Ze was nota bene zestien: volwassen! Er
moest een manier zijn om die schim weg te krijgen.
Op de plek waar ze ogen verwachtte, zag ze een paar fel oplichtende vonken.
De haartjes in haar nek kwamen overeind.
Haastig sneed ze de spitskool los van de stronk, smeet hem in de mand en
rende ervandoor. Een moment later bereikte ze de achterdeur van het huis, trok
hem open en struikelde naar binnen. De deur viel met een klap achter haar dicht.
Ze zette de mand op het aanrecht en liep hijgend de woonkamer in.
‘Ben je zo geschrokken?’ Oma keek haar met een bezorgde blik aan.
‘Er zweefde een schim langs de rand van de moestuin.’ ‘O, Kamilia!’ zei haar
oma geïrriteerd. ‘Ik heb toch verteld dat spoken niet bestaan. Hou nou toch eens
op met die wilde fantasieën.’
Kamilia droogde juist het laatste bord af toen ze een fietsbel hoorde. Ze zag
haar vriendin aankomen. ‘Wat kom jij doen?’ vroeg ze verbaasd.
Fidelity streek met haar vingers de haren van haar bezwete voorhoofd. ‘Ik
dacht: laat ik even gaan informeren, maar jullie wonen zo ver uit de buurt.’ Ze
keek haar afwachtend aan en vroeg: ‘Je hebt het toch wel gevraagd aan je oma?’
Kamilia trok een schuldig gezicht. ‘Sorry, ik ben het helemaal vergeten.’ Ze
knipoogde. ‘Ik vraag het meteen.’ Direct riep ze in de richting van de
woonkamer: ‘Het circus komt eraan, oma.’
Fidelity duwde haar opzij en liep resoluut door de deuropening de kamer
binnen. Ze vroeg onomwonden: ‘Mevrouw Jonas, mag mijn vader het weiland
naast uw huis gebruiken voor zijn bakkerswagen?’
Kamilia zag de glimlach op oma’s gezicht toen zij ook de kamer in liep. Oma
zat behaaglijk in de kussens op de bank genesteld met een borduurwerkje op
haar schoot.
Fidelity ging geestdriftig verder: ‘Mijn vader heeft gehoord dat er dit jaar zo’n
twintig wagens met het zomercircus meekomen en dan is er te weinig plaats op
het grote terrein om zijn bakkerswagen erbij te zetten. Uw weilandje ligt er vlak
naast. Misschien kan Kamilia kaartleggen en de toekomst voorspellen?’ vroeg ze
er in één adem achteraan.
Kamilia keek geamuseerd naar haar vriendin. Wanneer die eenmaal begon te
praten, kwam er een waterval aan woorden uit haar mond. Zelf was ze niet zo’n
spreker. Haar vriendin zei altijd precies datgene wat ze ook oprecht meende.
Waren ze op de hogere school in Tulle allemaal maar zo. Fidelity ging heel
anders met haar om dan haar klasgenoten. Die vonden haar vreemd en namen
haar niet serieus. Sinds ze zich had laten ontvallen dat ze schimmen zag, werd ze
daar steeds mee gepest. Met Fidelity kon ze goed praten, zelfs wanneer het
gemis van haar ouders haar soms te veel werd. Haar oma begreep dat ook wel,
maar die was toch van een andere generatie.
Oma wist natuurlijk wel dat ze elke zomer reikhalzend uitkeek naar de
folkloristische feesten waar Tulle om bekendstond. Kamilia verheugde zich
vooral op het circus.
‘Oma, mag het nou?’ vroeg ze ongeduldig.
Haar oma keek naar haar vriendin en zei: ‘Natuurlijk, Fidelity. Jouw vader
mag zijn bakkerswagen op mijn weiland zetten.’
Fidelity straalde. ‘Dat zal hij fijn vinden, mevrouw Jonas. En mogen wij dan
weer de waarzeggerstent opzetten? Ik heb er zilveren sterren op genaaid, dat is
echt magisch!’
Kamilia keek haar vriendin verrast aan.
‘Alles wat jij vorig jaar aan mijn tante voorspelde, is uitgekomen, Kamilia. En
het was zo’n leuke act. We kunnen dat dit jaar toch weer doen?’
‘Maar ik heb geen folkloristisch kostuum meer. Dat van vorig jaar zat toen al
krap.’
Oma bekeek haar van top tot teen. ‘Daar zeg je wat, Kamilia. Je kunt
misschien wel iets aantrekken uit de kist met kostuums van je moeder. Als ik me
goed herinner, zit daar een heksenkostuum bij. Dat zou leuk zijn voor de act.’
‘Een kist met kostuums?’ vroeg Fidelity. ‘Zat uw dochter bij een
toneelvereniging?’
‘Nee,’ zei oma, ‘mijn dochter ging dikwijls naar folkloristische feesten. Ze
verkocht haar geneesmiddelen vaak op themamarkten. Ze verkleedde zich graag
als heks.’
‘O, wat leuk!’ riep Fidelity enthousiast. ‘Dat zou fantastisch zijn.’
‘Waar staat die kist dan, oma?’ vroeg Kamilia.
‘In de slaapkamer van je moeder. We moeten morgen maar eens kijken welke
kostuums nog te gebruiken zijn. Misschien moet ik er hier en daar nog iets aan
verstellen.’

Kamilia strekte haar armen uit en geeuwde. Heerlijk, vakantie. Het gaf niet dat
het al laat was, ze kon nu fijn eens uitslapen. Ze ging naar de woonkamer en liep
langs de schoorsteenmantel. Daar stond het kistje met het kunstzinnig versierde
deksel van houtsnijwerk. Ze pakte het op en streek gedachteloos met haar vinger
langs het stuk bergkristal dat daarnaast lag. Ze voelde een schokje statische
elektriciteit, alsof er energie in de steen zat opgesloten. Gek, dat heb ik nooit
eerder gemerkt.
Dankbaar pakte ze de mok met de warme koffie aan van oma en liep met het
kistje in haar hand naar de tafel. Ze opende het en haalde het tarotspel van haar
moeder eruit. Nu was dat van haar.
Ze schudde de kaarten en waaierde ze ondersteboven uit. Ze trok er drie en
draaide ze om. Hmm, ‘de Zot’ in het verleden, ‘de Dood’ in het heden en ‘de
Hogepriesteres’ in de toekomst. Ze kneep ongerust haar ogen samen. De dood in
het heden? Wat betekent dat nou weer?
‘Gaat het wel, Kamilia?’ vroeg haar oma zachtjes. ‘Waar denk je aan?’
‘Zal ik wel gaan kaartleggen voor het circus, oma? Moet u nou zien wat hier
ligt. Wat moet ik de mensen vertellen als ik deze kaarten trek? Wat doet “de
Dood” in het heden? Ik ga toch zeker niet dood?’
‘Je weet toch dat de kaarten meerdere betekenissen hebben, Kamilia? De
Dood hoeft er niet op te duiden dat je doodgaat. Misschien is het juist een nieuw
begin.’ Oma schudde meewarig haar hoofd.
‘U hebt gelijk. Maar het is wel erg moeilijk om alle betekenissen te
onthouden. Ik ken de kaarten nog steeds niet uit mijn hoofd en ik ben het al bijna
een jaar aan het leren. Er zijn gewoon veel te veel combinaties mogelijk.’
‘Hoe heb je het vorig jaar dan gedaan?’
‘Nadat ik wist op welke vraag de mensen antwoord wilden hebben,
fantaseerde ik maar wat. Ik hoopte maar dat ik iets vertelde wat de klanten graag
wilden horen.’
‘Ik weet niet hoe je moeder het precies deed. Zij kende vast de betekenissen
ook niet allemaal uit haar hoofd. Misschien moet je er juist niet te veel bij
nadenken en erop vertrouwen dat je de goede ingevingen krijgt.’ Oma legde een
hand op haar schouder. ‘Het is maar een circusact. Je moet er niet zo zwaar aan
tillen. Het is een spel. Samen met Fidelity wordt het vast heel gezellig.’
Ergens had haar oma wel gelijk. Zo gebeurde er tenminste nog wat spannends
in de vakantie. Misschien kwamen er ook toeristen naar het hotel en kon ze
interessante nieuwtjes opvangen over de rest van Laskoro.
‘Zullen we eens in de kist met kostuums kijken? Ik ben benieuwd welke
kleding er nog te gebruiken is en of het heksenkostuum nog goed zal zijn.’
‘Denkt u echt dat het mij zal passen?’ Nieuwsgierig liep ze achter haar oma
aan.

Oma haalde een koperen sleutel uit de zak van haar schort. Met een krakend
geluid ging het grote hangslot open. Kamilia hielp haar om het zware deksel op
te tillen en keek in de kist. Boven op de kostuums lag een grote foto van haar
moeder met een man aan haar zijde. ‘Is dat nou mijn vader?’
‘Dat is Walter Arras.’
Ze zag de verdrietige blik in de ogen van haar oma. ‘Wat was hij eigenlijk
voor iemand?’ vroeg ze. ‘Dit is voor het eerst dat ik zo’n mooie foto van hen
samen zie. Waarom is die hier weggestopt?’
‘Neem me niet kwalijk, Kamilia. Ik denk dat je moeder die foto hier zelf heeft
opgeborgen. Het is de enige waar ze samen met Walter op staat.’
Kamilia pakte de foto uit de kist en bekeek hem geïnteresseerd. Het was wel
bijzonder dat oma het nu eindelijk eens over haar vader had. Ze hield de kamer
van Cara nog steeds precies zoals hij vroeger was en ze sprak zelden over de
vriend van haar dochter. Kamilia dacht aldoor dat oma haar vader niet erg mocht
en ze durfde nooit door te vragen omdat oma daar zo verdrietig van werd.
Oma ging op het bed zitten en haar stem sloeg over toen ze begon te praten.
‘Ik vond je vader altijd een flierefluiter. Het was een echte Laskoriaan. Hij hield
van vrouwen, maar wilde zich niet binden. Je moeder heeft hem ooit ontmoet op
een themamarkt. Daar stond ze in haar mooie kostuum, met haar manden met
zelfgemaakte geneesmiddelen en kisten met parfums en zeepjes. Ze was op
folkloristische feesten een graag geziene verkoopster.’ Haar oma trok haar naast
zich op het bed. ‘Ik was stomverbaasd toen je moeder smoorverliefd bleek te zijn
op Walter. Hij stond in zo’n marktkraam lingerie te verkopen van het modehuis
van de Taylor Clan uit Droam. Dat huis waar ik ook kleding voor maak. Hij had
Cara ingepalmd met zijn charmante vleierijen. Hij wilde alleen niet trouwen en
voordat jij geboren werd, was hij al weer verdwenen.’
‘Lijk ik op mijn vader? Ik heb wel zijn flaporen, zo te zien.’
‘Eens kijken,’ zei oma lachend. ‘Jij hebt donkerblond, krullend haar. Je hebt
een slanke taille en volle borsten. Je stem is vaak een beetje hees. Dat heb je
allemaal van je moeder. Maar die grijsgroene kleur van je ogen heb je van hem.
En zoals je al opmerkte, heb je ook zijn flaporen.’ Oma pakte haar bij die
afstaande oren beet, trok haar hoofd naar voren en kuste haar op haar voorhoofd.
Toen zei ze: ‘Hou jij die foto maar, Kamilia.’
Ze lachte naar haar grootmoeder en legde de foto op het bed. Daarna liep ze
weer nieuwsgierig naar de kist en haalde er een lange jurk uit. Die hield ze voor
zich en ze keek in de spiegel. ‘Dit is een erg deftige jurk. Bij welke rol hoort
die?’
‘Dat is de jurk van een prinses,’ zei oma. ‘Misschien is het iets voor Fidelity?’
Oma zocht in de kist naar de heksenkleding. Ze vond de japon en gaf hem aan
haar.
Kamilia trok de jurk aan en draaide voor de spiegel rond. ‘Hij past perfect.’
‘Dat dacht ik wel,’ zei oma. ‘Je lijkt in alle opzichten erg veel op je moeder.’
Oma haalde een ander kledingstuk uit de kist. ‘Deze mantel hoort er ook bij.
Hij is van een dikker soort katoen gemaakt.’
Kamilia sloeg de mantel om. ‘Ik voel het, hij is veel zwaarder.’
‘Daar is meer stof voor gebruikt,’ zei oma. ‘Kijk, er zitten veel plooien in om
de mantel aan de onderkant wijd uit te laten lopen.’
Ze paste ook de laarsjes. Die hadden sterke, lange veters. De hoge punthoed
met de wijde rand maakte het kostuum helemaal compleet. ‘Oma, dit is
fantastisch.’
Haar oma zocht verder en vond nog een paar spulletjes in de kist. Een
buideltje dat aan de ceintuur kon worden bevestigd en waar het tarotspel in paste
en ook nog een andere tas, die aan een tweede gordel geknoopt kon worden.
‘Daar kan ik alles in kwijt. Het is geweldig!’

De volgende middag kwam Fidelity langs. ‘Ik zag de wagens van het circus,’ zei
ze. ‘Het zijn er echt veel. Er is zelfs een kraanwagen bij.’
‘Dan moeten we er straks maar even naartoe,’ zei Kamilia. ‘We hebben een
prachtige, roze prinsessenjurk voor je gevonden. Pas hem eens.’
Fidelity bekeek het kostuum. ‘Wat een mooie jurk!’ Ze hield hem voor zich
toen ze bij de spiegel ging staan. Daarna trok ze hem voorzichtig aan. Ze draaide
rond en trok een beetje aan de rok. ‘Jammer, hij zit te ruim.’
Oma kwam erbij staan en keek er kritisch naar. ‘Ik heb het al gezien. Geef
hem maar hier. Ik zorg wel dat het goed komt.’
‘O, echt, mevrouw Jonas?’ zei Fidelity. ‘Is dat niet te veel werk voor u?’
‘Nee hoor, ik heb toch een naaimachine?’ Oma lachte. ‘Het is zo gebeurd. Let
maar eens op.’
‘Wij gaan naar het circus kijken, oma,’ zei Kamilia en ze trok haar vriendin
mee naar buiten.
‘Kijk, daar komt mijn vader aan,’ wees Fidelity.
Kamilia tuurde langs de lange weg, die van het moeras tot aan de hoofdweg
van het dorp liep, en zag de grote bakkerswagen aan komen rijden. Meneer Cook
stak zijn hand uit het raampje en zwaaide naar hen.
Tien minuten later had de bakker de wagen al helemaal geïnstalleerd. Haar
oma kwam uit het huis om hem te begroeten.
‘Fijn dat ik hier mag staan, Marianne,’ zei hij. ‘Je krijgt iedere dag zoveel
versgebakken brood en banket als je maar kunt eten.’
Oma glunderde. ‘Dank je, Rogier. Dat vind ik aardig van je.’
Kamilia liep met Fidelity over de weg langs het moeras verder naar het
circusterrein. Ze gingen aan de rand ervan in het gras zitten en keken vol
belangstelling toe hoe de circusartiesten aan het werk waren. Er kwamen luifels
aan de wagens en de dieren werden verzorgd. Het grootste karwei was het
opzetten van de reusachtige, ronde tent waar de voorstellingen in werden
gegeven. Die werd omhooggehouden door dikke, houten palen. Daarvoor was
die kraanwagen erbij, zagen ze nu. Het opzetten van het circus was zoals ieder
jaar een knap staaltje werk.
‘Zullen we naar de directrice gaan?’ vroeg Fidelity. ‘Dan kunnen we vragen of
ze het goed vindt dat we gaan waarzeggen.’
Kamilia knikte en stond op.
De gezette vrouw in een nauwsluitend, glimmend rood broekpak en met een
hoge, zwarte hoed op, deed de deur van de woonwagen al open toen ze hen zag
aankomen.
‘Vindt u het goed als wij dit jaar ook weer de waarzeggerstent neerzetten?’
vroeg Fidelity aan haar. ‘Hij hoeft niet op het terrein van het circus te staan. We
kunnen hem bij Kamilia thuis opzetten, hier vlak naast.’
‘Jij bent toch Fidelity?’ zei de directrice. ‘En dan ben jij Kamilia, de
toekomstvoorspeller? Ik ken jullie nog wel van vorig jaar. Toen was jullie act
een succes.’
‘Ja,’ zei Kamilia. ‘Ik vind het heel leuk om te doen en kijk al weer uit naar de
circusvoorstelling.’
‘Dan weet ik het goed gemaakt. Jullie mogen waarzeggen en krijgen van mij
een paar vrijkaartjes. Ik ben wel blij met die waarzeggerstent. Daarmee maken
jullie gratis reclame voor mijn circus.’ De vrouw lachte luid en gaf hun de
vrijkaartjes. Ineens fluisterde ze: ‘Bij de eerste voorstelling verwacht ik de
familie Taylor, met de tweeling. Dus als je die wilt zien, moet je komen.’
‘Dank u voor de tip,’ zei Fidelity. ‘Dat zal mijn moeder leuk vinden.’ Ze
namen afscheid van de directrice en Fidelity trok haar mee naar de weg. ‘Kom,
we gaan weer naar de bakkerswagen. Dan kunnen we mijn tent opzetten. Mijn
vader heeft hem al meegebracht. We moeten hem alleen nog uitladen en
opbouwen.’

De tent was hoog en rond, hij was gemaakt van donkerblauw tentdoek. De
zilveren sterren flonkerden in het daglicht. Fidelity legde een rond tapijt, dat haar
moeder haar meegegeven had, op de grond. Kamilia haalde een oude tafel van
de zolder en bedekte die met een tafelkleed, dat speciaal gemaakt was voor het
gebruik met waarzegkaarten. Er waren gekleurde vakken op geborduurd waarin
de kaarten geplaatst konden worden. Ook stonden er zeven symbolen op die een
magische betekenis hadden. Dit soort kleden werd al eeuwen gebruikt, maar het
kleed dat Kamilia nu op tafel legde, had haar moeder geborduurd.
Haar oma bracht een paar kaarsenstandaards met kaarsen. ‘Dat is voor een
mysterieus sfeertje,’ zei ze. Er was zelfs een brede, rieten stoel voor Kamilia en
een paar houten klapstoelen uit de schuur voor de bezoekers.
Fidelity kreeg een eigen tafeltje met stoel en plaatste die bij de ingang van de
tent. Zij zou het entreegeld heffen.
‘Hoeveel moet een bezoek aan de waarzegster eigenlijk kosten?’ vroeg
Kamilia.
‘Vijf Laskoriaanse ponden lijkt mij wel een redelijk bedrag,’ zei Fidelity.
‘Wat ben jij zakelijk, Fidelity,’ zei ze. ‘Misschien verdienen we dit jaar dan
wel een hoop geld. Dat komt goed uit. Ik spaar voor een vakantiereisje met oma.
Zij komt anders ook nergens.’
Ze haalden nog een tafel uit de plantenkas en deden er een deken over om de
vlekken te bedekken. Oma had nog een voorraad kanten kleedjes en geborduurde
kussens, die ze aan de toeristen wilde verkopen. Het zou nog gezellig worden op
hun weilandje.
‘Zullen we nu even naar mijn moeder gaan?’ vroeg Fidelity. ‘Dan kunnen we
haar vertellen dat de tweeling van Taylor naar het circus komt.’
‘Goed,’ zei ze. ‘We halen de fietsen.’
Ze reden langs het moeras naar de hoofdweg die in de richting van het
centrum afboog. Het sportveld achter hun school stond vol met tenten. Ieder jaar
tijdens de folklorefeesten, werden hun sportvelden als camping gebruikt. Er liep
een man met een watertank te sjouwen. Hij keek niet uit en stak vlak voor hen
het fietspad over. Fidelity rinkelde hard met haar fietsbel. De man sprong
geschrokken aan de kant. Fidelity gaf een ruk aan haar stuur en ze reden snel
verder. ‘Toeristen! Als ze de vrijheid ruiken, gelden de regels niet meer.’
‘Kijk!’ Kamilia wees. ‘Bij de supermarkt staat dat oude trekpaard weer, voor
die wagen met melkbussen. Dat zal sjorren worden, dat beest komt amper in
beweging.’
‘De voorzitster van de winkeliersvereniging is zo vreselijk stug,’ zei Fidelity.
‘Ze staat erop dat de toeristen zien dat Tulle van oorsprong een boerendorp is. Er
moeten melkbussen en grote gele kazen te zien zijn, vindt zij. Mijn moeder
wilde dit jaar eens iets anders. Zij stelde voor om workshops te geven zodat de
mensen van de camping hun eigen broodjes konden bakken. Maar haar idee
werd zo van tafel geveegd. Ze zijn hier echt bang voor veranderingen.’
‘Dat is waar. Soms lijkt het of de tijd hier stilstaat.’
Ze kwamen in de winkelstraat aan en Kamilia zag het uithangbord van
Bakkerij Cook al hangen. Ze zetten hun fietsen in een rek en liepen naar de deur
van Fidelity’s huis, dat boven de bakkerij was.
‘Mama, ik ben thuis,’ riep Fidelity van onder aan de trap naar boven. Ze
klommen omhoog en liepen de woonkamer in.
‘Dag, mevrouw Cook.’ Kamilia gaf de moeder van Fidelity een hand.
‘Zijn jullie langs de camping gekomen?’ vroeg haar moeder. ‘Het wordt erg
druk deze zomer. Ik hoorde van de klanten dat het hotel al helemaal is
volgeboekt. En weet je wie er komt? Het Clanhoofd van Droam!’
‘Ja,’ zei Fidelity. ‘Taylor heeft gereserveerd voor de eerste circusvoorstelling.
De tweeling komt mee. Wij kunnen er dan ook naartoe.’ Ze gaf drie vrijkaartjes
aan haar moeder. ‘Deze kreeg ik van de directrice. Ze kende ons nog van vorig
jaar.’
‘O, wat leuk,’ riep haar moeder. ‘Komen Elsbeth en Tobias ook mee? Ja, dat
zal wel. Ik denk dat ze nu acht jaar zullen zijn. Wacht, ik pak mijn albums erbij.’
‘Ha,’ zei Fidelity toen de albums op tafel kwamen. ‘Mijn moeder weet echt
alles van de Clans. Hier staan ze alle twaalf in, maar de belangrijkste is
natuurlijk de koning. Moet je kijken hoeveel plakboeken mijn moeder heeft van
Revaldesh-Morane.’ Ze pakte een stapeltje van de boeken. Op elk ervan stond
een gouden draak.
Mevrouw Cook glimlachte verlegen.
‘Dus jullie gaan morgenavond naar het circus? Dan vraag ik of oma met mij
mee wil,’ zei Kamilia. ‘Misschien kunnen we bij elkaar gaan zitten. Ik ben ook
wel nieuwsgierig naar de tweeling.’ Ze keek op de klok en vervolgde: ‘Bijna
etenstijd. Ik moet naar huis.’
‘Natuurlijk gaan we morgenavond,’ zei Fidelity, die haar moeder voor was. ‘Ik
hou wel plaatsen voor jullie vrij.’
‘Doe de groeten aan Marianne,’ riep mevrouw Cook haar na.

Kamilia kreeg er een warm gevoel bij toen ze gearmd met haar oma naar de
ingang van de grote circustent liep. Ze hield van de sfeer, van de energie die
bijna tastbaar in de lucht hing. Toen ze de ronde circustent in stapten, zat die al
bijna vol.
Fidelity wenkte hen. De familie Cook was eerder aangekomen en had plaatsen
voor hen vrijgehouden. Kamilia nestelde zich op de bank naast haar.
Ze zag dat de tweeling van Taylor met hun ouders op de goed bewaakte
eretribune zat. De kinderen hadden kleding aan uit de nieuwste modecollectie.
Hun Clan had als taak dat alle Laskorianen zich goed konden kleden, dat was
aan hen te zien.
De circusdirectrice opende de voorstelling. ‘Van harte welkom in ons circus,’
riep ze.
Kamilia gniffelde toen ze haar krap zittende, rode broekpak bekeek.
‘Welkom leden van de Taylor Clan. We zijn vereerd met uw bezoek.’ De
directrice pakte de hoge hoed van haar hoofd en maakte een diepe buiging naar
de eretribune.
Kamilia hield haar adem in: zou de dikke vrouw uit haar broek scheuren?
Maar daarna draaide de vrouw zich naar hen om en sprak het publiek aan met
de bekende woorden: ‘Hooggeëerd publiek!’ Ze boog weer voorover en zwaaide
met haar hoed. Haar pak bleef heel. ‘Als eerste de acrobaten.’
Kamilia genoot van de voorstelling. De vlugge, behendige acrobaten leken
wel van elastiek. Ze maakten radslagen en klommen spelenderwijs in touwen. Er
werd een menselijke piramide gebouwd en ze hielden zich in evenwicht op een
grote, rollende bal. Het was ongelooflijk hoe deze acrobaten hun lichaam
beheersten.
De clown die daarna optrad, bracht het publiek goed aan het lachen. Hij
maakte figuren van gekleurde ballonnen. De tweeling Elsbeth en Tobias kreeg
van hem elk een ballondier. Ze verbaasde zich erover dat de clown met zijn
kapotte flapschoenen nog vooruitkwam. Precies op dat moment struikelde hij
over zijn eigen voeten en viel op zijn grote, rode neus. Ze schoot in de lach.
Gelukkig was de val net zo ingestudeerd als de rest van de act.
Haar oma lachte ook en keek haar aan met pretlichtjes in haar ogen.
De dierenact, die hierna kwam, was er een met paarden. Hun vacht glansde
van gezondheid. Ze reageerden op elk teken van hun ruiters en sprongen over
hekken en tonnen alsof dat helemaal geen moeite kostte. Dat was wel wat anders
dan dat paard dat de kar met melkbussen moest trekken.
Kamilia voelde het bloed naar haar wangen stromen toen de jongleurs
kwamen. Eén van hen was een heel aantrekkelijke jongeman. Ze kon haar blik
nauwelijks losmaken van zijn getrainde gestalte. Toen hij in haar richting keek,
draaide ze verlegen haar hoofd opzij.
Ze staarde voor zich uit en liet zich langzaam meevoeren op een wolk. Ze reed
samen met de knappe jongleur in een rode sportwagen naar de stad Droam. Ze
gingen naar binnen bij modehuis Taylor en hij haalde de prachtigste trouwjurken
uit de rekken. Hij wierp de allermooiste naar haar toe, die ze vlug aantrok. Zelf
droeg hij een glanzend zwart pak en hij nam haar mee naar het stadhuis. Maar
daar stond een hek van kegels en ballen waardoor ze niet verder kon lopen. Hij
sprong eroverheen en liep naar mevrouw Taylor, die op hem stond te wachten.
De illusie verdween met een schok en ze zag dat de jongleur haar aankeek met
een hooghartige blik in zijn ogen. Ze kon wel door de grond zakken van
schaamte.
Het applaus aan het eind van de voorstellingen was welverdiend.

‘Kamilia, waarzeggen is maar een circusact. Als je moe wordt of als je er geen
zin meer in hebt, mag je er gewoon mee stoppen,’ zei oma de volgende middag.
‘Ja, oma, dat weet ik wel. Maar het is erg leuk om te doen. Ik ga uw raad
opvolgen en erop los fantaseren. Ik hoop alleen dat de mensen zelf het niet al te
serieus zullen nemen.’ ‘Natuurlijk doen ze dat niet. Die mensen weten toch ook
dat het een circusnummer is?’
Ze gaf haar grootmoeder een kus. ‘Ik hoop dat u vandaag veel kleedjes en
kussentjes zult verkopen.’ Toen liep ze naar de weg. Terwijl ze wachtte op
Fidelity liep ze heen en weer tussen het weilandje en het moeras.
Het licht van Atlas scheen over het moeras en deed het water schitteren. Ze
lachte om de vlinders die al fladderend grillige figuren in de lucht vormden
terwijl verderop de kraanvogels statig toekeken. Kikkers kwaakten op de maat
van de luchtbelletjes die naar de oppervlakte stegen en daar uiteenspatten. Toen
zag ze de waterlelies, die hun blaadjes hadden opengevouwen en hun
bloemenpracht tentoonspreidden. Vandaag had het moeras zijn donkere kanten
verstopt en ze vond dat het er nu sprookjesachtig uitzag.
‘Zo, jij ziet er goed uit in die kleren.’
Ze schrok op uit haar mijmeringen en keek argwanend opzij. Daar stond de
jongleur uit het circus.
Hij liet zijn blik waarderend over haar gestalte gaan en vervolgde: ‘Wie ga je
betoveren?’
Ze lachte verlegen. Wat moest ze hier nu mee aan? Gelukkig zag ze Fidelity
aankomen. Die was gekleed in de prachtige, lange roze jurk met witte banen in
de rok. Met haar lichtblonde, sluike haar en diadeem zag ze er echt uit als een
prinses. Ze had een kersenhouten sieradendoos met twee laatjes bij zich om het
geld in te bewaren.
‘Pas maar op,’ zei Fidelity tegen de jongleur. ‘Met deze heks valt niet te
spotten. Straks verandert ze je in een kikker. Heel gezellig, want er zitten al heel
veel kikkerprinsen in het moeras.’ Ze giechelde.
De jongleur keek haar schaapachtig aan. ’Ik ga maar eens terug naar het
circus.’
‘Zo,’ zei Fidelity. ‘Die flierefluiter zijn we vast kwijt. Heb je er zin in?
Jammer dat ik bij de deur zit. Ik wil eigenlijk ook wel weten of er een prins is
met wie ik zal trouwen. Heb jij al iemand op het oog of heb je iemand in de
toekomst gezien?’ ‘Ja, natuurlijk,’ zei Kamilia voor de grap. ‘Ik trouw met een
geweldig sterke tovenaar, die een rode draak heeft getemd en daarop over
Laskoro vliegt. Hij neemt me mee naar zijn tovenaarstoren en we leven heel lang
en gelukkig.’
Fidelity schoot in de lach en haakte een arm in die van haar. Hun circusact kon
nu echt beginnen.
Hoofdstuk 2
In de tent met zilveren sterren
Kamilia liep de tent binnen. Ze negeerde het weeïge, nerveuze gevoel in haar
buik en nam plaats op de rieten stoel. Het blauwe tentdoek filterde het daglicht
en nadat de kaarsen aangestoken waren, hing er werkelijk een mysterieus
sfeertje. Ze pakte de tarotkaarten uit het buideltje. Van de zwarte zijde die
eromheen gewikkeld was ter bescherming ging op een vreemde manier een
kalmerende invloed uit. Ze legde de kaarten op tafel, vouwde de doek netjes op
en deed hem terug in het buideltje.
Ze keek op toen er daglicht naar binnen viel en zag enkele bezoekers
nieuwsgierig om het tentdoek kijken. Twee vrouwen schuifelden op uitnodiging
van Fidelity voorzichtig de tent in. Kamilia slikte haar zenuwen weg en gebaarde
uitnodigend naar de klapstoelen tegenover haar. Ze glimlachte, stelde zichzelf
voor en trok haar heksenkleding recht. ‘Hebt u een vraag?’
Een van de vrouwen vroeg: ‘Moet ik naar de hoofdstad verhuizen?’
Kamilia keek haar onderzoekend aan en zag dat de vrouw onzeker met haar
ogen knipperde. Ze schudde de kaarten, coupeerde ze en legde drie stapeltjes
omgedraaid neer. ‘Welk stapeltje wilt u dat ik gebruik?’
De vrouw wees het middelste stapeltje aan. Kamilia legde zeven kaarten met
de afbeeldingen naar boven op tafel, volgens de methode van het beslissingsspel,
die ze vaak gebruikte. ‘Ik zie “de Geliefden” in het midden. Dat is het probleem:
u moet een keuze maken.’
De klant knikte.
Kamilia wees op de drie kaarten die een positieve invloed aangaven. ‘Als u
verhuist, kunt u zich bevrijden van een drukkende last.’ Ze legde haar hand over
de hand van de vrouw heen. In een flits zag ze een oude vrouw in een
ziekenhuisbed, en ze vroeg: ‘Heeft u pasgeleden een dierbaar familielid
verloren?’
De vrouw keek haar verbluft aan. ‘Ja, mijn moeder is gestorven.’
‘En de familie is het niet eens met de verdeling van de erfenis?’ vroeg Kamilia
medelijdend. Ze zag het verdriet in de ogen van de vraagsteller. ‘U hebt er alles
aan gedaan om uw moeder goed te verzorgen,’ zei ze troostend. ‘Dat zie ik aan
de bovenste kaart. Bent u pas nog geslaagd voor een belangrijk diploma?’
De vriendin die naast de vrouw zat, keek haar met open mond aan maar zei
niets. De vrouw zelf knikte weer.
Kamilia wees de volgende kaart aan. ‘Dit is een kans op een goedbetaalde
baan. Ik zie dat u gelukkig zult worden.’ Ze ging verder met de drie kaarten die
aangaven waarvoor de vrouw niet zou moeten verhuizen. ‘Uw herinneringen aan
alles wat is gebeurd, houden u vast op de plek waar u nu woont. Ik krijg bij deze
onderste kaart het gevoel dat u de zaken rond de erfenis in gedachten ernstiger
maakt dan ze eigenlijk zijn. Als u verhuist, zullen er jaloerse mensen zijn die
over u gaan roddelen. Ook hier is het belangrijk in de gaten te houden dat u in
gedachten het ergste vreest en dat het allemaal best mee kan vallen. De kaarten
die voor de verhuizing spreken geven sterkere invloeden aan dan datgene wat u
tegenhoudt. Ik denk dat u deze kans met beide handen aan moet grijpen.’
De vriendin werd heel enthousiast en zei tegen de vraagsteller: ‘Ik dacht het
wel. Je trekt je alle problemen te veel aan. Dat aanbod van die goede baan in de
stad moet je gewoon aannemen. Je komt vast veel aardige mensen tegen met wie
je vriendschap kunt sluiten.’
De vrouw zuchtte opgelucht. ‘Het is een grote stap, maar nu mijn moeder is
overleden en ik niet meer voor haar hoef te zorgen, moet ik aan mijzelf denken.
Jullie hebben gelijk: het is een goede kans.’
Kamilia keek nog eens naar de kaarten en dacht terug aan wat haar oma had
gezegd. Nu ze die niet voor zichzelf gebruikte, wist ze precies wat ze zeggen
moest. Het viel haar mee dat ze de combinaties toch goed wist te duiden. Ze
zuchtte opgelucht toen de vrouwen tevreden de tent uit liepen. Gelukkig, ik ben
het nog niet kwijt. Het gaat zelfs nog beter dan vorig jaar.
Fidelity keek naar binnen. ‘Zal ik de volgende klanten laten komen?’ En met
een knipoog naar Kamilia fluisterde ze vervolgens: ‘Er staat een hele rij.’
Kamilia vertrouwde door het eerste succes meer op haar waarzegkunst en
deed haar best de klanten zo goed mogelijk te helpen. Ze gebruikte, afhankelijk
van de vraag die werd gesteld, verschillende legmethoden die ze het afgelopen
jaar had bestudeerd. De ene keer lagen er maar drie kaarten op tafel en de
volgende keer besloot ze er zeven te nemen voor het beslissingsspel. De klanten
vertelden haar dat ze verbaasd waren over de dingen die ze uit de kaarten las. Ze
lette steeds op gezichtsuitdrukkingen en pakte als het mocht een hand vast. Dat
leverde haar ook meer inzicht op.
Nadat ze een poos zo bezig was geweest, kwam er een man binnen. Hij vroeg:
‘Kunt u mij helpen bij mijn zoektocht naar de ware vrouw? Het is zo moeilijk
om op Laskoro, waar zoveel vrouwen zijn, diegene te vinden om een gezin mee
te stichten. Hoe weet ik welke vriendin daarvoor de beste is?’
Ze keek naar hem en voelde aan dat deze man iets voor haar verborgen hield.
Haar ogen prikten. Ze waaierde de kaarten ondersteboven uit op de tafel en zei:
‘Wilt u drie kaarten uit deze waaier trekken en ze naast elkaar, met de plaatjes
naar boven, voor u neerleggen?’
De man bewoog zijn hand over de kaarten heen en trok een afbeelding van
een vrouw, de maan en de ster. Daar kon ze weinig mee. Ze zag dat de man de
kaart van de vrouw bestudeerde.
Even sloot ze haar ogen en zag ze in haar verbeelding een roodharige vrouw
met groene ogen, tussen vele andere vrouwen. Ze hield haar huis goed bij en
haar tuin was een plaatje. Kamilia deed haar ogen open en keek naar de kaart
van de maan. Toen vroeg ze: ‘Heeft u misschien een boekje waar al uw
vriendinnen in staan?’
De man kuchte even en haalde een agenda uit de binnenzak van zijn colbert.
‘Ik heb zoveel vriendinnen, dat ik geen keuze kan maken.’
‘Zit er een roodharige bij met groene ogen?’
‘Ja, zij is een intelligente vrouw die haar zaken goed geregeld heeft. Ik weet
niet of ze mij wel wil.’
Kamilia keek naar de ster. ‘Als ik u was, zou ik haar proberen te veroveren.
Met haar kunt u gelukkig worden.’
De man stond glunderend op en schudde enthousiast haar hand. ‘Dank u, dit
duwtje had ik nodig. Nu durf ik haar te vragen.’
Kamilia keek hem verbaasd na. Ze had gewoon gefantaseerd bij wat er op de
kaarten te zien was. Dat was blijkbaar een goede manier als de gewone
methoden faalden.

Na een paar uur kwam Fidelity de tent in met belegde broodjes. Ze hing een
bordje met pauze bij de ingang van de tent.
‘Ik snap er niks van,’ zei Kamilia. ‘Het lijkt net of mijn klanten er meer aan
hebben als ik alles uit mijn duim zuig, dan wanneer ik de symbolen op de
kaarten duid.’
‘Misschien moet je er nog iets bij hebben?’
‘Ja,’ zei ze. ‘Mijn duim! Maar die heb ik al.’ Ze lachte. ‘Wacht eens! Oma
heeft een stuk bergkristal op de schoorsteenmantel liggen. Dat voelt soms aan
alsof er energie in opgesloten zit. Misschien kan dat helpen?’
‘Ik ga dat bergkristal voor je halen.’ Resoluut stapte Fidelity de tent uit.
‘Wacht, ik loop met je mee. Even mijn benen strekken.’ Oma stond achter haar
tafel met koopwaar. Ze vroeg bezorgd: ‘Gaat het goed? Jullie hebben het toch
wel naar je zin?’
‘Maakt u zich geen zorgen, oma. Het gaat veel beter dan ik gedacht had. Mag
ik het bergkristal dat op de schoorsteenmantel ligt gebruiken?’
‘Natuurlijk.’ Oma lachte vrolijk. ‘Het is druk deze zomer. Ik heb al veel
verkocht.’
‘Mijn vader heeft ook veel klanten. Tulle is dit jaar populair,’ zei Fidelity.
Kamilia haalde het kristal op en ze liepen samen terug naar de tent waar
Kamilia plaatsnam aan de tafel. Een opwindende tinteling ging door haar hand,
haar vingers werden koud. Verschrikt liet ze het kristal los. Het viel op het kleed,
boven op de geborduurde adelaar. Ze keek gefascineerd naar de flikkering die
vanuit het midden van het kristal opflitste. Het trok haar aan, ze kon en wilde het
niet laten liggen, dus nam ze het weer in haar handpalm. Een tintelende kou trok
door haar hele hand naar haar pols, ze ademde diep in en blies de lucht met
kracht weer uit. Wat ze in de steen zag ontstaan was prachtig. Als in een film zag
ze allerlei taferelen voorbijkomen: vage contouren die leken op mensen, dieren,
planten en huizen. Ze waren stralend wit. Kamilia voelde zich opgetogen.
Ze sprong bijna uit haar stoel op toen haar concentratie verbroken werd door
de stem van de volgende klant: ‘Mag ik hier gaan zitten?’
Kamilia keek naar de vrouw en knikte. ‘Neemt u mij niet kwalijk. Ik had u
niet horen binnenkomen. Natuurlijk, gaat u zitten, die stoelen staan ervoor.’ Ze
wees op de klapstoelen.
De vrouw had amper plaatsgenomen toen ze haar vraag al stelde: ‘Weet u
waar mijn parelketting is gebleven? Ik kan hem niet meer vinden.’
Ze wilde de kaarten pakken, maar kreeg een vreemde sensatie en in plaats van
naar de kaarten trok haar hand naar het kristal. Het flikkerde op en liet een witte
dame zien die met haar hoofd schudde. Ineens kreeg Kamilia een ingeving:
‘Karina laat weten dat de parelketting u ongeluk brengt. U moet hem niet meer
zoeken.’
De vrouw keek haar verbijsterd aan: ‘Karina? Die is dood, ik heb de ketting
van haar geërfd.’
Kamilia keek haar medelijdend aan. ‘Karina wil u waarschuwen. Ze bedoelt
het goed.’
Haar klant stond langzaam op en schuifelde in gedachten verzonken naar de
uitgang.
Kamilia legde het kristal aan de kant. Hiermee kon ze blijkbaar een
verbinding met geesten leggen. De angst kwam weer naar boven toen ze aan de
schim in het moeras dacht.
Toen de volgende klant binnenkwam, gebruikte ze de kaarten weer, maar toch
voelde het anders aan. Ze werd nu sneller moe doordat het kristal meer energie
van haar had gevraagd dan het gegeven had.
Gelukkig hoorde ze al snel Fidelity zeggen dat het tijd was. ‘Dit was de laatste
keer dat onze waarzegster, madam Kamilia, voorspellingen doet vandaag. U kunt
alvast naar de circustent lopen, de show begint over een uur. Komt u morgen
gerust terug.’
Fidelity kwam de tent in en ging op een klapstoeltje zitten. ‘Meid, wat zie jij
eruit! Heb je een spook gezien? Je hebt wallen onder je ogen.’
‘Dat kristal was achteraf misschien geen goed idee,’ zei ze. ‘Ik zag een geest,
net als die schim bij het moeras. Het bleek een overleden kennis van een van de
klanten te zijn. Ik ben doodmoe. Die geest heeft me denk ik gebruikt om iets aan
mijn klant duidelijk te maken.’
‘Getver, wat eng! Wil je morgen dan wel door?’ ‘Natuurlijk wel, dan laat ik
het kristal toch gewoon thuis? Morgen ben ik wel weer uitgerust.’
Meneer Cook stak zijn hoofd om het tentdoek. ‘Fidelity, we gaan naar huis, je
moeder wacht met het eten.’
Haar vriendin stond op. ‘Tot morgen dan!’ Ze keek nog even om en zei: ‘Ik
neem de sieradendoos met het geld mee naar huis. Vanavond bel ik wel om te
zeggen hoeveel we vandaag verdiend hebben. Dat is heel wat, denk ik. We
hebben het goed gedaan. Sommige mensen gaven zelfs achteraf nog een fooi. Je
bent geweldig als heks!’ Ze lachte vrolijk.
‘Bedankt voor de hulp en tot morgen, Fidelity.’ Kamilia deed de kaarten in het
buideltje aan haar ceintuur en pakte het bergkristal weer op. Wat is het toch
wonderlijk wat ik daarin zie.

Kamilia zakte onderuit in de rieten stoel en bleef een poosje in de tent rusten. Ze
sloot haar ogen. Zal die steen mij kunnen vertellen hoe ik die schim uit het
moeras weg krijg? Ondanks haar angst opende ze haar ogen weer en staarde
aandachtig in het stukje kristal. Het lichtte op en er kwamen beelden
tevoorschijn. Ze zag een stralende, witte roofvogelkop. Ze stond op en liep naar
het midden van de tent, met de steen op haar handpalm. Ze verbeet de kou en
wilde die prachtige vogel goed bekijken. Zijn witte licht stak fel af tegen het
donkerblauwe tentdoek toen hij zich uit de steen losmaakte en voor haar bleef
hangen. Zijn gekrijs drong scherp haar oren binnen. Ze had het gevoel dat hij iets
tegen haar wilde zeggen, maar ze kon hem niet verstaan. Gedachteloos stopte ze
de steen in het buideltje aan haar ceintuur.
De vogel trok aan haar en leek haar naar buiten mee te willen nemen. Ze kon
de drang om achter hem aan te gaan niet van zich afschudden en volgde hem
naar het pad met de boomstammetjes. De vogel krijste en even dacht ze zelfs een
zwarte ram aan de rand van het moeras te zien.
De roofvogel vloog voor haar uit. Ze had het gevoel alsof ze in een soort
trance verkeerde waar ze zich niet van los kon maken en volgde hem in de
richting van het moeras. Ik moet me verzetten. Het moeras is gevaarlijk! Haar
bewegingen stokten, maar de adelaar krijste hard en ving haar blik met zijn felle
gele ogen. Even bestond haar wereld uit niets meer dan de roofvogelogen die
steeds groter werden en uiteindelijk haar blikveld vulden. Het verzet vloeide uit
haar lijf. Ze volgde de vogel over het pad en kwam ten slotte uit op een plek
waar ze niet meer verder kon lopen. De vogel krijste weer.
Ze kromp in elkaar en keek met open mond toe hoe er vlak voor haar twee
vrouwelijke, lichtgevende gestaltes oprezen uit het water. De ene vrouw had
lange haren die wild om haar hoofd wapperden, ze droeg een gewaad met
lotusbloemen erop geborduurd en haar mond hing scheef open, alsof ze
sarcastisch lachte. Kamilia voelde vreemd genoeg geen angst voor haar en liet
zich vastgrijpen. De tweede vrouw was in een witte mist gehuld en keek haar
doordringend aan. Kamilia werd duizelig van haar blik en voelde dat ook zij haar
met beide handen vastgreep. Er schoten dwaallichten over het wateroppervlak.
De vrouwen zweefden als geesten met haar door de lucht. Kamilia keek over
haar schouder en zag dat ze boven het diepste gedeelte van het moeras hing. Ze
probeerde haar armen los te trekken. Dat lukte niet. Ze trappelde met haar
voeten, maar ook die kwamen niet uit de greep van de gestalten los.
De vogel krijste weer. Ze verstijfde van angst toen ze de greep van de twee
vrouwen niet meer voelde. Zou ze verdrinken? Net als haar moeder?
‘Nee!’ riep ze en ze maaide wild met haar armen door de lucht. Tevergeefs.
Het water kwam pijlsnel dichterbij. Maar zodra ze het wateroppervlak raakte,
kreeg ze een overweldigende sensatie. Het leek wel of ze op een trampoline was
geland en nu als een raket werd gelanceerd. Ze tolde rond in een grote,
cilindervormige buis en verloor haar greep op de werkelijkheid. Is dit wat er
gebeurt als je verdrinkt?

Sisiliah, de hoofdstad van Ming


‘Zeg heks, kun je niet oppassen? Waarom gooi je me zomaar omver?’
Kamilia wankelde. De werkelijkheid kwam langzaam terug toen de
duizeligheid wegebde. Ze kon weer om zich heen kijken. Achter zich zag ze een
fontein met gebeeldhouwde waterspuwers. Zoiets had ze nog nooit gezien in
Tulle. Waar ben ik?
Haar ogen richtten zich op de plek voor zich, waar het gemopper vandaan was
gekomen. Daar lag een jongeman op de ronde kasseien van het plein. Ze stak
haar hand uit en trok hem overeind. ‘Neem me niet kwalijk. Het was niet mijn
bedoeling om je omver te gooien of aan het schrikken te maken.’
De jongeman lachte onzeker toen Kamilia hem opnam. Hij had lichtblond
haar en donkerblauwe ogen in een sympathiek gezicht. Hij droeg een gele kiel
met blauwwit gestreepte mouwen. Om zijn benen had hij een strakke broek. Zijn
laarzen waren lang en bruin. De rand was naar buiten toe omgeslagen. Ze had dit
soort vreemde kleding nooit eerder gezien op Laskoro. Ondanks de wijdte van
de kiel, viel het haar op dat hij erg mager was.
Hij bukte zich om zijn schoudertas van de grond op te rapen en om de her en
der over het plein verspreid liggende appels er weer in te stoppen. Hij pakte de
rest van zijn spullen bij elkaar en keek haar ten slotte aan. ‘Ik heb je hier nog
nooit gezien. Waar ben jij ineens vandaan gekomen?’
‘Uit het moeras.’
De jongen keek haar verbijsterd aan. ‘Je houdt me voor de gek!’ zei hij. ‘Er is
maar één moeras op heel Chyndyro en dat ligt hier meer dan vijf dagreizen
vandaan.’
‘Chyndyro?’ vroeg Kamilia stomverbaasd. ‘Meen je dat echt? Dat kan
helemaal niet. Ik kom van Laskoro!’
‘Wat is Laskoro? Ik heb nog nooit van Laskoro gehoord.’ Ze voelde zich weer
draaierig worden, haar hart klopte snel. Hij heeft nog nooit van Laskoro
gehoord? Waar ben ik terechtgekomen? Op Chyndyro? Maar dat is Laskoro’s
zusterplaneet. Dat kan toch niet?
Ze keek nog eens beter om zich heen. Het leek niet op de reportages die ze
weleens op tv had gezien. Het plein werd hier begrensd door gebouwen met een
klassieke, zelfs archaïsche bouwstijl. Het deed haar denken aan een nederzetting
zoals ze die alleen maar van plaatjes uit geschiedenisboeken kende. Daar werd
zoiets een vestingstad genoemd, herinnerde ze zich. Ze had over dit soort steden
les gehad op school en wist dat het een verdedigingswerk moest hebben.
Zoekend draaide ze rond om te kijken of er ook torens waren. Ze zag ze niet.
Misschien stonden ze buiten de muren? Ze kreeg er een heel naar gevoel van in
haar buik.
De jongeman keek haar oplettend aan. ‘Zullen we even wat gaan eten en
drinken in de herberg?’ Hij pakte haar bij een arm en trok haar mee.
In de herberg was het erg donker. De wanden waren van donkerbruin hout en
de toortsen hadden gezorgd voor een dikke, zwarte roetaanslag aan de bovenkant
van de muren. Er kwam alleen licht van kaarsen die op de tafels stonden, van de
toortsen aan de muren en door de kleine raampjes, die nog net niet vuil genoeg
waren om nog enig daglicht door te laten.
Ze gingen samen op een bank zitten achter een massief houten tafel. Van
achter het raampje kon ze de fontein in het midden van het plein zien. Daar was
ze net uit gekomen. Hoe kon dat? Ze voelde aan haar kleding, maar die was niet
nat.
Op het plein liepen veel mannen en dat vond ze vreemd. Bij haar thuis was ze
gewend dat er veel meer vrouwen waren dan mannen. Hier leek de verhouding
in evenwicht te zijn.
Ze keek naar de jongeman. ‘Hoe heet je?’ ‘Warfield Arras.’
Voordat ze daarop reageren kon, kwam de waard eraan om hun bestelling op
te nemen. ‘Wat wil jij? Ik neem een pint bier en brood met worst.’
‘Hebt u cola?’
De man keek haar schaapachtig aan en zei: ’Wablief?’
Nee dus. Ze bestelde maar hetzelfde als Warfield. Thuis kreeg ze nooit bier en
ze wilde dat best eens proeven. De waard knikte en liep door naar de volgende
tafel.
‘Dus ik ben nu op Chyndyro? In welke tijd?’
Warfield fronste. ‘Het is tweehonderdvijfentwintig jaar na de grote Exodus
van Eibor Risoklany.’ Hij volgde haar blik naar buiten en vervolgde: ‘De stad
waar je nu bent heet Sisiliah.’
‘O, maar die naam ken ik wel. Sisiliah is de hoofdstad van Chyndyro.’
‘Een van de hoofdsteden,’ zei hij. ‘Er zijn hier zeven landen.’
Ze keek weer uit het raampje. Het zag er ouderwets uit. Er liepen ridders in
harnassen rond, met zwaarden. Ze zag ook mannen in kleding van geweven
textiel, met pijlen-boog. De vrouwen hadden lange jurken aan en droegen soms
sierlijke hoofddoeken. Ze viel hier met haar heksenkostuum niet eens uit de
toon.
‘Hoe heet jij?’ Warfield keek haar nieuwsgierig aan. ‘Ik ben Kamilia Arras.’
‘Dat kan niet!’ ‘Hoezo kan dat niet?’
‘Jij kunt geen Arras heten. Zo heet ik al. In mijn hele familie komt geen
Kamilia voor.’
‘Toch heet ik zo,’ zei ze. ‘Ik ben de dochter van Walter Arras en daarom is
Arras echt mijn familienaam.’ Ze had nog willen zeggen dat haar vader een
vertegenwoordiger was in lingerie, maar kon zich net op tijd inhouden. Zou deze
tijd wel lingerie kennen?
Warfield kende geen Walter Arras, maar hij vond het wel typisch dat er op een
vreemde planeet, die Laskoro heette, ook een familie Arras bleek te zijn.
Ze aten hun brood met worst en dronken hun bier. Ze vond het niet eens erg
vies.
Kamilia pakte haar buideltje en kwam er op dat moment pas achter dat ze
geen geld had om mee te betalen. ‘O, ik heb geen geld.’
‘Dat is lekker,’ zei hij. ‘Dus jij hebt helemaal geen ene florijn op zak?’
Florijn? ‘Nee, ik heb geen enkele florijn en ik heb zelfs geen pond. Mijn geld
ligt thuis bij mijn oma.’
‘Nou, dan zal ik voor deze keer maar betalen, maar ik maak er geen gewoonte
van,’ mopperde Warfield. ‘Nu is in één klap al mijn geld op.’ Hij keek haar even
strak aan. ‘Ik wil mijn geld wel terug, dus jij blijft voorlopig bij mij.’
Ze vroeg zich geïrriteerd af hoe Warfield haar eerst uit kon nodigen om wat te
drinken en vervolgens kon eisen dat ze het zelf betaalde. ‘Wat doe jij voor de
kost?’ vroeg ze snibbig.
‘Ik leid een zwervend bestaan. Soms werk ik op het land voor de boeren als er
een oogst moet worden binnengehaald of als er schapen worden geschoren. Ik
heb weleens geholpen bij het bouwen van een stal. Kortgeleden heb ik nog wel
wat florijnen verdiend, maar nu ben ik weer op zoek naar een andere baas. En
jij?’
‘Ik zit op de hogere school. Ik heb nog helemaal geen inkomen.’
Warfield keek haar schaapachtig aan.
‘Ik heb pas wel iets verdiend met de toekomst aan mensen voorspellen.’
‘O, dus je bent echt een heks? Dan kun je daarmee de florijnen
terugverdienen. Ga maar waarzeggen voor de Sisilianen.’
‘Hoor eens, Warfield, jij hebt mij uitgenodigd om iets te gaan gebruiken in de
herberg. Dan is het toch niet eerlijk dat ik het nu zelf moet betalen?’
Warfield keek haar even verbouwereerd aan en schoot daarna in de lach. ‘Nou
vooruit, je hoeft me niets te betalen. Maar mag ik wel nog een poosje bij je
blijven? Je bent tenslotte ook een Arras! Misschien vinden we samen wel werk.’
Ze realiseerde zich dat ze nu eigenlijk bij haar oma aan tafel had moeten zitten
voor het avondeten. Maar in plaats daarvan was ze in deze vreemde stad. Ze zou
moeten gaan werken. Even voelde ze zich ontzettend zielig. Ze dacht met
weemoed aan haar thuis. Ze keek hulpzoekend naar Warfield. ‘Weet jij hoe ik
terug kan gaan?’
‘Ik heb geen idee.’
Ze kromp in elkaar en voelde zich ellendig. Waar vond ze een plaats om te
overnachten? Er zat niets anders op dan toch weer te proberen geld te verdienen
met waarzeggen. Ze moest zichzelf in leven houden en besloot Warfield zijn zin
dan maar te geven.

Ze zaten al een paar uur naast de stadspoort. Volgens de grote klok, die aan de
muur boven de poort hing, was het al halverwege de avond. Ze hadden flink wat
florijnen verdiend, toen er een paar geharnaste mannen op hen afkwamen.
‘Dat zijn wachters, die in dienst zijn bij de familie Ming,’ fluisterde Warfield
in haar oor. ‘Ze moeten de orde bewaren.’
De officier stopte vlak voor hen en vroeg op strenge toon: ‘Waar is jullie
vergunning om hier magie te gebruiken?’
‘Magie te gebruiken?’ vroeg Kamilia verward. ‘Ik ben alleen maar aan het
kaartleggen.’
‘Ja,’ glimlachte de officier, ‘en dan vertel je de mensen die daarom vragen wat
er gaat gebeuren en daar verdien je een paar florijnen mee.’
Het zal toch niet zo zijn dat ik echt voor heks word aangezien?
Ik ben toch niet magisch?
‘We moeten wel geld verdienen om ergens een slaapplaats te kunnen huren.’
‘Je hebt echt een vergunning nodig,’ zei de officier. ‘Loop maar mee!’ Hij
maakte een ronddraaiende beweging met zijn arm om hen aan te sporen.
Ze stopte snel haar kaarten weg en ging naast Warfield lopen.
De officier die achter hen liep maande hen tot snelheid. Ze had er geen flauw
idee van waar de soldaten hen naartoe brachten, maar zag dat Warfield het zweet
van zijn voorhoofd veegde. Was hij zo zenuwachtig?
Hoofdstuk 3
Het orakel van de Avatars
Ze liepen door een brede straat, langs hoge huizen. Verderop was een smidse
waarnaast een stal stond. Kamilia rook de geur van paarden en zag boven de
halve staldeur uit een paardenhoofd. Na een klein pleintje moesten ze door een
straat met een steile helling. Bovenaan was een muur die bij een fabelachtig
kasteel hoorde. Ze liepen verder over een lange oprijlaan. Aan het eind daarvan
leidde een hoge trap naar de ingang met grote poorten. Daar moesten ze naar
binnen.
Midden in de hal van het kasteel zat een klerk achter een zware, houten tafel.
Kamilia keek rond en zag prachtige gobelins aan de wanden en kroonluchters
met magische, blauwe vlammen.
‘Naam?’
Warfield en zij kregen een duwtje richting de tafel. ‘Warfield Arras.’
‘Kamilia Arras.’ Ze zag dat de klerk de namen op een officieel document
schreef. Hij keek haar aan. ‘U heet ook Arras? Waar hebt u een vergunning voor
nodig?’
De officier gaf antwoord. ‘Kamilia Arras heeft een vergunning nodig voor het
voorspellen met kaarten.’
De klerk wendde zich tot Warfield. ‘Welke relatie heeft u tot de heks?’
Warfield antwoordde met een stalen gezicht: ‘Kamilia is mijn vrouw.’
Kamilia keek hem stomverbaasd aan en hij knipoogde naar haar.
‘Wat is uw meisjesnaam?’
Ze raakte in de war en stamelde: ‘Ik heet Kamilia Arras.’ ‘Neemt u haar niet
kwalijk, ze is een beetje zenuwachtig,’ zei Warfield. ‘Haar meisjesnaam is
Baekker.’ Verontwaardigd balde ze haar vuisten. Ze nam zich voor om hem weg
te sturen zodra de kans zich voordeed.
Ze werden in een wachtkamer gezet waar ze nog vijf wachtenden voor zich
hadden.
‘Waarvoor zei je dat?’ siste ze boos. ‘We zijn helemaal niet getrouwd!’
‘Ik wilde voorkomen dat ze ons uit elkaar zouden halen.
Ik wil bij je blijven,’ fluisterde hij terug.
Toen ze als laatsten aan de beurt waren, werden ze door een dienaar
meegenomen. Hij deed de deur van een grote zaal voor hen open. ‘Buigen,’ zei
hij en Kamilia volgde dat bevel als vanzelf op. Ze moesten daarna plaatsnemen
tegenover een robuust, hardhouten bureau waar een dame achter zat.
Kamilia voelde zich geïntimideerd door de grijsharige vrouw, die haar
onderzoekend aankeek. De dame droeg een zwarte, lange japon met een hoge
kraag en met oranjezwart gestreepte mouwen. Ze zat op een stoel van eikenhout
en achter haar rug hing een wapenschild aan de muur waarop een rode draak was
afgebeeld. Naast haar stond een houder met daarin een lange, gedraaide staf die
bovenin voorzien was van een bol van amber.
In de wachtkamer had ze van Warfield gehoord dat de vrouw die hier voor
haar zat de matriarch van de Ming-dynastie van Sisiliah was. Zij was degene die
bepaalde wie er magie mocht beoefenen in haar stad. Haar naam was Lucinda
Ming, maar zij moest worden aangesproken met de titel: Eerwaarde Moeder.
De vrouw maakte een gebaar met haar hand en de bediende liep achterwaarts
de kamer uit. Ze sprak Kamilia aan. ‘Ik zie hier staan dat jij Kamilia Arras bent.
Nu is het zo dat de familie Arras onder mijn bescherming staat en ik heb van jou
nog nooit eerder gehoord. Je bent dus zomaar uit de lucht komen vallen?’
‘Ja, dat denk ik wel,’ zei Kamilia.
Warfield gaf haar een elleboogstoot en fluisterde: ‘Eerwaarde Moeder.’
Ze zag een schittering in de donkere ogen van de vrouw en begon opnieuw.
‘Neemt u mij niet kwalijk, Eerwaarde Moeder,’ zei ze nu, ‘maar ik denk dat u
gelijk hebt. Ik werd door twee geesten opgetild en ze lieten me in het water van
het moeras vallen. Ik weet het hoe of het waarom niet, maar ik kwam in uw stad
uit de fontein naar boven.’
‘Kom je van Toliano?’ vroeg de matriarch plotseling verontrust.
‘Nee, mevrouw, eh … Eerwaarde Moeder, ik kom van Laskoro. Het huis van
mijn oma staat naast het moeras van Tulle in het district Droam.’
De Eerwaarde Moeder hoorde dit aan en keek haar recht in de ogen. Kamilia
kreeg er de koude rillingen van. Ze had het gevoel alsof haar hersenen werden
doorgelicht en ze begon zich af te vragen of deze dame al haar herinneringen
kon zien.
‘Ik voel de waarheid in je opmerkingen. Maar dat wil nog niet zeggen dat ik
het begrijp.’
‘Ik begrijp er ook niets van, Eerwaarde Moeder,’ zei ze. ‘Ik wil naar huis
terug!’
‘Of dat kan, is nog maar de vraag. Je kunt hier vannacht overnachten en dan
zullen we morgen naar de tempel gaan. Ik wil dit voorleggen aan de Avatars. Zij
moeten bepalen of het mogelijk is. Vannacht geniet je mijn gastvrijheid.’ Direct
daarna sprak ze Warfield aan. ‘En jij, jongeman, jij bent een leugenaar! Je hebt je
voorgedaan als de echtgenoot van deze vrouw, maar dat ben je niet. Jij komt dan
wel uit de Arras-familie, maar je bent een schooier. Zou je niet eens een vak
gaan leren waarmee je nuttig kunt zijn in plaats van rond te zwerven? Ik stuur
jou naar mijn garnizoen. Misschien kan deze dame hier in de kaarten zien of je
een goede boogschutter zult worden.’
‘Neem me niet kwalijk, Eerwaarde Moeder, dat kan ik niet zien in de kaarten.
Maar mijn gevoel zegt dat Warfield wel een goede boogschutter kan worden.
Maakt u het hem niet te moeilijk, alstublieft, want hij heeft mij wel geholpen.’
‘Kun je het ook niet zien in het bergkristal?’ vroeg de dame nieuwsgierig.
Kamilia keek Lucinda Ming verrast aan.
De Eerwaarde Moeder lachte uitdagend naar haar en trok één wenkbrauw op.
‘Nou?’
Ze pakte het bergkristal uit haar buideltje. Nu ze er weer in keek zag ze
oplichtende beelden van Warfield, die met pijl-en-boog in jagerskleding door een
bos liep en sporen zocht.
Kamilia keek verwonderd toe toen er direct een wachter binnenkwam die
Warfield op kwam halen om hem naar het trainingskamp van de boogschutters te
brengen. Warfield wierp nog een blik op haar, stond zuchtend op en liep met
gebogen hoofd achter de man aan.
Een kamermeisje kwam binnen, zakte even kort door haar knieën richting de
vrouwe en wenkte Kamilia.
Ze werd naar een slaapkamer gebracht. Daar stond een koude maaltijd voor
haar klaar. Het kamermeisje zocht in de kast een nachtpon voor haar uit en legde
die op het bed. ‘Als u morgen een andere jurk nodig hebt, kunt u deze japon
nemen.’ Ze legde een lange japon op de stoel klaar. ‘Het water in het bad is
warm, er staat badolie op de kaptafel.’
‘Dank u wel.’
Toen het kamermeisje de deur achter zich gesloten had, kleedde ze zich uit. Ze
nam een flesje mandarijnolie van de kaptafel en liet wat in het bad lopen. Daarna
stapte ze in het heerlijk geurende water en kwam een beetje tot rust. Hoe moest
het nu verder? Ze keek de kamer rond. Een slaapplaats als deze had ze niet
verwacht. De kamer was ruim en ingericht met roodhouten meubels.
Na het bad trok ze het nachthemd aan en at van de eenvoudige maaltijd. Ze
zette het lege bord op een tafeltje en kroop onder de dekens.

Kamilia sloeg om zich heen om de vlammen van zich af te houden, maar het
lukte niet. Het verzengende vuur brandde overal. Ze voelde de hitte met een
razende vaart door haar lichaam jagen. Ze probeerde met al haar kracht om los te
komen van de macht van het vuur. Maar ze stond gevangen in een oneindige
vlammenzee. Tergend langzaam kwam het besef in haar geest naar boven
drijven: dit kon niet echt zijn! Ze moest het dromen. Ze moest zorgen dat ze haar
ogen open kreeg.
Eindelijk kreeg ze het voor elkaar zich stukje bij beetje los te vechten uit de
droom en ze werd wakker. Een zucht van opluchting ontsnapte aan haar lippen.
Toen ze rondkeek in de kamer sloeg de verwarring opnieuw toe. Ze lag in een
groot tweepersoons hemelbed. Ze kende het niet. Hoe was ze hier
terechtgekomen? Ze keek nog eens beter rond in de vreemde slaapkamer en
wreef langs haar ogen.
Plotseling stokte haar adem. Ze deinsde achteruit in bed. Naast haar zat een
lange, tengere vrouw met ravenzwart haar dat in een vlecht over haar schouder
hing. Haar donkere jurk hing over haar benen en kwam tot op de grond. Ze had
een gouden ketting met een hanger in de vorm van een draak.
‘Schrik maar niet van me,’ zei de vrouw op de stoel. ‘Ik ben Patricia Ming, de
oudste dochter van de matriarch. Mijn moeder vroeg mij om je op te halen voor
het ontbijt. Ik wilde je voorzichtig wakker maken en je vragen om mee te gaan
naar de eetzaal. Maar toen merkte ik dat je die nachtmerrie had van het magische
vuur. Ik heb gewacht totdat je uit jezelf daaruit loskwam, want het is gevaarlijk
om iemand daaruit te halen.’
Kamilia greep snel naar de dekens die naast haar op het bed lagen en trok die
over zich heen. Ze keek Patricia verbijsterd aan. ‘Een magisch vuur?’
‘Neem me niet kwalijk, maar ik heb meegekeken en zag wat je droomde. Ik
bezit namelijk de gave van het gedachten lezen. Je droomde dat je in het vuur
stond. Ik herkende het.’
Kamilia knikte bevestigend en probeerde haar snel kloppende hart te
kalmeren. Ze ademde diep in en blies met kracht haar adem weer uit.
‘Die droom ken ik maar al te goed,’ zei Patricia. ‘Hij komt alleen voor bij
magiërs die zich ontwikkelen en die hun gave nog niet volledig onder controle
hebben. Voor mij is het jaren geleden dat ik dit soort dromen voor het laatst had.
Maar dat klopt natuurlijk wel, want ik ben intussen een volleerde Magia. Ik hoor
bij de dynastie van Ming, die vooral behept is met zielmagie.’
Kamilia krabbelde achter haar oor en trok met haar wenkbrauwen. Ze kwam
overeind en ging op de rand van het bed zitten. Waar was haar kleding?
‘Mag ik je tijdens het aankleden wat vragen stellen?’
Ze voelde een weerstand, maar zei toch: ‘Nou, vooruit dan maar.’
‘Die nachtmerrie van het magische vuur krijg je alleen maar als je een sterke,
magische gave bezit. Hij wordt de droom van het drakenvuur genoemd. Heb je
die al vaker gehad?’
Ze keek Patricia verbaasd aan. ‘Nee, dit was de eerste keer. Maar zei je nou
“sterke magische krachten”? Denk je dat ik een heks ben?’
Patricia schoot in de lach. ‘Dat denk ik niet alleen, ik weet het wel zeker!’
Kamilia voelde het bloed uit haar hoofd wegtrekken. Ze dacht aan de reacties
van de mensen in Tulle, die erg wantrouwend waren tegenover heksen. Ze
hadden haar moeder, die homeopathisch arts geweest was, uitgemaakt voor
kwakzalver. Ze vonden haar gek omdat ze geesten zag. Wat was er toch met haar
aan de hand?
‘Kun je me vertellen wat je al gedaan hebt met je magie? Want dat je al iets
kunt, is duidelijk. Die droom komt namelijk alleen maar als je al in ontwikkeling
bent.’
‘Ik kan niets met magie, ik fantaseer alleen maar wat,’ zei ze. ‘Vlak voordat ik
op Chyndyro terechtkwam, heb ik samen met een vriendin voor waarzegster
gespeeld. Ik heb tarotkaarten bestudeerd en zag wel iets in de kaarten, maar het
meeste dat ik aan mijn klanten vertelde, was verzonnen.’ ‘Nee, dat is niet zo,’ zei
Patricia. ‘Je hebt het niet verzonnen. Het komt doordat je intuïtief wist wat je
klanten dachten. Je bent waarschijnlijk telepathisch begaafd en dat kan wel
kloppen als je een Arras bent. In die familie komt telepathie regelmatig voor.
Daarom staat die familie onder de bescherming van de Ming-dynastie. Maar dat
jij gedachten kunt lezen is nog geen reden om de droom te krijgen van het
drakenvuur, want jij hoort niet bij een dynastie. Er moet nog iets anders zijn.’
Kamilia vond dit wel interessant en vertelde: ‘Ik heb ook een stuk bergkristal
gebruikt en daar zag ik meer in dan in de kaarten. Maar het kostte me veel
energie en ik werd er vreselijk moe van.
‘O, ja?’ zei Patricia. ‘Nu je dit vertelt, krijg ik het idee dat je een mengvorm
hebt gebruikt van gedachtenmagie en geestmagie. Zie je weleens geesten of
spoken?’
Ze was nu helemaal verbluft. ‘Ja, ik zie vaak schimmen, die als witte nevels
boven het moeras zweven en soms komt er één naar me toe. Hij sist naar me. Ik
krijg er altijd de rillingen van.’
Patricia sloeg haar hand voor haar mond. ‘Volgens mij ben je dan heel sterk
met geestmagie! Is iemand in je familie een Morane?’
‘Nee, natuurlijk niet! Ik ben geen prinses!’ zei Kamilia. ‘Mijn oma en mijn
moeder komen uit de familie Jonas.’
Dat scheen veel te verklaren. Patricia wist te vertellen dat de familie Jonas een
natuurlijke aanleg had voor geestmagie. ‘Een deel van die familie valt
tegenwoordig onder de bescherming van Morane en een ander deel onder
Lyoncourt, twee andere dynastieën op Chyndyro,’ vertelde ze. ‘Jij hebt
misschien wel het beste geërfd uit twee Klawiccyfamilies. Zulke kinderen
hebben meestal een speciale gave. Klawiccyfamilies leven onder de bescherming
van de magische dynastieën. Ze zijn zelf ook begaafd met magie. Alleen moeten
leden van zulke families er veel meer moeite voor doen om zich die magie eigen
te maken. Je moet er veel voor oefenen om de magische krachten verder te
ontwikkelen. Het kan wel even duren. Maar dat je geesten ziet en hoort is heel
bijzonder, daar kun je trots op zijn.’
Kamilia snoof. ‘Iedereen vindt mij excentriek. Zelfs mijn oma vindt dat
spoken niet bestaan en dat ik te veel fantaseer. Zij zegt altijd dat ik eens
volwassen moet worden.’
‘Toch is het iets om trots op te zijn,’ hield Patricia vol. ‘Een magische gave
krijg je niet voor niets. De Avatars schenken die gave alleen aan mensen die heel
belangrijk kunnen worden voor hun medemensen.’
‘Avatars?’ vroeg ze onzeker.
‘Ja, dat zijn de goden en godinnen die in verschillende manifestaties aan
mensen kunnen verschijnen. Zij hebben ons de magie gegeven. Zij willen dat je
die gebruikt om er goed mee te doen voor de mensen. Als je een magische gave
bezit en je ontwikkelt hem niet, dan is dat een vorm van godslastering. Dus ik
vind dat jij moet gaan trainen om de geesten duidelijker te zien en om te leren
begrijpen wat ze tegen je zeggen.’
Kamilia vouwde de nachtpon op en legde hem op het kussen. Ze waste zich
snel met het water uit de lampetkan en trok de japon aan die voor haar was
klaargelegd. Het duizelde haar na dit gesprek en ze was blij dat ze nu naar de
ontbijtzaal konden gaan om iets te eten. Ze had behoorlijk wat trek na de
energievretende nachtmerrie.

Kamilia liep samen met Patricia door de lange gangen. De vloeren waren van
beige marmer. De wanden waren bekleed met geborduurde wandtapijten waar de
meest uiteenlopende taferelen op waren afgebeeld. Ze hief haar hoofd en keek
naar de hoge ramen die een geel gefilterd licht doorlieten. Het kasteel van de
familie Ming was werkelijk fabelachtig mooi.
De ontbijtzaal was ruim en zou goed kunnen dienen als zaal voor grote
eetfeesten en partijen. Er stond een lange tafel, die zo gedekt was dat je nog
enigszins bij elkaar in de buurt kon zitten. Er was plaats voor minstens twintig
personen. Nu waren er echter maar vier vrouwen.
Lucinda Ming begroette de twee laatkomers en verzocht ze te gaan zitten.
‘Zo, zijn jullie daar eindelijk!’ riep een jonge, zwartharige vrouw die
tegenover de matriarch zat. Ze droeg een blauwe jurk en haar lichtbruine ogen
fonkelden. ‘Wat heb jij veel tijd nodig om wakker te worden en je aan te kleden,
zeg. Moest je de jurk nog naaien?’
Kamilia kromp ineen. Ze wilde dat ze zo zou kunnen praten als Fidelity, om
een weerwoord te leveren.
‘Wat zijn dat voor manieren?’ zei de matriarch scherp. ‘Zou je niet eens
vertellen hoe je heet en wie je bent, in plaats van onze gast te kleineren?’
‘Als u daarop staat, dan doe ik dat maar,’ zei de jonge vrouw snibbig.
‘Goedemorgen. Ik ben Desdemona Ming, de dochter van de Eerwaarde Moeder
en de jongere zus van Patricia Ming. En wie ben jij?’
‘Kamilia Arras,’ antwoordde ze zacht.
Desdemona vond dat niet genoeg. Ze wilde ook weten wie Kamilia’s ouders
waren.
Ze vertelde daarom: ‘Mijn moeder heette Cara Jonas. Ze is verdronken in het
moeras toen ik nog een peuter was. Mijn vader heet Walter Arras. Als ik probeer
te schatten in welke tijd ik hier ben, dan is hij nog lang niet geboren.’
Desdemona keek haar met open mond aan.
Patricia sloeg een hand voor haar mond en leek plotseling erg geïnteresseerd
in haar bord.
Desdemona wierp een woedende blik op Patricia. Het leek wel of ze op het
punt stond om haar zus een venijnige opmerking te geven. In plaats daarvan
verontschuldigde ze zich en vroeg aan haar moeder of ze alvast naar buiten
mocht.
Lucinda wuifde met haar hand en Desdemona stond bedaard op, schoof haar
stoel aan en liep de eetzaal uit zonder haar nog een blik waardig te keuren.
Patricia raakte in gesprek met haar moeder, terwijl Kamilia zich tegoed deed
aan de melk, het vloerbrood, de gebakken eieren en de jam. Het smaakte haar
prima. Terwijl ze at, bestudeerde ze de twee vrouwen. Lucinda Ming had
vandaag een donkerblauwe, lange jurk aan met een kraag met wijde revers. Ze
droeg een prachtige ketting met een hanger waarin een steen van amber was
gezet. Amber is blijkbaar haar steen. Ze had haar lange, grijze haar in een wrong
om haar hoofd liggen. Haar ogen waren net als gisteren helder en priemend.
Donkergroen van kleur. Ze bestudeerde de gezichtsuitdrukkingen van de
matriarch om haar reactie te zien op wat haar dochter haar vertelde, maar er viel
niets uit op te maken.
‘Smaakt het?’ vroeg Patricia, nadat ze haar moeder had ingelicht over de gave,
die ze ontdekt had bij Kamilia.
Ze keek naar Patricia en zei: ‘Ja, het is erg lekker. Heerlijk dat versgebakken
brood!’
Lucinda zei: ‘Het doet me genoegen dat je onze tafel zoveel eer aandoet,
Kamilia. Als je klaar bent, wil ik graag dat je met mij mee gaat naar de tempel.
Dan kunnen we aan de Avatars vragen hoe je thuis kunt komen en óf dat nog wel
kan.’
Patricia stond op en liep naar een houder aan de wand. Daar haalde ze een staf
uit met een steen van oranje topaas. Hij stak een stuk boven Patricia’s hoofd uit.
‘Jammer. Ik kan helaas niet met jullie mee naar de tempel. Ik heb al een andere
afspraak vanmorgen. Laten jullie me weten wat de Avatars vertellen?’ Ze
gebruikte haar staf als wandelstok en liep de eetzaal uit.
‘We gaan zo op weg,’ zei Lucinda. ‘Ik wil je nog vertellen dat mijn zoon een
priester in de tempel is. Je hoeft niet bang voor hem te zijn. Hij draagt meestal
een lange, zwarte mantel en heeft een kap over zijn hoofd. Dat doet hij om zijn
vele littekens te verbergen.’
‘Littekens?’ Ze bespeurde een zweem van droefheid op het gezicht van de
matriarch.
‘Begin er maar niet over. Dat is een gevoelig onderwerp.’

Het was een vreemde gewaarwording om te merken dat iedereen boog en


eerbiedig groette terwijl ze langsliep. Ze werd er verlegen van en moest moeite
doen om rechtop te blijven lopen. Ze wist natuurlijk wel dat al die eerbied voor
de matriarch was met wie ze samen van het kasteel naar de tempel liep, maar
toch voelde ze zich er ongemakkelijk onder.
Ze gaf haar ogen goed de kost. De tempel bleek om een vierkante
binnenplaats heen gebouwd te zijn. De ingang was een poort in de vorm van een
hoge pagode met een schilddak dat op de punten naar boven gebogen was.
Boven op het dak zag Kamilia beelden van draken die zich aftekenden tegen de
wolkeloze blauwe lucht. De muren van de tempel waren houten platen die op
hun plaats werden gehouden door rode balken. Bij de ingang stonden een paar
enorme wierookpotten. Ze snoof de geur op en moest ervan kuchen.
‘Dat is om de lucht te zuiveren van kwade geesten,’ zei Lucinda en ze lachte
ondeugend naar haar toen ze weer moest kuchen.
Het hoofdgebouw bevond zich in het midden van het vierkante plein. Hier
was de grote tempelzaal met daarin de beelden van de Avatars Mage en Sperata.
Kamilia was onder de indruk. Het was de eerste keer in haar leven dat ze in een
tempel kwam. Ze keek nieuwsgierig om zich heen. Mage was afgebeeld als een
gespierde man met lederen kleding en veel riemen met gespen. Er hing een lange
mantel om hem heen. Zijn stekelige haar stond alle kanten op. Toen ze Sperata
bekeek, hield ze even geschrokken haar adem in. Ze herkende haar. Zij was een
van de geesten in het moeras: de vrouw met de lotusbloemen op haar gewaad. Ze
had een parelmoerachtige, witte huid. Hoewel het beelden waren, kreeg ze de
indruk dat ze leefden.
Lucinda liep naar binnen en stak een kaars aan. Ze zette hem op een stenen
plateau, dat tussen de beide beschilderde beelden in stond. Ze verzocht Kamilia
hetzelfde te doen. Daarna knielde Lucinda op een knielbank voor het beeld van
de god Mage.
Kamilia was zo zenuwachtig dat haar handen trilden. Hier zou ze te horen
krijgen of ze ooit nog terug kon naar waar ze vandaan gekomen was. Ze keek
smekend naar Sperata en slaagde er met moeite in om de kaars op het plateau
vast te zetten. Het knielbankje voelde vreemd aan onder haar knieën. Ze keek
ingespannen naar het gezicht van de godin en zag een paar vriendelijke, donkere
ogen. Help mij alstublieft, ik wil naar oma terug.
Ze keek opzij en zag dat Lucinda’s lippen bewogen alsof ze voor Mage in een
stil gebed verzonken was. Ze keek naar het beeld en zag dat er een lange vlecht
over zijn rechterschouder lag. Deze haardracht had ze eerder bij Patricia gezien.
Mage had donkere ogen en eenzelfde strenge blik als Lucinda Ming. Toen ze
goed luisterde, hoorde ze dat Lucinda zachtjes iets aan de Avatars vroeg. Wat dat
was, kon ze niet verstaan, Lucinda sprak in een taal die vreemd voor haar was.
Ze spitste haar oren. Hoorde ze nu gefluister terug?
Plotseling klonk er een stem vlak naast haar. Verschrikt keek ze opzij en zag
een priester in een zwarte mantel. Zijn gezicht werd overschaduwd door een
zwarte kap, waardoor ze hem niet in de ogen kon kijken.
‘De ster met zeven punten zal in zijn geheel moeten schijnen. De families die
de ster hebben opgedeeld in stukken, zullen die af moeten staan aan de kamille.
Pas als de ster op zijn oorspronkelijke plaats schijnt, kan de poort naar de
toekomst opengaan. Medewerking moet gegeven worden, zodat de kamille kan
bloeien.’
Wat is dat voor orakeltaal? Kan ik nou terug naar huis of niet? Lucinda
vouwde haar handen samen en bracht een groet uit. Daarna stond ze op en liep
op de man in de donkere mantel af.
Kamilia kwam overeind. Haar benen voelden stijf aan en haar knieën deden
pijn. ‘Goedemorgen, moeder.’
‘Hallo, jongen. Fijn dat je het orakel van de Avatars wilde vertalen, want ik
denk dat mijn gast dat niet heeft verstaan. Ze heeft ook wat moeite met Klanisch.
Ze spreekt een vreemd dialect. Ik moet soms even goed nadenken over de
betekenis van sommige woorden die ze gebruikt. Mag ik je voorstellen aan
Kamilia Arras? Kamilia moet naar huis en alleen de Avatars weten hoe dat kan.’
De priester stelde zichzelf aan haar voor als Raven Ming en gaf haar een hand.
Ze kreeg dezelfde sensatie als toen Lucinda haar zo onderzoekend had
aangekeken bij hun eerste ontmoeting en ze voelde intuïtief aan dat ook hij haar
gedachten las.
‘Wat maak jij van de orakeltaal van de Avatars?’ vroeg zijn moeder aan
Raven.
‘Ik denk dat Kamilia bij alle zeven dynastieën een deel van de zevenpuntige
ster moet vragen. Daarmee moet ze dan naar de tijdpoort in het land van Toliano
gaan, de ster op de juiste manier samenvoegen en op de tijdpoort monteren. Dan
zal de tijdpoort werken en kan ze terugkeren. Maar dat lukt alleen als alle
heersers meewerken.’
‘Maar als dat zo is, wordt het wel een moeilijke en lange reis.’ Lucinda wierp
haar een bedenkelijke blik toe. ‘Kamilia moet dan door alle zeven landen van de
magische dynastieën trekken. Ik ben bang voor een machtsstrijd.’
‘Waarom, moeder?’
‘Mijn spionnen vertellen mij dat er legers worden opgeleid. Er zijn families
die alle macht naar zich toe willen trekken. Zij dromen ervan om alleenheerser te
worden op Chyndyro.’
‘Dus u denkt dat het weleens uit kan lopen in een oorlog?’
‘Daar ben ik inderdaad bang voor.’
Kamilia schrok ervan toen ze hoorde dat er misschien binnenkort een oorlog
zou komen op Chyndyro. En ik moet door zeven landen reizen om een tijdpoort
in werking te zetten? Hoe krijg ik dat voor elkaar?
‘Kamilia, de zevenster is in het verleden opgedeeld in zeven punten. Iedere
dynastie heeft één van die punten in bezit. Ik wil je de mijne niet zomaar geven.’
Lucinda keek heel ernstig. ‘Als de Avatars willen dat de ster wordt hersteld, heb
ik de zegelring van Ming nodig. Die ring is van onze familie afgenomen door
een roversbende die zich schuilhoudt in de Schaduwwouden aan de voet van de
Bronsberg. Ik wil dat je mij die ring met de afbeelding van een rode draak
terugbrengt.’
‘Moeder...’ Raven klonk alsof hij het niet met haar eens was.
‘Nee, Raven,’ zei Lucinda op besliste toon. ‘Het is zo gevaarlijk om de
zevenster terug te brengen naar Toliano. Als hij die heeft kan hij zijn
watermagiepoort weer gebruiken. Dan kan hij ons overvallen via de fonteinen in
de stad.’
‘Denkt u dat Toliano dat echt zou doen?’
‘Ja, ik vertrouw Jack niet. Om Sisiliah te verdedigen heb ik echt de magische
krachten van de drakenring nodig.’
Kamilia begreep dat ze dus eerst de ring van Ming moest zien te bemachtigen
voordat ze een deel van de zevenster zou krijgen.
‘Je kunt nog wel even bij Raven blijven. Morgen bij het ontbijt zal ik
uitleggen hoe je bij de Bronsberg kunt komen.’
Hoofdstuk 4
De appeldief
Kamilia bleef alleen met Raven achter in de tempel. ‘Kun je me vertellen waar ik
precies heen moet gaan om de zeven onderdelen van de ster te bemachtigen? En
hoe zit het met die watermagiepoort? Waarom is je moeder daar zo bang voor?
Kan die mij wel thuisbrengen?’
Raven keek haar bedenkelijk aan. ‘Je spreekt echt een vreemd soort dialect,
hè? Wij gebruiken hier de taal die Klanisch heet en de taal van de Avatars is nog
ouder. Toch versta jij ons wel, terwijl je uit een heel andere tijd komt.’
‘Ik gebruik op Chyndyro het dialect dat sommige Laskorianen in Tulle
spreken. In de plaats waar ik vandaan kom, is een vereniging van liefhebbers die
de oude taal in stand houdt. Het moderne Laskoriaans is heel anders, maar ik heb
die oude taal wel leren spreken. Mijn oma zit in die vereniging en toen ze
doorkreeg dat ik het leuk vond om vreemde woorden te leren, heeft ze het aan
mij geleerd.’
Raven gebaarde naar een van de tempelbanken, waarop ze beiden
plaatsnamen. ‘Op Chyndyro zijn er zeven machtige families, de dynastieën. Elke
familie bezit een eigen land. De zevenpuntige ster, die het mechaniek van een
grote watermagiepoort in werking stelt, is in zeven stukken opgesplitst. Dat is
een veiligheidsmaatregel geweest om te waarborgen dat de vrede bewaard zou
blijven. De watermagiepoort kan mensen via water verplaatsen naar waar ze
maar naartoe willen. Mijn moeder is bang voor de fontein in de stad omdat
Toliano vroeger vooral van de stadsfonteinen gebruikmaakte. Ik denk dat elk
wateroppervlak geschikt is voor dit soort reizen.’
‘Maar ik kom van een andere planeet en uit de toekomst.’ Ze voelde de angst
weer opborrelen en boog haar hoofd.
‘De Avatars willen dat je naar huis gaat. Zij zullen je thuisbrengen, daar ben ik
van overtuigd. Maar de opdracht die je hebt gekregen moet eerst worden
uitgevoerd en je moet dus door alle zeven landen trekken.’
‘Kun je me zeggen hoe de machthebbers van die landen heten?’
‘Natuurlijk,’ zei Raven, ‘dat zijn de matriarchen en patriarchen van de
families: Attholred, Baksy, Toliano, Lyoncourt, Gettferdrey, Morane en Ming.
De Avatars hebben aan elke familie een speciale magiesoort gegeven.’
‘Welke magiesoorten zijn er precies?’ vroeg Kamilia. ‘O,’ zei Raven, ‘ik dacht
dat het algemeen bekend was, maar jij bent hier vreemd natuurlijk. Zal ik ze
opnoemen met de familienamen erbij?’
‘Misschien kan ik ze opschrijven? Heb je pen en papier?’ Raven haalde een
vel perkament en een ganzenveer met een flesje inkt uit een kast en gaf die aan
haar. Hij dicteerde: ‘Attholred bezit de gave van vuurmagie, Baksy is de familie
met aardemagie, Toliano is de familie van de tijdpoort en heeft watermagie en
Lyoncourt bezit luchtmagie. Deze vier genoemde dynastieën vormen samen de
elementenmagiërs. De familie Gettferdrey is de dynastie van lichaammagie,
Morane bezit geestmagie en Ming heeft zielmagie, maar ik noem het liever
gedachtenmagie omdat het veel te maken heeft met telepathie. De laatste drie
families vormen de dynastieën van de dynamiekmagie.’
Raven keek naar de aantekeningen die Kamilia had gemaakt en fronste. ‘Staat
dat hier echt? Lees eens voor.’
Kamilia glimlachte en las voor wat ze had opgeschreven in het moderne
Laskoriaans.
Raven schudde zijn hoofd. ‘Daar versta ik niets van. Maar ik maak uit je
gedachten op dat het wel klopt met wat ik heb verteld. Lastig lijkt me dat, als je
steeds moet wisselen van taal.’
Ze haalde haar schouders op. ‘De families met hun magie, is dat altijd al zo
geweest?’
‘Ik weet wel dat het al zo was voor het jaar nul op Chyndyro, toen de Exodus
van Eibor Risoklany had plaatsgevonden. Omdat er steeds een strijd om de
macht was tussen de magische families, hadden de Avatars het volk dat nu op
Chyndyro leeft ternauwernood kunnen redden. Dat was net voordat de planeet
Eibor Risoklany werd opgeblazen. Ze moesten op Chyndyro weer helemaal
opnieuw beginnen. Een tijd van nieuwe nederzettingen en draken. De mensen
moesten wel samenwerken om zich te beschermen tegen de aanvallen van die
draken. Maar nu zijn ze verslagen. Helaas laat vrede de verschrikkingen van een
oorlog weer al te snel vergeten en vervallen sommige dynastieën weer in hun
oude gewoonte. Ik ben bang dat er binnenkort toch weer een grote strijd om de
macht zal losbarsten.’
Kamilia, die hier ook een paar aantekeningen van had gemaakt, beet op haar
lip en fronste.
‘Ik vind dit vreselijk, want de Avatars willen juist dat iedereen in vrede en
harmonie met elkaar zal samenleven. De dynastieën die de macht in de zeven
landen in handen hebben, moeten het volk beschermen. Maar sommige van hen
willen meer macht krijgen en alleenheerser worden. Ik denk dat je een zware
tocht voor de boeg hebt.’
Even ving ze een glimp op van een donkerbruin oog dat haar meelevend
aankeek. Gauw trok Raven zijn gezicht weer terug in de schaduw van zijn kap.
‘De naam Arras komt ook op Chyndyro voor. Maar jij komt van Laskoro. Daar
heb ik nog nooit van gehoord. Herken je de namen van de dynastieën die ik net
noemde? Komen ze op Laskoro voor?’
‘Ik ken Revaldesh-Morane, dat is de koninklijke familie. De koning heet
Marwin Revaldesh-Morane. Zijn dochters, de prinsessen, heten Morane met hun
achternaam. Of ze magisch begaafd zijn, is nog maar de vraag.’
Raven knikte alsof hij het begreep.
‘Gettferdrey is een naam die ik ken van mijn lessen op school. Dat is de Clan
van het district Ferry. Een Clan is op Laskoro de leidende familie in een district.
Misschien is een Clan te vergelijken met een dynastie?’
Raven knikte bevestigend.
‘Van Ming had ik nog nooit gehoord, maar wel van Chyndyro. Dat is een
zusterplaneet van Laskoro.’
Raven knikte voor de derde keer. ‘Ik vind het een geruststelling om te horen
dat in jouw tijd de families Morane en Gettferdrey nog bestaan. En ook dat
Chyndyro er dan nog steeds is.’ Hij liep samen met haar door de tempel en ze
bekeken de schilderijen die aan de wanden hingen. De meeste beeldden
gevechten met draken uit.
‘Mag ik je een persoonlijke vraag stellen?’
‘Je wilt weten hoe ik aan mijn littekens kom?’
Ze vond het een beetje gênant, maar knikte toch.
‘Ik was met een grote ploeg zwaardvechters en boogschutters mee gegaan om
een draak op te sporen. Ik was toen nog erg jong en onbezonnen en ik heb
zonder erbij na te denken geprobeerd om de draak tot een samenwerking te
verleiden. Ik wilde met hem praten en het leek erop dat ik zijn belangstelling had
opgewekt.’
‘Kun je praten met draken?’ onderbrak Kamilia hem ongelovig.
‘Nou, de draak sprak niet echt,’ zei Raven. ‘Het was telepathische
communicatie. Maar het bleek niet slim van mij te zijn om dat te proberen. Ik
had natuurlijk moeten weten dat draken erg listig en verraderlijk zijn. Die draak
was helemaal niet van plan om ooit met mensen te gaan samenwerken. Toen hij
zijn vuur op mij richtte, gaf iemand me een enorme duw en viel ik op de grond.
Dat was mijn redding.’
Ze huiverde.
Raven krabbelde achter zijn rechteroor. ‘Ik hoorde later dat er van diegene die
me gered had niets anders over was dan as. Hij kreeg de volle laag over zich
heen en verbrandde helemaal.’
‘Wat verschrikkelijk.’
‘Zal ik de rest van het verhaal vertellen?’ ‘O, ja graag,’ zei ze.
‘Ze brachten me naar huis op een draagbaar. Volgens mijn moeder heeft het
veel tijd gekost om mij weer op te lappen. Er moest zelfs een magiër van
Gettferdrey aan te pas komen. Ik heb heel veel pijn gehad, maar dat is nu
gelukkig weg. Het is alleen een lelijk gezicht omdat ik zoveel littekens heb.’
‘Mijn oma zegt altijd dat echte schoonheid vanbinnen zit,’ zei Kamilia in een
poging om Raven op te vrolijken.
Hij glimlachte droevig. ‘De draak leefde in een grot in de Bronsberg. Dat is de
berg waarin jij op zoek moet gaan naar de zegelring. Misschien ligt die wel in
dezelfde grot als die waar dat beest in heeft gehuisd. De mensen hebben een
bijgelovige angst voor die drakenwoonplaats, alsof hij daar zo weer kan
verschijnen.’
Kamilia slikte. Ze was niet bijgelovig, maar ze wist dat in ieder verhaal een
kern van waarheid zat. En dan had ze het nog niet eens over de roversbende die
zich in een grot aan de voet van de berg had gehuisvest. Raven krabbelde achter
zijn goede oor en zei: ‘De Avatars moeten een heel speciale bedoeling gehad
hebben om jou terug in de tijd te plaatsen en je naar Chyndyro te brengen. Hoe
moeilijk je taken ook zullen zijn: ik denk dat je altijd op Hun hulp kunt rekenen.
Ze zullen je vast en zeker helpen als je nood hoog is.’

Er kwam een jongeman de tempel in. Ze herkende hem nauwelijks vanwege de


kleding die hij nu droeg, maar aan zijn manier van doen merkte ze dat het
Warfield was.
‘Ga je met me mee, Kamilia? Er is straks een wedstrijd in het boogschieten en
ik wil je laten zien hoeveel ik vandaag al heb geleerd. Mijn trainer vindt dat ik
talent heb.’ Hij grijnsde.
Kamilia bewonderde Warfield in zijn donkergroene jagerskleding. Het was
wel iets anders dan die gestreepte, blauw-gele kiel. Hij had een lange boog op
zijn rug en een riem om zijn middel met dolken eraan. Zelfs het groene hoedje
stond hem leuk.
‘Wacht eens even,’ hoorde ze Raven zeggen. ‘Ben jij niet de appeldief?’
Warfield verbleekte en hij bleef stokstijf staan. Hij boog zijn hoofd. ‘Ja, dat
was ik. Ik had zo’n honger en de appels zagen er zo lekker uit. Ik heb ze stiekem
in mijn tas gestopt.’ ‘Dat is een overtreding,’ vertelde Raven. ‘Je mag weleens op
je knieën gaan en om vergeving vragen. Wie steelt er nou het eten dat voor de
goden is?’
Warfield liep rood aan van schaamte en knielde op het knielbankje voor de
Avatar. Hij prevelde: ‘O, Mage, wees mij genadig en vergeef mij mijn hebzucht.
Ik heb de appels gestolen. Wat moet ik doen om uw vergeving te verdienen?’
Kamilia hoorde een fluisterende stem. Ze spitste haar oren, maar kon er geen
wijs uit.
‘Kamilia heeft van de goden een opdracht gekregen. Ze moet langs alle
dynastieën om magische voorwerpen te verzamelen. Mage vertelt mij dat Hij wil
dat je met haar mee gaat. Als boogschutter kun jij haar op die lange reis
beschermen tegen gevaren,’ vertelde Raven hem.
Tot haar grote verbazing beloofde Warfield aan de Avatar dat hij dit zou
proberen.
‘Proberen?’ reageerde Raven woest. ‘Met proberen kom je nergens, je moet
het echt doen!’
Warfield kromp in elkaar. Kamilia ving een glimp op van Ravens gezicht. Hij
grijnsde. Zijn kap schoof iets naar achteren. Aan de rechterkant zat nog steeds
wat blauw-zwart haar op zijn hoofd, het zwart als van een ravenkleed. Die kant
van zijn gezicht was nog gaaf. Over zijn rechterschouder hing een zwart
vlechtje. Het kwam nog lang niet tot zijn middel zoals bij het beeld van de
Avatar Mage.
‘Goed, ik doe het,’ zei Warfield en hij klonk vastberaden. ‘Ik ga mee op reis
en zal Kamilia beschermen. Als me dat lukt, krijg ik dan vergiffenis?’
‘Ja,’ zei Raven. ‘Als dat je lukt, ben je eervol en dan zal ik je nooit meer een
vagebond noemen.’ Hij trok de kap snel weer over zijn hoofd. ‘Wacht even
voordat jullie weggaan,’ zei hij.
Hij liep naar een zijkamer en kwam terug met een tas waar brood, groente en
fruit in zat. ‘Ik zie je misschien niet meer, Kamilia, maar ik wens jullie een
goede reis. Ik wil je de zegen van de Avatars meegeven.’ Daarbij stak hij zijn
rechterarm omhoog in een zegenend gebaar en Kamilia zag duidelijk een
tatoeage op zijn lichtbruine huid. Het was een afbeelding van een rode draak.

Kamilia stond bij het oefenveld waar Warfield zijn training kreeg. Er was een
competitie gaande tussen meerdere boogschutters die van een afstand de roos
van een schietschijf moesten raken. Toen was Warfield aan de beurt. Hij stak een
natte vinger omhoog, keek naar de roos en richtte. Hij bewoog de boog iets naar
rechts en naar boven, en schoot.
‘Zo, is dat je vriendje?’ hoorde ze achter zich.
Ze draaide zich om en zag Desdemona Ming staan. Ze droeg een strakke,
donkerblauwe jurk met laag decolleté. Haar lange haren hingen los. Ze genoot er
zichtbaar van dat het publiek haar uitgebreid bekeek. Een page uit het
trainingskamp van de ridders stond naast haar. Verleidelijk streek ze over het
dijbeen van de page en liet haar hand langzaam naar zijn kruis kruipen. Ze lachte
kirrend toen hij haar hand wegduwde.
Kamilia hoorde de man zuchten van spanning en opwinding. Ze zag zijn
broek opbollen. Ze wist niet wat ze moest zeggen en keek verlegen naar de
grond.
Desdemona liet een spottende blik over haar heen glijden. Daarna sloeg ze
haar armen om de nek haar vriend en begon hem te kussen.
Kamilia draaide haar de rug toe en keek hoe Warfield probeerde de roos te
raken. Precies op het moment dat de pijl doel zou treffen, schoof de roos een
halve meter naar links en hij miste. Ze hoorde Desdemona lachen. Kamilia wist
bijna wel zeker dat zij de roos opzij had geduwd met telekinese. Dat hoorde
blijkbaar ook bij de zielmagie van Ming.
‘Nou, dat is nog eens een goede boogschutter!’ riep Desdemona spottend en
wees op Warfield.
De mannen om haar heen lachten.
Warfield keek haar kwaad aan, maar dat maakte haar alleen nog baldadiger.
‘Pas maar op,’ riep ze naar hem. ‘Straks schiet je jezelf in je rug!’
Kamilia balde haar vuisten. Waarom deed ze zo pesterig? In haar ooghoek zag
ze Patricia aankomen.
Desdemona sloeg demonstratief een arm om haar page. ‘Kom mee, schat, wij
trekken ons even terug in jouw tent.’ Ze liepen gearmd weg.
Patricia knipoogde naar haar. ‘Niets van aantrekken, Kamilia. Ze is nu
eenmaal niet wijzer.’
Ze wierp een blik op Warfield. Hij had de schietschijf op zijn plaats teruggezet
en hij schoot de ene pijl na de andere in de roos.
Patricia keek Kamilia vragend aan. ‘Ga je mee naar het kasteel? Mijn moeder
vindt het goed dat ik met je mee ga om de ring te zoeken. Je hoeft het niet alleen
te doen. Ik kan je helpen met mijn magie.’
Kamilia slaakte een zucht van verlichting. ‘Warfield gaat ook mee. Dat heeft
hij aan Mage beloofd.’
‘O, ja?’ Patricia’s ogen glommen. ‘Dat was zeker een plannetje van mijn
broer?’
Kamilia bedacht dat Patricia daarin weleens gelijk kon hebben.

In de grote bibliotheek was een kaart waarop te zien was hoe ze bij de Bronsberg
konden komen. Ze vonden ook een kompas en een zandloper.
Patricia nam Kamilia mee naar haar eigen kamers en samen zochten ze in haar
kasten naar geschikte kleding voor de reis. Patricia koos een lange, blauwe jurk
met een zwarte cape, waar een kap op zat die ze over haar hoofd kon trekken als
het zou gaan regenen.
Kamilia wilde zelf het liefst de heksenjurk van haar moeder aan met de mantel
die daarbij hoorde. Ze besloot de tas die ze van Raven had gekregen als rugtas te
gebruiken.
Patricia vond voor zichzelf ook een geschikte rugzak, die ze vulde met
proviand, doeken en een touw. ‘Zullen we allebei maar een riem meenemen met
zo’n scherpe dolk eraan?’

Na een voedzaam ontbijt namen Kamilia en Patricia afscheid van Desdemona en


Lucinda Ming. Lucinda had een zorgelijke blik in haar ogen.
‘Heb vertrouwen, moeder,’ zei Patricia, ‘onze missie heeft de steun van de
Avatars.’
Warfield stond hen bij de poort op te wachten. Hij lachte en zwaaide naar hen.
‘Het is lekker weer om te reizen, niet te warm en niet te koud,’ zei hij opgewekt
toen ze zich bij hem aansloten. Ze liepen de lange oprijlaan uit en kwamen bij de
muur van het kasteel. Daar was de steile helling naar beneden.
Toen ze op het pleintje onder aan de helling kwamen waar de smidse en de
stal zich bevonden, vroeg Patricia zich hardop af of het misschien handig zou
zijn om de tocht te paard te maken. ‘Nee, toch maar niet,’ vervolgde ze peinzend.
‘Het terrein in het Schaduwwoud is niet geschikt voor een tocht te paard.’
Kamilia zuchtte opgelucht, want ze kon niet paardrijden. Patricia keek even
priemend haar richting uit en trok weer met haar mondhoeken. ‘We zullen te
voet moeten gaan,’ zei ze.
Ze sloegen een steeg in, die pal naar het noorden liep. Warfield liep voorop en
leidde hen naar de stadspoort. Na een paar keer links af en rechts af te slaan,
kwamen ze langs verschillende werkplaatsen, waar de mensen al vroeg aan de
slag waren gegaan. Ten slotte kwamen ze uit in een lange, bredere laan. Daar
was de ingang naar het oefenterrein waar de pages werden opgeleid tot ridders.
Er stond een escorte militairen op hen te wachten.
‘Wilt u vooruit rijden naar Lis?’ vroeg Patricia aan de kapitein.
‘Dat is goed, vrouwe. Wij zullen de weg voor u verkennen. Als wij het
Schaduwwoud uitkammen en de rovers die daar rondlopen arresteren, kunt u
misschien veilig bij de ingang van de grot in de Bronsberg komen.’
‘Dat is een prima idee, kapitein,’ zei Patricia.
De kapitein groette hen en beval zijn groep militairen stapvoets de weg naar
Lis te nemen en de route te verkennen.
Toen de verkenners nog maar net waren vertrokken, kwam de page die
gisteren bij Desdemona had gestaan van het terrein af en liep naar hen toe. Hij
vroeg aan Kamilia: ‘Vrouwe, mag ik mee? Ik wil niet langer in dit kamp
blijven.’
‘Je vlucht voor mijn zusje?’ vroeg Patricia met alweer een scheef lachje om
haar mond.
Patricia keek naar Kamilia en knikte bijna onmerkbaar.
Ze vond het blijkbaar moedig van hem.
‘Kun je zwaardvechten?’ vroeg Warfield plotseling.
‘Ik ben het nog aan het leren, maar ik ken al wel een paar technieken.’
‘Hoe heet je?’ vroeg Kamilia.
‘Ik ben Valerio Wylderlee. Neem me niet kwalijk dat ik me zo opdring, maar
ik heb een gerucht opgevangen dat u op weg gaat naar de Bronsberg. Ik wil u
graag mijn diensten aanbieden.’
‘Ik kan je niet betalen voor je diensten. Je kunt ook gewoon weggaan uit het
kamp als je alleen maar wilt vluchten voor Desdemona.’
‘Dat weet ik wel, vrouwe. Maar ik heb een broer die roofridder is geworden.
Hij is er een jaar geleden vandoor gegaan. Ik denk dat hij misschien lid is
geworden van de bende die in de Bronsberg zijn schuilplaats heeft. Als hij daar
zit, wil ik proberen hem op andere gedachten te brengen en in een leger te gaan
dienen.’
Patricia en Kamilia keken elkaar aan. ‘Het is misschien handig om iemand bij
ons te hebben die iets weet van de techniek van het zwaardvechten,’ zei Patricia.
‘Dat lijkt mij ook wel,’ zei Kamilia. ‘Goed, als je wilt, mag je mee.’

Volgens het kompas liep de weg buiten de stad pal naar het noorden. Aan
weerskanten van het pad lagen weilanden met boerderijen. Kamilia zag een boer
lopen die zijn koeien naar een ander weiland bracht waar het gras hoger en
groener was.
Warfield scheen hem te kennen. ‘Dag boer, alles goed?’ ‘Warfield!
Allemachtig man, wat zie jij eruit. Ben je in het leger van Ming gegaan? Hebben
ze daar nu zelfs landlopers nodig?’
Warfield zwaaide naar de boer. ‘Ik ben nu boogschutter. Geloof je me niet?
Hou je pet maar omhoog, dan schiet ik hem uit je hand!’
‘Nou, doe dat maar niet, ik hou mijn ogen liever langer dan vandaag,’ riep de
boer gekscherend.
Warfield draaide zich met een laatste zwaai van zijn hand om en snelde achter
zijn reisgenoten aan.
Valerio schoot in de lach en vroeg nieuwsgierig: ‘Hoe ken je die boer?’
‘Ik heb voor hem gewerkt. Hij was wel een aardige baas, maar ik ben er na
een paar weken weggegaan. Ik hou het nooit lang uit op één plek.’
Valerio vertelde dat hij wel graag een vaste plek wilde hebben met een gezin
en kinderen. ‘Ik zou wel in een stad als Sisiliah willen wonen, maar ik vind me
nu nog te jong om me te binden aan een vrouw. Ik schijn trouwens altijd de
verkeerde types aan te trekken, die mij de baas willen zijn.’ ‘Nou, dan kun je
beter niet in het land van Ming gaan wonen. Hier zijn vrouwen de baas. Er is niet
voor niets een matriarch in Sisiliah.’
Kamilia grinnikte. Ze verplaatste haar blik naar de bloemen die langs het pad
groeiden. De meeste kende ze bij naam. Eén soort was de kamille. Ze wees
ernaar. ‘Mijn oma heeft mij verteld dat mijn moeder vaak kamillethee maakte.
Het is een goed middel tegen verkoudheid en ontstekingen, maar bij
overdosering kun je hees worden. Ik denk dat mijn moeder het een goed kruid
vond. Misschien heeft ze mij daarom wel Kamilia genoemd.’
‘Dat denk ik ook,’ zei Patricia.
Hoofdstuk 5
Naar het Schaduwwoud
Gaandeweg veranderde het landschap. Ten slotte zag Kamilia geen boerderijen
met weilanden meer. De weg was niet meer dan een karrenspoor met aan
weerskanten weelderige plantengroei.
‘We komen straks bij de rivier Roezemoes, die moeten we volgen,’ zei
Patricia. ‘We gaan dan stroomopwaarts en volgen de weg tot aan de herberg in
Lis. Kijk even of het op de kaart staat? In mijn herinnering is dat niet meer dan
een gehucht.’
Kamilia haalde haar rugtas van haar rug en zocht de kaart op. Ze riep naar de
twee mannen die al wat verder vooruit waren gelopen: ‘Lusten jullie een appel?’
Warfield en Valerio kwamen direct naar haar toe en pakten er ieder een aan.
Kamilia keek op de kaart. ‘Ja, hier is het.’ Het was een stipje vlak naast een
rivier.
‘Laat eens zien?’ vroeg Warfield. ‘Kijk, hier heb je de plaats waar de weg
overgaat in een pad dat het bos in loopt,’ wees hij haar aan. ‘Maar wat betekent
dit symbool?’
‘Geef eens,’ zei Valerio en hij trok de kaart uit Warfields handen. ‘Precies wat
ik al dacht: een herberg.’
Kamilia keek even heel bedenkelijk.
‘Ik zal wel betalen,’ zei Patricia. Ze had haar gedachten al opgevangen. ‘Ik
heb geld meegekregen van mijn moeder.’
Hoe moet ik ooit weer naar huis komen? Wat zal oma zich zorgen maken om
mij. Ze voelde haar maag verkrampt samentrekken en gooide het klokhuis van
haar appel tussen de bloemen.
Dichter bij de rivier stonden er meer struiken en rijen bomen, veelal schuin
gegroeid door de aanhoudende westenwind. Hoe dichter ze bij de Roezemoes
kwamen, hoe harder het geluid van het bruisende water in haar oren klonk.
Kamilia snoof de frisse lucht op. Dat is wel even wat anders dan die vieze
moeraslucht. De rivier strekte zich voor haar uit, aan de overkant vervaagden de
kleuren. Ze kon de bodem zien. Er staken her en der rotsen boven de rivier uit
waar het water wild omheen kolkte.
‘Hoor je het geroezemoes?’ vroeg Patricia aan haar. ‘Aan dat geluid ontleent
de rivier haar naam.’
Valerio keek naar het wervelende, schuimende water. ‘Ik ben blij dat ik met
jullie groep mee mag reizen,’ zei hij en hij glimlachte. ‘Zulke schuimkoppen heb
ik lang niet gezien. Ik herinner me nog goed dat ik samen met mijn broer
dammen bouwde in een bergbeekje.’
‘Leefde je vroeger in de bergen?’ vroeg Warfield.
‘Mijn familie woonde ten noorden van de Piekbergen. Ik ben pas later naar
Sisiliah gekomen.’
Langs de rivier lag een verharde weg over een aangelegde, verhoogde wal.
Dat liep een stuk prettiger. Hier en daar zag Kamilia een stenen trapje dat naar
het water toe liep. Het was onverwacht bedrijvig langs de oever. Ze lette op de
mensen die ze tegenkwamen. Hun blik bleef bijna altijd aan Patricia
vastplakken. Ze gedroegen zich tegenover haar onderdanig, haast kruiperig. Wat
zou Patricia daarvan vinden?
‘Let er maar niet op,’ zei Patricia tegen haar. ‘Het is een beetje gênant, maar
dat heb ik steeds. Mensen worden helemaal idolaat van je als je bij de Ming-
dynastie hoort.’
‘Dat lijkt me wel handig. Kun je ze ook om gunsten vragen of om geld?’
vroeg Warfield.
Patricia wierp hem een afkeurende blik toe. ‘De dynastie Ming is
verantwoordelijk voor deze mensen, dus die buit je niet uit. Overigens ben ik er
niet zo van gediend dat ik word aanbeden. Ik zou juist graag wat meer privacy
willen.’
In de verte klonk vaag wat fluitmuziek. Toen ze verder liepen zwol het aan tot
een vrolijk melodietje. Op een grote rots langs de kant van de rivier zat een man
in een rode mantel met een kaproen over zijn hoofd. Aan de rechterkant daarvan
hing een lamfer over zijn schouder. Er piekten sluike, grijze haren onder de
kaproen uit. Hij had een flinke, hangende snor. Hij keek naar de vissers, die in de
rivier stonden en daar hun netten uitwierpen. Bij iedere worp vingen ze wel iets.
De oude man had van hen een paar vissen gekregen voor zijn muziek. Ze lagen
naast hem op wat kleinere stenen bij een mahoniehouten staf.
‘Mogen we bij u komen zitten?’ vroeg Patricia aan de man. ‘Wij hebben brood
en kaas bij ons en misschien kunnen we samen de maaltijd gebruiken.’
‘Ik ben zeer vereerd dat u bij mij op deze steen wilt aanschuiven, vrouwe,’ zei
de man tegen Patricia. Ze zag de pretlichtjes in zijn felblauwe ogen. De
lachrimpeltjes opzij daarvan trokken samen. Hij nam Patricia onderzoekend van
top tot teen op. ‘Ik heb u nog gekend toen u in de wieg lag. Mag ik zeggen dat u
er in volwassen vorm heel fraai uitziet? Zal ik de vissen voor u en uw
medereizigers boven een vuurtje opbakken?’
‘Graag,’ zei Patricia. ‘Hoe kent u mij?’
‘Het was een gok. Ik meende de halsketting met de drakenhanger te
herkennen. Die is van Jonathan geweest, dat was mijn beste vriend. Hij was uw
vader, toch?’
Patricia knikte.
‘Hij was erg trots op u.’
‘Mijn vader is in de strijd tegen de rode draak gesneuveld,’ zei Patricia. ‘Ik
mis hem nog dagelijks.’ Ze keek naar Kamilia en zei: ‘Mag ik u voorstellen aan
mijn reisgenoten? Dit zijn Kamilia Arras, Warfield Arras en Valerio Wylderlee.’
‘En ik heet Nikos Alma,’ zei hij met een kwajongensachtige blik in zijn ogen.
‘Mag ik vragen waar de reis heen gaat? Ik ben niet nieuwsgierig, maar ik weet
graag alles.’
Kamilia zei: ‘We zijn op weg naar de Bronsberg om voor de Eerwaarde
Moeder, Lucinda Ming, een belangrijk artefact terug te vinden.’
‘Het is niet waar!’ riep Nikos enthousiast uit. ‘Bij die grot is de rode draak
verslagen! Ik wilde daar altijd nog eens gaan kijken, maar ben er nooit meer toe
gekomen. Mag ik met jullie mee?’
‘Wat voor nut kan zo’n oude man voor ons hebben? Zo iemand remt de
expeditie alleen maar af,’ mompelde Warfield in zichzelf.
Nikos had het duidelijk verstaan. Hij keek streng in zijn richting en zei: ‘Ik
ben dan wel oud, jongeman met je gloednieuwe jagerskleding, maar beslist niet
doof.’
Warfield kreeg een diepe rimpel in zijn voorhoofd. ‘We gaan waarschijnlijk
een gevecht leveren tegen een roversbende, ouwe. Dat is veel te gevaarlijk voor
jou.’
Kamilia ergerde zich mateloos aan Warfield en vond dat hij maar weinig
respect toonde voor Nikos.
Nikos greep de staf en ze zag nu dat er een flinke kristal van rozenkwarts in
verwerkt was. Met een ferme zwaai en de uitroep van ‘Sagyta Ferio!’ schoot er
een vlam op Warfield af.
Die schrok daar zo van dat hij, in zijn poging om het vuur te ontwijken, zijn
evenwicht verloor. Hij kon zich nog net aan de rots vastgrijpen en Valerio trok
hem overeind.
‘Wat zei jij ook alweer over een nutteloze oude man?’ vroeg Nikos aan
Warfield.
‘Neem me niet kwalijk,’ zei Warfield bedremmeld. ‘Ik kon toch niet weten dat
u een Klawiccy bent?’
‘Nou,’ zei Patricia, ‘dat is niet waar. Nikos draagt een rode mantel en heeft een
toverstaf bij zich. Het is bij hem wel te zien dat hij bij een Klawiccyfamilie
hoort. Bij jou is dat minder duidelijk.’ Ze glimlachte spottend. ‘Je bent dan wel
een Arras, maar je gebruikt je gedachtenmagie niet eens.’
Warfield staarde naar de staf. ‘Hoe doe je dat?’
‘Het kan zijn dat ik oud ben, maar ik kan wel een paar rovers het vuur na aan
de schenen leggen. Hoe ik dat doe? Dat is een kwestie van veel oefening.’
Kamilia zag de glimlichtjes in Nikos’ ogen toen hij haar richting uit keek.
‘Ik ben toegelegd op vuurmagie. Bovendien ken ik een paar leuke verhalen
om te vertellen tijdens rustpauzes en ik heb mijn fluit om jullie met mijn muziek
te vermaken.’
‘Moet u uw familie niet inlichten?’ vroeg Kamilia.
Nikos’ lippen trilden even en de lichtjes in zijn ogen doofden. ‘Ik heb geen
familie meer om in te lichten. Mijn vrouw is pasgeleden overleden. Ik had me
voorgenomen om in mijn leven alle landen van Chyndyro te bezoeken. Dat kan
ik nu doen. Heb jij nog wel familie die op je wacht?’ ‘Mijn oma,’ fluisterde ze.
‘Maar die is nu wel erg ver weg.
Ik hoop maar dat ik nog thuis kan komen.’ Ze betuigde haar medeleven met de
dood van zijn vrouw. ‘Ik vind het fijn dat u met ons mee wilt gaan.’ Nikos zag er
precies zo uit als zij zich een scherpzinnige, wijze opa had voorgesteld. Ze had
helaas haar eigen opa nooit gekend.
‘Het is heel handig als er iemand bij onze groep is die vuurmagie kent,’ vond
Valerio. ‘Dat is de beste soort magie, want daarmee kun je vijanden heel goed
bevechten.’
Patricia schudde haar hoofd. ‘Nee Valerio, dat is niet waar. Niet één van de
vele soorten magie is de beste. Het ligt er maar net aan hoe je het gebruikt en of
dat in dienst is van de Avatars.’
Kamilia keek geamuseerd toe hoe Valerio zijn wenkbrauwen optrok maar
verder wijselijk zijn mond hield.

Na het eten liepen ze met hun vijven verder stroomopwaarts. Het was inmiddels
al ver in de middag en ze moesten zich haasten om voor het donker in de herberg
te zijn. Het water van de rivier zag er donkergrijs en dreigend uit toen de avond
viel.
Warfield keek bezorgd naar de lucht. ‘Zijn dat regenwolken?’
Kamilia hoopte dat hij ongelijk had, ze voelde haar voeten branden. Ze was
hard toe aan een rustpauze. Zo ver lopen was ze niet gewend en de laarzen met
de lange veters knelden, waardoor haar tenen en hielen pijn deden.
Patricia nam de omgeving in zich op, alsof ze iets zocht. ‘Zien jullie onze
escorte ergens?’
Aan de horizon stonden kleine huisjes met rieten daken. Dat moest Lis zijn.
Maar nergens was er iets te bekennen van de militairen die hen vooruitgegaan
waren.
‘Misschien zijn ze alvast het Schaduwwoud aan het verkennen,’ zei Valerio.
Patricia haalde haar schouders op.
Toen ze eindelijk in Lis zelf aankwamen, waren de luiken voor de ramen al
gesloten voor de nacht. Het begon steeds harder te waaien. Kamilia volgde
Patricia naar de herberg met de naam Gerstenat. Het pand was een bouwval,
maar het was beter dan niets.
Ze liepen naar binnen en Patricia vroeg aan de waard: ‘Heeft u een groep
ridders van Ming gezien?’
De waard knikte bevestigend. ‘Ja, die zijn verder getrokken, het bos in.’
Snuivend vervolgde hij: ‘Mijn kamers waren niet goed genoeg voor de heren.’
Patricia keek Kamilia glimlachend aan, maar zei niets.
Warfield bestelde iets te drinken voor hen. De mannen dronken gulzig van het
bier dat in flinke pullen werd geserveerd. Zij en Patricia hielden het bij
vruchtensap.
Kamilia keek om zich heen en zag dat er naast de bar een eetkamer was met
slechts een paar zware, donkerhouten tafels. Een stelletje had zo te ruiken
vissoep besteld, ze hadden echter meer oog voor elkaar dan voor hun eten.
Verder was het er nogal stil.
Patricia maakte afspraken met de waard voor logies en ontbijt.
Nadat haar glas leeg was, zei Kamilia: ‘Ik ga naar mijn kamer. Ik ben erg moe
geworden van al dat lopen.’
‘Wij gaan ook zo,’ zei Valerio. ‘Welterusten.’
Ze liep naar haar kamer en ging op het bed zitten. Het matras zakte direct een
eind naar beneden. Met moeite kreeg ze haar schoenen uit. Er was nauwelijks
ruimte naast het bed. Er stond een klein tafeltje met een lampetkan en er was een
houten stoel. De toortsen aan de muur flikkerden door de wind die om het
gebouw gierde. Het luik voor het raampje klapperde. Kamilia waste zich met het
water uit de lampetkan en verzorgde haar pijnlijke voeten. Toen haalde ze de
simpele witkatoenen nachtpon die ze van de familie Ming gekregen had uit haar
tas en trok die aan. Het bed veerde weer iets op toen ze er languit op ging liggen.
Ze kon niet slapen van het geluid van de wind langs de luiken. Er zat een
ondertoon in: een fluisterend, spookachtig geluid dat haar riep:
‘Khaahhhhhhhhh.’ Als in een droom zag ze een lichtgrijze gedaante met de vage
contouren van een lichaam en een hoofd boven zich. De verschijning lokte haar
mee uit bed. Ze wandelde achter de schim aan naar buiten in de richting van de
Roezemoes. ‘Sssssshh,’ siste de storm aan de kant van de rivier.

Kamilia schrok in één klap wakker. Haar gezicht was nat en het water drupte op
haar nachtjapon. ‘Wa … wat?!’ Ze keek verward om zich heen. Waar was ze?
‘Dat was de afspraak niet! Je zou niet weggaan zonder ons!’ riep Nikos met
overslaande stem.
Ze deinsde achteruit.
Hij stond tussen haar en de rivier in. Ze zag een bezorgde blik in zijn ogen.
‘Slaapwandel je wel vaker? Waar was je naar op zoek?’
Kamilia rilde van de kou, de haartjes op haar armen stonden rechtovereind,
haar witte nachthemd waaide strak om haar lijf. Ze keek ingespannen naar een
punt naast opa Nikos en zag de lichtgrijze geestverschijning schuin boven zijn
schouder zweven. Ineens kreeg ze een ingeving. Zou het de vrouw van Nikos
zijn? Zij wilde hem vast iets zeggen. Als ze het nu maar kon begrijpen!
De schim gebaarde. Met haar nevelige handen maakte ze een hartvorm en
wees op Nikos. Daarna vloog ze naar hem toe en het leek er veel op dat zij hem
omhelsde.
Nikos rilde, hij kruiste zijn armen voor zijn borst. ‘Mathilda wil je laten weten
dat ze van je houdt en dat je geen schuld hebt aan haar dood.’ Dat laatste verzon
ze erbij, maar ze wist zeker dat dat moest kloppen.
De lichtgrijze geest zweefde langzaam naar boven. Het leek net of ze naar
haar zwaaide, waarna ze verdween.
Nikos keek Kamilia verdrietig aan. Ze zag de tranen in zijn ogen en pakte zijn
hand vast.
‘Hoe wist je dat mijn vrouw Mathilda heette en dat ik me afvroeg of het mijn
schuld was dat ze is gestorven? Ik kwam te laat thuis met het medicijn, ze was al
heengegaan, zonder dat ik afscheid kon nemen.’
‘Ze heeft het me laten weten. Ik heb haar gezien.’ Kamilia was er
ondersteboven van dat ze het bij het rechte eind had gehad. Hoe kan dit toch?
Haar tanden begonnen te klapperen. Het drong nu pas tot haar door dat ze op
haar blote voeten in Lis stond en slechts gekleed was in een nachthemd.
‘Kom, we gaan naar bed,’ zei opa Nikos. ‘Morgen wordt het een lange dag vol
gevaar. Dan moeten we uitgerust zijn.’

Nog wat slaperig zat ze aan een zware, donkere tafel in de eetkamer. Toen
Warfield haar ruw uit haar slaap had gewekt met zijn gebons op de deur had ze
hem vervloekt. Maar nu ze er eenmaal uit was, merkte ze hoeveel trek ze had. Ze
snoof de geur van de gebakken eieren met spek op.
Er stond donkerbruin brood met boerenkaas en roomboter klaar. Ze nam een
stevig ontbijt, net als haar metgezellen, met het oog op de lange tocht die ze voor
zich hadden. De reis zou vandaag door het bos gaan.
Patricia betaalde de waard en Valerio pakte nog wat brood en worst in voor
onderweg. Kamilia ging even terug naar haar kamer en haalde een natte doek
over haar gezicht. Daarna pakte ze haar spullen in en liep naar buiten. De wind
was gaan liggen en het was hier gelukkig droog gebleven.
‘Zullen we dan maar gaan?’ zei Patricia.
‘Ik ga wel met Valerio samen voorop,’ zei Warfield.
Het eerste deel van de route liepen ze nog langs de rivier. De begroeiing
bestond hier uit veel struiken en lage bomen, die tamelijk ver uit elkaar stonden.
In de rivier zagen ze op deze plek de ruggen met de scherpe stekels van
roodpaarse, krokodilachtige reptielen. Af en toe kwam er een gevaarlijke bek
met tanden boven het wateroppervlak uit. Een van de dieren had een bruine rat
gevangen. Het beest werd doormidden gekliefd door de scherpe tanden en het
water kleurde rood.
‘Dat zijn sobedillen,’ zei Patricia. Kamilia keek haar vragend aan.
‘Sobedillen zijn heilige dieren van de Avatar,’ zei Patricia en ze prevelde
zachtjes een gebed voor Mage.
Kamilia zag dat Warfield bleef treuzelen en met belangstelling de felgekleurde
bessen aan de struiken bekeek. Die zagen er erg aanlokkelijk uit. Zulke struiken
had ze in de buurt van Tulle nooit gezien.
Het pad boog van de rivier af in de richting van de bergen. Er viel hier
nauwelijks licht op. Het liep tussen de struiken en bomen door, met hier en daar
afgevallen takken en een dikke laag bladeren. Warfield wees haar op allerlei
sporen van dieren. Soms zag ze eekhoorns en konijnen wegschieten. Ook zaten
er veel vogels en hun gezang hield de stemming erin.
‘Hier zijn ruiters langsgekomen,’ wees Warfield aan. ‘Dat zijn vast onze
verkenners,’ zei Patricia. ‘Heb je al geleerd hoe je kunt bepalen hoelang het
geleden is dat ze hierlangs trokken?’
‘Nee,’ zei Warfield. ‘Ik heb wel talent, maar zoveel leer je toch niet in één
dag?’
‘Daar staan de paarden,’ wees Valerio. ‘Er zijn nog andere aanwijzingen dan
die op de grond te zien zijn. Ik gebruik gewoon mijn neus.’
Kamilia keek het kamp van de militairen rond en zag dat er twaalf mannen in
touwen gebonden tegen de bomen zaten. Een van hen keek haar tartend aan. Hij
had een groot litteken over zijn gezicht. De kapitein van het escorte liep naar hen
toe. Hij boog voor Patricia en zei: ‘Wij hebben een grote groep rovers gevangen
kunnen nemen, vrouwe. Zij waren op weg naar de grens met Morane en de
grenswachters hebben ons geholpen met het insluiten van die bende. Ik heb drie
van mijn mannen achter een boogschutter aangestuurd, maar zij hebben hem niet
meer kunnen vinden.’ Hij wees naar een van de gevangenen. ‘Deze roofridder
zegt dat die boogschutter niet bij zijn ploeg hoorde en dat het een ontsnapte
gevangene van hen is. We konden vanwege de arrestaties nog niet tot de ingang
van de grot komen, maar de gevangenen zeggen dat de Bronsberg verlaten is.
Wat is uw bevel?’
Nikos liep dreigend op de gevangenen af. ‘Hoeveel man telt jullie groep?’
vroeg hij aan de man met het litteken over zijn gezicht.
Die hield zijn mond stijf dicht en Nikos greep al naar zijn staf.
‘Er zijn er nog wel een paar,’ zei Patricia. ‘Ik denk hooguit een stuk of acht.’
Kamilia zag dat de man met het litteken nijdig naar Patricia keek.
Patricia strekte haar hand uit in de richting van de roofridder en zijn hoofd
sloeg achterover tegen de boomstam aan.
Gebruikt Patricia nu ook telekinese? Net als haar jongere zus deed toen
Warfield de roos moest raken? Hij zou wel hoofdpijn hebben. Misschien was het
de leider van de groep, want hij leek nogal zelfverzekerd ondanks zijn
gevangenschap.
Patricia vestigde haar aandacht op de kapitein. ‘Breng deze gevangenen naar
de kerkers in Sisiliah. Vertel mijn moeder maar dat ik met een groep van vijf
personen verderga en dat Nikos Alma bij ons is. Zij zal hem wel kennen.’
De kapitein boog weer. ‘Weet u dat heel zeker, vrouwe?
Ik kan niet garanderen dat er geen gevaar meer is.’
Patricia hield voet bij stuk. ‘De Avatars staan aan onze zijde.’ Haar stem klonk
vastberaden en het escorte stelde zich op om terug te gaan naar de stad.
De vastgebonden gevangenen werden aan touwen meegesleept naast de
paarden. Toen ze de laatste ruiter niet meer kon zien, liep Kamilia met haar
groep terug naar het bospad en vervolgde haar weg. Ze merkte dat ze moest
uitkijken waar ze haar voeten neerzette. Ze struikelde bijna over een gevallen tak
en zakte met haar voet in een putje, dat ze niet had gezien door de vele bladeren
die eroverheen lagen.

Na een paar uur gelopen te hebben, werd het tijd om even te rusten. Warfield
vond een plek waar veel omgevallen bomen lagen. Daar konden ze zitten.
Blijkbaar had hij de aanblik van de felgekleurde, grote bessen niet langer
kunnen weerstaan en hij had er zijn zakken mee volgepropt. Nu hij op een
boomstronk zat, stak hij er een paar in zijn mond. Hij trok een vies gezicht.
‘Nee!’ riep Patricia. ‘Niet eten, dat zijn giftige bessen!’ Had ze dat maar eerder
verteld, dacht Kamilia spijtig.
Ze zag dat Warfield naar zijn buik greep en dubbel klapte. Even daarna
kronkelde hij kreunend van de pijn over de grond. ‘Wat moeten we doen?’ riep
ze. ‘Hij gaat toch niet dood?’
‘Ik weet het niet,’ zei Patricia. ‘Wat kunnen we doen tegen vergiftiging? Daar
hebben we niet op gerekend. Trouwens, ik weet helemaal niet wat voor middel
we tegen de felgekleurde, giftige bessen kunnen gebruiken als tegengif.’ ‘Geef
hem wat water!’ riep Valerio. ‘Misschien braakt hij de bessen dan uit.’ Hij nam
Warfield in een houdgreep en wrong zijn mond open.
Nikos probeerde water uit de kruik in Warfields mond te gieten.
‘Au!’ riep Valerio toen zijn duim klem kwam te zitten tussen de kiezen van
Warfield en Nikos week verschrikt achteruit toen hij een straal water uit de
proestende mond over zich heen kreeg.
Warfield gilde het uit en zijn lichaam schokte. Hij rolde heen en weer over de
grond. Kamilia voelde een vreselijke onmacht. Dit had ze nog nooit
meegemaakt.
‘Wat is hier aan de hand?’ hoorde Kamilia een onbekende stem vragen. Ze zag
een lange, magere, roodharige vrouw in een beige jurk op hen af komen lopen.
De rok van de jurk was versierd met geborduurde motieven van ahornbladeren
en ze had een berkenhouten staf bij zich met aan de bovenkant een uil van
houtsnijwerk. De ogen van de uil schitterden blauw van de aquamarijnkristallen.
Ze stapte resoluut op Warfield af en pakte een donkergroene buideltas van haar
schouder. Ze knielde naast hem op de grond.
Patricia liep naar haar toe en liet een paar van de bessen zien. ‘Deze heeft hij
gegeten. Hij had ze al ingeslikt voordat ik er erg in had.’
Kamilia keek toe hoe de vrouw haar buidel opende en er een flesje met een
paars drankje uit haalde. Ze wilde het Warfield laten drinken, maar dat was erg
moeilijk als hij zo wild lag te kronkelen.
Valerio en Nikos pakten Warfield vast en de vrouw goot het paarse drankje in
zijn keel.
Even later braakte Warfield hikkend de inhoud van zijn maag uit. Hij zag nog
lijkbleek, maar gilde niet meer.
Valerio hield hem voorover en klopte op zijn rug om hem zo veel mogelijk uit
te laten braken.
Kamilia zag dat er nog meer flesjes in de tas van de vrouw zaten. Dit moest
wel een heks of een druïde zijn. Ze stapte op haar af en zei: ‘Dank je wel voor de
hulp.’
‘Dat zit wel goed, maar het was mijn laatste flesje tegengif,’ zei ze. ‘Ik zoek al
een hele tijd naar ingrediënten voor onder andere dit medicijn. Ik zal het op prijs
stellen als jullie mij helpen zoeken. Ik moet braaknoten hebben. Die groeien aan
zeldzaam voorkomende bomen, maar in dit bos moeten ze te vinden zijn.’
Kamilia beloofde graag dat ze zouden helpen, dat was niet meer dan logisch.
Maar eerst moest Warfield een beetje opknappen.
‘Het wordt te donker om te zoeken. Waar waren jullie van plan de nacht door
te brengen? Er is hier iets verderop een open plek in het woud. Daar wilde ik
overnachten, maar er is ruimte genoeg voor dit hele groepje.’
‘Zullen we daar dan gaan slapen?’ vroeg Kamilia terwijl ze naar haar
metgezellen keek.
‘Dat is misschien wel het beste,’ zei Patricia.
Ze liepen achter de vrouw aan naar de open plek. Valerio en Nikos legden een
kampvuur aan. Een deel van de proviand uit de rugzakken werd verdeeld.
Toen ze om het kampvuur zaten, stelde de druïde zich voor als Charlotte
Jonas.
‘Jonas?’ zei Kamilia verbaasd. ‘Maar dan zijn wij misschien wel familie van
elkaar. Mijn moeder heette Cara Jonas en mijn oma is Marianne Jonas.’
‘Ik heb je nog niet eerder gezien en ken geen Cara of Marianne,’ zei Charlotte.
‘Woon je soms in het land van Lyoncourt? Ik kom uit het land van Morane.’
Toen moest Kamilia haar verhaal weer vertellen. Ze dacht met weemoed aan
haar oma en hun huisje aan de rand van het moeras. Zal oma mij nu zoeken?
Misschien denkt ze dat ik net als mijn moeder verdronken ben in het moeras, als
prooi van de harqdillen.
Patricia, die haar gedachten blijkbaar had opgevangen, kwam naast haar
zitten. Ze legde een arm om haar heen. ‘Het komt wel goed,’ zei ze. ‘Het heeft
geen zin om je zorgen te maken om je grootmoeder, die is veilig. Wij moeten nu
eerst maar eens zien dat we de ring naar mijn moeder kunnen brengen. Sperata
en Mage helpen je wel om weer thuis te komen.’

Kamilia keek naar Warfield. Hij lag met zijn hoofd op een boomstronk te rusten
en sloeg de groep bij het kampvuur gade. Aan zijn glimlach te zien ging het al
weer een stuk beter met hem. Hij draaide zich naar Nikos toen die aankondigde
dat hij een legende zou vertellen. Zij ging er ook goed voor zitten.
Nikos vertelde over de strijd tegen de gouden en de zwarte draak. De
magische dynastieën, die hun magie van de Avatars hadden ontvangen op Eibor
Risoklany, kregen de opdracht om op Chyndyro zes draken te verslaan. Er
volgde een aantal grote slagen waarbij het lukte om vier van de zes draken
daadwerkelijk te doden, maar bij de gouden en de zwarte draak lukte dat niet. Ze
werden opgejaagd door Samir Attholred met zijn vuurmagie. De twee draken
vluchtten naar de bergen waar Oron Lyoncourt juist op bezoek was bij Phyllis
Morane, die in een bergstad met hoge torens woonde. Oron Lyoncourt kon de
wind bedwingen en zichzelf onzichtbaar maken, zelfs voor de draken. Hij riep de
Wind van Veranderingen op. Daardoor werden de gouden en de zwarte draak de
ruimte in geblazen en werden zij nooit meer gezien op Chyndyro.
Kamilia vond het een merkwaardig verhaal. ‘Hoelang is dat geleden?’
‘Zo’n twaalf jaar.’
Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘Van een zwarte draak weet ik niets af, maar de
gouden draak? Daar heb ik wel over gehoord. Op Laskoro is de Gouden Draak
een god, het is de beschermer van ons koninkrijk.’
Warfield en de anderen keken haar verbaasd aan, maar meer kon ze hen niet
vertellen. Ze wist er zelf het fijne niet van. Het leek haar toe dat godsdienst op
Laskoro veel minder belangrijk was dan hier in het verre verleden op Chyndyro.
Iedereen trok zich terug voor de nacht en zocht een plekje op de bosgrond bij
het kampvuur om te slapen.
Om de beurt hield iemand van de groep de wacht.
Hoofdstuk 6
De geest van de rode draak
Langzamerhand drongen de stralen van Atlas tussen de boombladeren door en
raakten de bodem. Kamilia werd wakker en rekte zich uit. Ze stond op, plukte
een paar bladeren van haar jurk en sloeg haar mantel, die als een deken over haar
heen had gelegen, om zich heen. ‘Goedemorgen allemaal. Hoe gaat het,
Warfield? Je ziet nog wel een beetje bleek.’
Warfield bloosde. ‘Dom van mij om die bessen zomaar te eten. Maar het gaat
nu wel weer goed.’
Charlotte legde haar hand op Warfields voorhoofd. ‘Hij overleeft het wel.
Vinden jullie het goed als ik met jullie meereis?’
‘Nou, graag, we kunnen wel een druïde gebruiken,’ zei Warfield.
‘Dat moet Kamilia beslissen,’ zei Patricia streng. ‘Het is haar zoektocht.’
‘Vind je het dan niet erg om zo ver te reizen?’ vroeg Kamilia. ‘We moeten
behoorlijk wat landen door.’
‘Ik maak vaak lange reizen. Voor speciale planten moet je in bijna alle landen
van Chyndyro op zoek. En ik ben liever in jullie gezelschap dan dat ik alleen
moet reizen. Bovendien wil ik een toekomstig lid van de familie Jonas graag
helpen.’
‘Ze is een Arras, hoor,’ zei Warfield. ‘Ik ben haar familie.’ ‘Ik ben Arras van
vaders kant en Jonas van moeders kant. Jullie zouden allebei voorouders van mij
kunnen zijn.’
Kamilia trok een bedenkelijk gezicht toen ze eraan dacht dat flierefluiten en
gif mengen blijkbaar familietrekjes waren.
Ze gingen op een omgevallen boom zitten en verdeelden nog wat brood en
worst.
‘Hoe ziet de braaknoot eruit?’ vroeg Patricia.
‘De braaknoot zit binnen in een gele, peervormige vrucht. Hij groeit aan lage
bomen met dunne takken. Zo’n boom blijft altijd groen, ook in de winter,’ zei
Charlotte. ‘Braaknootbomen zijn zeldzaam.’
‘Laten we dan maar gaan zoeken,’ zei Kamilia.

Ze dwaalden ver van het pad af en moesten diep het Schaduwwoud in om ze te


vinden.
Charlotte bleef steeds bij struiken en kruidenplanten staan die voor haar als
druïde van waarde waren en Kamilia schopte uit verveling tegen een hoop
bladeren.
Valerio mopperde: ‘Schiet nou eens op, we moeten naar de Bronsberg.’ Hij
liep een andere richting uit en stond ineens stil. Kamilia liep naar hem toe en hij
fluisterde: ‘Hoorde jij dat gekraak ook? Ik ga kijken of er misschien nog meer
rovers rondlopen. Ze waren niet allemaal gevangen, toch?’
‘Zoek je niet mee naar de noten?’ riep Warfield. Maar Valerio bleef achter, hij
vertrouwde het niet.
Kamilia keek goed om zich heen, maar zag geen roofridders.
‘Eindelijk,’ riep Charlotte, ‘ik heb er een gevonden!’
Kamilia liep naar de boom waar Charlotte bij stond. Ze keek langs de stam
omhoog en zag de vruchten aan de takken zitten. Warfield schudde aan de
laaghangende takken waardoor de rijpe braaknoten naar beneden vielen. Toen er
een openbarstte zag Kamilia de noten binnen in de gele vrucht zitten. Ze had
deze soort op Laskoro nooit gezien.
Patricia draaide zich snel om, greep haar staf vast en tuurde behoedzaam
tussen de bomen. Plotseling suisde er iets langs hen heen in de richting van
Valerio.
Er klonk een doffe klap. Valerio slaakte een verschrikte kreet, draaide rond en
viel achterover op de grond. Kamilia rende naar hem toe. Een korte pijl stak uit
zijn maliënkolder. ‘Een schampschot,’ kreunde hij. ‘Het valt wel mee.’
‘Animo Rupto!’ riep Patricia.
Kamilia keek om, geschrokken door de felle uitroep.
Een pijnlijke kreet volgde. Een jongeman zat op de grond met een kruisboog
op zijn benen. Hij klampte met beide handen zijn hoofd vast. Patricia rende snel
op hem af.
Kamilia hielp Valerio overeind en samen liepen ze naar de schutter.
Nikos stapte naar voren en pakte de kruisboog van de jongen af.
‘Wie ben je en waarom val je ons aan?’ vroeg Patricia streng.
De jongen in groene jagerskleding had een dik wollen vest over zijn borst en
een iets te grote pet op zijn hoofd. ‘Ik dacht dat hij een van de drie ridders was
die me achternazaten, maar ik heb me vergist.’ Hij keek Valerio aan. ‘Het spijt
me. Ze hebben me lange tijd gevangen gehouden in hun grot. Ik ben aan hen
ontsnapt, maar merkte dat ik werd achtervolgd.’
‘Hoe heet je? En waar kom je vandaan?’ Nikos legde de kruisboog over zijn
schouder.
‘Mijn naam is Robin Khandolley, ik kom uit het land van Lyoncourt.’
Ze zag een scheef lachje om Patricia’s mond komen, toen die tegen de jongen
zei: ‘Als jij ontsnapt bent aan de roversbende, dan weet je vast de weg naar hun
grot wel. Dan kun jij onze gids zijn.’
Robin keek Patricia aan. Er schoot paniek in zijn bruine ogen en hij
verbleekte. ‘Ja, ik weet de weg naar de grot. Maar ik wil niet weer gevangen
worden.’
‘Wij zijn met een groep,’ zei Patricia. ‘Ik weet niet hoeveel rovers er nog bij
de grot aanwezig zullen zijn, maar je kunt met ons meevechten als we ze
vinden.’
‘Als je uit de grot kon ontsnappen, weet je dan ook hoe het er daar vanbinnen
uitziet?’ vroeg Kamilia. ‘Weet je waar de schatkamer is?’
Robin ging op zijn knieën zitten en raapte een stevig takje op. Hij begon de
bodem vrij te maken van losse bladeren en mos. Daarna trok hij een lijn in het
zand en zei: ‘Hier is de ingang. En hier loopt een gang met deuren aan elke kant.
Daar zitten in de rotsen uitgehakte kamers achter. Ik weet niet welke de
schatkamer is.’
‘Interessant,’ zei Warfield.
Robin stond op en trok zijn vest recht. Hij wees in de richting waar ze
vandaan gekomen waren. ‘Daar moet je heen om het pad weer te vinden. Als je
dan naar het oosten gaat, kom je bijna vanzelf bij de Bronsberg uit.’
Kamilia herinnerde zich dat ze een kompas bij zich had en haalde het uit haar
rugtas.
‘Valerio en ik zorgen er wel voor dat ze je niet te pakken krijgen,’ zei
Warfield.
‘Als je tenminste niet weer op mij gaat schieten!’ zei Valerio. Hij wreef over
de zere plek en trok zijn zwaard uit de schede.
Robin keek schuldbewust. ‘Nogmaals, het spijt me.’
Valerio en Warfield gingen ieder aan een kant naast de jongen lopen. Robin
keek steeds achterom naar Patricia met haar toverstaf en hield haar angstvallig in
de gaten.
Kamilia wandelde samen met Charlotte achter aan de groep mee. Patricia en
Nikos bevonden zich direct voor hen. Ze hoorde dat Patricia fluisterde naar
Nikos: ‘Het lijkt wel of hij eerder met magie te maken heeft gehad. Ik vraag me
af bij wie. Lyoncourt?’
‘Misschien.’
Kon ze die Robin wel vertrouwen? Ze had het gevoel dat er iets niet klopte en
dat werd niet minder toen Robin bramen en bosbessen aan haar gaf, die ze na
een poosje lopen in het bos geplukt hadden. Ze glimlachte toen ze zag dat
Warfield wachtte met eten totdat Robin zelf ook van de bessen at.

Kamilia liep hijgend tegen de steile berg op, het zweet brak haar uit. Haar knieën
kraakten. Af en toe moest ze even stilstaan om op adem te komen.
Robin had onderweg naar de berg aan Warfield de sporen laten zien van
mensenvoeten. Hij had van Nikos zijn kruisboog teruggekregen. ‘Als we de
rovers tegenkomen, dan heb je hem nodig,’ had hij gezegd.
Kamilia kon net vanaf het rotspad de ingang van de grot ontwaren.
‘Probeer uit het zicht te blijven,’ zei Robin. Hij deed zijn best om een goede
gids te zijn.
Vanaf dat ogenblik liepen ze verder met de grootste voorzichtigheid. Ze
renden van struik naar struik. Waar geen struiken stonden, verscholen ze zich
achter grote rotsblokken. Kamilia voelde de spanning oplopen. Wat moest ze
doen als een rover haar zag? Ze had nog nooit gevochten. Robin liep voor haar
uit en gebaarde met zijn hand dat ze achter een struik moest wegkruipen. Ze
waren nu op nog maar een paar tientallen meters van de grot verwijderd.
‘Een wachter,’ fluisterde Warfield, die naast haar achter een andere struik
kroop. ‘Er waren dus toch nog meer roofridders.’
Kamilia zag de man vlak naast de ingang op een grote steen zitten, het leek
alsof hij sliep. Zijn hoofd was voorover op zijn borst gezakt en hij bewoog niet.
Tot haar grote ontsteltenis zag ze dat Robin een pijl afschoot om de wachter uit
te schakelen. Hij werd geraakt door de pijl, schoot overeind en riep hard:
‘Alarm! Rovers!’
Van alle kanten kwamen vechtlustige rovers toegesneld. Ze telde er tien! Ze
dook zenuwachtig achter de struik weg en rilde.
Robin klom behendig op een grote rots en schoot pijl na pijl af.
Valerio rende langs de struik en sloeg wild heen en weer zwaaiend met zijn
zwaard naar twee tegenstanders op het pad. Hij veegde er één met zijn schild van
zijn voeten. Een klap van zijn zwaard stelde de ander buiten gevecht.
Warfield schoot pijlen af, naar een paar bendeleden die vanuit de verte
kwamen aanrennen. Toen ze dichterbij kwamen moest hij overgaan op het
gebruik van zijn dolk.
Charlotte stond op het pad alsof niets haar kon deren en sloeg met de
uilenknop van haar staf een van de roofridders midden in zijn gezicht.
Kamilia durfde zich niet te verroeren. Toen ze door een roofridder werd
ontdekt, pakte ze aarzelend haar dolk. Die werd echter direct uit haar hand
gepakt. De krachtpatser greep haar bij haar middel en gooide haar met het
grootste gemak over zijn schouder.
Ze gilde en probeerde zich los te werken door te slaan en te trappen. Ze had
net zo goed tegen een steen kunnen slaan, want het hielp niets. Hoe meer ze
tegenstribbelde, hoe vaster de greep van de man werd. Ze kon niets anders doen
dan zich mee laten voeren.
Ze zag dat Robin van zijn rotsblok werd gehaald. Bij Valerio werd zijn zwaard
uit zijn handen geslagen en hij verdedigde zich tevergeefs met zijn schild.
Charlotte lag over de schouder van een andere rover, beet in zijn oor en kreeg
een pak slaag. Warfield werd meegevoerd door een grote, zware man met een
breed harnas.
Maar waar waren Patricia en Nikos? Ze zag ze nergens.
Kamilia probeerde vanaf de schouder van haar cipier zo veel mogelijk te zien.
Ze werd de grot in gebracht en via een lange gang die de berg in voerde,
kwamen ze uiteindelijk bij een stevige deur. De rover morrelde wat aan een
grendel waarna de deur krakend openzwaaide. Het volgende moment vloog ze
door de lucht en viel met een klap op de grond. Ze wreef met haar handen over
haar pijnlijke pols en enkel, waaraan de krachtpatser haar had vastgehouden.
Haar achterwerk gloeide van de val op de rotsgrond. De ronde ruimte had maar
één deur. Ze vloekte binnensmonds. De anderen werden een voor een op de
grond gegooid.
Robin schreeuwde en probeerde weg te glippen, achter de rug van een rover
langs. Maar hij werd teruggeslagen en viel aan haar voeten neer. Zijn wang
schuurde over de ruwe stenen ondergrond.
De rover die Charlotte had meegevoerd, stond in de deuropening en keek
onderzoekend in haar tas. ‘Rotzooi,’ zei hij, waarop hij Charlottes schoudertas de
ruimte in slingerde.
Charlotte ving hem op en schoof over de bodem naar Robin toe om zijn wond
te verbinden.
‘Stelletje uitschot,’ riep de rover die Kamilia had meegesleept. ‘Hier moeten
jullie maar wachten tot onze hoofdman terug is van zijn rooftocht. Veel van ons
hebben al lange tijd geen vrouw meer gezien, dus dames, hou je maar koest
anders wachten we zijn terugkomst niet af!’ Hij keek verlekkerd naar Charlotte.
Daarna sloeg hij de deur met een harde klap dicht. Het werd pikdonker.
Kamilia hoorde de grendel dichtschuiven en voelde een grote brok in haar
keel. Dit zou eeuwen gaan duren. Een steek trok door haar maag. Dat was vast
de hoofdman die naar de kerkers van Sisiliah was afgevoerd. Hoe kon ze zo dom
zijn om te denken dat zij een queeste kon volbrengen en dat ze dan wel weer
door een andere tijdpoort thuis zou komen? Bij de eerste taak ging het al
helemaal fout. Straks werd ze meegevoerd en dan zou ze verkracht worden.
Langzamerhand drong het tot haar door dat deze grot helemaal niet zo
aardedonker was als ze eerst had gedacht. Op verschillende plekken waren er
smalle spleten in de bergwand die een beetje licht van buiten naar binnen lieten
sijpelen. Ze bevonden zich in een ronde ruimte die een doorsnee van ongeveer
tien meter had.
De anderen zaten verslagen op de stenen vloer, behalve Charlotte. Zij had een
stompje kaars gevonden in haar tas en stak dat aan. Ze begon iedereen te
onderzoeken en smeerde zalf op de blauwe plekken die ze kon zien. ‘Die
verwondingen overleven we wel,’ zei ze bemoedigend.
Warfield stond op en strompelde naar de deur. Hij keek of het slot open te
breken was, maar na een paar flinke rukken aan de deur was het al duidelijk.
Hoofdschuddend kwam hij terug en liet zich naast Valerio op de grond zakken.
‘Wat zouden ze met de mannen doen? Zitten er hier gevaarlijke dieren in het
bos? Ik heb weleens gehoord dat roofridders je in een put gooien om te vechten
met agressieve dieren.’
‘Khnumerro’s,’ zei Robin. ‘De rammen zijn gevaarlijk. Als je door een hoorn
wordt geraakt heeft dat doorgaans fatale gevolgen. De ooien zijn alleen
gevaarlijk als er lammetjes zijn.’
Kamilia kende geen khnumerro’s, maar zag bij het kaarslicht dat Warfield wit
wegtrok. Wat heb ik gedaan? Het is mijn schuld als er iets met de anderen
gebeurt, want het is mijn opdracht.

Niet eens zo heel veel later werd de grendel weggeschoven en ging de deur
open. De krachtpatser kwam naar binnen. Hij had blijkbaar de leiding nu de
hoofdman weg was.
‘Wat komen jullie hier doen?’ vroeg hij.
Kamilia zag dat al haar metgezellen haar aankeken en toen snel hun hoofden
weer van haar afwendden. Maar het was net genoeg voor de man om te weten te
komen dat het om haar ging.
‘Zo,’ zei de man en er kwam een gemene grijns op zijn gezicht. ‘Deze heks
hier weet er meer van? Nou, dan moet zij maar eens flink aan de tand gevoeld
worden.’ Hij liep op haar af.
Kamilia stond snel op, deed een paar stappen achteruit en drukte zich tegen de
wand. Haar vrienden doken op de man af. Haar hart klopte wild van angst toen
ze zag dat de andere rovers bij de deur stonden. De hele groep werd
overmeesterd. De krachtpatser kwam op haar af en zonder pardon werd ze
opnieuw over zijn schouder gelegd en liep hij met haar de gang in. De deur viel
voor de tweede keer met een klap dicht en werd afgesloten.
‘Verdorie!’ hoorde ze Warfields stem door de deur heen. ‘Ik had nog zo
beloofd om haar te zullen beschermen. Wat ben ik toch een nietsnut!’
‘Wat dacht je dan van mij?’ kwam Valerio’s stem er zwakker achteraan. ‘Ik
zou nog opgeleid worden tot ridder, nu zit ik hier zonder zwaard en schild!’
‘Hou op met dat trappen en bijten, heks! Je windt me op,’ zei de sterke ridder die
haar droeg. ‘Zal ik je dan maar hier nemen, op de grond in deze gang?’
‘Nee!’ riep ze verschrikt uit en ze hield direct op met slaan en spartelen.
‘Nou, vooruit dan maar. Ik hou me in,’ zei de man spottend. ‘Jij bent blijkbaar
de leider van de groep? Ik heb een mooiere cel voor je, die bij je rang past. Hier
heeft een draak gewoond. Amuseer je lekker!’
Vreemd genoeg werd ze nu in een grotere ronde ruimte opgesloten, die zich
dichter bij de uitgang van de grot bevond.
‘Als je bang genoeg bent geworden van die drakengeest, gil je maar. Ik kom je
er graag weer uit halen, want dan ga jij ons vertellen wat jullie hier komen
doen!’
Een grote deur werd op slot gedraaid. Kamilia keek om zich heen. Hier heeft
dus de draak gewoond die de brandwonden bij Raven Ming heeft veroorzaakt.
Maar die draak is toch dood? Wat zei hij? Zit hier een drakengeest? Ze ging
zitten en kromp in elkaar.

Kamilia zag, nadat haar ogen aan de duisternis waren gewend, dat er ook in deze
grot een smalle spleet in het gesteente zat waardoor er een klein beetje licht naar
binnen sijpelde. Als ik nu eens … Ze maakte het zakje aan haar gordel open en
liet het stukje berkkristal in haar handen glijden. Ze probeerde het licht op te
vangen. Misschien kon ze door het kristal wat meer zien van haar gevangenis.
Ze voelde een koude windvlaag door de ruimte trekken. Haar nekharen gingen
overeind staan. Een huivering trok over haar rug. Er zit hier echt een geest!
In het kristal zag ze een vage, grijze schim, die steeds helderder werd. Het was
de drakengeest. Het werd ijzig koud om haar heen en ze kon haar eigen adem
zien. Een grommend geluid klonk op, zacht alsof het van ver weg kwam. Zei de
schim iets tegen haar?
Zijn ogen lichtten fel op. Een paar beelden flitsten door het kristal. Hij liet
haar zien hoe ze een kist kon openmaken. Ze stond voorzichtig op en tastte om
zich heen in de grot. Gek genoeg merkte ze dat ze niet eens zo heel erg bang
was. Haar handen vonden de kist die werkelijk hier bleek te staan. Vreemd dat
de roofridder haar in deze cel had opgesloten.
Toen ze weer in het kristal tuurde, zag ze daarin ook die kist. Het moest de
drakenschat wel zijn. De drakengeest liet opnieuw zien hoe hij openging, maar
nu zag ze ook dat ze die kist mee naar buiten sleepte.
‘Waarvoor zou ik de kist meenemen?’ vroeg ze. ‘Die is toch veel te zwaar!’
De drakengestalte in het kristal werd groter. Ze zag hem niet goed, maar
voelde hem des te meer. Met het beetje licht dat door de spleet kwam, kon ze de
geest gewaar worden. Ze rilde toen de draak gevaarlijk dichtbij kwam. Hij
opende zijn bek alsof hij vuur wilde gaan spuwen. ‘Jij bent een geest, zonder
lichaam. Je kunt geen vuur spuwen,’ zei ze hardop om zo ook zichzelf te
overtuigen.
De lucht om haar heen verkilde nog meer. Bibberend en klappertandend van
de kou wendde ze zich af van de schim. Door het kristal een stukje te draaien,
kon ze het licht iets verplaatsen. Het weerkaatste op het slot van de kist en ze zag
dat er een sleutel in stak. Ze draaide hem om en met alle kracht die ze nog in
haar handen had, duwde ze het deksel omhoog. Ze zag een fel wit licht dat van
een ring afkomstig was. Die lag boven op een berg gouden munten en
schitterende edelstenen. De prachtige, zilveren zegelring had een afbeelding van
een rode draak. Ze nam die ring voorzichtig in haar handen en deed hem samen
met het bergkristal in het zakje aan haar gordel.
Ik moet van de drakenschat afblijven. Alleen de ring is van belang. Die is niet
van de draak. Ze klapte het deksel dicht en draaide de sleutel om. Stel je voor
dat ze op de een of andere manier de rode draak weer tot leven zou wekken? Ze
moest er niet aan denken!
Ze voelde hoe de luchtdruk in de grot zich opbouwde en kreeg het benauwd.
Het werd nog kouder. Ze voelde een windvlaag en dwong zich om te zeggen: ‘Je
bent dood, draak. Je bent een geest. Je kunt me wel koud maken met je
aanwezigheid, maar dat is alles wat je kunt. Ik wil jouw goud niet. Ik wil jouw
macht niet. Ik wil alleen naar huis terug!’
Ze hoorde het gebrom dichterbij komen en kromp ineen. Toen begon ze te
bidden. ‘Mage en Sperata, help me uit deze grot. Red ons van de draak en van de
roversbende. Ik heb de ring voor Lucinda Ming. Laat ons vrij.’
‘Kamilia? Zit je hier?’ Er klonk gebonk op de deur.
Valerio! Ze sprong op en rende naar de deur. ‘Ja! Ik zit hier!’ Ze bonkte terug.
‘Laat me eruit!’
’Weet je waar de sleutel is?’
‘Die grote bruut die mij had gevangen heeft hem.’ ‘Hou vol, wij gaan hem
halen!’

Toen de deur niet veel later werd opengedaan, viel Kamilia ijskoud en trillend in
Patricia’s armen. Valerio zuchtte opgelucht.
‘Doe de deur op slot en neem de sleutel mee! Dit is de grot van de rode draak.
Zijn geest zit hier nog gevangen. Als je de schat mee naar buiten neemt, komt hij
weer tot leven. Dan is de strijd van Raven voor niets geweest.’
Patricia deed de deur op slot en gaf de sleutel aan haar. Kamilia haalde de
zilveren ring uit haar buidel en overhandigde die aan haar.
‘Je hebt hem!’ Patricia deed hem verheugd om haar vinger. ‘Maar jij moet
hem aan mijn moeder geven.’
Valerio liep vooruit toen ze naar buiten gingen. Bij de ingang van de grot
wachtten de anderen op hen. De bendeleden lagen op de grond. Die zouden
flinke koppijn hebben als ze wakker werden, vermoedde Kamilia. Nikos stond
iets verderop en leunde op zijn staf. Patricia wenkte hem.
Ze zochten al hun spullen weer bij elkaar en ze maakten zich klaar om zo vlug
mogelijk te vertrekken, terug naar Sisiliah.
Robin haalde nog snel wat proviand uit de voorraad van de rovers en nam dat
mee.
Toen ze de berg af liepen om bij het pad naar Lis te komen, hoorden ze een
geluid. Ze keken achterom en zagen een grote, zwarte khnumerro naast de rovers
staan, alsof hij daar de wacht hield. ‘Mage,’ fluisterde Patricia in Kamilia’s oor.

Op de tweede dag van de terugweg door het bos regende het de hele dag door, de
wolken kleurden antracietgrijs en er barstte een onweersbui boven hen los.
Kamilia keek met verbazing toe hoe het wollen vest van Robin het water
opnam. Het leek wel alsof het vier keer zo zwaar was geworden. Hij liep gebukt
onder het gewicht ervan en het water droop ervan af.
Toen er eindelijk een opening in de wolkenpartijen kwam en ze het licht van
Atlas zag, vroeg ze: ‘Zullen we even rusten? Dan kan de doorweekte kleding een
beetje drogen. Deze open plek is daar wel geschikt voor, lijkt mij.’
De anderen stemden er graag mee in en ze vonden een paar boomstronken
waar ze op konden zitten.
Ze keek toe toen Robin het doorweekte vest uitwrong en er een plas water
voor haar voeten op de grond bleef liggen. Zelf zette ze haar natte hoed af en
hing haar heksenmantel aan een boomtak te drogen. Patricia hing haar cape
ernaast en Nikos wrong zijn kaproen uit.
Valerio zei: ‘Vergis ik me nou, of heeft deze jongeman ineens
vrouwenborsten?’
‘Nee, je vergist je niet. Ik ben een vrouw. Dat was ik altijd al,’ zei Robin
vinnig.
‘Maar waarom doe je dan net alsof je een man bent?’ vroeg Kamilia.
‘Ik kom uit het land van Lyoncourt. Daar worden vrouwen slecht behandeld.
Ik werd door een zoon van de patriarch opgesloten voor een magisch
experiment. Maar ik heb me gelukkig weten te bevrijden en daarna ben ik me
gaan vermommen als man, zodat hij me niet meer kon vinden. Sindsdien verstop
ik mijn borsten onder mijn vest. Helaas gaat dat nu niet meer, door de regen.’
Patricia keek haar onthutst aan. ‘Daar schrik ik van. Lyoncourt heeft toch de
plicht om zijn onderdanen te beschermen? Magische experimenten zijn door de
Avatars verboden.’
‘Ja,’ zei Robin, ‘maar ze experimenteren daar toch op mensen! Ik had me
voorgenomen om nooit meer te laten blijken dat ik een vrouw ben en ik ben
weggevlucht om me ergens anders te vestigen. Ik wil nooit meer onderdrukt
worden en zelfstandig mijn leven kunnen leiden. Ik wil iets worden in de
wereld.’
‘Jij wilt wat worden in de wereld?’ vroeg Nikos op sarcastische toon. ‘En dan
word je een struikrover met een moordwapen zoals een kruisboog?’
Robin keek Nikos kwaad aan. ‘Ja, om te overleven. Ik wist toch immers de
weg niet?’ Ze verplaatste haar blik naar Kamilia. ‘Bij jullie is het anders. Ik voel
me in jullie groep geaccepteerd. Het is niet meer nodig om me anders voor te
doen.’
‘Als je een goede boogschutter bent, is er vast wel plaats voor je in het leger
van mijn moeder,’ stelde Patricia voor. Bij Ming hebben we graag vrouwelijke
boogschutters in dienst.’
‘Ik vind je als vrouw veel leuker!’ zei Valerio.
‘De Avatars willen dat vrouwen en mannen elkaar aanvullen. Ze hebben
evenveel waarde. Dat er heersers zijn, die onderdrukking van het andere geslacht
hoog in hun vaandel voeren, is een gruwel voor Mage en Sperata.’
Je kunt wel merken dat ze een priesteres is, dacht Kamilia toen ze Patricia’s
uitleg hoorde.

Kamilia overhandigde de drakenring aan een overgelukkige Lucinda Ming, die


de ring direct om haar vinger deed. Daarbij zag ze weer een fel wit licht van de
ring af komen. De warmte steeg haar naar de wangen toen ze de complimenten
van de matriarch in ontvangst nam omdat het haar gelukt was de ring uit de
drakenschat te halen.
‘Ik ben bang dat Toliano mijn stad aan zal vallen als de ster compleet is, maar
ik kan er niet meer onderuit,’ zei Lucinda. ‘Hier is het onderdeel van de tijdpoort
dat ik beloofd heb.’
Kamilia nam de sterpunt voorzichtig aan en bestudeerde hem. De punt was
van metaal gemaakt en had een paar uitsparingen en uitstulpingen, alsof het een
puzzelstuk was. Er stonden vreemde tekens in gegraveerd. Ze stopte hem
zorgvuldig in een speciaal, lederen buideltje dat ze van Patricia had gekregen. Ze
hing het aan haar gordel naast het andere buideltje met het kristal en de
tarotkaarten.
Lucinda gaf haar een brief mee voor Yvonne Gettferdrey. ‘Dat is de matriarch
van Erdre, de stad waar ik je heen laat brengen met een escorte van militairen te
paard. Het is de hoofdstad in het land van Gettferdrey. Je moet door de zuidelijke
poort Sisiliah uit.’
Voordat ze vertrok, ging Kamilia naar de tempel om de Avatars te danken. Ze
gaf de sleutel van de drakengrot af aan Raven Ming, die verheugd was haar terug
te zien. Hij was ook blij verrast met de sleutel.
‘Die schat mag de grot nooit verlaten, anders wordt de draak weer tot leven
gewekt,’ zei ze tegen hem.
‘Ik zal er goed op passen, Kamilia,’ beloofde hij. ‘Ik wens je een goede reis en
hoop dat je weer thuiskomt.’

Het hele gezelschap werd door Patricia naar de zuidelijke stadspoort gebracht.
Daar namen ze afscheid. Patricia legde haar handen op haar schouders. ‘Ik wens
je veel geluk.’ Haar staalblauwe ogen boorden zich in de hare en Kamilia voelde
haar zelfvertrouwen groeien. ‘Wel jammer dat we elkaar nooit meer zullen zien.’
Het escorte stond hen bij de poort op te wachten met de paarden. Van hun
groep konden alleen Nikos en Valerio paardrijden. De anderen werden op de
dieren gehesen en moesten zich maar behelpen. Charlotte hield krampachtig de
teugels vast. Kamilia vond het een beetje eng om op een paard te zitten. Warfield
viel bijna aan de andere kant weer van het zadel af, toen hij erop getild werd.
Robin had zich, zodra ze in Sisiliah waren aangekomen, weer vermomd als
man. Ze vertrouwde de ridders niet.
Hoofdstuk 7
De wet van Gettferdrey
Eindelijk had Kamilia een houding gevonden om een beetje gemakkelijk op de
rug van het paard te blijven zitten. De cadans van de bewegingen zorgde ervoor
dat ze constant haar aandacht bij het rijden moest houden. De zadelpijn werd van
kwaad tot erger. Ze kwamen nu bij de grens tussen de landen van Ming en
Gettferdrey aan. Maar de grenspost lag pas halverwege de afstand die ze
moesten afleggen. Ze zag er een paar barakken staan van een leger.
‘Die oranjezwarte vlaggen zijn de kleuren van Ming,’ legde Valerio uit.
Ze herinnerde zich de oranjezwart gestreepte mouwen van Lucinda. Hier zag
ze militairen met schilden in die kleuren. Er waren ook veel boogschutters. De
leider van hun escorte groette een van de ridders en kreeg een teken om door te
rijden. Ze wenste dat ze nu al in Erdre zou zijn, maar de tocht ging in dezelfde
cadans verder. Vooral Charlotte had de grootst mogelijke moeite om in het zadel
te blijven. Ze klampte zich aan de manen van het paard vast.
Het landschap bestond uit een droge grassteppe. Kamilia voelde de
zweetdruppels over haar gezicht lopen.
Een ridder kwam naast haar rijden. ‘Probeer de groep bij te houden. Het is
gevaarlijk om alleen achter te blijven. Er zitten hier lilaiyons en ook andere
gevaarlijke dieren.
Kamilia trok verbaasd haar wenkbrauwen op.
De ridder glimlachte. ‘Dat is een magische leeuwensoort. Ik denk dat er daar
een groep loopt.’ Hij wees naar een paar stipjes aan de horizon. Gelukkig
kwamen ze niet dichterbij. Even voordat de weg met een grote bocht linksaf
boog, stopten ze bij een waterput. Bruinwit gestreepte tenten stonden om de put
heen gegroepeerd. Aan de tentstokken wapperden vlaggetjes met afbeeldingen
van zwarte paarden. Ze zag veel ruiters en enkele soldaten gaven hun paarden te
drinken. Er werd een exercitie gehouden met speerwerpen. ‘Valerio? De kleuren
van Gettferdrey zijn zeker bruin en wit?’ vroeg Kamilia.
‘Ja,’ zei een ruiter die dat hoorde en op haar af liep. ‘Waar komen jullie
vandaan?’
Ze liet hem de brief van Lucinda Ming zien.
De man nam de brief van haar aan en las de aanhef. ‘Deze brief is
geadresseerd aan Yvonne Gettferdrey, de matriarch,’ zei hij met eerbied in zijn
stem. ‘Als haar gast heeft u het recht om gebruik te maken van onze
waterputten.’
Valerio sprong van zijn paard en hielp Kamilia uit het zadel. Haar stramme
spieren maakten het moeilijk om af te stappen. Dankbaar glimlachte ze naar
hem.
Charlotte liet zich pardoes van haar zadel glijden en hij ving haar galant op.
‘Loop even heen en weer,’ adviseerde Valerio haar, ‘dan wordt die stramheid wat
minder.’
Kamilia pakte Charlotte bij een arm en samen liepen ze een rondje om de
tenten. Toen ze omkeek zag ze dat Nikos Warfield en Robin uit het zadel hielp.
Even later waren Valerio en Warfield druk bezig om met gevulde waterzakken
de paarden te drinken te geven. Robin haalde een emmer uit de put omhoog en
kwam met het water naar hen toe. ‘Misschien is het handig als jullie ook een
waterzak vullen voor onderweg.’
Daar maakten ze dankbaar gebruik van.
Opa Nikos zag er nog vief uit, vond Kamilia, terwijl de rest van het
gezelschap duidelijk al doodop was. Ze had bewondering voor de oude man.
‘Kom,’ zei hij. ‘We moeten verder.’ Nikos liep met haar mee naar haar paard,
greep haar bij haar middel en tilde haar op. ‘Voet op de stijgbeugel, hand om de
zadelknop en trek jezelf omhoog.’
Het lukte nadat ze haar jurk opgetrokken had om weer op het paard plaats te
nemen.
‘En nu jij nog, Charlotte,’ glimlachte Nikos en hij hielp haar ook. Zelf klom
hij handig op zijn rijdier.
Na de afslag in de richting van de stad, werd het landschap dor en zanderig.
Kamilia voelde het zweet nu zelfs in straaltjes langs haar rug lopen. Ze kneep
haar ogen half dicht toen het licht van Atlas op de harnassen van de ridders
blikkerde. Hoe houden ze het uit in dat metaal?
Toen ze eindelijk bij de hoofdstad Erdre in de buurt kwamen, zag Kamilia
palmbomen, berken, hoge grassen en struiken in de verte. Gelukkig, we hebben
het bijna gehaald!
Nu zag ze de stad zelf. Hoge, rechthoekige gebouwen torenden boven de
stadsmuur uit.

Aan het einde van de middag kwamen ze aan bij de meest westelijke stadspoort.
Wachters stonden op wacht, hun handen om lange lansen geklemd. Het waren
vrouwen in witte uniforms. Ze droegen een tulband op hun hoofd waar aan de
achterzijde een sluier was bevestigd. Er hingen linten met borduurwerk van
zwarte paarden aan hun rokken.
De escorteleider van Ming sprak een wachter aan. ‘Wij verzoeken om toegang
bij de matriarch en Eerwaarde Moeder van Gettferdrey.’
‘Eerwaarde Moeder? Komen jullie van Morane of van Ming?’ vroeg een
strenge dame. Haar rok was voorzien van bruine linten met witte beren. Ze hield
haar lans omhoog.
‘Wij komen uit het land van Ming,’ antwoordde de ridder, ‘en hebben orders
om deze dame te escorteren naar de matriarch van Gettferdrey.’ Hij wees naar
haar.
Kamilia voelde haar maag samentrekken.
De poortwachter keek hem fronsend aan. ‘Zijn jullie in de laatste week in
aanraking geweest met varkens of hebben jullie worst gegeten? Is iemand van
jullie laatst nog ziek geweest en heeft diegene daarbij gebraakt?’
Op allebei de vragen konden ze bevestigend antwoorden, want ze hadden die
dag onderweg brood met worst gegeten. Warfield was pas nog ziek geweest en
had gebraakt. ‘Maar dat kwam toch niet door een ziekte?’ zei hij. ‘Ik had
vergiftige bessen gegeten.’
De vrouw sneerde: ‘Elke ziekteverwekker is een gif, meneer. Het maakt niet
uit waardoor u braakt. Dat u het deed, is bewijs genoeg. Wij zijn verplicht om
voorzorgsmaatregelen te nemen. Dat betekent dat jullie een etmaal in dit gebouw
moeten blijven, voordat je de stad in mag.’ De leidster wees naar een laag
gebouwtje dat net buiten de stadspoort stond. ‘Je mag niets eten, alleen water
drinken. En ridders van Ming mogen niet in de stad Erdre komen. Dat is “de
wet”!’
‘Mag ik met mijn metgezellen dan ná dat ene etmaal de stad in, als we
vasten?’ vroeg Kamilia bedremmeld. ‘Ik wil graag de Eerwaarde Moeder
spreken. Ik heb een brief bij me van Eerwaarde Moeder, Lucinda Ming.’
‘Na dat etmaal mag het. En ik vertel u nu alvast dat de matriarch hier de titel
Hare Hoogheid voert.’
‘Wat is dat voor een vreemde wet?’ vroeg Nikos met gefronste wenkbrauwen.
‘Dit vind ik echt bizar.’
‘Luister eens, meneer.’ De vrouw trok nu een zuur gezicht. ‘De wetten van
Gettferdrey staan niet ter discussie. U bent hier in ons land en u heeft zich te
voegen naar onze regels.’
Nikos keek Kamilia gelaten aan en trok zijn schouders op.
‘Het is maar goed dat we niet ziek zijn,’ hoorde ze Charlotte tegen Robin
fluisteren. ‘Dan zou je de quarantaine misschien niet eens overleven.’
De leider van haar escorte liep naar Kamilia toe. ‘Vrouwe, gezien de situatie
hier vraag ik verlof voor mij en mijn manschappen om terug te mogen gaan naar
Sisiliah. Wij hebben orders om zo snel mogelijk terug te keren.’
Ze keek hulpzoekend naar Nikos.
‘Laat ze maar gaan, wij redden ons wel.’
Twee wachters begeleidden hen naar het quarantainegebouw. Dat was een
okerkleurige ruimte met een plat dak. Er stonden harde, houten banken in.
Behalve dat zag ze een paar fonteintjes waar ze zoveel water konden drinken als
ze wilden. Maar slapen zal hier niet meevallen.
Ze namen plaats op de harde banken. Kamilia voelde dat de zadelpijn en de
vermoeidheid van het urenlange paardrijden zich lieten gelden. Nikos pakte zijn
fluit en begon een liedje te spelen. Charlotte neuriede zachtjes mee.
Warfield leunde tegen Robin aan. Niet veel later snurkten ze samen de boel bij
elkaar.
‘Kijk nou. Die twee zijn wijzer dan wij, zullen wij ook maar een dutje doen?’
stelde Nikos voor.
Al gauw zat de hele groep tegen elkaar aan geleund te slapen.
Kamilia opende haar ogen. De lantaarns langs de weg werden aangestoken. Ze
had zo vast geslapen dat ze niet eens had gemerkt dat de olielampen in het
quarantainegebouw ook al brandden. Een jonge, opgewekte vrouwenstem
overstemde het geluid van de krekels. ‘Waar zijn de reizigers uit het land van
Ming?’
‘Hoogheid,’ antwoordde een wachter. ‘U mag de stad niet uit!’
De spottende toon in de stem van de vrouw maakte haar bijna aan het lachen.
‘Nou, dan wordt dit waarschijnlijk de honderdduizendste overtreding die ik
bega. Maar ik ben nu toch al buiten de poort en wil graag antwoord op mijn
vraag, mevrouw de wachter! Je hebt ze zeker volgens mijn moeders “wet” in
quarantaine gezet?’
Kamilia zag door de deuropening dat de stadswacht een zenuwachtige blik
naar het quarantainegebouw wierp en stug haar post weer innam. Kamilia stond
op, haar lijf was zo mogelijk nu nog stijver. Ze liep naar een fonteintje toe en
spatte een plens water in haar gezicht om wat wakkerder te worden.
Een jonge vrouw stapte door de deuropening de wachtruimte binnen. Hoewel
haar kleding een beetje morsig was, zag ze er erg mooi uit. Haar witte zijden
gewaad was besmeurd met een vlek van gemorste tomatensaus. Haar kapsel
bestond uit vele asblonde vlechtjes, die door strikken in alle kleuren van de
regenboog bijeengehouden werden. Op haar gebruinde gezicht zaten een paar
vuile vegen. Ze keek haar vriendelijk aan met haar blauwgroene ogen. ‘Ben jij
de reiziger die een brief heeft voor mijn moeder?’
Kamilia knikte. Ze hoorde Warfield wakker worden en stak haar hand op om
hem gerust te stellen. ‘Ik heet Kamilia Arras.’
‘Zo, dat is nog eens een mooie naam. Ik heet Frederika Gettferdrey, dat klinkt
nogal vies vind ik zelf.’ Ze trok haar neus op terwijl ze dat zei. ‘Ik ben een
dochter van de matriarch. Waarom zitten jullie hier?’
‘Dat komt door mij,’ verklaarde Warfield. ‘Ik heb pasgeleden overgegeven en
nu denken ze dat ik een besmettelijke ziekte heb.’
‘O, die onzin!’ zei Frederika. ‘Ik ben niet bang dat jullie me ziek maken, hoor.
Ik word eerder ziek van al die onnodige, door mijn moeder opgelegde wetten.
Gaan jullie maar met mij mee de stad in. Daar is allicht een plek waar jullie beter
kunnen overnachten dan hier.’
Kamilia maakte iedereen wakker en ze pakten hun spullen bij elkaar. Ze
liepen achter Frederika aan naar de stadspoort.
De wacht protesteerde, maar Frederika wuifde de protesten weg. ‘Ik ben hier
de Hoogheid en ik wil dat ze met mij mee gaan.’
‘Mijn koninkrijk voor een bad,’ zei Valerio.
‘O, kom je ook uit een dynastie?’ vroeg Frederika. ‘Bij welke hoor jij?’
Ze zag Valerio blozen en verlegen lachen. Hij stelde zich aan Frederika voor
en vertelde dat het een grapje was geweest. Hij was maar een page.
‘Maar het is wel een goed idee,’ vond Frederika en ze nam hen mee naar het
badhuis.
Dat bleek, in tegenstelling tot de zandkleurige huizen van de stad, uit wit steen
te zijn opgetrokken. Nadat ze door de hal gelopen waren, kwamen ze in een
ruimte waar een koepeldak werd opgehouden door hoge pilaren. De vloer was
gemaakt van een prachtig mozaïek in de kleuren bruin, wit en zwart. Ze kregen
elk een lendendoek en een handdoek aangereikt van het personeel en liepen naar
een kleedkamer die rechts van de grote ruimte gesitueerd was.
Ze hingen hun kleding aan de haken langs de muur op en gingen terug naar de
badruimte. Daarna namen ze plaats op de trap naar het bassin, tussen andere
bezoekers in. Het was er zo laat op de avond niet erg druk. Robin kwam er
voorzichtig bij zitten, ze had net als Kamilia en Charlotte een tweede doek om
haar borsten geknoopt, maar keek voortdurend schichtig om zich heen. Kamilia
liet het warme bronwater strelend langs haar benen stromen. Ze voelde de
stijfheid langzaam uit haar spieren wegtrekken.
Frederika wachtte op hen in de conversatieruimte, die links naast de baden
was ingericht. Ze maakte een praatje met iedereen uit de groep. Kamilia’s
verhaal over de tijdpoort naar Chyndyro sprak erg tot haar verbeelding. Toen ze
hoorde dat Lucinda Ming haar een moeilijke opdracht had gegeven, zei ze: ‘O,
daar is mijn moeder ook goed in! Niemand van de dynastieën wil dat Toliano de
tijdpoort weer zal kunnen gebruiken. De sterpunten zijn hen met veel moeite
afgenomen. Ik denk dat Toliano graag alleenheerser zou zijn over Chyndyro,
maar alle dynastieën zijn op macht uit. Dat is niet wat de Avatars van
Gettferdrey willen, maar wie luistert er in deze tijd nog naar Ursus en Leila?’
De volgende morgen kwam Frederika hen ophalen uit de herberg waar zij hen de
vorige avond naartoe had gebracht. ‘Dit is mijn zusje, Jarmila,’ zei Frederika, ‘ze
is nieuwsgierig naar jullie.’
Het viel Kamilia op dat het zusje qua uiterlijk het tegenovergestelde van
Frederika leek te zijn. Ze had pikzwart haar en bruine ogen. In plaats van veel
vlechtjes had ze haar haren in een grote paardenstaart bijeengebonden met een
wit lint. Haar kleding was vlekkeloos en zag er netjes uit.
Jarmila gaf iedereen een hand en bekeek de jurk van Charlotte aandachtig.
‘Zijn dat ahornbladeren?’
‘Ja,’ zei Charlotte. ‘Wat knap dat je dat weet.’
‘Ik wil alles over planten leren, dan kan ik later geneesmiddelen maken,’ legde
Jarmila uit.
‘Zullen we gaan?’ vroeg Frederika. ‘Mijn moeder wacht.’ ‘We hebben onze
tassen al klaarstaan, wijs de weg maar,’ zei Kamilia.
Ze hadden het ontbijt net achter de kiezen. Ze namen afscheid van de
herbergier en liepen achter de zussen aan de stad in.
De huizen hadden in het daglicht dezelfde kleur als het zand. Kamilia kon
geen bakstenen onderscheiden, zo glad waren de muren gestuukt. Er zaten
vierkante ramen in en bij een opening kon ze zien dat de muren behoorlijk dik
waren.
Ze kwamen langs de stadsmuur, waarop kantelen stonden. Boogschutters
liepen heen en weer over een brede rand op de muur.
‘Het is niet zo ver naar het kasteel,’ zei Frederika. ‘Nog even doorlopen en
dan slaan we rechts af de Kasteellaan in.’ Aan het eind van die laan stond een
majestueus gebouw met vierkante torens op de hoeken. Er zaten ramen in de
zandkleurige muren en er waren platte daken. De poort bevond zich precies
midden in de voorgevel en was enorm.
Vier wachters waren er nodig om de deuren van de poort voor hen te openen.
Ze liepen door een hal en kwamen in een gang. De wanden waren met hout
bekleed en de vloeren bestonden uit keramiektegels. Er hingen lampen aan het
plafond die een groen licht uitstraalden.
‘Hier is de audiëntiezaal,’ zei Frederika.
Kamilia liep schoorvoetend naar binnen en zag rijen houten banken staan,
voor een verhoging met een troon. Naast die zetel stonden lijfwachten, die
eruitzagen zoals de wachters bij de stadspoort. Achter de troon hing een gobelin
aan de wand met een afbeelding van ruiters. In een van de witgepleisterde
zijwanden zaten hoge ramen en op de vloer lagen marmeren tegels.
‘Ik heet u allen welkom.’ Met een gebaar gaf de matriarch aan dat het
gezelschap op de banken voor haar plaats mocht nemen.
Ze gingen op de voorste bank zitten en Frederika en Jarmila namen naast hen
plaats.
Kamilia keek vol ontzag naar Yvonne Gettferdrey. Dat was een statige dame
met zijde kleding waarlangs linten liepen met zwarte paarden erop geborduurd.
Haar zegelring had een camee met een afbeelding van een witte beer. Haar haren
waren bijna wit. De matriarch keek ernstig en had rimpels in haar voorhoofd.
‘Treedt u maar naar voren,’ zei ze en ze keek Kamilia recht aan.
Kamilia moest voor de hele groep praten, terwijl de anderen toekeken. Ze
voelde zich ongemakkelijk door de formele manier van doen tijdens de audiëntie
bij Yvonne Gettferdrey. Zenuwachtig friemelde ze aan haar buideltjes en ze
voelde hoofdpijn opkomen. ‘Goedendag, Hoogheid, ik ben Kamilia Arras.
Samen met mijn vrienden reis ik door uw land. Ik heb een brief van de
Eerwaarde Moeder Lucinda Ming bij me. Die wil ik u graag overhandigen.’ Ze
haalde de brief tevoorschijn en een van de wachters gaf hem door aan de
matriarch. Gespannen wachtte ze haar reactie af.
Yvonne nam even de tijd om de brief aandachtig te lezen. Daarna keek ze haar
weer aan en sprak op geaffecteerde toon: ‘Ik lees hier dat de Avatar van Ming
heeft bevolen dat u de zevenster wederom dient te assembleren, om de tijdpoort
in werking te stellen. De Eerwaarde Moeder van Ming verzoekt mij om u mijn
deel van de ster te overhandigen.’
Kamilia begreep met haar gebrekkige kennis van het Klanisch nauwelijks wat
ze zei.
‘Het is gevaarlijk om de sterpunt af te staan. Als Toliano de ster weer
bemachtigt, kan hij mijn land gemakkelijk attaqueren. Ik wens hem slechts af te
staan wanneer u voor mij daarvoor ter vervanging een ander voorwerp kunt
overhandigen. Ik doel daarbij op Het hart van het woud. Een van mijn
voorouders heeft dat ooit in een bijzondere boom achtergelaten. Hij heeft helaas
nooit de kans gekregen om mijn familie mede te delen waar hij het precies
verborgen heeft.’
Het hart van het woud? Weer een onmogelijke opdracht? Zou ik bij iedere
dynastie iets opgedragen krijgen? Dit is echt ondoenlijk, als ze zelfs niet weten
in wat voor boom ik het zoeken moet.
‘Dan ga ik mee!’ klonk de stem van Frederika hard door de zaal.
Yvonne keek afkeurend naar haar dochter, maar in Frederika’s stem klonk een
toon door, die haar ervoor waarschuwde om er niet tegenin te gaan.
‘Als het hart wordt gevonden, moet er toch iemand zijn om zeker te stellen dat
het in onze familie terugkomt. Er moet dus wel een Gettferdrey mee op deze
zoektocht!’ zei Frederika alsof ze een pleidooi moest voeren dat haar gelijk zou
bewijzen.
‘Ik ga hiermee akkoord, lieveling, maar voordat je vertrekt, wil ik dat je de
goedkeuring vraagt van de Avatars. En neem een groep lijfwachten mee.’ Ze
wuifde met haar hand en daarmee was de audiëntie beëindigd.
Kamilia liep achter de anderen aan de zaal uit en ze zag dat Charlotte, toen ze
eenmaal met de groep buiten in de tuin stond, haar buik vasthield van het lachen.
Charlotte zei, in een perfecte imitatie van de houding en stem van Yvonne,
gemaakt streng tegen Frederika: ‘Vanwaar deze attaque op onze
vertrouwenswaardigheid, dame? Worden wij al direct door uwe Hoogheid
beschuldigd van diefstal, alsof we bandieten zijn? Vindt u het geen vooroordeel
om ervan uit te gaan dat wij Het hart van het woud niet zelf aan uw moeder
zouden geven?’ Ze viel uit haar rol en liet erop volgen: ‘Als we het ooit vinden.’
Warfield hield zijn hand voor zijn mond en Robin sloeg dubbel van de lach.
Valerio en Nikos hadden pretlichtjes in hun ogen.
Frederika keek Charlotte eerst even donker aan en Kamilia vreesde ervoor dat
ze zich beledigd zou voelen. Haar moeder werd belachelijk gemaakt door de
druïde. Maar gelukkig zag ze er de humor van in en haar gezicht klaarde op. ‘Ik
moest toch snel iets bedenken om mee te gaan op avontuur? Mijn moeder
spreekt zo geaffecteerd om haar angst te verhullen dat iemand haar onwaardig
vindt om de positie van matriarch te bekleden. Zo is ze geworden na de dood van
mijn vader. Gaan jullie mee naar de Avatars?’

De tempel stond op duizend passen afstand van het kasteel van de matriarch.
Frederika leidde hen door een tuin met geneeskrachtige planten waar
priesteressen en priesters aan het werk waren.
‘Dit is de tuin waar we plantendelen oogsten om te verwerken tot medicijn,’
legde Frederika aan hen uit.
Mijn moeder had hier priesteres kunnen zijn, als ze in deze tijd en in dit land
zou hebben geleefd. Kamilia keek geïnteresseerd rond. De tempel zelf was een
imposant gebouw. De muren waren wit gepleisterd en er stonden smalle torens.
Achter de toegangsdeur was een zaal met pilaren aan weerskanten. Door
openingen boven in de wanden stroomde het daglicht naar binnen. De houten
vloer was ingelegd met motieven van allerlei planten en gemaakt van gekleurd
hardhout. Halverwege de tempelzaal begon een gigantisch tapijt dat tot aan twee
godenbeelden reikte. Dit tapijt was ingeweven met afbeeldingen van paarden.
‘Onze Avatars heten Ursus en Leila. De god Ursus staat voor vitaliteit, kracht
en snelheid. Hij is de beschermheer van onze cavalerie en heeft een zwarte
hengst als rijdier. Soms komt hij in de manifestatie van een witte beer
tevoorschijn. Als de god van onze dynastie heeft hij ons de gave toegekend van
genezen door handoplegging, van magnetisme en lichaammagie. Van de godin
Leila hebben we de taak gekregen ons sterk te maken als handhavers van de
wet.’
Kamilia volgde de wijzende vinger van Frederika bij deze uitleg en zag het
beeld van een gespierde man in rijkleding, met een tulband op zijn hoofd en
rijlaarzen aan zijn voeten. Dat moet Ursus zijn. Naast hem stond een beeld van
een gesluierde, in een lang gewaad gehulde vrouw, behangen met sieraden. En
dan is dat Leila.
‘Zet hier maar een kaars neer,’ zei Frederika en ze wees naar het plateau
tussen de twee godenbeelden in.
Kamilia zette een kaars op de aangewezen plaats en knielde net als Frederika
voor de Avatars.
‘Heilige vader en moeder, wij vragen om de steun en goedkeuring voor de
beproeving die ons te wachten staat. Wij moeten Het hart van het woud van
Erdre gaan zoeken. Wilt u ons hierin bijstaan?’
Kamilia wachtte eerbiedig en dacht dat ze iets hoorde. Toen ze zich erop
concentreerde hoorde ze fluisterstemmen. ‘Verlies de moed nooit.’ De rest kon
ze niet volgen. ‘Dank U wel, heilige vader en moeder,’ zei Frederika en ze stond
op.
Kamilia volgde haar voorbeeld.
‘Wat zeiden ze?’ vroeg Warfield nieuwsgierig. ‘In welke boom zit het hart?’
‘Het zal moeilijk worden, maar we mogen de moed niet verliezen, want de
goden helpen ons. We moeten zoeken naar een lancetboom.’
‘Een lancetboom?’ zei Charlotte. ‘Bestaat er zoiets? Ik heb wel gehoord van
een wilgenboom, beuk of berk, maar nog nooit van een lancetboom.’
‘Dat is orakeltaal. We moeten er maar op vertrouwen dat de Avatars ons
helpen. Het enige wat ik weet, is dat we in het woud van Erdre moeten zoeken,’
gaf Frederika als antwoord.
Nikos keek rond in de tempel en wees naar de mooie wandtapijten aan de
muren en naar de openingen bij de ramen waar vogelnesten zaten met jonge
vogeltjes erin. Hij keek Kamilia ondeugend aan en wees op wat vogelpoep op de
vloer.
‘Zullen we langs de andere kant door de kruidentuin teruglopen?’ vroeg
Frederika en ze ging hen voor naar buiten. Charlotte keek enthousiast om zich
heen. ‘Hier hoef je niet ver te zoeken om ingrediënten te vinden voor
geneeskrachtige drankjes.’
‘Wat is dat grote gebouw daar?’ vroeg Robin. Ze wees naar een zandkleurig
gebouw dat aan de andere kant naast de tempel lag. Het was even groot als het
kasteel van Gettferdrey, maar had geen torens.
‘Daar is ons hospitaal. Er wordt onderzoek gedaan naar besmettelijke ziekten
en hoe we het besmettingsgevaar kunnen minimaliseren,’ zei Frederika.
Warfield keek haar schaapachtig aan en Kamilia, die zich de quarantaine
herinnerde, trok met haar mond, maar hield hem wijselijk dicht.
In de tuin kwamen ze Jarmila tegen. Die was voor haar studie bezig met het
aanleggen van een herbarium en zocht naar planten, die ze daarvoor nog niet had
gedroogd.
‘Wat een weelde,’ verzuchtte Charlotte. ‘De planten zijn hier netjes
gerangschikt. Kijk maar: hele plantenfamilies staan bij elkaar. Dat is
gemakkelijk zoeken.’
Jarmila vroeg: ‘Heb je nog voldoende drankjes in je tas? Je mag wel een
voorraadje uit onze tempel meenemen. Ik loop wel even mee.’
‘Dat zou echt heel fijn zijn.’ Charlotte pakte de uitgestoken hand van Jarmila
vast en samen liepen ze naar de tempel.
Even later kwam ze glunderend terug met een volle tas. Frederika werd in de
kruidentuin bestookt met vragen, zoals: ‘Wanneer kunnen we het beste
vertrekken? Hoe moeten we reizen? Gaan we lopen of op een andere manier?
Hoe groot is dat hart en kunnen we het dragen? Is het een gevaarlijk gebied
waar we doorheen moeten?’
Ze overlegden met elkaar en stelden vast dat ze de volgende ochtend zouden
vertrekken. Te paard. Frederika wist niet hoe groot en hoe zwaar het hart was,
maar het kon volgens haar wel door één persoon gedragen worden.
‘Er zijn nog wel een paar kamers in het kasteel vrij,’ zei Frederika. ‘Die zijn
voor speciale gasten van de familie. Ik vind dat jullie daar maar moeten
overnachten. Dat is vast beter dan in een herberg.’
‘Dank je wel voor de gastvrijheid,’ zei Kamilia. ‘Dat is heel aardig van je.’
‘Gaan jullie mee naar de stallen?’ vroeg Frederika.
‘De meesten van ons kunnen niet goed paardrijden,’ zei Kamilia. ‘De tocht
van Sisiliah naar Erdre was een ware marteling. Weet je zeker dat we te paard
moeten gaan?’
‘Ik kan het jullie wel leren,’ antwoordde Frederika. ‘Onze paarden zijn goed
afgericht. Veel beter dan die knollen van Ming.’
‘Ik wil de paarden van Gettferdrey graag zien, want dat zijn de beste paarden
op heel Chyndyro,’ zei Valerio.
Ze besloten om allemaal mee te gaan naar de stallen. Die stonden naast het
kasteel en waren net als de meeste huizen van de stad opgetrokken uit gestuukte
muren met een plat dak. Elk paard had zijn eigen box, waarvoor een deur zat
waarvan de bovenste helft opengezet kon worden terwijl de onderkant dicht
bleef. Net zoals bij die in Sisiliah.
De paarden waren rank. Ze hadden lange manen. Hun lichamen glansden van
gezondheid.
Ineens moest Kamilia weer aan het circus denken, aan de paardenact. Nee, nu
niet aan oma denken.
De stalmeester kwam al aanlopen en hielp Frederika om de paarden voor hen
te zadelen. Kamilia kreeg een rustige bruine merrie en reed een paar rondjes over
het veld dat zich voor de stallen uitstrekte. Eerst nog in stap, maar met de hulp
van de stalmeester al snel in draf. ‘Wanneer je veel oefent met verschillende
paarden, gaat het rijden op den duur als vanzelf,’ vertelde de stalmeester.
Helaas hadden ze niet veel tijd om te oefenen.
‘Je moet ernaar streven om een volledige controle van je eigen lichaam en dat
van het paard te hebben,’ vertelde Frederika. Ze klom op haar eigen rijdier en gaf
hen allerlei aanwijzingen.
Kamilia voelde dat ze nu veel beter op het paard zat dan de vorige keer. Na
een aantal rondjes in draf gereden te hebben, maakte ze er nog een paar in galop
en dat lukte haar ook nog. Ze kreeg er zelfs een beetje vertrouwen in. Dit had ik
eerder moeten weten.
Hoofdstuk 8
Julio — De sterkste magie
Hij nam het niet meer! Zijn vader had hem naar zijn kamer gestuurd, alsof hij
een klein kind was. En waarom? Jack Toliano, de strengste patriarch ooit, vond
dat hij moest gaan trouwen met de dochter van zijn beste vriend: een stinkend
rijke koopman uit Florente. Ze zou natuurlijk een grote bruidsschat meebrengen
en dat geld konden ze goed gebruiken voor hun vloot en voor hun leger. Hij kon
de nuf waar hij mee zou moeten trouwen bijna uittekenen: hooghartig,
fantasieloos en dom. Ze zou niks begrijpen van zijn magie, er bang van worden.
Het was ongehoord wat zijn vader hem nu weer flikte.
Hoorde hij daar hoefgetrappel? Hij rende naar het raam en keek naar buiten.
Ja, hoor: daar reed Zijne Edelheid met zijn gevolg. Die ging de bruid van zijn
oudste zoon ophalen: van hem dus! Hij balde zijn vuisten en keek de stoet na,
het geluid stierf langzaam weg.
Julio keerde zich van het raam af. Hij trok zijn mantel aan en griste zijn staf
uit de houder aan de wand. Stampend van woede rende hij zijn kamer uit, de
lange gang in. Hij kwam een wachter tegen en duwde hem opzij. In de hal wilde
iemand hem vastgrijpen, maar hij stak zijn staf omhoog en riep: ‘Radio Frigido!’
De wachter kromp ineen en bleef als vastgevroren staan. Een flinke duw en dit
obstakel was overwonnen. Nooit zou hij zich meer naar zijn kamer laten sturen!
Hij rende de paleispoort uit de stad in.
Hij snelde door totdat hij bij een brug kwam, waar hij bleef staan. Hij tuurde
naar beneden, naar het kabbelende water. Dat maakte hem wat rustiger. Hij
staarde voor zich uit en het gesprek met zijn vader kwam terug in zijn gedachten.
‘Jij bent mijn oudste zoon,’ had Jack gezegd. ‘Het wordt tijd dat je trouwt en
onze dynastie zeker stelt. Ik heb een rijke vrouw voor je op het oog. Het is de
dochter van mijn beste vriend.’
‘Een gearrangeerd huwelijk? Met een dochter van een koopman? Geen sprake
van!’ had hij geroepen. ‘Ik trouw met een Magia! Ik kom uit de sterkste dynastie
van heel Chyndyro. Ik ben de beste magiër ooit, dat heeft mijn leermeester zelf
gezegd. Mijn kinderen worden nog veel sterker met magie. Ik ga op zoek naar
een prinses.’
‘Dat is verboden!’ was zijn vader tegen hem uitgevaren. ‘Door de Avatars! Bij
gemengde bloedlijnen blijft onze magie niet zuiver. Jij trouwt met de vrouw die
ik voor je heb besproken!’
‘Nee,’ had hij geroepen, ‘dat doe ik niet! Ik ga op zoek in andere landen. Ik
word de heerser van heel Chyndyro!’
Zijn vader had hem als een delinquent door zijn eigen lijfwacht naar zijn
kamer laten brengen. Hij had zeker gedacht dat hij daar als een klein kind zou
wachten totdat hij er weer uit mocht komen. Maar hij was vastberaden en
verzette zich tegen de wil van zijn vader. Als meester-magiër had hij het recht
om met een Magia te trouwen.
Hij zuchtte diep en knipperde met zijn ogen. De nachtwacht stak de lantaarns
aan. De vlammetjes van de kaarsen weerspiegelden in de rivier. Een vrolijk
wijsje, afkomstig uit een straat aan de overkant, waaide zijn kant uit.
Nieuwsgierig liep hij verder de brug over.
In deze steeg was hij niet eerder geweest. Er stonden armoedig uitziende
huizen en er waren een paar kleine winkeltjes. De mensen die hij tegenkwam
bogen diep voor hem, zoals het hoorde, en schoven aan de kant.
De muziek kwam uit een kroeg, daar ging hij naar binnen. Een mollige vrouw
die achter de bar stond kwam direct op hem af lopen. ‘Wat een eer dat u ons
bezoekt,’ zei ze. ‘Wilt u iets gebruiken?’
Hij keek rond. Aan de bar waren alle krukken bezet door sjofel volk. Een man
lachte om een grap, hij had maar een tand in zijn bovenkaak. Aan de houten
tafels zaten jongelui met grote pullen bier. Ze speelden met dolken. Alle stoelen
waren bezet.
‘Komt u maar naar de achterkamer,’ zei de vrouw. ‘Daar zit u meer op uw
gemak.’
Ze had gelijk, want in de achterkamer stonden comfortabele bankjes met
dikke kussens. Hij nam plaats in een hoek waarvandaan hij de hele kamer kon
overzien. Er hingen rode lampen aan de wanden en in de hoek schuin tegenover
speelde een orkestje. ‘Geef me maar iets sterks,’ zei hij. ‘Wijn krijg ik thuis al
genoeg.’
Hij had geen flauw idee wat voor sterkedrank er was. Van de priesters bij wie
hij zijn opleiding volgde, mocht hij nooit alcohol gebruiken. Zij vonden wijn al
te sterk. Wat zat hij in een keurslijf!
De vrouw bracht hem een groot glas zonder steel. Er zat een goudkleurige
drank in. Hij rook eraan en nam voorzichtig een eerste slok. De vloeistof
brandde in zijn keel, maar toch zei hij: ‘Mm, dat is lekker!’
De vrouw glimlachte dankbaar. ‘Ik dacht wel dat u whisky lekker zou vinden.’
Toen hij aan zijn tweede glas begon, hoorde hij een stem. ‘Prins Julio, wat
doet u hier?’
Het was een matroos die hij wel kende van een zeiltocht op het jacht van zijn
vader. ‘Antonio, woon jij in deze buurt?’ ‘Dat klopt,’ zei de matroos. ‘Maar u
komt hier toch nooit?’ Hij wees naar de bank tegenover hem en vroeg:
‘Mag ik gaan zitten?’
‘Natuurlijk,’ zei hij. ‘En tutoyeer maar.’ Hij bestelde rum voor Antonio en
vroeg: ‘Hoe smaakt dat? Rum?’
‘Lekker, proef maar.’
Hij dronk zijn glas leeg en bestelde voor zichzelf ook wat rum. De muziek
speelde door en er kwam nog iemand aan zijn tafel zitten.
‘Dit is mijn vriend Gallus,’ zei Antonio. ‘Hij is de stuurman van De Gouden
Schelp.’
Gallus begroette hem en zakte neer naast Antonio. ‘Nog een glas rum,
Edelheid?’ vroeg hij.
‘Noem me maar Julio,’ zei hij.
‘Vindt uw vader het wel goed dat u hier zit?’ vroeg Gallus.
Hij zakte verder in de kussens. ‘Mijn vader vindt niks goed van wat ik doe.’
Hij keek mistroostig naar de stuurman met de dikke wenkbrauwen en zag ze
omhoog bewegen toen hij naar hem keek.
‘Dat verbaast me,’ zei Gallus. ‘Als hij op zijn jacht over u praat, is het niets
dan lof. U bent zo goed op school en met uw magie bent u onverslaanbaar.’
‘Ik moet karakter tonen,’ zei hij. ‘Maar ik word als een klein kind naar mijn
kamer gestuurd in het paleis en moet steeds maar weer studeren in de tempel.
Hoe kan ik nou een heerser worden, als ik nooit de kans krijg om mijn magie toe
te passen of om met de bevolking in contact te komen? Ik mag hier niet eens
zijn!’
‘Maar nu bent u toch bij ons?’ zei Gallus. ‘Neem nog een glaasje.’
Hij pakte zijn glas op en nam nog een slok. ‘Mijn leermeester zegt dat ik een
meester-magiër ben. Maar zodra ik zelfs de meest eenvoudige spreuk uitprobeer,
word ik teruggefloten. Ik ben zo sterk dat ik heel Chyndyro zou kunnen
veroveren.’
‘Dat wil ik graag zien,’ zei Antonio. ‘Ik ben weleens in Toernooi geweest en
heb daar magiërs zien duelleren. Misschien kun je een demonstratie geven buiten
de stad?’
‘Dat wiw ik wew,’ zei hij nadat hij een volgend glas in een teug
achteroversloeg. ‘Zuwwe we de paawde hawe?’ Hij stond op en voelde zijn
hoofd draaien. Alles werd zwart.

De volgende middag reden ze te paard de stad uit. Julio was met zijn vrienden
naar de stallen gelopen en daar had hij domweg de opdracht gegeven om drie
paarden te zadelen. Ze waren zonder iets te verklaren vertrokken. De stalmeester
kon zijn vader nu toch niet inlichten, die was nog niet teruggekeerd.
Nog steeds voelde hij hoofdpijn en de misselijkheid zorgde ervoor dat het
ontbijt er bijna weer uit kwam. Vanmorgen was hij wakker geworden in een
vreemd bed. Antonio en Gallus vertelden dat ze hem naar het huis van Antonio
gesleept hadden, nadat hij in de kroeg gevallen was. Ze hadden vriendschap
gesloten en samen ontbeten. Maar toen hij zijn mantel weer had aangetrokken,
bleek dat zijn zakken waren gerold. Hij had niets laten merken aan zijn nieuwe
vrienden. Ik weet wel zeker dat ik meer geld bij me had dan nodig was voor de
rekening van de kroeg, zelfs voor een extra overnachting.
Nu waren ze op weg naar een veld waar hij hen zou laten zien hoe goed hij
was met watermagie.
‘Zullen we hier even rusten?’ vroeg Gallus nadat ze ten zuiden van Florente
waren aangekomen.
Julio keek om zich heen en zag een grasveld met schapen en naast de weg
stond een groepje bomen. ‘Dat is goed, dan zal ik jullie eens wat laten zien.’
‘Wat ga je doen?’ vroeg Antonio.
‘Ik ga jullie een demonstratie geven van wat ik kan als meester-magiër. Dat
was toch het plan?’ Hij stapte van zijn rijdier af en greep zijn staf vast. ‘Wat krijg
ik van jullie voor het schouwspel?’
‘Wil je dat we ervoor betalen?’ vroeg Antonio verbijsterd. ‘Ik wil de inhoud
van mijn zakken terug.’
‘Maar daar hebben we de drankjes van betaald,’ zei Gallus.
‘Die waren heus niet zo duur dat alles op is. Wat spreken we af? Twintig
florijnen voor een bevroren boom en vijftig voor een schapenbout?’
Zijn vrienden lachten.
Hij hief zijn staf hoog op en riep: ‘Radio Frigido!’
Een tak van een van de bomen zat direct gevangen in een ijslaag. Hij keerde
zich voldaan om.
Gallus keek hem bewonderend aan.
‘Dat is dan twintig florijnen.’ Julio hield zijn hand op, maar kreeg zijn geld
niet terug.
Antonio zei: ‘Dat is niet zo bijzonder. Het is ook maar een tak en geen hele
boom. In Toernooi heb ik dit ook gezien en toen werd die spreuk gebruikt door
een Klawiccy.’
Er trokken diepe rimpels in Julio’s voorhoofd, hij voelde zijn ogen branden.
‘Denk je dat ik die boom niet helemaal kan bevriezen? Dan moet je nu eens
opletten!’ Hij stak zijn staf hoger op en riep: ‘Frigoro!’
Ineens was de hele boom gevangen in een dikke laag ijs. Hij keek
bewonderend naar zijn werk en liep naar de boom toe. Dit had hij nooit eerder in
praktijk kunnen brengen. Het was geweldig wat je met magie kon doen.
Gallus keek bedenkelijk, maar Antonio werd enthousiast. ‘Wat kun je nog
meer?’
Julio draaide zich om naar de schapen en probeerde een andere spreuk: ‘Glaco
Rupto!’ Er schoten ijssplinters uit zijn staf op de schapen af. Een paar van de
dieren werden geraakt en het bloed spoot uit hun vacht. Ze zakten door hun
poten en bleven op het gras liggen. De andere schapen mekkerden en renden
hard weg.
‘Ik heb een boom bevroren en drie schapen geraakt,’ zei hij tegen zijn
vrienden. ‘Ik krijg honderdzeventig florijnen van jullie terug.’
Antonio zag lijkwit en stak hem zijn hele buidel toe.
Gallus rende naar de schapen en sloeg zijn handen voor zijn ogen.
‘Wat vinden jullie ervan? Ben ik een meester-magiër of niet?’
Ze knikten allebei. ‘Ja,’ zei Antonio. ‘Zoiets heb ik zelfs in Toernooi niet
gezien.’
‘Goed.’ Hij voelde zijn macht groeien. ‘Dan gaan we nu naar Tol. Ik wil een
Magia als vrouw. Jullie kunnen zeilen. We nemen De Gouden Schelp in beslag.’
‘Dat kan toch niet?’ zei Gallus. ‘Als uw vader dat merkt, komt de hele vloot
achter ons aan.’
‘Wat zei jij daar?’ vroeg hij dreigend. ‘Zal ik jou ook bevriezen?’
Gallus boog zijn hoofd.
‘Maar waar gaan we dan heen?’ vroeg Antonio.
‘Naar onze buren. Het land van Gettferdrey. We zeilen erheen en gaan aan
land. En dan ontvoeren we een van de prinsessen. Daar trouw ik dan mee en dan
wordt ons grondgebied direct verdubbeld.’
‘Wil je echt de heerser van heel Chyndyro worden?’ vroeg Antonio en sloeg
zijn hand voor zijn geopende mond. De matroos keek hem met grote ogen aan.
‘Natuurlijk! Ik zal mijn vader eens wat laten zien.’

Ze stegen weer op en reden verder. Tegen de avond kwam Tol in zicht. Ze


hielden de paarden in en lieten hen stapvoets door de straten lopen in de richting
van de haven.
Julio zag dat de hele vloot daar aan de steigers lag en zei tegen zijn vrienden:
‘Laat niks merken. Wij rijden rustig naar het jacht toe en gaan aan boord. Doe of
het de normaalste zaak van de wereld is. We hebben gewoon opdracht gekregen
van Zijne Edelheid.’
De admiraal zwaaide vanuit de verte naar hem, vanaf het vlaggenschip. Hij
zwaaide vrolijk terug. De vloot had de zeilen gestreken, dat kon weleens een
voordeel zijn.
Bij de loopplank naar het kleinste scheepje van de vloot.
De Gouden Schelp stond een wachter.
‘Wij mogen vannacht aan boord slapen,’ zei hij tegen de man. ‘Kunt u onze
paarden naar de stal brengen?’
De wachter keek erg verbaasd op, maar knikte bevestigend.
‘Afstappen,’ zei hij tegen zijn vrienden.
Toen dat gebeurd was, nam de wachter de teugels over en liep met de paarden
van hen weg.
Julio wees met zijn staf in de richting van de loopplank en zei: ‘Gaan jullie
maar voor.’
‘Kunnen we dat wel maken? Er zijn vier matrozen nodig op dit schip,’ zei
Antonio.
‘Ben jij nou een piraat?’ zei hij snerend. ‘We gaan het gewoon doen!’
‘De trossen moeten nog los,’ zei Gallus. ‘Anders komen we niet weg.’
Hij stond op het dek van zijn vaders jacht en gaf bevelen. Op de andere
schepen van de vloot liepen matrozen bedrijvig heen en weer. Hij hoorde bellen
rinkelen. Het was etenstijd. Mooi, dan kunnen we ongezien wegkomen. Een
Magia van Gettferdrey ontvoeren moet een makkie zijn. Wat stelt lichaammagie
nu voor? Toliano is de sterkste van de zeven magische dynastieën. En ik ben de
sterkste Toliano.
Voldaan keek hij toe hoe Antonio de blauwe vlag met de gouden schelp in de
mast hees. De zeilen werden gehesen en even later voer het jacht de haven uit,
de zee op. Gallus stond achter het stuurrad en Antonio liep snel heen en weer
tussen bakboord en stuurboord. Hij keek naar de andere schepen die in de haven
achterbleven.
Julio voelde zich heer en meester. Eindelijk was hij verlost uit het keurslijf dat
hem zo lang had gehinderd.

Kamilia — De zwarte koorts


‘Kamilia, wakker worden!’ Ze hoorde de stem van Warfield, hij bonsde op haar
kamerdeur. ‘Opstaan! Ontbijten. Ze hebben hier heerlijk fruit en er is
versgebakken brood.’
Waar haalde die knul toch altijd weer zijn energie vandaan? Hij was zo
opgewekt, zo levenslustig. Door hem kon ze soms gewoon haar zorgen
opzijzetten. Ze was blij dat ze tegen hém was opgesprongen uit de fontein in
Sisiliah. Ze rekte zich uit en keek de kamer rond. Toen kleedde ze zich snel aan.
Ze vond haar vrienden in de ontbijtzaal.
Iedereen uit haar groep had lekker geslapen, aan de lovende woorden te horen
over de comfortabele bedden in het kasteel. Het ontbijt smaakte Kamilia prima,
het fruit was heerlijk fris en zoet. Ze nam een paar stukjes watermeloen en een
banaan. Er was ook heerlijk warm brood met jam.
‘Ik heb de lijfwacht opgedragen jullie te begeleiden,’ zei de matriarch tegen
Frederika, terwijl ze een schijf ananas at. Frederika zat schuin tegenover Kamilia
aan tafel. Ze fronste. ‘Als de lijfwacht meegaat het woud in, zal dat ons alleen
maar ophouden, moeder. Het pad daar is veel te smal. Er komen heus geen
vijanden. Mogen we niet zonder hen gaan?’
Warfield zat naast Kamilia. Hij stak een stuk brood met abrikozenjam in zijn
mond en smakte.
Tot haar verbazing gaf Yvonne toe en Frederika zei: ‘Ursus zal ons wel
beschermen.’ De matriarch nam een slok van haar thee en knikte nauwelijks
merkbaar.
‘We kunnen direct na het ontbijt vertrekken,’ zei Valerio. ‘Onze tassen staan al
beneden in de hal.’
Yvonne zuchtte hoorbaar. ‘Dan wens ik jullie een goede reis.’ Ze wachtte
totdat iedereen genoeg gegeten had, stond toen op en liep naar Jarmila. ‘Ga je
mee, Jarmila? Dan zwaaien wij onze gasten uit.’
Kamilia en haar vrienden haalden hun spullen uit de hal en liepen achter
Frederika aan naar de stallen.
Jarmila zwaaide hen uit en bleef hen nakijken toen ze naar de stallen liepen.
‘Ze vindt het jammer dat ze niet mee mag. Als ze geen les had, dan zou ze ook
wel uit rijden gaan. Dat hoort nou eenmaal bij onze familie. Wij zijn allemaal
ruiters.’
Robin zette grote ogen op. ‘Je moeder ook?’
‘Ja, zij was een geweldig goede ruiter, toen ze nog jong was. Nu is ze jammer
genoeg een beetje geforceerd deftig geworden. Maar vroeger was ze een van de
beste ruiters van Ursus. Ze heeft meegeholpen ons land te verdedigen tegen de
aanvallen van de draken. Mijn vader is niet voor niets voor háár gevallen. Het is
erg jammer dat hij er niet meer is. Hij is door lilaiyons verscheurd, in de
woestijn.’
‘Er wordt beweerd dat lilaiyons magische dieren zijn. Als je door hen gebeten
wordt, rust er een vloek op je. Daar ga je uiteindelijk aan dood,’ zei Nikos.
Robin vroeg spottend: ‘Als je door een leeuw wordt gebeten, ga je toch altijd
dood? Daar is toch geen magie voor nodig?’
‘Het is zo dat een lilaiyon, net als een sobedil, een van de heilige dieren is van
Mage. Als je zo’n dier doodt, word je vervloekt. Ik denk dat Nikos de zaak
omdraait,’ zei Charlotte.
Kamilia keek verbijsterd naar Charlotte. Die kwam ineens heel fanatiek uit de
hoek. Meestal hoorde je Charlotte niet. Ze bleef op de achtergrond om daar
ongemerkt van alles te regelen.
Ze zag Valerio waarderend naar de druïde kijken. Hij kreeg waarschijnlijk
door dat ze behalve over planten en drankjes over nog meer dingen veel wist.

De paarden werden naar buiten gebracht door de staljongens. Frederika


bepaalde, samen met de stalmeester, wie er welk rijdier zou krijgen. Zij kenden
alle paarden natuurlijk en wisten welk karakter ze hadden. Kamilia en haar
vrienden konden na de rijles van gisteren zonder veel moeite in het zadel komen.
In het licht van de vroege morgen leek het alsof de huizen van de stad van nat
zand waren gemaakt. Ze reden achter Frederika aan, die de leiding op zich nam
omdat zij de weg wist naar het woud van Erdre. Het viel Kamilia op dat er zelfs
om deze tijd van de dag al veel mensen naar de kant van de weg moesten
uitwijken om de groep ruiters langs te laten. Sommigen bogen voor Frederika.
Die droeg nu witte reiskleding. Natuurlijk ontbraken de linten met de paarden en
beren niet.
Ze reden in het begin stapvoets achter elkaar door de straten, tussen de huizen
met de dikke muren door. De weg was geplaveid met stenen van gebakken klei,
waarop de hoeven van de paarden klikkende geluiden maakten.
Na korte tijd kwamen ze bij de zuidoostelijke stadspoort aan. Daar werden ze
opgewacht door de gebruikelijke vrouwelijke wachters, bewapend met lange
lansen. Ze trok met haar mondhoeken toen ze zag dat die zenuwachtig heen en
weer drentelden.
Frederika reed naar hen toe. ‘Is er iets aan de hand?’
‘O, Hoogheid!’ zei een van hen en ze maakte een diepe buiging. ‘Wilt u ons
helpen? Er zitten nomaden in de quarantaineruimte, die een besmettelijke ziekte
hebben. We weten ons er geen raad mee. Volgens “de wet” mogen ze de stad niet
in, maar ze zouden toch naar het hospitaal gebracht moeten worden? Daar
kunnen ze de juiste zorg krijgen.’
‘Mag je volgens “de wet” zelf de stad in?’ hoorde ze Frederika vragen.
De vrouw knikte.
‘Ga dan zelf naar het hospitaal toe en leg de situatie uit aan de arts. Er moet
iemand met medicijnen naar de quarantaineruimte komen om deze mensen te
helpen.’
Frederika keerde zich om naar hen. ‘Ik wil niet afwachten of er een arts komt.
Die mensen moeten nu behandeld worden. Helpen jullie mee?’
Er bekroop Kamilia een angstig gevoel. Ze herinnerde zich de griepepidemie
die het dorp Tulle twee jaar geleden nog had geteisterd. Haar oma had veel
mensen kunnen helpen met haar homeopathische medicijnen, maar was er
daarna bijna zelf aan bezweken. Toen ze naar Charlotte keek, zag ze dat die
direct haar tas met kruidenmiddeltjes greep en resoluut op het gebouwtje
afstapte. Ze besloot er toch achteraan te gaan.
Nikos en Robin lieten weten dat ze in de stad om eten gingen vragen voor de
zieken. ‘Ze zullen vast wel erge honger hebben,’ zei Robin.
Frederika onderzocht de nomaden. ‘Ik moet erachter zien te komen welke
kwaal dit is.’ Ze wees op de knobbels op de gezichten van de nomaden. ‘Dit
soort bulten worden veroorzaakt door een zandvlo, dat is een parasiet.’ Frederika
vroeg aan een van de nomaden: ‘Hoelang heeft u die knobbels al?’
‘Die hebben we gekregen nadat we uit de oase van Leishma kwamen,
Hoogheid. Daar sprongen plotseling hele zwermen insecten tevoorschijn en we
werden allemaal door die beesten gebeten.’
Frederika liet de nomaden een voor een bij zich komen. Kamilia keek
geïnteresseerd toe en zag dat Frederika haar hand heen en weer bewoog boven
de knobbels. Ze hoorde haar steeds zachtjes fluisteren: ‘Sanato Morbo.’ Er
kwamen rimpels in haar voorhoofd en Frederika kneep haar ogen half dicht. De
knobbels verdwenen zienderogen en de mensen keken dankbaar naar de Magia
op. Warfield zat met open mond toe te kijken, alsof er een wonder gebeurde. Ze
glimlachte bemoedigend naar hem.
‘Willen jullie de gezichten van de patiënten met koud water schoonwassen?’
vroeg Frederika.
Warfield en Valerio vulden emmers met water terwijl Kamilia samen met
Charlotte aan het werk ging om de mensen te helpen. Ze was blij dat ze iets kon
doen. Het angstige gevoel verdween.
Nadat de laatste patiënt behandeld was, kwamen Nikos en Robin met brood en
fruit uit de stad. Ze deelden het voedsel uit aan de nomaden, die direct begonnen
te eten.
Frederika ging op een hardhouten bank zitten en leunde achterover. Er lag een
vermoeide uitdrukking op haar gezicht.
Inmiddels kwam er een arts van het hospitaal aan. ‘Jullie moeten nog wel met
deze arts mee,’ zei Frederika tegen de mensen uit de woestijn. ‘Ik wil dat hij
jullie goed onderzoekt en medicijnen geeft, dan komt de ziekte niet terug. Hij
kan misschien ook uitleggen hoe jullie voortaan zelf de knobbels van de zandvlo
kunnen behandelen Als je te lang met deze ziekte rond blijft lopen is het een
gevaarlijke kwaal.’
Toen de nomaden uit het gebouwtje vertrokken, zei Frederika tegen Kamilia:
‘Ik moet bij thuiskomst met mijn moeder gaan praten. Kijk nou toch eens wat
voor gevolgen die gekke “wet” van haar heeft. Die nomaden hadden natuurlijk
direct al naar het hospitaal gebracht moeten worden.’
‘Ik ben blij dat we nu nog iemand bij ons hebben die kan genezen. De vorige
keer was Charlotte nog maar net op tijd om Warfield een drankje te geven.’
‘Ik moet nu wel even een pauze houden hier, hoor, ik ben doodop.’
Het gebruik van magie heeft blijkbaar wel een prijs, het kost veel energie.

Een uur daarna ging de zoektocht naar Het hart van het woud verder. Ze volgden
een weg die eerst pal naar het zuiden voerde, maar verderop afboog.
Aan de stand van Atlas te zien moest het al ver in de middag zijn toen ze de
rand van het bos bereikten. Kamilia had zo’n bijzonder woud als dit nooit eerder
gezien. Ze zag dat de meeste bomen op het land stonden, maar er wortelden ook
bomen in zee. Die wortels hadden heel grillige vormen. ‘Mangrovebomen. Ze
staan bij vloed onder water,’ vertelde Frederika die haar verbaasde blik had
gevolgd. ‘Er is hier geen branding, alleen een getij.’
Kamilia rook het zilte zeewater. De zee was glad. Dit woud bevond zich in
een veel warmere streek dan het Schaduwwoud bij de Bronsberg. Door de hitte
werden ze sneller moe. Omdat de weg door het woud wel heel smal werd, was
het nodig dat er gedeeltes te voet werden afgelegd en trokken ze de paarden aan
de teugels achter zich aan.
‘Wat een paradijs!’ riep Charlotte verrukt uit. Er groeiden hier veel zeldzame
bomen en planten, waardoor ze kruiden kon blijven verzamelen.
Valerio hielp haar daarbij en iedereen keek goed rond of er een boom stond
die de lancetboom zou kunnen zijn.
‘Groeit de lancetboom in het water of op het land?’ vroeg ze aan Frederika.
Maar die moest het antwoord schuldig blijven. Ze kende die boom alleen uit
legendes.
Kamilia begon zich af te vragen hoe ze dan zouden weten wanneer ze die
boom hadden gevonden. Als niemand weet hoe hij eruitziet, dan lopen we er
misschien gewoon aan voorbij!
Ze zag dat Robin en Warfield steeds in de bomen klommen om tussen de
takken naar een hart te zoeken. Ze keken zelfs onder en tussen wortels van de
bomen die in zee stonden, maar vonden alleen vreemde vruchten en dieren zoals
krabben, die zich verscholen tussen de grillige mangrovewortels.
‘Zou “lancetboom” misschien betekenen dat de lansen van het hout worden
gemaakt?’ vroeg Valerio. ‘Als je kijkt naar de wachters van Erdre met hun lange
speren, dan zou het weleens een heel hoge, kaarsrechte boom kunnen zijn.’
‘Dan moet het er een zijn met maar weinig zijtakken,’ zei Nikos.
Voor ze er erg in had waren ze in het midden van het bos aangekomen.
‘We moeten een plek vinden om te overnachten,’ zei Frederika. ‘De nacht valt
hier altijd snel in, het kan ineens donker zijn. Laten we ons kamp maar op gaan
zetten.’
Hoofdstuk 9
De wet van het woud
Kamilia trok haar paard mee aan de teugels, maar bleef geschrokken staan toen
ze Robins verschrikte uitroep hoorde. ‘Help! Ik zit vast! Die plant gaat dwars
door mijn vel heen.’
Frederika draaide verschrikt om. ‘Stop, niet meer bewegen! Als je
tegenstribbelt, snijdt die plant je benen eraf.’ Kamilia zag de bodemplant. De
ranken zaten helemaal om Robins benen heen gekronkeld. De stengels stonden
strakgespannen. Robin probeerde haar benen voorzichtig los te trekken, maar de
ranken wonden zich steeds vaster om haar heen. Haar broek werd rood van het
bloed.
‘Wat is dat voor een plant? Die ken ik niet!’ vroeg Charlotte aan Frederika.
‘Dat is een plant die in de volksmond “de wet van het woud” wordt genoemd.
De officiële benaming ervan is: de calamusplant.’
‘Alweer een wet?’ vroeg Warfield ongelovig.
‘Ja,’ zei Robin die nu angstvallig roerloos bleef staan. ‘Het is moeilijk om je
aan alle wetten te houden! Ze leggen je erge beperkingen op.’
Als ze niet in zo’n hachelijke situatie verkeerde, zou ik om haar opmerking
kunnen lachen. Maar nu hield Kamilia zich in.
‘Hoe kom ik hier nou uit? Kan iemand die plant van me afsnijden?’
‘Nee,’ zei Frederika, ‘dat gaat helaas niet. Als je beweegt, snijdt de plant
dwars door alles heen en dan kun je een been kwijtraken en doodbloeden. Je
moet stilstaan en wachten. De plant zal dan na verloop van tijd vanzelf loslaten.
Als dat gebeurt, moet je héél voorzichtig precies dezelfde weg achteruit stappen
en op je voetsporen teruglopen.’
Valerio stapte voorzichtig naar Robin toe en probeerde haar ridderlijk te
ondersteunen.
‘Pas je wel op dat je er zelf niet in trapt, Valerio?’ vroeg Robin. Ze keek hem
bezorgd aan.
‘De schemering zet in. Hier kunnen we ons kamp niet opslaan. Misschien
kunnen jullie alvast verder lopen en een goede kampplaats zoeken om alles voor
de nacht in orde te brengen?’ stelde Kamilia voor. ‘Valerio en ik blijven bij
Robin.’
‘Ja, wij gaan,’ zei Warfield. ‘Ik maak wel een kampvuur.’ ‘Ik blijf hier,’ zei
Nikos. ‘Als het straks echt donker is, hebben jullie hier licht nodig. Daar kan ik
voor zorgen met mijn magie.’
‘Goed dat je daaraan denkt.’ Kamilia keek de Klawiccy dankbaar aan terwijl
de andere drie doorliepen.
Het moest voor Robin niet meevallen om doodstil te blijven staan, ze zag haar
even wankelen. Valerio spande zijn spieren aan en verhinderde dat ze viel. Toen
het donkerder werd zei Robin: ‘Nikos, kun je even bijlichten? Het lijkt erop dat
mijn benen minder afgebonden worden. Ze tintelen nu. Au! Het voelt of ze in
brand staan. Ik weet niet of ik nu al achteruit kan lopen.’
Nikos riep: ‘Vitram Klaro!’ Er kwam een zachtroze licht uit het kristal van
zijn staf.
Valerio wierp een blik op de plant. ‘De ranken liggen los op de grond, als ik
het goed zie. Kom maar, Robin, wij zullen je wel ondersteunen.’
Zwaar leunend op hun schouders, stapte Robin voet voor voet heel voorzichtig
achteruit.
Kamilia lette goed op waar ze haar voeten neerzette. Ze probeerde de
calamusplant te ontwijken zodat ze er zelf niet in verstrikt zou raken.
Robin haalde opgelucht adem toen ze een paar passen verwijderd was van de
plant. ‘Gelukkig, ik heb mijn benen nog.’ Ze sloeg de losse bladeren van haar
jagerskleding af en zette haar pet goed.
Ze liepen langzaam tussen de bomen door en volgden Nikos die met het
kristal van zijn staf voor net genoeg licht zorgde om het pad te zien dat de
anderen hadden genomen.
Ze ondersteunden de strompelende Robin op weg naar het kamp.
Frederika liep snel naar hen toe, maar werd opzij geduwd door Charlotte.
‘Nee, daar ga je geen magie voor gebruiken. Jij hebt vandaag al genoeg gedaan.’
Charlotte pakte haar donkergroene buidel met geneesmiddelen en zocht een
helende zalf die ze op de wonden van Robin smeerde.
Kamilia liep op het kampvuur af en pakte dankbaar het eten aan dat Warfield
voor hen had bewaard. Op de open plek in het bos zag ze in de schemer vaag de
paarden bij elkaar staan. Er lagen kleden voor hen op de grond om op te slapen.
De grond hier was bedekt met taai gras.
‘We slapen om de beurt,’ zei Nikos. ‘Twee mensen houden steeds de wacht.’
Het leek Kamilia dat ze ’s nachts geen gevaren zouden kunnen zien. Er was
maar een klein kampvuur aangelegd, dat weinig licht gaf. En welke gevaarlijke
dieren konden hier zitten?

Julio — Piraten ontvoeren een bruid


De Gouden Schelp ging precies naast het woud van Erdre voor anker in de
Erdzee.
‘De enige weg die van de zee naar de hoofdstad loopt, gaat door dit woud,’ zei
Julio en hij keek laatdunkend naar de kaart die ze in de kajuit hadden gevonden.
‘Wat een primitief land, ze hebben hier niet eens een haven. Als ik hier de baas
ben, gaat dat vlug veranderen.’
Zijn makkers gaven hem wijselijk gelijk, logisch natuurlijk want hij was de
Magus.
Tot zijn grote verbazing had hij met het snelle scheepje van zijn vader op weg
naar het land van Gettferdrey de vloot van Toliano voor kunnen blijven. Ze
hadden met vlaggetjes naar hem staan zwaaien en kwamen steeds maar weer
achter hem aan. Op deze manier wordt nog duidelijk wat ik van plan ben. Als ze
hem tegenhielden werd hij vast naar zijn vader teruggebracht. Dan moest hij
alsnog met de koopmansdochter trouwen. Dat wilde hij niet!
Hij had zijn piraten de huid vol gescholden toen bleek dat ze niet goed met het
schip overweg konden. Gelukkig stond de wind de goede kant op en nadat ze vol
onder zeil gingen, was het hen uiteindelijk toch gelukt om uit de buurt van de
vloot te komen. Nu moesten ze aan land gaan. Hij had al bedacht hoe hij een
dochter van Yvonne zou kunnen ontvoeren. Hij zou haar met zijn magie
bevriezen. Dan moest hij natuurlijk wel oppassen dat ze daar niet aan doodging,
maar dat kon hij wel. Hij was tenslotte de allerbeste watermagiër.
‘Julio, er lopen daar mensen in het bos,’ zei de stuurman. ‘Kijk maar door de
verrekijker. Ik zie een jongeman, een ridder en nog twee wazige figuren. Ze
verroeren zich nauwelijks. Wat zouden die daar uitvoeren?’
Hij griste de verrekijker uit de handen van Gallus en keek er zelf door. ‘Wat
doen die zo ver bij de stad vandaan?’ ‘Misschien moeten we hen gijzelen om ze
uit te wisselen tegen een dochter van Gettferdrey?’
Julio knikte goedkeurend en gaf het bevel om de sloep te water te laten.

Julio ergerde zich mateloos. Wat had hij aan deze piraten? Ze konden de roeiboot
niet eens de goede kant uit krijgen. In het begin hadden ze rondjes gedraaid. Pas
nadat hij gezegd had dat ze met beide riemen tegelijk moesten roeien, naderden
ze langzaam het strand. De mensen die ze in het bos gezien hadden, waren
ondertussen al weer weg. Hij liet de sloep het strand op trekken, greep zijn staf
met het blauwe kristal vast en stapte uit. ‘We gaan ze zoeken.’
Het viel tegen om een pad te vinden in het donker van het woud. Hij knarste
met zijn tanden. Was het wel de moeite waard om het land van Gettferdrey erbij
te krijgen? Wat een rotland was dit!
Iets verderop zag hij de gloed van een kampvuur. Er hinnikte een paard. Daar
is hun kampplaats. Hij fluisterde de spreuk waarmee hij het kristal aan zijn staf
liet oplichten. Er stonden twee vrouwen op wacht. Degene met de punthoed op
tuurde naar het lichtpuntje.
‘Is daar iemand?’ hoorde hij haar met een hese stem vragen.
Hij fluisterde ‘punthoed’ naar Antonio, waarop die haar besloop. Zijn makker
legde de vrouw met een hand op haar mond het zwijgen op.
Hij zocht de tweede wachter met zijn lichtpunt en zag een roodharige vrouw.
Ze rende in de richting van het gloeiende kampvuurtje en ze opende haar mond,
maar Gallus voorkwam dat ze alarm sloeg. Hij gaf haar een klap tegen haar
hoofd, waarna ze slap in zijn armen viel.
‘Neem hen mee naar het strand,’ fluisterde Julio tegen de piraten. ‘Ik kom er
zo aan.’ Hij schakelde het magische lichtpunt uit om zijn energie te sparen. Hij
pakte een stuk brandend hout van het vuur en probeerde in het flauwe licht ervan
te zien wie hier nog meer kampeerden. Er lag een vrouw op de grond te slapen.
Ze had linten aan haar kleding met zwarte paarden erop. Het zal toch niet waar
zijn dat dit een Gettferdrey is? De bespottelijke asblonde vlechtjes brachten hem
aan het twijfelen. Zij kon geen dochter van een matriarch zijn. Nee, lokaas. Zijn
vader gebruikte, als hij in gevecht was, vaak de strategie om van kleding te
wisselen met een lijfwacht, daar trapte Julio niet meer in.
Een andere vrouw was gekleed als man. Dat moet dan de echte Gettferdrey
zijn … Hij klopte tegen haar wangen waardoor ze wakker werd. Ze schrok, maar
voordat ze iets kon beginnen, sloeg hij haar bewusteloos. Hij tilde haar op zijn
schouders en liep naar het strand terug.

Kamilia — Ursus komt te hulp


Kamilia trapte en sloeg naar haar ontvoerder, maar merkte dat ze dat beter kon
laten. Hij trok haar hoofd achterover met de hand die om haar mond geslagen
was en spande zijn andere arm onder haar borsten aan. Ze kon nauwelijks
ademen. In paniek liet ze zich meeslepen door het woud. Wat kon ze beginnen
tegen een ontvoering? Wat wilden ze met haar? Waar werd ze heen gevoerd?
Ze werd op een strook grauw zand gesmeten. Ze haalde hijgend adem en keek
gespannen rond. In het flauwe licht van de beginnende dag zag ze de
mangrovebomen en het strand. Het zeewater spoelde nu niet over de wortels
heen. Het was eb. Verderop lag een sloep op het zand en aan de horizon zag ze
de vage contouren van een zeilschip. ‘Wie zijn jullie in vredesnaam?’
De man die angstvallig in haar buurt bleef, grinnikte en ze volgde zijn blik.
Haar angst nam enorme proporties aan toen ze zag waar hij naar keek. Een van
de drie mannen, deze droeg een blauwe mantel en had een staf bij zich, kwam
met Robin aan. De boogschutter keek om zich heen en gilde. Ze werd door de
Magus op de grond gegooid en een van de andere piraten bond haar met touwen
uit de sloep vast aan een wortel van een mangroveboom. Hij kwam direct weer
bij Charlotte staan die onbeweeglijk naast haar op het zand lag. Zou ze
bewusteloos zijn? Ik moet hen helpen. ‘Laat ons gaan!’
De man die voor haar stond sloeg met zijn vlakke hand in haar gezicht. ‘Wat
doe je hier in het woud, heks? Geef antwoord!’ Hij pakte haar bij de schouders
vast en rammelde haar hardhandig door elkaar.
Ze verzette zich en kon zich van hem los rukken. Snel kwam ze overeind en
rende in de richting van de struiken.
Met een paar passen was hij bij haar en veegde haar benen onder haar
vandaan. Ze smakte met een klap op de grond. ‘Laat me los, ellendeling!’
Weer werd ze voor hem op het strand geduwd. Daar zat ze dan.
Charlotte kwam langzaam bij en kreunde. Ze werd in de gaten gehouden door
de piraat die haar hierheen gesleept had. Kamilia kon niets voor haar doen.
De ontvoerder met de blauwe mantel stond aan de rand van het water naar het
zeilschip te kijken. Kamilia volgde zijn blik. In de mast wapperde een blauwe
vlag met een gouden schelp.
‘Hoe krijgen we die prinses van Gettferdrey nu op mijn schip? Kunnen er wel
zes personen in de sloep?’
Kamilia wist niet wat ze hoorde. Dacht die vent nou dat Robin de prinses
was? Ze draaide zich vlug om toen ze de stem van Valerio hoorde.
‘Is dat een schip van Toliano?’ Valerio’s stem klonk stomverbaasd. ‘Hoe
kunnen die nou al van Kamilia afweten? Ze is nog lang niet aan het eind van de
reis.’
‘Pas op, ontvoerders!’ gilde Kamilia naar Valerio.
Direct werd ze door de piraat hard in haar gezicht geslagen. Ze schreeuwde
van pijn en voelde bloed langs haar wang lopen.
Uit haar ooghoek zag ze Frederika achter een boom vandaan komen. De
Magia hief haar hand op en riep: ‘Malam!’ Daarop kromp haar ontvoerder in
elkaar en liet Kamilia los. Ze strompelde snel weg in de richting van de struiken.
De piraat met de blauwe mantel draaide zich met een ruk om. Hij kneep zijn
ogen tot spleetjes. ‘Ben jij een dochter van Yvonne Gettferdrey?’ vroeg hij aan
Frederika. ‘Dan heeft dat kreng daar aan de boom me voor de gek gehouden.’
Hij keerde zich bliksemsnel naar Robin toe, stak zijn hand in de lucht en riep:
‘Glaco Rupto!’
Met ontzetting zag Kamilia dat er tientallen scherpe ijssplinters op Robin
afvlogen. ‘Nee!’ riep ze wanhopig. Robin zakte opzij, haar jagerskleding kleurde
rood.
Frederika balde haar vuisten. ‘Wie denk je wel dat je bent, om iemand zo te
mishandelen?’
‘Ik ben Julio Toliano. Leuk dat je hier bent, dat bespaart me een reis naar de
hoofdstad.’ Hij lachte vals. ‘Ik neem je mee en jij trouwt met mij.’
‘Over mijn lijk!’ zei Frederika en ze wilde het gevecht met Julio aangaan,
maar Valerio trok haar opzij en Nikos, die samen met Warfield achter de struiken
vandaan stapte, nam haar plaats in.
‘Ha, ouwe! Denk je nou echt dat jij me aankan? Ik ben de beste magiër van
Chyndyro!’
Julio wees met zijn staf naar Nikos en riep: ‘Frigoro!’ Er schoot een
blauwwitte straal op Nikos af.
De Klawiccy sprong verschrikt opzij en schoot een vuurbal naar Julio met:
‘Sfera Ferio!’
Warfield en Valerio renden op de twee andere piraten af en overmeesterden
die.
Kamilia zag dat Frederika de tas van Charlotte achter de struiken vandaan
haalde. ‘Geef eens.’
Frederika wierp haar de tas toe.
Kamilia maakte hem open en zocht naar een drankje of zalfje waarmee ze
Charlotte kon helpen. Maar ze kon haar aandacht er niet bij houden.
Julio werd getroffen door een vuurbal van Nikos en viel. Hij kwam woedend
overeind en schoot al roepend meer ijspegels op Nikos af. De oude man kon ze
niet allemaal ontwijken en hij viel bloedend op het zand.
‘Nee!!!!’ riep Kamilia.
Frederika hief haar hand en riep: ‘Potens Valens!’ Er gebeurde niets
zichtbaars, maar Kamilia voelde haar kracht toenemen.
Julio schoot laatdunkend in de lach. ‘Ik dacht het wel. Lichaammagie is
gewoon niks vergeleken met watermagie!’ ‘Malam!’ riep Frederika weer en
direct erna: ‘Pugno Involar!’ Haar magie was wel degelijk sterk. Julio kromp in
elkaar, viel keihard achterover op het strand neer en bleef kreunend liggen.
Kamilia rende naar Charlotte die weer wat bijgekomen was en gaf haar een
geel drankje uit de tas.
Frederika maakte gebruik van de situatie om de zwaargewonde Robin te
onderzoeken. ‘O, nee! Dit had niet mogen gebeuren. Magie is om goed te doen.
Waarom heb je mijn plaats ingenomen?’ De tranen liepen over haar wangen.
Kamilia hoopte dat Frederika op tijd zou zijn om Robins leven te redden.
Maar daar kwam Julio weer aan. ‘Pas op, Frederika, Julio komt op je af.’
Frederika keek op en werd getroffen door de ijsmagie van Julio. Ze stokte in
haar beweging en leek te veranderen in een ijssculptuur. Kamilia ving nog net
haar zwakke, fluisterende roep op: ‘O, Ursus, help ons!’
Door het gele drankje kreeg Charlotte haar kracht terug. Ze zette haar handen
op het zand en duwde zich langzaam overeind. Toen keek ze om zich heen en
haar blik bleef bij de Klawiccy steken. Samen renden ze naar Nikos toe om te
zien hoe erg hij eraan toe was.
Warfield en Valerio hadden de twee piraten met touwen uit de sloep
vastgebonden en liepen in de richting van Julio. Julio schoot de ene ijspegel na
de andere op Warfield en Valerio af, maar blijkbaar was Julio’s kracht toch
afgenomen, want ze zag hen steeds op tijd wegspringen.
Plotseling kwam er een witte beer uit het woud aanstormen. Ursus? Hij rende
vlak langs Frederika in de richting van Julio. Die raakte de beer met een van de
ijspegels, maar het dier bleef met dezelfde vaart doorrennen, alsof het geen
uitwerking had op hem.
‘Ga weg, beest!’ Julio gebruikte al zijn ijsmagie op hem.
De beer richtte zich op en smeet de Magus met zijn klauw tegen de grond.
Bloed spoot uit de hals van Julio, in het ritme van zijn hartslag. Het zand kleurde
rood.

‘Kamilia.’ Warfields stem klonk opgetogen. ‘We hebben een nieuwe vriend!’ Hij
wees naar de witte beer die hoog boven Julio uittorende. ‘Wat een geweldig
beest!’
Maar de beer liet zich op zijn vier poten zakken en stormde ineens op
Warfield af. Verschrikt draaide hij zich om en rende het bos in. Hij klom in een
hoge boom, maar de beer volgde hem zelfs daar.
Ze zag hem nog hoger de boom in klimmen, tot helemaal in de kruin. Die
typische boom had nu juist heel weinig takken. Als hij dat maar ging redden. Ze
zuchtte opgelucht toen ze zag dat de beer eindelijk de achtervolging opgaf.
Vanuit het midden van de kruin riep Warfield: ‘Allemachtig! Hier ligt het! Een
houten hart!’
‘Wat?’ Kamilia rende naar de boom toe.
Heel voorzichtig en voortdurend onzeker om zich heen kijkend klom Warfield
naar beneden.
Glimlachend keek ze hem in de ogen. Vol trots liet hij haar Het hart van het
woud zien.
Toen ze samen op het strand terugkwamen, zag ze nog net dat de piraten het lijk
van Julio Toliano in de sloep legden. Even later voeren ze naar hun schip terug.
Valerio zei: ‘We hebben ze laten gaan. Wat moesten we anders met hen?’
Kamilia plaatste haar hand boven haar ogen en zag dat de twee metgezellen
van Julio het lijk nog maar net aan boord getrokken hadden toen er meer schepen
aan de horizon verschenen.
‘Vergis ik me nou, of is daar een hele vloot van Toliano?’ vroeg Nikos. ‘Was
Julio de voorbode? Is het een invasie?’
‘Nee,’ zei Frederika. ‘Kijk maar. Ze varen langs. Misschien zijn ze op weg
naar Ferry, onze haven. Dat zal hen zwaar tegenvallen, ons leger kan hen wel
aan.’
‘Wat zijn dat dan voor schepen?’ wees Valerio. ‘Is dat jullie vloot?’
Kamilia keek naar de schepen die de vloot van Toliano tegemoetkwamen.
‘Nee,’ zei Nikos. ‘Dat zijn schepen van Attholred.’
Ze volgden lange tijd de zeeslag die zich op korte afstand van het strand
afspeelde. De strijd eindigde onbeslist. Het schip van Julio vloog in brand. Er
kwam een groter schip langszij die de opvarenden van De Gouden Schelp aan
boord nam. Daarna vluchtte de vloot van Toliano weg. Ze werden niet
achtervolgd door de weinige schepen van Attholred die nog over waren.
‘Wat een onzinnige strijd is dat,’ zei Valerio. ‘Ze kunnen het geen van beiden
winnen.’
‘Een oorlog is altijd onzinnig,’ zei Nikos. ‘Het gaat alleen maar om macht.’
Nadat alle schepen aan de horizon verdwenen waren, liepen ze naar Robin toe.
Charlotte zat naast haar en had haar wonden zo veel mogelijk verzorgd.
Kamilia zag de vreselijke wonden die de ijssplinters hadden aangericht. Ze
vreesde voor Robins leven.
‘We moeten haar meedragen naar het kamp en haar in het hospitaal van Erdre
verder laten verzorgen,’ zei Frederika. ‘Hier kunnen we alleen het hoognodige
doen. Ik hoop dat de paarden er nog staan.’
Warfield duwde Kamilia het houten hart in de handen.
Samen met Valerio droeg hij Robin terug naar het kamp. ‘Kijk,’ zei ze tegen
Frederika. ‘Warfield heeft Het hart van het woud gevonden. Die witte beer had
hem een boom in gejaagd. Dat was de lancetboom dus. Was die beer de Avatar
Ursus?’
‘Ja, dat was Ursus,’ zei Frederika. ‘Ik had hem geroepen. Als je er echt zelf
niet meer uit komt en je roept Hem, dan komt Hij je te hulp.’
In het kamp werd Robin over de rug van een paard gelegd en zo gingen ze op
weg terug naar Erdre om Robin naar het hospitaal te brengen en vervolgens naar
de matriarch te gaan.
Kamilia liep samen met Frederika en haar reisgenoten de audiëntiezaal in en
ze werden aangekondigd bij de matriarch. Ze zag de statige vrouw verrast hun
richting uit kijken. Al buigend overhandigde Kamilia Yvonne Gettferdrey het
houten hart.
‘Dit doet mij enorm veel deugd!’ zei de matriarch en haar ogen straalden. Ze
wreef met haar vinger langs de zijkant van het hout, waardoor het hart opende.
Het was hol. Er zaten kleine pillen in die wit oplichtten en aan de binnenkant van
het hart stond een recept. ‘Mijn familie heeft dit medicijn nodig om immuun te
worden voor besmettelijke ziektes, zodat wij zelf de zieken kunnen genezen.
Willen jullie mij vertellen waar het gevonden is?’
‘Ik werd door een witte beer de boom in gejaagd en vond het hart,’ zei
Warfield.
Yvonne verbleekte. ‘Dan heeft Ursus zelf ingegrepen?’ ‘Ja, moeder,’ zei
Frederika. ‘Ik was ten einde raad en heb Hem aangeroepen.’ In het kort legde ze
uit wat er gebeurd was.
De matriarch fronste. ‘Ik vrees een confrontatie met Jack Toliano. Hij geeft
mij vast de schuld van de dood van zijn oudste zoon Julio. Ik moet nu wel mijn
lansiers en de ruiters van Gettferdrey mobiliseren.’
Warfield moest naar voren treden.
‘Ik wil u een aandenken schenken als blijk van mijn dankbaarheid voor het
vinden van Het hart van het woud. U bent een held,’ zei Yvonne. Ze stond op en
haalde een dolk met een afbeelding van een zwart paard aan het gevest uit de
wapenkast. De matriarch overhandigde deze aan Warfield.
Warfield boog diep en zijn wangen kleurden rood. Hij stamelde een bedankje.
Volgens afspraak werd de punt van de zevenster aan Kamilia overhandigd.
Het was het tweede puzzelstuk van een metalen sleutel die als hij compleet was
de vorm van een zevenpuntige ster had. Dit deel vormde een scherpe driehoek
waar stukjes uit de zijden ontbraken en waar ook weer magische tekens in
gegroefd stonden.
De matriarch gaf Frederika gelijk toen ze de bezwaren aandroeg over ‘de wet’
die bezoekers in quarantaine buiten de stad hield en die ervoor zorgde dat
mensen die spoedeisende hulp nodig hadden daar een dag langer op moesten
wachten. Yvonne zei dat ze het hele verhaal al van de arts had gehoord en ze had
die ‘wet’ al ingetrokken.
Kamilia kreeg de toezegging dat zij en haar vrienden door Frederika en
Jarmila te paard naar de havenplaats Ferry zouden worden gebracht. ‘Daar kunt
u dan passage boeken naar Holy, de havenplaats van Attholred. Ik heb een brief
geschreven voor de patriarch, Samir Attholred. Als beloning voor het houten
hart geef ik u tevens een hoeveelheid florijnen mee om de zeereis te kunnen
bekostigen.’
Die namiddag gingen ze met Frederika naar de tempel en ze bedankten Ursus
voor zijn hulp. Ze moest lachen toen ze zag dat Warfield nu erg geïnteresseerd
bleek in de afbeeldingen van witte beren, die in sommige reliëfs in de wanden
van de tempel te zien waren. Hij zal zijn avontuur met de witte beer nooit meer
vergeten!
Hoofdstuk 10
In galop naar Ferry
‘We hebben haar wonden zo goed mogelijk behandeld,’ zei de arts toen Kamilia
Robin een paar dagen later opzocht. ‘Ze zal er wel een paar littekens aan
overhouden, maar als ze wakker wordt mag ze het hospitaal weer uit.’
Kamilia ging op een stoel naast het bed zitten. Robin sliep. Er lag een vredige
uitdrukking op het gezicht van de struikrover in tegenstelling tot de opstandige
trekken die ze er meestal in zag. Ze vond het een raadsel hoe iemand zo had
kunnen worden als Robin.
Ze dacht terug aan de gebeurtenissen op het strand. Dat Julio Toliano daar het
leven bij gelaten had, had haar onverwacht sterk aangegrepen. Hij was natuurlijk
gek geweest, een machtswellusteling die wilde heersen over heel Chyndyro. Hij
had hen bestookt met vernietigende magie, wat afgekeurd werd door de Avatars.
Magie moest je ten goede aanwenden, niet om de wereld ermee te veroveren.
Frederika had haar verteld dat vrouwen bij Toliano ondergeschikt waren aan
mannen. Er trok een diepe rimpel in haar voorhoofd. Waarom moet Toliano de
dynastie zijn waar ik uiteindelijk naartoe moet? Waarom staat die tijdpoort
precies daar?
De vorige avond had ze met Nikos door de tuin gewandeld. Ze had hem
toevertrouwd dat ze zich moedeloos voelde. ‘Ik kan de zoektocht naar de
zevenster wel opgeven. Toliano werkt natuurlijk nooit meer mee nu zijn oudste
zoon dood is.’
‘Weet je,’ had Nikos gezegd en hij had een arm om haar schouders gelegd,
‘hier op Chyndyro heb je natuurlijk die zeven machtige families, die stuk voor
stuk denken dat ze het helemaal voor het zeggen hebben. Maar ook zij moeten
de Avatars gehoorzamen. Dus als de Avatars willen dat jij terugkeert naar jouw
eigen tijd op Laskoro, zal dat gebeuren. Ze kunnen je wel moeilijke opdrachten
geven, maar uiteindelijk hebben de goden en godinnen het laatste woord. Jij
komt wel degelijk weer thuis, want overal blijkt dat de Avatars dat willen. Die
witte beer was er niet voor niets om te helpen. En ook ik zal dat doen.’
Ondanks de bemoedigende woorden had ze niet zo goed geslapen de
afgelopen nacht. De droom van het drakenvuur was teruggekomen en toen ze
wakker werd, lagen de dekens op de grond.
Ze liet haar blik over Robins gelaat glijden. Ze hoorde haar zwaar ademen en
wilde haar niet storen in haar slaap. Met de littekens die ze nu had, zou ze
waarschijnlijk nooit meer vrouwenkleding willen dragen.
Ze dacht aan haar oma die zich waarschijnlijk veel zorgen maakte om haar. Ze
was nu al bijna een maand verdwenen. Haar oma dacht vast dat ze verdronken
was in het moeras, net als haar moeder. Wat zal ze een verdriet hebben …
Robin rekte zich uit en geeuwde. ‘O, ben ik nog steeds hier?’ zei ze toen ze
Kamilia naast haar bed zag zitten. ‘Wanneer mag ik weg?’
‘Nu,’ zei ze glimlachend.
‘Fijn,’ zei Robin, ‘dat werd tijd.’ Ze stapte uit bed en zocht naar haar kleding.
‘Gettferdrey heeft nieuwe kleding voor je meegegeven,’ zei ze. ‘Die van jou is
verbrand. Alles zat onder het bloed.’ Kamilia haalde de kleding uit de kast naast
Robins bed, waar ze het zolang had opgeborgen.
Robin bekeek de kleding die de groep voor haar had uitgezocht. Er zat een
uniform bij dat boogschutters droegen: mannenkleding met een borstkuras dat
haar borsten achter leer verborg. Toch wilde ze de jurk die Charlotte voor haar
uitgezocht had ook wel hebben. Ze stopte die in de rugzak die in dezelfde kast
was klaargezet.
Robin liep voor haar uit naar buiten. Ze wreef langs haar benen, op de
plaatsen waar de littekens moesten zitten. Die zouden nog wel erg gevoelig zijn.
Warfield kwam op haar afrennen. ‘O, fijn, je bent weer beter!’

Valerio stond in de tuin bij het kasteel op hen te wachten, samen met Charlotte.
De druïde herinnerde Kamilia aan haar moeder, maar dat kwam natuurlijk
doordat ze ook geneesmiddelen maakte met kruiden. Het was handig om een
zwaardvechter en een druïde in de groep te hebben.
Op Nikos kon ze ook vertrouwen. Die had ervaring met de dynastieën en
beschermde haar. Ze was blij dat hij een vuurmagiër was, want anders zou ze
geen schijn van kans hebben gehad tegen zo iemand als Julio.
Destemvan Warfield haalde haar uit haar overpeinzingen. ‘Kom je mee?’
vroeg hij. ‘We mogen Yvonne niet te lang laten wachten met de lunch. Dat is “de
wet”!’
Lachend liep ze achter haar vrienden aan het kasteel in.
De deur van de eetzaal werd voor hen geopend en ze namen plaats aan de
lange tafel. Er stond een ruime sortering aan heerlijk voedsel klaar.
Morgen zou haar groep vertrekken. Jarmila en Frederika zouden met hen
meereizen naar de havenplaats Ferry. Deze keer onder begeleiding van
lijfwachten. Er zou een groep ruiters van de cavalerie van Gettferdrey meegaan
als escorte. Ze moesten de hoofdweg nemen naar het oosten van het land.
Kamilia begon zich tijdens het eten af te vragen wat ze zou moeten doen voor
Attholred. Begon ze nieuwsgierig te worden naar het volgende avontuur?
Kamilia had niet anders verwacht: de ruiters die hen escorteerden, bleken
geweldig goed te kunnen paardrijden. Ze merkte aan de paarden dat die het fijn
vonden om eens lekker uit te kunnen draven. Ze probeerde om ook te galopperen
en het lukte. Ze had de afgelopen dagen veel geoefend. Charlotte had voor hun
vertrek nog gezorgd voor een nieuwe voorraad middeltjes uit de kruidentuin en
reed nu naast haar. Ze zag er opgewekt uit en keek belangstellend rond. Ze reden
door een woestijngebied met zand en natuurlijk groeiden daar ook weer typische
stugge planten.
Zelfs Charlotte kende de meeste daarvan niet.
Robin had haar nieuwe kleding aan. Ze droeg een bruine broek en blouse, met
het lederen kuras eroverheen voor haar borst. Ze had haar kruisboog bij zich en
een riem met dolken eraan. Ze zag er opgewekt uit en probeerde de rijkunst af te
kijken van de geoefende ruiters.
Valerio reed naast Nikos. Kamilia ving af en toe een flard van hun gesprek op
over strategieën bij gevechten. Nikos bleek daar wel iets over te kunnen
vertellen en Valerio was daar erg in geïnteresseerd.
Warfield bekeek tijdens de rit de dolk die hij cadeau gekregen had van
Yvonne, maar liet hem uit zijn handen vallen, op de grond.
‘Wacht maar!’ riep Jarmila. Ze dook al rijdend aan het zadel hangend naar
beneden om de dolk van de grond op te rapen.
Kamilia keek met verwondering toe hoe Jarmila ondersteboven hing, maar
bijna direct al weer rechtop in het zadel zat. Daarna overhandigde ze Warfield
zijn dolk en lachte luid om zijn verbaasde blik. Vervolgens reed ze er in galop
vandoor.
Frederika kwam naast haar rijden en gaf haar een knipoog. ‘Zie je wel dat ze
goed kan paardrijden? Jarmila is er een ster in, ze is een echte Gettferdrey!’
Gaandeweg veranderde het landschap. Er stonden nu hier en daar groepjes
bomen.
‘Daar is de oase van Leishma,’ wees Frederika haar. ‘Daar stoppen we voor
een korte pauze. De paarden kunnen dan even drinken uit het meertje.’
Kamilia keek onderzoekend rond of ze insecten zag. Ze herinnerde zich dat de
nomaden met de knobbels hier ook waren geweest. Die waren gebeten door een
zandvlo. Maar nu zag ze geen insecten. De dieren waren blijkbaar al lang
geleden uitgezwermd. Wel liepen er drie heel vreemde hagedissen rond.
Jarmila liep naar een hagedis toe en wilde die vastpakken. ‘Nee, Hoogheid!
Niet aanraken. Dat beest is heel giftig.’
Jarmila stond direct stil als bevroren. Ze keek de kapitein met grote ogen aan
en vroeg: ‘Is dit dan écht een doornhagedis? Die zijn toch heel zeldzaam? Hier
lopen er wel drie tegelijk.’
‘Ja, Hoogheid,’ zei de man glimlachend. ‘De oase van Leishma stelt je vaak
voor verrassingen. Als je een doornhagedis met rust laat, gaat hij vanzelf weer
weg. Het wordt alleen gevaarlijk als je hem aanraakt, want het gif van de stekels
werkt snel en is dodelijk.’
Jarmila werd bleek om haar neus. ‘Ik ben blij dat u mij hebt tegengehouden.’
‘Ik ben ook erg blij dat u zo oplettend bent. Ik had het niet op tijd gezien. U
hebt haar leven gered. Dat zal ik niet vergeten,’ zei Frederika.
De kapitein liep rood aan en keek naar de grond.
Kamilia keek van hem naar de doornhagedissen. Ze waren mooi van
lelijkheid. Ze hadden donkerrode en lichtbruine stekels op hun rug en aan de
zijkanten van hun lijf. Zelfs hun kop zat helemaal onder de stekels.
‘Waar zitten hun ogen? Ik zie ook helemaal geen bek,’ vroeg Valerio. ‘Moet je
die poten zien, dat zijn net dunne, bruine cactussen en zelfs die omhoog staande
staart zit onder de stekels. Wat een vreemde beesten!’
Jarmila moest lachen om zijn opmerkingen.
Warfield vroeg ondeugend: ‘Hoe zouden die beesten zich voortplanten? Hoe
moeten ze op elkaar klimmen?’
‘Moeten we dat aan jou gaan uitleggen?’ kaatste Robin terug. ‘Ze doen het
héél voorzichtig.’

Na enkele uren ging de zandwoestijn over in een gebied met kale rotsen. Kamilia
hoorde de hoeven van de paarden op de harde ondergrond. Her en der verspreid
stonden er grote cactussen en vetplanten. Deze streek lag hoger dan de zee en ze
zouden nog een flinke afdaling moeten maken om bij de havenplaats Ferry te
komen.
‘Het valt me mee dat de tocht door de woestijn me ondanks de hitte wel goed
bevalt,’ zei Nikos. ‘Ik had nooit gedacht dat een woestijn zo mooi was.’ Hij wees
haar de grote roofvogels die stonden te bidden. ‘Houdt Aquila ons vanuit de
lucht in de gaten? Ik kijk graag naar roofvogels die een duikvlucht maken en
weer opstijgen met een prooidier in hun klauwen.’
‘Wie is Aquila?’ vroeg ze nieuwsgierig.
‘Dat is de Avatar van Morane. Hij verschijnt vaak als een adelaar.’
‘In een wit licht?’ vroeg ze en ze dacht aan de roofvogel die haar door de
tijdpoort had gelokt.
Nikos keek haar vorsend aan. ‘Dat weet ik niet. Zijn kop is wel wit.’
Moest ik dan hiernaartoe van een Avatar? Waarvoor dan?

Op het heetst van de dag kwam hun groep aan in de havenplaats. De zeewind gaf
een beetje verkoeling.
‘Dit is een vissersdorp,’ zei Nikos. ‘Zie je die zeilschepen daar? Ze liggen
aangemeerd aan de steigers, maar er zijn weinig militaire schepen bij.
Gettferdrey heeft geluk gehad dat ze geen partij waren in de zeeslag die wij
zagen, anders was er niets van hen overgebleven.’
Kamilia wees hem op de ongeordende verzameling van verschillende kleine
gebouwen, die kriskras waren neergezet. ‘Het lijkt net of de huizen hier zomaar
uit de lucht zijn komen vallen,’ zei ze gniffelend.
‘Het is ook echt een rommeltje,’ vond Nikos.
De straten waren soms heel breed en werden dan ineens weer zo smal dat ze
achter elkaar aan moesten rijden. Alle straten kwamen uiteindelijk uit bij de
havenkade. Ze reden met het hele escorte langs pakhuizen waar voorraden
handelswaar waren opgeslagen. Daar stonden ook hallen waar zo te ruiken
vissen te drogen hingen of werden gerookt.
Valerio trok zijn neus op voor de stank die duidelijk in de straten van Ferry
aanwezig was. Er lag dan ook veel afval op straat.
Er renden een stel katten vlak voor het paard van Frederika langs. Luid
miauwend en blazend. Het paard steigerde, maar Frederika kon het dier goed in
bedwang houden.
Bij de havenkade stond een gebouw van de wacht. De militairen liepen er
rond om de ladingen van de schepen te controleren en om de orde te bewaren.
De kapitein van hun cavalerie reed op diegene met het meest imponerende
uniform af en vroeg: ‘Waar kunnen we een schip vinden dat naar Holy vaart?’
‘Moeten jullie allemaal mee? De paarden ook?’ ‘Nee, het gaat om zes
personen met bagage.’
‘Gelukkig, want paarden kunnen we niet op de schepen kwijt. Zelfs voor zes
personen zal het krap worden. Maar ik denk dat het wel lukt. Ga maar eens
vragen bij pier vijf.
Daar liggen een paar handelsschepen die wat groter zijn.’
Ze vonden een schip genaamd De Zwaardvis. Het was ooit een vissersschip
geweest, maar nu waren de ruimen omgebouwd om koopwaar te vervoeren. Het
zou in de loop van de middag vertrekken en de hele nacht doorvaren. Het moest
de volgende morgen Holy bereiken, als de wind het toeliet.
Kamilia keek eens schattend naar de kapitein van De Zwaardvis. Hij was een
ruige zeebonk die de wind eronder had bij zijn bemanning. Hij bracht hen alle
zes naar het vooronder. Het bleek een kleine, benauwde ruimte te zijn waar ze
konden zitten en misschien al zittend proberen te slapen. Er waren maar twee
britsen die zolang ze opgeklapt stonden niet veel plek innamen. Kamilia
vermoedde dat het eigenlijk de hut van de kapitein zelf was.
Kamilia slikte moeizaam. Ze streek met haar mouw langs haar ogen om de
tranen af te vegen en snoof. Het afscheid van Frederika en Jarmila viel haar
zwaar. Het was alsof ze een paar goede vriendinnen moest achterlaten. Ze
besefte heel goed dat ze hen nooit meer zou zien. Als ze er tenminste in zou
slagen om weer thuis te komen.
Toen de ruiters en de twee prinsessen weer vertrokken, zwaaide ze hen uit en
keek ze hen net zo lang na totdat ze hen niet meer kon zien. Ze zuchtte. Nu
begon er weer een nieuwe etappe van haar zoektocht. Nog even en dan
vertrokken ze naar het land van Attholred.
‘Zullen we maar vast aan boord gaan van De Zwaardvis?’
Nikos keek haar aan, gaf haar een bemoedigend klopje op de schouder en liep
over de loopplank.
Kamilia volgde hem. Eenmaal aan boord namen ze op het dek plaats op een
stel stoelen die voor hen was klaargezet.
Nikos ging even verzitten en begon aan een verhaal. ‘Mm, een zwaardvis,’ zei
hij. ‘De zwaardvis is de gladiator van de zee. Hij heeft zijn zwaard altijd bij zich,
dit in tegenstelling tot onze vriend Valerio, die hem soms kwijtraakt aan een
rover. Het zwaard van de zwaardvis zit namelijk aan zijn neus vast.’
Ze zag dat Valerio meesmuilend lachte en zijn schouders optrok. Hij zette zijn
stoel tegen die van Charlotte aan en pakte haar hand vast.
De kapitein van het schip beval zijn bemanning om de trossen los te gooien.
Het schip voer de haven uit en de zeilen werden gehesen.
Nikos ging verder: ‘Mijn oom was een fervent visser. Hij voer vaak mee op
schepen zoals deze, om zwaardvissen te vangen. Die ving hij met behulp van
hele lange vislijnen waaraan zijlijnen met aas waren bevestigd. Hij kwam vaak
thuis met hele grote exemplaren en daar konden we dan als familie weken mee
vooruit.’
Kamilia zag de glimlichtjes in de ogen van de oude man.
Iedereen hing aan zijn lippen.
‘Op een dag ging mijn oom weer naar zee. Nu wil het geval dat er bij het
vangen van zwaardvis nogal wat bijvangst is. Er werden zelfs albatrossen
gevangen, die uit waren op een lekker maaltje vis en dan in een vishaak hapten.
Die albatrossen stonden ook toen al onder de bescherming van Caelestis, de
Avatar van Lyoncourt. Als je Caelestis boos maakt, ben je nog niet jarig! Dan
komt er gegarandeerd onweer.’
Charlotte knikte. ‘Dat is zo.’
‘Stil,’ zei Warfield. ‘Ik wil luisteren.’ ‘Mijn oom had op een dag een enorme
albatros gevangen en hij kreeg het vreemde idee dat hij nu in plaats van altijd
weer vis, ook weleens een albatros aan het spit wilde. Hij probeerde die vogel te
overmeesteren. Maar dat viel nog niet mee. De albatros liet zich natuurlijk niet
zomaar vangen. Eindelijk had mijn oom met veel moeite de haak uit de grote
snavel van de vogel los kunnen maken, toen het dier ervandoor dreigde te gaan.
Mijn oom greep het beest vast aan zijn poten en werd de lucht in getrokken,
steeds maar hoger en hoger.’
‘Ja? En dat moeten wij geloven?’ zei Robin.
‘Stil,’ zei Kamilia. ‘Het is een mooi verhaal, ik wil het horen.’
Nikos keek haar kwajongensachtig aan en trok met zijn mond. ‘Het dier had
enorme vleugels met een spanwijdte van enkele honderden meters en hij
zweefde in één slag van zijn vleugels wel twintig kilometer ver. Mijn oom
bevond zich al gauw boven hoge bergketens en daar begon het te bliksemen en
te donderen. Hij durfde de poten van de albatros niet los te laten, want als hij dat
zou doen, zou hij op de rotsen te pletter vallen.
Eindelijk landde de vogel op de hoogste bergtop en kon mijn oom loslaten. De
vogel viel aan en begon naar hem te pikken. Toen pakte mijn oom de steen die
het dichtst bij hem lag en wierp die naar de albatros. Hij kwam precies tegen de
slaap van het dier en de vogel viel dood neer.
Het duurde heel lang voordat mijn oom weer thuis was, want hij moest zijn
buit van de bergen af slepen. Tijdens die afdaling kwam er wederom een
onweersbui met bliksem. Toen de bliksem drie keer vlak naast hem was
ingeslagen, liet hij de vogel waar hij was en rende voor zijn leven. Sindsdien
heeft mijn oom nooit meer op zwaardvis gevist, want stel je voor dat je Caelestis
weer kwaad zou maken door een albatros als bijvangst te vangen.’
Ongelovig keek Kamilia Nikos aan. ‘Dat kan helemaal niet! Twintig kilometer
zweven met een man aan je poten? En vleugels van honderden meters breed?’
Iedereen lachte erom.
Wat een sterk verhaal heeft die oom van Nikos verteld. Of zou Nikos het zelf
bedenken? Dan heeft hij nog meer fantasie dan ik. Nikos was er met dit verhaal
wel in geslaagd om haar gedachten af te leiden van de onmogelijke opgave waar
ze voor stond. Dat was erg slim van hem en aardig.
Hij keek haar aan met pretlichtjes in zijn ogen, pakte zijn fluit uit zijn tas en
begon een vrolijk melodietje te spelen, terwijl het schip steeds meer op en neer
bewoog op de golven.

Ze lag naast Warfield op haar rug op het dek van De Zwaardvis. Boven haar zag
ze de nevel van de Plejaden aan de nachtelijke hemel. Het werd hier nooit echt
helemaal donker vanwege de sterrennevel. Ze bleven liever in de buitenlucht,
maar door de bewegingen van de golven werden Nikos en Charlotte zeeziek. Ze
hadden al een paar keer over de reling gehangen en hun gezichten zagen
lijkbleek.
Kamilia kon wel begrijpen dat er niemand naar binnen wilde gaan in het
benauwde vooronder. Hierbuiten kon je beter ademen. Het bleef droog en de
wind blies flink in de zeilen.
Toen Atlas weer aan de lucht verscheen, stond ze moeizaam op. Ze voelde
zich stijf en haar rug deed pijn. Ze had ook slecht geslapen. Steeds werd ze in
haar slaap gestoord door het gekreun van de anderen. Nu het weer licht werd,
zag ze direct de steile, roodbruine rotsen van de kust. Daar moest het land van
Attholred dus zijn. ‘Kijk, daar is land!’
‘Mm,’ zei Warfield, die naast haar kwam staan. ‘Dat zijn wel heel steile
klippen. Heel anders dan Ferry.’
Nikos en Charlotte liepen samen naar het vooronder om zich een beetje op te
knappen. Ze zagen groenig bleek.
‘Het is mij wel meegevallen,’ zei Warfield. ‘Ik ben niet zo ziek geworden als
die twee.’
‘Het was een goed idee van je om erbij te gaan liggen,’ zei Valerio.
‘Daar heeft hij gelijk in,’ vond Robin. ‘Ik heb wel een beetje last van
misselijkheid gehad, maar niet noemenswaardig.’
‘Wij hebben zeebenen, Warfield!’ zei Kamilia. ‘We zouden zo piraat kunnen
worden. De familie Arras heeft deze reis goed doorstaan.’

Zodra het schip had aangelegd, ging Kamilia met de anderen mee de wal op. Ze
hadden aan boord nog niet ontbeten. Als ze dat gedaan hadden was dat toch
direct visvoer geworden.
De kapitein van De Zwaardvis zei hen gedag. Aan zijn gezichtsuitdrukking te
zien, was hij er blij mee dat hij van dit vrachtje was verlost.
Bij de aanlegsteigers was er een brede kade, waarop verschillende
wachthuisjes stonden. Kamilia kreeg een naar gevoel in haar buik en het zweet
brak haar uit toen ze zag dat de wachters hier maliënkolders droegen en
zwaarbewapend waren. Het leek er veel op dat Holy een militair fort was. Dat
kon natuurlijk wel kloppen, want ze hadden net slag geleverd op zee. In de
haven lagen schepen die flinke schade hadden opgelopen.
Kamilia liep achter Nikos aan langs de wachters. De anderen bleven
angstvallig dicht bij hen lopen. Ze gingen in de richting van een herberg en
Kamilia voelde het water in haar mond lopen toen ze de heerlijke luchtjes
opsnoof die uit de keuken kwamen. Op het uithangbord stond: de hete brij.
Hoofdstuk 11
De irritatie van Nikos
Kamilia moest zich langs militairen in uniform heen wringen om een tafel te
vinden waar nog zes plaatsen vrij waren. Het viel haar op dat er maar enkele
gewone burgers hier gast waren. Twee plaatsen van de tafel waar zij aanschoven,
waren bezet door militairen. Ze zag dat Robin gauw tussen Charlotte en Warfield
plaatsnam, zodat ze niet naast een soldaat aan tafel kwam te zitten.
Nikos bestelde een stevig ontbijt voor hen bij een van de rood aangelopen,
vrouwelijke bedienden die behendig tussen de tafels door liepen en het erg druk
hadden met serveren. Ze kregen donkerbruin brood, roomboter, kaas en ham en
er werden bekers melk gebracht.
‘Is er iets gaande?’ vroeg Nikos belangstellend aan een van de mannen aan
hun tafel. ‘Wat zijn er veel soldaten hier. Is dat normaal voor een stadje als
Holy?’
‘Er is een speciale training onder leiding van de Eerwaarde Samson Attholred.
We bereiden ons voor op een oorlog. Er is al een zeeslag geleverd tegen Toliano.
Dat liep niet goed af en nu hergroeperen we ons hier in Holy voor een nieuwe
aanval.’
‘Denk je dan dat Toliano weer zal aanvallen?’ vroeg Valerio. ‘Jullie zijn toch
al verslagen?’
Kamilia zoog hoorbaar haar adem in. Valerio! Tact is ook niet je sterkste punt,
hè? Ze wierp hem, achter Nikos’ rug langs, een bestraffende blik toe. Hij keek
schaapachtig terug.
‘Ja, laat dat maar aan de strategen over,’ antwoordde de ridder. ‘Ik doe alleen
wat me wordt bevolen.’
Kamilia vroeg aan Nikos: ‘Wie is die Samson Attholred?’ ‘Samson is een
zoon van de Eerwaarde Vader, de patriarch Samir Attholred. Ik ken de jongeman
goed. Ik heb vroeger in het leger van Attholred gediend als kapitein.’
Ze keek hem verbijsterd aan.
‘De familie Alma is een van de protegés van de dynastie Attholred,’
verduidelijkte Nikos. ‘Vandaar dat ik bij hen in het leger terechtkwam. Ik ken
Samson Attholred al sinds hij in de wieg lag.’
‘Dat zei je ook al bij Patricia Ming,’ zei Warfield verbaasd. ‘Hoe oud ben je
eigenlijk?’
‘Vergeleken met jou ben ik antiek,’ zei Nikos tegen Warfield.
Ze veerde geschrokken op toen er een stem ineens achter haar vandaan klonk.
‘Hallo, antieke Klawiccy. Het werd tijd dat je weer eens langskwam. Zijn dit je
kinderen? Het is een hele groep, zie ik. Nu begrijp ik wat je al die tijd gedaan
hebt.’
Ze draaide zich met een ruk om op haar stoel. ‘Waar ik vandaan kom, worden
er geen gesprekken afgeluisterd!’ Ze zag een lange, magere jongeman staan. Hij
keek haar vorsend met lichtbruine ogen aan. Zijn ingevallen gezicht had een
geprononceerde kaaklijn. In zijn haar zaten slagen. Hij droeg een opvallende,
bloedrode mantel. In zijn linkerhand hield hij een staf van gedraaid, donker
hardhout. Boven in een houder van metalen filigraan zat een prachtige rode
granaat.
‘Zo, jij bent een pittige tante!’ zei hij.
‘Nee, meneer, ik ben helemaal geen tante.’ Ze kookte van woede.
De magiër moest hard lachen.
‘Samson, ik heb geen kinderen, zoals je heel goed weet. Dit hier zijn mijn
reisgenoten. We zijn onderweg naar uw vader.’
Kamilia verbleekte toen ze begreep dat de magiër Samson Attholred was. Ze
voelde de hitte opstijgen, draaide terug naar de tafel en staarde stilletjes op haar
bord.
Nikos stelde zijn makkers aan Samson voor.
Ze draaide zich weer om toen ze werd voorgesteld. Haar wangen gloeiden
toen ze Samsons starende blik opving.
‘Zeg, Nikos,’ zei Samson, die zijn blik met moeite van haar afwendde. ‘Is het
waar dat jullie bij Gettferdrey vandaan komen? Hebben jullie iets gehoord over
Julio Toliano, die er met het schip van zijn vader vandoor zou zijn gegaan en op
weg is deze kant uit?’
‘Ja,’ zei Kamilia. ‘Hij is door een grote, witte beer aangevallen op het strand
van het woud van Erdre.’
Samson keek haar ongelovig aan.
Nikos’ stem trilde toen hij zei: ‘Dat verhaal kan ik alleen maar bevestigen. Ik
heb nog een duel geleverd tegen Julio, maar dat ging een beetje boven mijn pet.’
Terugdenkend aan Julio balde ze haar vuisten. ‘Die gek wilde Frederika
ontvoeren en haar dwingen om met hem te trouwen. Zij heeft Ursus te hulp
geroepen en die heeft hem gedood.’
Samson keek heel bedenkelijk en veranderde snel van onderwerp. ‘Hoe reizen
jullie? Jullie gaan toch niet te voet naar Igni, hoop ik? De vulkanen zijn op het
ogenblik heel actief.’
‘Wat moeten we anders?’ vroeg Charlotte. ‘We hebben hier geen paarden.’
‘O, maar dat hoeft toch geen probleem te zijn?’ zei Samson. ‘Er gaan vandaag
nog een paar huifkarren van het garnizoen terug naar de hoofdstad. Daar mogen
jullie wel op meerijden. Ik denk dat ik binnenkort het kamp bij Holy ophef. Als
Julio toch dood is, is hij geen bedreiging meer.’
Samson nam Nikos even terzijde en gaf hem de informatie die ze nodig
hadden om de huifkarren te vinden.
Kamilia hield Samson nauwlettend in de gaten toen ze verder aten. Hij liep
langs alle tafels en had blijkbaar allerlei zaken te bespreken met zijn soldaten. Af
en toe kruisten hun blikken elkaar en ze merkte dat hij net zoveel charisma had
als Patricia Ming. Ze wilde niet onder de indruk raken, maar dat gebeurde toch.
Ze had een beetje medelijden met Robin. Die zat voortdurend als een onrustig
vogeltje heen en weer te wippen op haar stoel. Ze kon zich wel voorstellen dat ze
zich helemaal niet op haar gemak voelde bij al die mannen in de herberg. Sinds
het ongelukkige treffen met Julio en de gevangenschap bij de rovers had ze een
behoorlijke angst voor mannen ontwikkeld.

‘Het is hier nog precies zoals ik het me herinner,’ zei Nikos. ‘Deze havenplaats is
uitermate geordend. De straten lopen kaarsrecht en de huizen hebben allemaal
precies dezelfde afmetingen. Holy is gebouwd volgens een strakke planning. De
huizen zijn genummerd en de hoekhuizen hebben borden met straatnamen aan
de muur.’
Kamilia zag hem zoekend kijken naar de borden met de straatnamen, totdat hij
de straat vond die Samson had genoemd. ‘Hier moeten we heen!’
Robin sprong snel aan de kant en bleef tegen de muur gedrukt staan. Er
patrouilleerden groepen militairen door de straten. Dat waren stuk voor stuk
stoere kerels. Kamilia nam een paar snelle passen en liep naast Robin verder, die
haar een dankbare blik toewierp.
Holy lag direct aan zee en er stond een flinke bries. ‘Mm, het ruikt hier lekker
fris. Dat is wel wat anders dan die rotte vislucht in Ferry,’ hoorde ze Charlotte
zeggen en ze snoof de zilte zeelucht in zich op. Ze gaf haar gelijk en voelde met
genoegen hoe de koele zeewind door haar haren blies. Grote zeemeeuwen
vlogen krijsend over hen heen. Ze kon zo nu en dan langs de huizen de haven
zien. Schepen lagen op rij aan de lange steigers. De zee waar je hier op uitkeek,
heette de Redzee, had Nikos verteld.
‘Dat is een woordspeling die Attholred heeft bedacht. Die familie is nogal met
zichzelf ingenomen en vindt het leuk om de gekste namen te bedenken. Ik was
hier liever niet heen gegaan en had Attholred jaren geleden de rug al toegekeerd.
Maar de Avatars beslisten anders,’ zei Nikos.
Samson had Nikos een steile opgaande helling gewezen. Boven op de klippen
stond een legerkamp met roodgroen gestreepte tenten. Daar stonden de
huifkarren klaar om naar Igni af te reizen. Het viel niet mee om boven te komen.
Nikos liep zuchtend en steunend tegen de helling op. ‘Ik dacht dat ik hier vanaf
was. Ik heb zo’n hekel aan klimmen. Dat is niks voor een oude man zoals ik.’
‘Ja, ja,’ zei Warfield. ‘Jij laat je natuurlijk liever meevoeren door een albatros,
zoals die oom van je. Nou, laat mij je dan maar trekken.’ Warfield pakte Nikos’
handen vast en trok hem omhoog.
Valerio vond dit blijkbaar wel grappig en pakte Nikos aan de achterkant bij de
schouders vast. De page probeerde de oude man zo omhoog te duwen. Nikos zei:
‘Dat is wel gemakkelijk’. Maar toch was het al snel afgelopen. De steile weg
vormde ook voor de jongeren uit de groep een vermoeiende klim.

Boven aan de steile weg wachtte Kamilia samen met Robin op de rest van de
groep.
‘Nikos, jij had toch een briefje meegekregen voor de twee koetsiers van de
huifkarren?’ riep ze naar hem. ‘Ik zie hier wel roodgroen gestreepte tenten staan,
maar die huifkarren staan er niet.’
Nikos stond even later zwaar ademhalend naast haar. Ze wachtte geduldig tot
hij weer kon spreken. ‘Samson heeft mij gezegd dat hier huifkarren zouden
staan. Misschien staan ze achter de tenten.’
Ze liepen om de tenten heen en vonden de huifkarren vrij vlot. Die stonden
inderdaad aan de andere kant van het tentenkamp.
Nikos gaf de brief van Samson aan de dichtstbijzijnde koetsier en maakte een
armgebaar dat hun hele groep omvatte. ‘Wij willen graag naar Igni.’
De koetsier liet zijn ogen over de regels van de brief gaan. ‘Jullie hebben
geluk dat we net de vracht gelost hebben.’ Hij riep naar de andere koetsier:
‘Arne, kun jij deze zes reizigers op jouw huifkar meenemen? Ik heb al zes
soldaten om mee terug te nemen naar Igni.’
Arne knikte. Toen hij naar haar keek, zag Kamilia dat hij een vriendelijke blik
in zijn ogen had. Het leek haar een goedlachse man. In zijn grijze baard zaten
dikke vlechten. Ze vroeg zich af hoeveel werk hij daaraan had als hij ’s morgens
opstond. Ook had hij een grote snor.
‘Kom maar op mijn wagen,’ zei Arne tegen hen. ‘Gezellig, passagiers. Ik zou
het fijn vinden als jullie om de beurt naast mij op de bok komen zitten. Hoe
wisten jullie dat we op het punt stonden om te vertrekken?’
‘Die heks kan zeker in de toekomst kijken,’ zei een van de zes soldaten die
klaarstonden om op de andere huifkar plaats te nemen. Hij had haar al een tijdje
geobserveerd.
‘Ja,’ zei Warfield plagerig. ‘Zij kan je diepste geheimen te weten komen.’
De soldaat klom gauw naar binnen en keek de andere kant op toen zijn huifkar
met een schok in beweging kwam. ‘Wij vertrekken alvast. Goede reis,’ riep een
andere soldaat.
‘Wij moeten ook vertrekken,’ maande Arne hen om in te stappen. Daar gaven
ze direct gevolg aan. Valerio nam als eerste plaats op de bok.
‘Zit iedereen?’ vroeg Arne. Hij spoorde de paarden aan en reed achter de
huifkar met de soldaten aan.
Kamilia zag dat het doek van de soldatenkar dichtgebonden werd. Dat was
fijn, het gaf hen meer privacy.
Ze kon vanaf haar zitplaats, naast de waterton die nog wel in de kar stond, de
ruggen van Valerio en Arne zien. Hun huifkar werd getrokken door twee grote
trekpaarden. Ze waren veel forser dan de paarden van Gettferdrey of Ming.
Achter hun wagen verdwenen de roodgroen gestreepte tenten van het
legerkamp langzaam achter de horizon.
‘Ik zit hier niet echt lekker,’ mompelde Charlotte, ‘die planken zijn wel erg
hard.’
‘Zal ik je arme billen masseren?’ vroeg Warfield, die naast haar zat. Die
opmerking leverde hem een plagerige duw tegen zijn arm op, waardoor hij tegen
Robin aan botste. ‘Kun je nou nooit eens stilzitten?’ vroeg Robin geërgerd.
Tegen Charlotte zei ze: ‘Dit is toch veel beter dan het hele eind naar Igni te
moeten lopen en het gaat een stuk sneller.’

Na een dag reizen door het berglandschap, waarbij er om de beurt iemand naast
Arne op de bok zou zitten en hij hen zo langzamerhand begon te kennen,
kwamen ze in een vulkanisch gebied. De bergen bliezen donkergrijze
rookwolken de lucht in. Kamilia was aan de beurt om op de bok te zitten en ze
keek met ontzag naar de vulkanen. Af en toe schoot er zelfs een roodgloeiend
brok steen de lucht in.
Arne, die haar blik volgde, kreeg een bedenkelijke uitdrukking op zijn gezicht.
‘Het is een geluk dat de rook en de lava er dit keer uit komen. Bij de vorige
uitbarstingen van deze vulkanen veroorzaakte de aldoor oplopende druk steeds
aardbevingen. Die waren zelfs tot in de hoofdstad te voelen. Het werd pas weer
rustig toen alle brokken, die de verstoppingen hadden veroorzaakt, uit de kraters
waren geschoten waardoor de lava en de rook eruit konden.’
Kamilia glimlachte. Het was bijna een les van school. Ze schrok van haar
eigen gedachten. De school is op Laskoro vast alweer begonnen. Een steek van
heimwee trok door haar buik. Ze schudde haar hoofd. Niets aan te doen, ik ben
nu hier.
Ze reden langs de hoogste en grootste vulkaan. Daar moesten ze rechts
afslaan. Bij een driesprong stond een wegwijzer. De zijweg kwam uit bij een
herberg die ‘F’ heette.
Kamilia sprong van de bok toen de huifkar stilhield. Ze liep naar de achterkant
en riep: ‘Allemaal uitstappen.’
‘“F?”’ vroeg Charlotte die het uithangbord aan de herberg las.
‘Die “F” is een naam die door Samir Attholred aan de vulkanen is gegeven,’
verklaarde Nikos. ‘Het betekent: Flama of Ferio en dat zijn allebei woorden die
gebruikt worden in de spreuken voor vuurmagie.’ Hij vervolgde op grimmige
toon: ‘Ik heb al eens verteld over Samson, die hele familie vindt zichzelf nogal
grappig.’
Kamilia keek Nikos onderzoekend aan. ‘Verbeeld ik het me nou, of vind je de
familie Attholred helemaal niet aardig?’
‘O,’ zei Nikos, ‘er zitten wel een paar aardige lui bij, hoor. Maar Samir en
Samson vertrouw ik niet. Dat zijn echt vervelende mensen. Ze hebben een enorm
ego en kijken op iedereen neer. Dat heb je toch wel gemerkt, toen hij mij
“antieke Klawiccy” noemde?’
Ze knikte.
‘En hij wist dat hij mij kwetste door te vragen of jullie mijn kinderen waren.
Hij wist donders goed dat ik het heel erg vind dat ik samen met Mathilda nooit
kinderen heb gekregen. Dat is toch pesterij?’
Kamilia was het wel met Nikos eens, maar ze had het niet zo doorgehad. Ze
was eerlijk gezegd onder de indruk geweest van Samson, maar dat kon ze maar
beter voor Nikos verzwijgen.
‘Je moet oppassen voor hem. Hij kan heel verleidelijk zijn, maar hij gebruikt
je. En als je hem van dienst bent geweest gooit hij je weg als oud vuil. Zijn vader
Samir is ook zo. Die heeft zowel zonen als dochters van zijn vrouwen. Maar van
dochters is er niets te merken. Je moet maar opletten in Igni, daar zul je alleen
zijn zonen tegenkomen. Ik heb in mijn jonge jaren gediend onder Samir, als een
van zijn Klawiccys, maar ik was blij dat ik vanwege mijn huwelijk met Mathilda
naar het land van Ming kon verhuizen. Daar heb ik het veel beter gehad dan bij
die opscheppers met hun vuurmagie.’
‘Je gebruikt zelf ook vuurmagie!’ zei Charlotte, die het gesprek had gevolgd.
‘Dat weet ik wel,’ zei Nikos. ‘Ik ben ook blij dat ik dat kan. Maar ik roep niet
tegen iedereen die het maar horen wil dat ik er zo ontzettend goed in ben. Er zijn
misschien wel mensen die er bang voor zijn en dan mag je er geen misbruik van
maken. Dat doen Samir en Samson wel.
‘Jij gebruikt het ook en je dreigt ermee,’ zei Warfield. ‘Dat is toch precies
hetzelfde?’
‘Het feit dat jij dit ongestraft tegen mij kunt zeggen, wijst erop dat ik anders
ben dan de Attholreds. Als je zoiets tegen Samson zegt, leef je niet lang meer.’
Warfield knikte. ‘Ik snap het. Ik zal voorzichtig zijn bij de patriarch.’
‘Jij en voorzichtig,’ zei Robin en ze moest lachen.
Arne had inmiddels de paarden uitgespannen en naar de stal gebracht. Hij liep
nu met hun groepje mee naar de ingang van de herberg. Ze gingen naar binnen
en werden begroet door een schriel mannetje, die de herbergier bleek te zijn. Zijn
herberg was een eenvoudig onderkomen met een knus ingerichte zitkamer, waar
comfortabele stoelen stonden. Er was een keuken en een grote eetzaal, met
toortsen aan de wand.
‘We gaan eerst aan tafel,’ zei Arne.
Ze namen plaats aan tweepersoonstafeltjes. De soldaten van de andere huifkar
zaten verderop en de koetsiers gingen samen aan een tafel zitten. De herbergier
dekte er snel een paar tafels bij. Tijdens het serveren van een voedzame
stoofschotel laveerde hij handig tussen hun tafels door. De kok bleek zijn vrouw
te zijn: een goedlachse dikkerd, die hen na de maaltijd de sleutels van de kamers
overhandigde. Nadat de kamers waren verdeeld, liepen ze nog even naar buiten.
De vurige gloed waarmee de vulkanen de avondhemel rood kleurden vormde die
avond een imposant schouwspel, maar ze waren ver genoeg verwijderd om geen
gevaar op te leveren.

De volgende morgen reden ze naar de hoofdweg terug. De huifkar met de


soldaten ging hen voor. Na de driesprong liep de weg nog een stuk langs de
grootste vulkaan. Het was Charlottes beurt om naast Arne op de bok te zitten. Ze
riep ineens: ‘Arne, kijk daar eens, wat is dat voor een rode streep op de
vulkaan?’
Kamilia, die achter in de wagen zat, keek om de huif heen.
‘Verrek, meid, dat is lava!’ riep Arne verschrikt. ‘En het komt precies onze
kant uit!’ Hij stopte de huifkar en sprong van de bok af. Hij liep naar achteren en
riep: ‘Valerio, kom op. Op de paarden! De vulkaan barst uit!’
Valerio kroop uit de huifkar en rende naar de paarden. Kamilia wilde het zien
en ging voor in de wagen zitten, op de plek waar eerst Valerio gezeten had. Ze
zag hem op de rug van een van de dieren klimmen. Arne zat al op het andere
paard. Ze spoorden de dieren aan om harder te gaan lopen en zetten hun hielen in
de flanken. Ze klampten zich aan de manen vast.
Nikos klom vlug naast Charlotte op de bok en nam de teugels van haar over.
De paarden gingen er met een vaart vandoor. Kamilia zag aan hun bewegingen
dat het Nikos en Charlotte veel moeite kostte om de kar recht op de weg te
houden.
Op dat moment braakte de vulkaan met veel geweld enorme hoeveelheden
lava uit. Er schoten stukken steen ver de lucht in, het was een hels kabaal. Een
stroom van roodgloeiend, gesmolten steen kwam met grote snelheid in de
richting van de twee huifkarren van de berg af glijden. De lucht zag zwart van de
rook en Kamilia kneep haar neus dicht toen ze de stank van zwavel rook.
Arne en Valerio gaven de paarden nog eens de sporen en riepen: ‘Kom op, ren
voor je leven. Schiet op, stom beest! In galop. Sneller!’
De paarden draafden zo hard als ze konden. De huifkar denderde er slingerend
achteraan. Kamilia viel van het smalle bankje af en belandde op de bodem van
de wagen.
Robin viel ook en rolde tegen haar aan.
Warfield viel boven op hen en probeerde overeind te klauteren.
Kamilia gaf Warfield een zet en probeerde zelf ook overeind te komen, maar
dat lukte niet.
Robin gaf Warfield een duw en schreeuwde. Uiteindelijk lagen ze naast elkaar
op de vloer.
Kruipend schoof Kamilia naar de achterkant van de huifkar. Ze zag dat de lava
al over de weg stroomde. Ze haalde opgelucht adem. Net op het nippertje …
De wagen minderde snelheid zodra ze buiten gevaar waren en Kamilia kroop
weer naar voren om op het bankje te gaan zitten.
Warfield omklemde zijn hoofd met zijn armen. ‘Wat is er?’ vroeg Kamilia
bezorgd.
‘Ik klapte tegen de waterton aan.’
Ze onderzocht hem, maar zag gelukkig geen bloed. Wel een dikke bult.
Robin wreef over haar benen en zelf zat ze ook vol met blauwe plekken.
De paarden kwamen tot stilstand. Ze stonden te trillen op hun benen.
Charlotte klom van de bok en kwam naar hen toe rennen. ‘Hoe gaat het met
jullie?’
‘We zijn helemaal door elkaar geschud,’ zei Kamilia. ‘We zitten onder de
blauwe plekken.’ Ze deed haar mantel uit en bekeek haar armen. Ook daar zaten
blauwe plekken van het stoten.
Charlotte vond nog een beetje zalf in haar tas, die had ze meegekregen uit
Erdre. Daarmee konden ze allemaal hun blauwe plekken insmeren.
Hoofdstuk 12
Desta Morta
Igni was een vreemde stad. Een stuk of honderd torens staken ver boven de
huizen uit. In het midden van de stad stond een grote, koepelvormige tempel
waar twaalf hoge torens aan vastzaten.
‘Nikos, waar woont de patriarch eigenlijk?’ vroeg Kamilia.
‘In een van die torens van de tempel, helemaal bovenin,’ zei hij. ‘Kom maar
mee, we moeten door deze poort.’
Ze kwamen door een parkje waar heerlijk geurende rozen bloeiden. Een breed
pad voerde hen naar de hoofdingang van de koepel waar de zware deuren
uitnodigend openstonden. Ze stapten naar binnen en kwamen in een hal met
twee deuren uit. Eén ervan gaf toegang tot de tempel. Het gezelschap ging door
de tweede deur die via een lange trap toegang gaf tot de woontoren. Binnenin
was meer ruimte dan Kamilia had vermoed toen ze de torens van de buitenkant
had gezien.
Een klerk zat achter een bureau en keek hen verstoord aan. Kamilia liep naar
hem toe en vroeg een audiëntie aan bij de ‘Eerwaarde Vader’ Samir Attholred.
Ze mocht direct naar binnen en de klerk wenkte een bediende die hen voorging.
Ze liep een grote zaal binnen en haar vrienden volgden haar schoorvoetend.
De bediende stelde hen voor aan een oude, grijze man die op een stoel troonde
die zo breed was dat hij er drie keer in zou passen. Naast die troon, op hetzelfde
podium, stond in een standaard een lange staf met een filigraan houder, waar een
rode toermalijn in stak. Er hingen prachtige kandelaars aan het plafond waar een
magisch lila licht vanaf straalde. Een wapenschild met een rode roos hing aan de
wand achter de troon. Op de vloer lag een tapijt met bloemmotieven. Bij de
uitgang hingen meerdere staven in houders aan de muur waar rode kristallen in
zaten.
De patriarch keek Kamilia vorsend aan. ‘Waarvoor komen jullie?’
Kamilia maakte een knixje. ‘Ik kom van Laskoro en heb een brief van de
matriarch van Erdre, Yvonne Gettferdrey, meegekregen. Die wil ik u graag
persoonlijk overhandigen.’ Ze liep naar hem toe, gaf hem de brief en stapte
moeizaam slikkend weer een paar passen achteruit.
De patriarch liet zijn ogen over de regels glijden en vestigde hen daarna weer
op haar.
‘Ik zou graag de punt van de zevenster van u willen hebben, Eerwaarde
Vader.’ Haar stem trilde. ‘De Avatars hebben mij de opdracht gegeven om alle
punten bij de dynastieën op te halen, want alleen dan kan ik door de tijdpoort
naar mijn eigen wereld terugkeren.’
De patriarch negeerde haar woorden volkomen en keek scherp naar Nikos, die
achter haar was gaan staan. Kamilia kreeg een onbehaaglijk gevoel toen ze de
blik zag waarmee hij naar de Klawiccy keek.
‘Nikos Alma, kapitein van mijn elitetroepen. Dat ik jou weer eens zie,’ zei de
patriarch. ‘Ik heb me altijd afgevraagd waarom jij naar Ming vertrok terwijl je
mij bij de heftigste gevechten die Attholred ooit geleverd heeft, had kunnen
assisteren! Heb je nu eindelijk besloten om terug te keren?’ Kamilia keek
achterom. Nikos bleef uiterlijk onbewogen, maar ze merkte aan kleine
spiertrekkingen in zijn gezicht dat hij kwaad werd.
‘Nee, Eerwaarde Vader, ik ben andere verplichtingen aangegaan en assisteer
Kamilia Arras in haar streven om terug te keren naar haar thuis.’
Samir keek haar streng aan. ‘Dan weet ik het goed gemaakt. Als jij tegen
Nikos zegt dat hij zich weer bij mij aansluit, krijg jij de punt van de zevenster.’
Kamilia slikte en kon niet uit haar woorden komen. Ze keek peilend naar
Nikos.
Doe dat alsjeblieft niet, Kamilia!
Een schok trok door haar lichaam. Had ze nu net zijn gedachte opgevangen?
Ze voelde dat de prop in haar keel verdween. ‘Dat kan ik niet doen, Eerwaarde
Vader. Nikos beslist voor zichzelf. Ik dwing hem niet om iets tegen zijn zin te
doen.’
Op dat moment maakte een lange, magere jongeman zich los uit de schaduw
aan de zijkant van de zaal en liep op de troon af. De gelijkenis die hij vertoonde
met Samson Attholred was groot. ‘Vader, vergeet u niet de mening van Ignaz te
vragen?’
Aan de woedende blik die Samir zijn zoon toewierp kon Kamilia zien dat hij
wel degelijk vergeten was om de zaak voor te leggen aan de Avatar. Maar dat zal
hij natuurlijk nooit toe willen geven.
Samir zuchtte diep. ‘Nou, vooruit dan. Sanctaturian, begeleid jij deze mensen
naar de tempel en vraag aan Ignaz en Gratia wat zij hierover te zeggen hebben.’

Kamilia kwam in de tempel die uit een enorme ronde ruimte bestond, direct
onder het koepeldak. In het midden was een cirkelvormige haard waarin vuur
brandde. Er stonden twee beelden van Avatars in de zaal. Een vleermuis en een
heks. In de rondte van de koepel waren er standaards opgesteld met schilderijen.
Vele kaarsen die verspreid door het vertrek stonden, zetten de ruimte in een zacht
licht.
‘Hebben alle tempels op Chyndyro twee Avatars?’ vroeg ze aan Nikos.
Sanctaturian antwoordde in zijn plaats. ‘Dat is zo, ja. Elke magische dynastie
heeft een eigen god en godin, een paar Avatars die zijn toegewezen aan de
familie. Ze horen bij een groep van veertien Avatars, die onderling met elkaar in
contact staan.’ Hij liep naast haar mee in de richting van de beelden. ‘Dit is
Ignaz.’
Het beeld stelde een man voor met een groot bol hoofd, dat haar aan een
pompoen deed denken. Zijn ogen leken te branden en zijn lichaam vertoonde een
vlammenreliëf. Zijn mantel zag eruit als de vleugels van een grote vleermuis.
‘En dit is Gratia.’
Gratia zag eruit als een knokige, oude vrouw met een rimpelig gezicht. Ze had
angstaanjagende, lichte ogen. Hoe krijgen ze die ogen zo mooi uitgesneden uit
dat hout? In haar hand droeg Gratia een spreukenboek en ze had een wijde
zwarte mantel om.
De rillingen liepen over Kamilia’s rug bij het zien van deze twee
Avatarbeelden. Ze wist ondertussen wel wat er van haar werd verwacht. Ze zette
een kaars op het platform en stak die aan. Daarna knielde ze op de bank voor
Ignaz.
‘Nee, jij moet voor Gratia gaan zitten,’ zei Sanctaturian. Kamilia stond op en
liep naar Gratia, terwijl Sanctaturian voor Ignaz knielde. Ze fluisterde in haar
beste Klanisch: ‘O, Avatar, help mij alstublieft om alle punten van de zevenster
te krijgen. Geef mij kracht om deze zware taak te volbrengen.’ Verlangend keek
ze in de ogen van Gratia. Een diepe rust daalde over haar neer.
Haar gehoor verscherpte en ze hoorde dat Sanctaturian iets prevelde in een
taal die ze niet verstond. In diezelfde oude taal kwamen er flarden van het
antwoord haar richting uit.
‘Dank U, Ignaz,’ zei Sanctaturian. Hij kwam overeind en liep naar de anderen
uit haar groep.
Kamilia volgde zijn voorbeeld. ‘Dank U, Gratia.’ Ze stond op van het
knielbankje en liep naar de groep.
‘Ik word er niets wijzer van,’ zei Sanctaturian. ‘Het lijkt erop dat de Avatars
vinden dat Kamilia de punt van de zevenster mag meenemen, maar dat mijn
vader zelf moet beslissen of hij hem aan haar wil geven.
‘Maar Kamilia heeft die sterpunt nodig,’ zei Warfield. ‘Ze moet naar huis.’
Sanctaturian haalde zijn schouders op. ‘Dit is wat ze mij verteld hebben.’
‘Mogen we even rondkijken?’ vroeg Charlotte. ‘Ik ben wel nieuwsgierig naar
de schilderijen die hier staan.’
‘Dat is goed,’ zei Sanctaturian. ‘Ik leid jullie wel rond.’ Hij trok Charlotte mee
en Kamilia haastte zich om zich bij hen te voegen.
Het bleek dat de schilderijen afbeeldingen van de Avatars vertoonden. Die
zagen er heel anders uit dan de beelden. Ignaz was op zo’n schilderij afgebeeld
als een magiër in gevechtsuitrusting met een heel bijzondere staf in zijn hand.
Gratia was een prachtige, zwartharige vrouw, die een mysterieuze glimlach om
haar lippen had. Ze was gekleed in een rode, lange japon en droeg opzichtige
sieraden met edelstenen.
‘De Avatars kunnen zich in allerlei manifestaties aan ons tonen,’ vertelde
Sanctaturian. ‘Ignaz is ook een jonge, vurige minnaar en Gratia een beeldschone
godin van de liefde.’ Hij keek veelbetekenend naar Charlotte, die rood aanliep
onder zijn bewonderende blikken.
‘Laten we maar weer naar boven gaan,’ zei Sanctaturian.

Sanctaturian liep naar zijn vader. ‘U moet zelf beslissen, Ignaz steunt uw
besluit.’
De patriarch had er blijkbaar al over nagedacht. Hij keek Kamilia berekenend
aan. ‘Ik wil u de punt van de zevenster wel geven, ik ben niet bang voor Toliano.
Maar u krijgt hem pas wanneer u mij De staf van Sanctus Rosae ongeschonden
terug kunt brengen. Die staf is namelijk enkele weken geleden uit de tempel
gestolen.’
‘Dat is gemeen!’ riep Nikos kwaad uit. ‘Dat u het er niet mee eens bent dat ik
naar Ming ben gegaan, hoeft toch niet te betekenen dat Kamilia nu met een
onmogelijke opdracht wordt opgezadeld? Als u mij wilt straffen doe dat dan niet
via haar.’
‘Vader,’ zei Sanctaturian, ‘u begrijpt toch ook wel dat dit zoeken naar een
speld in een hooiberg is? Onze eigen spionnen kunnen die staf niet eens
achterhalen.’
‘Ik heb er het volste vertrouwen in dat het mevrouw Arras wel lukt,’ zei
Samir. ‘Onze spionnen hebben mij verteld dat ze een artefact van Gettferdrey,
waarvan de vindplaats jarenlang onbekend was, uit het woud van Erdre heeft
gehaald.’
‘Maar dat kwam door de witte beer!’ zei Warfield. ‘Dat was puur toeval!’
‘Als de Avatars u steeds helpen, kunt u met Hun hulp ook mijn staf
terugvinden,’ zei Samir.
Kamilia balde haar vuisten. ‘Als de Avatars mij wel helpen, vraag ik mij af
waarom u de staf nog niet gevonden heeft. Blijkbaar helpen ze u niet!’
‘Wees blij dat ik onder deze voorwaarden akkoord ga!’ riep Samir woedend.
Zijn hoofd werd vuurrood. Hij schoot overeind en wees hen met een trillende
uitgestoken arm de deur. ‘Eruit!’
Sanctaturian liep met hen mee naar de uitgang van de zaal en greep zijn staf
uit de houder naast de deur. ‘Sanctaturian, blijf hier!’ riep Samir kwaad naar zijn
zoon. ‘Ik wil niet hebben dat je haar gaat helpen. Als je nu weer zo eigenwijs
bent dat je tegen mij in gaat, zwaait er wat als je terugkomt!’
Maar Sanctaturian stokte zelfs niet in zijn beweging. ‘Ik denk niet dat Ignaz
uw beslissing ondersteunt, vader. Op deze manier stelt u uw gasten aan onnodige
gevaren bloot en dat is tegen de wetten van de goden. Wij moeten gastvrij zijn en
bescherming bieden aan iedereen die dat nodig heeft.’
Kamilia zag dat Sanctaturian nauwelijks merkbaar met zijn hoofd knikte, uit
eerbied voor de functie van zijn vader, maar hij liep toch achter Nikos aan de
zaal uit. Ze volgde hem op de voet en de deur sloeg met een klap achter haar
dicht.

Ze gingen de lange trap af en onderaan stond Nikos stil. Hij draaide zich ineens
naar haar om. ‘Jij hebt de laatste tijd wel je mondje bij je, hè, dame? Waar is die
bedeesde Kamilia gebleven die ik heb leren kennen?’
Ze keek hem even verbaasd aan. ‘Ze maken me steeds zo kwaad.’
‘Werd je dan niet kwaad toen je achter de ring aan werd gestuurd in dat
drakenhol?’
Ze keek verlegen naar de grond en zei beduusd: ‘Daar hield ik me in.’
Nikos legde zijn hand op haar schouder. ‘Het is goed, Kamilia. Woede moet
naar buiten komen, als je dat steeds opkropt ga je er uiteindelijk aan kapot. Je
doet het prima. Die Attholreds verdienen het.’
Kamilia kreeg het er warm van. Het was ook zo’n verdraaide zoektocht, ze
moest zich toch wel verdedigen?
Sanctaturian liep met een grote glimlach op zijn gezicht langs hen heen. ‘Gaan
jullie mee naar de bibliotheek? Dan kan ik een tekening laten zien van de staf.’
Ze volgden hem een van de andere torens in die aan de tempelzaal grensde.
Deze was helemaal tot de nok toe gevuld met kasten. Daarin stonden boeken in
leren kaften met goudkleurige letters erop. Er lagen bovendien stapels
boekrollen, kaarten en tekeningen.
Sanctaturian haalde een tekening uit een van de ladekasten en liet die aan hen
zien.
Ze dacht De staf van Sanctus Rosae te herkennen aan de kunstig bewerkte
filigraanhouder in de vorm van een roos, maar vroeg zich af waar ze hem eerder
had gezien. Vragend keek ze naar Charlotte.
Charlotte staarde geschrokken naar de tekening. ‘Die staf had Samson in zijn
hand toen we in Holy waren,’ zei ze verbaasd. ‘Dat kan toch niet?’
‘Weet je dat héél zeker?’ vroeg Sanctaturian.
Kamilia zag zijn vurig oplichtende ogen en hield haar adem in.
‘Ja, hallo!’ zei Kamilia en ze kwam voor de druïde op. ‘Ik heb de staf ook
herkend. Maar hoe kunnen we zoiets absoluut zeker weten? Dit is een
afbeelding. Ik heb de staf maar één keer gezien, in De Hete Brij, daar had
Samson hem.’
‘Ik vond die roos zo mooi aan de staf van Samson,’ zei Charlotte. ‘Daardoor
heb ik het onthouden. Ik ben namelijk gek op rozen.’
Sanctaturian zuchtte diep en boog zijn hoofd. ‘Dan heeft Samson hem
gestolen en dat is een slecht teken. Ik ben bang dat hij de macht wil grijpen. Er is
maar één staf met een roos om het kristal en dat is De staf van Sanctus Rosae.
De heerser van onze dynastie heeft het alleenrecht op het gebruik van deze staf.’
‘Dan moeten we weer naar Holy,’ verzuchtte Warfield.
Nikos had denkrimpels in zijn voorhoofd. ‘Samson is vast niet meer in Holy.
Hij was daar om een invasie van Toliano af te slaan en wij hebben hem verteld
dat Julio dood is.’
Het huilen stond Kamilia nader dan het lachen. Ze wreef nadenkend met haar
hand over haar voorhoofd. ‘Hoe komen we nu aan die staf?’ Onbewust bewogen
haar handen naar het buideltje aan haar ceintuur. Ze voelde de kaarten en het
bergkristal. Het bergkristal! Zal ik Samson daarmee op kunnen sporen? Wat heb
ik te verliezen? Ik kan het toch gewoon proberen? Ze herinnerde zich de
woorden van Raven Ming: ‘Aan proberen heb je niks, je moet het gewoon doen!’
Ze ging aan een tafel zitten, nam het kristal in de palm van haar hand en
tuurde er geconcentreerd in. Het heldere kristal werd wazig, mistig zelfs. Ze
concentreerde zich nog dieper. De mist kwam kolkend in beweging. Ze rilde
toen de beelden langzaam helder werden. Ze zag een toegangspoort met een
gietijzeren hek waarin afbeeldingen van vleermuizen verwerkt waren. Het hek
ging open en daarachter kwam een grote begraafplaats in beeld. Daar stonden
rijen veelal scheefgezakte grafstenen, waarvan de graven openbraken.
Geraamtes, sommige lichamen nog half in ontbinding, zochten hun weg naar
boven. Samson stond erbij met de staf die ze zochten in zijn hand.
Ze trok haar neus op en riep: ‘Nee hè, wat smerig!’ Ze wendde snel haar blik
af van het kristal.
Iedereen riep: ‘Wat heb je gezien?’
‘Nee, dit kan niet kloppen. Dat is te erg!’ ‘Wat zag je dan?’ vroeg Valerio.
‘Ik zag een begraafplaats achter een hek met vleermuizen waar scheefgezakte
gedenkstenen stonden. Het waren er echt heel veel. De graven gingen open en er
kropen allemaal lijken uit naar boven. Levende lijken! Samson stond ernaast met
zijn staf hoog geheven. Ik hoop dat ik dit alleen maar gefantaseerd heb.’
Sanctaturian trok wit weg. ‘Het kan wel kloppen,’ zei hij terneergeslagen.
‘Samson is de zevende zoon van mijn vader. Bij zevende zonen van magiërs
schuilt altijd het gevaar dat ze worden verleid door de duistere kant. Misschien
denkt hij recht te hebben op de staf en wil hij de macht van mijn vader
overnemen.’ Zijn adamsappel ging moeizaam op en neer. ‘Ik moet Ignaz om
hulp vragen. Uit jouw verhaal maak ik op dat Samson op de begraafplaats van
Desta Morta is. Daar zijn in de gevechten tegen de rode draak veel soldaten
gesneuveld en begraven. Ik denk dat hij een leger van “ondoden” wil opwekken.
Misschien denkt hij net als Julio Toliano alleenheerser te kunnen worden over
Chyndyro.’
Kamilia keek hem na toen hij voorovergebogen in de richting van de
tempelzaal liep. Ze had met hem te doen.

Na een halfuur kwam Sanctaturian terug uit de tempel. De veerkracht was terug
in zijn tred en hij had een vastbesloten blik in zijn ogen. ‘Ignaz heeft gezegd dat
we de strijd aan moeten gaan met mijn tweelingbroer.’
‘Is hij je tweelingbroer? Maar dat maakt het voor jou wel erg moeilijk,’ zei
Kamilia.
‘Toch moet ik dit doen.’
‘Willen júllie dit wel?’ vroeg Kamilia bezorgd aan haar vrienden. ‘Ik sleep
jullie mee in een vreselijk gevecht. Mag ik dat wel van jullie vragen?’ Ik kan
besluiten om op deze plaats en in deze tijd op Chyndyro te blijven. Dan zie ik
oma nooit meer terug, maar dan kan ik wel de levens redden van mijn vrienden.
‘Ben je gek?’ zei Warfield. ‘Ik moest je beschermen van Mage en je naar de
tijdpoort brengen. Er is niets wat me daarvan kan weerhouden. Jij gaat naar huis
terug!’
‘Voor deze keer ben ik het helemaal met Warfield eens,’ zei Nikos ernstig. ‘Hij
werkt zich wel altijd in de nesten, maar komt toch goed op zijn pootjes terecht.
Dus als hij ons meeneemt de nesten in, hoop ik dat wij er ook goed vanaf
komen.’
‘Warfield neemt jullie niet mee, deze keer. Dat doe ik!’ zei Kamilia.
De hele groep bleek haar ondanks de gruwelijke vooruitzichten unaniem te
steunen. Ze gaven haar moed.
Sanctaturian knikte. ‘We hebben een leger! De goede kant zal winnen!’

Eindelijk kwamen ze bij Desta Morta aan. Het was een vlakte met hier en daar
wat struiken en rotsen, maar het grootste gedeelte van het terrein stond vol met
grafstenen. Kamilia voelde de koude rillingen langs haar rug gaan. Ze
realiseerde zich nu pas dat er op dit soort begraafplaatsen geesten konden
rondwaren. Wat kon ze tegen geesten beginnen?
Ze waren al een paar dagen op zoek naar de verblijfplaats van Samson.
Tijdens hun reis hiernaartoe hadden ze geen enkele aanwijzing gevonden dat hij
zich hier ook werkelijk bevond. Het enige aanknopingspunt dat ze hadden, was
haar voorspelling. En daar had ze zelf niet eens veel vertrouwen in, maar de
anderen schenen er een rotsvast geloof in te hebben.
Warfield en Robin liepen vooruit. Plotseling zag ze hen wegschieten achter
een paar struiken en aan hun gebaren te zien, werd van hen hetzelfde verwacht.
Ze kroop voorzichtig naar hen toe en keek in de door hen aangeduide richting. In
de verte zag ze een groepje soldaten dat bezig was om de zware dekstenen van
graven te verwijderen.
De anderen uit de groep voegden zich bij hen.
‘Moet je dat zien,’ fluisterde Valerio. ‘Waar zijn die lui daar mee bezig?’ Hij
wees iets naar rechts. ‘Willen ze al die graven open gaan maken?’
‘Daar staat Samson,’ fluisterde Charlotte. ‘En hij heeft die staf in zijn
linkerhand.’
Kamilia herkende de lange, magere man in de rode mantel die aan de kant van
een graf stond. Samson staarde naar de grond. Wat gek. Wat zou hij daar nou aan
het doen zijn?
Samson kwam plotseling in beweging. Hij zette een paar stappen in de
richting van een open graf, stampte met het ondereind van de staf drie keer op de
grond en schreeuwde: ‘Revochara Animo!’
Kamilia hoorde dat Sanctaturian achter haar abrupt zijn adem inhield. Ze
kreeg een vreselijk naar gevoel in haar buik en sloeg een hand voor haar mond.
De aarde werd vanuit de onbedekte graven omgewoeld. Klauwende handen
kwamen boven de grond uit en zochten tastend naar houvast. Ze zagen er grauw
en grijs uit en glommen alsof ze bedekt waren met wondvocht en geronnen
bloed. Bij sommige handen was de staat van ontbinding dusdanig dat er alleen
nog pezen en botten over waren. Kamilia werd er onpasselijk van en kokhalsde.
De handen en armen grepen zich vast aan de grafstenen die aan de kant lagen.
Ondoden trokken zich uit de graven omhoog. Lijken in diverse staten van
ontbinding. Ze keken met holle oogkassen in het rond. De geur van rottend vlees
dreef Kamilia’s kant op.
‘Walgelijk!’ fluisterde Nikos. ‘Wat haalt die gek zich in zijn kop? Wil hij daar
de oorlog mee winnen?’
Kamilia keek naar de anderen en zag dat de hele groep met afschuw toekeek
naar wat er zich een stukje verderop afspeelde.
De zombies groepeerden zich als een kleine groep soldaten die onder de
leiding van Samson stond. Het was een afschrikwekkend gezicht.
Ze herkende de twee militairen met wie ze in Holy in De Hete Brij aan tafel
gezeten had. Samson had zijn regiment dus meegenomen naar deze
afschuwelijke plaats. Zijn soldaten kregen, nu de zombies op hen afkwamen,
blijkbaar pas goed door wat hij wilde doen en gingen ervandoor, weg bij de
ondoden.
‘Blijf hier, angsthazen!’ riep Samson hen achterna. ‘We moeten een
onverslaanbaar leger opbouwen. Dat kan niet met soldaten die weglopen als hun
manschappen er niet zo fraai uitzien. Dit zijn onoverwinnelijke soldaten, want ze
zijn al dood. Zijn jullie nou stoere militairen? Kom terug!’
De soldaten renden echter door. Kamilia kon hen geen ongelijk geven.
Samsons gezicht vertrok in een waanzinnige grimas. Zijn ogen sperden zich
wijd open. Hij hief de staf hoog op en schreeuwde: ‘Sfera Ferio!’ Vuurballen
bestookten de wegrennende soldaten in hun rug.
Sanctaturian uitte binnensmonds een verwensing. Zijn gezicht vertrok van
afschuw.
Kamilia sloeg een hand voor haar mond. Ze kon niets doen, kon alleen maar
kijken hoe soldaten in brand vlogen en schreeuwend van pijn en ontzetting
neervielen, dood.
Sanctaturian fluisterde tegen Nikos: ‘Mijn tweelingbroer is een zwarte magiër.
We moeten hem stoppen.’ Hij maakte aanstalten om achter de struik vandaan te
springen.
‘Stop!’ siste Nikos. ‘Daar ga je toch niet alleen op af? Hou je hoofd koel. We
moeten een plan bedenken en het samen oplossen.’
Kamilia herinnerde zich dat Nikos haar onderweg naar Desta Morta nog
verteld had dat hij Sanctaturian nauwlettend in de gaten wilde houden.
Ze bespraken met de groep al fluisterend welke tactiek ze konden gebruiken
waaraan de hele groep mee kon doen. Kamilia zag van achter de struiken dat er
haast bij was.
Er rezen steeds meer levende doden uit de grond van Desta Morta op. De
tegenstand mocht niet te groot worden, want anders hadden ze met hun kleine
legertje geen schijn van kans. Het was de vraag of ze nu nog in de gelegenheid
zouden zijn om er iets tegen te doen. Samsons leger groeide met de minuut.
‘Dus iedereen weet wat hij doen moet?’ zei Nikos.
Sanctaturian en Nikos pakten hun toverstaf vast en maakten volgens plan een
omtrekkende beweging rond de opengemaakte graven. Ze bestookten de levende
lijken met vuurballen: ‘Sfera Ferio!’ klonk het van twee kanten. De zombies
brandden als lieren, maar ze liepen gewoon verder.
Samson draaide zich om naar zijn broer en vloekte.
Sanctaturian veranderde van tactiek. Hij gebruikte nu hogere magie die alleen
een Magus uit een dynastie kon leren. ‘Flama Violenta!’ Er stroomde een
vlammenzee uit het kristal van zijn staf naar de grond.
Een deel van de begraafplaats stond in lichterlaaie. Kamilia zag dat de
zombies daar niet tegen konden, hun benen brandden compleet weg en toen ze
zich met hun klauwen wilden verplaatsen, brandden hun armen ook weg. Er
bleef alleen as over.
Samson stapte achteruit, hief nijdig zijn staf omhoog en gilde: ‘Adsulam
Metallorum!’ Er vlogen metaalsplinters door de vlammen heen in de richting van
de magiërs.
Nikos riep snel: ‘Protego!’
Kamilia voelde een geruststellende deken om haar heen komen.
Valerio legde aan de rand van de begraafplaats een kampvuur aan, zoals ze
hadden afgesproken. Warfield en Robin begonnen vuurpijlen af te schieten om
de zombies iets af te remmen.
Kamilia wachtte het moment af waarop zij en Charlotte naar voren zouden
kunnen gaan. Haar hart klopte in haar keel toen enkele van de zombies vlak bij
het kampvuur kwamen. Maar Valerio greep zijn zwaard en schild en vocht als
een bezetene tegen de levende skeletten. Hij gaf ze een harde klap met het
schild, waardoor ze uit hun evenwicht raakten. Daarna sloeg hij hun kop eraf.
Ze zag de verbijstering op Valerio’s gezicht toen de zombies zelfs zonder
hoofd nog doorliepen. Ze strompelden als kippen zonder kop voort, op zoek naar
prooi. Valerio gaf hen weer een klap met het schild. Hij probeerde ze terug te
laten keren naar de begraafplaats. De zombies werden opnieuw bestookt met
Nikos’ vuurballen.
Samen met Charlotte kroop Kamilia nu voorzichtig naar de plek waar Samson
stond.
Samson had zijn volle aandacht bij de graven waar nog geen levende doden
uit tevoorschijn gekomen waren. Hij was met bezweringen bezig en had De staf
van Sanctus Rosae in zijn linkerhand vast.
‘We moeten de hulp van de geesten inroepen. Probeer jij ook om op hun
energieniveau te komen,’ fluisterde Kamilia. Ze keek in het bergkristal om te
zien of ze al een paar geesten kon ontdekken. Toen ze in een trance weggleed,
zag ze verschillende witte verschijningen vlak boven de graven zweven.
Vonkende ogen draaiden haar richting uit en de witte flarden kwamen haar kant
op. Ze kreeg het ijzig koud en hoorde het bekende gesis weer.
‘Sssssshh.’ Het gesis klonk alsof er een nijdige slang op het punt stond aan te
vallen.
‘Help ons, alsjeblieft!’ fluisterde ze met hese stem. ‘Ga naar de man die de
doden oproept en haal zijn energie weg. Zorg er alsjeblieft voor dat hij die staf
uit zijn handen laat vallen.’
Ze hoorde Charlotte fluisteren: ‘Bevries hem, haal zijn staf bij hem weg.’
De schimmen zweefden naar Samson toe. Ik kan met ze communiceren, ze
verstaan mij. Het was alleen jammer dat ze hun sisgeluiden niet kon verstaan.
Kou overspoelde haar lichaam. De haartjes op haar armen stonden overeind.
Haar nek tintelde en ze zakte op de grond.
Hoofdstuk 13
Per koets naar Yoku
Kamilia kwam weer bij kennis en voelde dat ze heen en weer geschud werd.
Toen ze opkeek, zag ze Warfield over haar heen gebogen staan. Hij keek
bezorgd.
Robin stond over Charlotte gebogen en pakte haar bij haar schouders vast. ‘Ze
is ijskoud. Laten we haar naar het vuur slepen. Dan kan ze opwarmen.’
Charlotte kwam langzaam bij kennis en liet zich door Robin ondersteunen.
Kamilia volgde Warfields blik. Hij keek angstig in de richting van Samson.
De zwarte magiër leek stijf bevroren. Hij wankelde op zijn benen en liet de staf
kletterend op de grond vallen.
Terwijl Kamilia zich door Warfield naar het kampvuur liet trekken, zag ze dat
Sanctaturian op Samson af rende en de staf snel van de grond griste.
Vanaf haar plaats naast het kampvuur, waar ze weer een beetje op temperatuur
kwam, overzag Kamilia de situatie. De ondoden die nog niet waren verbrand,
liepen naar hun graven terug en zakten in de grond nu de leiding door Samson
het af liet weten.
Sanctaturian hield De staf van Sanctus Rosae in zijn rechterhand. Nikos stond
vlak achter hem met zijn eigen staf in zijn ene hand en die van Sanctaturian in
zijn andere. Samson tastte om zich heen alsof hij naar iets zocht.
Sanctaturian sloeg zijn tweelingbroer met de staf in zijn gezicht. ‘Jij bent gek!
Hoe kom je erbij om de doden op te gaan wekken? Wil je de geschiedenis in
gaan als necromantiër? Laat de doden met rust, die soldaten hebben genoeg voor
ons gestreden!’
Samson probeerde Sanctaturian aan te vallen, maar struikelde over een steen
en viel voorover in een open graf. Klauwende handen grepen hem vast en
trokken hem verder onder de aarde.
Sanctaturian maakte aanstalten om zijn broer eruit te trekken, maar toen deed
hij een stap naar achteren en sloeg een hand voor zijn mond. Een vleermuis
fladderde bijna rakelings langs hem heen.
Ignaz? vroeg Kamilia zich af.
Sanctaturian knikte. Hij had de goede beslissing genomen.
‘Kom, we moeten gaan,’ zei Nikos en hij begeleidde hem naar het vuur.
De twee magiërs overbrugden de korte afstand en namen plaats. Sanctaturian
staarde in de vlammen.
‘Wat heb je gedaan?’ vroeg Sanctaturian uiteindelijk aan Kamilia. ‘Hoe heb je
het voor elkaar gekregen dat Samson die staf losliet?’
‘Er waren behoorlijk wat geesten, die kwaad werden omdat hun rust werd
verstoord,’ zei Kamilia. ‘Charlotte en ik hebben ze gevraagd om ons te helpen.’
‘Ben jij een Morane?’ vroeg Sanctaturian verbaasd. ‘En Charlotte?’
‘Charlotte heet Jonas, zij beheerst een beetje geestmagie. Mijn moeder was
ook een Jonas, maar ik heet Arras,’ zei ze. ‘Ik hoor en zie geesten.’
Sanctaturian schudde zijn hoofd. ‘Necromantiërs,’ mompelde hij.
Ze keek naar de staf met het rozenfiligraan en zag hem wit oplichten. Het was
het artefact.

‘Gelukkig, we zijn bij die begraafplaats weg,’ zei Warfield toen ze terugliepen in
de richting van Igni. ‘Ik vond het griezelig daar.’
Kamilia keek meewarig naar Sanctaturian. ‘Gaat het wel?’ vroeg ze bezorgd.
‘Hij heeft nu rust. Ignaz heeft hem in het dodenrijk opgenomen. Samson was
altijd al anders, maar ik wist niet dat het zo erg was,’ zei hij terneergeslagen.
‘Dat hij aan zwarte magie deed, heeft hij zelfs voor mij verborgen weten te
houden.’
‘Sommige magiërs zijn behoorlijk eng,’ zei ze. Sanctaturian keek haar
verbaasd aan. ‘Hè? Weet je eigenlijk wel wat je zelf bent?’
‘Ik ben geen magiër,’ antwoordde ze. ‘Ik ben zelfs geen echte heks, ik ben
alleen maar verkleed als heks.’
‘Nou, daar geloof ik niks van, want hoe heb jij uitgevonden waar Samson zich
bevond toen niemand dat wist? En hoe heb je hem zover gekregen dat hij die staf
losliet?’
‘Dat heb ik niet gedaan. Ik heb alleen maar in het kristal gekeken en aan de
geesten gevraagd om Samsons energie weg te halen zodat hij de staf wel móést
loslaten.’
‘Dus jij kunt geesten bezweren?’ zei Sanctaturian. ‘Weet je wel hoe dat
genoemd wordt? Necromantie. En je bent er heel sterk in, want het zou niemand
gelukt zijn om de staf los te krijgen zonder het risico te lopen dat die staf daarbij
zou beschadigen.’
Ze schudde haar hoofd. Hoe kan hij denken dat ik magie beheers?
‘Hoe heb je dat gedaan? Samson had een ondoordringbaar magisch scherm
om zich heen opgetrokken en toch kwam jij daar feilloos doorheen. Je bent een
Magia!’
‘Nee, dat is ze niet,’ kwam Nikos haar te hulp. ‘Kamilia is misschien wel een
Klawiccy, maar ze komt niet uit een dynastie.’
‘Ik geloof het niet,’ zei Sanctaturian.
Charlotte deed ook een duit in het zakje. ‘Wij kwamen door zijn bescherming
heen omdat geesten daar geen last van hebben. Die komen overal doorheen.’
Sanctaturian keek hen bewonderend aan.

Kamilia stond met knikkende knieën voor de troon van de patriarch.


Sanctaturian stond naast haar. De staf van Sanctus Rosae gaf een fel wit licht af.
In een reflex hield ze haar hand beschermend voor haar ogen.
‘Ik ben blij dat jullie terug zijn,’ zei Samir. ‘Ignaz heeft mij verteld waarom
Samson er niet meer is.’
Ze trok haar wenkbrauwen op, want ze had verwacht dat de patriarch haar er
de schuld van zou geven dat zijn zoon dood was.
‘Hebt u met Ignaz gesproken, vader? Na al die tijd?’ ‘Ja,’ zei Samir. ‘Ik werd
door hem geroepen. Ik ben daar veel te lang niet meer geweest, anders had ik
misschien in kunnen grijpen. Ik voel me schuldig voor wat er is gebeurd en ik
had mevrouw Arras niet op moeten zadelen met mijn probleem.’ Hij keek
Kamilia aan. ‘Hier heeft u het deel van de tijdpoort, het is welverdiend.’
Kamilia pakte het derde deel van de zevenster met trillende handen aan.
‘Sanctaturian,’ vervolgde Samir. ‘Jij bent de enige van de familie Attholred
die deze staf waardig is. Ik benoem jou tot mijn opvolger.’
Sanctaturian boog diep. ‘Dank u, Eerwaarde Vader.’ ‘Mevrouw Arras,
waarvoor houdt u uw hand steeds voor uw ogen?’ vroeg Samir haar en er klonk
een toon in zijn stem door waaruit ze opmaakte dat hij oprecht nieuwsgierig was.
‘Dat komt doordat de staf een fel wit licht afgeeft, Eerwaarde Vader, ik denk
dat het een echt artefact is. Ik zag dat licht ook bij de ring van Ming en weer toen
het houten hart van Gettferdrey opengemaakt werd.’
‘Mm,’ zei Samir en hij wreef langs zijn kin. Hij verplaatste zijn blik naar
Nikos. ‘Zorg goed voor dit gezelschap. Waar gaat de reis nu heen?’
‘We moeten snel verder,’ zei Warfield voor zijn beurt. ‘Want om de tijdpoort
te openen moeten we nog vier punten verzamelen. We moeten door naar de
volgende dynastie. Morane is het dichtstbijzijnde land, denk ik?’
‘Dat klopt,’ zei Nikos. ‘We gaan naar Phyllis Morane.’ Samir knikte. ‘Dan
wens ik u een goede reis.’

Na de nodige voorbereidingen gingen ze op weg. Ze reden deze keer met een


koets die getrokken werd door zes paarden. Sanctaturian hielp hen met instappen
en nam zelf ook plaats op een bank.
Valerio wilde graag op de bok zitten naast de koetsier. ‘Dan kan ik de
omgeving goed in de gaten houden,’ zei hij met een knipoog naar haar. ‘We gaan
naar de Piekbergen, mijn geboortegrond.’
‘Fijn dat je mee wilde gaan,’ zei Kamilia tegen Sanctaturian. Haar handen
rustten op het buideltje met de drie sterpunten.
‘Ik wilde graag met je mee. Er woont een heel mooie prinses in Yoku. Volgens
mij een van de zeven schoonheden van Morane. Misschien ziet ze wat in me?’
‘O, nee!’ riep Nikos. ‘Geestmagie en vuurmagie samen?
Ik betwijfel of de Avatars het daarmee eens zullen zijn.’
Sanctaturian keek quasi teleurgesteld naar Nikos, die in de lach schoot. ‘Het is
inderdaad zo dat de Avatars het vroeger al verboden hebben dat een Magus met
een Magia trouwt, dat weet ik wel,’ zei Sanctaturian.
‘Ja, want dan kunnen de sterke soorten magie in één nakomeling even sterk
aanwezig zijn en zich met elkaar vermengen. Dan zouden die nakomelingen de
andere families kunnen gaan overheersen,’ zei Nikos. ‘Maar zoals alles wat
verboden wordt, is het natuurlijk extra aanlokkelijk om het stiekem toch te doen.
Ik vermoed dat het daardoor weleens zou kunnen gebeuren op Chyndyro.’
‘Denk je dat echt?’ vroeg ze aan Nikos.
‘O, zeker wel. Die dynastiefamilies, dat zijn me eigenwijze lui!’
Sanctaturian schoot in de lach. ‘Ik zal proberen om me in te houden, maar echt
beloven doe ik het niet. Misschien ben ik op slag verliefd als ik haar zie. En
liefde overwint alles.’

Na een dag rijden konden ze overnachten in een barak van de grenspost. De


militairen, die daar de grens bewaakten, herkenden Sanctaturian en boden alle
hulp.
Aan de andere kant van de grens was een grote kazerne met zwaardvechters,
boogschutters en lansiers. De houten platen van de kazernewanden waren
afwisselend paars en wit geschilderd. Er stonden masten met paarse vlaggen
waarop een witte adelaar was afgebeeld.
‘Is dat normaal hier, dat er steeds van die legerkampen bij de grenzen zijn?’
vroeg ze aan Sanctaturian.
‘De laatste tijd is dat helaas zo. Er zijn steeds meer incidenten en de
dynastieën vertrouwen elkaar niet. Er zijn regeringsadviseurs die verwachten dat
er binnen een jaar oorlog zal zijn.’
‘Ach,’ zei Robin, ‘hoe kunnen ze de Attholreds nou niet vertrouwen?’
Sanctaturian lachte een beetje meesmuilend en zuchtte diep. ‘Ik weet het. Het
valt niet mee om met zeven magische dynastieën in onderlinge harmonie te
leven. In ieder geval kunnen we vannacht veilig slapen aan de grens.

Op de tweede dag van hun reis met de koets waren ze flink doorgereden en het
was inmiddels al laat in de middag. Kamilia zag de hoofdstad Yoku nog steeds
niet toen ze al bij de stadspoort aankwamen. Het was veel te nevelig. Ze rilde.
De mist gaf een luguber tintje aan deze plek.
Voor de grote stadspoort stonden tien schildwachten in compleet harnas.
Zwaarden prijkten aan hun zijde. Twee van hen hadden ook nog een morgenster:
een wapen met een stok met een bol waaraan scherpe punten zaten.
‘O, nee,’ zei Warfield, ‘welke “wet” zou hier gelden?’
Het bleek al snel dat iedereen die hier naar binnen wilde danig aan de tand
gevoeld werd. Koetsen werden er niet toegelaten want achter de stadspoort kon
je met een koets niet verder. Paarden mochten de stad niet in. Ook was het niet
gebruikelijk dat iemand van een andere dynastie zomaar, zonder uitnodiging van
de matriarch, werd toegelaten. Ze keken dus bedenkelijk naar Sanctaturian.
‘Ik wil toch wel graag mee de berg op,’ verklaarde hij. Charlotte liet haar staf
met de uil aan de wachters zien.
‘Misschien mag hij mee als hij mij begeleidt? Ik ben Charlotte Jonas, een
druïde uit dit land.’
De bewakers gaven uiteindelijk schoorvoetend toestemming, omdat een
druïde hier nu eenmaal hooggeacht werd.
De koets moest naar een stal gebracht worden die naast de stadspoort stond en
waar al meer paarden achtergelaten waren.
Een van de schildwachten met een morgenster zei: ‘Het is beter om nu niet
meer naar boven te gaan. Met deze dichte mist en bij het vallen van de avond,
kunnen jullie het bergpad niet goed zien. Ga maar naar herberg De Oehoe, die
staat hier vlak achter de stadspoort, aan het einde van de straat.’
Ze liepen door de poort en zagen een paar gebouwen staan. Er was maar één
straat te vinden. Kamilia begreep nu dat dit pas de eerste poort was en dat de
stad Yoku echt op de top van de berg lag. Ze liepen de straat door en op de plaats
waar die in een bergpad overging, stond aan de rechterkant herberg De Oehoe.

Toen ze in die herberg kwamen, bleken er maar vijf kamers vrij te zijn. Charlotte
zou met Robin een kamer moeten delen en Valerio met Warfield. Voor Nikos,
Kamilia en Sanctaturian waren er wel aparte kamers waar ze konden
overnachten. Deze vertrekken bevonden zich op de bovenste verdieping, vlak
onder het puntige dak.
Sanctaturian zei: ‘Ik neem alle kosten voor mijn rekening, al was het alleen al
omdat Charlotte me meegenomen heeft. Dus ik betaal voor de kamers en trakteer
jullie allemaal op een diner.’
Kamilia keek hem dankbaar aan. ‘Dat is aardig.’
‘Een Attholred kan soms best aardig zijn.’ Sanctaturian trok met zijn mond en
ze zag de glimlichtjes in zijn ogen.
De herberg was vanbinnen goed onderhouden en ze konden bij elkaar aan een
lange tafel plaatsnemen. Er was een aantal gasten, maar de meeste hadden al
gedineerd en dus hadden ze de eetzaal bijna voor zichzelf. Ze werden bediend
door de dochters van de waard, die schalen binnendroegen met gemengde
groenten, kippenpoten en aardappelen. Ze namen een stuk vruchtentaart toe.
‘Wat zei je nou over de zeven schoonheden van Morane?’ vroeg Warfield aan
Sanctaturian.
‘Dat was een grap,’ zei hij. ‘Ik heb weleens gehoord dat de matriarch, Phyllis
Morane, zeven dochters heeft. Dat is dus eigenlijk het tegenovergestelde van wat
mijn vader heeft, want die heeft zeven zonen.’
‘Maar je bent wel nieuwsgierig?’ vroeg Robin.
‘Ja, natuurlijk. Nu ik door mijn vader als opvolger ben benoemd, moet ik
eraan gaan denken om een vrouw te vinden met wie ik wil trouwen. De dynastie
moet veiliggesteld worden.’ Hij keek veelbetekenend naar Kamilia. ‘Alleen zal
dat waarschijnlijk geen Morane worden, want zoals Nikos al zei, vinden de
Avatars het te gevaarlijk als de magiesoorten zich gaan vermengen.’
Robin trok haar wenkbrauwen op. ‘Hoe zijn die dynastieën dan aan hun
magische gaven gekomen?’
‘Die hebben ze gekregen van de Avatars. Zij hebben de mensen genetisch
gemanipuleerd en hun de magische gaven gegeven. Ze hebben zeven families
elk een eigen specialisme toebedeeld.’
‘Dat hoorde ik ook van Raven Ming,’ beaamde Kamilia. ‘De Avatars zijn
belangrijk.’
Daar waren ze het allemaal mee eens.

Kamilia was de volgende morgen eerder wakker dan de rest en besloot nu zelf
eens een keer iedereen uit bed te gaan roepen voor het ontbijt. Toen ze door de
gang liep, zag ze dat uit de kamer waar Charlotte en Robin zouden slapen nu
Charlotte en Valerio naar buiten kwamen. En uit de kamer waar Valerio en
Warfield naar binnen waren gegaan, kwamen Warfield en Robin naar buiten. Ze
zei er niets van, maar moest er stiekem wel om lachen.
Na een ontbijt met versgebakken brood nam ze afscheid van de waard en
wachtte ze bij de uitgang totdat iedereen zijn bagage had opgehaald uit zijn
kamer.
Het was minder nevelig dan gisteren. Na een uur over het bergpad geklommen
te hebben, kwamen ze bij de eerste gebouwen aan die de voorstad van Yoku
vormden. Het bergpad ging hier over in een bredere weg die over steeds hoger
liggende plateaus voerde. Ze liepen langs kleine woningen die op de vlakke
delen van de berg stonden, sommige ervan waren niet groter dan schuurtjes. Hier
woonden alleen nog maar een steenhouwer en een houthakker. Achter een van
de huisjes zag ze een grot in de berg die werd gebruikt als opslagplaats. Er
scharrelden wat kippen rond.
Kamilia keek juist achter zich en zag dat Nikos stilstond. Ze liep een stukje
terug en hoorde hem zwaar ademhalen. Hij steunde met zijn handen op zijn
knieën, zijn hoofd zag rood. Ze draaide zich om en riep naar de anderen:
‘Wachten jullie even.’
‘Je hebt alleen maar last van zo’n oude man als ik,’ klaagde Nikos.
‘Dat is niet waar, opa Nikos. We hebben helemaal geen last van je.
Integendeel. Jij hebt ons onderweg juist al vaak geholpen. Je moet niet zeuren.’
Nikos kon weer een beetje lachen en nadat hij op adem was gekomen, liep ze
naast hem voorzichtig verder de berg op. Ze haalden de anderen in. In een rustig
tempo vervolgden ze de weg naar de top.
Uiteindelijk zag ze een stadsmuur met kantelen en een stadspoort opdoemen
uit de mist. Hogerop piekten de torens van een wit kasteel boven de nevel uit.
Ze werden opgewacht door tien vrouwelijke wachters in uniforms met paarse
linten. Een van hen kwam naar hen toe en vroeg: ‘Wie zijn jullie? Wat komen
jullie in Yoku doen?’
‘Wij komen voor de matriarch, Phyllis Morane,’ zei Kamilia en ze stelde haar
groepsleden aan de vrouw voor.
De vrouw keek bedenkelijk toen ze hoorde dat Sanctaturian een Attholred
was. ‘O, maar dan kan ik jullie niet zomaar verder laten gaan. Blijf even bij de
poort wachten, dan laat ik een hofdame roepen. Die kan jullie dan begeleiden
naar het kasteel.’
Ze stonden bij de open poort te wachten en Kamilia keek nieuwsgierig om
zich heen. Achter de poort stonden veel meer gebouwen en die waren een stuk
groter dan de huisjes die ze onderweg gezien hadden. Er tekenden zich witte
torens af tegen de nu helderblauwe lucht. De mist was nagenoeg helemaal
opgetrokken.
Even later kwam er een van de wachters met een hofdame van het kasteel
terug. ‘Volgt u mij, alstublieft,’ zei de hofdame en ze ging hen voor.
Het werd toch weer een flinke wandeling om in het hart van het grote kasteel
te komen. Ze moesten een aantal trappen op klimmen die tussen de huizen door
waren aangelegd bij wijze van straten. Zo kwamen ze op een binnenplaats,
waarvandaan ze weer via een aantal trappen bij een poort aankwamen, die de
ingang vormde van de residentie van de matriarch, Phyllis Morane.
Hoofdstuk 14
Bij Morane
In gedachten repeteerde Kamilia wat ze tegen de matriarch zou zeggen als ze
binnen was. Zou Phyllis Morane haar verhaal wel geloven?
Ze keek naar de wijde rok met witte en paarse banen van de hofdame,
waarachter ze de trappen op klom naar de ingang van het kasteel. De vrouw keek
haar aan toen ze op een bordes voor een grote deur stilhield en de deurknop
vastgreep. ‘We zijn er.’ De hofdame wachtte even totdat de hele groep bij elkaar
voor de deur stond. Daarna opende ze hem en liep voor hen uit een hal in.
Kamilia volgde haar en keek nieuwsgierig rond in het kasteel van Morane.
Het was er licht vanwege de hoge ramen die bovenaan uitliepen in een punt. Er
hingen kandelaars aan de witte muren met magische paarse vlammetjes. De
vloertegels waren zwart.
‘Volgt u mij,’ zei de hofdame en ze ging haar voor de audiëntiezaal in. Daar
was het iets donkerder en zoals bij de andere heersers op Chyndyro zat de
matriarch op een troon achter in de zaal.
Toen ze er vlak voor stond, siste de hofdame tussen haar op elkaar geklemde
tanden door. ‘Knixje … en het is de “Eerwaarde Moeder” Phyllis Morane.’
Daarna deed ze een stap opzij en stond Kamilia oog in oog met de matriarch.
Phyllis Morane had grijs haar, dat over een schouder bij elkaar gebonden was
met een strik. Ze droeg een japon met wijde mouwen die met lila zijde gevoerd
waren. Naast haar troon stond een standaard met een staf waarin een purpuriet
verwerkt was. Haar groene ogen glommen toen ze de hare kruisten.
Ondanks de vriendelijke uitstraling van de matriarch trilden Kamilia’s knieën
van de zenuwen en ze deed alles verkeerd. In plaats van een knixje maakte ze
een diepe buiging en met een hese stem zei ze: ‘Majesteit.’ Dat komt natuurlijk
doordat Morane de koninklijke familie is op Laskoro! Ze voelde de hitte naar
haar wangen stijgen.
Sanctaturian kwam naast haar staan en nam het woord. Hij stelde iedereen uit
haar groep voor aan de matriarch en vertelde over de zoektocht naar de punten
van de zevenster. ‘Ik wil u, “Eerwaarde Moeder”, dan ook verzoeken om uw
medewerking te verlenen aan Kamilia door uw punt van de tijdpoort aan haar af
te staan.’
De matriarch deed alsof Sanctaturian lucht voor haar was. Ze richtte zich
rechtstreeks tot haar. ‘Beste jongedame,’ zei ze met een stem die helder door de
zaal klonk. ‘Ik heb een brief ontvangen van mijn vriendin, Lucinda Ming. Zij
schrijft dat jij aanleg hebt voor geestmagie en ze heeft mij gevraagd om je te
helpen die gave verder te ontwikkelen.’
Kamilia keek de Eerwaarde Moeder verbaasd aan en zag haar glimlachen.
‘Ik stel daarom dan ook voor dat jij, samen met je reisgenoten, hier een poosje
blijft logeren. Mijn dochters Iris en Medea willen je graag leren kennen. Zij
willen je meenemen naar het leslokaal, zodat je samen met hen kunt oefenen in
geestmagie. Degenen van je groep die dat willen, kunnen trainingen volgen bij
de zwaardvechters en boogschutters die hier in Yoku trainen. En als er behoefte
is aan studie, dan kan dat in onze uitgebreide bibliotheek.
Kamilia keek om en zag de verheugde gezichten van Warfield en Valerio.
Charlotte zei: ‘Ik wil heel graag in uw bibliotheek rondkijken.’
Robin en Nikos knikten instemmend.
‘Goed,’ antwoordde Phyllis. ‘Gaat u maar met de hofdames mee.’ Ze wees
naar een aantal dames die al stonden te wachten. ’Zij wijzen u de weg in het
kasteel en brengen u naar uw kamers. Daar mag u verblijven, zolang u hier te
gast bent.’
Haar vrienden verdwenen uit de zaal.
Kamilia twijfelde even of ze nu al met een hofdame mee zou gaan, want
Sanctaturian moest bij de matriarch blijven. ‘Ik wil dat u binnenkort weer naar
huis terug zult gaan,’ zei de matriarch onomwonden tegen Sanctaturian. ‘Maar
misschien wilt u eerst nog met mij van gedachten wisselen over de politieke
situatie. Ik heb een aantal vragen waarop ik graag uw antwoord hoor.’
‘Dat is goed, Eerwaarde Moeder,’ zei Sanctaturian. ‘Ik begrijp dat mijn
aanwezigheid hier een extra belasting vormt. Ik wilde Kamilia en haar
metgezellen veilig naar Yoku brengen, maar ga zodra het kan weer terug naar
huis.’ Tegen haar zei Sanctaturian: ‘Maak je geen zorgen, Kamilia. Ik kom wel
weer thuis.’

De gastenkamers in het kasteel waren prachtig. Kamilia had een ruime, lichte
kamer met een comfortabel bed, kasten, heerlijke fauteuils en een goede
wasgelegenheid. Ze was wel nieuwsgierig naar Iris en Medea en naar de lessen
die ze zou krijgen in magie. Zal ik dat echt kunnen leren?
Op de gang kwam ze Valerio tegen, hij had een kamer naast haar. ‘Wat vind je
ervan dat we hier wat langer blijven?’
‘Ik vind het wel fijn om even een rustpauze te hebben. Ze zijn hier heel aardig
en misschien kan ik wat leren van de zwaardvechters. Het leger van Morane
staat bekend om zijn goede vechttechnieken.’
Warfield kwam ook zijn kamer uit en ze volgden een hofdame die hen het
exercitieterrein zou wijzen.
De trainer bleek Valerio en Warfield al te hebben verwacht.
‘Hoe is het mogelijk?’ zei Valerio. ‘Het nieuws van onze komst is ons
vooruitgesneld.’
Kamilia keek toe hoe Valerio zich met zijn zwaard en schild flexibel aansloot
bij de gelederen van Morane. Toen hoorde ze zijn verbaasde uitroep. ‘Ricardo?
Ben jij het echt?’ Dat moest de broer van Valerio zijn. Hij had ook een pikzwart
krullende haardos als Valerio, maar in plaats van donkerblauwe ogen zag ze bij
Ricardo bruine.
Ricardo grijnsde breed. ‘Valerio! Hoe kom jij hier?’ Valerio liep samen met
zijn broer naar de trainer en Kamilia hoorde hem vragen: ‘Mogen wij even aan
de kant gaan, wij zijn broers en we hebben elkaar lang niet gezien.’
De trainer knikte. Hij begreep wel dat ze veel te bespreken hadden.
Ze zagen haar op de bank langs de muur zitten en kwamen naar haar toe.
Ricardo gaf haar een hand en stelde zich voor.
‘Kamilia Arras,’ zei ze. ‘Valerio reist met mij mee.’
‘Ik was bang dat ik je nooit meer zou zien,’ zei Valerio tegen Ricardo. ‘We
hebben je gezocht bij de roofridders in de Bronsberg, maar toen je daar niet was,
vreesde ik dat je ergens in een kerker opgesloten zat of nog erger: dat je dood
was.’
‘Ik heb me bedacht,’ zei Ricardo. ‘Roofridder zijn leek in het begin spannend,
maar het is me niet goed bevallen. Ik was een ordinaire dief en werd er steeds op
uitgestuurd om eerlijke, hard werkende mensen te benadelen. Toen ik
daartegenin ging werd ik vreselijk behandeld. Ze sloegen me in elkaar. Ik wilde
daar niet meer bij horen en ben gevlucht.’
‘Maar hoe ben je dan hier terechtgekomen?’
‘Ik heb stad en land afgezocht. Ik wilde als ridder dienst nemen in een leger
van een dynastie. Daar heb ik heel veel moeite mee gehad, want niemand wilde
me meer aannemen. Ik had natuurlijk een slechte reputatie, omdat ik bij Ming
was gedeserteerd. Phyllis Morane was de enige die het risico wilde nemen om
mij in dienst te nemen. Haar man is een geweldig goede legeraanvoerder en hij
zag wel mogelijkheden voor mij. Ik heb hier veel geleerd.’
Kamilia keek Ricardo aan, hij leek haar ouder dan Valerio. Echt zonde dat de
broers elkaar lang niet gezien hadden.
‘Zie je die drie ridders daar?’ Ricardo wees een drietal collega’s van hem aan.
‘Dat zijn mijn beste vrienden. Daar trek ik nu steeds mee op. Soms hebben we
dienst als wachters en dan staan we bij de poort onder aan de berg.’
Valerio keek rond en wees hem Warfield aan. ‘Dat is een vriend van mij,’ zei
hij. ‘We reizen door alle landen van Chyndyro op zoek naar de sleutel van een
tijdpoort. Ik help Kamilia Arras om weer naar huis te gaan.’
‘Heel Chyndyro rondreizen?’ vroeg Ricardo ongelovig. ‘Nou, jij liever dan ik.
Ik heb mijn plek wel gevonden. Ik wil hier nooit meer weg.’
Warfield was aan het trainen bij de boogschutters, op een exercitieterrein dat
op een lager plateau in de bergstad lag. Kamilia kon het vanaf haar zitplaats goed
zien. Het viel haar op dat er bij Morane ook vrouwelijke boogschutters waren die
aan de training deelnamen.
Warfield rende het kasteel in en even later zag ze hem terugkomen met Robin.
Ze zag dat ze de vrouwelijke boogschutters observeerde. Ze liepen naar een
hofdame en verdwenen samen het kasteel in.
Na een poosje kwamen Warfield en Robin weer terug op het exercitieveld van
de boogschutters. Robin had zich omgekleed. Ze droeg nu een uniform zoals alle
boogschutters van Morane droegen. Het stond haar geweldig goed. Ze zag er
stoer maar vrouwelijk uit.
‘Kom,’ zei Ricardo, ‘we gaan weer aan de slag. Valerio en Ricardo liepen naar
de trainer terug. Ze keek over de muur en zag Robin en Warfield meedoen met
de boogschutters.
Kamilia stond op van de bank. Ze genoot van de warme stralen van Atlas. De
lucht was stralend blauw en hier boven in de bergen heerlijk fris en zuiver.

Kamilia kwam Nikos en Charlotte tegen in de gang en ze besloten naar de


bibliotheek te gaan. Kasten tot aan het plafond puilden uit van de boeken. Er
waren ladders aan bevestigd om de bovenste planken te kunnen bereiken. Er
bleken afdelingen gemaakt te zijn met door boekenkasten afgescheiden
gedeeltes. Bij iedere afdeling stond er een lange tafel met stoelen tussen de
kasten in. Op de tafels stonden grote kandelaars met kaarsen. Door de houten
boekenkasten was er weinig ruimte voor ramen, maar Kamilia vond het er wel
knus.
‘O, kijk eens,’ riep Charlotte verrukt, ‘in deze kast staat de hele Herbarium
Encyclopedie en Het Grote Bomenboek staat er ook!’
‘Nou, dan kun je wel vooruit, zeker?’ zei Kamilia en ze moest lachen.
Charlotte was ook overal op zoek naar kennis over medische toepassingen van
planten.
‘Ik ga een stukje verderop zoeken,’ zei Nikos. ‘Daar zie ik iets over
geschiedenis en magie.’ Hij draaide even in het rond, de verbazing lag op zijn
gezicht.
Kamilia liep naar een kast waar boeken stonden die allemaal in het Klanisch
waren gedrukt. Dat kon ze jammer genoeg niet lezen. Ze pakte een willekeurig
boek en keek naar de vreemde woorden.
‘Ben jij Kamilia?’ hoorde ze achter zich.
Ze zette het boek snel terug en draaide zich om. Er stonden twee jongedames
die haar nieuwsgierig bekeken. Kamilia knikte en zag een brede glimlach over
hun gezichten glijden.
‘Dit is mijn zusje Medea en ik ben Iris.’
Iris en Medea bleken iets ouder te zijn dan zij. Ze hadden allebei rood haar en
groene ogen. Het haar van Medea was iets donkerder dan dat van Iris. Kamilia
vond het wel grappig dat Medea een witte jurk met een paars vest droeg, terwijl
die kleuren bij Iris precies andersom waren. Het paars en wit van Morane.
Wil je hier blijven of ga je met ons mee? Wij hebben een leslokaal naast de
tempelzaal.’
‘Ga maar voor,’ zei Kamilia en met z’n drieën liepen ze de bibliotheek uit.
‘Heb je al iets meegemaakt met geesten?’ vroeg Iris toen ze door de gang
liepen.
‘Ik heb de geest van Nikos’ overleden vrouw gezien en haar boodschap aan
hem doorgegeven,’ zei ze maar, want ze dacht dat ze beter niet kon vertellen
over de geesten bij Desta Morta, volgens Sanctaturian had ze daar necromantie
gebruikt en ze wist niet wat Iris en Medea daarvan zouden vinden.
‘Dan heb je jezelf al veel geleerd,’ zei Medea.
‘Je hoeft niet bang te zijn van geestverschijningen,’ zei Iris. ‘Geesten willen
eigenlijk alleen maar iets vertellen aan nabestaanden die ze hebben moeten
achterlaten. Jij bent een van de weinigen aan wie ze het kunnen vertellen.’
‘Ben je schimmenschuw?’ vroeg Iris. ‘Dat hoeft niet, hoor! Ik denk dat de
geesten angstiger zijn voor jou. Ze moeten oppassen dat ze jou niet afschrikken.
Als ze dat doen, kunnen ze hun verhaal niet aan je kwijt en dan blijven ze
ronddolen.’
Kamilia vond Iris en Medea aardig en besloot hen in vertrouwen te nemen. Zij
zouden het vast begrijpen. ‘Ik zie steeds schimmen die uit het moeras van Tulle
komen.’
Ze zag hun vragende blikken en verduidelijkte: ‘Tulle is de naam van mijn
woonplaats en het moeras ligt vlak naast het huis van mijn oma. Mijn moeder
verdronk in dat moeras toen ik drie was.’
‘Misschien is het je moeder die je iets wil vertellen,’ zei Iris. ‘Als dat zo is,
blijft ze net zo lang wachten totdat jij haar boodschap begrijpt.’
‘Kan ik dan met haar praten?’ vroeg ze ongelovig.
De twee zussen knikten ernstig. ‘Ja, dat denken we wel,’ zeiden ze eenparig.
Ze gingen naar buiten en liepen over trappen en een plein naar de tempel,
waar ze direct doorliepen naar een studieruimte naast de grote tempelzaal. Daar
lagen spreukenboeken op tafel en Medea zei: ‘Wij zullen je lesgeven in
geestmagie, maar onze moeder moet beoordelen of je het ook echt onder de knie
hebt en of je misschien door mag naar de hogere spreuken.’
Kamilia leerde haar eerste spreuk. Dat was ‘Fudosa’. Als ze die uitsprak en de
rituele gebaren precies volgde, zou ze geloofsvertrouwen ervaren.
Na een aantal oefeningen merkte ze dat er iets begon te gebeuren. Het
zenuwachtige gevoel in haar buik verdween en ze werd rustiger.
Bij Medea en Iris, die steeds afwachtend naar haar keken, dansten de
pretlichtjes in hun groene ogen.
‘Goed gedaan,’ zei Medea. ‘Je leert snel,’ zei Iris.
De les was voor Kamilia’s gevoel veel te vlug afgelopen.

Die avond zat Kamilia met al haar vrienden aan het diner. Hier stond ook zo’n
lange tafel zoals in de eetzaal van Ming, maar hier waren alle plaatsen bezet
door de familie Morane en hun vrienden. Ze had nog nooit zoiets meegemaakt.
‘Kamilia, ik wil je een compliment geven voor je optreden in Desta Morta,’
zei de matriarch tijdens het diner. ‘Je hebt juist gehandeld door de geesten op de
zwarte magiër af te sturen.’ Ze keek vervolgens naar Charlotte. ‘U ook, mevrouw
Jonas, dat hebt u samen goed gedaan. Het zal in mijn boeken bijgeschreven
worden.’
Kamilia zag de wangen van Charlotte kleuren.
‘Ik heb de Eerwaarde Moeder verteld dat jullie hebben geholpen om Samson
te overmeesteren,’ verklaarde Sanctaturian. ‘We hebben alles doorgesproken. Ik
vertrek morgenochtend naar huis. Je bent hier in goede handen, Kamilia.’
Hij gaf haar een knipoog, waaruit ze opmaakte dat hij niet gedwongen werd
om weg te gaan. Ze zag ook geen tekenen meer bij Phyllis, die op wantrouwen
voor Sanctaturian konden duiden. Hij dineerde op zijn gemak mee en keek vol
bewondering naar de zeven dochters van Morane, die alle zeven aan dezelfde
tafel zaten. Het was opvallend dat al de dochters rood of roodblond haar hadden.
De meesten hadden de blauwe ogen van hun vader Corwin, maar die van Iris en
Medea waren groen, zoals die van Phyllis. Corwin was een statige man met grijs,
krullend haar. Hij zat naast de matriarch aan het hoofd van de tafel en voerde
met Nikos een nogal diepgaand gesprek over strategie. Hij leek haar een kundige
strateeg.
Ze had het idee dat ze bij de koninklijke familie te eten was gevraagd. Het
voelde een beetje ongemakkelijk.

Kamilia verbaasde zich over de stad Yoku. Alle huizen waren tegen elkaar aan
gebouwd om ruimte te besparen. Het kasteel van Morane was een onderdeel van
de huizenmassa op de top van de Piekberg. Het was lastig om de weg te vinden
langs alle trappen die aan de verschillende woningen vast waren gebouwd. De
meeste huizen waren opgetrokken uit wit kalksteen.
De exercitieterreinen van het leger bevonden zich op grote pleinen naast het
kasteel van Morane. Verder naar boven was er nog een plein, dat voor de tempel
lag. De hoge, witte torens waren vandaag goed te zien omdat de mist was
opgetrokken.
In de tempel stonden beelden van Avatars. Iris vertelde haar dat de Avatars
van deze tempel Aquila en Sibylla waren.
Ze zag een beeld van de adelaar die haar in Tulle had opgehaald. Hij had
bruine veren en een witte kop. Zijn ogen keken haar scherp aan.
‘Aquila is een beschermgod van de grote roofvogels, die je veel in de
Piekbergen hebt,’ legde Iris uit. ‘Hij kan helpen om in het verleden, heden en de
toekomst te kijken met behulp van kristallen. Hij is ook de god van de
reïncarnatie. Je kunt niet reïncarneren als je nog onafgemaakte zaken hebt in het
leven dat je hebt verlaten. Daarom is het zo belangrijk dat er mediums zijn die de
geesten kunnen helpen het verleden af te ronden en verder te trekken.’
Naast Aquila stond het beeld van een vrouwelijke Avatar. Ondanks het feit dat
ze haar in Tulle niet scherp gezien had, herkende Kamilia haar toch als een van
de vrouwelijke Avatars die haar hadden vastgepakt voor ze haar tijdreis naar
Chyndyro maakte. Ze zag nu dat het een roodharige vrouw was in een wijd, wit
gewaad.
‘Sibylla is de godin van de onderwereld, van leven en dood en net als Aquila
van de reïncarnatie,’ zei Medea. ‘Zij kan zich manifesteren als een bijtende,
wurgende slang: een checemerro. Die slang is een speciaal attribuut van onze
dynastie.’
Kamilia knielde voor Aquila en hoorde van Iris dat de Avatar haar opzettelijk
naar Chyndyro had gebracht. ‘In jouw tijd op Laskoro zijn er nog maar enkele
mensen die de gave van geestmagie bezitten en er is niemand om hen les te
geven in die soort magie. Daarom moet jij hier op Chyndyro je gave
ontwikkelen, zodat je later op Laskoro les kunt geven aan andere geestmagiërs.’
Kamilia balde haar vuisten en keek de vogel kwaad aan. Had Hij niet even
kunnen vragen of ik dat wel wilde? Waarvoor moet ik dan zo’n gevaarlijke reis
ondernemen? Had Hij me dit niet op Laskoro kunnen leren? Ze stond op en liep
stampend naar de studieruimte die in een zijkamer naast de grote tempelzaal lag.
Ze ging aan de tafel zitten die vol lag met boeken, kristallen, kaarsen en
wierookbranders. Iris en Medea renden achter haar aan en pakten hun lesboeken
op. Ze keken angstig haar kant op toen ze haar nog steeds zagen fronsen, maar
vroegen niets.
Kamilia zuchtte diep. Ik moet er het beste van maken. Als ik terugkom op
Laskoro ben ik een van de weinigen die magie kan gebruiken.
Ze glimlachte naar de twee zussen en luisterde aandachtig naar hen toen ze
verdergingen met de uitleg van wat er uit de boeken te leren viel. Verschillende
spreuken van geestmagie werden geoefend in uitspraak en als het even kon in de
praktijk. Dat laatste gold niet voor alle spreuken, bij de hogere magie werd dat te
gevaarlijk. Ze kreeg veel achtergrondinformatie over waarzeggen en vooral over
het communiceren met geesten.

Na een paar weken kwam Phyllis haar een toets afnemen. ‘Je bent al ver
gevorderd, Kamilia. Ik wil je een cadeau overhandigen.’ De matriarch gaf haar
een mooie kristallen bol op een bewerkte voet.
Kamilia nam hem trots in ontvangst.
Toen kwam een van de oudere dochters met een alarmerend bericht. ‘Moeder,
De kristallen schedel is verdwenen. We hebben overal gezocht, maar hij is in
heel Yoku niet meer te vinden.’
‘Wat is er weg?’ vroeg ze aan Medea.
‘Er is een erfstuk uit de familie zoekgeraakt. De kristallen schedel. Daarmee
kunnen we nog beter dan via een kristallen bol met de geesten in contact
komen.’
Alle dochters van Phyllis werden naar de tempel geroepen. Ze moesten helpen
zoeken. Maar hij lag niet in de bibliotheek van het kasteel, niet in de tempel en
ook niet op een andere plaats waar ze hem nog weleens gebruikten. Kamilia
deed haar best om hem te vinden en keek aandachtig in haar nieuwe kristallen
bol. Ze zag er nog meer in dan in haar bergkristal en de beelden waren een stuk
helderder, maar ze vond de schedel niet.
Uiteindelijk was het Medea die de kristallen schedel wist te traceren. ‘Het lijkt
wel of hij in het nest van een roofvogel ligt,’ zei ze. ‘Ik zie een nest met eieren,
het ligt boven op een Piekberg.’
Phyllis keek mee met Medea en zei: ‘Je hebt gelijk. Maar dat is niet zomaar
een van de Piekbergen, het is De Vogelrots en ik vraag me af hoe hij daar nu
terechtgekomen is.’
Iris en Medea keken heel bedenkelijk naar Kamilia die haar wenkbrauwen
optrok.
‘Op De Vogelrots huist de geest van de groene draak, die daar tijdens de strijd
tegen de draken verslagen werd,’ verklaarde Phyllis. ‘Hoe het artefact daar komt,
is mij een compleet raadsel. Het lijkt wel of er magie in het spel is!’
Kamilia keek de grote tempelzaal in. Haar blik ging naar het beeld van de
roofvogelgod. Is dit weer een beproeving voor mij? Van Aquila?
‘We moeten de schedel daar toch weer vandaan halen,’ zei Phyllis.
Iris en Medea stonden direct van hun stoelen op, klaar om erheen te gaan. Ze
zag Phyllis met haar hoofd schudden, de lichtgrijze haren raakten los uit de strik.
Ze keek bezorgd. ‘Het is te gevaarlijk,’ zei ze en ze streek nadenkend over haar
kin.
‘Ik wil wel gaan,’ bood Kamilia aan. Ze begreep niet goed waar dat ineens
vandaan kwam. Het kostte uiteraard veel moeite om de kristallen schedel te
bemachtigen, zelfs met de hulp van haar vrienden. En die roofvogels konden
heel gevaarlijk zijn, die zouden hun nest verdedigen.
‘Als het je lukt, krijg jij van mij de punt van de zevenster,’ zei Phyllis.
Dat klonk Kamilia bekend in de oren en ze zuchtte diep. ‘Ik moet dit met mijn
vrienden bespreken.’

Kamilia zocht haar vrienden op en Iris en Medea volgden haar op de voet. Ze


vonden Warfield en Robin bij de boogschutters. Toen ze haar zagen kwamen ze,
zodra hun beurt voorbij was, op haar af.
‘Ik heb weer een opdracht,’ zei Kamilia. ‘Laten we overleggen in de
bibliotheek.’
Ze keek haar vrienden na toen ze de gang in liepen en ging vervolgens naar de
ridders. Daar trommelde ze Valerio op.
‘Gaan we weg?’ vroeg hij.
‘Ja, maar we gaan nog niet bij Morane weg. Er is weer een artefact zoek.’
Ze liepen naar de bibliotheek waar Nikos en Charlotte al met Robin en
Warfield op haar wachtten.
Toen ze allemaal bij elkaar waren, vroeg Warfield: ‘Waar gaat de reis heen?’
‘Naar De Vogelrots,’ zei Medea.
‘We moeten dus een berg gaan beklimmen,’ voegde Iris toe.
De hele groep wilde mee op avontuur en Nikos wilde dat zelfs nadat Iris had
gezegd dat ze veel moesten klimmen om bij het nest te komen.
‘Het zal lastig worden,’ zei Medea. ‘We mogen de vogels niet doden van
Aquila.’

De tocht door de bergen begon goed. Er bleek een goed begaanbare bergweg te
zijn die niet al te steil was. Hij liep een andere richting op dan de weg die ze naar
de stad hadden beklommen. Doordat de mist verdwenen was, kon Kamilia het
prachtige landschap met besneeuwde bergtoppen in de verte zien. Ze vond dat
een fantastisch mooi uitzicht. Vlak voor haar langs rende een konijn over de weg
en op de rotsen zag ze springbokken.
Charlotte wees haar op bijzondere planten, zoals de berggentiaan, akelei en
vrouwenmantel. ‘Daarover heb ik pas nog gelezen in de bibliotheek.’
Iris gebruikte haar staf als wandelstok. Boven aan haar staf zat een paars
kristal. Medea had een soortgelijke staf.
‘We zijn al vaker de bergen in gegaan, met onze vader,’ zei Iris.
‘Maar dan gingen er ridders mee,’ zei Medea. ‘Dat heeft nu geen zin, ze
kunnen ons toch niet helpen.’
Kamilia merkte dat de twee prinsessen het geweldig vonden om in haar
gezelschap te worden opgenomen. Zij waardeerde hun gezelschap ook.
Steeds als ze langs een helder stromend bergbeekje liepen, werden de
waterzakken gevuld. ‘Je moet veel drinken als je in de ijle berglucht loopt,’ zei
Iris tegen Nikos. Die liep toch wel een beetje te mopperen omdat hij zoveel
moest klimmen. Eerst in de stad met al die trappen en nu weer op steile
bergpaden. Maar hij hield zich kranig.
Valerio droeg een zware bepakking op zijn rug, waarin een tent zat. Die
hadden ze meegekregen om in de bergen te kunnen overnachten. Ondanks dat
gewicht was hij ondertussen met zijn zwaard aan het oefenen.
Charlotte zei geïrriteerd: ‘Doe niet zo overdreven. Het is nergens voor nodig
om hier zo met je zwaard heen en weer te zwaaien. Straks verwond je nog
iemand.’
Robin, gekleed in het boogschuttersuniform van Morane, droeg een lange
boog die ze gekregen had. Warfield had een soortgelijke boog en sjouwde
bovendien met de tweede tent.
Kamilia wees naar een paar vreemde, boven de weg uitstekende bogen in een
dal aan de rechterkant. ‘Wat ligt daar?’
Medea volgde haar blik. ‘Dat is het skelet van de groene draak. Die is hier
verslagen door mijn familie. In die tijd was Irene Morane de matriarch. Veronica
Ming, Joseph Toliano en Maxwell Attholred hebben haar toen geholpen.’
‘Er zijn wel ballades over dat gevecht met de draak, maar die zijn erg
overdreven,’ voegde Iris toe. ‘Daarin wordt verteld dat Maxwell Attholred zo
kwaad werd op de draak dat hij door zijn eigen vuurballen is verbrand. Het lijkt
mij een sterk verhaal.’
‘Dat is dan zeker net zo’n verhaal als over die oom van Nikos?’ zei Robin.
‘Dat is me een mannetjesputter.’
Iris keek vragend naar Robin, maar die zei niets meer en keek naar het skelet.
Wat een reusachtig beest moet dat zijn geweest, dacht ze toen ze zag dat het
skelet over een groot deel van de berg verspreid lag.
Ze liepen nog geruime tijd langs de resten van de draak over de weg door de
bergen.
Bij De Vogelrots, waar de grote arenden nestelden, waren steeds hogere
plateaus. Op elk plateau zag Kamilia andere planten, want hoe hoger in de
bergen, hoe ijler de lucht was en hoe kouder het werd.
Er stonden nog maar weinig bomen op het hoge plateau waar ze tegen de
avond aankwamen.
‘Vandaag moeten we maar niet hoger klimmen,’ zei Iris. ‘Tussen de bomen in
hebben we een betere slaapplaats dan op de kale rotsen.’
Valerio en Warfield bliezen allebei hun adem uit en lieten de zware bepakking
van hun rug glijden.
De tenten werden tussen een groepje hoge bomen opgezet.
Hoofdstuk 15
De geest van de groene draak
Warfield en Robin hadden in de loop van de dag verschillende konijnen en
marmotten buit gemaakt.
Kamilia vond dat akelig. ‘Het is toch niet nodig om die dieren te doden?’ had
ze gezegd.
Maar Warfield was er toch mee doorgegaan. ‘Ik wil konijnenvlees eten
onderweg.’ Nu maakte hij die dieren schoon en hij begon ze te braden aan een
spit boven het kampvuur.
Ze keek met opgetrokken neus toe hoe hij de marmotten in lappen rolde en in
zijn rugtas deed.
Bij de kampplaats was een beekje met ijskoud water. Robin, die vandaag de
pan gedragen had, kookte water op het kampvuur en maakte een dikke,
voedzame soep. Daarin verwerkte ze wat konijnenvlees.
‘Die konijnen zijn nu toch al dood,’ zei Valerio. ‘En je eet vlees van koeien,
varkens en kippen, dan lust je dit ook wel, Kamilia.’
Ze probeerde zich eroverheen te zetten. Hij had tenslotte gelijk.
Direct na het eten ging iedereen slapen. Door de tocht door de bergen en de
frisse berglucht was iedereen vermoeider dan gewoonlijk.
Kamilia voelde haar pijnlijke spieren. Een hele dag in de buitenlucht zou haar
helpen om vlot in slaap te komen, dacht ze, maar dat was niet zo: ze sliep slecht.
Elke keer schrok ze wakker van een uil die steeds oehoede. Ze dacht grote
knaagdieren langs de tent te horen schuifelen. Wat eng, misschien lopen er wel
ratten rond. Ze zag schaduwen van vleermuizen op het tentdoek.

Toen het daglicht terugkwam, was Kamilia nog steeds moe. Haar vrienden leken
beter uitgerust te zijn.
‘Het wordt wel heel zwaar om de tenten nog verder mee te sjouwen de berg
op,’ zei Nikos. ‘Misschien kunnen we ze hier laten staan?’
‘Dat kan wel,’ zei Iris en dus besloten ze om dat maar te doen.
De hele groep ging al weer vroeg in de ochtend verder de berg op. Nu ze
boven de boomgrens waren, werd de weg behoorlijk steil.
Iris wierp een bedenkelijke blik op de helling die ze moesten beklimmen.
‘Haal de touwen maar uit de tassen. We kunnen ons nu beter aanlijnen, dat is
veiliger,’ zei ze.
Medea controleerde of de knopen van het touw dat bij iedereen om het middel
werd gebonden goed zat. Het mocht geen glijknoop zijn, want dan zou het je
middel af kunnen binden. Nadat het touw bij iedereen goed zat, moesten ze in
een rij achter elkaar gaan lopen. Als een van hen zou vallen, werd hij
opgevangen door de anderen. De tocht ging in de ganzenpas verder.
‘Hier ergens in de buurt moet een tunnel zijn,’ zei Medea, die al zoekend om
zich heen keek. ‘Hierdoor kunnen we aan de andere kant van de berg komen.
Daar is dat nest van de arenden waar ook de schedel in moet liggen. We zijn hier
al eens eerder met onze vader geweest en ik herkende die plaats toen ik hem in
mijn kristallen bol zag.’
Op het volgende plateau lag sneeuw. Hoe hoger ze kwam, hoe dieper Kamilia
met haar laarsjes in de sneeuw zakte. Hier en daar was het pak sneeuw zo dik dat
die over de rand van haar laars naar binnen gleed. Binnen de kortste keren waren
haar voeten koud en nat. Rillend sloeg ze haar armen voor haar borst.
‘Dit ziet er bekend uit,’ zei Iris. ‘Kijken jullie ook goed?’ Kamilia tuurde
speurend rond, met haar hand boven haar ogen om het felle licht van Atlas, dat
weerkaatste op de sneeuw, wat tegen te houden.
‘Daar!’ Nikos wees. ‘Dat lijkt op een tunnelingang. Er ligt veel sneeuw voor.
Wacht maar, dat ontdooi ik wel even.’ Hij richtte zijn staf en schoot een vuurbal
af. De sneeuw smolt weg. ‘Ik had het mis,’ zei Nikos toen Kamilia een groot
rotsblok met een ronde bovenkant tevoorschijn zag komen.
‘Pas op dat je niet te moe wordt, Nikos,’ zei Iris. ‘Hiervoor hoef je geen magie
te gebruiken. En kijk maar uit met die vuurballen, straks word je er zelf door
geraakt, net als Maxwell Attholred.’
Nikos wierp een geïrriteerde blik naar Iris en ze hoorde hem iets
binnensmonds mompelen.
Het duurde nog wel even voordat Iris de tunnelingang vond. Die bleek dicht
gesneeuwd te zijn. Ze moesten de sneeuw voor de opening weggraven en er lag
ook nog flink wat in de tunnel zelf.
Het was behoorlijk donker in de lage tunnel. Charlotte opende haar tas en
zocht verwoed tussen de flesjes. Er kwamen een paar kaarsstompjes
tevoorschijn.
Nikos gebruikte een eenvoudige spreuk om de kaarsen aan te steken: ‘Fass
Candala!’
Iris keek erg bedenkelijk naar hem.
‘Ja, hoor eens dame,’ zei Nikos tegen haar, ‘ik ben een Vúúrklawiccy en ik
ben al heel lang als zodanig in dienst geweest bij Attholred. Ga me nou niet
zeggen dat ik het niet mag gebruiken om een paar kaarsjes aan te steken. Dat
kost me echt heel weinig kracht. Dat kan deze oude man nog wel aan, hoor!’
Medea schoot in de lach en Kamilia zag Iris bedremmeld naar Nikos kijken.
Ze schoot daardoor zelf ook in de lach.
Nikos keek haar triomfantelijk aan en begon aan een verhaal. ‘Mijn oom, die
bergbeklimmer was …’ begon hij.
‘Hoeveel ooms heb je eigenlijk?’ vroeg Warfield.
‘Hou je mond, rakker, luister en huiver!’ Nikos’ ogen glommen.
Ze namen allemaal op de grond om de kaarsjes plaats en Nikos begon
opnieuw. ‘Mijn oom, die bergbeklimmer was, zag eens boven op een berg een
prachtige ijsbloem. Die groeide op een heel steile rotswand, waar je als normale
bergbeklimmer nooit tegenop kon komen. Maar mijn oom had spieren. Zijn
armen en benen waren twee keer zo gespierd als die van Valerio. Hij trok zich op
aan zijn vingernagels, die ook al zo vreselijk sterk waren. Daarmee greep hij
zich vast aan een paar overhangende rotsblokken. Met zijn tenen duwde hij
zichzelf hoger en hoger. Hij reikte... en ja: het lukte hem! Daar had hij de
ijsbloem te pakken. Hij plukte hem af en bracht de prachtige bloem naar mijn
tante.’ ‘Ja,’ zei Valerio. ‘Helaas was het een ijsbloem en toen hij beneden in het
dal aankwam, waar het natuurlijk veel warmer was dan op de bergtop, was de
ijsbloem verwelkt.’
‘Nee,’ zei Nikos. ‘Hij was niet verwelkt, hij was gesmolten! Dat heb je er nou
van als je mij niet laat uitspreken.’

De reis ging na de rustpauze al kruipend door de tunnel verder. Kamilia


griezelde toen ze zag dat er slangen opgerold op de bodem lagen. Ze durfde niet
meer verder te kruipen, maar ze durfde ook niet terug. Ze was bang voor de
reptielen en maakte zich tegelijkertijd zorgen omdat de tunnel zo laag was. Kon
ze er wel doorheen kruipen? Wat als ze vast kwam te zitten? Ze keek achterom
naar de Morane-zusjes die vlak achter haar aan kwamen.
Medea en Iris bleken helemaal geen angst te hebben voor slangen. Ze
fluisterden: ‘Fudosa’ voor vertrouwen in Sibylla en kropen gewoon verder. De
dieren deden hen niets.
Kamilia vond zichzelf dom. Die spreuk had ze als eerste geleerd bij Morane.
Zelf gebruikte ze hem nu ook en ze vond haar moed terug. Ze kroop langs Iris en
Medea en ging op handen en knieën langzaam voor hen uit. Haar rugzak
schuurde af en toe langs het plafond.
Aan het eind van de tunnel zag ze een lichtpuntje dat gaandeweg groter werd.
Het licht van Atlas scheen de tunnel in. Toen ze daar aankwam en ging staan,
voelde ze tot haar schrik geen houvast meer onder haar tenen. Ze viel bijna
voorover in de afgrond en kon zich nog net aan de rots vastgrijpen. Haar hart
ging als een razende tekeer.
Ze bestudeerde de bergwand. Er liep een smalle richel langs de rots. Iris en
Medea hadden dit blijkbaar al eerder meegemaakt. Zij spanden direct een touw,
waar iedereen zich aan vast kon houden. Aan die touwen konden ze zich langs
de rots verder voortbewegen.
Kamilia lette goed op waar ze haar voeten neer kon zetten.
Plotseling hoorde ze een hard krijsend geluid. Er vloog een arend rakelings
langs hen heen.
‘We zitten hier vlak bij een nest,’ zei Kamilia hees. ‘Straks vallen die arenden
ons aan. Hoe kunnen we dan die schedel te pakken krijgen?’
Zo goed en zo kwaad als het ging kroop iedereen weer achteruit de tunnel in.
Ze voelde de wind die door de vleugelslagen van de adelaar werd veroorzaakt
zelfs daar.
‘We moeten eerst een goed plan verzinnen,’ zei Nikos. ‘Hoe pakken we dit
aan? Zal ik de adelaars bestoken met vuurballen?’ vroeg hij en ze zag de
ondeugd in zijn ogen.
‘Nee!’ riep Iris. ‘Dat mag niet van Aquila. En als er een brandende vogel op
het nest valt, kan alles wat erin ligt het ravijn in vallen. Dan zijn we de kristallen
schedel zeker voor altijd kwijt.’ Iris keek Nikos vuil aan.
Warfield zei: ‘Dan mag ik zeker ook geen pijlen schieten?’
‘Nee,’ zei Medea, ‘dan gaan ze ook dood.’
‘Dan moeten we de vogels weglokken, maar daar is de ruimte op die richel te
smal voor,’ zei Robin. ‘Dus: Iris en Medea. Zeggen jullie dan maar hoe we het
moeten doen.’
‘Hè, nu wordt het nog mistig ook,’ mopperde Valerio. ‘Straks zien we
helemaal niet meer wat we doen.’
Iris en Medea fronsten en keken elkaar bedenkelijk aan. ‘We weten het niet.’
‘Nou, aan jullie hebben we wat,’ bromde Nikos. ‘Echt een aanwinst voor de
groep.’
Iris keek Nikos beschaamd aan.
‘Misschien kunnen we die vogels weglokken met het marmottenvlees,’ stelde
Warfield voor. ‘Dat heb ik nog in mijn rugzak. Maar als ik dat met een pijl de
lucht in schiet, wie zegt dan dat die vogels dat zien en erachteraan gaan? Het is
ook zo opgegeten, natuurlijk.’
‘Ik weet misschien wel wat,’ zei Charlotte. ‘Ik heb nog wel kruiden waar ze
slaperig van worden om in dat vlees te stoppen. Misschien kunnen we die
schedel dan zo onder hen uit halen als ze op dat nest zitten.’
Kamilia had zelf geen andere opties. ‘Het plan van Charlotte en Warfield is
het enige wat misschien werkt. Laten we het gewoon maar proberen.’
Charlotte stapte moedig op de richel. De druïde hield een touw vast met een
stuk marmot dat er als lokaas aan gebonden was. Het vlees was ingesmeerd met
slaappoeder. Charlotte probeerde het touw aan een uitstekende rotspunt vast te
binden.
‘Pas op!’ gilde Kamilia angstig toen de nijdig krijsende arend kwam
aangevlogen om het nest te verdedigen.
Charlotte schrok en verloor haar evenwicht. Ze gleed onder het gespannen
touw door. ‘Help!’ Charlottes handen grepen zich nog net vast aan de richel.
Op haar buik kroop Kamilia naar de handen toe en keek over de rand de
afgrond in. Ze zag dat de druïde nog net met een voet op een uitsteeksel van de
berg steunde. Ze greep Charlottes polsen en hield die stevig vast.
Kamilia voelde de koude van de steeds dikker wordende mist. Een rilling
kroop over haar rug.
‘Sssssshh...’
Er schoot een schok door Kamilia’s lichaam, haar handen om Charlottes
polsen verkrampten. In de mist zag ze een reusachtige schim hangen. ‘Help ons
alsjeblieft! Charlotte valt naar beneden. Zet haar terug op de richel!’
De geest reageerde niet op haar smeekbede.
Er was nog maar één ding dat kon helpen. ‘Pakken jullie haar handen. Ik kan
Charlotte niet meer houden.’
Ze ging snel in trance, zoals ze in de tempel van Morane had geleerd. In de
mistflarden herkende ze nu duidelijk de schim van een draak. Hij had een
grijsgroene kleur. ‘Kun je me helpen? Mijn vriendin valt van de rots. Wil je haar
terug op de richel zetten?’
‘Kom je voor mijn eieren?’ vroeg de drakengeest wantrouwend.
‘Jouw eieren?’ antwoordde ze verbaasd. ‘Nee, ik kwam een kristallen schedel
ophalen. Die ligt in het vogelnest. Dat is alles wat ik wil hebben.’
De drakengeest kwam nog dichterbij en ze zag de vonkende ogen die haar
aankeken.
‘Goed,’ zei de schim, ‘ik zal je helpen. Maar vertel die mensen niet dat mijn
eieren hier in de bergen liggen. Die moet ik bewaken. Als ze die stelen, maak ik
ze koud!’ De drakengeest zweefde naar Charlotte toe. Zijn voorpoten sloten zich
om het middel van de druïde. De draak sloeg met zijn vleugels en tilde Charlotte
boven de richel uit.
Kamilia’s greep om Charlottes polsen verslapte zodra er geen gewicht meer
aan hing en haar vingers lieten los.
De draak zette Charlotte op de richel.
Iris en Medea hielpen de druïde de tunnel in.
Iemand greep Kamilia’s lichaam vast en schudde flink aan haar schouders.
Dat was precies wat ze nodig had om uit haar trance terug te keren. Toen ze
bijkwam zag ze het diepe ravijn. De grijsgroene schim verdween in de dichte
mist.
Kamilia kwam moeizaam overeind. Ze greep zich aan het gespannen touw en
de tunnelwand vast en stond klappertandend en rillend op de richel. Ze leek wel
bevroren.
‘Sorry, Kamilia,’ zei Warfield. ‘Ik moet erlangs.’ Warfield stapte naar buiten
en kroop over de richel in de richting van het nest. Hij wierp stukken marmot op
de rotsen, kroop verder naar het nest en griste de kristallen schedel bij de
roofvogels weg.
Kamilia zoog hoorbaar haar adem in toen een arend een duikvlucht maakte
naar het vlees. Ze zag nog net dat Warfield snel op zijn buik op de richel ging
liggen met de kristallen schedel onder zijn lichaam.
Ineens kroop Medea naar buiten. ‘Pas op!’ riep ze met verstikte stem. ‘Daar
komt er nog een aan.’
Kamilia zag Medea zenuwachtig met een hand achter haar oor krabbelen. ‘Wat
moet ik doen?’ ving ze uit haar gedachten op. Plotseling riep Medea de spreuk:
‘Mandato familya natos!’
De Moraneslang verscheen op de richel. De tweede arend dook op de
checemerro af. Die zette zijn hals als een cobra breed uit. Daar schrok de arend
zo van, dat hij weer opsteeg en wegvloog.
De Moraneslang verdween in het niets.
Iris stak haar hoofd uit de tunnel en riep: ‘Kijk, die arend heeft van het
marmottenvlees gegeten dat aan het touw hing. Hij zit versuft op zijn nest.’
Warfield schoof voorzichtig over de grond naar de tunnelopening terug en
hield de schedel goed vast.
Valerio hielp Kamilia om de tunnel in te kruipen. Haar hele lichaam was
verstijfd van de kou, ze klappertandde nog steeds en kon het trillen niet stoppen.
Op de tunnelvloer kwam ze langzaam bij van de spanning. Haar lichaam
tintelde, de haartjes in haar nek stonden rechtovereind, ze probeerde zichzelf
warm te wrijven. Haar vingers voelden aan alsof ze ermee in ijskoud water had
gezeten. Ze probeerde te praten, maar kon geen zinnig woord over haar lippen
krijgen.
‘Kom,’ zei Iris tegen Medea. ‘Laten we hier even op de grond gaan liggen en
ieder aan een kant naast Kamilia kruipen zodat ze zich aan ons kan warmen.’
Toen Kamilia’s lichaam warmer werd viel ze doodop in slaap.
Ze had geen idee hoelang ze zo gelegen had, maar bij het wakker worden zag ze
dat de rest van de groep om haar heen ook lag uit te rusten. Ze vroeg met een
hese, onvaste stem: ‘Waar is Charlotte en wie heeft de kristallen schedel nu?’
‘Ik heb de schedel,’ zei Warfield.
‘En ik ben hier,’ zei Charlotte. ‘Iets heeft mij opgetild en op de rotsen
teruggezet. Was dat een geest?’
‘Ja, dat was de geest van de groene draak.’ Kamilia strekte haar armen boven
haar hoofd en rekte zich uit. Hoewel ze zich nog wel wat slapjes voelde, zou ze
wel in staat moeten zijn om terug te reizen.
‘Wat een avontuur!’ zei Nikos. ‘Daar moet ik een goed verhaal van maken. Of
zal ik er een ballade over schrijven?’ ‘Doe maar een ballade,’ antwoordde
Warfield. ‘Je hebt al genoeg over je “oom” verteld.’

Tegen de avond kwamen ze bij de tenten terug. Iris vroeg aan Warfield: ‘Mag ik
de kristallen schedel eens zien?’
Warfield worstelde met de sluiting van zijn rugtas. ‘Er lijkt iets in de weg te
zitten.’ Hij trok hard aan het koord. Het kristallen voorwerp schoot met een vaart
uit de tas. Warfield wilde het opvangen maar raakte het ding net met zijn
vingertoppen, waardoor het gelanceerd werd en de lucht in schoot. ‘O, nee!’ riep
hij in paniek.
Valerio dook naar de grond en ving de kristallen schedel op het nippertje op.
Kamilia’s adem stokte en ze sloeg haar hand voor haar keel.
Warfield keek schuldbewust naar Iris en begon daarna aan zijn tas te
rommelen.
Kamilia moest glimlachen toen Nikos zijn oude, wijze hoofd schudde.
Iris nam voorzichtig de schedel van Valerio aan. ‘Dank je, voor de snelle
reactie.’ De schedel lichtte wit op toen Iris hem vastpakte.
‘Het is het artefact. Maar is het niet een beetje morbide om een kristallen
schedel te maken om de toekomst in te zien? Ik ben blij dat ik gewoon een ronde
bol heb,’ vond Kamilia.
‘Die schedel is al heel oud en komt nog van Eibor Risoklany,’ zei Medea. ‘Het
is een gift van Aquila aan onze dynastie.’
‘Toch ben ik blij dat ik een gewone kristallen bol heb.’ En gelukkig kon
iedereen om haar opmerking lachen.
‘Nu ben je zeker niet meer schimmenschuw, hè?’ zei Medea tegen haar. ‘Je
hebt nu zelfs met de geest van de groene draak gesproken.’
‘Nou,’ antwoordde ze, ‘dat klopt niet helemaal. Ik heb te maken gehad met de
geest van de rode draak en met geesten op de begraafplaats Desta Morta. En ik
heb nu met de geest van de groene draak gesproken, maar het went nooit. Ik blijf
het griezelig vinden.’
‘Dan komt het nog wel,’ zei Iris. ‘Mijn oma was ook mediamiek. Zij vertelde
mij dat ze in het begin schimmenschuw was. Maar als je merkt dat je er steeds
meer mensen mee helpt, als die iets willen weten over hun overleden dierbaren,
kom je wel over je angst heen. Jij hebt een heel bijzondere gave, die komt zelfs
in onze familie zelden voor.’ ‘Ja,’ zei Nikos. ‘Je hebt mij ook geholpen toen
Mathilda nog iets aan mij wilde vertellen in Lis.’
‘O ja. Dat was ik helemaal vergeten,’ zei ze. ‘Maar dat was niet zo eng.’
‘Voor mij was dat het ogenblik waarop ik jou eng begon te vinden!’ zei Nikos.
Daar konden ze allemaal om lachen.
‘Wat moeten we nu eten?’ vroeg Robin. ‘We hebben geen vlees meer.’
‘Ga maar met mij mee,’ zei Charlotte. ‘Ik heb daarnet nog planten gezien die
we kunnen eten. Daar kan wel een soep van gemaakt worden.’
Kamilia kroop dicht bij het kampvuur en keek de kring rond. Het was een
fijne groep mensen die ze bij zich had. Maar toch moest ze terug naar huis. Als
Phyllis ook haar sterpunt gaf, zou ze er al vier van de zeven hebben. Dat
betekende dat ze over de helft was van haar lange reis.

Toen de groep in Yoku terug was, zei Phyllis tegen Kamilia: ‘Mijn familie zou
het wel fijn hebben gevonden als je bij ons kon blijven. Maar we begrijpen dat je
naar je eigen familie op Laskoro terug wilt. Ik wens je veel geluk en bij dezen is
mijn sterpunt van jou.’
Kamilia nam de vierde sterpunt dankbaar aan en deed hem bij de anderen in
het buideltje.
‘Als je de tijdpoort in stapt, moet je in je kristallen bol kijken,’ gaf Medea als
tip. ‘Dan stel je je voor waar je was voordat je de tijdsprong maakte. Als je dat in
de bol ziet, moet het lukken om op de juiste tijd en plaats in Tulle terug te
komen.’
‘Hoe weet jij dat zo goed?’ vroeg Charlotte verbaasd. ‘Kristallen bollen zijn
haar specialiteit,’ zei Iris. ‘Ikzelf gebruik liever edelstenen.’
‘Ik vind het erg gevaarlijk dat je de ster bij Toliano terugbrengt,’ zei Phyllis en
ze keek bezorgd. ‘Als het lukt, neem die ster dan mee naar Laskoro. Ik voorzie
veel ellende voor Chyndyro wanneer hij in handen valt van Jack Toliano.’
Kamilia knikte ernstig.
Phyllis gaf haar een brief mee. ‘Je kunt nu het beste naar Lyoncourt gaan, dat
ligt nog iets verder naar het noorden. Helaas kan niemand van onze familie je
escorteren.’
‘Eerwaarde Moeder, ik woon in dit land en ik kan onze groep eerst naar de
boerderij van mijn ouders brengen,’ zei Charlotte. ‘Die ligt in het westen.
Daarvandaan kunnen we de weg naar Leona wel vinden.’
‘Dat is fijn, mevrouw Jonas,’ antwoordde de matriarch. ‘Leona?’ vroeg ze aan
Charlotte en ze trok een wenkbrauw op.
‘Ja, dat is de hoofdstad van het land van Lyoncourt,’ zei Phyllis. Ze gaf hen
nog een buideltje met florijnen mee, voor als ze onderweg in een herberg
moesten overnachten.
‘Hartelijk bedankt,’ zei Kamilia uit de grond van haar hart. ‘Voor alles!’
Voordat ze echt vertrokken uit Yoku, wilde Valerio zijn broer opzoeken.
Kamilia liep met hem mee, maar ze vonden Valerio’s broer niet bij de training
van de ridders.
‘Waar kan ik Ricardo Wylderlee vinden?’ vroeg Valerio aan een van de ridders
die Ricardo had aangewezen als zijn vrienden.
‘Hij staat vandaag bij de ingang van de tempel, als wachter.’
Valerio en zij liepen de trappen op en kwamen op het plein voor de tempel uit
waar Ricardo in zijn blinkende harnas stond.
‘Ik ben trots op mijn broer,’ zei Valerio. ‘Dat is toch een mooi gezicht?’
Kamilia knikte.
Valerio liep op hem af. ‘Ga je met ons mee op reis?’
‘Als je het niet erg vindt, blijf ik liever hier. Ik word bij Morane eindelijk
geaccepteerd. Als ik er nu weer vandoor ga, kan ik nergens meer terecht. Jij kunt
toch ook hier blijven?’
‘Nee, ik wil Kamilia helpen. Als haar zoektocht is afgelopen en ik leef nog,
kom ik je weer opzoeken. Dan kunnen we samen de opleiding tot ridder verder
volgen. Maar ik weet natuurlijk niet wat er nog gaat gebeuren. We moeten nog
door de landen van Lyoncourt, Baksy en Toliano. Waarschijnlijk heeft elke
dynastie wel weer een lastige opdracht voor ons.’
‘Het lijkt me heel gevaarlijk.’ Ricardo keek Kamilia bezorgd aan.
‘Laat me niet lachen,’ zei Valerio. ‘Alsof jij in het leger van Morane geen
gevaar loopt. Ik heb me over jou heel veel zorgen gemaakt toen je roofridder
werd en dat is ook goed gekomen.’
‘Toch maak ik me zorgen. Je kunt bijvoorbeeld verliefd worden op een
druïde,’ zei Ricardo spottend. ‘Ik hoorde dat Charlotte al een huis heeft in dit
land. Als jullie allebei heelhuids terugkeren van die avonturen, zou het zomaar
kunnen gebeuren dat je bij haar gaat wonen.’
Kamilia moest hard lachen om Ricardo’s opmerking. Valerio keek haar
verbaasd aan. ‘Is het zo opvallend?
Maar jullie hebben het wel goed gezien. Ik ben verliefd op haar.’
‘Nou, dan wens ik je veel geluk en hopelijk zie ik je later nog eens terug,’ zei
Ricardo en hij ging weer in de houding staan naast de tempeldeur.
‘Veel geluk, Ricardo,’ zei Kamilia. ‘Ik hoop dat er niet echt een oorlog komt.’
Valerio liep samen met haar terug naar het kasteel. ‘Wil je niet liever bij
Ricardo blijven?’ vroeg ze. ‘Nee, ik ga met jou mee, Kamilia!’ zei hij beslist.
Ze kwamen precies op tijd voor het feestmaal, dat ze die avond voor hun
afscheid samen met de hele familie gebruikten, aan in de eetzaal en namen aan
tafel plaats.

Het speet Kamilia dat ze de volgende morgen haar comfortabele kamer in dit
kasteel moest verlaten. Na het ontbijt nam ze afscheid van alle leden van de
familie Morane. Ze voelde de tranen over haar wangen rollen. Ze was Iris en
Medea bijna als zussen gaan zien. Maar ze moest wel verder reizen, anders
kwam ze nooit meer bij haar oma terug.
Haar groep vertrok en ze liepen achter elkaar aan de stad Yoku uit, de trappen
af. Ze werden nog lange tijd nagezwaaid vanaf de kasteeltorens. De mensen in
de straten groetten hen vriendelijk.
Warfield liep samen met Robin vooruit en toen ze allemaal door de stadspoort
waren, moesten ze van hem stoppen. ‘Hier gaan we achter elkaar verder,’ zei
Warfield. ‘Robin, loop jij maar vooruit. Met die tent op mijn rug ben ik topzwaar
en dit is een steile weg.’
Ze hoorde Nikos mopperen. ‘De vagebond neemt de leiding en de rover helpt
erbij.’
Valerio sjorde aan de tent, die hij op zijn rug droeg. ‘Zo kan ik niet goed
zwaardvechten,’ zei hij klagend.
‘Dat is maar goed ook,’ zei Charlotte. ‘Zoals jij altijd loopt te zwaaien met dat
zwaard, ben je zonder die tent een gevaar op de weg.’
Kamilia zuchtte diep. Ze vond de afdaling juist wel prettig. Deze keer kon ze
van het uitzicht genieten omdat het helder was.
Charlotte wees naar het dal. ‘Daar moeten we heen om bij mijn ouders te
komen.’
De hoge toppen van de Piekbergen waren vanaf hier aan hun rechterkant goed
te zien. Het dal lag links daarvan, maar het was nu zelfs zo helder dat ze heel in
de verte aan de horizon ook de Glooibergen zag, al leken die van deze afstand
maar heuvels.

Het land van Morane was prachtig om doorheen te reizen, vond Kamilia. Er
bloeiden veel bloemen in deze tijd van het jaar en ze zag boerderijen met
goudkleurige akkers en met vee dat glansde van gezondheid. De mist hing
vooral rond de Piekbergen, in dit gedeelte van het land was het mooi helder
weer. Met het felle licht van Atlas aan de hemel kreeg ze het zelfs warm tijdens
het lopen.
Het kostte een flink deel van de dag om bij hun bestemming te komen.
Charlotte liep voorop om de weg te wijzen, al was dat niet zo moeilijk. Ze
moesten gewoon de hoofdweg naar het westen volgen. Ze hoorde haar roepen
naar een man die in het weiland de koeien aan het melken was. ‘Dag vader, ik
ben terug.’
De man schrok zo door het plotselinge geluid dat hij bijna van zijn krukje viel.
Hij keek op en toen hij doorkreeg dat zijn dochter teruggekomen was, kwam hij
met een grote glimlach op zijn gezicht naar de weg lopen en sloot Charlotte in
zijn armen.
Kamilia stelde zich aan hem voor en liet hem met haar metgezellen
kennismaken. Hij scheen verbaasd dat Charlotte met een hele groep naar huis
gekomen was. Al gauw riep hij zijn vrouw erbij.
Charlottes moeder sloeg verrast een hand voor haar mond. Ze kwam op een
drafje op hen af. Ze was een vrolijke boerin met een rood gezicht. Ze droeg
eenzelfde soort jurk als haar dochter, met een groot wit schort eroverheen. Op
haar hoofd droeg ze een geruite doek.
De familie Jonas woonde in een knusse boerderij die bestond uit een
woonhuis met stallen en schuren. Er hoorde aardig wat land bij. Kamilia zag
meerdere weilanden waarin schapen en koeien graasden. De moestuin die ook
bij de boerderij hoorde, deed haar met weemoed aan haar oma denken.
Hoofdstuk 16
Avatars en Shoiaviony
De boerderij van Charlottes ouders gaf Kamilia een gevoel van geborgenheid. Ze
zaten in de keuken aan een eikenhouten tafel op bijpassende stoelen. In de
leuning waren hartjes uitgezaagd. Er stond een klok tegen de muur die de
minuten wegtikte. In de maat van dat getik zwaaide een slinger heen en weer en
Kamilia’s blik gleed steeds weer langs de prachtige ornamenten. Er lagen groene
tegels op de grond en in een hoek stond een fornuis dat werd gestookt met hout.
Charlottes moeder had een heerlijke boerenstamppot gemaakt. Kamilia snoof de
geur genietend op. Ze had behoorlijk trek gekregen van de lange wandeling.
Natuurlijk moest Charlotte onder het eten vertellen hoe het kwam dat ze zo lang
was weggeweest. Haar ouders luisterden aandachtig naar haar verhalen en
Kamilia zag aan hun gezichten dat ze er zo hun gedachtes bij hadden toen ze
over alle avonturen met de groep werden ingelicht. ‘We blijven niet lang hier,’
zei Charlotte aan het eind van haar verslag. ‘We moeten naar het land van
Lyoncourt.’ Charlottes ouders keken elkaar bezorgd aan.
‘Ik weet dat ik je niet kan tegenhouden, maar ik vind het gevaarlijk dat je naar
Lyoncourt gaat,’ zei de boer. ‘Er doen verontrustende verhalen de ronde. De
hoefsmid vertelde ons dat er daar jonge mannen en vrouwen worden vermist. De
vermoedens zijn dat er magiërs in het spel zijn.’
Robin knikte. ‘Dat klopt. De magiërs nemen mensen gevangen en gebruiken
die voor vreemde experimenten. Ik ben aan hen ontsnapt en ik zal er persoonlijk
voor zorgen dat wij niet in hun handen vallen.’
‘Ik weet dat onze zoektocht gevaarlijk is, vader,’ zei Charlotte. ‘Maar denkt u
zich eens in hoe Kamilia zich voelt. Zij is op een plaats die ze niet kent en in een
tijd die ook heel vreemd is. Ik wil haar helpen om door de tijdpoort terug te
keren naar haar eigen wereld.’
‘Maar jullie blijven toch nog wel even hier?’ vroeg de boerin. ‘Jammer genoeg
hebben we niet voldoende bedden in huis, maar er kunnen wel slaapplaatsen
worden gemaakt op de hooizolder.’
‘O, maar dat lijkt me nou juist zo leuk,’ zei Kamilia. ‘Ik wil dat graag eens
meemaken om in het hooi te slapen.’
De moeder van Charlotte keek haar verrast aan en Valerio, Warfield en Robin
zeiden dat ze graag met haar mee wilden.
‘Dat komt goed uit,’ zei de boer. ‘Dan kan Charlotte in haar eigen bed en dan
kunt u, Nikos, in de logeerkamer terecht.
Nikos glimlachte naar de boer. ‘Dat is fijn. Dank u.’
De boerin ruimde de tafel na het eten af en Robin en Charlotte haalden
emmers water uit de waterput die op het erf stond. Ze wasten samen de vaat in
een grote teil.
De vader van Charlotte stak een pijp op en haalde wat bordspellen
tevoorschijn. Die avond zaten ze gezellig met elkaar spelletjes te doen en
tegelijkertijd werd er over van alles gesproken, alsof ze een groot boerengezin
vormden.

Kamilia sliep die nacht erg onrustig. Er was een onweersbui losgebarsten boven
de boerderij. De wind nam haar in haar droom mee naar een open plek in een
groot bos. Daar keek ze naar beneden en ze zag een arend, een hert, een
vleermuis, een ekster, een zwarte ram, een witte beer en een oude man in een
wijde blauwe mantel met een wandelstok en een lantaarn: een kluizenaar. De
dieren stonden in een kring om hem heen.
‘Ze zit hier in een verkeerd tijdperk,’ zei de kluizenaar. ‘Ze had hier nooit
mogen komen.’
‘Dat kun jij wel vinden, Ebolt,’ krijste de adelaar, ‘maar ze heeft haar gave
niet voor niets, die moet ze kunnen ontwikkelen. Dat was onmogelijk in haar tijd
op Laskoro. Vooral niet bij dat moeras.’
‘Dat kun jij wel vinden, Aquila,’ brieste het hert, ‘maar denk je eens in wat het
met haar doet. Ze wordt zo onzeker als maar kan. Is dat het wel waard?’
‘Ceriel, dat is niet waar,’ mekkerde de zwarte ram. ‘Ze is al veel
daadkrachtiger geworden en heeft nu al een manier gevonden om met geesten te
communiceren. Ze ontwikkelt zich boven verwachting.’
‘Dat is jouw mening, Mage,’ bromde de witte beer, ‘maar als ik niet had
ingegrepen in het woud van Erdre, was ze nu nog op zoek naar het houten hart
voor Gettferdrey.’
‘Ja, we weten allemaal hoe geweldig jij bent,’ kraste de ekster. ‘Maar als ze er
niet in slaagt om de zeven punten van de ster te bemachtigen, zitten wij met een
scheur in het tijdcontinuüm opgescheept en hoe kunnen we die dan weer dicht
krijgen? Is het niet al lastig genoeg om de zeven magische dynastieën in het
gareel te houden?’
De vleermuis vloog op en landde met wijd gespreide vleugels voor de ekster.
Hij siste: ‘Caelestis, het is ons duidelijk dat jij het altijd zoveel beter weet dan de
rest van ons. Maar vertel mij eens: waar is Lyoncourt op het moment mee bezig?
Ik heb vreemde verhalen gehoord en als die waar zijn, zou ik me als ik jou was
daar eerder druk om maken. Ik vind dat we Kamilia de kans moeten geven om te
leren en dan helpen wij haar wel om naar Laskoro terug te keren.’
‘Maar hoe doen we dat dan?’ vroeg de kluizenaar. ‘We kunnen toch niet
zomaar ingrijpen en haar de sterpunten geven?’
‘Wij kunnen alles,’ zei de arend. ‘Maar ik denk dat je gelijk hebt: ze moet zelf
de sterpunten aan de dynastieën vragen. Laten we in de gaten houden of ze die
ook aan haar geven en alleen ingrijpen als het echt verkeerd gaat.’
‘Maar dan wordt de zevenster achtergelaten in handen van Toliano en dat is
een gevaar voor het evenwicht op Chyndyro. Als hij die heeft kan hij via de
fonteinen alle andere dynastieën aan gaan vallen!’ zei de witte beer.
‘In dat geval vernietigen wij de ster of we verstoppen hem zodra Kamilia
erdoorheen is gegaan,’ gaf de zwarte ram als antwoord.
‘Maar dan haal je een belangrijk artefact weg bij Toliano,’ zei de kluizenaar.
‘Dan wil ik daarvoor in de plaats een ander magisch voorwerp hebben. Toliano
is de ster al heel lang kwijt door jullie ingrijpen. Dat is oneerlijk!’
Kamilia schrok er wakker van en keek verward om zich heen. Ze lag op de
hooizolder van de boerderij die oplichtte door de bliksem. Een donder rolde er
fanatiek achteraan.
Ze dacht aan haar droom en was er niet gerust op of ze de ster wel te pakken
zou krijgen. Ze maakte zich zorgen om de verhalen over vreemde experimenten
waar Lyoncourt mee bezig was. Wat stond haar te wachten in Leona?

Het viel Kamilia op dat Charlotte erg stil was, onderweg naar Leona. Ze liepen
nu alweer geruime tijd en het afscheid van haar ouders was haar waarschijnlijk
zwaarder gevallen dan ze had willen toegeven.
Valerio probeerde de druïde op te vrolijken met een paar grappige
opmerkingen, maar het lukte hem niet.
Ze kwamen bij de grens tussen het land van Morane en Lyoncourt. Er stonden
wederom tenten van een militair detachement. Deze keer waren ze blauwwit
gestreept. Ze zag vlaggetjes met een afbeelding van een gouden leeuw. De
soldaten lieten zich echter niet zien en de groep kon gewoon doorlopen over de
hoofdweg in de richting van de hoofdstad.
Aan het einde van de middag zag Kamilia langs de weg een bord staan, met de
aankondiging dat er een troubadour optrad in herberg Hete Bliksem. ‘Zullen we
daar naartoe gaan?’ Ze had nog florijnen en kon een overnachting betalen.
De anderen stemden er graag mee in.
Het was een stenen gebouw met drie verdiepingen. Er zaten glazen raampjes
in met aan weerskanten gordijntjes. Door de ramen heen zag ze dat er binnen
werd gedanst. Ze liep naar binnen en meldde zich bij de waard. Hij droeg een
leren schort over zijn linnen kleding en had een zwarte baard. Zijn hoofd was
bijna kaal.
‘Hebt u kamers voor ons?’ vroeg ze.
De waard zette een dienblad vol glazen neer en keek naar haar gezelschap. ‘Er
zijn er nog drie.’
Ze besloot die te huren. Waar moesten ze anders heen?
Nadat ze de sleutels had gekregen, klommen ze de trappen op. De kamers
waren ruim en in elk van hen stond een tweepersoonsbed. Nikos zou bij Warfield
slapen en Robin bij haar. Valerio en Charlotte wilden graag samen.
‘Gaan jullie mee naar beneden?’ vroeg Warfield.
‘Ja, laten we naar de troubadour gaan luisteren,’ zei Nikos. ‘Misschien kan ik
mijn ballade zingen.’
Ze zochten een zitplaats in de zaal waar de troubadour optrad. Zijn muziek
vrolijkte hen op, vooral toen Nikos zijn ballade samen met die zanger ten beste
gaf.
Na het optreden zaten ze bij elkaar aan een tafel in de herberg en ze bestelde
iets te eten. De hete brij, waarvoor de herberg bekendstond, kwam in
verscheidene variaties voor en smaakte hen goed.
‘Wat is er precies aan de hand bij Lyoncourt?’ vroeg Kamilia. ‘Ik droomde dat
zelfs de Avatars zich zorgen maken om hun magiërs. Hier in de herberg en in de
streek waar we door gekomen zijn, ziet het er vredig uit, de mensen zijn
vriendelijk en ontspannen. Ik zie hier geen gevaar.’
‘Misschien moeten we eerst op onderzoek uit gaan, voordat we de patriarch
bezoeken,’ stelde Warfield voor. ‘Hij zal wel weer een moeilijke opdracht voor je
hebben. We kunnen maar beter weten wat er speelt.’
‘We moeten niks vragen, maar op eigen houtje die punt van de ster stelen,’ zei
Robin. ‘Dan hoeven we niet langs die magiërs en dan kan de patriarch Kamilia
geen onmogelijke opdracht geven. Ik ben hier niet voor niets weggevlucht.’
‘Ja,’ zei Warfield, ‘als ze ook maar een vinger naar jou uitsteken, zal ik je
beschermen!’
Robin keek hem dankbaar aan.
‘Maar we weten toch niet waar die sterpunt is?’ zei Kamilia. ‘We kunnen toch
niet in een schatkamer van een kasteel inbreken? Als we dan gesnapt worden,
gooien ze ons in de kerker.’
‘Wees toch niet zo bang!’ zei Warfield. ‘Niemand hoeft er iets van te merken.
Ik vind het een goed plan van Robin.’ ‘Laten we er maar een nachtje over
slapen,’ opperde Nikos. ‘We zien in Leona wel wat we doen.’

De volgende morgen na het ontbijt rekende Kamilia af met de waard. Ze hield


zelfs nog wat florijnen over.
‘Hebben jullie alle spullen uit de kamers gehaald?’ vroeg Kamilia.
Ze haalden hun bagage van hun kamers en even later hesen Valerio en
Warfield zuchtend de zware tenten op hun rug. De groep ging weer op pad.
‘Waarom heet de hoofdstad Leona?’ vroeg Kamilia. ‘Dat komt doordat er in
het oosten van dit land een savanne is waar veel leeuwen voorkomen,’ vertelde
Nikos haar. ‘Er is een ballade over die leeuwen. Daarin wordt verteld dat er
vroeger een baby van Lyoncourt door een leeuwenfamilie opgevoed is. De
Lyoncourts zijn heel sterk, want ze worden gespeend met leeuwinnenmelk.
Daarom hebben ze de leeuw ook als familiewapen.’
‘Heb je geen oom die bij die leeuwen is geweest?’ vroeg Warfield.
‘Ja, nu je het zegt. Ik had een oom die over de savanne van Lyoncourt trok …’
‘O, nee!’ riep Valerio. ‘Daar gaan we weer.’
‘Hij ging naar het oosten en kwam nooit weerom.’ ‘Is dat alles?’ zei Valerio.
‘Toch jammer.’
‘Nikos weet er niets van af,’ zei Charlotte. ‘Dat verhaal van die baby is niet
waar. De hoofdstad heet Leona, omdat de vrouwelijke Avatar Leona heet. Zij is
de moeder van het huishouden en de bazin van de familie. Dat verhaal over die
baby is verzonnen door mannen die het hier voor het zeggen willen hebben. Ze
weigeren toe te geven dat een vrouw hen de baas is.’
Kamilia moest lachen om Charlotte, die ineens heel fanatiek werd. En ze kon
weleens gelijk hebben.
Onderweg naar de stad kwamen ze door dorpjes en zag ze mooie tuinen met
lelies, vooral gele. Er waren mangobomen en ananasplanten. Boven de tuinen
vlogen honderden vogels rond. Ze herkende toekans en papegaaien. Ook waren
er veel vlinders, die in zwermen bijeen zaten op struiken met prachtige bloemen.
Ze vond dat het land er helemaal niet zo onheilspellend uitzag als er in de
verhalen werd verteld. De mensen in de dorpjes waar ze doorheen trokken,
groetten hen vriendelijk en leken tevreden. Het viel haar wel op dat de meeste
mensen mannen waren.
Ze kwamen langs een aantal volières waarin veelkleurige vogels opgesloten
zaten. De stad Leona kwam in zicht. Hoge torens reikten tot in de wolken. Ze
liepen vanuit een brede basis in een smalle punt naar boven uit. De bijbehorende
gebouwen zagen er veelal breed en plat uit. In het midden van de stad bevond
zich een groot plein met een ronde fontein.
‘Waar zijn de wachters?’ vroeg Warfield, terwijl hij zenuwachtig om zich heen
keek.
Kamilia gaf toe dat het vreemd was. Wachters waren hier niet te bekennen,
zelfs geen stadsmuur. Ze waren zomaar doorgelopen en vanzelf in het hart van
de stad uitgekomen. ‘Typisch,’ zei ze. ‘Het lijkt erop dat Lyoncourt niet bang is
voor vijanden.’
‘Er zijn wel wachters,’ zei Nikos. ‘De Lyoncourts houden je vanuit de lucht in
de gaten, met een magisch oog. Ik heb daar verhalen over gehoord van andere
Klawiccys. Die zeiden dat ze met dat oog ook kunnen zien of bezoekers kwaad
in de zin hebben of niet. Ze vinden ons niet interessant genoeg, denk ik. Wij
lopen hier niet met moordplannen rond.’
‘Nou,’ zei Robin. ‘Dat lijkt me een sterk verhaal. Zoiets kun je toch niet zien
vanuit de lucht?’ Ze trok haar lippen strak en kreeg een moordlustige blik in haar
ogen, terwijl ze speelde of ze Warfield aan wilde vallen.
‘Ho maar, ik doe je toch niets?’
Robin lachte en bleef dicht bij Warfield lopen. ‘Kijk, daar is een herberg,’ zei
Valerio. ‘Misschien kunnen we de tenten er in bewaring geven?’
‘Dat is wel een idee,’ zei Charlotte. ‘Warfield en Valerio lopen er anders maar
mee te sjouwen.’
Kamilia liep naar het gebouw. De lichtblauwe herberg droeg de naam
Cumulus. Ze sprak even met de waard en die vond het goed om de bagage voor
hen te bewaren.
‘Het ziet ernaar uit dat we terug moeten naar de rand van de stad,’ zei Nikos
toen ze allemaal weer buiten stonden. ‘Het is wel duidelijk dat de patriarch niet
in het centrum woont.’
‘Dat had ik je nog wel kunnen vertellen,’ zei Robin, ‘maar ik dacht dat we
daar niet direct heen zouden gaan. Het is deze kant op.’
Ze liepen achter Robin aan terug naar de buitenrand van de stad. Daar vonden
ze een groot gebouw, omringd door een ananasplantage.
‘Die planten zien er heel fris en goed verzorgd uit,’ zei Charlotte.
Robin wees naar de deur van het lage gebouw bij de ananastuin die wijd open
stond. ‘Dit is het gebouw waarin ze mij gevangen hielden, alleen staan we hier
voor een andere ingang dan die waardoor ik naar binnen werd gebracht.’
‘Zullen we kijken of er nog meer gevangenen zijn?’ vroeg Warfield.
Voordat Kamilia er ook maar iets van kon zeggen, renden Warfield en Robin
door de openstaande deur naar binnen. Ze liep snel achter hen aan om hen terug
te halen, de rest volgde haar op de voet. Het tweetal was echter al te ver het
gebouw in gelopen. Waar zijn ze nou gebleven?

Kamilia ging hen achterna. Ze trilde van angst toen ze verderop in het gebouw
stemmen hoorde. Voorzichtig keek ze om zich heen. Er was hier een soort
keuken waarin een aanrecht stond met daarop schaaltjes met stukken ananas erin
en ze zag flessen met sap.
Ze liep de keuken door en kwam bij een toegang naar een lange gang. Achter
deuren die ook op deze gang uitkwamen vonden ze meer ruimtes, maar daar
zaten geen gevangenen opgesloten. De gang maakte aan het eind een bocht en
daar stonden Robin en Warfield op hen te wachten. Kamilia huiverde toen ze zag
dat Robin de volgende deur voorzichtig op een kier opende en daar naar binnen
keek.
‘O,’ zei Robin zachtjes. ‘Wat hebben we hier?’
Kamilia keek behoedzaam naar binnen. In een zaal stond een waterpomp met
een groot vat eronder. Verderop stonden branders zoals je in een laboratorium
had. Het water in de retorten kookte. Luchtbellen stegen eruit op. Onder een
glazen stolp fladderden grote vlinders met lila, blauwe en lichtgroene vleugels.
Ze stootten steeds weer tegen het glas aan alsof ze het heel benauwd hadden en
uit die stolp wilden ontsnappen.
Ze werd nu erg nieuwsgierig, ging naar binnen en keek verder rond. Er waren
glazen bakjes met een vreemde kleur vloeistof erin waar pipetten naast lagen.
Het was haar wel duidelijk dat dit echt een laboratorium was. Maar wat voor
proeven deden ze hier dan?
Er kwamen twee jongemannen aanlopen, gehuld in lichtblauwe, lange
mantels. Een van hen had donkerbruin haar en ietwat scheve, grijsblauwe ogen.
Hij hield een staf vast met een kristal van celestiet erin. De ander had krullend,
zwart haar en blauwe ogen en een staf met een angeliet kristal.
Kamilia dook snel weg onder een tafel en zag nog net dat Robin achter een
deur kroop en Charlotte een gordijn achter zich dichttrok. De mannen uit haar
groep kropen alle drie in een kleedruimte met kapstokken weg.
‘Kijk, Angelo,’ hoorde ze de magiër met de celestiet zeggen. ‘Ik heb het met
deze soort vlinders geprobeerd en nu is het wel gelukt.’
‘Nou, dat lijkt me een beetje voorbarig. Dat kunnen we pas zien als de eitjes
uitkomen.’
‘Nee, ik heb er al één in een kooitje zitten. Dat is een prachtig vrouwtje, met
blauwgroene vleugeltjes en lichtblond haar.’
‘Waar is ze dan, Samuel?’ vroeg Angelo.
Die twee magiërs zijn dus Samuel en Angelo Lyoncourt? Maar waar zijn ze
hier mee bezig? Experimenteren ze met vlinders en mensen? Voeren ze
genetische experimenten uit? En zijn ze erin geslaagd?
Samuel en Angelo liepen naar een tafel toe. Ze probeerde hen in het oog te
houden, maar ze waren net buiten haar gezichtsveld. Nieuwsgierig stak ze haar
hoofd langzaam onder de tafel vandaan. Daar zag ze een kooitje staan met een
klein naakt vrouwtje erin. Ze was ongeveer vijftien centimeter lang en had lang,
lichtblond haar. Op haar rug zaten prachtige vlindervleugeltjes, waarvan het
bovenste gedeelte blauw was en het onderste deel groen. Het wezentje keek met
angstige ogen het laboratorium rond.
Waar hebben ze vlindermensjes voor nodig?
Samuel pakte een bakje ananas en schoof dat onder in het kooitje. Het
wezentje viel erop aan alsof ze uitgehongerd was.
‘Goed zeg,’ zei Angelo. ‘Denk je dat we er hiervan nog meer kunnen maken?’
Ze hoorde gekraak, het kwam uit de buurt van het gordijn waarachter
Charlotte zich had verstopt. Ze kon niet goed zien wat er gebeurde.
‘Kijk daar eens!’ riep Samuel. ‘Die eieren zijn te vroeg uit. Vang die vlinders!
Stop ze in een kooi!’
Angelo pakte snel een grote, glazen stolp en zette die over de uitgekomen
eieren heen. ‘Ze zijn prachtig,’ hoorde Kamilia hem zeggen. ‘Kijk, de vleugels
slaan open. Er zijn twee mannetjes bij met stekelhaar en puntige oren. Mooi die
tweekleurige vlindervleugels. Die vrouwtjes hebben al borsten. Zijn ze al gelijk
volwassen? Wat kunnen ze en hoe noem je ze?’
‘Ik weet nog niet goed wat ze kunnen, maar ik denk dat ze caevisenergie
kunnen produceren voor onze bliksembom. Maar hoe tappen we dat af? We
moeten onderzoeken hoe we ze kunnen gebruiken om heel Chyndyro te
veroveren,’ zei Samuel. ‘Ik wil ze Shoiaviony noemen.’
‘Daar zou ik nooit op gekomen zijn. Laat me even denken: het woord “shoi”
betekent klein en “aviony” vliegertjes? Het lijkt wel een spreuk!’
Samuel knikte. ‘Ik vond die woorden in een oud boek.’
Op dat moment zag Kamilia van onder de tafel het gordijn bewegen
waarachter Charlotte stond.
‘Wat is dat?’ riep Angelo. ‘Daar zit iemand!’
Charlotte werd gegrepen. Kamilia kon niet snel genoeg onder de tafel
wegkruipen waardoor ze haar ook ontdekten. Robin kwam met een woeste blik
achter de deur vandaan en rende met geheven armen op Samuel af om hem neer
te slaan.
Samuel hief zijn staf en riep: ‘Ono Fulgido!’ Er schoot een statische lading op
haar af. Robin zakte door haar knieën.
Angelo greep met een verwilderde blik een spuitfles van de tafel en spoot een
vloeistof in haar en Charlottes richting. Ze verloor haar evenwicht en viel op de
grond neer.

Warfield — Klawiccytelepathie
Warfield stikte bijna achter de jassen van de kapstok waar hij samen met Nikos
en Valerio tussen gekropen was en angstvallig zijn adem had ingehouden. Hij
luisterde aandachtig. Een tijdlang hoorde hij niets en hij besloot voorzichtig het
laboratorium in te kijken. Zijn adem stokte toen hij de twee magiërs zag. Hij trok
zich weer iets in de kleedruimte terug en gluurde tussen de jassen door.
Het geluid van een gong galmde door het gebouw.
Een van de magiërs keek op. ‘We moeten naar huis om te eten. Wat doen we
nu met de Shoiaviony?’
Warfield zag nog net dat het tweetal met spuitflessen bezig was. Ze spoten een
vloeistof onder een stolp. Er klonken zachte plofjes alsof er iets op de tafel viel.
Voetstappen verwijderden zich. Warfield gluurde nogmaals tussen de jassen
door. De mannen hadden het laboratorium verlaten. De deur werd op slot
gedraaid en een stem uit de verte zei: ‘Morgen zien we wel verder.’
Warfield stapte de zaal in. Al gauw zag hij dat de vrouwen verdwenen waren.
Als er maar niets met hen is gebeurd.
Valerio en Nikos kwamen ook uit hun schuilplaats tevoorschijn. Nikos wreef
over zijn arm en pakte zijn staf tussen de kapstokken vandaan. ‘Laten we hier
eens goed rondkijken,’ zei de Klawiccy. ‘Waar zijn die Lyoncourts nu eigenlijk
mee bezig?’
Warfield hoorde: ‘O, er zijn nog meer reuzen.’
‘Wat zeg je nou? Reuzen?’ zei hij verbaasd tegen de anderen.
‘Ik zei helemaal niks,’ zei Valerio en Nikos zei: ‘Wat heb jij een fantasie!’
Warfield keek naar de grote tafel en zag een lege glazen stolp met daar in de
buurt vijf houten kooitjes. Hij liep naar één zo’n hokje. Er zat een klein wezentje
met vlindervleugels in. Op de bodem stond een bakje met ananas en daarnaast
een schaaltje met sap. Hij boog voorover om nog beter naar het wezentje te
kijken.
‘Plof!’
Er schoot een wolkje lichtblauw poeder op hem af. Warfield nieste. Hij voelde
zich duizelig worden en zakte door zijn knieën. Met een bons viel hij languit op
de grond.

Het was Valerio die Warfield weer overeind hielp. ‘Je was bedwelmd door een
poeder. Dit zijn gevaarlijke vlinders.’
Warfield voelde zich nog draaierig en moest zich vasthouden aan de tafel. Als
dat van bedwelmend poeder komt, is het wel sterk spul. Met een grote boog liep
hij om de kooitjes heen.
Nikos was naar de deur gelopen. ‘Deze zit op slot.’ Hij wees naar de andere
kant van de zaal. ‘Maar daar is nog een deur.’ Hij liep ernaartoe en probeerde of
die deur wel open zou gaan. Dat lukte. ‘Kom, dan gaan we er snel vandoor.’
‘We zitten gevangen. Laat ons eruit!’
Het klonk net eender als daarnet, toen Warfield iemand hoorde zeggen dat er
reuzen waren. Hè? dacht hij. Het lijkt Kamilia wel, dat kan toch niet?
‘Ja, Warfield Arras, we zitten opgesloten!’ hoorde hij nu nog duidelijker.
‘Ik denk dat onze vriendinnen hier ergens opgesloten zitten.’ In de gang zag
hij een aantal vergrendelde deuren. In elk ervan zat een luikje. ‘Dit lijken wel
cellen van een gevangenis.’ Hij liep naar een deur toe en keek door het luikje. Er
zaten drie vrouwen in de cel.
‘Hier zitten drie mannen gevangen,’ hoorde hij Valerio zeggen, die de cel
naast hem inspecteerde.
Nikos stond bij weer een andere celdeur door het luikje naar binnen te kijken.
‘Hier ook.’
‘Waarvoor zitten jullie hier?’ vroeg Warfield aan de vrouwen.
‘Wij zijn gevangengezet door Samuel en Angelo Lyoncourt,’ zei een van hen.
‘Ze zijn met een experiment bezig.’ Ze liet haar arm aan hem zien, de huid was
ingesneden. Warfield griezelde ervan.
De tweede vrouw zei: ‘Ze willen ons bloed voor hun laboratorium.’
‘We willen hier weg,’ riep de derde vrouw.
‘Die deuren zitten dicht met grendels. We kunnen ze zo openmaken,’ zei
Nikos.
Valerio was al doorgelopen naar de volgende cel. ‘Hè? Zitten jullie hier ook
gevangen?’ Hij schoof de grendel open.
Kamilia, Robin en Charlotte kwamen de cel uit.
‘Ze hebben ons bedwelmd met spul uit een spuitfles,’ zei Kamilia. ‘Ik ben nog
steeds draaierig.’
Nikos en Warfield renden de gang door en schoven alle grendels open. Alle
gevangenen stoven de cellen uit.
Warfield stuitte wederom op een deur. ‘Verdorie, deze zit op slot.’
‘Daar weet ik wel iets op,’ zei Nikos. ‘Kom mee!’ Warfield rende met hem
terug naar het laboratorium.
Nikos keek scherp om zich heen en greep een fles uit een vitrinekast. ‘Dit heb
ik nodig.’
Ze renden snel naar de deur terug. Warfield riep: ‘Achteruit iedereen.’ Hij
duwde gevangenen ruw opzij.
Nikos goot een flinke scheut zuur over het slot heen. Er kwam een vies
ruikende, gele walm vanaf. Het slot brandde door.
‘Rennen,’ zei Robin. ‘Daar komen al soldaten aan.’
De vrouwen en mannen die hier al lang gevangenzaten, stoven snel naar
buiten en renden alle kanten uit. Ze waren een perfecte afleiding voor hen.
Nikos hief zijn staf hoog op toen er een paar soldaten op hen af kwamen. Hij
schoot een vuurbal op een boom af, die vlam vatte. De soldaten schrokken daar
zo van dat ze even niet dichterbij durfden te komen. Hun groep vluchtte door de
tuin de stad in.
Hoofdstuk 17
Kamilia — De geest van de blauwe draak
Op veilige afstand van het laboratorium renden ze een park in en kropen tussen
de struiken weg. Kamilia’s hart bonkte wild en ze had steken in haar zij. Ze
hoorde het opgewonden geschreeuw van soldaten steeds minder.
Warfield keek haar vragend aan. ‘Hoe kwam het dat ik je kon horen?’
‘Lucinda Ming heeft tegen mij gezegd dat Arras gedachtenmagie moet
kennen. Jij moet die gave dus ook hebben. Ik heb geprobeerd om je met
telepathie te roepen.’
‘Heb jij ons gered?’ vroeg Robin aan Warfield.
‘Nou, ik heb alleen maar gehoord dat jullie opgesloten zaten,’ antwoordde hij.
‘Valerio en Nikos hebben geholpen.’ ‘Toch vind ik jou een held!’ zei Robin. ‘Het
spijt me dat ik zomaar in dat gebouw naar binnen ben gelopen, Kamilia. Ik heb
jullie allemaal in gevaar gebracht.’
‘Ja, en ik kon het weer oplossen,’ zei Warfield.
’Jij liep net zo hard als Robin het gebouw in!’ zei Charlotte met een boze toon
in haar stem.
‘Maar alles is weer op zijn pootjes terechtgekomen,’ kwam Nikos tussenbeide.
‘We hebben alleen veel tijd verloren. En nu moeten we vannacht hier in een park
slapen en morgen naar de patriarch. Dan zien we er allemaal uit als vagebonden.
Je trekt ons helemaal naar beneden, Warfield!’ ‘Maar we hebben nu wel
informatie over die twee magiërs,’ zei Valerio. ‘Ik denk niet dat hun vader zal
goedkeuren waar ze mee bezig zijn.’
Kamilia besloot om met de groep toch in herberg Cumulus in het midden van
de stad te overnachten. Dat was veel prettiger slapen dan in een park en ze had er
nog net genoeg florijnen voor. Ze moesten alleen oppassen dat ze de soldaten
niet tegenkwamen.
Kamilia kon er niet onderuit en moest de volgende ochtend wel naar de
patriarch, Oron Lyoncourt. Na een goede nacht en na zich opgefrist te hebben,
stond de groep buiten voor de herberg. Ze waren klaar om op pad te gaan.
‘Wat kijk je bedrukt?’ vroeg Nikos aan Kamilia.
‘Ik maak me een beetje zorgen. Wat als die patriarch ons niet wil geloven?
Dan krijg ik die sterpunt nooit.’
‘We kunnen beter eerst naar de tempel gaan, voordat we Oron op gaan zoeken
in zijn toren,’ vond Nikos. ‘Laten we maar eerst de Avatar raadplegen.’
Kamilia liep achter hem aan naar de tempel, maar voelde haar maag
verkrampen.
De tempel stond net als de woning van de patriarch aan de rand van de stad.
Toen ze er binnengingen, liep er een priesteres op hen af die zich aan hen
voorstelde als Samantha Lyoncourt. Ze had steil donkerbruin haar en met haar
blauwe ogen keek ze haar vragend aan. Haar kleding bestond uit een lange witte
jurk met een korenbloemblauwe mantel.
‘Ik wil de Avatar spreken,’ legde Kamilia uit.
Samantha liep met haar mee en liet haar bij Caelestis toe. Kamilia zette een
kaars neer en knielde zoals ze inmiddels gewend was. Ze keek naar het beeld en
zag een tengere man in de kleding van een edelman. Onder zijn voeten waren
wolken uitgebeeld en op zijn schouder zat een ekster. Ze vertelde Hem wat er
was gebeurd in het laboratorium en zei dat het haar speet dat ze daar naar binnen
waren gestapt. ‘Je hebt daardoor de dood van vijf Shoiaviony voorkomen en de
broers die met het leven spelen zullen worden terechtgewezen,’ fluisterde
Caelestis haar toe. ‘Je hebt de sterpunt verdiend. Kijk maar bij de leeuwin, die
het voorwerp voor je in bewaring heeft. Ga wel naar de vader en doe verslag
van alles wat je hebt gezien in de werkplaats.’
Ze werd zich er ineens van bewust dat ze nu in haar gedachten de orakeltaal
van de Avatar zelf kon verstaan, zonder de tussenkomst van een priester of
priesteres. Wat fijn, dat komt vast door mijn studie bij Morane.
‘Is dat geen klikken?’ vroeg ze, maar Caelestis gaf haar geen antwoord meer.
Kamilia stond op en liep naar het beeld van de vrouw met het
leeuwinnenlichaam, de Avatar Leona. Voor dat beeld stonden vijf vazen met gele
lelies. In de middelste vaas stak een sterpunt tussen de lelies uit. Kamilia ging op
het knielbankje zitten en concentreerde zich.
‘De sterpunt is voor jou. In het gezin van de familie die aan mij is
toevertrouwd, ben ik de baas. Voor wat er is gebeurd met de Shoiaviony, zal ik
Samuel en Angelo straffen. Hun familie moet voortaan voor deze wezentjes
zorgen.’
‘Dank u, Leona.’ Kamilia haalde de vijfde sterpunt tussen de lelies vandaan en
stak hem bij de andere in haar buideltje. Deze punt had ze gemakkelijk
gekregen, maar toch maakte ze zich zorgen over het bezoek dat ze aan de
patriarch moest brengen. Waarom wist ze niet precies. Ze moest wel gaan, want
Caelestis wilde dat.
Samantha kwam naar haar toe. ‘Zal ik met je mee gaan naar mijn vader? Hij is
streng, maar rechtvaardig. Het komt wel goed.’
‘Graag.’
De toren waarin de patriarch woonde, stond tussen het grote laboratorium en de
tempel in. De tempel was een breed, rond gebouw met hoge muren en een dak
dat in een punt uitliep. Zowel de muren als het dak waren voorzien van
duizenden kleine witte tegeltjes die dakpansgewijs over elkaar heen bevestigd
waren. De glazen ruiten zaten in gietijzeren kozijnen. De residentie van de
patriarch was minder breed, maar veel hoger.
Ze liepen naar de ingang en Samantha ging hen voor door een brede deur. Ze
kwamen in een gang waarin drie deuren zaten. De rechtse gaf toegang tot de
audiëntiezaal van haar vader.
Een man met grijs haar zat op een troon. Naast zijn gezicht hingen vlechten
met lichtblauwe linten. Hij keek haar streng aan. Aan de muur achter de troon
zat een staf bevestigd met een saffier. De man droeg een donkerblauwe mantel
en had een zegelring met een afbeelding van een leeuw aan een van zijn vingers.
Oron Lyoncourt wachtte een begroeting niet af en sprak haar direct aan. ‘Zo,
daar is de dame die verantwoordelijk is voor de straf van mijn zonen,’ zei hij.
Zijn gezicht stond hard. ‘Is het uw gewoonte om zomaar een gebouw in te lopen
als er toevallig een deur openstaat?’
‘Neemt u mij niet kwalijk, Eerwaarde Vader,’ zei ze. ‘Dat is niet mijn
gewoonte …’
‘Het is “Doorluchtigheid” en knixje …’ fluisterde Samantha tussen haar
tanden door.
Kamilia maakte vlug een knixje en vervolgde: ‘Het spijt me dat we het
laboratorium binnen zijn gegaan, Doorluchtigheid. Achteraf gezien was dat maar
goed, want uw zonen waren met genetische experimenten bezig, die niet zijn
toegestaan door uw Avatars. Er zaten mensen opgesloten in cellen. Er was bij
hen bloed afgetapt en uw zoons wilden hen als melkkoe gebruiken voor het
winnen van iets wat “mana” wordt genoemd.’
Oron hief zijn hand, om aan te duiden dat Kamilia haar mond moest houden.
Dat deed ze niet. Ze was nu op dreef en wilde haar verhaal doen. Ze kon haar
spraakwaterval niet meer indammen. Daarom vervolgde ze op besliste toon: ‘Ik
zag dat er in dat laboratorium vlinders gevangenzaten. Ze zaten in ademnood
onder een glazen stolp. Uw zoons hebben een kruising van vlinders en mensen
gekweekt. Die wezentjes werden door uw zonen ook al onder een stolp
gevangengezet, waardoor ze bijna zijn gestikt. De Avatar Caelestis heeft mij
gezegd dat ik aan u moet vertellen dat uw zonen met verboden zaken bezig zijn.
Ik wil niet klikken, maar ik laat me ook de mond niet snoeren. Dit soort dingen
zijn onverantwoord. Zo ga je niet met levende wezens om.’
‘Kamilia heeft gelijk, vader. Wat Samuel en Angelo hebben gedaan is
verkeerd. Leona heeft hen straf gegeven en ze zijn zelf verantwoordelijk voor
hun daden. Daar kunt u Kamilia niet de schuld van geven. Wij moeten van
Leona voortaan goed voor de kleine vliegertjes zorgen.’
Kamilia keek opzij en zag de smekende blik in Samantha’s ogen.
‘Ik wil die taak wel op me nemen. Mag ik voor de Shoiaviony zorgen?’
Oron zuchtte diep en knikte. ‘Je hebt gelijk, Samantha. Ik zal Samuel en
Angelo wel spreken, ik heb nog een appeltje met hen te schillen.’
‘En de Shoiaviony?’
‘Als jij dat zo graag wilt, mag dat.’
‘Dank u vader.’ Samantha’s ogen glommen.
Oron richtte zijn blik op Kamilia. ‘Is er nog iets wat u wilde zeggen?’
‘Eh, ja Doorluchtigheid, ik heb een brief van de Eerwaarde Moeder, Phyllis
Morane, voor u.’ Ze overhandigde de brief aan hem en maakte weer een knixje.
De patriarch las de brief en zei: ‘Die sterpunt die u van mij hebben wilt, is
opgeborgen in dezelfde kist als Leona’s klauw, het zwaard van onze dynastie.
Helemaal boven in de toren, onder het torendak, staat de schatkist waar hij in
ligt. We kunnen daar niet bij komen, want de geest van de blauwe draak huist
daar. Hij is verbonden aan de schat en mag niet ontsnappen. Daarom hebben wij
een tijdslot op de deur van de schatkamer laten zetten. Wie iets uit de schatkist
wil halen, moet dat binnen tien minuten doen. Als dat niet lukt, wordt de lucht
uit de kamer weggezogen. Als de kist wordt weggehaald, komt de blauwe draak
weer tot leven. U snapt dat we die sterpunt niet uit de kist kunnen halen. Wij
kunnen zelf niet eens bij ons familiezwaard komen. Die rotdraak heeft ons alleen
maar ellende bezorgd.’
‘Dit soort verhalen heb ik al meer gehoord,’ zei Kamilia. ‘De geest van de
rode draak was ook heel verraderlijk. Hij wilde me verleiden om de schatkist de
Bronsberg uit te slepen. Op die manier wilde hij dat ik hem weer tot leven zou
wekken. Maar u hoeft de sterpunt niet meer voor mij te halen. Ik heb hem al
gekregen van de Avatars. Hij zat tussen de lelies van Leona.’
‘Kun jij met geesten praten?’ vroeg Samantha. ‘Zou je ook met die blauwe
draak kunnen praten?’
‘Ja. Ik heb bij Morane lessen gevolgd in geestmagie. Maar draken zijn heel
listig. Als er een tijdslot van tien minuten op de deur zit, durf ik er niet heen. Ik
weet niet of ik op tijd weer naar buiten kan komen. Om met geesten te praten
moet ik in trance gaan en om ze te zien moet ik door kristal kijken. Dat duurt te
lang.’
Nikos zei: ‘Het zou een prachtverhaal opleveren, of een mooie ballade.’
‘Nee,’ zei Warfield beslist. ‘Kamilia, je hebt de sterpunt al. We moeten verder.
Je hoeft je leven niet te wagen voor een zwaard van een stel zwarte magiërs die
bliksembommen willen maken en daarmee heel Chyndyro willen veroveren!’
‘Wat zegt u daar?’ vroeg de patriarch verschrikt. ‘Wilden mijn zoons bommen
maken en daarmee heel Chyndyro veroveren?’
‘Ja, dat hebben we gehoord,’ zei Valerio. ‘Samuel en Angelo zeiden dat tegen
elkaar toen we in het laboratorium waren bij de Shoiaviony. En een van de
gevangenen die wij bevrijd hebben vertelde dat ze hen wilden gebruiken als
batterij.’
Oron keek beschaamd naar de vloer. ‘Dit vind ik heel alarmerend. Het
betekent dat mijn zonen echt zwarte magiërs zijn. Maar dan heb ik ons
familiezwaard uit die drakenkist hard nodig, want alleen daarmee kan ik me
tegen hen verweren. Wat vreselijk! Dan moet ik het gebruiken tegen mijn eigen
zonen.’
Kamilia voelde medelijden met de oude man. Ze keek Samantha aan en vroeg:
‘Is er een manier om mij op tijd bij die draak weg te halen?’
‘Dat betwijfel ik,’ zei Samantha. ‘Het tijdslot sluit na tien minuten de deur af.’
Kamilia twijfelde vreselijk en voelde onwillekeurig met haar handen in het
buideltje aan haar ceintuur. Ze streek met haar vingers langs de sterpunten. Die
vijfde had ze wel heel gemakkelijk gekregen. De andere dynastieën hadden van
haar allemaal een bijzonder artefact teruggekregen. Ze kon nu wel weggaan en
Lyoncourt zonder zwaard achterlaten, maar het voelde niet goed. Het was niet
eerlijk. Ze keek Samantha aan en zei beslist: ‘Ik ga dat zwaard halen.’
Oron sprong verrast op van zijn stoel. ‘Gaat u dat echt proberen?’
‘Aan proberen heb je niets,’ zei Kamilia resoluut. ‘Ik ga het doen!’
‘Dan heb ik er wel vertrouwen in dat ik het zwaard weer in handen zal
krijgen.’
‘Ik ga mee de toren in,’ zei Samantha op een toon die geen tegenspraak
duldde. ‘Maar eerst ga ik die Shoiaviony ophalen. Daar moeten we tenslotte
goed voor zorgen.’ Ze draaide zich om en liep de zaal uit.
Kamilia en de anderen volgden haar naar buiten. Ze hoorde Oron mopperen:
‘Het is toch ongehoord? Vrouwen die de leiding nemen en mij het nakijken
geven.’

Warfield greep haar bij een schouder. ‘Je bent hartstikke gek! Nu heb je die
sterpunt gekregen en dan ga je toch nog dat zwaard ophalen? Er zit daar een
geest van een draak! Er zit een tijdslot op die schatkamer! Dat haal je nooit.
Draken zijn veel te listig.’
‘Je hoeft niet mee, hoor,’ zei Kamilia. ‘Ik ga wel alleen.’
Warfield krabbelde achter zijn oor. ‘Ik móét wel mee. Ik heb het Mage
beloofd.’
‘Luister, ik heb dit niet met jullie overlegd. Het is mijn beslissing om het
zwaard voor Oron te halen. Als jullie niet willen, is dat niet erg.’
‘Ik ga met je mee,’ zei Samantha. ‘Maar eerst wil ik die Shoiaviony uit het
laboratorium redden.’
Kamilia liep voor haar uit het laboratorium in en liet zien in welke ruimte
Angelo en Samuel de wezentjes hadden achtergelaten. Samantha keek
onderzoekend om zich heen en pakte een paar retorten op. Ze rook aan de
vloeistof die erin zat en trok haar neus op. ‘Ach,’ zei ze medelijdend toen ze de
dode vlinders onder de stolp zag liggen, ‘dat is zielig.’ Ze keek naar Kamilia die
was doorgelopen naar de kooitjes. Verrast riep Samantha uit: ‘O, er leven er toch
nog een paar.’
‘Dit zijn de Shoiaviony.’
Samantha bestudeerde de vlindermensen van een veilige afstand en mompelde
een spreuk. Ze vond de spuitfles en gebruikte daar een klein beetje vloeistof uit
om de kleine vliegertjes net een beetje te versuffen. Daarna pakte ze hen
voorzichtig op en deed de Shoiaviony in twee grotere kooitjes. Ze nam twee
flinke porties ananas mee en flesjes met sap. ‘Het zijn grappige wezentjes,’ zei
ze glimlachend. ‘Ik zal goed over hen waken.’
‘Neem je ze mee de toren in?’ vroeg Kamilia.
‘Dat is wel mijn bedoeling. Ik moet ze beschermen tegen mijn broers, dus kan
ik ze beter bij me houden. Wil jij ook een kooitje dragen?’
Kamilia pakte een kooitje van haar aan. De Shoiaviony lagen nog versuft op
de bodem van het houten hokje. Ze volgde Samantha door de keuken, terug naar
de tuin.
Onder aan de toren stonden haar vrienden op hen te wachten. Het gesprek dat
zij voerden verstomde toen ze dichterbij kwam. Kamilia keek hen argwanend
aan, maar ze zeiden niets.
De Shoiaviony kwamen langzaam bij en vlogen hard zoemend in de kooitjes
rond. In het begin wilden de wezentjes nog wel bedwelmend poeder strooien,
maar Samantha fluisterde snel een paar beschermende spreuken die ervoor
zorgden dat het poeder hen geen kwaad kon doen. Toen de vliegertjes steeds
misten en uitgeput raakten, stopten ze ermee.
‘Gevaarlijk, hoor!’ zei Samantha en haar ogen glommen ondeugend. ‘Ik vraag
me af of Samuel en Angelo weten dat die Shoiaviony je kunnen bedwelmen.’
‘Ik denk niet dat je broers van dit poeder afweten,’ zei Warfield. ‘Ik was hun
eerste slachtoffer en toen waren ze al weg.’
‘We hebben het er even over gehad,’ zei Nikos. ‘We gaan met jullie mee.’
Kamilia zuchtte opgelucht. ‘Dank je wel, dat vind ik fijn.’
Onder aan de toren van de patriarch waren de trappen breed, maar hoe hoger ze
kwamen, hoe smaller die werden. Ze hoorde het bloed door haar aderen ruisen
en kreeg het steeds warmer door de inspanning bij het trappen klimmen. Ze
begon haar knieën en kuiten goed te voelen. Ze voelde in de buideltjes aan haar
ceintuur en liet haar vingers over het kompas en de zandloper glijden. Ik moet de
zandloper gebruiken bij dat tijdslot. Ze keek ernaar. Het ding zag er net zo uit als
oma’s zandlopertje. Die gebruikte het bij het koken van eieren en deed er acht
minuten over. Maar deze zandloper was iets groter. Ze gokte dat hij voor tien
minuten was. Voor een hardgekookt ei.
De groep stopte op een overloop bij een volgend raam en ze hielden pauze.
Iedereen nam plaats op de traptreden. Charlotte had brood meegenomen en
Valerio worst.
Warfield probeerde om de Shoiaviony een stukje worst te geven.
‘Plof!’
Warfield schoof snel achteruit. ‘Ik geloof dat ze geen worst lusten,’ zei hij
geschrokken. ‘Wat zouden ze nog meer eten behalve ananas?’ Hij hield hen een
stukje appel voor.
Een mannetje stak er zijn twee kleine handjes naar uit en pakte het. Hij rook
eraan en nam voorzichtig een hapje. Zijn gezichtje vertrok.
‘Die vindt hij te zuur,’ zei Warfield. ‘Heeft iemand nog iets anders?’
Charlotte had een mango en gaf die aan Warfield. Hij sneed er met zijn dolk
kleine stukjes af.
De Shoiaviony maakten tevreden piepgeluidjes en aten alle stukjes op.
‘Kom, we gaan verder,’ zei Kamilia en ze stond op. De toren stak hier in de
wolken, waardoor het een stuk kouder werd.
De lucht was ijler en Nikos kreeg moeite met ademen. ‘Het spijt me,’ zei hij
zuchtend, ‘ik moet hier afhaken.’ Bij de volgende overloop bleef hij achter.
De anderen klommen verder, maar bij het volgende raam bleef Charlotte
staan. Ze drukte met haar hand in haar zij. ‘Wat is die toren hoog. Ik ga het ook
niet redden.’ Haar gezicht was hoog rood.
‘Als je een trap naar beneden gaat, kun je Nikos gezelschap houden,’ stelde
Warfield voor.
Charlotte knikte.
‘Misschien kun je samen aan de ballade gaan werken?’ ‘Dat is een idee,’ zei
Charlotte en ze verplaatste haar blik naar Kamilia. ‘Je vindt het toch niet erg?’
‘Natuurlijk niet. Ik heb toch gezegd dat jullie ook beneden konden wachten?’
Het leek daarna veel op een afvalrace. Bij elke verdieping haakte er weer
iemand af.
Uiteindelijk bleven zij en Samantha samen over met de vijf Shoiaviony in de
kooitjes. Samantha had het kooitje met drie Shoiaviony overgenomen van
Warfield en zijzelf droeg het tweede kooitje waarin twee kleine vliegertjes zaten.
Nu kwamen ze op een heel smalle trap uit. Er was nog maar één deur.
‘Hier is het!’ zei Samantha. ‘De laatste trap loopt buiten langs en komt uit bij
de schatkamer, onder het torendak.’ Ze haalde de sleutel uit een zak van haar
jurk en gaf die aan haar. ‘Pas op dat de draak niet ontsnapt. Vanaf hier moet je
alles zelf doen, ik kan je niet helpen.’ Samantha omarmde haar. ‘Veel geluk!’ zei
ze en ze deed de deur voor haar open. Kamilia zag dat Samantha in de
deuropening bleef wachten. Ze greep de leuning van de trap stevig vast en liep
verder naar boven. Daar was de deur naar de schatkamer. ‘Defenso Ar!’ hoorde
ze Samantha roepen. En: ‘Protego Falgeo!’ en ook nog ‘Caso Pluma!’
Achteromkijkend zag ze dat Samantha haar staf met de donkerblauwe azuriet
omhoogstak. Er schoten kleine vonken caevisenergie af, die naar haar toe
zweefden. Ze hoopte maar dat die spreuken haar zouden beschermen tegen de
draak.

Kamilia voelde haar hart bonken. Ze stak bibberend de sleutel in het slot, stapte
snel naar binnen en deed de deur met een klap achter zich dicht, terwijl ze de
zandloper met haar andere hand omdraaide.
Trillend van de spanning wilde ze de sleutel in een buideltje opbergen. Door
de haast liet ze het kooitje met de twee Shoiaviony los. Het viel op de grond en
het deurtje sprong door de schok open. Ze zag de kleine vliegertjes uit het
kooitje kruipen.
‘Plof! Plof!’
Twee stofwolkjes schoten op haar af, maar die hadden geen effect, dankzij de
beschermende spreuken van Samantha.
Ze keek schichtig rond en zag een grote kist in het midden van de kamer
staan. Hij was rechthoekig en aan het metalen deksel hing een slot waar een
sleutel uit stak.
Ze keek naar de Shoiaviony en stuurde een gedachte naar hen toe. ‘Ga de kist
openmaken!’
Tot haar verrassing vlogen ze op de schatkist af.
Kamilia voelde een ijzige kou en klappertandde. De geest … Ze ging snel in
trance en zag een grote, lichtblauwe drakengeest voor haar oprijzen.
‘Khaahhhhhhhhh-milia … Jij bent dom om hier naar binnen te komen. Je
komt hier nooit meer weg!’
‘Waarvoor zit jij hier?’ vroeg ze aan de geest. ‘Waarom ben je niet op
doortocht?’
‘Jij bent slim... Je hebt gelijk. Laat me vrij, dan mag jij de schat hebben. Doe
de deur open.’
Kamilia kwam uit trance en zag het zand in de zandloper gevaarlijk snel
doorlopen. Ze schuifelde voorzichtig in de richting van de schatkist. Hoe kon ze
op tijd het zwaard pakken en wegwezen?
De Shoiaviony hadden het slot geopend en ze rende naar de kist. Ze voelde de
dreigende kou van de geest achter haar. Snel opende ze het deksel en greep het
wit oplichtende zwaard vast. Ze draaide zich om, gebruikte haar geestmagie om
de draak te zien en richtte de punt van het zwaard op de drakengeest.
‘Dom meisje. Ik ben een geest. Je kunt me niet meer verslaan met dat zwaard.
Laat me hieruit!’ Hij siste.
‘Help me!’ Kamilia richtte haar gedachten op de Shoiaviony. ‘Hoe komen we
hier weg?’
De twee wezentjes vlogen naar de kop van de draak en Kamilia rende naar het
kooitje. Ze hoorde zes keer ‘Plof!’ en toen ze weer achter zich keek, begon de
draak te wankelen. Hij viel bijna voorover op de kist. Het bedwelmende stof
werkte dus zelfs op geesten. ‘Dat is sterke magie!’
Snel greep ze de twee Shoiaviony uit de lucht en deed hen terug in het kooitje.
Ze pakte de zandloper van de vloer en snelde met alle spullen naar de deur. Ze
zag de schim wankelend achter haar aan komen, greep snel de deurklink en stoof
naar buiten. Ze duwde de deur met een klap voor zijn neus dicht en hoorde de
klik waarmee het tijdslot in werking trad. Ze haalde de sleutel tevoorschijn en
sloot de deur van de buitenkant af.
‘Plof!’
Er hing een lichtblauwe stofwolk om haar hoofd. Ze voelde dat ze draaierig
werd. De beschermende spreuk is uitgewerkt! Ze wilde zich vastgrijpen aan de
leuning van de ronde trap, maar greep mis en duikelde met een vertraagde
beweging over de leuning heen. Ze stortte in een vrije val langs de toren naar
beneden. Haar hart stokte.
Hoofdstuk 18
De drakendoder
Langzaam kwam Kamilia weer bij kennis. Ze sperde haar ogen open.
Samantha’s gezicht hing vlak boven het hare. De Magia had haar beide handen
om haar middel geslagen. ‘Rustig,’ zei ze. ‘We hangen in de lucht.’
Stom, maar ze keek direct naar beneden. Ze hield van schrik haar adem in. De
toren stond enkele tientallen meters bij hen vandaan en onder haar leek de
ananasplantage op een miniatuur. In haar ene hand hing het kooitje, met haar
andere hand klemde ze het zwaard vast.
‘Ik schrok me rot,’ zei Samantha. ‘Je viel over de leuning en ik moest vliegen
om je te redden. Anders was je te pletter gevallen.’
‘Ku … kun jij vliegen?’
Samantha knikte. ‘Het is meer zweven. Kom, dan breng ik ons naar beneden.
Caso Pluma!’
Samantha hield haar stevig vast en nu zakten ze traag. De landing was zacht
als een veertje. Ze stonden precies op een pad tussen de ananasplanten in, vlakbij
was een bankje. ‘Laten we maar even op het bankje gaan zitten,’ zei Samantha.
‘Ik ben zo nieuwsgierig naar je verhaal. Hoe heb je het zwaard uit de kist
gekregen?’
Warfield kwam op hen af rennen. Hij riep: ‘Ik ben blij dat je nog leeft!’
Ze glimlachte naar hem en keek naar het kooitje met twee Shoiaviony op haar
schoot. Ze maakten piepgeluidjes en aten stukjes ananas. ‘Deze rakkers hebben
de draak bedwelmd.’
‘Dat is geweldig,’ zei Samantha. ‘Ze hebben jou dus goed geholpen?’
Valerio rende met Warfield mee. Hij pakte het zwaard van Samantha over en
keek er bewonderend naar. Het handvat had de vorm van een leeuwenklauw en
was versierd met verschillende blauwe kristallen.
Nikos en Charlotte kwamen achter Valerio aan hun richting uit.
Charlotte slaakte een zucht van verlichting. ‘Gelukkig, je leeft nog.’
Samantha zette de kooitjes naast de bank op de grond om voor Nikos plaats te
maken. Nikos maakte daar dankbaar gebruik van en sloeg een arm om haar
schouders. ‘Even uitrusten.’
De anderen gingen op het pad tegenover het bankje zitten.
‘Zijn jullie van de toren gevallen?’ vroeg Warfield. ‘Ik zag jullie vliegen!’
‘Ja hoor, jij zag ze vliegen,’ zei Charlotte spottend.
‘Hij heeft gelijk, we moesten vliegen,’ sprong Samantha in en ze keek
Charlotte ernstig aan. ‘Mijn beschermende spreuken waren uitgewerkt toen
Kamilia de schatkamer uit kwam. Ze werd bedwelmd door de Shoiaviony en
tuimelde over de leuning van de trap. Als ik geen Lyoncourt was geweest, was ik
geen luchtmagiër en zou ze nu dood zijn.’
‘Jij hebt me gered,’ zei Kamilia. ‘Dank je wel.’
‘Ja, maar jij hebt Leona’s klauw voor mijn vader gered,’ zei Samantha.
‘Vergeleken daarmee is mijn reddingsactie eenvoudig.
Warfield krabbelde achter zijn oor en vroeg: ‘Zeg, Samantha, kun jij ons
misschien naar Baksy vliegen? Dat is onze volgende bestemming.’
‘Nee, dat gaat niet. Dit heeft me erg veel energie gekost en die spreuk om te
vliegen is veel te snel uitgewerkt. Daar kan ik geen lange afstanden mee
afleggen.’
‘Nu gaan we zeker naar de patriarch?’ vroeg Nikos.

Kamilia hoefde alleen maar naar de patriarch te kijken om te zien dat ongeloof
en blijdschap om voorrang streden bij de oude man. Ze overhandigde hem
Leona’s klauw. Het artefact straalde een typerend fel wit licht uit.
Tranen liepen over Orons wangen. ‘Dank u wel, mevrouw Arras. Weet u wel
dat ik met dit zwaard jaren geleden de blauwe draak heb gedood? Wat
fantastisch om dit weer in handen te hebben.’
Kamilia keek de oude man glimlachend aan. ‘Dat klopt,’ zei ze. ‘Ik heb de
punt van het zwaard op de drakengeest gericht. Hij vertelde me dat hij niet nog
eens met dit zwaard kon worden gedood. Het heeft geen invloed op geesten.’
Oron keek haar nadenkend aan. ‘Ik vind het jammer dat u weer weg moet,
mevrouw Arras. Ik krijg nu het idee dat we een eventuele oorlog al half
gewonnen zouden hebben, met u aan onze zijde. Ik hoop natuurlijk dat een
oorlog uitblijft. Maar indien nodig zal ik dit zwaard weer kunnen gebruiken om
mijn land te verdedigen. U kunt zich niet voorstellen hoe dankbaar ik ben.’
‘Het was mij zonder de Shoiaviony niet gelukt,’ zei ze. ‘Die wezens hebben
onvermoede magische talenten.’
‘Ik wil jullie allemaal mijn excuses aanbieden namens mijn zonen: Samuel en
Angelo. Zij hebben voorlopig dienst in de tempel en zullen zich niet langer
bezighouden met experimenten. Leona heeft hen verboden om ooit nog met
genetica te rommelen en ze mogen niemand meer gevangen houden, zelfs geen
vlinders.’
‘En de Shoiaviony?’
‘Ik heb opdracht gegeven om een grote volière te laten bouwen. Die wezentjes
staan voortaan onder de bescherming van onze dynastie.’
‘Ik heb een brief geschreven voor Alexander Baksy, de patriarch bij wie u nu
op bezoek moet gaan,’ zei Oron en hij overhandigde haar de brief.
‘Dank u.’
‘Voor de duidelijkheid, hij moet met “Heer” worden aangesproken.’
Ze zag pretlichtjes in zijn ogen.
‘Ik wil onze gasten graag tot aan de grens begeleiden, vader,’ zei Samantha.
‘Dat mag toch wel?’
‘Is dat wel verstandig?’ vroeg Nikos bezorgd. ‘Wie let er dan op de
Shoiaviony?’
Oron verzekerde Nikos ervan dat die wezentjes tijdens de afwezigheid van
zijn dochter niets tekort zouden komen. ‘Ik zal zolang zelf voor de Shoiaviony
zorgen. Mijn dochter Samantha heeft mijn toestemming om jullie naar de grens
te brengen. Het is gebruikelijk bij Lyoncourt dat onze gasten een uitgeleide
krijgen.’
Kamilia en haar reisgenoten namen afscheid. Ze haalden hun spullen op uit
herberg Cumulus en vertrokken nog dezelfde dag.

Kamilia genoot van de prachtige landschappen die het land van Lyoncourt
sierden. Ze luisterde naar het gezang van de vogels en het getsjirp van de
krekels. Met een half oor hoorde ze haar metgezellen met elkaar praten.
Terwijl ze over een heideveld liepen, vertelde Robin: ‘Ik ben blij dat we weer
verder kunnen. Als alles achter de rug is, zal ik onze wandelingen misschien nog
gaan missen.’
‘Blijf maar dicht bij mij lopen,’ zei Warfield. ‘Zullen we samen oefenen met
sporen zoeken en boogschieten? Wij zijn immers de verkenners van deze ploeg.
Zullen we maar vooruitlopen om te zien of alles veilig is?’
Samantha schoot in de lach. ‘Weten jullie de weg dan? En moeten we niet
afspreken waar we elkaar weer zullen treffen?’
‘Nee hoor,’ zei Robin, ‘we gaan gewoon niet al te ver naar voren. We blijven
jullie wel in het oog houden.’
Kamilia pakte haar kompas uit een buideltje en keek erop. Ze liepen nu al een
poosje in de richting westzuidwest. Het landschap was vlak. De weg liep als een
rechte streep door het veld.
Charlotte zette een lied in. Daar werd de reis een stuk vrolijker door. Kamilia
kreeg er een warm gevoel van. Vooral toen Nikos ook nog eens zijn fluit pakte
en de liederen mee begon te spelen.
Ze keek naar Samantha en zag dat zij ook genoot van de muziek. Samantha
droeg een lichtblauwe reismantel. Ze hield haar staf met de donkerblauwe
azuriet in haar hand en gebruikte die als wandelstok. Ze droeg een grote rugzak
waarin een van de twee tenten zat, die ze had overgenomen van Warfield. De
andere tent werd zoals altijd gedragen door Valerio. Ze hoorde dat de Magia af
en toe een toverspreuk prevelde waardoor haar rugzak lichter werd.
‘Dat moet je niet te vaak doen,’ zei Nikos. ‘Daar dienen de magische spreuken
niet voor. Als je ze voor persoonlijk gebruik aanwendt, is dat misbruik maken
van je gave.’
‘Is dat dan net zoiets als een kaarsje aansteken met vuurmagie?’ vroeg
Kamilia spottend aan Nikos. Ze zag hoe hij kleurde en zijn ogen afwendde.
‘Draagt u de tent dan liever?’ vroeg Samantha.
Nikos deed alsof hij het niet hoorde. Hij pakte zijn fluit en speelde een vrolijk
deuntje.
‘Hoelang heb je al verkering met Valerio?’ vroeg Samantha aan Charlotte.
‘Het is wel goed raak, hè?’
Het gezang van de druïde haperde slechts heel even. ‘Valerio, vind je dat
mooi? Dat rode, lange haar en al die sproeten?’ vervolgde Samantha plagend.
‘Ze heeft ook nog groene ogen en een goede zangstem.’
Charlottes gezang brak af. Ze keek met vonkende ogen naar Samantha en zei
snibbig: ‘Denk maar niet dat jij een kans maakt bij hem. Hij wil geen prinses.’
‘En ik wil helemaal geen page als man,’ plaagde Samantha. ‘Ik wil liever een
Klawiccy. Zo iemand als Nikos, maar dan een stukje jonger.’
‘Veel jonger toch zeker?’ zei Nikos.
‘Nikos is antiek, hoor,’ deed Kamilia een duit in het zakje. ‘Als je maar geen
man neemt die alleenheerser van heel Chyndyro wil worden en bommen wil
maken of legers van ondoden gaat opwekken.’
‘Nee, dat wil ik niet,’ zei Samantha. ‘Ik weet ook niet zeker of er een
Klawiccy is met wie ik het uit zou kunnen houden. Misschien trouw ik wel met
een bakker, dan heb ik altijd vers brood en gebak. Ik ben dol op gebak!’ Ze likte
met haar tong aan haar lippen.
Kamilia dacht aan Fidelity’s vader. Ze zag hem nog niet trouwen met
Samantha.
‘Nou, dat is niet te zien,’ zei Valerio tegen Samantha. ‘Je bent mager.’
‘Ja, maar dat komt doordat luchtmagie zoveel mana vraagt. Ik verbrand veel
energie.’
‘Voor eigen gewin,’ mompelde Nikos en ze sjokten een tijd in stilte door.
Na een poosje vroeg Kamilia aan Samantha: ‘Waarvoor hebben magiërs die
kristallen in hun staf zitten? Ik zag dat bij bijna alle families en iedereen schijnt
een andere kleur kristal te hebben. Jij hebt een azuriet, toch?’
Samantha keek haar verbaasd aan. ‘Bijna alle families?
Wie heeft er dan géén kristal in de staf?’
‘Bij Gettferdrey heb ik geen staven gezien, laat staan kristallen.’
‘O, die!’ zei Samantha. ‘Die familie is heel anders dan de rest. Ze hebben ook
wel staven, hoor, maar ze gebruiken ze bijna niet. Ze vinden ze onhandig om
mee te nemen op hun paarden.’
‘Wat doet zo’n kristal dan?’
‘Je gebruikt magische energie voor je spreuken. Die noemen wij mana. Het
kristal in de staf zorgt ervoor dat de energie gefocust wordt op iets of iemand en
dan wordt hij daar naartoe geleid.’ Ze keek haar aan. ‘Heb jij geen kristal?’
‘Jawel, ik heb een stuk bergkristal. Dat gebruik ik bij het waarzeggen of om de
geesten te zien. Het zit alleen niet in een staf verwerkt.’
‘Werkt het goed?’ vroeg Samantha.
‘Ik zie er schimmige voorstellingen in, waaruit ik kan opmaken wat er gaat
gebeuren. Heel af en toe zie ik ook voorstellingen met kleuren, maar meestal zijn
ze wit of grijs. Ik heb bij Morane een kristallen bol gekregen, daar zie ik de
voorstellingen nog beter in. Hij is alleen zwaar en daardoor onhandig op reis. Ik
heb er nogal een vracht aan. Hij zit in doeken gerold onder in mijn rugtas.’
‘Als je een zirkonia vindt,’ zei Samantha, ‘zou ik die maar eens proberen. Bij
Baksy heb je de Keibergen, waar kristallen worden gedolven. Daar kun je er vast
een vinden. Die werken beter dan bergkristal.’

Tegen de avond werden de twee tenten opgezet. Zoals de vorige keer zouden de
mannen in de ene tent slapen en de vrouwen in de andere.
Kamilia zweette. Het was een zwoele avond en een onweersbui dreigde los te
barsten. Ze rook de ozon en ging een eindje bij het kampvuur vandaan zitten
waarop Charlotte en Valerio het eten klaarmaakten.
Valerio bracht haar een nap met heerlijk ruikende brij en kwam bij haar zitten.
De anderen haalden hun eten bij Charlotte op en namen naast hen plaats.
Kamilia proefde van het gerecht. Het leek een beetje op de hachee die oma
weleens maakte. Ze proefde de uien erbovenuit, maar er zaten ook onbekende
ingrediënten in waardoor er een nog pittigere smaak aan zat. Ze at genietend
verder. Charlotte en Valerio hadden onderweg de ingrediënten bij elkaar
gescharreld. ‘Lekker,’ zei ze en ze keek Charlotte bewonderend aan. ‘Handig dat
je het een en ander van eetbare planten weet.’
Charlotte haalde glimlachend de lege nappen op.
Toen ze daarna nog gezellig even bij elkaar bleven zitten, deed Nikos een
poging om de groep te vermaken met een verhaal.
‘In deze streek leefde er eens een blauwe draak,’ begon hij. ‘Mijn oom, die
boogschutter was en in het leger zat bij de familie Lyoncourt …’
‘Was dat weer een andere oom dan diegene die de albatros ving?’ vroeg
Robin.
‘Ja, dat was een andere oom,’ zei Nikos.
‘Is het dan die oom van die ijsbloem?’ vroeg Valerio. ‘Nee, die zat bij Morane
in de Piekbergen,’ zei Nikos. ‘Dan was het die oom die achter de leeuwen aan
zat,’ zei Warfield.
‘Nee,’ zei Kamilia. ‘Dat kan niet, want die was opgevreten door die leeuwen.’
‘Dat heb ik nooit gezegd,’ zei Nikos. ‘Alleen maar dat hij nooit weerom
kwam. Ik weet niet waar hij naartoe is gegaan. Maar in ieder geval, deze oom
was weer iemand anders.’
‘Hoeveel ooms zijn er dan?’ vroeg Samantha.
‘Ja, dame, dat weet ik niet, hoor. Erg veel in elk geval, zowel van mijn vaders
kant als van mijn moeders kant. Maar stil nou, ik wil jullie vertellen over die
blauwe draak.’
‘Vertel maar,’ zei Kamilia.
‘Na een wilde achtervolging door Indira Morane en Ronald Lyoncourt, werd
de blauwe draak door een hevige windstoot op een scherpe piek van een
Piekberg gespietst, maar hij was nog lang niet dood en rukte zich toch weer los.
Hij was zo kwaad dat hij Indira Morane in zijn bek greep en haar van een grote
hoogte uit de lucht liet vallen. Ze viel dood neer.’
‘Dat klopt vast niet,’ zei Kamilia, ‘want als er een Lyoncourt bij was, kon
diegene vliegen en haar opvangen. Samantha heeft mij toch ook opgevangen
toen ik van die hoge toren viel?’
‘Ik weet niet precies hoe het kwam, maar ze ging dood!’ zei Nikos beslist. ‘De
blauwe draak was zwaarder gewond dan hij aanvankelijk dacht en vluchtte. Hij
vloog hiernaartoe. Mijn oom, die een hele goede boogschutter was, heeft hem in
twee ogen getroffen met een pijl. De draak was direct blind. Het was hier niet
eens ver vandaan. Toen was het gemakkelijk voor de familie Lyoncourt om de
draak te doden.’ Nikos keek trots lachend naar Samantha.
‘Ja, ja, dat kwam zeker door die oom van jou,’ zei Samantha.
‘Natuurlijk! Anders was hij niet blind geweest.’
‘Nou, ik heb iets anders gehoord.’ Samantha vertelde: ‘Mijn oudooms Ronald
en Richard Lyoncourt hebben die draak inderdaad eerst op de Piekberg gespietst
door die windvlaag, maar daarna was die draak ontzettend gevaarlijk. Hij was
door het dolle heen en heeft Indira Morane zo gebeten dat ze doodging. Daar
kon zelfs een druïde of een Gettferdrey niet meer helpen.’ Ze keek plagerig naar
Charlotte en ging verder: ‘Mijn oudoom Ronald, die nogal van eten en drinken
hield, bleek zelf ook een lekker hapje te zijn voor de draak. Door zijn dikke buik
en door het vele bier was hij te langzaam geworden. Maar gelukkig had ik nog
een oudoom en kwam ook Jack Toliano te hulp. Richard riep een wervelwind op
en Jack een hagelstorm met grote hagelstenen, die door het pantser van
drakenschubben heen kwamen en het beest nog meer verwondden. Toen is de
draak dood op de grond gevallen op de grens van Lyoncourtland en Baksyland.
Daarna heeft die oom van Nikos de pijlen in de ogen van de draak geschoten en
ging hij met de eer strijken!’
‘Hè, wat vervelend nou, ik ben doorzien.’ Nikos lachte hard.
‘Ik heb van de geest van de blauwe draak een heel ander verhaal gehoord,’ zei
Kamilia.
Iedereen keek haar verbijsterd aan.
‘Wat heeft hij dan gezegd?’ vroeg Samantha verbaasd.
‘Nou, toen ik het zwaard had gepakt en het op de borst van de draak richtte,
zei hij tegen me dat ik hem niet nóg een keer met dat zwaard kon doden. Hij
moet dus door Leona’s klauw gedood zijn. Ik heb dat ook tegen je vader gezegd
en hij noemde het zwaard natuurlijk niet voor niets een drakendoder.’
Toen ze dat gezegd had, klonk er een harde donderslag en iedereen vluchtte de
tent in voordat de regen zou losbarsten.

Het was erg benauwd. De regen kletterde op het tentdoek. De vier vrouwen
gingen midden in de tent liggen zodat ze niet tegen het doek aankwamen, want
dan zou het kunnen gaan lekken. Ze vielen ondanks het onweer toch in slaap,
allemaal moe van de lange wandeltocht in de buitenlucht.
Kamilia droomde. In een grote cirkel op het grasveld zag ze de Avatars.
‘Als we de ster vernietigen, wil ik een nieuw artefact hebben voor Toliano,’
zei Ebolt, de kluizenaar. ‘De zevenster is door jullie ingrijpen al te lang weg bij
die dynastie en ik vind dat oneerlijk!’
‘Waarvoor moet het artefact nieuw zijn?’ vroeg de adelaar Aquila. ‘Het kan
toch een magisch voorwerp zijn dat al heel oud is, maar dat verdwenen is?’
‘Is er dan nog een artefact verdwenen?’ zei het hert Ceriel. ‘Hoe slordig
kunnen die families zijn?’
‘De dynastieën worden ieder tijdperk onverschilliger,’ zei de zwarte ram, de
Avatar Mage.
‘Kamilia komt uit een ander tijdperk en is wat mij betreft beter dan al die
Magii,’ zei de witte beer Ursus. ‘Maar we waren hier om te bespreken hoe we
haar naar haar eigen tijd en plaats terug kunnen brengen.’
‘Ik heb haar al geholpen, door de punt van de zevenster uit de schatkist bij
Lyoncourt aan haar te geven,’ zei de ekster Caelestis. ‘Als jullie dat nou ook
doen bij Baksy en Toliano?’
‘Nee, dat kan niet. Dan krijgen die twee families het verloren artefact niet
meer in handen. Kamilia was zo aardig om het zwaard te gaan halen voor
Lyoncourt, maar dat wil nog niet zeggen dat ze iedere keer uit zichzelf een
voorwerp dat kwijt is, gaat zoeken,’ zei de vleermuis Ignaz.
‘Nu weet ik nóg niet welk familiestuk ze voor Toliano kan opzoeken,’ zei de
kluizenaar geërgerd. ‘Jullie komen nooit eens ter zake!’
De Avatars maakten ruzie. Kamilia schrok er wakker van. Ze was er nog
steeds niet gerust op of ze de ster wel te pakken zou krijgen.

Op weg naar de grens kwamen er meer heuvels in het landschap en Kamilia kon
het aan haar kuiten voelen.
Charlotte had het goed naar haar zin, want die ontdekte weer allerlei planten
die ze kon gebruiken.
Kamilia herkende de gele verfbrem, blauwe kogeldistel en witte klaverzuring.
En er groeiden wilde aardbeien en kruisbessen.
Warfield durfde daar pas van te eten nadat Charlotte had gezegd dat hij dat
veilig kon doen.
In de verte lagen kleine dorpjes waartussen boerderijen verspreid stonden.
Tussen de akkers in zag ze houtwallen. Daarboven vlogen veel vogels rond. De
donkere wolken waren verdwenen en ze liepen onder een prachtige, blauwe
lucht met hier en daar een witte wolkenpluim.
Ze dacht aan Tulle. Zou het circus al weg zijn? Misschien ging Fidelity alweer
naar school. Daar had ze dan zelf ook moeten zitten. Moest ze nu alle lessen
inhalen als ze terug was? Als ze ooit terugkwam … Wat had Medea ook alweer
gezegd? Ze moest in haar kristallen bol kijken en proberen om precies het
moment te zien voordat ze achter de adelaar aan naar het moeras was gelopen.
Dan zou ze terugkomen op het moment dat ze was vertrokken. Zou dat echt
kunnen? Er waren nu al vele weken voorbijgegaan. Voor haar gevoel was ze al
maanden op Chyndyro. Ze had geen goed idee meer van tijd.
Het werd steeds drukker op de weg. Er liepen handelaren met grote manden
op hun rug en er waren boeren die karren met groenten en fruit duwden.
‘Als ik nog florijnen had, zouden we onze proviand aan kunnen vullen.’ Ze
voelde in haar buideltje, maar er zat echt geen florijn meer in.
Toen Samantha dit zag, kreeg ze van haar een handvol muntstukken. ‘Voor de
reis door Baksyland. Ik hoop dat het genoeg is.’
‘Dank je.’ Ze kocht direct wat groente van een boer. Tegen het einde van de
middag zag ze rechts van de weg het enorme skelet van de blauwe draak liggen.
Naast dat skelet was een markt.
Warfield liep tussen de struiken door en ging op zoek bij de schedel van de
draak. Hij riep: ‘Kijk eens, Nikos! Hier liggen twee pijlen, precies bij de ogen.’
Nikos keek ernaar. ‘Ja, dat is nou toevallig. Ze hebben ganzenveren. Had jij
die onderweg niet verzameld voor je pijlen en had je die niet op onze vorige
kampplaats zitten maken?’
‘Hè,’ zei Warfield, ‘ik ben doorzien!’
Ze stonden allemaal bij de schedel van de draak. Het was echt een enorm
beest geweest. Kamilia kon maar net over die schedel heen kijken. Ze telde vier
passen toen ze langs de drakenschedel stapte en keek belangstellend naar de
oogkassen. Zo’n draak had grote ogen. In de kaken die uitliepen in een punt, zag
ze gevaarlijke tanden. Een beet ervan kon je niet overleven. Ze fantaseerde dat er
stoom uit de driehoekige neusgaten kwam en deed onwillekeurig een stap
achteruit. Toen haalde ze haar schouders op. Deze draak is dood.

Na nog wat te hebben rondgekeken op de markt, liepen ze door naar de grens.


Daar stonden wachters in harnassen, die gewapend waren met zwaarden. Ze
droegen blauwe schilden met de afbeelding van een gouden leeuw. Kamilia keek
naar de barakken met de witgeschilderde wanden en blauwe daken. Aan
vlaggenmasten wapperden lange vaandels.
Er stonden bij de grens ook een paar wachters in maliënkolders, die gewapend
waren met strijdbijlen. De houten hutten van die wachters maakten deel uit van
een groter legerkamp. Die hutten hadden groenzwart gestreepte, planken muren
en er wapperden groene vlaggetjes met afbeeldingen van gouden eikels erop.
‘De mannen met strijdbijlen horen bij Baksy,’ zei Samantha. ‘Wij kunnen wel
overnachten in de barakken van Lyoncourt.’
Samantha trakteerde hen op een maaltijd, die de legerkok voor haar had
klaargemaakt. Ze kregen een bonenschotel met stukjes gebakken rundvlees.
Kamilia vond Samantha nogal stil tijdens het eten. ‘Het is jammer dat je niet
met ons mee kan naar de patriarch van Baksy.’
‘Dat vind ik ook. Ik heb genoten van jullie gezelschap. Pas je wel op bij
Baksy en Toliano? Ik heb gehoord dat ze al jarenlang bezig zijn met vreemde
experimenten, die vast niet door de beugel kunnen bij de Avatars.’
Ze schoot in de lach. ‘Zoiets gebeurt bij Lyoncourt natuurlijk niet?’
Samantha keek haar verbaasd aan. Maar toen realiseerde ze zich blijkbaar wat
ze gezegd had en moest ze ook erg lachen. ‘Sinds de draken op Chyndyro zijn
verslagen en er genoeg steden gebouwd zijn voor de bevolking, willen de
dynastieën elkaar de loef afsteken. En er zitten natuurlijk slechteriken tussen, die
heerser willen worden over heel Chyndyro. Jullie hebben al kennisgemaakt met
Julio Toliano en Samson Attholred en nu ook met mijn broers. Ik krijg weleens
het idee dat sommige Avatars het toelaten, al was het alleen maar om te zien hoe
ver het zal gaan. Maar zo mag ik natuurlijk niet denken.’
Kamilia dacht aan haar dromen, waarbij de Avatars steeds ruzie hadden. Ze
wist niet zo zeker of Samantha gelijk had. Ze knikte maar.
Nadat ze nog een poosje buiten op de banken hadden gezeten, gingen ze de
barakken in en zocht ieder zijn bed op.
Hoofdstuk 19
Controle bij de grens
Na een ontbijt van brood, roomboter, kaas, worst en fruit, moesten Kamilia en
haar vrienden de volgende morgen weer verder.
Samantha keek bedenkelijk naar de grenspost, waar de wachters van Baksy de
bagage van reizigers doorzochten. ‘Ik kan beter even met jullie meelopen,’ zei
ze. ‘Ze zijn daar streng aan het controleren.’ Ze sloeg haar mantel om, greep haar
staf en liep voor hen uit.
Kamilia wierp een blik op de wachters. Ze zagen er standvastig uit en droegen
wapens zoals bijlen. Ze voelde het bloed uit haar hoofd trekken. Zouden ze nu
blijven steken aan de grens? Wat als de wachters de sterpunten vonden?
Nikos legde zijn arm om haar schouders. ‘Het valt misschien wel mee,’
mompelde hij, maar erg overtuigd klonk het niet.
Samantha liep resoluut op de wachters af. ‘Goedemorgen, ik ben Samantha
Lyoncourt.’ Ze wees naar het reisgezelschap. ‘Dit zijn gasten van mijn familie.
Zij gaan op doorreis door uw land. Ik sta voor hen in.’
‘Dat kan wel zo zijn, vrouwe,’ zei de kapitein van de wacht, hij legde de steel
van de bijl op zijn schouder, ‘maar wij hebben instructies gekregen. We moeten
alle bagage doorzoeken.’
Kamilia moest haar rugtas leegmaken. Ze had behalve de glazen bol weinig
interessants in haar tas.
‘Bent u een waarzegster?’ vroeg de wachter nieuwsgierig.
Ze knikte en voelde de brok in haar keel, waardoor ze niets kon uitbrengen.
Gespannen voelde ze de handen van de man langs haar lichaam glijden toen hij
haar fouilleerde.
‘Wat zit er in die buideltjes aan uw riemen?’ vroeg hij.
Ze opende met trillende vingers het buideltje met de tarotkaarten.
‘O, ik zie het al. Nog meer spul voor voorspellingen. Ga maar verder.’
Kamilia zuchtte opgelucht en ruimde haar tas weer in. ‘Hoe komen we bij de
hoofdstad?’ vroeg Kamilia. ‘En hoe heet die?’
‘De hoofdstad, Haya, ligt op twee dagen lopen hiervandaan. Als je deze weg
gewoon blijft volgen, kom je er vanzelf,’ zei de wachter.
Toen ze doorliep zag ze dat Valerio ook verder mocht. Hij sjorde de rugzak
met de tent weer op zijn rug. ‘Ik ben niet interessant genoeg,’ zei hij
glimlachend. ‘Mijn zwaard en schild zijn van weinig waarde. Ik ben maar een
page.’
Van een afstandje keken ze toe hoe de anderen uit hun groep werden
gecontroleerd. De wachters die Robin en Warfield visiteerden, hadden veel
belangstelling voor hun bogen en vooral ook voor de dolk met de afbeelding van
het paard.
‘Hoe komt u aan die dolk?’ Een van de wachters pakte hem vast en keek er
bewonderend naar.
‘Die heb ik eerlijk gekregen voor bewezen diensten,’ zei Warfield en toen hij
hem terugkreeg, stak hij hem snel weer tussen zijn riem.
Daarna opende de wachter de grote rugtas. ‘Ook al een tent?’
‘Dat is toch niet zo gek?’ antwoordde Warfield. ‘We zijn met zes personen.’
De wachter trok zijn neus op toen hij een rotte appel onder uit de tas haalde.
Hij veegde zijn hand aan een doek af. ‘Loop maar door.’
Charlotte moest al haar flesjes en potjes op een tafel zetten.
‘Wat is dit allemaal?’ vroeg de kapitein.
Nikos ging erbij staan en zei: ‘Zij is een druïde. Dit zijn geneesmiddelen.’
De kapitein keek Charlotte scherp aan. ‘Het lijkt er anders veel op dat u
mensen wilt vergiftigen.’
Charlotte hief haar ogen ten hemel en zei: ‘Geneesmiddelen zijn per definitie
altijd een tegengif. Natuurlijk zitten er ingrediënten in die gif bevatten. Dat
betekent nog niet dat ik mensen ga vermoorden.’ Ze keek de wachter kwaad aan
en zei: ‘Hoe haalt u het in uw hoofd om een druïde van zoiets te beschuldigen?’
‘Zij is te vertrouwen,’ zei Samantha.
‘Dat zeggen ze allemaal,’ zei de kapitein en hij richtte zich weer op Charlotte.
‘Het is dat vrouwe Lyoncourt voor u instaat, maar ik volg mijn instructies
nauwgezet op.’ Hij pakte alle flesjes met groene en paarse drankjes van tafel en
zei: ‘Deze neem ik in beslag. De rest mag u meenemen.’
Charlotte zuchtte diep en pakte haar spullen weer in. ‘Waar hebt u dat kristal
vandaan?’ vroeg een wachter aan Nikos terwijl hij zijn staf onderzocht.
‘Uit een winkel in Igni,’ zei Nikos. ‘Daar heeft mijn oom de staf voor mij
gekocht toen ik nog maar een jongen van twaalf was. Hij gaat al een behoorlijke
tijd mee.’
‘Dat is te zien,’ sneerde de wachter. ‘Loop maar door.’ Nadat iedereen over de
grens mocht, moesten ze afscheid nemen van Samantha. ‘Dank je voor de hulp.
Ik was al bang dat ik de sterpunten kwijt zou raken,’ fluisterde Kamilia in
Samantha’s oor.
‘Daarom vond ik dat ik jullie moest helpen. Ik hoop dat het je lukt om weer
thuis te komen.’
Het voelde wederom alsof ze een goede vriendin verloor toen Samantha zich
omdraaide en naar huis terugging. Als je die mensen van de dynastieën wat beter
leerde kennen, hadden ze toch allemaal wel iets sympathieks. Ze bleef een
poosje staan kijken totdat Samantha uit het zicht was. Toen draaide ze zich weer
naar de groep. ‘Kom, we gaan verder.’
Robin zuchtte van opluchting. ‘Gelukkig, we zijn weer met ons eigen
ploegje.’
‘Heeft iemand een idee van wat we hier tegen kunnen komen?’ vroeg Kamilia.
‘Ik niet,’ zei Valerio. ‘Zo ver naar het westen ben ik nog nooit geweest.’
‘Ik heb in boeken gelezen dat de Keibergen in het land van Baksy heel
speciaal moeten zijn,’ zei Charlotte. ‘Er groeien bijzondere planten.’
‘Nee, hè? Het zou eens niet over planten gaan!’ schertste Robin.
Charlotte keek vuil naar Robin, maar ging verder: ‘Ik heb gehoord dat je daar
niet bij in de buurt kunt komen. Er zijn namelijk veel losse keien waardoor er
snel steenlawines ontstaan.’
‘Ik heb van andere Klawiccys gehoord dat er in de Keibergen behoorlijk wat
kristallen zitten,’ zei Nikos. ‘De kristallen die in de staven van de Magii zitten,
komen zo goed als zeker daarvandaan. Mijn rozenkwarts ook. Maar ik ben nog
nooit zo ver naar het westen geweest.’
Warfield en Robin wisten niets van Baksy af en ook niet van het land waar ze
nu waren.
Kamilia en haar vrienden liepen met elkaar het onbekende land in. Het was
bewolkt maar droog weer, de temperatuur voelde aangenaam en de weg was hier
nog redelijk vlak.

Thomas — Kristalkoorts
Thomas Baksy stond voor de spiegel en zette zijn zwartgroene, iets te grote
punthoed strategisch op zijn hoofd. Niemand hoefde immers te zien dat hij bij de
slapen grijs werd en dat hij boven op zijn hoofd al kaal begon te worden. Het
was erg vervelend dat je er met vijftig jaar al zo oud uitzag. Er kwamen rimpels
in zijn voorhoofd. Hij draaide zich met een ruk om en greep zijn zwartgroene
mantel van de haak. Hij griste de geroosterde eikels en walnoten van tafel en
propte die in een wijde zak van zijn mantel. Hij at een stuk boterkoek met smaak
op en veegde de kruimels uit zijn mondhoeken. Onderweg naar buiten trok hij de
ebbenhouten staf met de grote, donkere bloedsteen uit de houder.
In gedachten verzonken liep hij naar de stallen. Het was weer eens een
geweldig feest geweest, gisterenavond in de herberg van Haya. Hij had toch
maar een stel goede vrienden en de mooie vrouwen vochten om een plaats aan
zijn zijde. Het bier werd steeds weer aangevuld zodra zijn pul halfleeg was. Wie
anders kon zich dit allemaal veroorloven? Hij was in verhouding tot die
armoedzaaiers van vrienden van hem rijk gezegend als oudste zoon van de
patriarch. Hij had recht op hun bewondering en aandacht.
Bij de stallen aangekomen riep hij om zijn paard. De staljongen kwam snel
met zijn rijdier aan, gezadeld en wel zoals het hoorde. Thomas hees zijn broek
op en trok de riem wat vaster om zijn buik. De staljongen hielp hem om het
trapje op te komen en hij klom met moeite in het zadel. Het paard brieste, maar
hij voorkwam dat het ging bokken. Hij ging in de stijgbeugels staan en drapeerde
zijn mantel achter zijn rug, ging weer zitten en maande het paard om stapvoets in
de richting van de weg te lopen.
De reis ging naar de Keibergen. De vorige keer was het hem bar tegengevallen
dat er maar zo weinig kristallen door de Shoikeiyi waren uitgehakt uit de grotten.
Shoikeiyi, die naam heb ik wel goed verzonnen. Shoi betekende klein en keiyi
was de Klanische naam voor mens. Niet dat het verachtelijke kaboutervolk de
naam mens waardig was, maar hij kon niet ontkennen dat hij menselijke genen
had gebruikt bij hun ontstaan. Mensen, vleermuizen en katten had hij ervoor
gebruikt. Hij was er nog steeds verbaasd over dat hij als enige magiër op dat idee
gekomen was. Het Shoikeiyivolk dat hij had geschapen, kwam hem bij het
delven van kristallen goed van pas. Zij zorgden ervoor dat hij zijn verzameling
kristallen kon uitbreiden. Als ik zo doorga, word ik de rijkste patriarch uit de
hele geschiedenis. Dan heb ik bergen kostbare kristallen om mee te pronken.
Binnenkort stoot ik mijn oude vader van de troon en dan heb ik de macht!
Nog niemand had ontdekt dat hij met zijn magie een nieuw ras had gekweekt.
Hij had de Shoikeiyi een mensenlichaam gegeven, maar wel zo klein dat ze
heel gemakkelijk in de lage gangen van de grotten in de Keibergen konden
lopen. Die gangen waren doorgaans vijfenzeventig tot vijfennegentig centimeter
hoog. Shoikeiyi hadden kattenogen en vleermuisoren. Door zijn genetische
manipulaties waren ze er zo op gebouwd dat ze in het donker konden zien.
Bovendien maakten ze gebruik van echo’s zoals vleermuizen dat deden. Het
enige nadeel was dat ze daarvoor steeds geluid maakten. ‘Klik, klak, klik, klak,’
klakten ze steeds maar weer met hun tong tegen hun verhemelte.
In de grotten werkten de Shoikeiyi met pikhouwelen en bijlen en dat ging zo
van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, precies zoals hij hun had opgedragen.
De stenen werden doorkliefd om de kristallen, die in het hart daarvan opgesloten
zaten, te vinden.
Hij had geprobeerd om alleen mannetjes te scheppen uit zijn genenpoel, maar
dat was mislukt. Er waren net zoveel mannen als vrouwen bij het Shoikeiyivolk.
Een nadeel daarvan was dat ze soms in opstand kwamen. Ze wilden dat er een
man en een vrouw van hun eigen soort samen de leiding zouden krijgen over hun
volk. Hij had het met tegenzin toegestaan en de Shoikeiyi hadden de man Rami
en het vrouwtje Hilde uitgekozen. Als Shoikeiyi eenmaal rebels werden, voerden
ze geen enkel bevel meer uit voor hem. Maar gelukkig wist hij een manier om
hen om te kopen met geroosterde eikels en walnoten. Daar hadden ze een zwak
voor.
Hij dacht met afschuw terug aan zijn laatste gesprek met een Shoikeiyi. Toen
had hij ontdekt dat die verachtelijke kabouters behalve opstandig ook
leugenachtig konden zijn. Ze hadden jarenlang de mooiste kristallen in de
grotten van de Keibergen voor hem verstopt. Een van de kleine mannetjes had
zijn mond voorbijgepraat toen hij hem een zakje walnoten had gegeven. Hij zou
hen vandaag confronteren met hun leugenachtige gedrag.
Toen hij bij de grotwoningen aankwam, zag hij de leiders Rami en Hilde in
het midden van de vergaderplaats staan. Dat was een rond plein dat vrijgemaakt
was van losse keien en waar meerdere grotwoningen op aansloten. Hij klom van
zijn paard. ‘Waar zijn de kristallen die jullie voor mij verborgen hebben
gehouden,’ vroeg hij streng.
Rami keek rebels. ‘Klik, klak, klik, klak, die hebben we niet...’ Rami keek
zenuwachtig om zich heen naar de anderen.
Thomas voelde zijn woede opkomen. Die werd nog aangewakkerd door het
geklikklak. Hij greep zijn staf en brulde: ‘Transformato Siless!’
Rami en Hilde verstijfden op hun plek en veranderden in steen. De andere
Shoikeiyi kropen weg achter rotsen.
Dreigend hield hij zijn staf in de lucht. ‘Binnen twee uur wil ik dat mijn
zadeltassen helemaal gevuld zijn met de kristallen die jullie voor mij hebben
verstopt!’ brulde hij. Hij ging op een rots zitten. Zelfvoldaan keek hij toe hoe de
Shoikeiyi druk rennend en geluiden makend naar elkaar, kristal na kristal
aandroegen en zijn zadeltassen vulden. Pas toen die helemaal vol zaten, stond hij
op.
‘Denk erom dat jullie mij nooit meer bedriegen,’ riep hij. ‘Ik kom om de vijf
dagen terug om mijn eigendom op te halen. Die kristallen zijn allemaal van mij!’
Pas daarna riep hij de tegenspreuk: ‘Siless Fyo Carniss!’
Rami en Hilde zakten met een zucht ineen, terug in hun vleselijke lijf.
Thomas zag met plezier toe hoe de twee leiders van het volkje hem
geschrokken en onderdanig aankeken. Dit zullen ze niet snel vergeten.

Tara — De steenlawine
Het was het Shoikeiyimeisje, Tara, gelukt. Samen met haar broertje Ian was ze in
de enorme mantelzak gekropen van de dikke man. Die zak was zo diep dat ze
daar met hun dertig centimeter lengte gemakkelijk in pasten. Ze trok haar rok
recht. De geurige eikels en walnoten onder in de zak schuurden bij elke
beweging die ze maakte langs haar benen. Ze pakte een eikeltje en nam een hap.
Hier konden ze zoveel snoepen als ze maar wilden. Met haar gele kattenogen
keek ze Ian glimlachend aan. ’Klik, klak, klik, klak, spannend hè? Die reus weet
niet eens dat hij ons zoeken moet, hij vindt ons hier vast niet.’
Ian trok zijn broek omhoog en deed zijn riem wat strakker vast. Hij knikte.
‘Klik, klak, klik, klak, dit is een leuk avontuur!’
Tara luisterde naar het geluid dat de hoefijzers van het paard op de stenen van
de weg maakte. Dat leek veel op het geklikklak dat zij gebruikten voor hun
echopeiling.
Ze hield haar adem in toen er plotseling een grote hand in de jaszak werd
gestoken. Ze kroop zo snel ze kon weg toen de vingers van de Taikeiyi een
walnoot grepen. Even botste ze tegen die hand aan, maar daarna trok de grote
man die al weer weg. ‘Ha, hij heeft niets door.’ Ze keek Ian ondeugend aan.
Ian knipoogde en pakte een stukje walnoot. Met zijn scherpe tanden hapte hij
ervan.
De reis in de jaszak duurde langer dan Tara verwacht had. Ze was opgelucht
toen het geluid van de paardenhoeven ophield. Ze was flink door elkaar geschud
en slikte de zure oprisping uit haar maag in.
‘Hou de zak vast,’ fluisterde ze naar Ian. ‘Hij stapt af.’
Pas veel later, nadat de bewegingen waren gestopt, keek ze over de rand en
klom voorzichtig uit de mantelzak, gevolgd door Ian. Verbaasd keek ze om zich
heen. Ze stonden in een donkere ruimte, heel anders dan een grot. De muren
waren vlak. Ze klommen langs een vreemde boomstam naar beneden en kwamen
op een houten bodem terecht. Al sluipend verkenden ze vertrek na vertrek.
Zo ziet een kasteel van een mens er dus uit, dacht Tara, en ze nam alles wat ze
hier zag verwonderd in zich op. ‘Pas op,’ fluisterde ze toen er een Taikeiyi
langsliep. Ze greep Ian bij zijn hand en trok hem snel een hoek om, waar ze
achter een stuk hout weg kon kruipen.
Ze liepen stiekem op hun tenen achter een andere grote man in een glimmend
zilveren pak aan.
‘Dat moet een ridder zijn,’ fluisterde Ian. ‘Rami heeft ons daarover verteld.’
‘Dat denk ik ook. Klik, klak, klik, klak.’ De ridder liep voor hen uit naar een
ruimte waar een grote kist in stond. ‘Een schat?’ zei ze verbaasd. ‘Waarvoor
moet die dikke man kristallen van ons hebben, als hij zelf een schat in zijn huis
heeft staan?’
De ridder greep met zijn hand in de schatkist en haalde er gouden, platte
schijven uit tevoorschijn. Ze blonken mooi.
Tara pakte Ian bij zijn hand en samen schoven ze onhoorbaar langs de man
heen. Ze liepen voorzichtig iets verder door.
‘Pas op dat hij ons niet ziet,’ fluisterde Ian.
Tara kroop onder een laag houten dakje dat op vier houten boomstammetjes
stond. Ze pakte snel een stukje van een geroosterd eikeltje uit de zak van haar
rok en gaf ook een stukje ervan aan haar broertje. Daarop kauwen hielp tegen de
spanning.
Van onder het afdakje zocht ze de omgeving af. ‘Kijk daar eens,’ fluisterde ze
en ze wees Ian op een kussen waarop een prachtige gouden armband lag.
De twee Shoikeiyikinderen keken elkaar met hun grote, gele kattenogen
glunderend aan. ‘Zullen we die meenemen naar huis? Daar zal Rami blij mee
zijn!’ De armband glom zo mooi, die konden ze echt niet laten liggen.
Ze slopen eropaf en met hun stevige handen grepen ze het kussen vast. Met
een ruk gleed de armband naar hen toe. Tara ving hem behendig op en deed de
armband om haar pols. Snel verscholen ze zich achter de houten kist.
Tara zag dat de ridder doorliep naar een hoek. Daar opende hij een deur en
liep naar een andere ruimte. Ze rende met Ian weg uit de schatkamer.
‘Ik wil nu naar huis terug,’ zei Ian. ‘Het is hier niet zo fijn als in onze eigen
grot. Ik wil naar mama.’
‘Ja, we gaan terug naar onze bergen,’ zei Tara. ‘Ik heb ook genoeg reuzen
gezien. Maar hoe komen we hieruit?’
Ian wees op een grote mand. ‘Goed idee,’ vond Tara.
Ze klommen er met moeite in en verstopten zich onder de kleden die erin
lagen. Hopelijk nam iemand hen mee naar buiten.
Ian moest van de spanning zenuwachtig klikklakken toen de mand begon te
bewegen en Tara moest toegeven dat ze dit ook erg spannend vond. Voorzichtig
schoof ze, na een poosje door elkaar geschud te zijn, een stukje van het kleed
opzij en keek over de rand. Ja! Ze gingen in de richting van de bergen.
Toen na lange tijd de mand stil bleef staan, kroop Tara er behendig uit. Ze zag
een Taikeiyiman, een groot mens. Hij had een kar bij zich met kisten erop. Nu
zat hij even aan de kant van de weg uit te rusten. Ze fluisterde naar Ian: ‘Klik,
klak, klik, klak, kom, kijk uit dat de Taikeiyi je niet ziet.’
Het viel nog niet mee om van de kar af te komen, maar uiteindelijk lukte het.
Ze keek steeds achterom, maar de man met de mand en de kar had hen niet in
de gaten.
Tara rende met haar broertje langs de keien van de Keibergen. Ze had zich
vergist in de afstand naar hun familiegrot en kwam er veel later aan dan ze
verwacht had. Ian hielp haar om hun schat diep in die grot bij de
familiekristallen te verstoppen. Ze rustten er even uit.
‘Nu gaan we het aan Rami vertellen. Hij zal blij zijn met die glimmende
armband,’ zei ze. ‘Kom maar, Ian, ik weet welke weg we moeten nemen.’
De weg naar huis viel ook tegen. ‘Is het nu nog verder?’ klaagde Ian. ‘Ik vind
het niet leuk meer, mijn maag knort.’
‘Laten we een spelletje doen,’ zei ze om hem wat af te leiden. ‘Dan zul je zien
dat we er zo zijn.’
Samen speelden ze met de losse stenen die overal op de grond lagen. Ze
probeerden die stenen zo ver mogelijk te laten ketsen over andere keien heen. Ze
sprongen op en neer van plezier toen de keien heel ver weg over andere keien
ketsten en klikklakten er luid bij. Ze vergaten het gevaar dat hier altijd op de loer
lag.
Tara hoorde steeds meer harde knallen en ze voelde een misselijkmakende
paniek door haar lichaam denderen. Ze zag de lawine pas toen de keien in
razende vaart van de berg af kwamen rollen. Precies hun richting uit. ‘Pas op!’
riep ze naar Ian. ‘Rennen!’
Maar de stenen waren er eerder. Ze raakten haar overal tegelijk en ze viel op
de grond. Naast haar lag Ian in een plas bloed. Met een harde klap kwam er een
steen tegen haar hoofd. Alles werd zwart.

Thomas — Het Shoikeiyiverzet


Thomas Baksy duwde de ridder hardhandig de schatkamer in. ‘Waar is de
gouden ring gebleven?’ Hij wees met zijn dikke vinger naar het kussentje. ‘Daar
hoort hij te liggen! En nu is hij weg?’
De ridder schuifelde in de richting van het kussentje en stamelde: ‘Ik weet het
niet, heer. Gisteren lag hij er nog.’
Thomas liep stampvoetend op het kussentje af. Woedend wees hij naar de
vloer ernaast. ‘En wat is dit hier? Resten van geroosterde eikeltjes en stukjes
walnoot? Welke gek heeft hier de...’ Nog net op tijd hield hij het woord
Shoikeiyi binnen. Hebben Shoikeiyi de ring gestolen? Zonder de gouden ring
van zijn voorvader, Otto Baksy, kon hij de troon niet overnemen. Alweer
dwarsboomden de kleine mensen zijn plannen! Hij keek de ridder aan en
zuchtte. ‘Laat maar, ik los dit zelf wel op. Ga aan je werk!’
De ridder liep snel de kamer uit.
Thomas zakte naast het voetenbankje met het kussentje op een fauteuil neer en
dacht diep na. Langzamerhand kwam hij erachter dat hij zelf de veroorzaker was
van zijn problemen met de Shoikeiyi. Hij was met verboden experimenten bezig
geweest en had de wezens geschapen door middel van magie en genetische
manipulatie. Zijn voorvader, Otto Baksy, was degene die ontdekt had dat er
Avatars waren op Eibor Risoklany. Zij hadden zijn familie de aardemagie
geleerd, waarvan hij nu veelvuldig misbruik maakte. Hij moest de ring
eigenhandig terug zien te krijgen, geen ridder kon hem daarbij helpen. Het
sieraad moest bovendien in de schatkamer terug zijn voordat de rest van de
familie thuis zou komen van hun reizen. Ze mochten er niet achter komen dat hij
met zaken bezig was geweest die de Avatars verboden hadden.
Hij sjokte naar de stal en klom op zijn paard. Eerder dan hij van plan was,
moest hij weer naar de Shoikeiyi.

Rami en Hilde stonden Thomas, als vertegenwoordigers van hun volkje, te


woord.
‘Verachtelijke kabouters!’ riep hij toen hij te horen had gekregen dat ze nog
nooit een gouden ring van Baksy hadden gezien en zeker wisten dat die niet in
een grot in de bergen lag. ‘Dit is de laatste keer dat jullie me voorliegen!’ Zijn
hoofd voelde zo heet aan alsof de stoom ervan af zou komen. Hij hief zijn
ebbenhouten staf met de bloedsteen hoog op en riep: ‘Essanimo!’
Rami en Hilde slaakten een ijselijke kreet en vielen dood op de grond.
Thomas grijnsde voldaan toen hij zag dat de Shoikeiyi bang in elkaar kropen
en nog grotere ogen opzetten dan normaal. ‘En nu geven jullie me de ring terug,
anders vallen er nog meer doden.’
Een van de mannetjes stapte naar voren. Hij draaide met zijn ogen en zijn
handen trilden. ‘Mijn naam is Gus,’ zei hij. ‘Ik breng u wel naar de ring.’
Er kwamen nog een paar andere mannetjes naar Gus toe. Een van hen zei:
‘Wij helpen mee.’ Ze pakten hun pikhouwelen vast en gingen achter Gus aan.
Thomas volgde de mannetjes. Ze liepen naar de grotten waar de kristallen
werden uitgehakt. Maar blijkbaar moesten ze niet in deze grotten zijn en hadden
ze de ring in een grot opgeborgen die veel verder weg lag. Ze brachten hem ver
de Keibergen in. Hij had dat ook wel verwacht. Shoikeiyi waren er sluw genoeg
voor om zoiets waardevols goed weg te stoppen. Ze liepen maar verder en
verder. Maar nadat ze al veel bergen over geklommen waren en het zweet langs
zijn rug gutste, voelde hij zijn woede opkomen. Zouden ze hem durven
misleiden? ‘Gus, waar breng je me naartoe?’
‘Dat heb ik al gezegd, heer, naar de grot waarin de ring is verborgen. We zijn
er bijna.’ Het mannetje wees naar een grotopening die nu in zicht kwam. ‘Er
liggen daar ook grote kristallen, die we voor u verborgen hebben gehouden. Ze
zijn veel waard!’
Thomas stampte door. De andere Shoikeiyi verstoorden zijn aandacht met hun
hinderlijke klikklakgeluiden en hij was al een paar keer bijna uitgegleden over
de losse stenen. ‘Kunnen jullie niet eens ophouden met dat geklikklak?’ zei hij
geïrriteerd.
‘Nee, heer,’ klonk het rebelse antwoord van een lelijke kabouter. ‘Wij moeten
dat wel doen om de afstanden te bepalen en de weg te herkennen, daar heeft u
zelf voor gezorgd.’
Hij sjokte vloekend verder achter de kleine mannetjes aan.
Ze kwamen nu in de buurt.
Gus riep: ‘Kijk, heer, daar is de opening. In die grot ligt onze schat verborgen
en daar is ook de ring.’
Het licht van Atlas liet zich juist tussen de wolken door zien en scheen de grot
in. Het weerkaatste op enkele kristallen. Thomas duwde Gus hardhandig aan de
kant. ‘Ik haal hem zelf wel!’ Kruipend op handen en knieën wrong hij zich in de
gang naar binnen.
‘De schat ligt bij een driesprong aan de linkerkant!’ riep Gus hem na.’
Thomas kroop door en kwam bij de driesprong aan. Hij sperde zijn ogen wijd
open, maar zag niets meer. Zijn dikke lichaam hield de stralen van Atlas tegen
zodat het aardedonker was in de mijn. ‘Ik zie niets!’ Hij probeerde over zijn
schouder achterom te kijken.
Op dat moment hoorde hij een vreselijk lawaai. Met kletterend geweld stortte
de tunnel in.
Hoofdstuk 20
Kamilia — De ring van Baksy
Kamilia en haar vrienden moesten oppassen dat ze de vele stenen ontweken die
los op de weg lagen, dat maakte het wandelen een stuk lastiger. Vlak naast die
weg bevonden zich de hellingen van de Keibergen. Af en toe zag Kamilia een
grote kei van de hellingen rollen en er waren voortdurend lawines van kleinere
keien.
Na de middag hoorde Kamilia steeds vreemde geluiden. Het leek net of er
paarden op de weg liepen, maar er was geen paard te zien. Het klonk niet echt
als hoefijzers, maar was meer een ‘klik, klak, klik, klak’, alsof iemand steeds
met zijn tong tegen zijn verhemelte klikte. Ze verdacht Warfield ervan, maar die
gaf nogal beledigd te kennen dat hij geen gekke geluiden maakte.
‘Misschien hoor je mijn schoenen,’ zei Robin. ‘De zolen zijn versleten van al
dat lopen, de vellen hangen erbij. Als we in een stad komen, moet ik andere zien
te vinden.’
Maar het geluid van de schoenen was toch anders. ‘Daar bewoog iets!’ zei
Valerio, naar een bepaalde helling wijzend. ‘Misschien zitten er hier en daar wat
schuwe dieren, die zich achter de stenen verstoppen.’
‘Er groeien hier niet veel kruiden, alleen staat er hier en daar een eik of een
okkernotenboom en er zijn maar een paar braamstruiken,’ zei Charlotte. Het is
maar een woest landschap zo, met al die losse stenen.’
Voordat de weg afboog en ze een open vlakte over zouden moeten steken, was
er nog net een beschutte plek onder een paar bomen die ideaal was om de tenten
op te bouwen. Daar besloot ze te overnachten.
Nikos schatte dat het nog ongeveer een dag lopen zou zijn naar de hoofdstad.
‘Hoe weet je dat nou?’ zei Warfield. ‘Jij was hier toch ook nog nooit
geweest?’
‘Ik voel het aan mijn eksteroog,’ zei Nikos en iedereen schoot in de lach.
Warfield en Valerio zetten de tenten op, terwijl Robin en Charlotte hun
voorraad controleerden. Nikos hielp hen met het kampvuur en even later werd er
soep gekookt in de pan die Robin nog steeds met zich meedroeg. Alle restjes
voorraad uit de tassen waren nu gebruikt.
Kamilia zat tegen een okkernotenboom aan geleund en haalde haar kristallen
bol tevoorschijn uit haar tas. Wat staat ons te wachten in dit land?
Ze concentreerde zich op de beelden die tevoorschijn kwamen. In haar
kristallen bol zag ze twee schimmen. Ze zweefden over het berglandschap waar
duizenden losse keien lagen. In die bergen gaven allerlei openingen toegang tot
grotten. Het licht viel in zo’n grot naar binnen en verlichtte een schat van
kristallen en een gouden sieraad. De geesten zweefden naar een plaats waar een
hoop stenen lag die rood zag van bloed. Daar kwamen twee kleinere schimmen
onder vandaan. Het leek of de schimmen een gesprek voerden met elkaar, toen
draaiden ze zich alle vier haar kant uit en keken haar met grote gele ogen aan...
‘We kunnen eten,’ zei Charlotte.
Kamilia schrok van haar stem. Even keek ze verdwaasd om zich heen, maar
vervolgens borg ze haar kristallen bol weer netjes in doeken op in haar rugzak en
ging bij de anderen om het vuur zitten. ‘Mm, wat is dit voor gerecht?’
‘Ratjetoe van Khandolley,’ zei Robin. ‘We hebben alle restjes bij elkaar
gegooid, behalve een paar rotte appels van Warfield. Alle ingrediënten smaken
los van elkaar goed, dus bij elkaar zal het ook wel smaken.’
Ze lachte en proefde er voorzichtig van. ‘Het smaakt net zo goed als het ruikt.’
Even later zat ze in gedachten verzonken. Wat willen die vier geesten van mij?
Na het eten ruimden Robin en Charlotte de spullen weer op. Kamilia voelde
zich wat terneergeslagen. ‘Ik ben moe en wil het liefst direct gaan slapen.’
‘Dat kan,’ zei Warfield. ‘Robin en ik houden als eersten de wacht.’
‘Maar het was de beurt van Charlotte en mij,’ zei Valerio. ‘Dan gaan jullie
maar na ons,’ zei Robin. ‘Ik wil daar onder die eikenboom gaan zitten om het
avondrood te zien.’ ‘Goed, maak je ons dan wakker als wij aan de beurt zijn?’
vroeg Charlotte.
‘Ja, en als Nikos en Kamilia dan de derde wacht kunnen nemen...’ zei
Warfield.
Kamilia keek naar Nikos en zag hem een kort knikje geven. ‘Goed, dat doen
we.’ Nikos geeuwde. Hij was ook moe van de reis en liep naar de tent waarin de
mannen bij elkaar sliepen. Met haar rugtas verdween ze zelf in de tent voor de
vrouwen.

‘Sssssshh.’
Kamilia schrok wakker en huiverde. Ze trok haar mantel strak om zich heen.
Wat was dat voor gesis? Ze opende haar ogen en zag kleine rokerige gestalten
met grote gele ogen.
‘Ben jij Kamilia?’ vroeg een kleine schim.
Zijn dat die geesten die ik in de bol zag? En hoe kan het dat ik hen duidelijk
kan horen? Ik ben niet eens in trance.
‘Wij zijn de geesten van Tara, Ian, Hilde en Rami,’ hoorde ze een van de
geesten zeggen. Hij kwam dichterbij en keek haar met zijn gele ogen aan. ‘Ik
ben de geest van Rami, ik was de leider van de Shoikeiyi, een volk van kleine
mensen. Kun jij ons helpen? Ons volk is in gevaar.’
‘Dat komt door ons,’ zei een van de twee kleinere schimmen. ‘Wij hebben de
gouden armband in een grot verstopt. Niemand weet dat wij dat gedaan hebben.’
‘Het lijkt voor haar een armband, maar het is in werkelijkheid een ring van de
grote mensen. Hij moet terug naar de familie Baksy, anders wordt ons volk
gedood,’ zei de geest die zich voorstelde als Hilde.
‘Wat kan ik doen?’ vroeg Kamilia.
‘Jij moet naar ons dorp gaan en aan een van de Shoikeiyi vertellen wat we
tegen je zeggen, want ze verstaan ons niet en kunnen ons niet zien. Volg ons
maar,’ zei Rami.
Kamilia zocht haar spullen bij elkaar, terwijl de geesten de tent uit zweefden.
Ze wist nog steeds niet goed of ze droomde of niet. Misschien slaapwandel ik
wel. Toch ging ze achter de vier schimmen aan.
Na een poos te hebben gelopen zag ze in de rotsen verschillende openingen
die werden afgesloten met houten deuren in grillige vormen. Een deur ging open
en er stapte een vreemd mannetje naar buiten. Grotwoningen. Ze kwam op een
plein waar een paar kleine mensen met grote, gele ogen als van katten bij elkaar
stonden. Hun oren waren puntig. Ze hieven bijlen op en keken dreigend haar
kant uit. ‘Dit zijn de Shoikeiyi,’ zei Hilde. ‘Ze vertrouwen het niet.’
Ze hoorde de kleine mensen steeds weer klikklakgeluidjes maken. Dat geluid
had ze onderweg ook steeds gehoord. Nu wist ze dat dit door de Shoikeiyi werd
gemaakt.
‘Ga maar op die steen zitten,’ zei Tara.
‘Vertel maar wat wij je zeggen,’ voegde Rami toe. ‘Dag, ik ben Kamilia,’ zei
ze. ‘Kan ik Rubi spreken?’
Er kwam een vrouw schoorvoetend uit een grotwoning naar buiten. Ze droeg
een lichtgroene jas en keek haar wantrouwend aan. Achter haar aan kwam een
man met een bijl de grot uit, hij ging naast de vrouw staan.
Kamilia bleef zo stil mogelijk op de steen zitten en glimlachte naar de vrouw.
‘Bent u Rubi?’
Het vrouwtje knikte en maakte zenuwachtige klikklakgeluidjes.
‘En ik ben Gus,’ zei het mannetje. Hij zette de bijl op de grond en leunde op
de steel.
Kamilia fronste even, maar richtte haar aandacht op de vrouw.
‘Rubi, ik ben Kamilia en ik ben hierheen gebracht door de geest van Rami.’
Rubi trok haar wenkbrauwen op.
‘De geesten van Rami en Hilde en ook die van Ian en Tara zijn naar mij toe
gekomen. Ze willen iets aan jullie vertellen voordat ze op doorreis gaan.’
‘De geesten van Ian en Tara, zegt u?’ Rubi keek haar geschrokken aan. ‘We
hebben een expeditie op touw gezet om de twee kinderen te zoeken. Maar zegt u
nu dat ze dood zijn?’
Kamilia keek haar medelijdend aan. ‘Ik vrees van wel.
Hun geesten kwamen mij waarschuwen.’
‘O, wat verschrikkelijk.’ Rubi sloeg haar hand voor haar mond en boog
verslagen haar hoofd. ‘Hoe is dat gebeurd?’ Kamilia vertelde haar het hele
verhaal over Ian en Tara, die zich verstopt hadden in een jaszak van een magiër
en zo naar het kasteel van Baksy waren meegegaan.
Ruby schrok zichtbaar. ‘Wat zegt u? Zijn ze in de mantel gekropen? Van die
vrek?’
‘Ja, en ze hebben de gouden ring uit zijn kasteel meegenomen naar huis. Die
hebben ze in hun familiegrot opgeborgen.’
‘Dat is echt wat voor die twee doerakken!’ zei Gus. Kamilia trok haar
wenkbrauwen op.
‘Neem me niet kwalijk. Ik ben pas teruggekomen uit de Keibergen. Dat de
magiër dood is, weet ik. Maar hoe komt het dat Tara en Ian nu geesten zijn?’
Kamilia’s stem werd hees toen ze zei: ‘Ian en Tara zijn door een lawine om
het leven gekomen. Ik kan jullie aanwijzen waar hun lichamen liggen en ik kan
jullie naar de grot brengen waarin de ring verborgen is. Rami en Hilde zeggen
dat de ring terug moet naar de familie Baksy.’ Kamilia sloeg haar armen om zich
heen en rilde van de kou. De schimmen hingen naast haar in de lucht, maar
alleen zij kon hen zien. ‘Over welke dode magiër hebben jullie het? Toch niet de
patriarch?’ Als die dood is, kan hij mij geen sterpunt geven. Dan kom ik nooit
meer thuis.
‘Ik heb het over Thomas Baksy,’ zei Gus. ‘Dat was de oudste zoon van de
patriarch. Hij heeft Rami en Hilde vermoord en ik heb hem meegelokt naar een
verre grot, zodat hij niet nog meer Shoikeiyi uit ons dorpje kon doden. Hij is zelf
de grot binnengegaan om de ring te zoeken. De kristalkoorts nam hem in bezit.
Ik was vreselijk ongerust, want wat moest ik doen als hij weer uit de grot
terugkwam? Dus riep ik ten einde raad: ‘O, God, help ons!’ Op dat moment
stortte de hele grot in en werd de magiër levend begraven.’ ‘O, Gus,’ zei Rubi,
die dit verhaal blijkbaar voor het eerst hoorde. ‘Wat doen we als zijn familie dit
te weten komt?
Misschien zijn dat wel zwarte magiërs …’
‘Als die Thomas bezig is geweest met genetische manipulatie en aan jullie te
zien, is dat zo,’ zei Kamilia. ‘Dan zullen de Avatars daar niet blij mee zijn.
Misschien heeft de Avatar van Baksy zelfs eigenhandig de grot laten instorten.
Maar de familie Baksy moet wel de ring terugkrijgen die Tara en Ian gestolen
hebben. Ik wil die wel naar Alexander Baksy brengen.’
‘Maar hoe weet je waar die ring is?’ vroeg Gus.
‘De geesten van Tara en Ian zullen mij de weg wijzen.’ ‘Dan ga ik met je
mee,’ zei Rubi.
Ook Gus en een paar andere Shoikeiyi met bijlen gingen met haar mee.

Kamilia bracht hen naar de plek die Tara en Ian haar aanwezen. Daar vonden ze
de lichamen van de kinderen bedolven onder stenen die rood waren van hun
bloed.
De Shoikeiyi sloegen de handen voor hun ogen en huilden om de kinderen.
Even daarna zei Rubi: ‘We zullen hun lichamen later begraven. Nu moeten we
eerst de ring vinden.’
De geest van Tara bracht Kamilia naar hun familiegrot. De mannetjes met de
bijlen gingen naar binnen en kwamen er met de ring weer uit.
Kamilia zag dat ze ook een paar blinkende kristallen bij zich droegen.
‘Hebben jullie misschien een zirkonia? Kan ik die kopen?’
‘Wij verkopen de kristallen niet,’ zei Rubi.
Kamilia pakte de gouden ring aan en deed hem in haar buideltje. De Shoikeiyi
liepen terug naar de plaats waar Tara en Ian waren verongelukt en Gus zei:
‘Rubi, ga jij maar naar huis terug. Ik ga helpen om de kinderen onder de stenen
uit te halen, dan kunnen we ze later op onze begraafplaats begraven, zoals het
hoort.’
Kamilia hoorde Rubi en de anderen snikken en had erg met de Shoikeiyi te
doen. Ze bleef geduldig wachten totdat Rubi kans had gekregen om te rouwen.
De vier geesten bleven bij Gus en zijn mannen in de buurt.
‘Wij gaan op doortocht zodra onze lichamen begraven zijn,’ zei Hilde. ‘Dank
je voor de hulp.’
Kamilia nam afscheid en liep langzaam met Rubi terug naar de grotwoningen.
Er gloorde al licht aan de horizon toen ze het plein bereikten.
‘Wat doe jij hier?’ klonk de stem van Nikos.
Ze keek achterom en glimlachte naar hem, blij dat hij haar gevonden had. ‘Dat
is een lang verhaal. Ik vertel het wel als we op weg zijn naar Haya.’
Ze nam afscheid van Rubi.
Net toen ze weg wilde lopen, gaf Rubi haar een zirkonia. ‘O, wat mooi,’ zei
Kamilia en de tranen sprongen in haar ogen. ‘Weet je het zeker?’
‘Ja, die krijg je omdat je ons hebt geholpen om de ring te vinden en vooral
omdat je ons de lichamen van Tara en Ian hebt gewezen, zodat we hen kunnen
begraven.’
Samen met Nikos liep ze naar de tenten terug. Warfield en Robin zaten
leunend tegen de stam van een dikke eikenboom te slapen. Valerio en Charlotte
schrokken wakker toen Nikos ‘Opstaan!’ riep. Ze waren in slaap gevallen tegen
een okkernotenboom.
Nikos schudde zijn hoofd. ‘Dat noemen ze de wacht houden.’

Nadat Kamilia stukje bij beetje had verteld wat haar de afgelopen nacht was
overkomen, zei Warfield: ‘Ga jij nou sterke verhalen vertellen? Ik dacht dat
Nikos daar het alleenrecht op had?’
‘Ja,’ zei Nikos, ‘dat heb ik ook. Wat Kamilia vertelt is echt gebeurd!’
‘Dus jij hebt een soort dwergen gezien?’ zei Robin. ‘En dan ook nog geesten
van dwergen?’
‘Ja, als jullie wakker waren gebleven tijdens de wacht, hadden jullie kunnen
zien dat ik langs jullie heen liep. Dan had je me kunnen volgen.’

Ze hielden er flink de pas in zodat ze tegen de avond de hoofdstad van


Baksyland zagen liggen. Haya bleek een vestingstad te zijn met bastiontorens en
dikke muren. Die waren gebouwd met keien uit de Keibergen.
Ze waren net op tijd en mochten nog door de grote poort naar binnen, voordat
de avond viel en de stadspoorten dichtgingen. Achter de dikke muur gekomen,
zagen ze dat er een aantal plompe, vierkante torens boven de gewone huizen
uitstaken. Bij navraag bleken die bij het kasteel en de tempel te horen.
Op weg daarheen kwamen ze langs een herberg. Het gebouw had dikke muren
van keien. de kei van haya stond er dan ook op het uithangbord. In de muren
zaten donkerhouten kozijnen met kleine, vierkante ruitjes. Binnen brandden
olielampen.
‘Zullen we hier maar overnachten? Dan kunnen we morgen een audiëntie
aanvragen bij de patriarch,’ vroeg Kamilia.
Haar reisgenoten vonden het goed en ze liepen mee naar binnen.
Het interieur van de herberg bestond uit donkerhouten meubels, maar de
wanden waren fris wit geschilderd. Er hingen gebloemde gordijntjes en de
olielampen zorgden voor een warm licht.
‘Wilt u kamers voor de nacht?’ vroeg de waard. ‘Graag, hebt u er nog vier
vrij?’
De man keek bedenkelijk naar Nikos en Charlotte, maar gaf Kamilia toch de
sleutels van vier kamers. Ze deelde ze uit en bestelde bij de waard voor elk van
hen een diner dat ieder op de kamer kon gebruiken. Daarna gingen ze de trap op.
Kamilia bekeek haar kamer. Er stond een bed, een kast, een tafeltje met een
stoel, een kaptafel en een wasbak met een waterkan ernaast. Haar diner bestond
uit een stamppot met spek en bonen. Ze at die zittend aan het tafeltje op. Voor
het licht was ze aangewezen op kaarsen. Ze miste het moderne Laskoro steeds
meer.
Toen ze onder de dekens lag, kon ze de slaap niet vatten. Ze piekerde over wat
ze had meegemaakt op haar lange reis. Morgen moest ze naar de patriarch van
Baksy, de vader van alweer een zwarte magiër. Heel Chyndyro leek vergeven te
zijn van leden van dynastieën, die op macht uit waren. Als het haar al zou lukken
om de sterpunt van Alexander Baksy te krijgen, moest ze nog steeds naar de
Tolianofamilie voor wie iedereen bang was. Ze betwijfelde of ze ooit door de
tijdpoort naar Laskoro terug kon. Pas na uren piekeren en draaien viel ze
eindelijk van vermoeidheid in slaap.

Ze zaten aan een sober ontbijt, daar had Kamilia nog net genoeg geld voor. Toen
iedereen klaar was en met de bagage in de hal stond, betaalde Kamilia de
rekening aan de waard. Warfield keek naar buiten. ‘Er is een markt, precies op
het plein voor de herberg. We moeten maar proberen om wat geld te verdienen.’
‘Ik kan misschien wat drankjes verkopen,’ zei Charlotte. ‘Maar daarna moet ik
wel weer een nieuwe voorraad aanleggen.’
‘We kunnen de tenten verkopen, dan slapen we voortaan maar in de
buitenlucht,’ zei Valerio. ‘Ik ben het flink beu om altijd maar met een tent te
sjouwen.’
‘Kamilia kan misschien de toekomst gaan voorspellen,’ zei Warfield, ‘ze heeft
nu een prachtige zirkonia.’
‘En jij kunt als spoorzoeker mee met een groep jagers,’ zei Kamilia. ‘Je hebt
nu een eervol beroep.’
‘Ja,’ zei Warfield,’ de zaken zijn nu omgedraaid. Nu zijn jullie de zwervers,
die hier en daar een graantje moeten meepikken.’
Nikos lachte en pakte zijn fluit. Hij liep de markt op. Robin ging achter hem
aan en haalde met haar petje geld voor zijn muziek op.
Kamilia trok haar heksenkleding recht en zette haar hoed goed. Ze ging op de
rand van een tuinmuurtje zitten, naast een van de marktkraampjes. Ze pakte de
zirkonia in haar hand en liet het licht erdoor schijnen. Al gauw kwam er een
vrouw naar haar toe.
‘Kunt u daar de toekomst in zien?’ Kamilia knikte. ‘Wat is uw vraag?’
‘Zal ik ooit trouwen en hoe zal mijn man eruitzien?’ Kamilia liet het licht van
Atlas in de steen vallen en concentreerde zich. Al vlug zag ze een bruinharige, in
groen tenue geklede man, die samen met een hond een kudde schapen hoedde.
Ze vertelde wat ze zag en de vrouw bleek uit haar beschrijving iemand te
herkennen. Ze bedankte haar en betaalde grif de vijf florijnen die ze vroeg.
Kamilia keek naar het kristal. Met de zirkonia lukte het haar zonder veel moeite
om de toekomst in kleuren te zien.
Zo waren ze een hele morgen bezig. Toen ze na gedane arbeid bij elkaar
kwamen en ze het geld telden, bleek dat ze met het werk op de markt toch weer
een voorraadje florijnen hadden verdiend. Kamilia moest het geld bij zich
houden, vonden de anderen, en ze borg het goed op.
Robin liet bij een schoenmaker haar schoenen oplappen. Ze liep een rondje
om hen heen. ‘Ik kan er wel weer op lopen zo. De zool maakt tenminste geen
klikklakgeluid meer.’

Op weg naar het kasteel keek Kamilia goed rond in Haya. Voorbij het marktplein
begon duidelijk een rijker deel van de stad. Daar stonden grote huizen, gebouwd
met natuursteen en voorzien van prachtige tuinen. De gebouwen zagen er
pompeus uit, de tuinmuren waren veelal begroeid met klimplanten waardoor niet
alles grijs zag door de keien.
Ze liep voor de anderen uit een laan naar links in, die in de richting van het
kasteel voerde. Er was ook een laan naar rechts die in de richting van de tempel
liep. Het kasteel van Baksy stond precies naast de tempel waardoor de paden
naar beide gebouwen een V vormden. Daartussen lag een park.
De grote toegangsdeur van het kasteel werd voor hen geopend door twee
wachters. In de hal, waar ook weer een bureau stond waarachter een klerk zat,
zei Kamilia: ‘Ik wil graag een audiëntie bij de patriarch aanvragen.’
‘Dat kan nu niet,’ zei de klerk. ‘Heer Alexander Baksy is met vrouwe Letitia
op bezoek bij de Eerwaarde Moeder, Lucinda Ming. U kunt wel zijn jongste
zoon spreken, die neemt voor hem waar. U hebt geluk dat hij vanmorgen is
teruggekomen van een lange reis.’
‘Laten we dat maar doen,’ zei Nikos. ‘Hoe heet zijn zoon?
En is zijn aanspreektitel “jongeheer”?’
‘Hij heet Scarlett Baksy en wordt net als zijn vader aangesproken met “heer”!’
zei de klerk met een zuur gezicht. ‘Maar kunt u niet drie dagen wachten? Dan is
de patriarch weer terug. Heer Alexander is al onderweg naar huis.’
‘Nee,’ zei Kamilia, ‘we moeten verder, laat u ons alstublieft toe bij de zoon
van de patriarch, als die voor zijn vader de zaken behartigt.’
‘Er zijn nog twee wachtenden voor u, maar u kunt in de wachtkamer
plaatsnemen totdat u geroepen wordt,’ zei de klerk, die zijn veer pakte en haar
naam op een document schreef.
‘Dank u.’ Ze knikte beleefd en liep de aangewezen kamer in. Daar stonden
zware, eikenhouten meubels en er waren donkere, houten wandpanelen. Ze zag
er maar twee kleine ramen. Op een grote tafel stonden kaarsen, maar die
brandden niet. ‘Het is hier nogal donker.’
Nikos blies over de rug van zijn hand en fluisterde: ‘Fass Candala.’ De
kaarsen vlamden op.
Robin fluisterde zenuwachtig: ‘Mag dat wel?’
Nikos haalde zijn schouders op. ‘Waarom niet, ze staan er toch voor?’
‘Waar zijn de andere wachtenden?’ vroeg Warfield.
Hij kreeg geen antwoord, want op dat moment stapte er een jongeman het
vertrek in. Hij had vuurrood haar dat in een paardenstaart op zijn rug hing. Ook
zijn wenkbrauwen waren rood en zijn heldergroene ogen schitterden in het licht
van de kaarsvlammetjes. Hij droeg een zwartgroene mantel en hield een staf met
een malachiet in zijn linkerhand. De steen was boven aan de staf op een kunstige
manier in een houder gezet. Hij keek naar hen en Kamilia zag de teleurstelling
op zijn gezicht. ‘Wie is er aan de beurt?’ vroeg hij met een verveeld klinkende
stem.
‘Wij!’ zei Kamilia.
‘O, horen jullie dan allemaal bij elkaar? Ik dacht al dat ik nog uren bezig zou
zijn met die audiënties. Komen jullie maar verder.’
Ze liepen achter hem aan de audiëntiezaal in. Die oogde een stuk knusser en
was veel lichter dan de wachtkamer. Er hingen schilderijen aan de muur en er
brandden kaarsen.
De jongeman zette zijn staf in een houder en ging achter een zwaar
eikenhouten bureau zitten. ‘Ik ben Scarlett Baksy, de waarnemende patriarch,’
zei hij. ‘Wie zijn jullie en waarmee kan ik jullie van dienst zijn?’
Kamilia stelde zichzelf en haar groep aan Scarlett voor en vroeg: ‘Is het u
bekend, heer, dat de gouden ring van Baksy niet meer in uw schatkamer ligt? Ik
heb hem met behulp van het kleine volk teruggevonden in een grot in de
Keibergen.’ Ze haalde de ring uit haar buideltje en wilde hem overhandigen aan
Scarlett.
Hij keek haar met grote ogen aan. ‘Dat is de ring van Otto Baksy! Hoe kan die
nou in een grot in de Keibergen gelegen hebben? En wat bedoel je met een klein
volk?’
‘Er zijn daar kleine mensen, die Shoikeiyi genoemd worden,’ verklaarde
Nikos. ‘Ze wonen in de grotten.’
‘Dat wil ik zien!’ riep Scarlett. ‘Wijs me de weg maar, dan gaan we erheen.’
Hij droeg een wachter op om te zorgen voor de koets en een escorte
lijfwachten. Hij pakte de gouden ring van haar aan en bracht hem naar een
andere kamer. Peinzend kwam hij terug en bestudeerde een paar stukjes van een
geroosterd eikeltje dat in zijn hand lag.
Kamilia glimlachte en zei: ‘Dat is een lekkernij voor de Shoikeiyi.’
Scarlett legde de restjes op het bureau neer. ‘Jullie krijgen alvast kamers en
kunnen in het kasteel blijven wachten,’ zei Scarlett tegen Warfield, Valerio,
Robin en Charlotte. ‘Ik heb de bedienden al geïnformeerd.’ Er kwamen
bedienden binnen en haar vrienden liepen met hen verder mee het kasteel in.
Toen ze na een goedkeurend knikje de kamer uit waren, zei Scarlett tegen
Nikos en Kamilia: ‘Jullie kunnen bij mij in de koets stappen.’ Hij maakte
opgewonden, drukke bewegingen met zijn handen. ‘Er gebeurt bijna nooit iets in
Haya. Als mijn vader dagen achtereen op visite is, loopt alles gewoon door.
Alleen de audiënties zijn achter geraakt, maar die zijn zo vreselijk saai. Ik ben
erg nieuwsgierig naar “het kleine volk”. Ik wist niet eens van hun bestaan af!’
Hoofdstuk 21
De verloren ketting met gouden eikeltjes
In de koets vertelde Kamilia aan Scarlett wat ze over de Shoikeiyi wist, alles wat
ze had meegemaakt en wat ze had gehoord van Rubi. Ook dat het kleine volk erg
bang was voor een zwarte magiër die Thomas werd genoemd. Hij had de
Shoikeiyi geschapen.
Scarlett keek haar erg bedenkelijk aan. ‘Je zegt dat mijn broer een zwarte
magiër is? En hij heeft twee mensen vermoord?’
‘Ja,’ zei ze, ‘maar ik heb Thomas Baksy nog nooit gezien. Ik vertel alleen wat
de geesten mij hebben gezegd en als u het hele verhaal wilt weten, moet u met
de Shoikeiyi gaan praten. Die kunnen precies vertellen wat er gebeurd is.’
‘De geesten?’ vroeg hij ongelovig.
‘Kamilia kan met geesten spreken,’ zei Nikos, alsof het de gewoonste zaak
van de wereld was. ‘De geesten van die twee kinderen hebben haar verteld waar
ze de ring verstopt hadden. Anders was hij nooit meer teruggevonden.’
‘Tutoyeer alsjeblieft,’ zei Scarlett, ‘anders voel ik me zo oud.’
Kamilia glimlachte.
Onderweg in de koets spraken ze ook over de reis die Kamilia had afgelegd
langs alle dynastieën. Ze vertelde dat Mage had gezegd dat ze alle delen van de
zevenster nodig zou hebben om met behulp van de tijdpoort in het land van
Toliano terug te kunnen keren naar haar eigen tijd. Daarna vertelde ze hem nog
over de artefacts die ze had teruggevonden. Voor iedere familie één.
‘Die ring was een familie-erfstuk van Baksy,’ zei Scarlett. ‘Maar toen ik een
verpulverd eikeltje zag liggen op het kussen, schoot het me ineens te binnen dat
we de gouden halsketting met een hanger van gouden eikeltjes al een poos kwijt
zijn. Die ketting beschermt de drager tegen alle soorten magie. Mijn vader droeg
hem in de strijd tegen de witte draak die bij Zemo is gedood. Toen mijn vader
thuiskwam, hing de ketting niet meer om zijn hals.’
Kamilia voelde het bloed uit haar gezicht trekken. Dan moet ik vast die ketting
uit het moeras gaan halen. En dat is natuurlijk precies in het land van Toliano,
waar het toch al haast onmogelijk wordt om een opdracht goed af te ronden.

Ze kwamen bij de Shoikeiyi aan. Gus liep voor een grotwoning langs en Rubi
stond daar in de buurt met een groepje vrouwen te praten. Ze zag hen
terugdeinzen toen de koets stopte en Scarlett in zijn zwartgroene mantel en met
zijn staf uitstapte. Denken ze nu dat hij de baas over hen wil zijn?
‘Rustig maar, Gus en Rubi,’ zei ze nadat zij en Nikos ook uit de koets waren
gestapt. ‘Dit is Scarlett Baksy, de broer van Thomas. Hij wil graag van jullie
horen wat Thomas heeft gedaan.’
Ze zag dat Gus Rubi vragend aankeek, maar toen zij goedkeurend knikte,
vertelde Gus het hele verhaal.
Scarlett keek hen vol afschuw aan. ‘Heeft Thomas jullie zo gemaakt, met die
kattenogen en vleermuisoren? Maar dat is geknoei met genen. Dat is ten
strengste verboden!’
‘Rustig,’ zei Kamilia, zijn arm vastpakkend.
Gus klikklakte zenuwachtig en vertelde verder. ‘Thomas heeft Rami en Zelda
gedood, met iets wat klonk als “Essanimo!”’
‘Die spreuk ken ik niet,’ zei Scarlett. ‘Maar het moet een dodelijke spreuk
zijn. Dat woord is Klanisch en betekent zoiets als “ontzieling”. Mijn halfbroer
heeft duidelijk zwarte magie gebruikt.’ De rimpels in zijn voorhoofd werden
steeds dieper en hij zuchtte.
Gus vertelde hoe Thomas aan zijn einde was gekomen.
Scarlett hield geschrokken zijn hand voor zijn mond en trok wit weg. ‘Dan is
hij levend begraven.’
‘Wie vindt dat hij magie gebruiken mag om te moorden, verdient zo’n
afgrijselijke dood eigenlijk wel,’ vond Nikos.
‘Ik heb eens ergens gehoord dat als je levend begraven wordt, je ziel niet
verder reist en dat je niet meer kunt reïncarneren,’ zei Kamilia. ‘Dat is
verschrikkelijk.’
Scarlett keek haar bedenkelijk aan. ‘Of dat echt zo is, weet ik niet hoor. Alles
wat groeit en leeft vergaat op den duur en de energie ervan wordt weer
hergebruikt voor nieuw leven. Tenminste: zo heb ik het van Baltina geleerd. Ik
denk dat Ceriel zelf voor die lawine heeft gezorgd om Thomas te straffen.’
‘Moeten we nu voor u kristallen uit de grotten gaan hakken zoals we voor uw
broer hebben gedaan?’ vroeg Rubi en ze keek Scarlett met grote ogen aan.
‘Wat willen jullie zelf?’ vroeg de Magus. ‘Vinden jullie het een fijn leven in
de grotten en willen jullie hier blijven wonen? Of willen jullie liever iets
anders?’
‘Mogen we zelf kiezen?’ vroeg Rubi ongelovig.
‘Denk er even goed over na,’ zei Scarlett. ‘Blijf voorlopig hier en doe rustig
aan. Ik kom over een paar weken terug en dan bespreken we het verder.’
‘Zouden we dan ook boer kunnen worden?’ vroeg Gus. ‘Tja,’ zei Scarlett,
‘daar zie ik wel wat problemen, vanwege jullie lengte. Het melken van koeien
gaat misschien niet zo gemakkelijk. Maar je zou wel tuinder kunnen worden.
Kippen houden zal ook wel lukken, denk ik.’
Kamilia zag Gus glimlachend naar Rubi kijken en hoorde hem fluisteren: ‘Dit
is een heel aardige magiër. Ik wist niet dat die ook bestonden.’

Die nacht was Kamilia te gast in het grote kasteel. De volgende morgen zouden
ze naar de tempel gaan om de raad van de Avatars in te winnen. Kamilia voelde
zich hier redelijk op haar gemak. Het bed was comfortabel, er werd door
bedienden een bad klaargezet en als ze trek kreeg, was er eten.
Toen ze de volgende morgen bij het ontbijt verscheen, bleek iedereen goed te
hebben geslapen en waren ze een beetje bijgekomen van de lange wandeltocht
naar Haya.
Scarlett reikte haar de gebakken eieren aan en sneed voor zichzelf een stuk
ham af. ‘Ik heb erover nagedacht,’ zei hij, ‘ik kan je niet helpen, Kamilia. Mijn
vader moet erover beslissen of je de sterpunt krijgt. De verantwoordelijkheid
voor de Shoikeiyi en wat er met dat volkje moet gebeuren, ligt ook bij hem.’
Kamilia voelde zich teleurgesteld, maar ze begreep hem wel.
‘Vinden jullie het heel erg om te wachten op de terugkeer van mijn ouders? Ik
denk dat ze over twee dagen thuis zullen zijn. Tot die tijd zullen jullie jezelf
bezig moeten houden. Ik heb te veel verplichtingen als waarnemend patriarch en
kan helaas niet met jullie mee.’
‘Dat is goed, wij wachten op de thuiskomst van de patriarch,’ zei Kamilia.
‘Wij vermaken ons wel in Haya,’ zei Warfield. ‘Ik ga met Robin naar het
oefenterrein voor boogschutters dat ik heb gezien. Valerio, er is daar ook een
oefenveld voor zwaardvechters met stropoppen en schilden.’
‘Ik wil de kasteeltuinen graag zien,’ zei Charlotte. ‘Hebben jullie een
bibliotheek?’ vroeg Nikos.
Scarlett lachte. ‘Natuurlijk, je mag gebruikmaken van al die dingen. Als je iets
niet vinden kunt, vraag het dan maar aan de klerk. Ik geef de bedienden de
opdracht om jullie op je wenken te bedienen.’

Scarlett kwam Kamilia na een paar uur ophalen. ‘Ga je mee naar de tempel?’
‘Ja, dat moesten we ook nog doen.’ Ze glimlachte naar hem en volgde hem
over een tuinpad tussen de V-lanen van het kasteel naar de tempel. Charlotte had
te kennen gegeven dat ze graag mee wilde en voegde zich bij hen.
In de tempel stond een beeld van een bergbeklimmer met kniebroek en een
hoedje met een eikel erop. Dat was een verschijningsvorm waarin de Avatar
Ceriel vaak werd afgebeeld. Hij had een lange boog als wapen. De andere
attributen van de god kwamen vooral naar voren in het hout van het altaar en de
knielbank ervoor waarin herten en wilde zwijnen waren uitgesneden.
De godin was Baltina. Zij was uitgebeeld als een vrouw met een lange broek,
een jagerskiel en een hoedje met een lange vogelveer. Het houtsnijwerk aan haar
kant bevatte eiken, walnoten en bramen.
Ze keek toe hoe Scarlett op de knielbank plaatsnam. Hij kreeg van Ceriel de
bevestiging dat zijn halfbroer, de vijftigjarige Thomas Baksy, een zwarte magiër
was geweest en tegen de wil van de Avatar had gehandeld. Hij hoorde ook dat
Thomas zijn vader van de troon had willen stoten om de macht over te nemen.
Kamilia hoorde wat de Avatars zeiden, maar begreep niet alles. Scarlett
vertaalde de woorden die ze nog niet kende.
‘Ik moet van de Avatars voor de Shoikeiyi zorgen,’ zei hij bedenkelijk. ‘Het
zal nog lastig worden om betere leefomstandigheden voor hen te creëren. Ze zijn
gemaakt om in grotten te leven en als ze echt boer willen worden is het vee dat
Taikeiyi houden voor hen veel te groot. Als ze landbouwer worden, zal ik de
gewassen moeten manipuleren. Dat mag vast ook niet van de Avatars. Ik moet er
nog eens goed over nadenken wat ik met hen aan moet. Maar ik kan ze wel
beschermen.’
‘Taikeiyi?’
‘Dat is het woord voor ons, voor de grote mensen. Het is Klanisch. “Tai”
betekent groot en “keiyi” staat voor mens.’
‘Ben je niet te jong voor die verantwoordelijkheid?’
‘Ik ben er juist blij mee om ook ergens verantwoordelijk voor te zijn. Ik ben al
zesentwintig, hoor. Thomas leefde een luxe leven omdat mijn vader al het werk
deed. Dat wil ik niet, ik wil mijn vader graag helpen.’
‘En jij bent een halfbroer van Thomas? Hoe zit dat dan?’ ‘Mijn vader is na de
dood van zijn eerste vrouw hertrouwd met mijn moeder: Letitia. Zij is
eenendertig jaar jonger dan haar man. Toen ik geboren werd, was mijn moeder
nog maar achttien en mijn vader al negenenveertig. Thomas vond dat mijn vader
die nu vijfenzeventig is, te oud werd om een patriarch te zijn. Misschien
vertrouwde mijn vader Thomas niet erg, want hij heeft nooit plaatsgemaakt voor
mijn oudste broer.’
‘Ik ben blij dat jij op dit moment waarnemend patriarch bent,’ zei Kamilia. ‘Ik
weet niet wat er gebeurd zou zijn als ik bij Thomas op audiëntie had moeten
gaan.’
Scarlett lachte. ‘Daar was weinig kans op. Thomas was liever lui dan moe. Hij
wilde de macht wel, maar geen verantwoordelijkheid. Dat zou helemaal verkeerd
gelopen zijn.’ Zijn wenkbrauwen zakten omlaag, maar vlak daarna keek hij weer
op. ‘Zullen we gaan kijken hoe het op het oefenveld gaat?’
‘Ja, leuk. Mijn vrienden leren steeds beter hoe ze moeten vechten. Ik hoop
alleen dat ze het niet in een oorlog hoeven te gebruiken.’
Alexander Baksy kwam twee dagen later thuis, samen met zijn vrouw Letitia.
Kamilia werd bij de familie in de woonkamer ontboden en stelde zich voor.
Scarlett lichtte zijn ouders direct in over alles wat er gebeurd was tijdens hun
afwezigheid. De patriarch was helemaal uit het veld geslagen door het verhaal
dat zijn oudste zoon een zwarte magiër was en dat hij door Ceriel zelf was
gestraft. Zijn vrouw die naast hem op de bank zat, streelde hem troostend over
zijn hand. Hij was het ermee eens dat Scarlett voor de Shoikeiyi zorgen zou.
‘En u, mevrouw Arras? Waarover wilde u mij spreken?’ Kamilia
overhandigde hem de brief van Oron Lyoncourt. De patriarch hield de brief met
gestrekte armen tussen beide handen vast en las hem. Hij zag het blijkbaar niet al
te duidelijk meer. Terwijl hij las, bewoog het snorretje op zijn bovenlip op en
neer. Hij streek met een hand langs zijn grijze baard en stond op.
Zijn vrouw liep met ruisende rokken achter hem aan. ‘We zijn zo terug,’ zei ze
toen ze in het voorbijgaan een vriendelijke blik naar haar wierp.
Even later kwamen ze de woonkamer weer in. Heer Alexander overhandigde
haar de sterpunt, zonder tegenprestatie, en ging weer op de bank zitten.
‘Vader, wat is er nu gebeurd met de ketting waar die hanger met eikeltjes aan
zat?’ vroeg Scarlett.
‘Ach, jongen toch,’ zei de man en hij sloeg zijn ogen op richting plafond. ‘Als
ik dat eens wist. Ik heb dat artefact verloren nadat we de witte draak hadden
verslagen in het moeras van Zemo. Maar ik weet niet of ik die ketting bij Zemo
ben kwijtgeraakt of ergens op de terugweg daarvandaan naar Haya. Ik weet nog
wel dat ik toentertijd langs het grote meer van Bruiswater reisde en heb
meegedaan aan een vriendschappelijk duel.’
Kamilia voelde medelijden met de oude man. ‘Ik heb de andere dynastieën
geholpen door een artefact voor hen te vinden en terug te brengen. Dat wil ik
voor u ook wel doen.
Maar ik ben bang dat het zoeken wordt naar een speld in een hooiberg. De
kans dat ik de ketting zal vinden, is miniem.’
‘Doe maar geen moeite, Kamilia,’ zei vrouwe Letitia. ‘We doen nu al jaren
zonder de ketting, we redden ons wel.’
‘Dan zal ik u niet langer lastigvallen. Ik moet naar Toliano voor de laatste
sterpunt en daar zie ik eerlijk gezegd erg tegen op.’
Plotseling sprong Scarlett op van zijn fauteuil en riep: ‘Dan ga ik met Kamilia
en haar vrienden mee, vader. Ik kan haar introduceren bij de Toliano-familie.
Jack Toliano ken ik wel, want die is weleens in Haya op visite geweest. Als ik
erbij ben, is het ijs misschien snel gebroken.’
De patriarch glimlachte naar zijn zoon. ‘Dat is goed, Scarlett. Helaas kan ik
geen escorte met je meesturen. Ik heb met Lucinda Ming afgesproken dat ons
leger deelneemt aan een belangrijke training. De meeste militairen zijn al
vertrokken naar de grens tussen onze landen. Maar je kunt wel de Avatars om
een zegen vragen voor Kamilia’s terugtocht. Zoek de beste paarden uit. Gebruik
je magie om jezelf te beschermen en doe de groeten aan de Toliano-familie.’

De volgende dag na het ontbijt verzamelden ze zich bij de stallen. Dat Scarlett
hen persoonlijk naar Toliano wilde begeleiden, was beter dan een brief van de
patriarch.
‘Jammer dat we de tenten op de markt verkocht hebben,’ zei Valerio. ‘Als we
toch met paarden gaan, hadden we ze mooi mee kunnen nemen.’
‘Ik heb florijnen bij me,’ zei Scarlett, ‘dus we kunnen onderweg in een
herberg overnachten als dat nodig is. De boeren in ons land geven reizigers
trouwens ook regelmatig onderdak.’
Ze klommen op hun rijdieren en reden Haya uit.
Kamilia had haar bedenkingen bij de harnassen die de paarden droegen.
‘Hebben ze daar geen last van? Het lijkt me dat die erg zwaar zijn en dat de
paarden vlug moe zullen worden.’
Scarlett, die rechts naast haar reed, glimlachte. ‘Nee hoor. Ze dragen die
harnassen altijd, ze weten niet beter. Het geeft bescherming en doet wel iets af
aan hun snelheid, maar dat is niet erg.’
Het waren stevige, goed afgerichte rijdieren. Kamilia zat lekker op haar
gemak en ze had tijd om te praten en goed om zich heen te kijken.
‘Deze paarden zijn heel geschikt voor tochten door de bergen. Ze worden
doorgaans gebruikt door onze cavalerie.’
‘Maak je er maar geen zorgen om dat het niet zo snel gaat. We rijden meestal
stapvoets, want dan kunnen ze het heel lang volhouden. We kunnen de grens
over twee dagen bereiken. Daarna duurt het dan misschien nog vier dagen
voordat we bij de hoofdstad Florente aankomen.’
De reis ging verder over de enige hoofdweg die door het land van Baksy liep.
Aan de rechterkant waren de Keibergen te zien en aan de linkerkant van de weg
lagen uitgestrekte akkerlanden waarop wuivend graan stond. Tussen de
akkerlanden stonden een paar boomgaarden. Her en der verspreid zag ze
boerderijen met grote voorraadschuren.
Tijdens de rit kreeg ze door dat Scarlett veel van de boerenfamilies persoonlijk
kende. Kinderen kwamen naar de weg rennen en zwaaiden enthousiast naar hun
heer.
Onderweg zag Kamilia geen enkele herberg. ‘Waar kunnen we vannacht
slapen?’
‘We vragen wel of we in een boerderij mogen overnachten,’ zei Scarlett. ‘Ik
denk dat de boeren dat wel leuk zullen vinden.’

Na twee overnachtingen bij een boerengezin, Scarlett had niets gelogen, kwam
Kamilia met haar reisgenoten vroeg in de morgen aan bij de grens. Het
garnizoen had hier diverse houten gebouwen tot zijn beschikking. De kleuren
van Toliano waren blauw en groen waarin de rabatdelen afwisselend waren
geschilderd. Er stonden vlaggenmasten, waaraan blauwe vlaggen wapperden met
daarop een afbeelding van een gouden schelp. Die vlag herkende Kamilia van
het schip van Julio, dat bij het woud van Erdre voor anker had gelegen.
Militairen waren druk in de weer om hun zadeltassen te vullen en hun
wapenrusting bij elkaar te zoeken. Blijkbaar moesten ze ergens heen.
Ze werden aangesproken door een grenswachter. ‘Er is vandaag geen
grenscontrole. Ik verzoek u om snel door te rijden.’
‘Dat gaat wel erg gemakkelijk,’ hoorde ze Nikos brommen. ‘Maken ze zich op
voor een strijd?’

Jordy — Voorbereidingen
Jordy Toliano, de jongste zoon van de patriarch, had voor het vierde
achtereenvolgende jaar de leiding op zich genomen voor het organiseren van het
grote evenement bij Toernooi. Hij keek vanaf de hoge, houten tribune naar het
dorp dat naast het meer van de Bruiswaterrivier lag. Zijn helderblauwe ogen
stonden ernstig toen hij zijn blik naar Frederick Carr verplaatste en hem
aankeek. ‘Zijn de families op de hoogte gebracht? Heb je hun gevraagd of ze
willen meewerken?’
‘Iedereen heeft zijn toestemming gegeven, alleen hebben we dit jaar ook een
veld nodig voor de mêleegevechten. Dat onderdeel hadden we vorig jaar nog
niet,’ zei Frederick, een van zijn vaste assistenten bij de organisatie van het
jaarlijkse toernooi.
‘Ik vind dat we een bredere strook nodig hebben voor de magische duels,’ zei
Gwayne, zijn tweede assistent. Hij kon op beide mannen bouwen. ‘Vorig jaar,
toen uw broer nog meedeed, hadden een paar toeschouwers
bevriezingsverschijnselen. We moeten zien te voorkomen dat het publiek wordt
geraakt.’
‘Dan moeten we de toeschouwers op afstand houden,’ zei hij. ‘Maar ze
moeten de duels wel goed kunnen zien.’
‘Is het een idee om de magische duels op een vlonder boven het meer te
houden?’ vroeg Frederick.
‘Dat lijkt me dan nog het beste. Kunnen jullie daarvoor zorgen?’
‘Edele heer Jordy, als u vindt dat er een platform moet komen, dan komt dat
er,’ zei Gwayne glimlachend. ‘De bevolking van Toernooi zal alles in het werk
stellen om aan uw wensen te voldoen.’
‘Goed, zorg er dan maar voor,’ zei hij en hij keek vanaf de grote tribune naar
het toernooiveld terwijl zijn assistenten naar de timmerwerkplaats gingen. Hij
streek met zijn linkerhand door zijn donkerblonde haar en vroeg zich af wie er
dit jaar deel zouden nemen aan het feest. Behalve de elk jaar weer voorkomende
steekspellen, magische duels en tweegevechten, had hij nu ook de
mêleegevechten gepland waaraan grote groepen vechters met allerlei wapens
zouden kunnen deelnemen.
Zijn blik dwaalde over het tentenkamp dat speciaal voor het toernooi werd
opgezet, vanwege de deelname van vele militairen. In de herberg was te weinig
plaats om iedereen te laten overnachten.
Hij hoopte erop dat er van de andere dynastieën magiërs zouden komen om
deel te nemen. Dat gebeurde zelden. Meestal kwamen er alleen Klawiccys op het
toernooi af. De gevechten met Klawiccys waren voor hem niet zo uitdagend als
die met Magii. Hij had er veel magische spreuken bijgeleerd en wilde zijn
vaardigheden graag meten.
Hij dacht terug aan wat er was gebeurd nadat het lichaam van zijn broer Julio
in het paleis van zijn vader werd binnengebracht. Twee als piraat geklede
vrienden vertelden dat ze met De Gouden Schelp op strooptocht waren gegaan.
Ze waren zo dom om tegen zijn vader te zeggen dat Julio gek was geworden.
Zijn vader had zoals altijd met stalen zelfbeheersing zijn kwaadheid achter een
masker van welwillendheid verborgen gehouden. Hij kwam erachter dat Julio het
plan had opgevat om Frederika Gettferdrey te ontvoeren en met haar te trouwen.
Julio wilde de heerser worden over heel Chyndyro, maar de Avatar Ursus zelf
had ingegrepen tijdens een gevecht bij het woud van Erdre. Julio was zo fout
bezig geweest.
Vanaf het meer streek er een windvlaag langs zijn azuurblauwe mantel. Hij
rilde en begon naar het dorp terug te lopen. Hij kon zijn gedachten niet van zich
af zetten. Julio was altijd al veel te fanatiek geweest. Hij moest tot zijn schaamte
bekennen dat hij er geen traan om gelaten had dat zijn oudste broer dood was.
Hij had hem vaak gehaat vanwege zijn enorme ego en zijn duidelijke minachting
voor iedereen die niet direct zijn vijanden bevroor met zijn lievelingsspreuk.
Julio was tegen zijn vader in opstand gekomen, maar had dat nooit openlijk
gedaan. In de stad had hij zich met de verkeerde mensen ingelaten.
Zijn vader, Jack, was woest geworden bij het verhoor van de vrienden van
Julio. Het werd nog erger toen hij hoorde dat zijn vloot slag geleverd had tegen
Attholred en gehavend naar Tol was teruggekeerd. Zijn privéjacht, De Gouden
Schelp, was in vlammen opgegaan. Hij had Antonio en Gallus zonder pardon op
een brandstapel gezet. Jordy moest gedwongen toekijken en gruwelde er nog
van.
Zijn vader was net als Julio op macht uit. Jack kwam nooit meer naar de
tempel om te horen wat de Avatars te zeggen hadden. Jordy kwam daar wel vaak
en hij had al meerdere keren gehoord dat de god en de godin het niet eens waren
met het beleid van zijn vader.
Het lijk van Julio was begraven op de familiebegraafplaats naast de tempel.
Daar lag zijn oudste broer nu naast zijn moeder, een plek die hij niet verdiende.
Hij had liever gezien dat Julio net als zijn criminele vrienden op de brandstapel
zou zijn verbrand.
Het geluid dat de timmerlieden maakten die al hard aan het werk waren om
het platform voor de magische duels in elkaar te zetten, haalde hem uit zijn
overpeinzingen. Hij prees zich gelukkig met zijn twee geweldige assistenten. Hij
probeerde zijn magische gave te gebruiken om mensen te helpen en niet om over
hen te heersen. Gelukkig had hij zijn broer Vincento nog. Die vond ook dat hun
vader veel te streng voor hen was en dacht precies eender over magie als hij. Een
jaarlijks toernooi waarin je liet zien wat je kon, was alleen een sportief gebeuren
en dat moest het ook blijven.
Hoofdstuk 22
Vincento — Het oponthoud
Vincento verbeet zijn woede. Zijn vader had hem onnodig lang opgehouden met
een tergend lange strafzaak. Hij moest daar wel bij zijn omdat hij als aankomend
patriarch van Toliano moest leren hoe je dit soort zaken aan diende te pakken,
maar hij had er niets nieuws van opgestoken. De veroordeelde had uiteindelijk
zijn straf toch niet kunnen ontlopen. De verdediging was knap geweest, maar dat
haalde niets uit tegen het oordeel van de patriarch, dat bij voorbaat al vast had
gestaan.
Hij gaf zijn paard de sporen en spoedde zich naar Toernooi, waar hij Jordy
hoopte te spreken voordat de wedstrijden zouden beginnen. Zijn mantel
wapperde achter zijn rug. Hij hield zijn staf met de larimarkristal stevig in zijn
rechterhand. Zijn paardenstaart sloeg in de cadans van zijn rijdier tegen zijn
schouders. Hij tuurde naar de weg, bedacht op oneffenheden en eventuele
tegenliggers. Daarmee hielp hij zijn paard om zo spoedig mogelijk vooruit te
komen.
Hij had weinig oog voor de schoonheid van het Bruiswatermeer van Florente
en hij hoorde nauwelijks het typische, bruisende geluid van het water toen hij
langs de rivier zelf reed. De rechtszaak speelde nog steeds door zijn gedachten.
Hij was het niet eens met het oordeel van zijn vader en zou het zelf heel anders
gaan doen zodra hij aan het bewind kwam.
Zijn oren vingen het geluid op van volksliederen. Die werden gezongen door
hele gezelschappen mensen die ook op weg waren naar Toernooi. Zoals elk jaar
kwamen er mensen uit alle windstreken van Chyndyro naar het jaarlijkse
evenement. Als hij nu maar niet te veel last kreeg van het drukke verkeer, want
dan zou hij nog later aankomen.
Hoe dichter hij in de buurt van het dorp kwam, hoe drukker het werd. Hij
moest stapvoets rijden en zag Jordy al in de verte staan. Hij herkende hem direct
door de azuurblauwe mantel. Hij zag dat Jordy zwaaide toen die merkte dat hij
eraan kwam. Hij zwaaide uitbundig terug.

Kamilia — Het toernooi


Kamilia keek oplettend om zich heen toen ze verder reden na het passeren van
de grenspost. Ze was nu in het land van Toliano, het land waar de tijdpoort zich
bevond. Ze had al zes van de zeven sterpunten in haar buideltje, maar zou
Toliano zijn sterpunt aan haar willen afstaan? Ze voelde de schaduw van een
onontkoombaar noodlot over zich heen trekken en slikte een misselijk gevoel
van onmacht in. In stilte reed ze door.
Tegen de middag viel haar op dat Scarlett steeds meer rimpels in zijn
voorhoofd kreeg. Hij keek verontrust om zich heen.
‘Het is druk op de weg,’ zei hij tegen Nikos, die aan de andere kant naast hem
reed. ‘Allemaal reizigers die dezelfde kant op gaan als wij.’
Nikos gaf hem gelijk. ‘Misschien is er iets bijzonders gaande?’
Scarlett streek nadenkend over zijn kin. ‘Wacht eens even. We zijn op weg
naar Toernooi. Zoals elk jaar wordt hier om deze tijd Het Toernooi
georganiseerd. Mijn vader heeft me vaak verteld over de duels die hij daar heeft
uitgevochten met leden van verschillende dynastieën. Van zijn overwinningen
hoorde ik tot vervelens toe. We vallen nu zelf met onze neus in de boter.’ Hij
keek Nikos ondeugend aan.
‘Aha,’ zei Nikos, ‘nu snap ik waarom je met ons mee ging.’
Kamilia keek Scarlett ongelovig aan. ‘Is dat echt zo? Wilde je mee gaan doen
aan een toernooi?’
‘Nee, dat was de reden niet. Maar nu we er toch langskomen, lijkt het me wel
leuk.’
‘Worden er ook wedstrijden voor boogschutters georganiseerd?’ vroeg
Warfield. ‘Misschien kunnen Robin en ik onze bogen hier beproeven.’
‘We moeten eerst maar eens kijken wat er te doen is,’ zei Kamilia. ‘Ik vraag
me af of we wel een plaats kunnen vinden om te overnachten als er zoveel
mensen zijn.’
Al snel kwamen ze in het dorp Toernooi aan en ze reden voorzichtig tussen de
krioelende mensen door.
‘We moeten eerst de paarden proberen te stallen,’ zei Scarlett. Ze reden naar
de rand van het dorp en vonden daar een grote boerderij waar dat mogelijk was
voor een redelijke prijs.
‘Ik denk dat we ons maar moeten opsplitsen in drie of vier groepjes,’ zei
Nikos. ‘Dan kunnen we rond gaan vragen of er ergens nog plaats is voor zeven
mensen.’
‘Goed idee,’ zei Warfield. ‘Zullen we afspreken om elkaar voordat de schemer
invalt bij de dorpsfontein weer te ontmoeten?’

Nadat ze een paar straten door gelopen waren, kwamen Kamilia, Scarlett en
Nikos bij het tentenkamp aan.
‘Wat een drukte.’ Kamilia keek haar ogen uit. ‘Hadden we nu onze eigen
tenten nog maar, dan konden we die erbij zetten. Ik heb er een hard hoofd in dat
we nog een plekje kunnen bemachtigen voor onze groep.’
Ze liepen verder en kwamen uit bij een plek waar een lange tafel stond. De
klerken die daarachter zaten zorgden ervoor dat iedereen die aan de gevechten en
demonstraties deel wilde nemen zich in kon schrijven.
‘Misschien kunnen we ons hier ook inschrijven om in een van die tenten te
mogen slapen,’ opperde Kamilia hoopvol. ‘Ik geloof dat ze er daar nog een paar
tenten bij aan het zetten zijn.’ Ze wees in de richting van een veld waar mannen
druk in de weer waren met palen, doeken en touwen.
Terwijl ze in de rij voor de tafels stonden te wachten, tikte iemand Scarlett op
zijn rug. ‘Neemt u mij niet kwalijk, edele heer. Bent u misschien een lid van de
familie Baksy?’
Kamilia draaide zich tegelijk met de rest om en keek in de nieuwsgierige ogen
van twee jongemannen. Het tweetal had azuurblauwe mantels aan, die bij de hals
versierd waren met gouden broches in de vorm van een schelp. Allebei hadden
ze een lange staf bij zich waarin bij elk daarvan een blauwgroen kristal was
verwerkt. Magiërs.
‘Ja, dat hebt u goed gezien. Ik ben Scarlett Baksy. Als ik het wel heb, bent u
beiden leden van de Tolianofamilie? Zullen we maar tutoyeren?’
‘Dat is goed. Mijn naam is Vincento en dit is mijn jongere broer Jordy. ‘Kom
je voor het magische duel?’
Kamilia dwong zichzelf om haar blik van Vincento los te rukken. Laat je niet
inpakken door zijn charisma!
‘Ik ben alleen maar op doorreis met een groepje vrienden.’ Scarlett wees naar
haar. ‘Dit is Kamilia Arras en deze heer is Nikos Alma. We wilden naar Florente
gaan om de patriarch te spreken, maar nu zijn we hier beland. Het lijkt me wel
een goed idee om tijdens het toernooi te blijven. Alleen is het een probleem om
plaatsen te vinden voor de overnachtingen. Hoelang duurt het toernooi?’
‘Het duurt meestal een week, maar omdat er dit jaar meer inschrijvingen zijn,
kan het weleens langer gaan duren,’ zei Jordy.
‘Hoe groot is de groep waar je mee reist?’ vroeg Vincento.
‘Ik heb nog vier andere personen bij me,’ vertelde Scarlett.
‘Dat wordt lastig want wij hebben in ons huis, hier in dit dorp, nog maar drie
slaapplaatsen over,’ zei Jordy. ‘Maar misschien kunnen er een paar leden van je
groep terecht bij de families Carr en Eldarnedd. Dat zijn die mannen die toezicht
houden op de bouw van de extra tenten.’ Hij liet er op dringende toon op volgen:
‘Doe je nou mee aan het magische duel?’
Scarlett schoot in de lach en Kamilia keek de jongste van de Toliano-broers
nieuwsgierig aan.
‘Waarom ben je er zo op gebrand dat Scarlett meedoet aan het duel?’ vroeg
Kamilia. ‘Je kunt het toch ook aan Nikos vragen? Dat is een Vuurklawiccy.’
Vincento keek haar bewonderend aan. ‘Hij vraagt dat aan Scarlett, omdat er de
laatste jaren zo weinig magiërs uit de dynastieën meedoen aan Het Toernooi. Het
zou erg fijn zijn als we weer eens wat hogere spreuken konden demonstreren.’
‘Ik denk er wel over na,’ zei Scarlett, ‘maar mag ik eerst weten wat de regels
zijn bij zo’n magisch duel? Dan zal ik me daarna misschien inschrijven. Ik ben
wel erg benieuwd naar welke uitwerking de spreuken hebben die ik het
afgelopen jaar heb bestudeerd. Ik heb ze nauwelijks kunnen oefenen, omdat de
meeste gebruikt worden bij gevechten. Als dat in een duel tegen een andere
Magus of tegen een Klawiccy wel kan, ben ik van de partij. Ik hoop alleen dat de
anderen van mijn reisgezelschap ook bij het toernooi willen blijven.’
‘Misschien willen ze wel meedoen,’ zei Kamilia. ‘Is hier ook iets te doen voor
boogschutters en een page?’
Er brak een brede glimlach door op Jordy’s gezicht. ‘Natuurlijk, er zijn
schietwedstrijden en duels voor allebei.’
‘Arras is toch een Klawiccyfamilie?’ vroeg Vincento. ‘En heer Alma mag zich
natuurlijk ook inschrijven voor de magische duels.’
Nikos keek heel bedenkelijk. ‘Mijn kennis is zo langzamerhand wel wat
verroest.’
‘Dat is onzin,’ zei Kamilia. ‘Je bent heel goed met je vuurballen en je hebt
onderweg in bijna elke bibliotheek nieuwe spreuken bestudeerd.’
‘En wat kunt u dan, mevrouw Arras?’ vroeg Jordy.
Het bloed steeg naar haar wangen. Nu begreep ze waarom Nikos zich op de
vlakte wilde houden. ‘Ik kan beter niet meedoen aan duels.’

Ze waren volgens afspraak al een poosje bij de fontein toen Kamilia eindelijk de
rest van haar vrienden terug zag komen. Die waren duidelijk terneergeslagen,
want iedereen had bot gevangen. Ze klaarden echter direct op toen ze hoorden
dat Scarlett wel slaapplaatsen had kunnen regelen. ‘Doen jullie mee aan het
toernooi?’ vroeg hij en zijn stem klonk enthousiast.
‘Ik wil zo’n toernooi weleens meemaken,’ zei Kamilia. ’Ik kan alleen niet
meevechten, want de spreuken die ik heb geleerd bij Morane zijn niet geschikt
voor een duel. Geestmagie is dodelijk of juist versterkend voor anderen.
Warfield en Robin wilden graag meedoen aan de wedstrijden voor de
boogschutters.
Valerio, die had gehoord dat hij een prachtig zwaard kon winnen of een mooi
harnas, keek verheugd. ‘Dan doe ik mee aan de tweegevechten.’
Nikos had er niet echt zin in, maar Scarlett praatte net zo lang op hem in tot
hij zich eindelijk gewonnen gaf.
Ze liepen naar de tafels bij het tentenkamp en schreven zich in. Het
wedstrijdgeld werd door Scarlett betaald.
Nikos, Scarlett en zij werden door Jordy ondergebracht bij de Toliano’s, in het
huis van hun familie dat hier in Toernooi stond.
Vincento bracht Charlotte en Valerio naar het huis van de familie Eldarnedd
en Warfield en Robin konden bij de familie Carr terecht.

De volgende morgen ontmoetten ze elkaar volgens afspraak al vroeg bij de


fontein.
‘We hebben geboft met de slaapplaatsen,’ zei Charlotte. ‘Valerio en ik hebben
er direct een paar vrienden bij. De Eldarnedds zijn heel geschikte lui.’
Warfield en Robin waren ook tevreden met hun gasthuis en Kamilia dacht
terug aan de gezellige avond die zij in de woning van Jordy en Vincento had
doorgebracht. Ze had daar een lichte, ruime slaapkamer met een luxe badruimte
ernaast en was heerlijk uitgerust.
Ze keek om zich heen toen ze hoorns hoorde. Ruiters kondigden het begin van
de festiviteiten aan. ‘Hoor ons! Het toernooi vangt aan over een uur! Wij
verzoeken eenieder om zich naar het toernooiveld te begeven voor de
openingsceremonie. Direct daarna zal de eerste wedstrijd tussen de
boogschutters beginnen. Toeschouwers kunnen zich verzamelen op de tribunes
en deelnemende boogschutters kunnen zich vervoegen op het toernooiveld zelf.
Zegt het voort.’ Ze bliezen nogmaals op de hoorns en reden verder om de oproep
te herhalen.
Met z’n allen liepen ze in de richting van het toernooiveld. Warfield
mompelde iets en Kamilia verstond de woorden: ‘Ajakkes, wat ben ik
begonnen.’ Ze keek eens goed naar hem en Robin en vond dat haar vrienden er
nogal wit weggetrokken uitzagen. Ze waren blijkbaar flink nerveus geworden
toen ze de vele veteranen hadden ontdekt die ook meededen aan het
boogschieten.
‘Wat kunnen we eigenlijk met het boogschieten winnen?’ vroeg Warfield.
‘Eeuwige roem,’ zei Nikos sardonisch lachend. ‘En als je verliest krijg je een
pak slaag.’
‘Opa Nikos,’ zei Kamilia bestraffend, ‘hou op met plagen, ze zijn al
zenuwachtig genoeg.’ En tegen Warfield en Robin zei ze: ‘Jullie hebben al veel
ervaring opgedaan onderweg en jullie zijn goed. Laat je gewoon van je beste
kant zien.’
De openingsceremonie door de Toliano-broers was kort maar krachtig.
Vincento riep luid: ‘Laat het toernooi beginnen!’
Kamilia had een plaats op de tribune gevonden vanwaar ze het hele
toernooiveld goed kon zien. Voor elk van de drie onderdelen van de wedstrijd
mochten er drie pijlen worden afgeschoten. Wanneer die niet in de roos kwamen,
viel de deelnemer af.
Eerst werd er van een geringe afstand op ronde, vaste schietschijven
geschoten. Robin en Warfield raakten feilloos het midden van de roos. Kamilia
applaudisseerde enthousiast.
Daarna werd de afstand vergroot en Warfield sprong van opwinding in de
lucht, toen hij ook hiervan de roos zonder mankeren raakte. ‘Het gaat goed, hè?’
riep hij naar haar. Ze stak haar duimen omhoog en keek hoe Robin het ervan
afbracht. Ook bij haar lukte het moeiteloos om de roos te raken.
Bij het derde onderdeel moesten de pijlen een behoorlijk lange weg afleggen
om de doelen te kunnen raken.
Robin zei iets tegen Warfield. Hij stak een natte vinger in de lucht en hij hield
zijn boog iets schuin gericht. De pijlen die hij afschoot suisden door de lucht en
kwamen ook bij deze langere afstand in de roos terecht.
Valerio sprong naast haar op en neer op de tribune toen de jury besliste dat ze
allebei doorgingen naar het volgende onderdeel. Dat waren bewegende doelen in
de vorm van poppen, die heen en weer schommelden aan touwen. Kamilia rilde
toen ze in haar fantasie de poppen verving door mensen.
De concentratie was op de gezichten van de twee boogschutters af te lezen. Er
kwam een verbeten trek om hun monden. Hun armspieren stonden
strakgespannen en de pijlen schoten feilloos in de hartstreek van de stropoppen.
‘Goed gedaan!’ prees Nikos hen. ‘Jullie gaan straks nog met de eer strijken. Je
zult het zien.’
Ze moesten lachen om de oude komediant. ‘Dus we krijgen geen pak slaag?’
vroeg Robin.
Valerio en Charlotte liepen naar hen toe. ‘Klasse! Ga zo door.’
‘Zie je wel?’ zei Kamilia. ‘Jullie zijn heel goede boogschutters. Ik wist het
wel!’
‘Wat gaat er nu gebeuren?’ vroeg Valerio.
‘Nu moeten we naar het meer. Er wordt daar een magisch duel gehouden,’ zei
Nikos.
Kamilia en haar vrienden liepen in de richting van het meer en zagen daar het
platform dat over het water gebouwd was. Ze vonden een mooie plek langs de
oever, vlak bij het midden van het platform. Er stonden maar weinig mensen
langs de oever, de meeste toeschouwers waren op een tribune gaan zitten.
Vincento keek bedenkelijk haar richting uit. Ze zwaaide naar hem en hij lachte
haar toe.
Het vooruitzicht van een magisch duel wond haar op.
Zoiets zou ze op Laskoro nooit kunnen meemaken.
Een heraut blies op zijn hoorn en riep: ‘Het eerste duel vangt aan, tussen Ping
en Zaphir. Zij zullen elk drie keer hun magie tegen elkaar gebruiken. Nadat ieder
van hen alle drie zijn aanvallende spreuken heeft gebruikt of wanneer een van
hen gewonnen heeft, zal dit duel eindigen. De verdedigende spreuken, zoals het
schild, tellen niet mee.’
Kamilia keek nieuwsgierig toe of ze kon zien wat de Klawiccys deden. Ping
stak zijn staf in de lucht en riep: ‘Telam Glaco!’ Ze zag een lichtblauwe straal uit
het kristal schieten en hoorde links van haar de uitroep van Zaphir: ‘Telam
Falgeo!’
Een dolk van ijs botste vlak voor haar ogen tegen een bliksemdolk aan. De
ijsdolk spatte in duizenden stukjes ijskristal uit elkaar. Ze zette van schrik een
stap achteruit en hield haar hand voor haar gezicht toen de splinters op haar
afkwamen. Ze hield haar adem in. De meeste fragmenten vielen plonzend voor
haar voeten in het water. Haar laarsjes werden nat.
Nog maar nauwelijks had ze zich hersteld van de schrik, toen de volgende
magische aanval werd ingezet. Nu spatte er een vonk tegen het schild van
Valerio, die vlak naast haar stond, uiteen. Ze zag hem trillen en schaapachtig
rondkijken. ‘Wow,’ zei hij, ‘dat was caevisenergie, een soort luchtmagie. Zoiets
heb ik nog nooit gevoeld. Ik sta gewoon na te trillen van de klap.’
Het drong tot Kamilia door dat hun plaats zo dicht bij het water gevaarlijk
was. Ze begreep nu waarom de meeste toeschouwers op de tribune waren gaan
zitten. Maar hier zag ze alles veel beter. Ze ging voorzichtig een stapje naar
achteren om uit het schootsveld van de Klawiccys te komen, maar bleef toch
vlak bij het water staan. Ze moest glimlachen toen ze angstige gilletjes hoorde
van haar groepsgenoten.
Het magische duel was indrukwekkend. Ping of Zaphir wonnen geen van
beiden, hun gevecht eindigde in gelijkspel.
‘Gelijkspel is voor Klawiccys het beste,’ zei Charlotte. ‘Dat betekent dat ze
aan elkaar gewaagd zijn.’
Kamilia werd nog nieuwsgieriger toen Scarlett werd opgeroepen om het duel
aan te gaan met Jordy. Onwillekeurig dacht ze terug aan Julio Toliano, die hen
bij het woud van Erdre had bevroren. Zou Jordy dat ook proberen? Ze deed een
stapje vooruit.
Scarlett leek veel vertrouwen te hebben. Hij stond rechtop met opgeheven
staf. Hij keek naar zijn kristal en nam met een theatraal gebaar de staf in beide
handen, onder het uitroepen van: ‘Pugno Rotar!’ Hij zakte iets door zijn knieën
toen hij met samengeknepen ogen de richting van Jordy uitkeek. Messen
draaiden door de lucht en vlogen in de richting van Jordy. Het zweet brak
Kamilia uit.
Maar Jordy stond stevig wijdbeens aan het andere eind van het platform.
‘Acidus Romp!’ Een troebele vloeistof spoot in een dikke straal richting de
messen.
Kamilia zuchtte opgelucht toen ze zag dat de projectielen pas hoog boven de
magiërarena in botsing kwamen en de spetters ver uit haar buurt naar beneden
vielen.
Het publiek applaudisseerde luid en er klonken bewonderende kreten.
Jordy straalde van plezier.
Nikos fluisterde in Kamilia’s oor: ‘Hij vindt het vast leuk dat hij een goede
tegenstander heeft. Bovendien is de magie van Scarlett nieuw voor hem. Een
leuke uitdaging voor een Magus.’
Kamilia keek naar Scarlett en zag dat die er ook veel plezier in had. Hij lachte
vals en zette zijn toneelstukje voort, draaide rond op zijn benen en hief zijn staf
nu in horizontale stand boven zijn hoofd. Hij riep heel hard: ‘Sasso Rupto!’
‘Oei!’ riep Nikos naast haar. ‘Als dat maar goed gaat!’ Kamilia draaide zich
vliegensvlug naar Jordy om en hoorde hem ‘Grando Tempesta!’ schreeuwen.
Nikos keek ontzet naar boven. Toen ze zijn blik volgde zag ze daar stukken rots
en grote brokken ijs tegen elkaar aanvliegen. Ze spatten met oorverdovende
knallen uit elkaar. Een groot brok steen kwam precies, schuin naar beneden, haar
richting uit. In een reflex bukte ze en probeerde ze onder de steen door te duiken.
Maar de steen die vlak over haar hoofd heen vloog, werd direct gevolgd door
een brok ijs. Van schrik boog ze nog verder voorover en verloor haar evenwicht.
‘Nee!’ riep ze heel hard en ze voelde een verlammende angst toen ze in het meer
viel. Het gewicht van de kristallen bol in haar rugtas duwde haar naar beneden.
Haar heksenmantel zoog het water op en versterkte het effect. Ze sloeg met haar
armen in het rond en trapte wild met haar benen. De lucht verdween snel uit haar
longen. Ze probeerde zich uit alle macht te herinneren hoe ze zwemmen moest,
maar wist het niet meer.
Even voelde ze iets bij haar hand. Ze greep er instinctief naar. Er werd iets
hards in haar handpalm geduwd wat ze stevig vastpakte. Toen werd alles zwart.
Haar geest bewoog door het water naar boven. Kamilia zag dat haar lichaam
zonk. Er zwom een blauwe dolfijn in het meer die het naar boven duwde, in de
richting van het heldere, witte licht. Er trokken rimpelingen door het
wateroppervlak, die zich als glinsterende zilveren cirkels aftekenden. Iemand
was in het water gesprongen. Ze kon niet zien wie dat was, hoewel ze vlak langs
hem zweefde.
Haar geest steeg verder omhoog en brak door het oppervlak van het water. Ze
was een schim. De mensen die langs de rand van het meer naar beneden tuurden,
konden haar niet zien.
Scarlett en Jordy trokken haar lichaam op de vlonder. Ze probeerden het weer
tot leven te wekken. Ze zag dat Vincento uit het water klom en op haar borst
begon te duwen. Even later kwam er een golf water uit haar mond. Haar geest
bewoog pijlsnel in de richting van haar lichaam. Ze had geen keus. Ze voelde de
zuigkracht waarmee ze terug in haar lijf werd getrokken.
Kamilia hoestte en kwam weer bij kennis. Ze had het vreselijk benauwd,
voelde overal pijn en was drijfnat. De lippen van Vincento raakten haar mond.
Hij maakte haar duizelig.
Hoofdstuk 23
Valerio wordt ridder
Kamilia klappertandde. Ze liet haar hand langs haar lichaam glijden en merkte
dat ze naakt op bed lag. Ondanks de warme dekens had ze het vreselijk koud. Ze
besefte vol afschuw dat ze bijna was verdronken. Maar gelukkig werd ze gered.
Door wie eigenlijk?
Ze herinnerde zich nog vaag dat ze een blauwe dolfijn had gezien. Er was ook
iets in haar hand gestopt. Zou de dolfijn dat hebben gedaan? Met zijn snavel?
Maar wat was dat dan?
Ze sloeg de dekens van zich af en keek naar haar hand. Daar was het nog
steeds. Toen ze haar vuist opende zag ze een gouden ketting met daaraan een
hanger met vijf kleine, gouden eikels. Dat moest het artefact van Baksy zijn. Het
kleinood schitterde wit toen ze er beter naar keek.
‘Kamilia, wat doe je nou?’ hoorde ze Charlotte zeggen. ‘Je moet warm
worden. Hou die dekens om je heen!’
‘Scarlett. Waar is Scarlett?’ vroeg ze hees.
Even later kwam Scarlett schoorvoetend de kamer in. Hij had een benauwde
blik in zijn ogen. Zou hij zich schuldig voelen omdat ze door zijn magie het
water in geworpen was?
Ze bibberde nog steeds, maar kon toch lachen om zijn beteuterde gezicht.
‘Wees niet zo bang, ik doe je niks hoor. Ik heb iets voor je.’ Ze liet de ketting
met de gouden eikels aan hem zien.
Scarlett keek haar met open mond aan. Hij pakte beduusd de ketting vast. ‘Dit
is het erfstuk van mijn familie! Dank je wel. Maar hoe kan dat? Waar heb je dat
gevonden?’ ‘Onder water, bij de dolfijn,’ zei ze klappertandend. ‘Ik denk dat je
vader het bij het toernooi in het meer heeft laten vallen. Geen wonder dat hij het
niet meer kon vinden.’
‘Zo is het wel genoeg!’ riep Charlotte streng vanuit de hoek van de
slaapkamer. ‘Eruit! Kamilia moet in een warm bad. Zie je niet dat ze bibbert van
de kou?’
‘Ze had toch zelf om mij gevraagd,’ zei Scarlett op verontwaardigde toon. Hij
wierp Kamilia een vragende blik toe.
‘Het gaat wel, Charlotte.’ Kamilia wilde toch weten wat er precies was
gebeurd. ‘Als ik nu beloof dat ik onder de dekens blijf, kan ik toch wel even met
Scarlett praten?’
Charlotte zuchtte diep.
‘Wie heeft me uit het water gehaald? En hoe kom ik ineens in de slaapkamer?’
Scarlett keek bedenkelijk naar haar. ‘Weet je zeker dat we daar nu over
moeten praten?’
Ze knikte bevestigend.
‘Vincento sprong in het meer en heeft je uit het water gered. Jordy en ik
hebben je op het platform getrokken en daarna heeft Vincento je met een
bepaalde massage bewerkt. Al het water dat je in je longen had, kwam er als een
golf weer uit.’
Een rilling trok door haar lichaam. ‘Wat heeft Vincento nog meer gedaan?’
Ondanks het serieuze onderwerp van gesprek verschenen er pretlichtjes in de
ogen van Scarlett. ‘Hij heeft de Kus van het Leven op je toegepast. Dat betekent,
als ik het goed begrijp, dat hij je longen vol heeft geblazen met lucht, zodat je
niet stikte.’
Ze bloosde. ‘En toen viel ik flauw? Hoe kom ik dan hier in bed?’
‘Nou, Valerio was snel een paard gaan halen en toen hij daarmee terugkwam,
heeft Vincento je daarop gelegd en je naar zijn huis gebracht. Charlotte heeft je
uitgekleed en je in die dekens gewikkeld. Het magische duel is uitgesteld en jij
moet nu eerst helemaal opknappen.’
Charlotte streek bezorgd over haar voorhoofd. ‘Ik moet haar nu echt in bad
stoppen.’
Scarlett stond op en glimlachte. ‘Kamilia, ik geef je over aan de goede zorg
van Charlotte. En heel erg bedankt!’ Hij stak het kettinkje in de lucht en opende
de slaapkamerdeur.
Even later was ze alleen met de druïde.
Vincento stak zijn hoofd om de deur. ‘Hoe gaat het met Kamilia? Komt ze er
wel weer bovenop?’
‘Dat hoor je later wel!’ riep Charlotte. ‘Ze gaat nu eerst in bad en daar kunnen
we geen pottenkijkers bij gebruiken.’ Ze duwde de deur voor zijn neus dicht en
draaide hem op slot.
Charlotte hielp haar om in bad te gaan. Kamilia zakte in het heerlijk ruikende
water en de warmte won het langzamerhand van de kou.
‘Blijf hier maar zitten totdat het water niet meer warm is, ik let wel op je,’ zei
Charlotte.
Het klappertanden hield op en Kamilia doezelde weg in een heerlijke warmte.
Ze voelde een bemoedigende aanwezigheid in haar geest. De dolfijn?

De volgende morgen was ze weer helemaal opgeknapt. Jammer genoeg waren


haar heksenjurk en mantel nog niet droog en lagen alle andere spulletjes ook nog
te drogen. Charlotte had ervoor gezorgd dat ze een jurk kon lenen van de vrouw
van Gwayne. Zo kwam het dat Kamilia er die ochtend helemaal niet zo hekserig
uitzag als anders. Ze verscheen in een roze jurk, die veel leek op de
prinsessenjurk van Fidelity, aan het ontbijt en werd galant aan tafel geholpen
door Vincento. Hij ging naast haar zitten en zorgde ervoor dat ze heerlijk warm
brood en allerlei soorten beleg toegeschoven kreeg. Hij lachte haar vriendelijk
toe en vroeg: ‘Voel je je alweer in staat om de riddergevechten van vandaag te
gaan bekijken?’
Kamilia voelde zich gecharmeerd door de knappe man met het kastanjebruine
haar en de grappige kuiltjes in zijn wangen. Valerio zou aan de tweegevechten
meedoen. Daar wilde ze natuurlijk naar gaan kijken.
‘Hoe heb je die ketting te pakken gekregen?’ wilde Scarlett weten. ‘Je zei dat
hij in je handen was gestopt door een dolfijn. Dat kan ik maar moeilijk geloven.’
‘Een dolfijn?’ vroeg Vincento. ‘Was dat een blauwe dolfijn met een witte buik
en een witte snuit?’
‘Nou,’ zei Kamilia, ‘ik heb alleen zijn rug gezien. Die was blauw. Heb jij hem
ook gezien toen je in het water dook?’
‘Nee, dat niet,’ zei Vincento. ‘Er zitten geen dolfijnen in het Bruiswater, ze
komen alleen in de Erdzee of in de Redzee voor en niet in de rivieren of meren.
Dus als daar een blauwe dolfijn zat, was het een manifestatie van de Avatar
Wieke!’
‘Zo!’ riep Jordy. ‘Dus dan heeft Wieke haar geholpen?
Dat is geweldig! Wat zou ze daarmee willen?’
‘Misschien wilde ze alleen maar dat Scarlett zijn kettinkje terugkreeg,’ zei
Kamilia. ‘Zolang ik hier op Chyndyro aan het ronddolen ben, ben ik steeds maar
artefacts aan het verzamelen voor de dynastieën. Ik begrijp niet hoe ze die
allemaal kwijt zijn geraakt.’
‘Ja, het is best slordig van die families,’ zei Nikos. ‘Mijn oom, die
schatbewaarder was, zou zoiets nooit verloren zijn.’
Ze moest lachen om Nikos. Die ooms van hem ook altijd!

Het gezelschap had afgesproken om weer bij elkaar te komen bij de


dorpsfontein. Kamilia, Nikos en Scarlett kwamen daar aan en werden
verwelkomd door een stralende jongedame. Ze was gehuld in een prachtige jurk
van purper satijn en haar kapsel bestond uit mooie blonde pijpenkrullen. Ze hing
aan de arm van Warfield. ‘Hallo, gaat alles weer goed met jou, Kamilia?’
Ze keek naar de dame. ‘Robin? Wat zie je er mooi uit!
Wat een verschil met gisteren.’
Warfield schoot in de lach. ‘Ze zei tegen mij dat ze die kleren weer uit wilde
trekken en haar boogschutterspak aan zou doen.’
‘Doe dat nou niet. Je ziet er zo erg mooi uit. Waar heb je die prachtige jurk
vandaan?’
‘Geleend van mijn gastvrouw. Die vond dat ik er netjes uit moest zien als ik
naar het toernooi ging kijken. Je vindt het dus wel geslaagd?’
‘Reken maar.’
Charlotte droeg ook een jurk. Ze zag er prachtig uit en zelf had ze de nodige
complimenten van Vincento in ontvangst genomen bij het ontbijt.
Valerio liep zenuwachtig heen en weer. ‘Kop op, Valerio,’ zei Kamilia
geruststellend. ‘Je hebt toch al meer gevechten geleverd? Het is duidelijk dat je
goed met je zwaard en schild overweg kunt.’
‘Dat is ook wel zo en ik kan best door de eerste ronde heen komen, maar wat
als ik in een volgende ronde tegenover een veteraan kom te staan? Verbeeld je
dat iemand me helemaal in de pan zal hakken en dat mijn schild, zwaard of
maliënkolder zal beschadigen. Dan moet daar een nieuwe voor komen en ik heb
er geen geld voor.’
‘Nou, dan gaan we gewoon aan het werk om daar het geld voor bij elkaar te
verdienen. Ik kan nog steeds met mijn tarot overweg en ik heb nu zelfs een
kristallen bol en een zirkonia. Het is trouwens niet nodig, denk ik, want jij gaat
vast winnen.’
‘Heb je dat in je kaarten gezien?’
‘Nee, maar ik voel het aan. En als je wint, dan is er geen probleem meer, want
dan krijg je misschien wel een hele nieuwe uitrusting.’
Charlotte gaf hem een kus op zijn wang. ‘Zie je nu wel? Je maakt je zorgen
om niets! Jij gaat gewoon naar Yoku terug en je maakt je opleiding bij Morane
af. Je hoeft echt geen boerenknecht te worden. Jij wordt een ridder!’

Jordy opende het gedeelte van het toernooi, waarin de tweegevechten tussen de
zwaardvechters begonnen. Kamilia en de anderen wensten Valerio veel succes
en even later liep hij naar het toernooiveld. Hij zou worden opgeroepen als hij
aan de beurt was.
Kamilia zat met haar vrienden op de tribune om Valerio aan te moedigen en
Vincento zat naast haar.
Valerio’s eerste tegenstander was een andere page. Die deed een uitval naar
hem en verloor zijn evenwicht. Een klein zetje extra zorgde ervoor dat de
tegenstander voorover op de grond viel. Valerio zette de punt van zijn zwaard op
de rug van de jongeman en de scheidsrechter wees hem als winnaar aan.
In de tweede ronde kreeg Valerio een ridder van Lyoncourt als tegenstander.
Bij deze tegenstander leek het erop dat Valerio niet aan durfde te vallen en hij
moest een paar slagen opvangen met zijn schild. Toen de ridder, overmoedig
door de weifelende houding van Valerio, naar voren kwam om het gevecht met
een snelle slag van zijn zwaard te beslissen, maakte Valerio een prachtige draai
met zijn lichaam en stapte hij naar de ridder toe. Hij zou zijn tegenstander zo
hebben kunnen onthoofden. Daardoor won Valerio en liet hij de ridder verbaasd
achter zich.
‘Ja!’ riep Kamilia en ze stond op van de bank. Ze danste van plezier. De
anderen uit haar groep juichten luid.
Bij een volgende, nog meer ervaren tegenstander, gebruikte Valerio de
lichaamsverdediging met zijwaartse draai. Hij sloeg met zijn zwaard op een
schild waarop de rode roos van Attholred was afgebeeld. Valerio stapte opzij,
maar deze keer werd hij opnieuw aangevallen door de ridder. Hij ving de aanval
nu op met zijn schild en door een snelle slag met zijn zwaard kon hij de
tegenstander ontwapenen. Hij had wederom gewonnen.
Warfield sprong op en neer voor zijn zitplaats op de tribune. Hij riep: ‘Kom
op, Wylderlee! Je kunt het. Je kunt ze allemaal aan.’
‘Goed gedaan, Valerio!’ riep ook Charlotte, maar er klonk toch wat
bezorgdheid door in haar stem.
Jordy en Vincento bespraken samen de techniek die Valerio gebruikte. ‘Hij
lokt zijn tegenstanders uit de tent en maakt slim gebruik van hun eigen kracht,’
zei Vincento. ‘Zo brengt hij ze helemaal uit balans. Zelf staat hij zo stabiel dat ze
hem niet omver krijgen.’
Een volgend gevecht was met een veteraan uit het leger van Toliano. Die man
had al een paar gevechten van Valerio staan afkijken en hij probeerde dezelfde
technieken nu tegen hem te gebruiken. Daardoor werd dit een langdurig gevecht
zonder beslissende winnaar. Maar de veteraan verloor ten slotte zijn geduld en
liet zich verleiden om te ver vooruit te reiken met zijn zwaard.
Kamilia hield haar adem in. Ze had de opening in de verdediging van Valerio
gezien, waar de veteraan gebruik van maakte. Tot haar verrassing greep Valerio
de zwaardarm van de tegenstander vast en gaf er een flinke ruk aan. Ze juichte
opgetogen toen ze zag dat de man voorover op de grond viel. Valerio zette de
punt van zijn zwaard op de nek van zijn vijand. Daarmee had hij zelfs van een
veteraan gewonnen.
Nadat de tweegevechten met zwaard en schild beëindigd waren, werd Valerio
vanwege zijn schitterende vechttechnieken als winnaar uitgeroepen. Hij kreeg
een prachtig harnas, een mooi schild met een afbeelding van een valk en een
goed zwaard cadeau. Hij hief beide handen triomfantelijk in de lucht en boog
naar de toeschouwers die voor hem juichten.
Charlotte was door het dolle heen en vloog haar vriend om de hals toen hij
zich weer bij hen voegde.
‘Volgens mij ontbreekt er nog iets,’ zei Nikos met een afwachtende blik op de
Tolianobroers. ‘Of heb ik het mis, Jordy?’
Ze zag de schittering in Jordy’s ogen. Hij wist wat Nikos bedoelde. Valerio
had zo goed gestreden in Het Toernooi dat hij nu geen gewone page meer was.
Jordy liep het toernooiveld op en riep Valerio bij zich. Voor het oog van al het
aanwezige publiek liet hij hem voor zich op de grond knielen. ‘Valerio
Wylderlee,’ zei hij, terwijl hij met de platte kant van het zwaard zijn schouders
een voor een aanraakte, ‘u hebt uzelf bewezen in Toernooi. Vanaf deze dag zult u
ridder zijn!’
Het publiek juichte en applaudisseerde. Valerio stond op en keek trots om zich
heen.
Kamilia was blij voor hem. Hij had dit verdiend. Haar blik richtte zich op
Scarlett en Jordy, toen ze Jordy hoorde zeggen: ‘Wij hebben nog een duel uit te
vechten, Scarlett.’
‘Dat weet ik, maar zouden we dat nog wel doen? Is het niet te gevaarlijk als er
toeschouwers dicht langs de oever staan? Straks valt er weer iemand in het
water.’
‘We hebben de regels veranderd,’ zei Vincento. ‘De Magii moeten voor het
duel op het platform boven het meer staan, maar het publiek moet op de tribunes
gaan zitten. Daar kunnen de toeschouwers van veilige afstand zien hoe het duel
verloopt.’
‘Nikos, doe jij nog mee aan een magisch duel?’ vroeg Robin aan de Klawiccy.
‘Ik had me wel ingeschreven,’ zei Nikos. ‘Maar ik weet nog niet wanneer het
mijn beurt is.’
‘Laten we eerst maar iets gaan drinken,’ zei Warfield. ‘Dan kunnen we ook
even langs de tafel van de inschrijvingen gaan. Daar ligt een lijst waarop de
indeling staat.’
Ze liepen over het dorpsplein naar de lange tafels, waarop nu heerlijke
gerechten waren uitgestald. Ze namen plaats aan een tafel. Kamilia kreeg een
stuk ham in een houten nap en nam er bonen, brood en roerei bij.
Vincento kwam tijdens de maaltijd weer naast haar zitten en straalde toen ze
hem glimlachend aankeek.
Warfield en Robin waren eerst naar de tafel van de wedstrijdleiding gegaan.
Toen ze terugkwamen, vertelde Warfield: ‘Het boogschieten komt
morgenochtend weer aan bod, maar vanmiddag staan er magische duels gepland.
Ik zag op de lijst dat Alma tegen Thi moet vechten.’ Warfield keek naar Nikos.
‘Alma, dat ben jij toch?’
‘Ja,’ zei Nikos. ‘Dan zal ik er vanmiddag aan moeten geloven.’
‘Heb je ook gezien wanneer Scarlett en ik zijn ingepland?’ vroeg Jordy.
‘Ja, morgenmiddag,’ zei Robin.

De maaltijd had Kamilia goedgedaan. Nadat iedereen van haar groep voldoende
kracht verzameld had, liepen ze gezamenlijk naar de rand van het meer. Ze
namen plaats op de tribune.
Een heraut riep: ‘Willen de Klawiccys Farrim en Linh hun positie innemen op
het platform?’
Kamilia zag een al wat oudere man in een zwarte mantel het platform op
lopen. Hij had zijn haar in drie vlechten naar achteren gebonden. Zijn mantel
was versierd met bloemmotieven en zijn staf had een knop in de vorm van een
haan met bruine kristallen ogen.
Vincento volgde haar blik. ‘Dat is Farrim.’
De Klawiccy liep statig naar zijn plaats op het platform. Zijn opponent was
een jongeman, dat moest dus Linh zijn. Hij droeg een grijze mantel met
oranjerode feniksen. Zijn felrode haar piekte onder een punthoed uit. Deze
Klawiccy had een kunstig uitgesneden chrysant aan zijn staf. In het hart van de
bloem waren een paar stukjes barnsteen verwerkt. Linh ging op de stip staan die
op de vlonder was geschilderd. Op een teken van Jordy begon het gevecht.
Farrim gebruikte een spreuk die Kamilia al eens had gehoord van Frederika
Gettferdrey. ‘Malam!’
Ze wist dat die pijn veroorzaakte en verwachtte dat Linh ineen zou krimpen.
Maar Linh was snel en kon zich beschermen met: ‘Corpo Defenso!’ Direct erna
sprak hij de aanvallende spreuk ‘Animo Rupto!’ uit. Ze herkende die als een
spreuk waar Patricia Ming gebruik van gemaakt had.
Farrim was daar blijkbaar niet op bedacht en de Klawiccy greep naar zijn
hoofd, maar herstelde zich snel. Hij riep: ‘Pugno Involar!’ Er schoot een
magische gebalde vuist uit zijn staf. De vuist trof Linh vol op de borst en hij viel
achteruit het platform af, het water in.
Het publiek genoot. Er waren wel mensen bij die erg geschrokken waren,
maar de meesten juichten van plezier toen ze zagen dat de Klawiccy de aanval
niet kon afweren. Linh klom snel weer op het platform. Farrim werd uitgeroepen
als de winnaar.
‘Was dat niet oneerlijk?’ hoorde ze Scarlett vragen. ‘Farrim gebruikte
duidelijk hogere magie. Die jongeman van Linh was nog niet zo ver gevorderd
en kon daar niets tegen doen.’
‘Daar houden we geen rekening mee,’ zei Vincento. ‘De Klawiccys, die zich
inschrijven voor de duels, weten waar ze aan beginnen. Er wordt geloot wie er
tegen elkaar uitkomen met de gevechten.’
‘Nu ben ik aan de beurt,’ zei Nikos en hij zuchtte diep. ‘Veel succes, Nikos,’
zei Kamilia. Van mensen die in haar buurt zaten, hoorde ze dat de tegenstander
van Nikos, Tulio Thi, uit deze streek kwam. Hij had aan het gejuich te horen veel
vrienden in het publiek.
Nikos liep het platform op. Hij dwong met zijn verschijning respect af bij de
toeschouwers, die veel van zo’n oude, ervaren Klawiccy verwachtten.
Tulio Thi was een iets jongere man. Hij droeg een blauwe pij en in zijn staf
zat een kristal van blauwe kwarts. Zijn bruine haar hing wild om zijn hoofd en
hij droeg een dun snorretje.
Kamilia keek gespannen toe toen Tulio begon. Hij schoot met ‘Telam Glaco!’
een ijsdolk op Nikos af. ‘Telam Ferio!’ riep Nikos en daarmee raakte zijn
vuurdolk die van ijs precies in het midden boven het podium.
Het publiek vond het schitterend. De twee Klawiccys leken aan elkaar
gewaagd te zijn.
Nikos schoot met zijn favoriete spreuk ‘Sfera Ferio!’ een vuurbal af. Die werd
direct door Tulio beantwoord met ‘Glaco Rupto!’, die een uitbarsting van
brokken ijs veroorzaakte. De vuurbal werd gedoofd en viel in kleine vonkjes uit
elkaar. Grote spetters water vlogen in het rond en raakten zelfs het publiek op de
tribune. Er steeg een gejuich op onder de toeschouwers.
Kamilia zag aan de lichaamstaal van Tulio dat hij het geweldig vond om met
Nikos te duelleren. Hij pakte zijn staf vast en hield hem ver boven zijn hoofd,
terwijl hij ‘Frigoro!’ schreeuwde.
Scarlett zei bezorgd: ‘Dat is weer zo’n spreuk van hogere magie.’
Nikos was te laat met zijn verdediging en bevroor een moment.
‘De winnaar van dit duel is Tulio Thi!’ riep de scheidsrechter.
Tulio liep naar Nikos toe en schudde hem de hand. ‘Bedankt, Nikos ik heb
enorm genoten. Het was een prachtduel.’
‘Ik word te oud voor dit soort spelletjes!’ zei Nikos toen hij zich weer bij hen
gevoegd had. Hij bibberde van de kou. ‘Mijn oom zou het beter gedaan hebben.’
Hij trok zijn mantel stevig om zich heen en sloeg zijn armen voor zijn borst.
Kamilia keek bezorgd naar de oude man.
‘Nikos, jij gaat met mij mee. Ik stop je in een warm kruidenbad,’ zei Charlotte
resoluut. Ze hief afwerend haar hand op toen Nikos daartegenin wilde gaan. ‘Het
helpt. Ik heb het voor Kamilia ook gedaan.’
Kamilia knikte bevestigend. ‘Ja, opa Nikos. Daar knap je echt van op.’
Valerio sloeg een arm om Nikos heen. ‘Ik ga met jullie mee.’
Nikos keek om zich heen en schoot in de lach. Hij haalde zijn schouders op en
liet zich door het tweetal meenemen.
Kamilia ging met de rest van de groep naar het toernooiveld. Ze wilde de
mêleegevechten, die aan het eind van de middag gepland stonden, graag zien. Ze
klom de tribune op en ging op een plaats zitten waar ze er goed zicht op had.
Frederick en Gwayne waren de scheidsrechters bij deze gevechten.
Aan de ene kant van het veld stonden twee groepen soldaten en ze zag aan de
kleuren dat die uit de landen van Morane en van Attholred kwamen. Hun
tegenstanders waren strijders uit de landen van Ming en Baksy. Ze stonden net te
ver weg om te kunnen zien of er mensen bij waren die ze eerder op haar reis was
tegengekomen. Ze voelde zich onbehaaglijk. Er hing een onheilspellende sfeer,
die op haar zenuwen werkte. Ze schoof een eindje verder op de bank en kroop
tegen Vincento aan.
Hij sloeg glimlachend zijn arm om haar heen.
Op een teken van Frederick Carr begonnen de gevechten. Ze stond als
gestoken door een wesp op van haar zitplaats toen ze zag hoe heftig de strijd
losbarstte. Een ijskoude rilling liep langs haar rug. Het leek wel of er een
veldslag plaatsvond tussen rivaliserende groepen. Het nare voorgevoel werd
sterker. Toen ze weer ging zitten en Vincento observeerde, zag ze diepe rimpels
in zijn voorhoofd trekken.
Wat gebeurt hier? Dit is de bedoeling niet! Ze ving dit op uit zijn gedachten.
De twee scheidsrechters liepen langs de zijlijn en ze hoorde hen bevelen
roepen naar de vechtende menigte. Ze probeerden op die manier om de controle
over het gevecht te houden. Maar ze werden niet gehoord. De soldaten vochten
alsof ze een oorlog voerden met hun goedendags, speren, dolken en bijlen. Dit
was geen sportief toernooi meer.
Ontzet schreeuwde ze het uit toen er een paar deelnemers aan het
mêleegevecht gewond raakten. Een van de lansiers van Morane zag de
morgenster van de militair van Attholred die naast hem stond te laat op hem af
zwaaien. Het gevaarlijke wapen trof hem precies tegen zijn slaap. Hij viel neer
en de soldaat van Attholred had het niet eens in de gaten, die vocht gewoon door.
Robin sprong op van de tribune en wilde het veld op rennen om het slachtoffer
naar een veilige plek te slepen. Maar Warfield trok haar, toen ze van het podium
af wilde stappen, terug. Een bijl kwam vlak voor Robin langs naar beneden.
Binnen de kortste keren was de strijd zo fel dat die niet meer te stoppen leek.
De scheidsrechters kregen geen kans om in te grijpen. De toeschouwers om haar
heen gilden van afschuw. Tot Kamilia’s grote ontsteltenis vielen er twee doden
en bovendien lagen er heel wat mensen zwaargewond op het veld. Ze sloeg haar
hand voor haar mond en voelde haar maag omdraaien.
Hoofdstuk 24
Dreigende ontwikkelingen
Vincento daalde stampend van kwaadheid de tribune af. Kamilia zag dat hij zijn
staf hoog in de lucht stak. ‘Grando Tempesta!’ Uit het kristal op zijn staf schoten
blauwe vonken, die zich wervelend naar de strijdende mensen bewogen. Een
hevige hagelstorm barstte boven de vechtende hordes los.
De gevechten staakten voor een moment.
Eindelijk kwamen de scheidsrechters boven het geweld uit. ‘Stop! Stop met
vechten! De mêleegevechten zijn afgelast! Jullie zijn allemaal
gediskwalificeerd!’
De deelnemers keken onthutst om zich heen. Nu zagen ze pas dat er
gewonden en doden op het veld lagen. Sommigen sloegen hun handen voor hun
gezichten en trokken bleek weg. Ze leken uit een roes te ontwaken. Kamilia zag
aan hun lichaamstaal dat de realiteit bij de meeste deelnemers hard aankwam.
Maar zelfs nu werden er door enkele militairen fanatiek leuzen geroepen voor
hun dynastie.
Kamilia keek naar Vincento die de leiding had overgenomen van Gwayne en
Frederick. Hij riep mensen uit Toernooi te hulp om voor de gewonden en doden
te zorgen. Ook Jordy probeerde om nog zo veel mogelijk te redden. Kamilia kon
zich wel voorstellen dat het afschuwelijk voor hem was dat dit evenement zo
mislukte. Hij was immers de organisator.
Robin sprong van de tribune af en Warfield ging achter haar aan. Kamilia
besloot hen te volgen en was even later samen met haar vrienden druk in de weer
om de gewonden te verzorgen. Bij sommige slachtoffers van wie ze de wonden
verbond, liepen de tranen haar over de wangen. Ze had met hen te doen en vond
geen woorden om hen te troosten.

Het was laat toen Kamilia het huis van Toliano weer binnenging, haar gezicht
voelde schraal aan van het huilen. ‘Stil maar, Kamilia,’ zei Jordy. ‘Jij hebt er
geen schuld aan dat het zo gelopen is.’
‘Dit had de organisatie niet kunnen voorkomen,’ zei Scarlett. ‘Ik denk dat die
soldaten al lange tijd waren opgezet tegen elkaar, anders zouden ze niet zo
gewelddadig worden. Ik moet echt eens gaan uitzoeken wie er bezig is met die
valse propaganda. Mijn vader zei toch dat Ming en Baksy bij de grens zouden
oefenen? Maar wat doen die soldaten dan hier? Dit lijkt wel oorlog!’
‘Dit had nooit mogen gebeuren, het was tenslotte een vriendschappelijk
toernooi,’ zei Vincento met een grimas op zijn gezicht. ‘Het is vreselijk dat het
zo uit de hand is gelopen. Vanaf nu worden er geen mêleegevechten meer in het
programma opgenomen.’
‘Hebben jullie het idee dat er binnenkort een oorlog los zal barsten tussen de
dynastieën?’ vroeg Scarlett bezorgd.
Vincento krabde zich achter zijn oor. ‘Ja. Alle tekenen wijzen erop.’

Het weer op Chyndyro was af en toe behoorlijk extreem, vond Kamilia. Ze had
die nacht gedroomd dat haar moeder in het moeras van Tulle verdronk. Even
later in de droom was ze zelf de drenkeling. Vincento had haar uit het water
gehaald en haar opgesloten in een grot waar een draak een grote kist met goud
bewaakte. Die wilde haar verleiden om de schat mee naar buiten te slepen. Maar
dat kon ze niet, de kist was veel te zwaar. Badend in het zweet was ze wakker
geworden. Ze lag nog een beetje bij te komen op bed en besloot om maar een
bad te nemen.
Het huis van de Toliano’s in Toernooi was van alle gemakken voorzien.
Terwijl het kamermeisje het bad voor haar vulde, dacht ze aan Vincento. Hij had,
zolang ze bij hem in huis was, steeds geprobeerd haar het hof te maken. Voor
hem scheen niets te veel moeite te kosten om het haar naar de zin te maken.
Kamilia moest toegeven dat de knappe Magus haar niet onberoerd liet. Ze
genoot van de aandacht die hij haar gaf. Zou ze verliefd geworden zijn? Hoe
voelt verliefdheid?
De vorige avond had Vincento in haar oor gefluisterd:
‘Mag ik bij jou in bed komen?’ Maar ze had hem afgewezen. Nu twijfelde ze
of ze daar wel goed aan gedaan had. Vincento was heel lief voor haar en hij
verdiende zo’n afwijzing niet. Maar ze vond het niet eerlijk om met hem aan een
romance te beginnen. Ze was weliswaar zestien en volgens Laskoriaanse
maatstaven volwassen, maar zij kwam uit een heel andere tijd dan hij. Ze wist
niet wat er op Chyndyro gebruikelijk was.
Het kamermeisje was klaar met haar bad en ging de kamer uit. Kamilia stapte
in het warme water, maar dat hield het piekeren niet tegen. Als ze liefde voelde
voor Vincento, moest ze voor hem op Chyndyro blijven. De ware liefde liet je
niet schieten. Maar dat kon toch niet? Ze moest naar Laskoro terug. Stel je voor
dat Vincento zo verliefd op haar was dat hij haar ten huwelijk zou vragen. Hij,
als de oudste zoon van de patriarch. Dan moesten ze voor een opvolger zorgen
en dan zou zij moeder moeten worden.
Ze huiverde en zakte verder het bad in. Haar gedachten namen een loopje met
haar. Kon ze op Chyndyro blijven? En kon ze in deze tijd, in het verre verleden,
wel een kind krijgen? Als ze hier bleef wonen, werd alles dan niet uit zijn
evenwicht getrokken?
Als het haar niet zou lukken om de zevende sterpunt te krijgen, kon ze nooit
meer naar Laskoro terug. Dan zou de tijdpoort niet werken. Maar als het wel zou
lukken en Vincento wilde met haar mee naar Laskoro? Zou hij daar dan wel
kunnen leven of zou hij daar een geest zijn? Op Laskoro was hij een paar
duizend jaar oud in plaats van vijfentwintig. Ben ikzelf nog steeds wel zestien als
ik terugga naar Laskoro? Zal ik wel weer in het jaar negenhonderdachtenzestig
terugkeren als ik door de tijdpoort stap?
Voor haar gevoel was ze op Chyndyro geen minuut ouder geworden. Ze werd
haast gek van alle gedachten die door haar hoofd speelden. Samen met de
nachtmerries die ze steeds kreeg, zorgde dat ervoor dat ze slecht sliep.
Aan de ontbijttafel ging ze tegenover Vincento zitten. Hij was knap om te zien
met zijn kastanjebruine haar en blauwe ogen. Volgens Patricia Ming hadden alle
Magii charisma en dat gold zeker voor hem. Kamilia voelde zich tot hem
aangetrokken. Was het liefde dat ze voelde? En was het dan een onmogelijke
liefde, omdat ze hier niet thuishoorde? Haar gedachten bleven maar in kringetjes
ronddraaien. Ze schudde ze van zich af en richtte haar aandacht op Nikos. Die
was erg stil. ‘Zo erg is het toch niet dat je hebt verloren, opa Nikos? Waarom zeg
je niets?’
Hij keek haar verbaasd aan. ‘Nee, dat is helemaal niet erg. Tulio heeft eerlijk
van mij gewonnen. We hebben naderhand een lang gesprek gevoerd. Hij heeft
me gevraagd om bij hem te komen wonen in een plaats die Lotus heet. Dat is een
dorp aan de oevers van de Bruiswaterrivier. Hij is net als ik een weduwnaar en
zorgt voor twee kinderen van zichzelf, maar ook voor twaalf weeskinderen.
Tulio denkt dat ik het bij hen goed naar mijn zin zal hebben.’
‘Mm,’ zei ze. ‘Misschien heeft hij gelijk. Je zou hen mooie verhalen kunnen
vertellen.’
Nikos glimlachte. ‘Jij hebt mijn droom waargemaakt, want ik heb nu alle
landen van Chyndyro gezien. Ik wil graag op het aanbod van Tulio ingaan en
voor de weeskinderen zorgen, maar vind jij het dan niet erg om verder te gaan
zonder mij?’
‘Als je dit graag wilt, vind ik dat je met Tulio mee moet gaan. Je moet altijd je
hart volgen.’
‘Ik ben blij dat je dit zegt, Kamilia.’
‘Zullen wij je na afloop van het toernooi naar Lotus brengen?’ Ze keek naar
Vincento. ‘Dat kan toch wel voordat we naar je vader gaan?’
‘Natuurlijk! Dat is een prachtidee. Lotus is een bijzonder dorp. Je hebt daar
drijvende torens in de rivier.’
‘Gaan jullie nu mee naar het toernooiveld?’ onderbrak Jordy hun gesprek.
‘Vanmorgen staat er boogschieten op het programma. Warfield en Robin doen
mee.’
‘Natuurlijk gaan we mee,’ zei ze.

De derde ronde van het onderdeel boogschieten vond plaats op het toernooiveld.
Jordy hield een korte toespraak waarna de deelnemers werden opgeroepen door
de scheidsrechters. ‘In deze ronde moeten de boogschutters op kleiduiven
schieten,’ zei Vincento.
Het bleek dat haar groepsgenoten het toch wel erg moeilijk vonden om
vliegende projectielen te raken. De pijlen van Warfield misten alle drie doel en
Robin, die daarna aan de beurt kwam, miste de kleiduiven.
Aan het eind van de wedstrijd waren er slechts drie boogschutters die
vliegende doelen hadden geraakt. Aan hun uitrusting te zien, kwamen ze uit de
legers van Lyoncourt, Ming en Morane: ervaren beroepsschutters. Elk van hen
won een bedrag aan florijnen.
Toen Warfield en Robin weer bij hen waren, keek ze hen onderzoekend aan.
‘Jullie zijn toch niet teleurgesteld omdat je niet gewonnen hebt?’
‘Ik vind het niet erg,’ zei Robin.
‘Het is alleen jammer dat we het geld niet hebben gewonnen,’ zei Warfield.
‘Misschien hadden we er een huis van kunnen kopen.’
Robin keek hem ongelovig aan. ‘Ben je gek? Zoveel geld was het niet, hoor!’
‘Ook niet voor een huisje in een gehucht?’
‘Natuurlijk niet, een huis is duur. Heb je dan bouwplannen?’
‘Als jij bij me komt wonen …’ Warfield kreeg een kleur. ‘Ik weet niet of ik
wel op één plek wil wonen,’ zei Robin. ‘Misschien ben ik meer een type voor
een zwervend bestaan.’
‘Dan moeten we een tent hebben,’ zei Warfield. ‘Toch jammer dat die zijn
verkocht.’
De groep liep naar het dorpsplein om de lunch te gebruiken. Op de lange
tafels stonden weer heerlijke gerechten uitgestald. Kamilia vond de bevolking
van Toernooi erg gastvrij. Bij sommige gerechten liep haar het water in de mond.
Tulio Thi kwam naar Nikos toe lopen.
‘Dit is mijn vriend Tulio,’ zei hij en hij stelde de Klawiccy aan hen voor.
Iedereen nam plaats aan de lange tafels en liet zich het voedsel goed smaken.
‘Komen jullie vanmiddag weer naar de magische duels kijken?’ vroeg Jordy.
Ondanks het mislukken van de mêleegevechten keek Kamilia reikhalzend uit
naar de magische duels.
‘Wie zijn er aan de beurt?’ vroeg ze.
‘Scarlett en Jordy zijn eerst aan de beurt. Daarna staan Jordy tegen Vincento
en Vincento tegen Scarlett op het programma,’ zei Valerio. ‘Ik heb het daarnet
nog gecheckt.’
Na de lunch liepen ze met elkaar naar het meer. Degenen die aan de duels
zouden deelnemen liepen door naar het platform, terwijl de anderen langs de
oever van het meer naar de tribunes liepen.
Nadat het eerste duel begonnen was, vlogen de stenen en ijspegels weer alle
kanten op. Kamilia dacht dat het maar goed was dat er behalve de Magii
niemand op het platform mocht komen en dat er geen publiek meer langs de
oever mocht staan.
Scarlett verdedigde zich met ‘Cutis Siless!’ Zijn huid veranderde in steen en
hield de stukken ijs goed tegen.
Jordy had ‘Protego Magica!’ geroepen en dat genereerde zo te merken een
schild tegen alle soorten magische aanvallen die Scarlett lanceerde.
Scarlett dacht weer eens niet goed na voordat hij ‘Multibesto Morti!’ uitsprak.
De menigte op de tribune dook verschrikt in elkaar toen er een grote zwerm
horzels door de lucht hun kant uit vloog.
Vincento kon de dieren onschadelijk maken met ‘Frigoro!’ waardoor ze in de
lucht bevroren en naar beneden vielen.
Alle Magii waren aan elkaar gewaagd, waardoor alles in gelijk spel eindigde.
Kamilia vond het een geslaagde middag.

Een paar dagen later was Het Toernooi afgelopen en alle zaken in het dorp
werden langzamerhand weer normaal. Het werd tijd om afscheid te nemen van
Scarlett Baksy. Kamilia zag hem afwachtend naar haar kijken. Ze vloog hem om
zijn hals en kuste hem op zijn wang. ‘Dank je wel voor alle hulp. Jammer dat we
afscheid moeten nemen.’
Scarlett glimlachte. ‘Ik zal nooit meer dat gevoel vergeten dat ik had toen je
die gouden ketting in mijn hand duwde. Mijn vader zal erg blij zijn als ik ermee
thuiskom.’
‘Ik kom binnenkort eens bij je langs in Haya,’ zei Vincento. ‘Ik ben erg
nieuwsgierig naar die Shoikeiyi waar je over hebt verteld.’
‘Dan kom ik mee,’ zei Jordy. ‘Ik heb zelfs de Keibergen nog nooit gezien.’
Scarlett vertrok naar het noorden en werd door hen uitgezwaaid.
Kamilia en haar vrienden gingen in zuidoostelijke richting, maar het was al
middag voordat ze de bagage op de paarden hadden geladen en konden
vertrekken. Scarlett had de paarden van Baksy meegenomen naar zijn eigen land
en nu reden ze op dieren van Toliano. ‘Hoelang duurt het voordat we in Lotus
aankomen?’ vroeg ze.
‘Dat halen we vandaag niet meer,’ zei Vincento. ‘We kunnen beter vannacht in
Hagel in een herberg overnachten. Dan kunnen we morgen tegen de avond in
Lotus aankomen.’
‘Kunnen we misschien bij u overnachten?’ vroeg ze aan Tulio.
‘Nee, helaas. Ik heb net genoeg kamers voor alle kinderen en nog één voor
Nikos,’ zei Tulio. ‘Maar de waard van de herberg daar is een goede vriend van
mij.’
Kamilia dacht aan haar oma. Hoelang was het geleden dat ze haar gezien had?
Zou oma haar erg missen? Ze was de tel kwijtgeraakt toen ze bij Morane had
gelogeerd in het kasteel op de hoge Piekberg. Ze dacht aan Medea en Iris, dat
waren net twee zussen geweest voor haar. Jammer dat ze daar niet was geboren.
Dan zou ze een prinses zijn en ver kunnen komen met geestmagie. Maar ze was
een Arras van haar vaders kant en een Jonas van haar moeders kant. Ze kon
nooit een Magia worden, alleen een Klawiccy.
Nikos zag er vrolijk uit. Hij en Tulio hadden veel met elkaar te bespreken en
ze was er blij om dat Nikos een goede vriend had gevonden. Ze glimlachte
onwillekeurig.
‘Je hebt het wel naar je zin, hè?’ hoorde ze Vincento zeggen. Hij reed naast
haar.
‘Ja, ik ben blij voor Nikos en denk dat de kinderen van Tulio dol op hem
zullen zijn. Ze hangen vast aan zijn lippen als hij zijn verhalen vertelt.’
Vincento moest nu ook lachen. ‘Dat denk ik ook.’

In het dorpje Hagel stond een kleine herberg, genaamd De Schuilplaats. Daar
gingen ze naar binnen. Vincento besprak de kamers en regelde het zo dat zij met
hem samen een kamer deelde. Eerst wilde ze er bezwaar tegen maken, maar dat
deed ze toch maar niet. Ze voelde een zacht kriebelend gevoel van liefde in haar
buik voor de knappe Magus en vond dat ze toch een keer volwassen moest
worden. Haar oma had dat vaak genoeg tegen haar gezegd.
Ze bracht haar spulletjes op hun kamer en waste zich. Daarna ging ze naar de
gelagkamer, waar een grote tafel gedekt stond. De herberg was sfeervol
ingericht, met mooie schilderijen aan de muur en met veel kaarsen en bloemen.
‘Hebben jullie ook zo’n trek?’ vroeg Jordy.
Kamilia vond Jordy een leuke knul. Hij had nog steeds wroeging doordat er
op het door hem georganiseerde toernooi doden te betreuren waren. Vincento en
zij hadden al hun overredingskracht moeten gebruiken om de belofte los te
krijgen om ook volgend jaar weer een toernooi te organiseren. Zonder
mêleegevechten natuurlijk. Jordy had aandachtig meegeluisterd toen ze Vincento
had verteld over haar zoektocht naar de zeven sterpunten van de tijdpoort. Hij
had gefronst toen bleek dat ze de zevende punt bij zijn vader moest gaan vragen.
Jordy zou haar wel helpen, net als Vincento trouwens. Dat hadden ze haar
beloofd. Maar hij had wel gezegd dat hij zich zorgen maakte over wat hen bij
zijn vader in het paleis nog te wachten stond.
Het diner bestond uit verschillende streekgerechten en die smaakten haar
goed. Er was rode wijn bij. Haar glas werd steeds weer bijgevuld door de waard.
Dat was een gezellige dikkerd die het erg naar zijn zin had omdat er zo’n groot
gezelschap in zijn herberg was neergestreken. Ze dronk meer wijn dan goed voor
haar was.
Toen ze wilde opstaan om na het eten samen met Jordy en Vincento op een
terrasje buiten te gaan zitten, wankelde ze even. Vincento pakte haar arm vast en
samen liepen ze naar buiten. Het was een prachtige avond en ze zagen Cupiddo
en Pseion in de lucht staan, zo helder was het.
De rest van het gezelschap ging een eindje wandelen door het dorp Hagel. Zij
bleef met de twee broers op het terras zitten en vertelde hen nog meer over haar
avonturen op Chyndyro.
‘Dus je hebt nu zes sterpunten?’ vroeg Vincento. ‘Mag ik ze eens zien?’
Kamilia maakte het buideltje aan haar ceintuur open en haalde de sterpunten
eruit. Ze zouden op een bepaalde manier als puzzelstukken in elkaar moeten
passen, maar ze kon er nu nog geen geheel van maken. Daar had ze de laatste
sterpunt voor nodig.
Vincento en Jordy keken elkaar veelbetekenend aan. ‘Zal de poort nog wel
werken?’ vroeg Jordy. ‘Hij is in de afgelopen vijftig jaar nooit gebruikt. Als de
ster op de as past, moeten ook alle raderen aan het mechaniek bevestigd zijn.
Dan kan de poort pas bediend worden.’
‘Jullie weten toch wel waar de tijdpoort is?’ vroeg ze ongerust.
‘Ja. Die staat in de crypte, helemaal onder in de tempel van Florente. Je moet
over een bruggetje om erbij te komen. Als de raderen werken, zorgen die ervoor
dat er sluizen opengaan. Daardoor stroomt het water naar binnen en komt het in
een geul om de verhoging heen. Maar de tijdpoort is al heel lang niet meer
onderhouden. Wellicht dat de raderen gesmeerd moeten worden,’ legde Vincento
uit. ‘We moeten eerst maar eens controleren of alles nog goed op zijn plek zit.’
‘Denk je dat vader die punt aan Kamilia zal geven?’ vroeg Jordy.
‘Natuurlijk, waarom zou hij dat niet doen? Ik denk dat hij zelf ook graag weer
gebruik zal willen maken van de tijdpoort,’ zei Vincento. ‘Wij kunnen dan ook
naar de verschillende fonteinen op Chyndyro reizen. We zouden zelfs met
Kamilia mee kunnen gaan naar Laskoro en naar de toekomst.’
Kamilia kreeg een naar gevoel in haar buik en ze borg de zes sterpunten snel
op in het buideltje aan haar ceintuur. Ze wist nog steeds niet of het mogelijk was
dat Vincento met haar mee kon naar Laskoro. Welke consequenties zou dat
hebben? Wilden de Avatars dat wel?

Die nacht lag Kamilia bij Vincento in het tweepersoonsbed. Ze kroop dicht tegen
hem aan. Hij sloeg zijn sterke armen om haar heen en zijn naakte lichaam raakte
het hare. Ze streelde zijn borst en kuste hem voorzichtig op de mond. Ze voelde
zijn handen over haar lichaam glijden. Liefkozend. Teder.
Het liefdesspel was intens en duurde lang. Ze liet haar gevoelens de vrije loop
en genoot. De eenwording was anders dan ze zich ooit in gedachten had
voorgesteld. Het was eventjes pijnlijk geweest, maar daarna vloeide de pijn weg
en kwamen warmte en liefde daarvoor in de plaats. Ze lag nog lang in zijn armen
en ze fluisterden tedere woorden naar elkaar. Kamilia wilde nu nergens anders
aan denken.
Toch kwam de twijfel al snel weer opzetten. Was het wel eerlijk om een
verhouding met hem te beginnen? Ze kon hier niet blijven. Dan moest ze hem
vroeger of later teleurstellen. Ze moest terug naar Laskoro, naar haar eigen tijd.
Ze viel in slaap en de droom van het drakenvuur kwam na lange tijd weer
terug. Ze lag te woelen in bed. De vlammen sloegen haar uit en ze werd badend
in het zweet wakker.
Vincento hield haar in zijn armen en keek haar verbaasd aan. ‘Ben jij een
Magia? Heb ik het nou goed gevoeld? Had je de droom van het drakenvuur?’
‘Ja, maar ik ben geen Magia. Ik ben hooguit een Klawiccy.’ Ze zuchtte. ‘Ik ga
maar in bad.’
‘Maar lieverd, dan moet je wel een Magia zijn. Dat zijn de enigen die dromen
over drakenvuur!’
‘Mijn naam is Arras. Dat is geen dynastie van magiërs. Ik weet ook niet hoe
het komt, maar ik heb het ineens vreselijk warm en benauwd. Laat me maar even
in bad gaan.’
Vincento trok haar aan haar arm terug en fluisterde: ‘Ik hou van je, blijf op
Chyndyro.’
Hoofdstuk 25
Naar Florente
Lotus kwam in zicht. Zelfs van grote afstand was duidelijk dat een deel van het
dorp in de Bruiswaterrivier lag.
Tulio wees naar een van de torens die op het water dreven. ‘In die toren woon
ik met mijn kinderschaar.’
Toen ze dichterbij kwamen, zag Kamilia dat de toren door middel van een
steiger aan de wal verbonden was. Er lagen meerdere steigers langs de brede
rivier, met aan weerskanten ervan drijvende torens. ‘Er zit een contragewicht aan
de onderkant van de toren, zodat hij altijd overeind blijft staan,’ zei Tulio.
Hij moest lachen om de verbaasde uitroepen van haar gezelschap. Behalve
torens waren er ook verschillende woonboten en voorts bleek er een kleine
haven te zijn waar vissersschepen lagen aangemeerd.
‘Woon je in een watertoren?’ vroeg Warfield voor de grap aan Tulio.
‘Maak het maar belachelijk,’ zei Tulio. ‘Het is helemaal niet gek hoor. Als het
erg warm wordt, zorgt het water voor verkoeling. De kinderen zwemmen vaak in
de rivier en ze varen graag rond in kano’s.’
‘Nikos,’ zei Kamilia, ‘nu moet je toch zwemmen leren.’ ‘O, maar dat heb ik
jaren geleden al van mijn oom geleerd, die kampioen zwemmer was,’ zei Nikos
en hij trok zijn mondhoeken omhoog. ‘Ik heb zwemmen geleerd in een bad. Ik
weet precies hoe ik mijn armen en benen moet uitslaan. Dat is net zoals bij een
kikker.’
Tulio lachte luid. ‘Ik zal je wel zwemmen leren, Nikos.’ ‘Ik kan toch
zwemmen?’
‘Dat heb je er nou van, als je altijd maar van die sterke verhalen vertelt over je
ooms,’ zei Charlotte. ‘Op den duur gelooft niemand er nog iets van.’
Ze bonden de paarden vast aan een hek bij de steiger, liepen naar de
woontoren van Tulio en gingen naar binnen. De toren voelde stabiel en
schommelde nauwelijks op de stroming van de rivier.
Tulio keek glunderend naar haar. ‘Ik slaap zelf helemaal bovenin. Daar
schommelt het wel wat meer dan hier, maar ik vind het juist prettig om in slaap
gewiegd te worden.’ Hij pakte Nikos’ arm vast. ‘Jij mag zelf een kamer
uitkiezen, Nikos. Alleen wil ik wel graag mijn eigen kamer houden. Mijn
kinderen verhuizen nogal eens, ze vinden het vast niet erg om te wisselen.’
Nikos liep keurend door de hele toren. Ten slotte koos hij een kamer die zich
helemaal onderin bevond, omdat de bewegingen daar het minst voelbaar waren.
‘Hier had ik geen rekening mee gehouden. Wat moet een Vuurklawiccy nou in
een watertoren?’
Aan de verdieping waar Nikos zijn kamer had gekozen, was een kleine
veranda bevestigd, die net een stukje boven het water uit stak. Er lagen meerdere
kano’s aangemeerd. Kamilia zag dat er een paar kinderen op de rivier aan het
kanoën waren. Hun opgewonden stemmen klonken over het water en het leek
erop dat ze veel plezier hadden.
Toen Nikos zijn plunje had uitgepakt en ze allemaal iets te eten hadden
gekregen, besloot ze om met de anderen uit de groep de herberg op te zoeken.
‘Zeg maar tegen Guido dat jullie vrienden zijn van mij,’ zei Tulio. ‘Of nee,
wacht maar, ik loop wel even mee.’
De herberg lag drie straten verderop en op het uithangbord las ze: de witte
lotus. Guido was de herbergier. Hij bleek een knorrige, broodmagere man te zijn
met een beginnende bierbuik. Hij keek geïrriteerd op toen er zeven
vreemdelingen achter elkaar aan zijn herberg binnenkwamen, maar er verscheen
een lach op zijn gezicht toen hij Tulio zag.
‘Ha, die Guido!’ riep Tulio hem toe. ‘Heb je nog een paar kamers vrij voor
mijn vrienden?’
‘Dat zal wel lukken,’ antwoordde Guido. ‘Heb je gewonnen in Toernooi?’
‘Ja.’ Tulio maakte een handgebaar. ‘Deze vrienden hier zijn op doorreis naar
de hoofdstad. Geef ze maar wat van je lekkere bier te drinken en zorg goed voor
ze!’
‘Komt voor elkaar,’ zei Guido.
Tulio nam afscheid en ging terug naar zijn toren.
‘Ik zal jullie even voorgaan om de kamers te wijzen,’ zei Guido. De herberg
was een ruim en licht gebouw met nette kamers. ‘Kom straks maar naar de bar,
dan kun je het lekkerste bier van heel Chyndyro proeven.’

Kamilia sloeg haar ogen open en keek in het glimlachende gezicht van Vincento.
‘Heb je lekker geslapen?’
Ze knikte en kroop tegen hem aan. Hun vingers verstrengelden zich met
elkaar.
Er werd op de deur geklopt. ‘Goedemorgen. Komen jullie ontbijten?’ riep
Jordy. ‘Er is versgebakken brood en het ruikt heerlijk.’
Kamilia zuchtte. Eigenlijk had ze helemaal geen zin om op te staan, ze zou het
liefst de hele dag hier willen blijven. Knus en veilig in Vincento’s armen.
‘We zullen er toch uit moeten.’ Vincento keek haar spijtig aan.
Ze stapte het bed uit en liep naar de stoel waar haar kleding op lag. Langzaam
kleedde ze zich aan en opende het gordijn.
Vincento kwam naast haar staan, legde zijn handen op haar wangen en kuste
haar voorhoofd. ‘Kom, we gaan naar de anderen.’
Kamilia legde haar hand in de zijne en glimlachend liepen ze samen de gang
door.
Even later zaten ze allemaal aan het ontbijt. Guido kwam bij hen zitten en
vroeg nieuwsgierig: ‘Hoe ging het op het toernooi? Ik kon er dit jaar niet bij zijn,
want ik had met Tulio afgesproken dat ik op de kinderen zou passen.’
‘Ik heb gewonnen bij de tweegevechten en ik ben zelfs tot ridder geslagen,’
zei Valerio. Hij liet zijn nieuwe spullen zien.
Kamilia vertelde hem over het duel tussen Scarlett Baksy en Jordy Toliano.
‘Ik viel in het meer en Vincento heeft me gered.’
Guido keek bewonderend naar Vincento.
‘Het is vreselijk dat de mêleegevechten zo slecht zijn afgelopen, er waren
gewonden bij en er zijn zelfs doden te betreuren,’ zei Jordy.
‘De deelnemers weten dat er risico’s zijn bij het meedoen met de gevechten.
Je hoeft het je niet zo aan te trekken.’
‘Dat is wel zo, maar ik vind het wel erg als er doden vallen,’ zei Jordy. ‘Die
mêleegevechten zijn veel te gewelddadig en te massaal. We hebben ze voor de
volgende jaren afgeschaft.’
‘Gelijk heb je,’ zei Guido.
Kamilia keek hem verbaasd aan. De waard wisselde erg snel van standpunt.
Hij was het zeker gewend om als waard van een herberg altijd iedereen naar de
mond te praten. Het viel mee dat hij hen iets te eten meegaf voor de reis naar
Florente. Vincento betaalde de rekening en op de prijs van de kamers kreeg hij
zelfs korting.
‘Dat is omdat jullie vrienden zijn van Tulio,’ zei de waard. ‘Dank je,’ zei
Vincento. ‘Dat is aardig.’ Hij draaide zich naar Kamilia om ‘Zullen we nu eerst
afscheid gaan nemen van Nikos en Tulio? Dan kunnen we daarna op reis naar
Florente.’
Kamilia gaf de waard een hand. ‘Kom,’ zei ze tegen de anderen. ‘We halen
onze spullen van de kamers en gaan eens kijken of Nikos goed geslapen heeft.’
Ze stapten op de paarden en reden langs de drijvende torens. In het
morgenlicht zagen ze er nog schitterender uit dan ’s avonds. Er waren
vissersboten te zien en er werden netten uit de rivier opgehaald, vol met vis. Het
zag er heel bedrijvig uit, vond Kamilia.
Nikos kwam al naar de wal lopen met twee kinderen die zich aan zijn mantel
vastklampten. Een glimlach vocht met de tranen in haar ogen. ‘Ik vond het heel
fijn dat je al die tijd met mij meegereisd bent. Ik zal je missen, opa Nikos.’ Nu
kon ze ze niet meer tegenhouden.
‘En ik vind het fijn dat ik met je mee mocht op deze reis. Je bent in goede
handen en ik hoop dat je thuiskomt, Kamilia.’ Hij kuste haar op haar wang.
Tegen Vincento en Jordy zei hij: ‘Jullie moeten Kamilia helpen om door de
tijdpoort te gaan.’
Jordy en Vincento beloofden dat ze hun best zouden doen.
Tegen de anderen zei hij dat ze nog maar eens langs moesten komen.
‘Dat is goed, maar eerst moet Kamilia naar huis,’ zei Warfield.
Daarna reden ze uit het dorp Lotus weg en ging de reis in de richting van
Florente. Ze werden nog lang uitgezwaaid door Nikos.
Kamilia bleef steeds achteromkijken, totdat de vuurklawiccy en zijn
watertoren helemaal uit het zicht verdwenen waren. De zenuwen begonnen haar
parten te spelen toen ze eraan dacht dat ze weer bij een patriarch langs moest
gaan, om te vertellen dat ze een punt van de zevenster wilde hebben. Ze had over
Jack Toliano geen al te goede berichten gehoord.
Vincento wees haar op het landschap waar ze nu door reden. Er was een
waterval in de Bruiswaterrivier. Toen ze er dicht genoeg bij waren, hoorden ze
het water met een oorverdovend geweld naar beneden vallen. In de opspattende
druppels zag ze een regenboog.
Langs de oevers van het Bruiswatermeer van Florente stopten ze voor de
lunch. Het voedselpakket dat Guido hen had meegegeven smaakte goed.
‘Kamilia, wil je voor mij in je kristallen bol kijken?’ vroeg Charlotte. ‘Ik wil
graag weten of Valerio en ik gaan trouwen, waar we dan gaan wonen en of we
kinderen zullen krijgen.’ ‘Ja,’ zei Valerio, ‘je hebt zo’n mooie kristallen bol
gekregen van Phyllis Morane en je kijkt er bijna nooit in.’ ‘Natuurlijk.’ Ze pakte
haar rugtas en keerde die om. De bol zat onderin. Kamilia zette hem voorzichtig
in het gras en ging voorover op haar buik liggen. Ze concentreerde zich op
Charlotte en Valerio. Nadat de mistflarden waren weggetrokken zag ze al snel de
boerderij van Charlottes ouders. Dansende en zingende mensen … een feest...
Het beeld vervaagde weer en even later zag ze Valerio en Charlotte bij de
boerderij vandaan rijden. Daarna kwamen de torentjes van het kasteel van
Morane in de mistige Piekbergen langsdrijven. Het beeld zoomde in en ze zag
een roodharige vrouw met een baby op haar arm. Kamilia glimlachte. ‘Ik denk
dat jullie trouwen en een feest geven in de boerderij van Charlottes ouders.
Daarna gaan jullie naar Yoku, waar jullie een baby krijgen.’
‘O, wat goed dat je dat allemaal kunt zien!’ riep Charlotte. ‘Het is precies wat
we besproken hebben en wat we graag willen.’
‘En hoe zit het dan met de zirkonia, die je van de Shoikeiyi hebt gekregen?’
vroeg Warfield. ‘Zie je daar meer in dan in de glazen bol?’
‘Dat denk ik niet,’ zei Kamilia. ‘Ik zie er wel meer in dan in het bergkristal,
maar voor waarzeggen is de kristallen bol het duidelijkst.’ Ze pakte haar rugtas
weer in en greep naar het buideltje aan haar ceintuur. Toen ze aandachtig in de
edelsteen keek, zag ze verschillende kleuren door elkaar wervelen, zich
verdringend om een beeld te vormen. ‘Als ik hierin kijk zie ik kleuren en bij het
bergkristal was bijna alles in grijstinten. Het lijkt net alsof de steen me iets wil
vertellen. Je mag me wel een vraag stellen. Wat wil je weten over jouw
toekomst?’
Warfields gezicht vertrok in een grimas. ‘Nee, doe maar niet. Ik wil de
toekomst niet weten. Alle avontuur en spanning verdwijnen als je vooruit al weet
wat er gaat gebeuren.’

Na de lunch ging de reis weer verder. Bij het meer stonden mannen te vissen met
lange hengels. Steeds weer werd er met een ruk aan de vislijn een grote vis
binnengehaald.
‘In Florente hebben we een vismarkt,’ vertelde Jordy. ‘Daar gaan deze vissen
naartoe om verkocht te worden.’
Hoe dichter ze bij de hoofdstad kwamen, hoe drukker het werd op de weg. De
twee Tolianobroers werden begroet met een diepe buiging.
‘Een patriarch is in dit land zeker net zoiets als een koning op Laskoro?’ vroeg
ze aan Vincento. ‘Jullie worden begroet als prinsen!’
‘Ik denk dat alle zonen en dochters van patriarchen en matriarchen zo worden
behandeld,’ zei Vincento. ‘Als het net zoiets is als een koning, dan zijn er hier
zeven koningen of koninginnen. Hoeveel koningen zijn er op Laskoro?’
‘Maar één,’ zei Kamilia. ‘Maar er zijn wel belangrijke edelen, die
verschillende districten beheren. Misschien kun je die vergelijken met
patriarchen.’ Met schrik dacht ze dat ze maar niet precies moest gaan vertellen
hoe het zat. Stel je voor dat de broers van Julio zelf alleenheerser van Chyndyro
zouden willen worden. Met een verhaal over één koning voor heel het koninkrijk
Laskoro, dat uit wel vijf planeten bestond, zou ze hen misschien aanmoedigen
om een oorlog te beginnen tegen de andere dynastieën. ‘Is Florente een grote
stad?’ sneed ze een ander onderwerp aan.
‘Ja, Florente is de grootste stad van ons land. Hij wordt door de Rivier van
Florente in twee stukken verdeeld,’ antwoordde Jordy. ‘Er zijn bruggen over die
rivier gebouwd, zodat de stad toch een geheel is. Een van die bruggen is zo
breed en sterk dat daar zelfs winkels op kunnen staan. De gebouwen van de stad
zijn opgetrokken uit wit steen en ze hebben dakpannen van gebakken rivierklei.
Het ligt in een warm gebied, maar binnen in de huizen is het koel. Dat komt door
de kleur van de muren en doordat die zo dik zijn en kleine ramen hebben. De
tempel staat in het noordelijke deel van de stad en het paleis staat in het zuiden.’
‘Het zal je wel opvallen dat er militairen rondlopen in Florente,’ vulde
Vincento aan. ‘Mijn vader heeft een leger op de been gebracht nadat onze vloot
is aangevallen door Attholred en Julio daarbij om het leven kwam.’
Kamilia moest zich inhouden om hem niet te vertellen dat Julio door Ursus
was gedood.
‘Het is nodig dat we soldaten hebben, want er lopen in de stad schurken rond,
die de bevolking oplichten en beroven,’ ging Vincento verder. ‘Mijn vader is
begonnen met de opsporing en berechting van die criminelen.’
‘Ze zijn jammer genoeg nog niet weg,’ zei Jordy, ‘maar wij zullen jullie wel
beschermen met onze magie.’

Tegen de avond zag Kamilia de mooie stad in de verte liggen. Er staken


verschillende torens boven de huizen uit. Jordy wees haar op de grote koepel van
de tempel en het paleis van de familie.
‘Hoe spreek je de patriarch hier aan? Bij Baksy was het Heer en bij Lyoncourt
was het Doorluchtigheid.’ Ze zag Jordy zijn wenkbrauwen optrekken. ‘Bij
Attholred was het Eerwaarde Vader. Wat wordt er hier van me verwacht?’
‘De heersers zijn nogal gesteld op hun aanspreektitels,’ zei Vincento. ‘Bij mijn
vader is het Zijne Edelheid en daarbij moet je dan een buiging maken. Laat mij
trouwens het woord maar doen, dat lijkt me beter. Of anders moet je Warfield
laten spreken, dat is een man met dezelfde naam als jij: Arras. In de visie van
mijn vader is hij de leider en ben jij ondergeschikt als vrouw.’
‘Dat meen je toch niet!’ riep Warfield. ‘Jawel, dat meen ik,’ zei Vincento.
Ze reden nu door de poort en kwamen met gemak langs de wachters omdat de
twee prinsen bij hen waren. Bij de huizen brandden de lantaarns al, de straten
waren breed en geplaveid met rivierkeien.
Kamilia vond dat het eruitzag als een rijke stad. Toen de twee magiërs hun staf
waarschuwend omhooghielden, zag ze een aantal mensen gauw een zijstraat in
duiken. Ze kreeg er een onaangenaam gevoel van.
Ze reden door naar het paleis en de Toliano-broers namen hen mee naar de
stallen, waar ze de paarden achterlieten bij de stalmeester. Ze volgden Vincento
en Jordy het paleis in en door lange, met wit marmer betegelde gangen naar het
woongedeelte van de familie.
Hoewel er zo laat op de avond geen audiënties meer werden gehouden, ging
de hele groep toch naar de patriarch die in de woonkamer zat.
Ze maakten een diepe buiging en Vincento nam het woord. ‘Dag vader, mag
ik u aan mijn nieuwe vrienden voorstellen?’ Met een gebaar naar Kamilia en
haar volgelingen, stelde hij iedereen uit de groep voor, met naam en achternaam.
Jack Toliano was een statige man. Kamilia schatte dat hij ouder moest zijn dan
zestig jaar. Hij was kaal en had lichtblauwe ogen. Toen hij naar zijn zonen keek,
verscheen er een rimpel in zijn voorhoofd en zijn bovenlip trok iets omhoog. Hij
liet zijn blik ook over haar glijden en ze kreeg het zo koud dat al haar nekharen
overeind kwamen. Hoe kan dat? Zoiets voel ik toch alleen bij geesten? Zijn blik
gleed verder over de rest van haar groep en ze dacht een cynische glimlach te
zien op zijn gezicht.
‘Deze mensen hebben een lange reis achter de rug,’ vertelde Jordy, ‘en ze
willen graag morgen bespreken wat ze hier komen doen. Kunnen wij nog een
maaltijd krijgen en mogen wij onze vrienden een kamer aanbieden om te
overnachten?’
‘Wat een manier om binnen te komen!’ zei Jack tegen Vincento.
‘Ja, maar vader, wat had u dan gewild? Wij wonen hier toch ook? Als we hier
met vrienden aankomen, dan is het toch gebruikelijk dat ze een maaltijd en een
slaapplaats krijgen?’ zei Jordy. ‘Of vindt u dat wij met hen in een herberg
moeten trekken en zullen we pas morgen op audiëntie komen?’
‘Doe niet zo dom!’ zei Jack. ‘Natuurlijk mogen jullie vrienden hier
overnachten. Maar wel in aparte kamers! Denk aan de goede zeden. Ik zal dit
controleren!’
‘Eh, Zijne Edelheid?’ zei Warfield. ‘Ik ben misschien wel dom, maar wat heeft
de manier van binnenkomen met aparte kamers te maken?’
‘De audiënties zijn afgelopen, heer Arras! Ik word liever niet gestoord in mijn
privévertrekken en nu staan mijn zonen ineens voor mijn neus met vijf vrienden,
die in mijn huis moeten overnachten en de maaltijd willen gebruiken,’ zei de
patriarch geïrriteerd.
Vincento keek geschrokken naar Warfield en zei snel: ‘Vader, we zijn al weg!
U ziet onze vrienden morgen op audiëntie.’ Hij beduidde dat ze hem moesten
volgen.
Ondanks het feit dat Jack had gezegd dat ze aparte kamers moesten krijgen
vanwege de zeden, kregen Charlotte en Valerio samen een heel mooie
tweepersoonskamer en Warfield en Robin ook.
‘Jij komt toch wel bij mij slapen, Kamilia?’ vroeg Vincento verleidelijk.
Ze kon de charismatische Magus niet weerstaan en stemde toe.
‘En ik dan?’ zei Jordy voor de grap. ‘Ik heb niemand!’ ‘Dan slaap jij toch ook
bij ons?’ zei Warfield. Die opmerking bezorgde hem een por van Robin.
Toen Jordy dat zag, zei hij: ‘Ik geloof dat Robin dat niet wil.’
Jordy ging met een lach op zijn gezicht naar zijn eigen kamer en riep:
‘Opschieten mensen! We gaan zo naar de keukenmeid om te vragen of ze nog
iets te eten voor ons heeft. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik heb
honger.’

In de keuken waren de keukenmeiden en de kokkin druk bezig met het wassen


van de vaat.
‘Is er nog iets te eten voor ons en onze vrienden?’ vroeg Jordy. ‘We hebben de
hele dag gereisd en barsten van de honger.’
‘O, dat is zielig,’ antwoordde de keukenmeid. ‘Ga maar naar de eetkamer.’ Ze
dekte de tafel weer en zorgde voor een grote pan spaghetti met
rundergehaktballetjes, het favoriete eten van Jordy. ‘Er is nog wat salade over, en
als jullie daarna nog meer honger hebben, kan ik nog wel een dessert maken.’
Even later zaten haar vrienden en Kamilia te smullen van de maaltijd. Op het
moment dat Warfield een lange sliert spaghetti naar binnen slurpte, Robin over
een vlek op haar kleding zat te wrijven en Valerio een gehaktbal op de grond liet
vallen, kwam Jack Toliano de eetzaal in.
Kamilia kreeg het koud toen Jack achter haar ging staan. Blijkbaar wilde hij
toch nog iets zeggen tegen zijn zonen. Toen hij het tafereel in de eetzaal en haar
kennelijke ongemak zag, draaide hij zich om en liep snel de kamer weer uit. Ze
hoorde een sissend geluid, dat als een gefluisterde verwensing klonk.
‘O, nee, wat hebben we nou weer fout gedaan?’ fluisterde Jordy.
‘Niks van aantrekken,’ fluisterde Vincento. ‘Hij heeft weer eens een slechte
bui. We doen toch niets goed, dus waarom zouden we ons druk maken?’
Vervolgens zei hij hardop: ‘Geniet nou maar van je lievelingsgerecht. Dat zie je
toch niet vaak, dat iemand anders er ook zo van kan genieten. Zo hoorbaar ook!’
Hij keek spottend naar Warfield en ze moesten allemaal lachen om zijn
tafelmanieren.

Kamilia schrok wakker. De koude rillingen liepen langs haar rug toen ze Jack bij
de deur van de kamer zag staan. Hij keek naar haar alsof hij haar begeerde.
Ineens viel het haar op dat Jack precies zo stond als ze Julio bij het woud van
Erdre had zien staan toen die haar gevangen had gehouden. Ze gaf Vincento een
por met haar elleboog.
Hij sloeg slaperig een arm om haar middel en zei: ‘Wat is er aan de hand,
schat? Waarom maak je me wakker?’
‘Vincento!’
Hij zat ineens rechtop in bed en keek verbijsterd naar zijn vader.
‘Ik heb je nog zo gezegd dat jullie in aparte kamers moesten slapen en ik heb
je gewaarschuwd dat ik het zou controleren. Wat doet mevrouw Arras hier?’
‘Kamilia is mijn vriendin, vader,’ zei Vincento. ‘Ik wil met haar trouwen.’
Jack lachte cynisch. ‘Mevrouw Arras is niet van het soort dat wij wensen. Jij
trouwt alleen maar met een vrouw die mijn goedkeuring kan wegdragen. Een
vrouw van stand uit een rijke familie.’ Hij draaide zich met een ruk om, liep de
gang in en riep om een bediende. ‘Help mevrouw Arras om naar een
gastenkamer te verhuizen.’
‘Vader, Kamilia blijft bij mij!’ zei Vincento, die achter hem aan de gang op
rende. ‘Ik trouw niet met een vrouw van stand, alleen maar met Kamilia. Ik hou
van haar!’
Kamilia voelde zich als het onderwerp van hun twistgesprek vreselijk
opgelaten. Ze wilde al uit bed stappen en met de bediende mee gaan, maar
Vincento stond in de deuropening, zodat ze de gang niet op kon.
‘Vader, moet u niet naar uw eigen bed?’
Weer hoorde ze een dreigend sissend geluid. Ze kromp in elkaar. Er klopt hier
iets niet. Ze kreeg het vreselijk koud en trilde over haar hele lichaam. Er zit hier
een geest!
Vincento stuurde de bediende weg en riep even daarna verschrikt: ‘Vader, wat
doet u nu?’ Direct daarna riep hij naar haar: ‘Kamilia, blijf daar. Mijn vader is in
elkaar gezakt en ligt hier op de grond. Ik haal Jordy erbij.’
Tot haar schrik zag ze de geest van Julio de slaapkamer in zweven. Hij siste
dreigend: ‘Heb je nu je zin? Je probeert je in de machtigste familie van heel
Chyndyro te werken. Maar ik ga daar een stokje voor steken!’
Ze raapte al haar moed bij elkaar. ‘Jij was degene die zich wilde indringen in
een andere familie. Ik wil alleen maar naar huis. Jij was fout, anders had Ursus
niet ingegrepen!’
‘En waarom wil Vincento dan met je trouwen?’
Als hij bezit kan nemen van Jack, kan hij dat ook bij Vincento.
Ik moet hem stoppen! Ze greep naar haar buideltje en haalde de zirkonia er
snel uit. Ze concentreerde zich op het kristal en riep: ‘Flagalo Spiryta!’ Direct
schoten er lila stralen uit de zirkonia. De geest van Julio lichtte op. Ze hoorde
een sissend geluid en zag dat de witte nevel, de geest, als een zeepbel uit elkaar
spatte. Daarna was het doodstil in de kamer en langzamerhand verdween de kou.
Wat een geluk dat ik me die les van Iris Morane nog herinnerde!
Even later kwam Vincento terug. ‘Ik weet niet wat er met mijn vader aan de
hand was, maar Jordy en ik hebben hem naar zijn bed gebracht en hij viel direct
in slaap.’
‘Zal ik naar een andere kamer gaan of wil je dat ik blijf?’
Vincento kroop in bed en sloeg de dekens opzij. ‘Kom jij maar hier. Ik hou
van je en laat je niet meer gaan!’
Kamilia kroop dicht tegen hem aan, maar de twijfels kwamen in alle
hevigheid terug in haar gedachten. Zal ik hier wel kunnen blijven? Ik hoor niet in
deze tijd.
Hoofdstuk 26
De kelk met de gouden schelp
Jack Toliano was de volgende morgen in staat om audiënties te houden. Toen
Kamilia de zaal binnenkwam en hem zag zitten achter een groot bureau, leek het
of hij meer levenskracht uitstraalde dan gisteren. Dat was niet zo vreemd gezien
het feit dat hij nu niet meer bezeten werd door de geest van Julio.
Jack was weliswaar een erg formele man, die erop stond dat hij Zijne Edelheid
werd genoemd, maar hij nam nu ruimschoots de tijd om haar verhaal aan te
horen. Ze mocht het ook zelf aan hem vertellen en had daar geen man voor
nodig.
‘Dus als ik het goed begrijp wilt u de zevende punt van de zevenster van mij
hebben zodat u de tijdpoort in werking kunt stellen?’ vroeg de patriarch. Hij
keek haar begerig aan. Ze voelde zich ongemakkelijk. ‘Ja, Uwe Edelheid,’
antwoordde ze. ‘Ik wil namelijk door die tijdpoort naar mijn eigen planeet en
naar mijn eigen tijd terugkeren.’
‘Werkt de machine dan nog wel?’ Jack keek Vincento vragend aan. ‘Hij is al
heel lang niet meer gebruikt. Er is al die jaren niemand meer in de crypte
geweest.’
‘We zullen moeten controleren of alle onderdelen nog aanwezig zijn,’ zei
Vincento.
‘Vader,’ mengde Jordy zich in het gesprek, ‘moeten we niet eerst aan de
Avatars vragen wat zij willen?’
Kamilia keek Jordy onderzoekend aan. Hij had de begeerte in de ogen van zijn
vader ook gezien. Daarin schuilde gevaar. Stel je voor dat hij die poort weer gaat
gebruiken om de andere dynastieën aan te vallen. Deze patriarch wil ook, net als
zijn zoon Julio, de machtigste man van heel Chyndyro worden.
‘De Avatars,’ zei Jack en hij streek nadenkend over zijn kin. ‘Dat is een goede
opmerking van je, Jordy. Je hebt je lessen goed geleerd.’ Hij keek met een trotse
blik naar zijn zonen. ‘Gaan jullie maar met mevrouw Arras naar de tempel en
vraag daar aan de Avatars wat hun wens is.’
‘Maar de machine dan, vader?’ vroeg Vincento. ‘Ik denk dat we moeten
proberen die aan het werk te krijgen.’
‘Ja, dat ook!’ zei de patriarch. ‘Maar wacht totdat jullie zeker weten dat het de
wens van de Avatars is. Ik geef de zevende punt van de ster pas als ik heb
gehoord hoe het orakel luidt. Breng mij daarover rapport uit.’
Vincento en Jordy hadden eerder die morgen zo hun twijfels gehad over het
humeur van hun vader. Ze hadden in de ontbijtzaal al gezegd dat de andere vier
uit Kamilia’s groep daar maar moesten wachten. Toen ze weer terugkeerden bij
Charlotte, Warfield, Valerio en Robin, wilden zij natuurlijk weten wat er was
gebeurd.
‘Ik zal het jullie onderweg naar de tempel vertellen,’ zei Kamilia. Ze was
opgelucht dat de audiëntie was meegevallen. Jack zal me de sterpunt wel geven.
De Avatars willen immers dat ik via de tijdpoort naar Laskoro terugkeer? Ze
deed tijdens de wandeling verslag van de audiëntie aan haar groepsgenoten en
keek tegelijk goed rond in de stad. Met de hele groep liep ze op weg naar de
tempel over de middelste brug van Florente.
‘Kijk nou eens,’ zei Robin. ‘Er zit hier een schoenmaker. Ik wil wel graag
nieuwe stappers. Deze zijn in Haya opgelapt, maar ze lekken al weer.’
‘Dan kijk ik ook even of er goede wandelschoenen voor mij te koop zijn,’ zei
Charlotte.
‘Dat is nou echt weer iets voor vrouwen,’ zei Valerio. ‘Goede bescherming
van je voeten is wel belangrijk.’ Jordy lachte.
Kamilia ging met Robin en Charlotte mee de winkel in. Toen ze weer naar
buiten kwamen, hadden de mannen ook nieuw schoeisel gekocht en Warfield
had een broek aangeschaft van het geld dat ze met elkaar in Haya hadden
verdiend.
‘Met zo’n lange reis zweet je heel wat af, ik leek wel een vagebond in die
versleten broek.’
‘Ja, dat kunnen we niet meer hebben,’ zei Kamilia spottend. ‘Je bent nu een
eervolle boogschutter.’
Zelf had ze haar heksenkostuum al vervangen door de luchtige, lange jurk die
ze bij Ming gekregen had. Dat was in het klimaat in deze landstreek prettiger
dragen. Ze had haar veterlaarzen laten repareren, want de zolen waren versleten
en een van de veters was al een keer aan elkaar geknoopt omdat die gebroken
was.
Op de brug was ook een bakkerswinkeltje. Jordy liep daar naar binnen en
kwam terug met voor ieder een rozijnenbol met boter. ‘Dan kunnen jullie een
echt Florents product testen,’ zei hij met een scheef glimlachje.
Ze liepen verder en kwamen bij een statig gebouw, waar witte zuilen voor
stonden. Kamilia herkende dit als de tempel met het grote, ronde koepeldak. De
vorige dag had ze hem uit de verte al gezien. ‘Wat zijn de namen van jullie
Avatars?’ vroeg ze.
‘Ebolt en Wieke,’ zei Jordy. ’Je kent Wieke al, zij was de dolfijn.’
Ze liepen achter Vincento aan naar binnen en kwamen in de grote zaal onder
het koepeldak. Het was er licht vanwege de hoge ramen. Het koepeldak was
rijkelijk beschilderd met afbeeldingen van mythologische thema’s.
Kamilia herkende het beeld van Ebolt, dat was de kluizenaar in blauwe
mantel, met een lantaarn in zijn ene hand en een staf in zijn andere. Ze had van
hem gedroomd. Er stonden gebeeldhouwde witte ganzen aan zijn voeten en op
de sokkel waren verschillende soorten schelpen te zien.
Aan de linkerkant van de god zag ze het beeld van Wieke, gekleed in een
harnas. Ze hield een lans in haar linkerhand. Ze stond op een sokkel met hoge
golven en tussen die golven zag ze een dolfijn.
Ze stak twee kaarsen aan en knielde voor Wieke. Ze bedankte Haar voor het
kettinkje met de eikeltjes en het leek wel of het beeld glimlachte.
‘Moet mijn vader de zevende sterpunt aan Kamilia geven?’ vroeg Jordy.
‘Is het Uw wens dat Kamilia door de tijdpoort teruggaat naar haar eigen
ruimte en tijd?’ voegde Vincento toe.
Het antwoord van Ebolt was zoals gewoonlijk cryptisch. ‘De ster met de zeven
punten mag schijnen als de witte draak de kelk met de schelp heeft afgestaan. De
kamille zal de draak opnieuw moeten verslaan in het verraderlijke water van
Zemo. Hulp moet geboden worden door de edelman.’
Wieke zei nog: ‘De tijdpoort moet worden hersteld en de kamille kan alleen
reizen als de voorouders te hulp komen.’
Jordy en Vincento keken elkaar verbaasd aan. Ze vertaalden het Klanisch, de
oude taal van Eibor Risoklany, in Chyndorinees en herhaalden hardop wat de
Avatars hadden gezegd, zodat de hele groep het kon horen. Daarna haalden ze
niet-begrijpend hun schouders op.
‘Het lijkt erop dat de Avatars willen dat Kamilia de witte draak in het moeras
van Zemo zal verslaan. Maar die is toch al dood? Hoe kunnen we die dan
opnieuw verslaan?’ vroeg Jordy.
‘Ik denk dat ik het weer tegen een geest van een draak moet opnemen. Dat
was bij Lyoncourt en bij Ming ook al zo.’ Kamilia zuchtte diep.
‘Zou de beker met de gouden schelp in het moeras liggen? Dat is het
verdwenen artefact van onze familie,’ vroeg Vincento.
‘Dat zou het kunnen zijn,’ zei Jordy. ‘Maar dan moet jij Kamilia helpen. Ik
denk dat jij dan wordt bedoeld met die edelman.’
‘Ja,’ vond Warfield, ‘want jij kunt zwemmen en de beker uit het water
opduiken.’
‘En de zevende sterpunt krijgt Kamilia pas nadat de beker bij Jack Toliano
terug is,’ zei Charlotte.
‘Dat is eerlijk. Alle andere families hebben al een belangrijk erfstuk
teruggekregen, alleen Toliano nog niet. Maar ik begrijp niet hoe ik een draak
opnieuw kan verslaan. Dat lukt me toch nooit in mijn eentje?’
‘Je bent niet alleen, hoor,’ zei Valerio. ‘Wij zijn er ook nog!’
‘Wij helpen je natuurlijk,’ besloot Robin. ‘De zoektocht naar de artefacts duurt
toch al langer dan we gehoopt hadden.’
Kamilia dacht met een steek van verdriet aan haar oma. Ze had ondertussen
vast de moed opgegeven om haar nog terug te vinden.
‘Sta je te dagdromen?’ hoorde ze Vincento naast zich vragen.
‘Heb je wel gehoord wat we tegen je zeiden?’ vroeg Jordy. ‘Dat we de
machine gaan herstellen die in de crypte van de tempel staat?’
‘Nee, dat had ik niet gehoord,’ zei Kamilia. ‘Neem me niet kwalijk.’
‘Och, dat geeft niks, iedereen haalt zich weleens muizenissen in zijn hoofd,’
lachte Warfield.
Ze liepen naar de gang terug en kwamen via een andere poort in een
trappenhuis. De trappen, die de diepte in wentelden, werden hoe langer hoe
smaller. Ze moesten ten slotte achter elkaar en stap voor stap de trappen af. Het
werd steeds moeilijker om op de smalle treden te blijven staan. In de jaren
waarin niemand ooit naar beneden ging, hadden zich op de treden glibberige
mossen en algen verzameld.
Charlotte gleed met haar nieuwe schoenen van een tree af en kon nog maar net
worden opgevangen door Warfield. Ze wreef over haar pijnlijke enkel en keek
met een vies gezicht naar de bruine algen.
Kamilia trok haar neus op vanwege de stank die er hing. Ze zag dat Jordy
bedenkelijk keek en Vincento had ook een zorgelijke uitdrukking op zijn gezicht.
Zo’n gezichtsuitdrukking had ze bij hem eerder gezien toen de mêleegevechten
in Toernooi uit de hand waren gelopen. Dat voorspelt niet veel goeds.
Ze kwamen ten slotte in de onderste gewelven terecht: in de crypte met oude
graven van belangrijke families uit Florente. De ruimte waarin de tijdpoort
stond, bevond zich ook hier. Ze konden de stenen verhoging in het midden
daarvan nauwelijks onderscheiden van de rest. De vloer was overwoekerd met
mossen en algen.
‘We moeten eerst de boel op laten ruimen en alles schoon laten maken,’ zei
Jordy. ‘Wat een rotzooi. We zijn hier echt veel te lang niet meer geweest. Ik ga
bedienden halen en zorg dat ze de goede gereedschappen en zeep meenemen.’
Hij schuifelde de trappen weer op.
Kamilia liep nieuwsgierig naar de graven en vond op verschillende van de
grafstenen namen van Toliano’s. Tot haar opluchting merkte ze dat er geen
schimmen waren.
‘Dit zijn de oudste graven van onze familie,’ zei Vincento. ‘Het graf van Julio
is hier niet. Dat ligt in de tuin achter de tempel naast dat van mijn moeder die
twee jaar geleden overleden is.’
Kamilia keek hem meelevend aan. In zijn ogen zag ze dat hij zijn moeder nog
steeds miste. Ze wist hoe dat voelde. ‘Het is een naargeestige plek,’ zei Vincento.
‘We moeten maar weer naar boven gaan en terugkomen als het is
schoongemaakt.’
Ze klauterden de trappen weer op en kwamen Jordy tegen. Hij gaf instructies
aan een groep bedienden, ze hoorde alleen het eind nog maar: ‘En als het weer
schoon is, wil ik dat jullie alle losse onderdelen die jullie daar vinden aan mij
persoonlijk afgeven.’
De schoonmakers gingen achter elkaar de trappen af terwijl zij zich stevig
tegen de wand duwden om ze langs te laten. Daarna klom hun groep weer
verder.
‘Zullen we even de tuin in lopen?’ stelde Vincento voor toen ze boven
aankwamen.
Bij het graf van Julio, naast dat van zijn moeder, zag ze geen schim. Julio is
dus écht verslagen door mijn magische spreuk. Iris zei dat die van hogere
geestmagie was. Hoe kan ik dan, als beginnende Klawiccy, dit voor elkaar
gekregen hebben? Ze slaakte een zucht van verlichting toen ze zich realiseerde
dat Julio nooit meer terug zou komen.

Jack Toliano was blij verrast toen hij hoorde dat zijn zonen de plaats ontdekt
hadden waar de kelk met de gouden schelp zich bevond. Hij legde Kamilia uit:
‘Ik wil de kelk graag weer in mijn bezit hebben, want wanneer een watermagiër
uit die beker drinkt, kan hij over water lopen.’ Hij streek nadenkend over zijn
kin. ‘Mevrouw Arras, ik beloof u dat ik u de zevende sterpunt zal overhandigen,
wanneer u mij die kelk kan brengen. Dan kunt u de tijdpoort gebruiken en naar
huis terugkeren.’
‘Weet u wel hoe gevaarlijk dat is, vader?’ zei Jordy. ‘De geest van de draak zit
nog steeds in het moeras van Zemo. Kamilia zou daar weleens kunnen
verdrinken!’
Jack keek haar ondeugend aan. ‘Er zijn mij verhalen ter ore gekomen over wat
er op het toernooi is gebeurd. Ik begrijp dat mevrouw Arras daar werd geholpen
door de Avatars zelf. Daarom ben ik van mening dat haar niets zal overkomen in
het moeras.’
Ze zag dat de patriarch voor zich uit staarde, weer verzonken in gedachten.
Deze keer ving ze die op: Ik zal nooit toestaan dat Vincento met deze heks
trouwt. Als ze verdrinkt, hebben we zelf alle sterpunten en als ze die bokaal
vindt, krijg ik die en gaat ze door de poort. Het maakt niet uit hoe dit afloopt, ik
win altijd. Ik krijg de bokaal én een werkende waterpoort. Daarmee ben ik weer
oppermachtig!
Kamilia’s maag kromp in elkaar. Ik had gelijk, hij wil alleenheerser worden op
Chyndyro. Hoe kan ik dat verhinderen?
Kamilia en haar vrienden liepen op hun tenen de woonkamer uit. De patriarch
zag het niet eens. Ze sloten de deur achter zich.
‘We vertrekken morgenochtend zo vroeg mogelijk naar Zemo,’ zei Vincento.
‘Het is een lange reis.’
‘Wat zullen we meenemen?’ vroeg Jordy. ‘We moeten iets hebben waarmee
we onder water kunnen blijven totdat de kelk gevonden is.’
‘Ik heb weleens gehoord over een moerasplant met een lange, holle stengel.
Die moet je aan één kant in je mond houden, terwijl de andere kant boven het
water uit steekt zodat je erdoor kan ademen,’ zei Charlotte, ‘maar ik heb die
plant nooit in het echt gezien, alleen in een boek. De naam is me even
ontschoten.’
Valerio keek haar verbaasd aan. ‘Jij weet een plantennaam niet meer? Dat kan
ik me nauwelijks voorstellen.’
Charlotte haalde haar schouders op.
‘Misschien moet je dan iets hebben om je neus dicht te houden. Een
mosselschelp of iets dergelijks,’ ging Robin erop door, ‘anders komt er water
door je neus naar binnen.’ ‘Het is wel te hopen dat het helder water is,’ zei
Valerio.
‘Om op de tast die beker te vinden, lijkt me onmogelijk.’ Kamilia dacht aan
het moeras van Tulle en was het met Valerio eens.
‘Waarvoor moet Kamilia die draak eigenlijk afleiden?’ zei Warfield. ‘Kan
iemand anders dat niet?’
‘Dat is de opdracht van de Avatars,’ zei ze. ‘Ik moet de draak opnieuw
verslaan. Maar als hij al verslagen is, zit zijn geest daar. Dat was ook zo bij de
rode en de blauwe draak. En in de Piekbergen heeft een groene draak mij
geholpen.
Haar geest dan, welteverstaan.’
‘Als Kamilia de drakengeest kan afleiden, kan ik misschien de beker
opduiken,’ zei Vincento.
‘Ik kan die draak niet bevechten, want ik ben niet zo sterk met geestmagie,’
zei Charlotte. ‘Hoewel ik ook uit de Jonas-familie kom, die dat eigenlijk wel
moet kunnen. Kamilia is veel sterker in het communiceren met geesten.’
‘Ik weet ook niet precies waar dat hem in zit, maar het schijnt echt zo te zijn,’
zei Kamilia haast verontschuldigend. ‘Als je maar oppast dat je niet verdrinkt,’
zei Jordy. ‘Misschien moet je een touw om je middel binden. Dan kunnen we je
uit het water trekken als het mis dreigt te gaan.’ ‘Gaan we nog terug naar de
crypte?’ vroeg Valerio. ‘De machine moet toch nog gerepareerd en gesmeerd
worden?’ ‘Nee, dat is nu nog te vroeg,’ zei Vincento. ‘De bedienden zijn nog
maar net begonnen met schoonmaken. Dat doen we als we terugkomen van
Zemo.’
‘Laten we maar naar bed gaan, morgen moeten we vroeg opstaan,’ zei Jordy.
‘Er is tussen Florente en Zemo nergens plaats om te overnachten. We moeten in
één dag naar de herberg van Zemo reizen en dat zal nog niet meevallen. Ik zal
voor de zekerheid wat fakkels meenemen.’
Kamilia ging met Vincento mee en ze probeerde om die nacht goed te slapen,
voordat ze de volgende ochtend het nieuwe avontuur tegemoet zou gaan. Het
moeras van Zemo, dacht ze. Het klonk als een mysterie. Zou dat het moeras zijn,
waarvan Warfield had gedacht dat ze daaruit was gekomen, toen ze uit de
stadsfontein in Sisiliah tegen hem aan sprong?

De paarden van Toliano draafden goed door. Kamilia vond dat ze al lekker
opschoten met de reis. Het was een groot voordeel geweest dat ze al voordat het
licht werd waren vertrokken. Om die tijd was het nog niet zo warm geweest. Nu,
op het midden van de dag, wel. Ze voelde vermoeidheid opkomen.
‘Laten we hier maar lunchen,’ zei Vincento. ‘De paarden moeten nodig even
rusten.’
Ze waren bij een tweesprong in de weg aangekomen met een veld dat haar
geschikt leek voor een picknick. Er was een klein meer bij, waaruit de paarden
water konden drinken.
‘Daar staat lisdodde!’ riep Charlotte. ‘Die plant heeft lange, holle stengels.
Misschien is dat de plant die ik me herinner.’
‘Ik snijd wel een paar stengels af,’ zei Valerio. ‘De langste zeker?’ Hij stapte
regelrecht op de planten af, met zijn zwaard in de aanslag.
‘Pas op!’ riep Charlotte hem na. ‘Het lijkt me daar erg drassig!’
Te laat. Valerio zakte met zijn voeten in het water weg. Even later sopte hij
met natte voeten terug, met een bos stengels in zijn armen.
‘Daar gaat je mooie harnas,’ zei Robin. ‘Straks zijn de schoenen verroest.’
‘Ik ben blij dat jij nou eens natte voeten hebt,’ zei Warfield. ‘Meestal ben ik de
pineut.’
‘Je begint zeker zo zachtjes aan volwassen te worden?’ hoorde ze Robin
zachtjes in zijn oor fluisteren. ‘Ervaring is een goede leerschool, hoor.’
Als het me lukt om naar huis te gaan, zal ik mijn vrienden wel heel erg missen.
Ze had het gevoel in tweeën verscheurd te worden. Kamilia nestelde zich naast
Charlotte op het kleed voor een picknick en probeerde het zware gevoel in haar
buik te negeren.

Vincento riep hen alweer tot de orde. ‘Kom, we moeten verder, anders halen we
Zemo vandaag niet meer.’
Ze liepen naar de paarden en stegen op. Even later draafden ze verder over de
weg langs de rivier.
Ze kwamen bij een groot meer en reden er over de noordelijke oever langs,
waarna de weg afboog naar het zuiden. Toen ze over een oude, stenen brug
gingen, zag Kamilia aan de lichtval dat het inmiddels al voor in de avond moest
zijn. ‘Ik heb die fakkels niet voor niets meegenomen,’ zei Jordy. ‘Ik dacht wel
dat die handig zouden zijn omdat we laat aankomen. Dan is het te donker om
nog goed te zien.’
‘Dat was nog eens een goed idee van je,’ zei Vincento. ‘Dat ik daar zelf niet
aan gedacht heb.’
‘Jij zit te veel met je hoofd in de wolken de laatste tijd,’ zei Jordy plagerig en
hij wierp een ondeugende blik op Kamilia.
Ze kwamen echt pas ’s nachts aan in Zemo en zelfs met het licht van de
fakkels konden ze de weg maar moeilijk zien. Hoe het moeras en het stadje
Zemo eruitzagen moesten ze maar raden.
Het hele gezelschap was volkomen afgemat toen de lantaarns van de herberg
in Zemo als bakens voor hen opdoemden.
‘Kijk daar is de herberg, zie je? Op dat bord staat de naam: moerasanemoon.
Een toepasselijke naam, hè?’ zei Robin die het met haar scherpe ogen als eerste
kon ontcijferen.
‘Zou er nog wel iemand wakker zijn?’ vroeg Charlotte. ‘Het is middernacht.’
Charlotte had gelijk. De klok aan de gevel gaf precies middernacht aan. Toen
Kamilia afstapte en aan de deurknop voelde, bleek dat de deur van de herberg
open was.
De herbergier kwam naar hen toe lopen. ‘Welkom, welkom.’ Zijn gezicht
vertoonde geen ergernis over het late tijdstip. Zou het dan normaal zijn dat
reizigers zo laat aankwamen? vroeg Kamilia zich af.
Ze hoorde een fluitje en er kwamen direct een paar bedienden aanrennen die
hielpen met het stallen van de paarden en die de bagage naar de kamers
brachten.
De herberg was voorzien van sobere, maar toch zeer gerieflijke slaapkamers.
Ze gingen direct naar bed. Morgen zouden ze wel verder zien.
De havenplaats Zemo had erg veel weg van Tulle, vond Kamilia. Ze was de
volgende ochtend wakker geworden van het gekwetter van vogels en was
opgestaan. Vincento lag nog te slapen en daarom ging ze maar alleen op
onderzoek uit.
Nieuwsgierig keek ze in de omgeving van de herberg rond. In het stadje
stonden kleine huizen die eigenlijk niet veel groter waren dan hutten met maar
één kamer en een klein aangebouwd hok. Misschien het toilet? Of een schuur?
Er hing vis te drogen over een staketsel van staande stokken. De huizen stonden
nagenoeg allemaal aan het water en sommige ervan stonden zelfs op palen in het
water. Naast de meeste van de hutten lagen kano’s die gebruikt werden om
ermee te vissen.
Zemo lag in het zuiden aan de Erdzee, had Vincento haar verteld. Ze vond een
haven aan de zuidkant van de stad. Daar lagen een paar handelsschepen, maar de
meeste waren toch vissersboten, zag ze aan de vele netten die op het dek lagen.
Er stonden kratten met handelswaar op de kade.
Op de terugweg zag ze dat de paarden van Toliano een bezienswaardigheid
bleken te zijn in het dorp. Kinderen stonden bij de stal te kijken. Ze werden door
de bedienden achter het hek gezet omdat ze anders in de weg zouden lopen.
‘Was jij al op?’ hoorde ze Warfield vragen. Hij was ook op onderzoek
uitgegaan. ‘Ga je mee ontbijten? Ik rammel van de honger!’
‘Ja, ik kom!’ riep ze. ‘Hebben ze vers brood?’
De herbergier had zich flink uitgesloofd om een goed, stevig ontbijt te
verzorgen. Er waren gebakken eieren, spek, vers brood, havermoutpap, witte
bonen in tomatensaus, worstjes, kaas, ham en boter. Bovendien was er gebakken
vis en stokvis en verschillende soorten vers fruit.
‘Heerlijk,’ zei Jordy tegen de herbergier. ‘We lusten wel wat.’
De man boog diep voor de edele Toliano-broers. Hij kwam daarbij bijna met
zijn neus op zijn knieën. Zijn gezicht was rood van het blozen, door het
compliment van Jordy.
‘Eet maar flink, hoor,’ zei Vincento, ‘we moeten straks het moeras in en ik
weet niet of we daar nog iets te eten zullen hebben.’
‘Ik ben al aan de lunchpakketten bezig, edelheden!’ zei de herbergier. ‘Ik zorg
ervoor dat u niets tekortkomt.’
‘Dat is aardig van u,’ zei Vincento.
Kamilia vroeg zich stilletjes af hoe de herbergier aan zoveel voedsel kwam in
zo’n moeilijk bereikbare plaats. Het moest haast wel geïmporteerd zijn uit
andere gebieden van Chyndyro. Alleen de vissen kwamen uit Zemo zelf.
‘Waar moeten we zijn in het moeras?’ vroeg Valerio met volle mond.
‘Ben jij nou een ridder?’ zei Charlotte hoofdschuddend.
‘Je hebt niet eens manieren. Ik weet niet of ik zo wel met je wil trouwen, hoor.
Wie praat er nou met volle mond?’
‘Nou, als je daar niet eens tegen kunt, trouw ik wel met een ander. Volgens mij
had Desdemona Ming een oogje op me. Misschien wil zij me wel, nu ik ridder
ben.’
Charlotte glimlachte. ‘Nou ja, zo erg is het nou ook weer niet.’
‘Volgens de verhalen ligt het skelet van de witte draak midden in het moeras.
We kunnen er het beste met kano’s naartoe varen, denk ik. Lopend is niet te
doen, daarvoor is er te veel open water,’ stelde Vincento voor en hij nam nog een
broodje met gebakken vis.
‘Kunnen we hier kano’s huren?’ vroeg Jordy aan de herbergier.
‘Nee, die mag u van mij lenen,’ zei de man. ‘Ik heb een paar kano’s in de
schuur die u kunt gebruiken. En de staljongen kan u wel leren hoe u moet
peddelen.’
‘Dat is nog eens een meevaller,’ zei Warfield. ‘Aardig van u!’
De herbergier schuifelde steeds verder achteruit en ging verlegen de keuken
weer in.
Hoofdstuk 27
De geest van de witte draak
Het moeras van Zemo lag in de enorme delta van de rivier de Roezemoes.
Kamilia zag duidelijk verschil tussen dit moeras en dat bij Tulle. Hier had je
meer watergebieden en er waren geen paden van boomstammetjes.
Ze zaten in de kano’s. Valerio was door Vincento aangewezen als bevelhebber
over de vloot. Dit hield in dat hij verantwoordelijk gesteld was voor de kano’s en
alle bagage die ze erin mee moesten nemen. In elke kano zaten twee personen.
Alleen Jordy had er een voor zich alleen, maar hij nam de bagage mee.
De herbergier had hen een kaart meegegeven waar alle eilanden op stonden en
waarop ook de ligging van het grote drakenskelet was aangetekend.
Robin, die zei dat ze goed kon kaartlezen, wees hen de weg.
Kamilia vond het een mooi gebied. Ze zag een grote watervlakte met
waterlelies en riet. Daartussen zwommen eenden en in de verte waren er zelfs
kraanvogels te zien. Op plaatsen waar veel riet bij elkaar stond, waren plakken
vegetatie ontstaan die voorzichtig betreden konden worden, hoewel de bodem er
erg drassig uitzag.
‘Daar vlak bij die botten van de draak ligt een eilandje waar we wel kunnen
staan,’ wees Robin aan.
‘Kijk eens,’ riep Warfield. ‘Er zitten hier sobedillen. Daar moeten we voor
oppassen.’
Kamilia dacht met schrik terug aan de rivier bij Lis, waar ze die
verscheurende vleeseters voor het eerst had gezien, in de Roezemoes. Het waren
een bijzonder soort krokodillen met gevaarlijke kaken en klauwen. Op hun rug
stonden scherpe stekels en ze hadden een paars-rood geschubde huid. Een
perfecte schutkleur in dit moeras.
Op een groot eiland in de verte liepen khnumerro’s rond, een schapensoort
met gevaarlijke horens. Ze herkende die omdat ze een khnumerro had gezien
toen ze uit het rovershol bij de Bronsberg waren gekomen. Hier zwommen er
een paar in het water rond, met groot gemak. Wat dat betreft leken ze niet op
gewone schapen, ze hadden geen wollen vacht.
‘De rammen zijn heel gevaarlijk,’ zei Robin, die haar blik blijkbaar had
gevolgd. ‘Maar we hoeven niet in de buurt van dat eiland te komen. Ik maak me
eerder zorgen om de sobedillen. Die zitten bij het skelet van die draak in de
buurt.’ Ze kwamen bij het eiland aan waarop ze volgens Robin konden staan. De
ribben van het drakenskelet staken boven het water uit.
Het eiland was grotendeels overwoekerd door riet en er stond zelfs een
boompje. Ze legden aan en stapten voorzichtig uit.
Valerio pakte de stengels van de lisdodden uit de bagage. ‘Die zijn niet meer
te gebruiken,’ zei hij teleurgesteld. ‘Kijk maar, ze zijn uitgedroogd en vallen
helemaal uit elkaar.’
Charlotte bestudeerde het riet langs de oevers. De stengels van deze soort
waren ook hol, maar buigzamer en daardoor beter bruikbaar dan die van de
lisdodde.
Kamilia probeerde om door zo’n stengel te ademen en na enige oefening lukte
dat. Er werd een touw om haar middel gebonden, zodat de anderen haar uit het
water konden trekken als het nodig was.
‘Je kunt hier aan de kant wel in het water staan, denk ik, als je maar niet te ver
doorloopt,’ zei Jordy.
Valerio en Jordy spraken af dat zij haar in de gaten zouden houden.
‘Kamilia, wij houden je vast als je in het water ligt,’ zei Jordy. ‘Probeer jij dan
contact te zoeken met de geest?’
Vincento trok zijn zware mantel uit. ‘Ik ga het water in zodra jij weet waar de
kelk te vinden is. Dan duik ik hem op, terwijl jij voor afleiding zorgt.’ Hij moest
van de anderen ook een touw ombinden. Daar zag hij zelf het nut niet van in en
hij protesteerde.
‘Nee, geen protest! Als ik een touw om moet doen, moet jij dat ook!’ zei
Kamilia streng tegen hem. ‘Je weet nooit wat die draak voor verraderlijke dingen
doet, zelfs niet nu hij alleen nog maar een geest is.’ Tot haar opluchting deed hij
het touw om zijn middel.
‘Warfield, ik ga zo meteen onder water en dan probeer ik telepathisch contact
met jou te krijgen. Als dat lukt, moet jij aan Vincento doorgeven wanneer hij kan
gaan duiken.’
Warfield knikte en hield haar nauwlettend in het oog.
Kamilia ging in het water liggen en werd vastgehouden aan haar onderbenen.
Ze maakte kleine bewegingen met haar armen zodat ze met haar hoofd onder
water bleef. Onder water was het minder troebel dan ze had verwacht. Ze zag
hier en daar waterplanten drijven waartussen kleine vissen zwommen. Boven
haar was het wateroppervlak zilver.
Ze concentreerde zich op Warfield en probeerde contact met hem te maken.
‘Trek me weer terug!’
Een tel later werd ze door Jordy en Valerio overeind getrokken en stond ze
naast hen in het water.
‘Welke gedachte ving je net op, Warfield?’ vroeg ze. ‘Trek me terug,’ zei
Warfield.
De telepathische communicatie met Warfield zou wel gaan lukken. Nu ging ze
proberen de draak te vinden.
Onder water keek ze naar de plek waar de ribben van de draak lagen. Tussen
de botten zag ze een plek waar het water troebeler was. Als ze goed keek, zag ze
een wit waas. Ze concentreerde zich en de witte vlek kreeg duidelijk de vorm
van een draak. Hij kwam langzaam naderbij. Het water werd een stuk kouder
voor haar gevoel en ze beet de rietstengel bijna door.
‘Jij bent zeker heel avontuurlijk dat je me hier op komt zoeken?’ hoorde ze in
haar hoofd en ze voelde een koude rilling langs haar rug.
‘Ja, ik ben een onderzoeker en ik wil veel over draken weten,’ communiceerde
ze naar de draak door middel van geestmagie. ‘Wat heb je allemaal gedaan toen
je nog leefde?’ ‘Dit moeras heb ik zelf gemaakt en daarom ben ik er gaan wonen.
Ik heb ervoor gezorgd dat het evenwicht in de natuur bewaard bleef. Maar de
zwarte draak bemoeide zich ermee en zij moest zo nodig sobedillen en
khnumerro’s maken. Ik heb haar weggejaagd, anders was mijn moeras er heel
anders uit gaan zien dan ik had bedoeld.’
‘O, dat is interessant. Ik wist niet dat er ook een zwarte draak was. Ik dacht
dat je verslagen was door mensen.’
Ze voelde dat de drakengeest zich ergerde en zag de troebele vlek nog
dichterbij komen.
Op dat moment werd ze de kant op getrokken. Ze moest even op adem komen
en wreef over haar bovenarmen om de kou te verdrijven.
‘Heb je het zo koud?’ vroeg Charlotte en ze pakte een blauwe mantel van de
grond die ze om haar heen sloeg. ‘Die troebele plek in het water? Is dat soms de
drakengeest? Ik zag die naar je toe komen.’
‘Ja, fijn dat je dat ook kunt zien.’ Ze draaide zich naar Valerio en Warfield.
‘Zien jullie die troebele plek ook?’
‘Nee,’ zei Valerio. ‘Ik vind dat je weer eng bezig bent.’ ‘Hij vertelde dat er
hier een zwarte draak verslagen is.
Maar er is hier één drakenskelet. Hoe dat dan mogelijk is, begrijp ik niet.’
‘Misschien liegt hij wel,’ zei Warfield. ‘Draken zijn verraderlijk, dat heb je
ons eerder al eens verteld.’
Charlotte gaf haar een kruidendrank waardoor ze weer wat energie kreeg en
deed de mantel af. Met een verse rietstengel in haar mond ging ze opnieuw het
water in.
De draak had op haar gewacht en zodra hij haar zag begon hij weer met haar
te communiceren. ‘Ik heb deze planeet geschapen, samen met vijf andere draken.
Dat was voordat die zielige mensjes hier kwamen. Ik was degene die alle planten
en dieren heeft gemaakt,’ pochte de geest.
‘Als je zoveel macht hebt, begrijp ik niet dat die mensen je konden verslaan,’
zei ze.
‘Dat kon ook alleen maar omdat die vervelende gouden draak met me
gevochten had. Hij had het idiote idee dat mensen beschermd moesten worden,
in plaats van ze uit te roeien. Ik had al mijn magische krachten tegen die gouden
draak gebruikt. Die achterlijke mensen kwamen precies op het moment dat mijn
tegenstander vluchtte. Ze hebben wel ontzettend veel geluk gehad dat ik buiten
adem was. Daar hebben ze mooi misbruik van gemaakt,’ zei de drakengeest
kribbig.
Kamilia’s lichaam begon te trillen van de inspanning en ze werd weer omhoog
gehaald door Jordy en Valerio. De kou van de verschijning speelde haar parten
en bovendien ging het ademen door die rietstengel niet zo gemakkelijk.
Nadat ze weer op adem was gekomen en aan de anderen verteld had wat ze
van de draak te weten was gekomen, ging ze terug. ‘Waarvoor blijf je eigenlijk
in dit moeras? Ik kan me voorstellen dat je hier wilde wonen toen je nog leefde,
want het is een mooie plek. Maar nu hoef je toch niet meer hier te blijven? Als
geest kun je op doortocht gaan. Misschien reïncarneer je wel in een nog sterkere,
grotere draak.’
‘Je probeert mijn geheim te weten te komen,’ communiceerde de drakengeest
naar haar en ze voelde argwaan. ‘Ik vertel toch niet waar de eieren zijn.’
Het kan best zijn dat deze draak erg sterk was, maar ze is niet bijster
intelligent.
Na weer een adempauze kwam ze terug bij de schim.
De drakengeest was nu nog dichterbij gekomen en wachtte op haar alsof zij
haar meer wilde vertellen. Wordt dit te gevaarlijk? Ik moet oppassen dat ik haar
niet kwaad maak. ‘Ik dacht dat je een beker moest bewaken en wist niets van de
eieren af.’
‘Nee, aan een beker heb ik niets. Ik hoef niet over het water te kunnen lopen,
want ik kan zwemmen en vliegen.’ De drakenkop fronste en keek daarna
verbaasd. ‘Kan ik eigenlijk nog wel vliegen? Hè, het is best lastig als je geen
lichaam meer hebt, vind je ook niet?’
Denkt ze dat ik een geest ben en dat ik geen lichaam heb? Ziet ze me dan niet?
Plotseling drong het tot haar door dat de drakengeest haar alleen als een schaduw
zag. Ze moest omhoogkijken, tegen het licht in.
‘Die kelk ligt bij mijn rechterklauw, vlak naast mijn schedel. Ik hoef dat ding
niet, het is iets van mensen,’ communiceerde de drakengeest met een gevoel van
walging.
Direct gaf Kamilia dat telepathisch aan Warfield door. Even later hoorde ze
peddels van een kano in het water.
Ze besloot de drakengeest nog wat langer aan de praat te houden. ‘Ik begrijp
nog steeds niet dat die mensen je konden doden. Hoe hebben ze dat dan
gedaan?’
‘Twee magiërs hebben me bestookt met stenenregens en bliksemschichten.
Een ander liep over het water en kwam veel te dichtbij. Hij liet het gemene
hagelstenen regenen op mijn lijf.’ Een stroom van woede kwam haar tegemoet.
‘Ik was al gewond en verzwakt door die drakengevechten. Die andere draken
hebben me erin geluisd! Daardoor konden die mensen van me winnen.’
Kamilia kon het niet langer uithouden. Het ademen door een rietstengel was
knap lastig, ze kreeg het heel benauwd. Toen ze boven water kwam, kreeg ze van
Jordy te horen dat Vincento naar een ander eilandje moest omdat de klauw hier
een heel eind vandaan in het moeras lag. Robin was met hem mee en had de
kaart bij zich. Het kon even duren voordat ze daarheen gepeddeld waren.
‘Ik wilde de draak afleiden, maar kon het niet volhouden. Ik moet het water
weer in.’ Ze stond te bibberen aan de kant. Maar met een nieuwe rietstengel in
haar mond ging ze toch weer onder water, ze moest wel. Ze keek zoekend om
zich heen. Verdraaid! Ze zag de draak nergens meer. Er trok een naargeestig
gevoel door haar maag. Zij had vast de peddels gehoord en was achter de kano
van Vincento aangegaan. Ze ging haar eieren beschermen. Wat als ze Vincento
aanvalt? In paniek riep ze de drakengeest, maar kreeg geen antwoord meer. Ze
beet de rietstengel door.
‘Haal me naar boven!’ dacht ze naar Warfield. Proestend kwam ze boven en
werd uit het water geholpen.
Charlotte wees. ‘Kijk, die troebele plek in het water gaat achter de kano van
Vincento en Robin aan. Wat zou die draak hen kunnen aandoen?’
‘Dat weet ik niet,’ zei ze. ‘Haar eieren liggen daar. Ze is helemaal niet
geïnteresseerd in de kelk.’

Vincento — Een slok uit de kelk


Vincento zwom naar de klauw en in het weinige licht dat door het water heen
drong, zag hij de beker flauw glanzen. Hij lag dieper en verder in het moeras dan
hij eerst had vermoed. Hij wilde er zo snel mogelijk naartoe duiken, maar het
touw waar Robin hem aan vasthield, hield hem tegen.
Het was te kort. Hij worstelde onder water met de knoop van het touw en toen
hij die losgemaakt had, zwom hij verder langs de bodem. De afstand naar de
kelk was groot. Hij wist dat hij het niet lang meer zou kunnen uithouden onder
water. Binnenkort moest hij beslist naar boven om adem te halen.
Het lukte hem om de kelk van Toliano te bereiken. Hij wilde direct opstijgen
naar de oppervlakte, maar toen hij zijn blik omhoog richtte, voelde hij de
adrenaline door zijn lichaam gieren. Boven zich zag hij de paars-rode reptielen
zwemmen. Hun klauwen ploegden door het water en de staarten sloegen krachtig
heen en weer.
Plotseling voelde hij een alles doordringende kou. Het leek net of er een
watermagiër was die een bevriezingsspreuk over hem had uitgesproken. Hij
begreep er niets van, maar had geen tijd om te onderzoeken waar de kou
vandaan kwam. De sobedillen zouden hem verscheuren zodra hij bij hen in de
buurt zou komen. Hij zag maar één mogelijkheid en besloot die te gebruiken.
Alles gebeurde in een paar seconden. Vlak bij de gevaarlijke reptielen kwam
hij naar boven en dronk direct een slok water uit de kelk. Door de magie van het
artefact schoot hij verder omhoog en landde op het wateroppervlak. Daarna
rende hij zo snel hij kon tussen de reptielen door naar het eilandje waar Robin
zenuwachtig heen en weer liep.
Hij hoorde een paar misselijkmakende klappen vlak achter zich, van het
dichtslaan van de kaken. Vreemd genoeg misten ze hem allemaal.
‘Ha!’ riep hij en hij liet zich voorover op de grond vallen. Het duizelde hem,
maar de gedachte dat de sobedillen te traag waren geweest om hem echt te
kunnen bijten, zorgde voor een enorme opluchting.
Robin hielp hem overeind en sloeg haar armen om hem heen. Hij trilde nog na
van de spanning. ‘Rustig maar, Vincento, je bent nu veilig. Ik ben me lam
geschrokken toen ik een leeg touw omhoogtrok en die gevaarlijke beesten zag.
Hoe kan het dat ze zo traag reageerden?’
‘Geen idee, het leek wel of ze half bevroren waren.’
De reptielen dreven langzaam verder bij hun eilandje uit de buurt, alsof ze
door een onzichtbare hand vooruit werden geduwd.
‘Is er hier een Avatar aan het werk?’ vroeg Robin met ontzag in haar stem.
‘Ik heb geen idee. Maar allemensen, wat ben ik er blij mee! Ik begrijp niet hoe
ik langs ze heen ben gekomen.’
‘Slim van je om die beker te gebruiken zodat je over het water kon lopen. Dat
je daaraan hebt gedacht.’
‘Dat was mijn enige kans. Als alleen mijn hoofd boven water was gekomen,
omdat ik moest ademen, was het er nu afgebeten.’
‘Engerd!’ Robin rilde bij de gedachte.
De sobedillen verdwenen langzaam uit het zicht. ‘Zullen we maar gauw naar
de anderen gaan?’ vroeg Robin.
Ze stapten in de kano en peddelden zo snel ze konden naar de anderen terug.
Warfield, Valerio en Jordy liepen tegelijk naar hen toe en hielpen hen uit de
kano.
Ze voelden de bodem onder zich golven. ‘Ho, voorzichtig!’ riep Warfield. ‘Dit
eiland is niet zo sterk.’
Dat bleek. De voeten van Warfield zakten door de dunne bovenlaag weg en
werden overspoeld met bruinig moeraswater. Warfield greep de boomstam van
de enige boom vast en kneep even later met een vies gezicht zijn neus dicht voor
de stank van rotte eieren toen zijn voeten met een ploffend geluid boven water
kwamen.
Vincento werd door Kamilia omhelsd. ‘Je bent een held!’ zei ze. Hij zag de
bewonderende blik en kuste haar.

Kamilia — De zevenster
Even later zat Kamilia met de hele groep bij het boompje op de grond. Ze
hadden een wat rokerig vuurtje gemaakt van het riet en de lisdodden. Charlotte
had kruidenthee gezet waar ze een beetje van opknapte. Jordy haalde de
lunchpakketten tevoorschijn die de herbergier hen had meegegeven. ‘Ik had
misschien in trance gemoeten in plaats van steeds maar onder water te gaan om
met die geest te praten,’ zei Kamilia.
‘Nee,’ antwoordde Charlotte. ‘Je weet toch hoe gevaarlijk het is om dat te
doen? Bij Desta Morta had je er de grootste moeite mee om weer terug te
komen. Die witte draak was volgens mij behoorlijk gevaarlijk, zelfs als geest.’
‘Dat was de vierde al,’ zei ze. ‘De rode, de groene, de blauwe en de witte. Wat
ik alleen niet begrijp, is dat jullie hier op Chyndyro zo weinig weten van een
gouden en een zwarte draak. Op Laskoro is de gouden een god, maar waar is die
zwarte dan gebleven?’
‘Wees er maar blij om dat er hier maar vier drakengeesten waren,’ zei Jordy.
‘Ik heb verhalen gehoord over die beesten, ze waren stuk voor stuk bijna
onverslaanbaar.’
‘Een zwarte draak.’ Ze zag Vincento peinzend kijken. ‘Nee, daar weet ik niets
van.’
‘Maar je hebt nu wel de kelk,’ zei Warfield. Hij keek haar aan en vroeg: ‘Heb
je die beker gezien? Hij is wel mooi, maar om nou te zeggen dat hij zo bijzonder
is: ik zie het er niet aan af.’
Ze keek eens goed naar de kelk waar een afbeelding van de gouden schelp op
stond. Toen Jordy hem omhoogstak, zag ze het voorwerp oplichten, net zoals de
anderen gedaan hadden. ‘Het is het artefact. Pas op dat je hem niet verliest,
Jordy.’
Robin vertelde over de reptielen. ‘Ze kwamen plotseling uit de schaduwen van
de rietkraag tevoorschijn. Vincento kon zich nauwelijks redden. Dat lukte alleen
maar omdat hij uit de beker had gedronken en over het water naar mij toe kon
rennen. Ze waren trouwens heel traag geworden. Ik begrijp niet hoe dat kan.’
‘Ik wel,’ zei Kamilia. ‘De geest van de witte draak heeft ze bijna bevroren,
omdat ze haar eieren wilde verdedigen.’ ‘Kwam die kou door die draak?’ vroeg
Vincento verbaasd.
‘Ja, dat doet een geestverschijning met je. Ik krijg het altijd koud als er een
schim in de buurt is.’

Drie dagen later waren ze weer in Florente. Ze ging samen met Vincento en
Jordy op audiëntie bij Jack Toliano.
‘Jij moet de beker aan onze vader geven, Kamilia,’ zei Jordy. ‘Want als hij
hoort dat Vincento hem heeft opgedoken, geeft hij misschien de sterpunt nog
niet aan jou.’
Kamilia ging naar binnen en boog diep voor Zijne Edelheid.
‘Ah, daar bent u weer, met de kelk, zie ik. Maar eerst wil ik graag een verslag
over de gebeurtenissen bij Zemo.’
Ze vertelde hem van de gouden draak die gevochten had met de witte. ‘De
geest van de witte draak versprak zich waardoor ik de ligging van de kelk te
weten kwam.’
‘De gouden draak had haar verslagen?’ vroeg Jack Toliano verwonderd. ‘De
Avatars hebben ons na de strijd tegen de draken verteld dat de Gouden Draak
door hen gezegend is en dat hij een god is geworden. Een Avatar dus. Zijn naam
is Sesha. Maar hij heeft zich na die strijd nooit meer laten zien op Chyndyro.’
‘Waren er dan geen zes draken om te verslaan toen de dynastieën verdreven
waren van Eibor Risoklany, uwe Edelheid?’ vroeg ze zo beleefd mogelijk.
‘Dat weet ik niet, mevrouw Arras.’ De patriarch fronste. ‘Ik was toen nog niet
geboren en het staat nergens in de boeken vermeld.’
‘Neemt u mij niet kwalijk,’ zei ze. ‘Ik had niet door dat het al zo lang geleden
is.’ Ze hield de beker omhoog. ‘Hier hebt u de kelk van Toliano, uwe Edelheid.’
‘Dank u wel,’ zei de patriarch en hij nam hem van haar aan. ‘Zoals ik beloofd
heb, krijgt u van mij de zevende punt van de ster die op de tijdmachine hoort.’
Hij trok een lade van zijn bureau open en overhandigde haar de sterpunt.
Kamilia had nu natuurlijk heel blij moeten zijn. Dit was de sleutel die de weg
opende naar huis, maar ze voelde zich juist verdrietig worden. Wat is er met me
aan de hand?
‘Vincento en Jordy,’ zei de patriarch tegen zijn zonen. ‘Ik heb van de
bedienden gehoord dat de crypte schoon is en ze hebben verschillende
onderdelen van de tijdpoort onder het mos vandaan gehaald. Die liggen nu naast
de machine op de verhoging. Kunnen jullie mevrouw Arras assisteren met het in
elkaar zetten en het in werking stellen van de tijdpoort? Probeer eerst of de
raderen draaien, zonder de ster erop te zetten. Ik zou niet willen dat er iets
misging. Mevrouw Arras moet veilig kunnen reizen.’
‘Mag ik eerst nog even met Wieke spreken?’ vroeg Kamilia. ‘Ik wil graag iets
van Haar weten.’
‘Dat mag toch altijd, Kamilia,’ zei Jordy. ‘Ik breng je wel naar de Avatar toe.’
Toen ze de audiëntiezaal uit liep, keek ze nog even achterom. Ze zag dat de
patriarch Vincento meewarig nakeek. Ze voelde zich weer naar worden, haar
maag trok samen.

Later die middag daalde Kamilia met het hele gezelschap de trap af naar de
crypte. De groene en bruine aanslag was weg, de grijze stenen van de trap waren
nu goed te onderscheiden. Het rook er zelfs naar zeep. Haar vrienden waren
nogal stil toen ze bij de machine aankwamen. Dat was een ingewikkeld metalen
bouwwerk van raderen, lagers en ringen. Kamilia moest denken aan het
binnenwerk van een klok. De stilte werd alleen verbroken wanneer er gesproken
werd over waar het ene radertje op de machine moest passen en waar een lager
geplaatst moest worden. De kettingen werden tussen de tandwielen gespannen.
Warfield pakte de kan met olie waaraan een schenktuit zat. Helaas voor hem
kwam de olie met een straal uit de tuit lopen en spetterde de dikke vloeistof over
zijn hand. Toen hij zijn handen afveegde aan zijn haar, kwamen er ook smeren
olie op zijn gezicht.
Kamilia lachte. ‘O, Warfield! Je ziet eruit als een zwerver, een flierefluiter en
een vagebond. Zo ken ik je weer!’
De anderen lachten mee en gelukkig werd de sfeer daardoor wat minder
bedrukt.
De machine werd goed gesmeerd en uitgetest, voorlopig zonder ster. ‘Hij doet
het,’ zei Jordy. ‘Zie je? De sluizen gaan open en het water stroomt nu om de
steen heen, precies zoals het moet om de watermagie het werk te laten doen. Het
enige wat nu nog ontbreekt, is de ster.’
‘Dan moeten we die nu in elkaar zetten,’ zei Vincento. ‘Zullen we gaan
puzzelen?’
Kamilia pakte de zeven punten uit de buidel en legde ze op de vloer. Met z’n
allen bekeken ze de punten stuk voor stuk. De driehoekige vormen hadden
verschillende uitsparingen en uitstulpingen die op de een of andere manier in
elkaar gepast moesten worden. Na een tijdje zagen ze pas goed hoe dat moest.
Het laatste deel werkte als een sluitstuk dat met een klik op zijn plaats schoot.
‘Ik snap niet hoe ze die punten ooit uit elkaar konden halen,’ zei Charlotte.
‘Als je ze nu vastmaakt, kunnen ze volgens mij nooit meer los.’
‘Dat kan wel kloppen,’ zei Valerio. ‘De zevenster is door een meester-smid
gemaakt. Kijk, hier staat zijn merkteken. Zulke goede smeden heb je niet meer
tegenwoordig.’
Kamilia dacht wel te begrijpen hoe het kon dat de ster ooit uit elkaar gehaald
was. Dat was een ingreep geweest van de Avatars. Ze zei er maar niets over.
De ster werd op zijn plaats aan een as van de machine geschoven. De
schroefdop om hem vast te zetten werd op het laatst bevestigd door Vincento.
‘Wil je nu direct naar huis?’
Ze kromp in elkaar toen ze zijn trieste blik opving. Ze keek naar haar vrienden
die een beetje zielig haar reactie afwachtten. Zo wilde ze geen afscheid nemen.
‘Kan ik ook morgen vertrekken? Ik wil nog een nachtje blijven en morgen wil ik
graag nog met Wieke praten. Ik moet Haar nog iets vragen.’
Vincento fleurde helemaal op met het vooruitzicht dat ze nog één nacht bij
hem was.
Hoofdstuk 28
Vincento — Kwade trouw
Vincento lag op zijn rug in bed en staarde naar het plafond. Hij hield het houten
hoofdeind van het bed krampachtig vast. Een voor een ontspanden zijn
armspieren zich weer en lieten zijn handen de bedrand los. Hij draaide zich
langzaam op zijn zij. Daar lag Kamilia, zijn schat. Ze was in een diepe slaap
verzonken.
Hij dacht terug aan de afgelopen avond. Hij had zich weer heerlijk verliefd
gevoeld bij haar. Maar vandaag zou ze vertrekken. Hij kon haar toch niet zomaar
laten gaan?
Hij luisterde naar haar ademhaling, die als zoete muziek in zijn oren klonk.
Zo’n geweldige vrouw mocht niet uit zijn leven verdwijnen. Hij was nu al
jaloers op de Laskoriaan die haar als vrouw zou krijgen. Die zou er trouwens
genoeg problemen mee kunnen hebben, want Kamilia had duidelijk een eigen
wil. Haar wil was sterk genoeg om hem, een Magus van Toliano, af te wijzen. Ze
had gisterenavond tegen hem gezegd dat ze niet bij hem bleef. Terwijl ze toch
eerder had toegegeven dat ze graag met hem samen zou willen zijn en dat ze van
hem hield. Haar woorden echoden door zijn hoofd. ‘Hoe graag ik ook zou willen
blijven, het kan gewoon niet! Ik hoor niet in deze tijd en op deze plaats. Ik kom
uit de toekomst en daar moet ik weer naar terug.’
‘Ik geloof je niet,’ had hij opstandig geantwoord. Maar het was toen wel tot
hem doorgedrongen dat ze gelijk had. Kamilia had verzuchtend gezegd: ‘Ik weet
het ook niet zeker, schat. Daarom is het zo belangrijk dat ik met Wieke ga
praten. Zij kan mij vertellen of er echt geen enkele kans bestaat dat ik op
Chyndyro kan blijven. Als dat wel kan, wil ik graag bij je blijven, al hebben de
Avatars gezegd dat het gevaarlijk is. Ik laat mijn vrienden hier ook met tegenzin
achter. Maar mijn oma mist me vast heel erg.’
Hij stond voorzichtig op en kleedde zich zo zachtjes mogelijk aan. Hij sloop
het paleis uit en liep naar de tempel. Onderweg gleden er bittere tranen van
onmacht langs zijn wangen.
In het godshuis aangekomen, rukte hij een fakkel van de muur en liep
vastbesloten de trap af naar de crypte. Daar stond de machine van de magische
tijdpoort en de zevenpuntige ster zat er nu op. Hij was zo slim geweest om de
schroefdop maar tot de helft van de schroefdraad vast te draaien. Nu kon hij de
dop er nog af halen en dus ook de ster.
‘Kamilia is van mij!’ siste hij tussen zijn tanden door. ‘Ze mag niet uit mijn
leven verdwijnen. Het maakt toch helemaal niets uit of ze nu hier woont of op
Laskoro?’
Hij wist dat zijn vader een andere vrouw voor hem op het oog had, maar hij
wilde geen gearrangeerd huwelijk met een rijke koopmansdochter. Hij wilde
Kamilia, zij hoorde bij hem!
Zoekend keek hij rond naar een goede plek waar hij de zevenster en de
schroefdop kon verbergen. Hoe was het ook alweer? ‘De beste plaats om iets te
verbergen is in het volle zicht,’ had zijn moeder hem geleerd. Ineens wist hij het.
Als ik die ster op een andere ster plaats, vindt niemand hem. Hij klom de trap op
naar de tempel, verborg de ster en ging terug naar huis.
Iedereen sliep nog en hij stapte met een voldaan gevoel weer in bed.
Kamilia werd wakker. ‘Is het al ochtend?’ vroeg ze slaapdronken. ‘Moeten we
eruit?’
‘Neem me niet kwalijk, schat. Ik wilde je niet wakker maken, maar de natuur
riep me. Ik moest er even uit.’
‘Dat geeft niets, lieverd,’ zei Kamilia en ze kuste hem.

‘Straks gaan we eerst naar de Avatars,’ zei Jordy aan het ontbijt. ‘Daarna moeten
we naar de crypte en dan zit er niets anders op. Bij de tijdpoort moeten we dan
wel afscheid nemen van Kamilia.’
Vincento zag de anderen berustend knikken.
‘Ik ga zo even al mijn spullen bij elkaar zoeken. Ik moet precies de kleding
aanhebben die ik ook aanhad toen ik uit de fontein kwam in Sisiliah,’ zei
Kamilia.
Vincento stond tegelijk met Kamilia op van tafel om met haar mee te lopen.
Maar voordat hij bij de deur was, kwam zijn vader de eetzaal in.
‘Vincento, vandaag gaan we de vloot inspecteren in Tol. Jij bent mijn
opvolger en daarom wil ik dat je met mij mee gaat. Jordy kan wel alleen met
onze gasten naar de tempel gaan en ervoor zorgen dat mevrouw Arras door de
tijdpoort vertrekt.’
Zijn vader keerde zich naar Kamilia toe en schudde haar de hand. ‘Ik wil u
nogmaals bedanken voor de beker en wens u een goede thuiskomst.’
‘Ik dank u voor uw gastvrijheid, uwe Edelheid.’
Daarna draaide Jack zich om naar Kamilia’s vrienden. ‘Ik neem aan dat u
allen weer vertrekt? Mocht u zich bedenken en u aan willen sluiten bij mijn
leger, dan kunt u zich vervoegen bij de commandant. Ons garnizoen ligt aan de
noordkant van de stad.’
Vincento begreep dat zijn vader Kamilia van hem wilde scheiden en keek Jack
geërgerd aan. Maar hij besloot zijn spel mee te spelen. Kamilia kon toch niet
weg, de poort zou niet werken zonder de ster. Hij omhelsde haar en zei: ‘Het
spijt me, Kamilia. De plicht roept. Ik hoop dat je geen moeilijkheden meer zult
tegenkomen.’ Hij keek diep in haar ogen. ‘Ik wens je het allerbeste voor de rest
van je leven.’
Kamilia leek een beetje teleurgesteld. Ze kuste hem. ‘Vaarwel, Vincento. Ik
wens jou ook alle goeds.’
Daarna nam hij afscheid van de anderen. ‘Ik zal jullie nog wel zien wanneer je
in ons leger dienst neemt. Anders wens ik jullie allemaal een goede reis naar
huis. We hebben mooie avonturen beleefd met elkaar.’
‘Kom, we gaan,’ zei zijn vader.
Vincento liep achter hem aan in de richting van de stallen. Achteromkijkend
zag hij dat Kamilia de gang in ging om haar spullen uit de slaapkamer te halen.
Jammer, maar hij moest met zijn vader mee naar Tol. Als oudste zoon had hij zo
zijn verplichtingen. En als hij terugkwam was er nog genoeg tijd om Kamilia te
troosten. Hij zou met haar trouwen, of ze wilde of niet.

Kamilia — De tijdpoort
Kamilia en haar vrienden liepen de grote zaal van de tempel in.
‘Kamilia, is het goed dat wij met Jordy mee gaan naar het dak? Jij hebt
misschien even tijd nodig?’ zei Robin. ‘Jordy zegt dat je daarvandaan een mooi
uitzicht hebt over de stad.’
‘Ja, prima,’ zei ze. ‘Jullie hoeven niet op mij te wachten. We zien elkaar straks
wel weer.’ Ze liep de grote zaal in om met Wieke te spreken. Ze zette haar rugtas
op de grond, stak de kaarsen aan en zette die op het plateau. Daarna knielde ze
voor het beeld en zocht contact. Ze concentreerde zich op haar vraag. ‘Is het echt
onmogelijk om hier te blijven en met Vincento samen te zijn?’
Toen het antwoord uitbleef, pakte ze bijna als vanzelf de zirkonia in haar
handen en keek erin. Ze ging in trance en zag de vrouw in het harnas staan, met
een lans in haar linkerhand.
‘Kamilia,’ sprak Wieke, ‘door jouw komst op Chyndyro is er een scheur
ontstaan in het tijdcontinuüm. Jij hoort niet in deze tijd. Als je hier blijft zal de
hele geschiedenis veranderen.’
‘Wat bedoelt u daarmee?’ vroeg ze. ‘Kunt u daar een voorbeeld van geven?’
Ze zag dat de vrouw in het harnas opzij keek en hoorde een mannenstem. Het
was de kluizenaar in de blauwe mantel, de Avatar Ebolt. ‘We bedoelen dat het
tijdcontinuüm is verstoord. Als je hier blijft, is het mogelijk dat je nooit geboren
wordt. En als je nooit geboren bent, kun je hier niet zijn. Dan besta je niet. Maar
je bent hier, dus moet je ook geboren zijn. Dit veroorzaakt een tijdparadox.’
Ineens stond daar ook de witte, stralende adelaar: Aquila. ‘Kamilia, je moet
naar Laskoro terug. Laskoro heeft je in de toekomst nodig.’
Er kwam een checemerro, de manifestatie van Sibylla, de zaal in kruipen. De
slang richtte zich op en Kamilia keek haar in de blauwe ogen. Ze siste: ‘Als je op
Chyndyro blijft, kun je nooit meer naar je oma. Je moet nu kiezen. Hou je meer
van Vincento dan van je oma?’
‘Ik denk dat Vincento de grote liefde van mijn leven is.’
Ineens stond Leona voor haar. ‘Dat is alleen zo in deze tijd. Maar jij hoort hier
niet. Je bent hier in een ver verleden. Je zult vierendertigduizend en
negenentachtig jaar moeten leven voordat je jezelf hebt ingehaald. Al die tijd zul
je eruit blijven zien als zestien. Je kunt hier geen kinderen krijgen. Wanneer was
je laatste periode?’
Kamilia realiseerde zich dat ze geen menstruatie meer had gehad sinds ze op
Chyndyro was gekomen. Misschien was het echt zo dat ze niets ouder was
geworden, nadat ze uit de fontein naar boven was gesprongen in Sisiliah.
Ze zag Gratia, de oude heks. ‘De grote liefde van jouw leven woont op
Laskoro. Dat is Vincento niet. Die krijgt hier op Chyndyro een andere geliefde.
Daar is hij beter mee af, want van haar kan hij wel kinderen krijgen.’
Sperata, de godin in de jurk met lotusmotieven, zei: ‘Als je hier blijft, zul je
alles om je heen zien veranderen. Geliefden zullen sterven en hele
bevolkingsgroepen zullen worden uitgeroeid, zonder dat jij er iets tegen kunt
doen. En als je jezelf hebt ingehaald, ben je nog steeds zestien jaar. Dat wil je
toch niet?’
Kamilia werd duizelig als ze daaraan dacht. ‘Als ik nu terugga naar Laskoro,
waar kom ik dan terecht? Is mijn oma me al erg lang aan het zoeken?’
‘Kijk in de kristallen bol die je van Phyllis Morane hebt gekregen,’
antwoordde Wieke. ‘Stel je voor dat je op precies dezelfde tijd en op precies
dezelfde plaats bent als toen je wegging. Hou de bol in je handen en stap de
tijdpoort door.’ Ebolt zei: ‘De cadeaus die je op Chyndyro hebt ontvangen, zijn
een geschenk van de avatars. Je mag ze meenemen naar je eigen tijd.’
‘Goed,’ zei Kamilia. ‘Als het zo in elkaar zit, ga ik naar huis!’ Ze kwam
langzaam terug uit haar trance en stond voorzichtig op. Ze borg de zirkonia
zorgvuldig op in het buideltje en pakte haar rugtas op van de vloer. Toen ze in de
tempelzaal rondkeek, zag ze alleen de beelden van Wieke en Ebolt. De andere
Avatars waren verdwenen.
Ze ging naar buiten en liep naar de begraafplaats in de tuin naast de tempel.
Daar ging ze op een bankje zitten, vlak bij het graf van de moeder van Vincento
en Jordy. Ze vond het een vredige plek en die grafsteen schitterde mooi. Het was
net alsof er iets was veranderd sinds haar vorige bezoek. Dat komt vast doordat
ik zelf veranderd ben en doordat ik nu zeker weet dat het de allerlaatste keer is
dat ik hier ben.
Haar vrienden kwamen terug van het tempeldak. ‘Het uitzicht was echt
prachtig,’ zei Robin terwijl ze naast haar plaatsnam. ‘We hebben de hele stad
Florente kunnen zien. De lucht was zo helder dat we zelfs de legertenten van het
garnizoen in de verte zagen staan. Maar we gaan ons daar niet inschrijven.’
‘Nee,’ zei Warfield. ‘Robin en ik gaan terug naar Sisiliah.’ ‘En ik ga terug naar
mijn broer Ricardo in Yoku,’ zei Valerio. ‘Ik neem dienst bij Morane.’
‘Maar Valerio gaat eerst met mij mee naar mijn ouders,’ zei Charlotte. ‘Als zij
het goed vinden, gaan we daar trouwen.’
‘Als Raven het goed vindt, trouwen Robin en ik in de tempel van Sisiliah,’
vertelde Warfield. ‘Hij zal me nu toch wel vergeven hebben dat ik die appels had
gestolen?’
‘Tjonge,’ zei Jordy, ‘wat een reis allemaal teweeg kan brengen. Ik denk dat ik
ook maar eens op reis ga, misschien vind ik dan een leuke bruid voor mijzelf.’
‘Vast wel,’ zei Kamilia. ‘Ik denk dat er erg veel jongedames zullen zijn die
met jou willen trouwen. Je kunt ze waarschijnlijk gewoon uitkiezen. Zal ik voor
je in de kristallen bol kijken?’
‘Nee,’ zei Jordy, ‘dat zou de verrassing wegnemen!’ ‘Het is alsof ik Warfield
hoor praten. Die zegt dat ook als ik aanbied om voor hem te kijken.’ Ze was er
blij om dat ze weer wat plezier kon maken, dat gaf een beetje lucht. Het afscheid
viel niemand licht en het kwam steeds dichterbij.

Nadat ze de trappen waren afgedaald naar de crypte, ging de eerste blik van
Kamilia direct in de richting van de machine en de as waarop de zevenster moest
zitten. Ze verstijfde en de paniek sloeg onverbiddelijk toe. ‘Waar is de ster?’
Charlotte en Valerio zochten in het water om de stenen verhoging, maar
vonden niets. Charlotte veegde haar natte handen aan haar jurk af en keek haar
medelijdend aan. ‘Wie heeft de zevenster gestolen?’ riep Warfield. ‘Wie heeft dat
op zijn geweten?’
‘Iemand die Kamilia niet wil laten gaan,’ zei Robin. ‘Zonder die ster kan ik
niet naar huis. Nu moet ik vierendertigduizend en negenentachtig jaar wachten
voordat ik weer thuiskom!’ Kamilia wrong haar handen in elkaar.
‘Vierendertigduizend en negenentachtig jaar?’ Jordy keek haar verbaasd aan.
‘Waar haal je dat nou ineens vandaan? Zo zie je er niet uit, hoor.’
‘Dat hebben de Avatars tegen me gezegd.’ Kamilia snikte en sloeg beide
handen voor haar ogen. De tranen rolden over haar wangen. ‘Als ik hier blijf
word ik al die tijd niet ouder. Ik moet naar Laskoro terug, maar nu kan het niet
meer.’
Jordy klakte met zijn tong. Hij voelde aan alle raderen van de machine, maar
vond niet wat hij zocht. ‘Hij heeft hem vast ergens verstopt.’
‘Wie heeft de ster verstopt?’ vroeg ze. ‘Weet jij wie het gedaan heeft?’
‘Ik weet het niet zeker, maar ik vermoed dat Vincento erachter zit. Die wil
natuurlijk niet dat je weggaat.’
‘Ja, hallo!’ zei Warfield. ‘Er is er hier niet één die wil dat Kamilia weggaat,
zelfs Kamilia niet.’
‘Ik wil wel weg,’ fluisterde ze met hese stem. ‘Nu ik heb gehoord wat de
gevolgen zijn, kan het niet anders.’
Charlotte sloeg haar armen om haar heen en klopte haar geruststellend op haar
rug.
‘Nu ben ik vervloekt!’
‘Kop op, nooit de moed opgeven!’ zei Jordy. ‘Vincento zal de ster niet hebben
meegenomen, want dat zou in de gaten lopen. We zoeken net zo lang totdat we
hem teruggevonden hebben.’
‘Ik vond hem al zo vreemd doen bij dat afscheid in de eetzaal,’ zei Warfield.
Ze bespraken een plan om de ster te zoeken. Jordy zou het paleis en de stallen
uit laten kammen door de bedienden. Hij zou zelf gaan zoeken in de slaapkamer
van Vincento en in alle vertrekken waar zijn broer de laatste tijd was geweest.
Charlotte ging samen met Valerio in de stad zoeken, ze zouden in alle straten
kijken waar ze de laatste tijd met Vincento door waren gelopen. Misschien had
hij de ster daar ergens achtergelaten. Bij de winkeltjes op de brug bijvoorbeeld.
‘Kamilia, dan blijf jij met Warfield en Robin bij de tempel. Jullie zouden dan
de tempel kunnen doorzoeken,’ zei Jordy. ‘We verzamelen ons over twee uur
allemaal bij het graf van mijn moeder om verslag te doen.’
Kamilia keek dankbaar naar haar vrienden. Ze droogde haar tranen af en liep
weer naar boven.
Ze zocht in alle zalen van de tempel en bekeek schilderingen van
mythologische thema’s aan de binnenkant van het tempeldak. Ze vond
afbeeldingen van alle draken en van alle Avatars, maar ze had er weinig zin in
om de taferelen uitgebreid te bestuderen. Ze voelde zich verraden door Vincento.
Als ik hier moet blijven, zal ik niet met hem trouwen. Dan ga ik naar Yoku. Bij
Morane kan ik vast wel terecht. Wat een rotstreek … Ze realiseerde zich nu dat
Vincento alle problemen uit de weg was gegaan door met zijn vader mee te
reizen naar Tol. Zijn vader had hem die kans geboden en hij had hem maar wat
graag aangenomen. Hij heeft de ster toch zeker niet meegenomen naar Tol? Ze
was er niet gerust op en probeerde de opkomende brok in haar keel weg te
slikken.

Kamilia had op het bankje in de tuin van de tempel plaatsgenomen, ze staarde


moedeloos naar het pad. Eindelijk kwamen de anderen terug. Ze waren veel
langer weggebleven dan de afgesproken twee uren. Het was al bijna avond.
Kamilia zag aan hun bedrukte gezichten dat ze de ster niet gevonden hadden.
‘Hij was niet in het paleis,’ zei Jordy.
‘Wij hebben hem in de tempel niet gevonden,’ zeiden Warfield en Robin. ‘En
we hebben zelfs nog op het koepeldak gezocht.’
‘Hij lag in geen enkele straat waar we de laatste tijd door gekomen zijn,’ zei
Charlotte. ‘We hebben het zelfs aan een paar mensen gevraagd, maar die wisten
niets van een zevenster.’
‘Bij de winkeltjes lag hij ook niet,’ zei Valerio.
‘Zou hij hem dan toch hebben meegenomen naar Tol?’ vroeg ze aan Jordy.
‘Dat lijkt me sterk. Als vader dat doorkrijgt, hangt hij. Mijn vader wilde juist
graag dat je zou vertrekken, Kamilia. Hij ging ervan uit dat hij na je vertrek de
tijdpoort weer zou kunnen gebruiken. De ster zat er al op. Ik weet niet wat
Vincento ermee heeft gedaan.’
‘Wacht eens even,’ zei Charlotte. ‘Ik heb een idee. Kun je in de kristallen bol
kijken? Misschien laat die zien waar de ster is.’
‘Het valt te proberen.’ Kamilia maakte haar rugzak leeg en zat met de bol in
haar handen. Ze concentreerde zich op wat ze daarin zag. ‘Ik zie helemaal niks,’
zei ze even later. ‘Ik zie alleen deze tuin en de grafsteen.’
‘Hier is de ster!’ zei Robin plotseling.
Kamilia schrok daar zo van dat ze de bol uit haar handen liet vallen.
Warfield ving hem nog net op tijd op en gaf hem aan haar terug. Hij keek haar
veelbetekenend aan.
‘Kijk dan hier, op dit graf,’ hoorde ze Robin gillen van opwinding. ‘Die ene
ster is anders. Hij ligt veel hoger dan die andere sterren op de deksteen.’
Jordy liep naar het graf van zijn moeder. ‘O, wat is dat dom van mij. Ik had
het kunnen weten. Vincento was gek op zijn moeder. Zij zei altijd: “De beste
plaats om iets te verbergen, is in het volle zicht”, en dat vond Vincento geweldig.
Hij heeft het hier toegepast. Knap van je, Robin, dat je dat zag.’
Kamilia was zo opgelucht dat ze het artefact in handen had, dat ze weer kon
lachen. Nu kon ze de Avatars toch helpen om het tijdcontinuüm te herstellen. Als
de tijdpoort nu maar goed werkt …
Jordy zette de ster op de as van de machine en hij schroefde de dop er stevig op
totdat er een klik klonk. Hij probeerde de dop terug te draaien, maar dat lukte
niet meer. ‘Die zit goed vast!’ zei hij. ‘Nu kan niemand hem er nog afhalen.’
Kamilia trok haar zware heksenmantel aan, controleerde of de veters van haar
laarzen goed vastzaten en deed de hoed op haar hoofd. Ze voelde aan de
buideltjes van haar ceintuur. Alles leek in orde te zijn.
‘Nee, zo kun je niet bij je oma terugkomen,’ zei Charlotte. ‘Die hoed zit
helemaal in de kreukels.’ Ze hielp haar om de hoed weer in model te krijgen.
Kamilia omhelsde haar om afscheid te nemen. ‘Dank je wel voor alles wat je
voor mij en de groep hebt gedaan,’ zei ze. ‘Pas maar goed op je ridder.’
Warfield hielp haar om de kristallen bol uit de rugtas te halen. Hij deed dat zo
voorzichtig dat ze moest lachen en nam de bol van hem over. Ze legde hem
voorzichtig op de vloer en vloog Valerio om zijn nek en daarna Warfield en
Robin en als laatste Jordy. ‘Ik zal jullie nooit meer vergeten. Dank jullie wel
voor alle hulp.’ Ze gaf Warfield een handvol florijnen. ‘Dat is voor het eten en
drinken dat jij voor mij hebt betaald in de herberg in Sisiliah, bij de fontein. Ik
ben je eeuwig dankbaar.’
Hij bloosde ervan.
‘Pas goed op elkaar,’ riep ze. ‘En Jordy, jij vindt vast een heel lieve vrouw. Jij
bent van de Toliano’s de allerbeste. Ga maar eens met Wieke praten.’
Ze bond haar rugzak stevig om, pakte de kristallen bol met beide handen vast
en ging voor de ster staan. Ze keek geconcentreerd in de bol. Hij begon op te
lichten. Uit haar ooghoek zag ze dat Jordy aan het grote rad draaide. Ze hoorde
het water naar binnen stromen, de sluizen stonden open. Plotseling straalde de
zevenster met een felle witte gloed. Er kwam een grote lichtpoort van vlak voor
haar. Ze deed een stap naar voren en haar omgeving vervaagde.

Jordy — De ingreep van de Avatars


Van schrik sprongen ze allemaal achteruit. De ster versplinterde vlak voor
Jordy’s gezicht en sprong in duizenden stukjes uit elkaar. Een van de splinters
trok een bloederige snee in zijn wang.
Toen hij een beetje van de schrik bekomen was, zag hij de anderen verbijsterd
om zich heen kijken. Kamilia was weg, de ster was kapot en de machine draaide
almaar langzamer. Het water om de vlonder stroomde steeds minder snel en
bleef ten slotte stilstaan. De sluizen gingen dicht.
Charlotte vloog hem te hulp en depte de wond op zijn wang. Ze smeerde er
een beetje zalf op en zei: ‘Zo, dat valt wel mee. Als er al een litteken van komt,
maakt dat je gezicht alleen maar interessanter. Ze keek om zich heen. ‘Ging er
verder nog iets verkeerd?’ vroeg ze bezorgd.
‘Dat denk ik niet. Volgens mij ging Kamilia de tijdpoort in.’
‘Maar die ster dan? Waardoor ging die kapot?’ vroeg Valerio. ‘Het leek wel
alsof hij ontplofte!’
‘Dat weet ik niet,’ zei Jordy. ‘Het is jammer voor jullie, maar nu zul je toch
lopend of te paard naar je bestemming moeten reizen. Of blijven jullie toch
liever hier?’
‘Nee,’ zeiden ze allemaal. ‘Wij gaan weg.’
‘Maar jullie lusten toch nog wel iets te eten? Eén nacht meer kan toch wel?’
vroeg hij smekend.
‘Nee,’ zei Valerio. ‘Ik vind het jammer voor je en je bent een goede vriend,
maar ik wil hier niet meer zijn als Vincento terugkomt.’
Ze liepen in een ganzenpas langs de wenteltrappen naar boven. Jordy nam
afscheid van iedereen en zwaaide hen alle vier uit. Ze verdwenen als grijze
schimmen in de schemerige avond. Blijkbaar zochten zijn vrienden nu liever een
herberg om te overnachten. Dat ze Vincento niet tegen het lijf wilden lopen, kon
hij wel begrijpen.
Nu hij toch hier in de tempel was, moest hij de knoop direct maar doorhakken.
Hij wilde Wieke nog wat vragen. Hij liep naar het beeld en stak een kaars aan.
Daarna knielde hij voor haar op het bankje. Hij had een heel persoonlijke
vraag...
Hoofdstuk 29
Kamilia — Het gesprek met de schim
Het felle licht van de tijdpoort verblindde haar. Kamilia kreeg het gevoel alsof ze
werd opgepakt door onzichtbare handen. Daarna werd ze weggeslingerd. Ze
draaide met misselijkmakende snelheid in een spiraalbeweging rond, een gat in,
door een uit licht bestaande cilinder, tollend naar beneden. Al vlug werd het haar
te machtig en verloor ze het bewustzijn.

Langzaam kwam ze weer bij kennis en deed voorzichtig haar ogen open.
Ze draaide behoedzaam haar hoofd en keek om zich heen. Nog steeds een
beetje draaierig kroop ze naar de rieten stoel, die vlak naast haar stond. Ze trok
zich omhoog en ging erop zitten, zette haar ellebogen op de tafel en leunde erop
met haar hoofd steunend op haar beide handen. Geleidelijk verdween de
duizeligheid. Enigszins versuft keek ze rond en zag de kristallen bol tegen een
tafelpoot liggen. Hij was nog heel. Ze pakte hem voorzichtig van de vloer en
legde hem op de tafel.
Is het echt waar? Is dit de waarzegtent van Fidelity? Voorzichtig stond ze op
uit de stoel, zette haar rugzak op tafel, wikkelde de lappen om de bol heen en
stopte hem weer onder in de rugzak. Daarna deed ze haar andere spulletjes
erbovenop. Die had ze allemaal nog.
Ze liep de tent uit en keek om zich heen. Het was echt waar. Ze stond voor de
blauwe tent met de zilveren sterren. Hoe is dat mogelijk?
Een eindje verderop zag ze oma’s huis en het kippenhok. De bakkerswagen
was gesloten. Fidelity moest al naar huis gegaan zijn voor het avondeten, het
was laat in de middag aan de stand van Atlas te zien. Voorbij het huis van oma
was het moeras en het pad met de boomstammetjes. Er zweefden geesten boven
het water, maar ze zweefden te ver weg om te zien wie het waren.
‘Kamilia, kom je eten?’
Oma! Ze herkende die stem uit duizenden en kreeg een warm gevoel
vanbinnen. Gelukkig. Ze was weer thuis. Maar welke tijd was het nu? Zou oma
haar hebben gemist of was ze op precies dezelfde tijd teruggekeerd als waarop
de tijdreis begon?
Toen ze naar de deur liep, zag ze dat de verkooptafel van oma al helemaal was
leeggeruimd. De kussentjes en kleedjes lagen al binnen. Ze liep het huis in en
rook de bloemkool met kaassaus en de gebraden hamlappen met ui direct. ‘O,
oma, wat ruikt dat lekker!’ Ze zette haar rugtas in een hoek van de kamer. Ze liep
naar haar oma en omhelsde haar. ‘Hebt u me gemist? Ben ik lang weggeweest?’
‘Hè, Kamilia, ben je weer aan het fantaseren? Je bent helemaal niet
weggeweest. Je zat toch gewoon in de tent.’
‘Mm, lekker, bloemkool uit de moestuin.’ Ze snoof de geur op en hielp met
het dekken van de tafel. Ze was dus op dezelfde tijd en plaats teruggekeerd. Dat
was geweldig!
Even later zaten ze gezellig samen te eten.
Haar oma keek haar onderzoekend aan. ‘Ik zie het nu pas, maar dat
heksenkostuum had weleens in de was gemogen. Zo te zien is het toch wel
aardig versleten. Zal ik maar een ander heksenkostuum voor je maken?’
‘Ja, graag, dat zou ik heel fijn vinden, oma. Dan houden we dit als
herinnering.’
Na het eten ging ze even in bad en vervolgens dook ze vroeg het bed in. De
reis door het verleden had haar meer geraakt dan ze had gedacht.

Kamilia sliep lang uit. Ze was wel even wakker geworden maar had zich nog
eens omgedraaid. Na wat ze meegemaakt had, nam ze nu de tijd om helemaal tot
rust te komen.
Toen ze opgestaan was, zag ze oma bij het kippenhok. Even later kwam ze
met verse eieren het huis in. Onwillekeurig dacht Kamilia aan de vele
overnachtingen in herbergen, waar ze vaak versgebakken eieren had gegeten bij
het ontbijt. Met weemoed dacht ze aan Warfield, die kwam hier niet op haar deur
bonzen om haar te wekken. Zou hij al op weg zijn naar Sisiliah?
‘Zal ik er een paar bakken?’ vroeg ze.
Oma zette borden neer en smeerde een stel broodjes die ze van Rogier
gekregen had. Kamilia zag haar glimlachen toen de eieren lagen te sputteren in
de koekenpan.
Even later aten ze samen broodjes met gebakken ei en Kamilia nam ook
cornflakes met verse melk. Dat is lang geleden. Ze keek haar oma aan en een
tevreden gevoel overspoelde haar. Hier was haar thuis.
Nadat ze ontbeten hadden, zei oma: ‘Wil je ook koffie, of liever thee?’
‘Liever koffie. Ik ben bijna vergeten hoe dat smaakt.’ ‘Doe niet zo gek. We
hebben gisteren ook samen koffiegedronken.’ Oma haalde haar schouders op.
‘Van wie is die rugtas eigenlijk? Heeft iemand hem gisteren in de tent laten
staan?’
‘Nee, die is van mij. Ik heb hem gekregen van Raven Ming.’
‘Wie is dat? Is het een van de klanten? Heb je hem de toekomst voorspeld?’
‘Eh, ja, eigenlijk wel. Maar dan wel een heel verre toekomst.’
Oma schudde haar hoofd. ‘Je praat in raadsels, kind.’
Natuurlijk snapte oma hier niets van, maar hoe moest ze het aan haar
uitleggen? Dat ging gewoon niet.
‘Hoeveel hebben we gisteren verdiend? Heeft Fidelity het al doorgebeld? En
wat hebt u verdiend met uw kussentjes en kleedjes?’
‘Ik heb hier honderdtwintig ponden en twaalf penny’s,’ zei oma. ‘En dat
allemaal door kussentjes en kleedjes te verkopen. Dat was een goed idee. Als het
circus weer vertrokken is, kunnen we best eens samen een reisje gaan maken
naar een grote stad. Dan hebben we ook eens vakantie. Jij mag uitzoeken waar
we heen gaan. Je hebt toch nog een paar weken vrij van school.
Dat klonk als een goed plan. Maar naar welke stad ze dan zouden gaan? Daar
moest ze nog eens goed over nadenken.
‘Ik ga maar weer mijn heksenkostuum aantrekken. Fidelity kan weleens snel
voor de deur staan.’
Even later kwam ze de huiskamer weer in, als heks gekleed. Ze voelde in de
buideltjes, die aan haar ceintuur hingen. Daar zat het kompas nog in en ook de
zandloper, die ze van Patricia Ming had gekregen. Die haalde ze er allebei uit en
ze zette de voorwerpen op tafel. Het bergkristal, de zirkonia en de tarotkaarten
legde ze ernaast. Er zat zelfs nog een handje florijnen in de buideltjes.
Oma trok verbaasd haar wenkbrauwen op.
‘Kijk oma. Dit zijn echte florijnen. Die heb ik nog over van het geld dat ik
verdiend heb bij Baksy in Haya. De rest heb ik aan Warfield Arras gegeven. U
mag het bergkristal weer terug hebben, want ik heb nu een zirkonia. Samantha
Lyoncourt zei dat het de steen was die bij mij hoorde. Dat klopt ook wel, want
het werkt beter dan bergkristal. Ik zie er veel meer in.’
Ze zag dat haar oma grote ogen opzette.
‘Wat is er, oma? U kijkt alsof u een geest ziet.’ Oma zei niets, ze trok met haar
mond.
Kamilia pakte de rugtas op en begon hem uit te pakken. De jurk en de
nachtpon die ze van Ming had gekregen lagen natuurlijk bovenop, maar er bleek
een appel tussen te zitten. Ze wist niet meer wanneer ze die erin had gestopt. Hij
was aan het rotten. Ze bracht hem met een vies gezicht naar de vuilnisbak.
Toen ten slotte de kristallen bol uit de tas tevoorschijn kwam hield oma het
niet meer stil. ‘Kamilia! Waar heb je al die dure spullen vandaan? Je hebt toch
niet gestolen?’
‘Nee, natuurlijk niet, oma, ik ben geen dief! Dit heb ik allemaal gekregen. De
kristallen bol kreeg ik van Phyllis Morane en ze was verbaasd over wat ik erin
zag. Maar ja, ik heb ook een paar weken les gekregen in geestmagie.’
Ze hoorde de keukendeur dichtgaan en draaide zich om. Fidelity kwam
binnen. ‘Goedemorgen. Jij wilt vast weten hoeveel we hebben verdiend,
gisteren. Het was vijftig pond en zestien penny’s. Dat is niet gek voor een
middagje werk, hè?’
‘Ja, dat is best wel veel. Dan hebben we ieder dus vijfentwintig pond en acht
penny’s als we het eerlijk delen.’
‘Dat was toch de afspraak? Gaan we vanmiddag weer verder met
waarzeggen?’ vroeg Fidelity. ‘Ik heb van mijn vader drie grote kratten cakejes
met geglazuurde sterren gekregen. Die mag ik bij de tent verkopen. Dan
verdienen we misschien nog wat extra.’
Kamilia hoorde het aan. Fidelity was weer eens aan een van haar
spraakwatervallen begonnen en was moeilijk te stoppen.
‘Wat vind je van mijn haarlinten? Ik heb maar linten in mijn haar gedaan en
vlechtjes, anders zie ik er steeds hetzelfde uit. Dit is wel leuk voor een prinses,
vind je niet? Tjonge, wat is er met jouw mantel gebeurd? Ben je ermee in het
moeras gevallen gisterenavond? Je moet hem na het circus maar naar de stomerij
brengen.’
Kamilia stopte haar spullen weer in de rugtas.
‘O, hoe kom je aan die bol? Dat is net een echte waarzegbol. Dat ziet er nog
veel beter uit dan een stukje bergkristal.’
Kamilia keek haar oma aan. ‘Ik leg het allemaal nog wel uit, oma. U hoeft
zich echt geen zorgen te maken.’
Haar oma knikte beduusd.
Kamilia liep samen met Fidelity naar de tent. Over een halfuur zou ze weer
Madam Kamilia zijn.

Na de eerste drie klanten werd het druk bij de waarzegtent. Met de kristallen bol
en de zirkonia werd het voorspellen een stuk gemakkelijker. Soms kwam er een
geest met een klant mee. Nu ze met geesten kon communiceren, bracht ze hun
boodschappen aan de nabestaanden over, waarna de geest op doorreis kon.
Haar klanten reageerden op dezelfde manier als Nikos gedaan had toen ze
hem de boodschap van zijn overleden vrouw doorgaf. De magie die ze gebruikte
om met geesten te communiceren, kostte haar veel energie, maar ze wilde het
volhouden. Ze had het gevoel dat ze er iets goeds mee deed, wat bevestigd werd
door de dankbaarheid van de klanten.
Af en toe hoorde ze Fidelity bij de ingang van de tent met de mensen praten.
Haar vriendin verkocht alle sterrencakejes en in de pauze haalde ze broodjes
voor hen bij de bakkerswagen.
‘Lukt het?’ vroeg Fidelity bezorgd. ‘Je ziet er moe uit.’ ‘Het gaat wel. Zijn de
klanten tevreden?’
‘Heel erg,’ zei Fidelity. ‘Ze zeggen dat ik te weinig geld vraag voor een
consult. Maar dat is vreemd, want het is toch een circusact?’
‘Ik geef soms boodschappen door aan nabestaanden. Ze hebben wel gelijk, dat
is eigenlijk niks voor een circus. Het is meer het werk van een medium.’
‘Oei, wat eng! Kun jij echt met geesten praten? Ben jij een medium?’
‘Ja, ik kan de geesten zien en horen en ook nog met ze praten. Mijn oma zei
altijd dat ik aan het fantaseren was, maar dat is niet zo. Ik kan het echt.’
‘Maar ben je dan geen waarzegster?’
‘Dat ook. Ik zie voorstellingen in de glazen bol en in de zirkonia. Daardoor
kan ik ook antwoord geven op vragen over de toekomst, maar of dat echt
allemaal uit zal komen, weet ik niet. De toekomst is moeilijk te voorspellen, daar
heeft iedereen zelf invloed op. Het is niet zo dat je lotsbestemming al helemaal
vaststaat, natuurlijk.’
‘Maar dat is toch vreselijk moeilijk.’ Fidelity fronste. ‘Dat is waar. Je moet er
veel voor leren en het kost behoorlijk wat energie.’
‘Wat moet je dan leren?’
‘Je moet je openstellen voor je gave en veel op je intuïtie afgaan. Als je met
geesten praat, zit je op een ander energieniveau, daar krijg je het koud van en het
kost veel kracht. Dat soort lessen leer je niet op school.’
‘En waar leer je dat dan wel?’
‘Dat wil ik je wel vertellen, maar daar is de pauze te kort voor.’
Fidelity moest lachen. ‘Wat ben jij ineens ernstig.’
De pauze was voorbij en ze gingen verder met hun circusact, maar aan het
eind van de middag kwam Fidelity bij Kamilia aan tafel zitten. Ze was nu nog
nieuwsgieriger. ‘Vertel!’
‘Ik heb dit geleerd uit heel oude boeken met magische spreuken en van
magiërs die mij leerden hoe ik met geesten moet communiceren,’ zei Kamilia.
‘Je moet op het bewustzijnsniveau van de geesten gaan zitten, dan kun je met ze
praten. Ik zie ze ook in de bol. Weet je, ik heb zelfs met geesten van draken
gesproken.’
Fidelity keek haar met open mond aan. Even later lag ze in een deuk.
‘Serieus? Maar dat geloof ik echt niet, hoor! Je bent natuurlijk aan het
fantaseren.’
Kamilia haalde haar schouders op. Ze kon zich wel voorstellen dat Fidelity dit
allemaal te ver gezocht vond. Enigszins teleurgesteld zei ze: ‘Je wilde toch
weten waar ik het geleerd had? Nou, dan weet je dat nu.’
‘Ik vind het heel knap van je, Madame Kamilia.’ Kamilia schoot in de lach en
stond op uit haar stoel. Gearmd liep ze met haar vriendin naar het huis van oma.
Aan de tafel telden ze het geld. ‘We hebben nog meer verdiend dan gisteren,’
zei Fidelity.
‘Zullen we morgen maar een vrije dag nemen? Ik ben doodop.’
‘Dat is goed. Zullen we dan samen nog een keer naar de circusvoorstelling
gaan kijken? Verder is er hier in Tulle toch niet veel te doen in de
schoolvakantie.’

De circusvoorstelling viel Kamilia tegen. Bij de act van de acrobaten moest ze


steeds aan Robin denken. Die had de capriolen die hier werden opgevoerd ook
heel gemakkelijk kunnen doen.
De vuurvreter had een truc nodig om vuur te kunnen spugen, terwijl Nikos
gewoon met zijn staf kon zwaaien en er een vuurbal tevoorschijn kwam.
De clown deed haar denken aan Warfield. Ze moest glimlachen toen ze aan
hem terugdacht en ze lachte hard toen de clown onbedoeld over zijn eigen
schoenen struikelde, zonder dat het bij de ingestudeerde act hoorde.
Ze vond dat de jongleur lang zo knap niet was als Vincento en andere
charismatische magiërs. De magiërs op Chyndyro hadden allemaal iets
ondefinieerbaars dat hen erg aantrekkelijk maakte. Dat miste deze jongleur.
Haar gedachten dwaalden af. Zou ze op Laskoro ooit nog verliefd worden? Er
waren hier zo weinig mannen. Hoe kwam het eigenlijk dat er hier drie keer
zoveel meisjes geboren werden dan jongens? Op Chyndyro was de man-
vrouwverhouding in evenwicht geweest. Als ze de kans kreeg, moest ze toch
eens uitzoeken of er op Laskoro ook nog tempels waren. Dan kon ze aan de
Avatars vragen hoe die verstoring in het evenwicht was ontstaan.
Kijk eens, wat een lief veulentje!’ hoorde ze Fidelity zeggen. ‘Zou die hier
geboren zijn?’
‘Ik denk het wel.’ Ze keek opzij naar Fidelity die naast haar op de tribune zat.
Ze zag haar vertederd naar het jonge dier kijken. Het veulentje liep een rondje
door de piste, samen met de merrie. Daarna kwam de paardenact. Die was wel
mooi, maar ze vond nu toch dat Frederika en Jarmila beter konden paardrijden
en veel betere stunts konden uitvoeren op hun dravende paarden. Er was in deze
piste ook te weinig ruimte om echt snelheid te maken.
Fidelity vond het erg leuk om al de circusacts nog eens te zien en daar genoot
Kamilia op haar beurt van. Hoeveel ze haar vrienden op Chyndyro ook miste,
zonder Fidelity kon ze niet. Zij was veel meer dan alleen maar een
schoolvriendin.
School leek een heel ander leven. Ze was helemaal niet meer bang voor de
pesterijen. Als anderen het niet wilden geloven dat ze echt geesten kon zien,
waren ze onnozel. Ze wist wel beter. Die pestkoppen zouden geen vat meer op
haar krijgen. Daar stond ze nu boven.

Op de dag dat het circus vertrok, was oma helemaal door haar voorraad kleedjes
en kussentjes heen. Ze had met de verkoop ervan tweehonderdvijftig ponden
verdiend. Dat was precies evenveel als Kamilia uiteindelijk met het waarzeggen
had verdiend. Samen hadden ze dus driehonderdvijfenzeventig ponden, want
Fidelity had natuurlijk haar deel gekregen. Van zoveel geld konden ze
gemakkelijk een busreis naar een stad betalen.
Ze ruimde alle spullen op en bracht die naar de zolder en de schuur terug.
Fidelity vouwde haar tent op en stopte hem in de bagageruimte onder de
bakkerswagen. Meneer Cook verdween met zijn wagen van het veldje. Alles
leek weer normaal te worden.
Haar oma had de maten bij haar opgenomen voor een nieuw heksenkostuum
dat ze binnenkort voor haar wilde naaien. Op de markt hadden ze er samen de
stoffen voor uitgezocht. Een mooie dikke stof voor de mantel en voor de hoed en
een soepele, dunnere stof voor de jurk. Bij de schoenmaker in Tulle hadden ze
zelfs nieuwe laarsjes gevonden die goed bij het nieuwe kostuum zouden passen.
In de tijd dat het circus in Tulle was geweest, waren oma en zij geen van
beiden aan de moestuin toegekomen. ‘Zal ik het onkruid wieden en de rijpe
groenten oogsten, oma?’ stelde ze voor. ‘Ik kan die dan ook wel blancheren en
invriezen. Of ik kan ze wecken en in de kelder zetten. Dan kunt u gaan naaien.’
‘Nee, maar,’ zei haar oma. ‘Durf je dat? En als er dan weer geesten uit het
moeras tevoorschijn komen? Jij bent toch zo schimmenschuw?’
‘Ik ben niet bang meer voor schimmen, oma. Ik heb zelfs met een paar
drakengeesten gesproken. En ik was ze te slim af.’
‘Ja, dat zal wel,’ zei oma hoofdschuddend. ‘Weet je wat jij moet doen,
Kamilia? Je moet maar fantasyboeken gaan schrijven.’
‘Dan mag ik wel beter mijn best doen op de Laskoriaanse grammatica,’ zei
Kamilia. ‘En dan zou ik ook wel een mooie computer willen hebben.’
‘Daar hebben we niet genoeg geld voor,’ zei oma. ‘Schrijf dat maar op je
buik!’
Ze schoten allebei in de lach en even daarna ging Kamilia aan het werk in de
moestuin.
Nadat ze al heel wat groente had geoogst, kwam ze aan het eind van de tuin,
waar de spitskolen stonden, vlak langs het water van het moeras.
Ze hoorde een sissend geluid. Kippenvel trok over haar armen en ze kreeg het
koud. Verschrikt keek ze op. Een schim kwam over het water naar haar toe
zweven. Ze stond op en concentreerde zich wat beter. Toen ze de schim zag, trok
er een huivering langs haar rug: deze geest was een bekende! Ze was nog maar
een peuter geweest toen ze dit gezicht voor het laatst had gezien. Dit was haar
moeder!
‘Moeder, wat doet u hier nog na al die tijd? Waarom gaat u niet door?’
‘Kamilia, zeg tegen je oma dat ik van haar hou. Het was een ongeluk,
waardoor ik ben verdronken. Dat kwam niet doordat ze had gezegd dat ik naar
de moerasrozemarijn moest gaan zoeken. Ik was zelf zo dom om die te gaan
halen in de dichte mist.’
‘Is dat alles waarvoor u al die tijd gebleven bent? Ik denk dat oma dat wel
weet, hoor. Maar als dat u rust geeft, zal ik het haar zeggen. Dan kunt u eindelijk
op doorreis.’
Ze draaide zich om en wilde al naar huis lopen toen ze een geluid hoorde:
‘Khaahhhhhhhhh … milia.’
‘Is er nog iets?’ vroeg ze en ze draaide zich weer naar de schim toe.
De ogen lichtten op. Het leek alsof er een glimlach om de nevelige lippen van
de geest tevoorschijn kwam. ‘O, Kamilia, ik ben zo trots op je. Ik heb wel gezien
dat je een medium bent geworden. Je stelt de levende mensen gerust en brengt
boodschappen over van hun dierbare overledenen. Je hebt veel geleerd op
Chyndyro.’
‘Hoe weet u van Chyndyro?’ vroeg ze verbaasd.
‘Ik ben een geest, Kamilia. Ik heb je gevolgd en ik weet wat je allemaal hebt
moeten doen. Ik mocht je niet helpen, maar gelukkig had je goede vrienden. Nu
ben ik hier omdat ik je iets belangrijks te vertellen heb. Ik heb een groot geheim.
Dat weet zelfs oma niet en je mag het haar nooit vertellen. Weet jij wie je vader
is?’
‘Ja, moeder,’ zei ze nadat ze alles even op zich had laten inwerken. Mijn
moeder is steeds bij me geweest! ‘Mijn vader is de flierefluiter Warfield … Eh,
o, nee, ik bedoel: Walter Arras. Hij is vertegenwoordiger in lingerie, werkt voor
de Taylor Clan en hij is ervandoor gegaan voordat ik werd geboren. Dat heeft
oma allemaal verteld.’
‘Dat verhaal is niet juist, Kamilia.’
‘O,’ zei Kamilia, ‘is hij geen flierefluiter, heeft hij een eervol beroep?’
Het leek er veel op dat Cara lachte. ‘Jouw vader heet Walter en zijn
familienaam heeft hij zo gekozen omdat zijn moeder Arras heette. Maar op
Laskoro behoor je eigenlijk de familienaam van je vader te krijgen. Walters
vader heette geen Arras, die had een andere achternaam. En dat zou ook jouw
eigenlijke achternaam moeten zijn. Je vader had Walter Revaldesh-Morane
moeten heten. Zijn vader was namelijk koning Corwild, de vader van de huidige
koning: Marwin Revaldesh-Morane. Maar Corwild heeft je vader nooit als zijn
zoon erkend en dat heeft Walter veel verdriet gedaan. Jouw vader vond zichzelf
een mislukkeling en had het er erg moeilijk mee. Daarom is hij ook bij ons
weggegaan. Maar ondanks het feit dat Walter het verborgen wilde houden voor
de buitenwereld, was hij toch een zoon van Corwild. Hij is dus eigenlijk een
prins. En omdat jij een dochter van hem bent, heb je Morane-bloed door je
aderen stromen. Je zou die naam kunnen claimen met een DNA-test. Zo komt
het dat je geestmagie kon leren.’
Het duizelde haar. Morane? Ben ik een Morane? Ze greep het hek van de
moestuin vast om niet te vallen. ‘Hadden ze dan toch gelijk op Chyndyro? Had
ik dat drakenvuur omdat ik bij een dynastie hoor? Kan ik echt heel sterk worden
met geestmagie?’
‘Ja,’ zei Cara. ‘Jij bent een Magia. Ik kwam je steeds hier bij de moestuin
opzoeken, omdat ik je dit nog moest vertellen. Eerder kon ik niet op doorreis
gaan. Het lijkt me beter als je Arras als naam blijft gebruiken.’
‘Dat denk ik ook. Maar het is goed om te weten dat ik echt een Magia ben!’
‘Dan is het dus ons geheim?’ vroeg Cara.
‘Ja, het is ons geheim,’ zei Kamilia. ‘Dank u wel. Het is heel lief dat u
daarvoor zolang gebleven bent. Ik ben blij dat ik dit nu weet.’
De schim glimlachte weer. ‘Nu ga ik op doorreis. Maar denk erom: niet
vertellen. Zelfs niet aan je oma!’ Het leek of er een mistige vinger voor de mond
werd gehouden. Kamilia zag de geest langzaam over het water van het moeras
naar de andere zijde verdwijnen. Nog een paar keer zwaaide er een schimmige
hand naar haar, maar toen verdween de schim.
Kamilia hoorde het langzaam wegstervende geluid: ‘Ssssshh.’
Epiloog
Het Morane Museum
Die avond bij het avondeten zei Kamilia: ‘Oma, mijn moeder laat u weten dat ze
van u houdt. Het ongeluk in het moeras was haar eigen schuld. Ze is zelf
geneeskrachtige kruiden gaan zoeken in de mist, dat moet u zichzelf niet kwalijk
nemen.’
Oma’s lippen trilden zachtjes. ‘Dank je, Kamilia. Het is voor mij een
opluchting dat je me dit vertelt.’ Ze at stilletjes door. Uiteindelijk keek ze haar
nieuwsgierig aan en zuchtte diep. ‘Er is iets buitengewoons gebeurd op die
eerste dag dat je in de waarzegtent zat, is het niet?’
Ze knikte. ‘Dat is een lang verhaal, oma. Ik wil het u wel vertellen, maar ik
denk dat u het niet zult begrijpen. De korte versie is dat ik met geesten kan
communiceren en hen de rust kan geven die ze nodig hebben om door te reizen.’
‘Dan ben ik dat heksenkostuum dus voor een echte heks aan het maken?’ Oma
glimlachte. ‘Het is goed, Kamilia, ik heb gehoord wat je tegen de mensen gezegd
hebt die naar de tent kwamen waar jij als medium bezig was. Ik ben trots op je.’
‘Oma, ik heb erover nagedacht en weet naar welke stad ik wil.’
‘O, ja? Vertel.’
‘Ik wil graag naar Imstad in Tryanganno. Daar staat het Morane Museum. Er
is ook een kasteel bij met een mooie tuin. Dat museum wil ik graag bezoeken.’
‘Goed, dan boeken we een reis naar Imstad.’
Kamilia glimlachte. Een kriebel trok door haar buik. Misschien kon ze in
contact komen met de huidige Morane-familie...
Dankwoord
Het kan vreemd lopen bij het schrijven van een boek. Na ons besluit om van de
stapel dagboeken van personages uit onze fantasiewereld een serie romans te
gaan schrijven, zodat anderen daar ook plezier aan kunnen beleven, kwamen we
op onze zoektocht naar een uitgever uit bij de manuscriptenwedstrijd van
Luitingh Fantasy en Magic Tales.
Jammer genoeg konden we het manuscript dat we toen geschreven hadden
daar niet voor gebruiken, want ze vroegen om een afgerond verhaal terwijl ons
manuscript bedoeld was als het eerste deel van een serie. Daarom moesten we
iets anders verzinnen en zodoende kwamen we uit op Kamilia. Zij had in ons
eerste manuscript een miniem bijrolletje en we hadden ook geen dagboek van
haar. Zij is een volledig nieuw personage in onze fantasiewereld. Het enige wat
we al wel wisten, was dat de zeven magische families een rol moesten krijgen in
het verhaal, want over die dynastieën willen we de serie schrijven. Het avontuur
van Kamilia op Chyndyro is tussen maart en oktober van 2012 verzonnen en
speelt zich door de tijdreis die Kamilia maakt ruim drieduizend jaar voor onze
andere verhalen af.
Nu het verhaal klaar is, realiseren we ons dat je niet vrijblijvend een voorloper
kunt schrijven, want alles wat in Schimmenschuw gebeurt, werpt een licht op de
toekomst van Laskoro. Bij het herschrijven van ons eerste manuscript doen zich
al grote veranderingen voor. Kamilia krijgt een grotere rol in de serie. Dus zo zie
je maar dat iemand die slechts een bijfiguur was ineens heel belangrijk kan
worden.

Door de manuscriptenwedstrijd kwamen we in contact met andere schrijvers en


ook met Cocky van Dijk. Op het forum van Magic Tales zaten we in een hecht
groepje deelnemers die stukken tekst van elkaar ging proeflezen. Daar hebben
we veel van geleerd. We danken deze groep, die “de Zonderlingen” heette, voor
al hun opbouwende kritiek. Met name gaat onze dank uit naar de proeflezers
Mieke en Mascha.
Dat we als beginnende schrijvers in zo mogelijk alle valkuilen zijn getrapt die
er maar zijn in het fantasygenre, wordt duidelijk door het aantal keren dat we het
manuscript hebben herschreven en bijgeschaafd. Uitgeverij Zilverbron en met
name Cocky van Dijk bleven echter in ons verhaal geloven. We hebben veel te
danken aan de redactierondes, waardoor het boek zijn uiteindelijke vorm kreeg.
Het is nu uitgebracht en wij vinden het een prachtboek geworden.
Wij danken iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan het ontstaan van
Schimmenschuw.
We zijn trots op ons debuut en hopen dat u als lezer zult genieten van onze
hersenspinsels, zoals wij zelf ook al tientallen jaren genieten van de wereld van
onze fictieve personages.

You might also like