Taal Les Werkblad

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 2

Werkbladen tegenwoordige tijd [1] Spelling

Naam: Groep:

Oefening 1: Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

1. We (proberen, tt) het antwoord te vinden op die vraag.


------------------------------------------------------------
2. De docent (verhalen, tt) alle kosten op de school.
------------------------------------------------------------
3. Wanneer je er niet aan krabt, (verdwijnen, tt) dat puistje vanzelf.
------------------------------------------------------------
4. Ik (klagen, tt) over de vertraging van de trein.
------------------------------------------------------------
5. Het meisje (wijzen, tt) naar de hoge toren.
------------------------------------------------------------
6. Het water (bevriezen, tt) door de strenge vorst.
------------------------------------------------------------
7. Dylan (bellen, tt) om te zeggeb dat hij iets later op school is.
------------------------------------------------------------
8. Met mooie producten en een goed verhaal (verleiden, tt) hij zijn
------------------------------------------------------------
klanten tot meer aankopen dan gepland.
9. De baby (smeren, tt) zijn eten over zijn kleding.
------------------------------------------------------------
10. Wij (bestellen, tt) een hamburger.
------------------------------------------------------------
11. Ik (verrassen, tt) iedereen met een bezoekje.
------------------------------------------------------------
12. De juffrouw (vertellen, tt) een kort verhaal.
------------------------------------------------------------
13. Dirk (krabbelen, tt) zijn naam op het formulier.
------------------------------------------------------------
14. Jullie slimme manier van schoonmaken (werken, tt) bijzonder goed.
------------------------------------------------------------
15. Koen (botsen, tt) tegen de deur.
------------------------------------------------------------
16. Greta en Kris (beschrijven, tt) het voorval als zeer gevaarlijk.
------------------------------------------------------------
17. Ik (verwijzen, tt) u door naar het ziekenhuis.
------------------------------------------------------------
18. De coaches (trainen, tt) het team voor het kampioenschap.
------------------------------------------------------------
19. Wat (gaan, tt) jij vanavond eten?
------------------------------------------------------------
20. Waarom (reageren, tt) jij zo fel tegen je zusje?
------------------------------------------------------------
21. Het eten (verbranden, tt) in die hete oven.
------------------------------------------------------------
22. U kunt de code (activeren, tt) op onze website.
------------------------------------------------------------
23. Lies (blazen, tt) alle kaarsjes in één keer uit.
------------------------------------------------------------
24. Hij (realiseren, tt) zich dat hij een groot probleem heeft.
------------------------------------------------------------
25. De smid (smeden, tt) messen en zwaarden.
------------------------------------------------------------
1 www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer- en Oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal
Antwoorden

Oefening 1: Vul de juiste vorm van het werkwoord in.


1. We proberen (proberen, tt) het antwoord te vinden op die vraag.
2. De docent verhaalt (verhalen, tt) alle kosten op de school.
3. Wanneer je er niet aan krabt, verdwijnt (verdwijnen, tt) dat puistje vanzelf.
4. Ik klaag (klagen, tt) over de vertraging van de trein.
5. Het meisje wijst (wijzen, tt) naar de hoge toren.
6. Het water bevriest (bevriezen, tt) door de strenge vorst.
7. Dylan belt (bellen, tt) om te zeggen dat hij iets later op school is.
8. Met mooie producten en een goed verhaal verleidt (verleiden, tt) hij zijn klanten tot meer
aankopen dan gepland.
9. De baby smeert (smeren, tt) zijn eten over zijn kleding.
10. Wij bestellen (bestellen, tt) een hamburger.
11. Ik verras (verrassen, tt) iedereen met een bezoekje.
12. De juffrouw vertelt (vertellen, tt) een kort verhaal.
13. Dirk krabbelt (krabbelen, tt) zijn naam op het formulier.
14. Jullie slimme manier van schoonmaken werkt (werken, tt) bijzonder goed.
15. Koen botst (botsen, tt) tegen de deur.
16. Greta en Kris beschrijven (beschrijven, tt) het voorval als zeer gevaarlijk.
17. Ik verwijs (verwijzen, tt) u door naar het ziekenhuis.
18. De coaches trainen (trainen, tt) het team voor het kampioenschap.
19. Wat ga (gaan, tt) jij vanavond eten?
20. Waarom reageer (reageren, tt) jij zo fel tegen je zusje?
21. Het eten verbrandt (verbranden, tt) in die hete oven.
22. U kunt de code activeren (activeren, tt) op onze website.
23. Lies blaast (blazen, tt) alle kaarsjes in één keer uit.
24. Hij realiseert (realiseren, tt) zich dat hij een groot probleem heeft.
25. De smid smeedt (smeden, tt) messen en zwaarden.

2 www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer- en Oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal

You might also like