Educatieve Bachelor Lager onderwijs

Voorbereidingsformulier 2 BaLO

Naam student: Datum:

School: Mentor:

Leerjaar: 3 de leerjaar Uur:

Onderwerp: Taal WP 12– verdubbelen / verenkelen – ch woorden

Beeldvorming:
Relevante aspecten/kenmerken uit de beeldvorming van de groep?

Voorkennis:
Verdubbelen en verenkelen reeds gezien in woordpakket 11.

Algemene doelen
Situering in het leerplan en de eindtermen

Concrete lesdoelen:
De kinderen kunnen/kennen:
- De regel voor woorden waarin je verdubbelt of verenkelt
- Korte klank voor ch

Uitwerking aanbod:
Timing Inhouden Aanpak

INTRODUCTIE INTRODUCTIE

5 min. Regel: Herhaling:

Hoor je op het einde van de klankgroep een
korte klank, dan verdubbel je de medeklinker. Jullie krijgen allemaal van mij een groen
Hoor je op het einde van de klankgroep een en rood kaartje. Ik ga jullie zo dadelijk
lange klank, dan verenkel je de klinker. verschillende woorden zeggen.Een groen
Hoor je op het einde van de klankgroep een kaartje wil zeggen verdubbelen en rood
andere klank, dan doe je gewoon wil zeggen verenkelen. Dat steken jullie
allemaal samen in de lucht.
Tip:
Hak het woord eerst in klankgroepen.
Pas de regel toe op de laatste klank van elke
klankgroep.
Vergeet niet: klinkers kun je roepen,
medeklinkers kun je niet roepen

Voorbeeld:
Verdubbelen: Zatte vette kippen stoppen bussen
Verenkelen: apen zweven over muren
Gewoon: zieke schilders moeten genoeg rusten

KERN KERN

10 min. bordschema Oriëntatie

Neem jullie kladschriftje erbij. Maak 3

kolommen. Jullie schrijven de woorden
al meteen in de juiste kolom.

Ik ga woordjes dicteren en jullie schrijven

ze telkens in de juiste kolom: hekken,
komen, ramen, mollen, lichaam, kachel,
karren, lachen, molen.

We gaan de woordjes samen verbeteren

Neem jullie groene pen. Hoe heb je het
 woord “hekken” geschreven? In welke
kolom gaan we “hekken” plaatsen?
Enz…
We komen bij het woord “lichaam”. Dit
is een probleemwoord. Nu is de vraag
schrijven we dit met een ch of g?
Meestal schrijf je een g, soms ch.
Woorden met ch moet je onthouden.

5 min. Werkschrift blz. 29 Werkschrift

We maken van iedere oefening de eerste
oefening. Vervolgens gaan de kinderen
zelfstandig verder werken.
Neem jullie werkschriftje blz. 29.
Bovenaan de pagina zien we allemaal
woordjes. Deze woordjes gaan we
allemaal tegelijk hardop lezen.
Vervolgens gaan jullie ieder woord
onderaan de pagina correct
overschrijven. Wie kan een zin maken
met grotten? Ook voor “sluwe” en
“kachel”.

Neem jullie tijd om de woordjes te

schrijven.

We gaan samen kijken naar oefening 2.

Lees allemaal in stilte de opgave.
-Wat moeten we in deze oefening doen?
Antw. Woorden rangschikken

-Wat zijn tweeklankgroepen?

Voorbeeld: Va-der. We horen 2 stukken

Werkschrift blz. 30 -Wat zijn drieklankgroepen?

30 min.
Voorbeeld: Ba-kke-rij. We horen 3
stukken

-In welke kolom zetten we badkamer?

Antwoord: kolom van drieklankgroepen

-Waarom in deze kolom?

Antwoord: Bad-ka-mer. We horen 3
stukken

We gaan naar oefening 3. Lees allemaal

in stilte de opgave.

-Wie kan me zeggen wat we hier moeten

doen? Antwoord: korte klanken groen
kleuren, lange klanken rood.

-Wat moeten we aanduiden bij

 badkamer? Antwoord: badkamer

We gaan naar oefening 4. Lees allemaal

in stilte de opgave.
Wat staat er op deze afbeelding
afgebeeld? (wijst naar fakkels)

-Hoe schrijven we fakkels?

We gaan naar oefening 5.

-Wat is het meervoud van grot?

Antwoord: grotten

-Waarom schrijven we 2x T?
Antwoord: korte klank dus 1 klinker en 1
medeklinkers.

Jullie mogen de rest van de oefeningen

per 2 maken. Wie klaar is maakt de extra
oef. Op blz 69. Wie dan klaar is oefent de
woordjes in zijn/haar oefenschriftje.

Wie de oefeningen een beetje moeilijk

vindt. Mag zijn of haar hand op steken. Ik
help jullie heel graag op weg.

SLOT SLOT

Vonden jullie het moeilijk?

Benodigdheden voor dit aanbod (materiaal, visualisaties bordstructuur e.d.)