Examen Opl 18jan

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 7

Exnr:

Naam: 18/01/2021
r-nr:
2e fase bachelor ingenieurswetenschappen
Examen Analyse, deel 3
Partiële differentiaalvergelijkingen (12 punten)

1. Zoek, door oplossing van de Laplacevergelijking in poolcoördinaten, de temperatuursverdeling


v(r, θ) binnen een half ringvormige plaat { (x, y) | 1 ≤ x2 +y 2 ≤ b2 , y ≥ 0 }. De gekromde rand
onderaan en de rechte stukken van de rand zijn geïsoleerd. Op de gekromde rand bovenaan
wordt de temperatuur gegeven door f (θ).
Oplossing:
∂ 2v 1 ∂v 1 ∂ 2v
• differentiaalvergelijking: 2
(r, θ) + (r, θ) + 2 (r, θ) = 0 , 1 ≤ r ≤ b , 0 ≤ θ ≤ π
 ∂r r ∂r r ∂θ2
 ∂v


 gekromde rand onderaan: (1, θ) = 0, 0 ≤ θ ≤ π

 ∂r

 ∂v
rechte rand onderaan links: (r, π) = 0, 1 ≤ r ≤ b
• randvoorwaarden: ∂θ

 ∂v

 rechte rand onderaan rechts: (r, 0) = 0, 1 ≤ r ≤ b

 ∂θ


gekromde rand bovenaan: v(b, θ) = f (θ), 0 ≤ θ ≤ π
• scheiding van de veranderlijken: v(r, θ) = R(r) T (θ)
1 � 1
R�� (r) T (θ) + R (r) T (θ) + 2 R(r) T �� (θ) = 0
r r
r2 R�� (r) + r R� (r) T �� (θ)
⇔ =− =λ
R(r) T (θ)

 ∂v

 (1, θ) = 0 ⇒ R� (1) T (θ) = 0 ⇒ R� (1) = 0

 ∂r


 ∂v
(r, π) = 0 ⇒ R(r) T � (π) = 0 ⇒ T � (π) = 0
∂θ

 ∂v

 (r, 0) = 0 ⇒ R(r) T � (0) = 0 ⇒ T � (0) = 0


 ∂θ

v(b, θ) = f (θ) niet-homogene rvw
• Sturm-Liouvilleprobleem: T �� (θ) = −λ T (θ) met T � (0) = 0 en T � (π) = 0
√ √
– als λ < 0 :√T (θ) = A √ cosh( −λ θ)√+ B sinh( √−λ θ),
T � (θ) = A −λ√sinh( −λ θ) + B −λ√cosh( −λ√ θ),
met T (0) = B −λ = 0 en T (π) = A −λ sinh( −λ π) = 0 ⇒ A = B = 0,
� �

dus geen eigenwaarden en geen eigenfuncties


– als λ = 0 : T (θ) = A θ + B, T � (θ) = A,
T � (0) = A = 0 en T � (π) = A = 0,
dus λ0 = 0 is eigenwaarde met bijhorende eigenfunctie T0 (θ) = 1
√ √
– als λ > 0 : T√(θ) = A√cos( λ θ)√+ B sin( √ λ θ),

T (θ) = −A λ√sin( λ θ) + B λ cos( √λ θ), √
met T � (0) = B λ = √ 0 en T � (π) = −A
√ λ sin( λ π) = 0
eigenwaarden als sin( λ π) = 0 of λ π = n π voor n = 1, 2, 3, . . .
eigenwaarden en eigenfuncties: λn = n2 en Tn (θ) = cos(n θ), n = 1, 2, 3, . . .
– de eigenfuncties vormen een rij van orthogonale functies op het interval [0, π] met
gewichtsfunctie w(θ) = 1
• overeenkomstig probleem:
– bij λ0 = 0: r2 R0�� (r) + r R0� (r) = 0 met R0� (1) = 0
R0 (r) = C0 ln(r) + D0 , R0� (1) = C0 = 0 ⇒ R0 (r) = D0
– bij λn = n2 : r2 Rn�� (r) + r Rn� (r) = n2 Rn (r) met Rn� (1) = 0, voor n = 1, 2, 3, . . .
Euler differentiaalvergelijking met oplossing: Rn (r) = Cn rn + Dn r−n
Rn� (r) = Cn n rn−1 − Dn n r−n−1 = 0
Rn� (1) = Cn n − Dn n = 0 ⇒ Cn = Dn
Rn (r) = Cn (rn + r−n )
• oplossing van de partiële differentiaalvergelijking met 3 homogene randvoorwaarden:
�∞ �∞
v(r, θ) = Rn (r) Tn (θ) = D0 + Cn (rn + r−n ) cos(n θ)
n=0 n=1

• voldoen aan de niet-homogene randvoorwaarde:




v(b, θ) = D0 + Cn (bn + b−n ) cos(n θ) = f (θ)
n=1
De coëfficiënten kunnen eenvoudig berekend worden door de orthogonaliteit van de eigen-
functies: � π
f (θ) dθ �
0� 1 π
D0 = π = f (θ) dθ
π 0
1 dθ
� π 0
f (θ) cos(n θ) dθ �
n −n 0� 2 π
Cn (b + b ) = π = f (θ) cos(n θ) dθ
2 π 0
cos (n θ) dθ
0
• Besluit: oplossing van de partiële differentiaalvergelijking rekening houdend met alle rand-
voorwaarden: � ∞
1 π �
v(r, θ) = f (θ) dθ + Cn (rn + r−n ) cos(n θ)
π 0 n=1
met � π
2 1
Cn = · n f (θ) cos(n θ) dθ
π b + b−n 0
2. Schets op de figuur hierboven, de isothermen in het specifieke geval dat b = 3 en
� o
0 C, 0 ≤ θ ≤ π3
f (θ) =
50 C , π3 < θ ≤ π .
o

Bereken tot op 2 cijfers na de komma nauwkeurig de maximale en de minimale temperatuur


op de gekromde rand onderaan en op de halve cirkel r = 2.
Oplossing:
�π
• D0 = 1
π π 50 dθ = 100
3
3
� π
2 1 2 1 50
• Cn = · n −n
50 cos(n θ) dθ = · n −n
· · (− sin(n π3 ))
π 3 +3 π π 3 + 3 n
√ 3 √
15 3 225 3
C1 = − , C2 = − , C3 = 0, · · ·
π 82 π
• De getekende isothermen zijn v(r, θ) = K met K = 0, 2, 4, . . . , 48, 50. Door het beperkte
aantal termen dat gebruikt is in de benadering zijn er onnauwkeurigheden merkbaar aan
de gekromde rand bovenaan, zowel in het deel met temperatuur 0o C als in het deel met
temperatuur 50o C.
• Gezien de discontinuïteit van f (θ) voor θ = π3 moeten theoretisch gezien veel isothermen
samenkomen in het punt (r, θ) = (3, 2π3
). Door de benadering is dat uitgesmeerd.
• Op de figuur merken we op dat de isothermen loodrecht staan op alle geïsoleerde randen
onderaan.
• Uit de figuur van de isothermen volgt ook dat zowel op de halve cirkel r = 1 als op de halve
cirkel r = 2 de temperatuur stijgt vanaf θ = 0 tot aan θ = π: de minimale temperaturen
zijn v(1, 0) = 13.98o C en v(2, 0) = 8.02o C respectievelijk, de maximale temperaturen
zijn v(1, π) = 46.97o C en v(2, π) = 48.34o C respectievelijk.
3. Beschouw nu het gewijzigd probleem (ook met b = 3) waarbij
� o
20 C , 0 ≤ θ ≤ π3
f (θ) =
70o C , π3 < θ ≤ π .
Bereken tot op 2 cijfers na de komma nauwkeurig de temperatuur in het punt A met poolcoör-
dinaten r = 2 en θ = 2π/3 en schets de temperatuur op het lijnstuk θ = π/4, 1 ≤ r ≤ b.
Oplossing:
• De nieuwe f (θ) is gelijk aan 20 + de oude f (θ). Dit heeft als gevolg dat de oplossing van
het gewijzigde probleem gelijk is aan 20 + de oplossing van het eerste probleem.
• De temperatuur in het punt A is 65.99o C.
Een schets van de temperatuur op het lijnstuk θ = π/4, 1 ≤ r ≤ b:
v(3, π/4) zou 20 moeten zijn, door het Gibbs-verschijnsel is de berekende waarde bijna
22.
Exnr:
Naam: 18/01/2021
r-nr:
2e fase bachelor ingenieurswetenschappen
Examen Analyse, deel 3
Transformaties
Γ(x + 1)
1. (2 punten) Voor welke waarde van x geldt dat L{tx } = ?
px+1
Toon deze eigenschap aan, en leg daarbij duidelijk uit waarom er een voorwaarde op x is.
Oplossing:
� ∞
• L{t } bestaat als x > −1, want voor x ≤ −1 is
x
tx e−pt dt een divergente oneigenlijke
0
integraal (probleem in 0).
� ∞
• L{t } =
x
tx e−pt dt
0
Met een substitutie p t = u, p dt = du, t = up wordt dit:
� ∞ x � ∞
u −u du 1 1
x
L{t } = x
e = x+1 ux e−u du = x+1 Γ(x + 1)
0 p p p 0 p
2. (4 punten) Zoek de Laplacegetransformeerde van de oplossing van de vergelijking

�� � 1 t
ty (t) + y (t) + y(s)ds = 0 ,
2 0
die voldoet aan y(0) = 2. Werk dit gedetailleerd uit. Geef in elke stap aan welke eigenschap
van de Laplacetransformatie je toepast.
Toon aan dat de oplossing y(t) in het tijdsdomein kan geschreven worden in de vorm y(t) = g(t2 )
waarbij g een (analytische) functie is die je niet moet bepalen.
�∞
xn
De reeksontwikkeling ex = kan daarbij helpen.
n=0
n!
Oplossing:

• stel L{y(t)} = Y (p)


• Laplacegetransformeerde van de afgeleide:
L{y � (t)} = p Y (p) − 2 en L{y �� (t)} = p2 Y (p) − 2p − y � (0)
• vermenigvuldigen met t wordt ’min de afgeleide’ in p-domein:
d d
L{t y �� (t)} = − (p2 Y (p) − 2p − y � (0)) = −2p Y (p) − p2 Y (p) + 2
dp dp
�� t �
Y (p)
• Laplacegetransformeerde van de integraal: L y(s) ds =
0 p
• wegens lineariteit kan alles ingevuld worden in de vergelijking:
d 1 Y (p)
−2p Y (p) − p2 Y (p) + 2 + p Y (p) − 2 + = 0
dp 2 p
d 1
⇔ −p Y (p) − p2 Y (p) + Y (p) = 0
dp� 2p

d 1
⇔ −p2 Y (p) + − p Y (p) = 0
dp 2p
• differentiaalvergelijking in p-domein oplossen met scheiding van de veranderlijken:
� �
2 d 1
−p Y (p) = − + p Y (p)
dp � 2p �
dY 1 1
⇔ = − dp
Y 2p3 p
1
⇔ ln | Y (p) | = − 2 − ln | p | + K
4p � �
1 1
⇔ Y (p) = C exp − 2
p 4p
• constante C wordt bepaald uit de tweede asymptotische eigenschap:
� �
1
lim p Y (p) = lim y(t) ⇔ lim C exp − 2 = y(0) ⇔ C = 2
p→∞ t→0 p→∞ 4p

• reeksontwikkeling van Y (p) opstellen:


� � ∞ � �n ∞
1 1 1 � 1 1 � (−1)n 1
Y (p) = 2 exp − 2 = 2 − 2 =2 n
· 2n+1
p 4p p n=0 n! 4p n=0
4 n! p

Γ(n + 1) n! (2n)!
• uit L{tn } = n+1
= n+1 volgt ook L{t2n } = 2n+1 en dus zullen de machten van t
p p p
in de invers Laplacegetransformeerde van Y (p) allemaal even zijn, dus y(t) = g(t2 ) voor
een of andere functie g

3. (2 punten) Een tandwiel met een straal van 1 meter en een draaisnelheid van n omwentelingen
per seconde drijft rechtstreeks een tweede tandwiel aan met een straal van 0.5 meter (de assen
van de twee tandwielen lopen parallel). Op beide tandwielen is één merkteken aangebracht.
We filmen het gebeuren met een ouderwetse camera, die opneemt met een snelheid van 12
frames (foto’s) per seconde.
Bij welke draaisnelheid n van het grote tandwiel, lager dan de Nyquist frequentie bij het opne-
men, geeft de afgespeelde film de indruk dat beide tandwielen met dezelfde snelheid draaien?
Lijken ze dan in eenzelfde of tegengestelde richting te draaien?
Geef een gedetailleerd antwoord.
Oplossing:

• De tijd tussen twee foto’s is τ = 1/12 seconde en de Nyquist frequentie is bijgevolg


sN = 2τ1 = 6 Hz.
• Als we de draaisnelheid in absolute waarde van het grote tandwiel n (Hz) noemen, is deze
van het kleine tandwiel 2n. We zoeken een situatie waarbij n < 6 en 2n ≥ 6, omdat er
aliasing moet optreden.
De reconstructor op basis van de samples van het kleine tandwiel komt in het Fourier-
domein neer op twee pieken bij s = −2n en s = 2n, die periodiek herhaald worden met
periode 2sN = 12. Verschuiven we de twee basispieken met 12 naar rechts, dan verkrijgen
we pieken bij −2n+12 en 2n+12. Wat we waarnemen wordt bepaald door het frequentie-
interval [−sN , sN ] = [−6, 6].
Wanneer (verschoven) frequentie −2n + 12 van het kleine tandwiel samenvalt met fre-
quentie n van het grote tandwiel, lijkt het dat beide tandwielen even snel gaan:

−2n + 12 = n ⇒ n = 4 .
Doordat de piek op 4 Hz, gerelateerd aan het kleine tandwiel, een herhaling is van de linker
van de twee basispieken, wordt de draaisnelheid in omgekeerde richting waargenomen.
In werkelijkheid draaien de twee tandwielen in tegenovergestelde richting. Omwille van
bovenvermelde omkering lijken ze in dezelfde richting te draaien in de film.
• We kunnen gemakkelijk nagaan dat n = 4 correct is door naar de samples (frames, foto’s)
te kijken.
Tussen opeenvolgende samples legt het grote tandwiel nτ = 1/3 omwenteling af (dus het
merkteken verspringt telkens met 120o ).
Tussen opeenvolgende samples legt het kleine tandwiel −2nτ = −2/3 omwenteling af (dus
het merkteken verspringt telkens met −240o ). Dit laatste wordt echter waargenomen als
het verspringen met +120o .

You might also like