AFB.

CONTROLEPUNTEN UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN OPMERKINGEN

BENAMING
NR.
CONTROLE VOOR HET GEBRUIK (vervolg)
— Starten Motor moet vlot aanslaan. Bij ongewone gelufden motor
Motor —
Na het aanslaan van de motor moet de laad— direct stoppen.
(vervolg)
stroom—, olfedruk—, en gloefbougiecontrole
lamp uitgaan.
De parkeerremconttolelamp gaat uit wanneer
de parkeerrem vrij gezet is en er voldoende
luchtvoorraad is.
Olfedruk Controleer de aanwijzing van de meter. nullast minimaal 0,35 kg/cm2
Instrumenten
(stationair).
vollast 3,5—4,2 kg/cm2 (bij 2000
osaj/min).
BrandatofniveaU Controleer de aanwijzing van de meter. Controleer ook BOB—kaart.
luchtdruk Controleer de aanwijzing van de meter, en d Voor men mag rijden moet de druk
werking van de zoeaer. tenminste 6 bar zijn; de zoemer
werkt alleen als de druk lager is
dan 5 bar.
Elektrische — Verlichting Controleer de werking van de verlichting.
— Lampglazen heel en schoon.
installatie
Claxon Controleer de werking.
Ruitesproeiers Controleer de werking. Vul zonodig het reservoir bij met
water en ruftenreinfgfngsmiddel.
Ruitewissers Controleer de werking. 2 standen.
Kachel ventilator Controleer de werking. 2 standen.
Algemeen Toebehoren in Aanwezigheid brandblusser, verbanddoos en
cabine krik.
Voertufgbescheiden Haak logboek en rfjopdraçht fn orde.
ONTKOLE TIJDENS HET GEBRUIK
Instrumenten! — Instrumenten! Controleer regelmatig de aanwijzing van de Bij constatering van ernatige
bedienings— controlelampen, instrumenten, de werking van de bedienfngs— defecten of afwijkingen van de
organen bedfeningsorganen organen; let op ongewone geluiden en instrumenten, dient het voertuig
gedragingen van het voertuig, onmiddellijk te worden stilgezet.
Controleer de bedrfjfsurenteller als de
. krachtafnemer t.b.v. de kraan is ingescha—
keld.
—2—
BENAMING AFB. CONTRC UNTEN UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN OPMERKINGEN
NR.
ONDERBREKING TIJDENS EET GEBRUIK
Voertuig — Lekkages Controleer hij lekkage van motorolie, koel— Vermeldt alle defecten die tijden
(algemeen) — vloeistof en koppelingsvloeistof het niveau. de rit zijn opgemerkt, c.q. zfjn
Belading Controleer of het voertuig veilig beladen i ontstaan, op de defectenstaat,
Wielen Wielmoeren vast (visueel). (1f. 15406) aanwezig in het
Beschadiging/bandenspanning (visueel), logboek.
Naven, remtrommels Controleer temp. naven en remtrommels. Gelijke temperatuur.
gchokbrekers Controleer temp. schokbrekers. Gelijke temperatuur.
CONTROLE NA HET GEBRUIK
Brandstof tank Vul de brandstoftank.
Elektrische Verlichting Controleer de werking.
installatie
Voertuig Lekkages Controleer bij lekkage van motorolie, koel—
(algemeen) — vloeistof en koppelingsvloeistof het niveau.
Wielen Wfelmoeren vast (visueel).
Beschadiging/spanning banden (visueel).
Stofpan luchtfilte Schoon. Alleen uitvoeren na stoffige
ritten.
Vering Veerbladen, Controleer op breuk of verschuiving.
veerbeugel
Schokdempers Controleer op lekkage.
Voertuig Algehele toestand Controleer op beschadigingen en reinig het Na een rit met groot licht de
(algemeen) voertuig, koplampen niet met koud water
afspoelen.
Na de controle na het gebruik
moet het voertuig op elk ogenblik
kunnen worden ingezet.
Voertuigbescheiden Maak logboek en rijopdracht in orde. Vermeldt alle defecten die tijden
de rit zijn opgemerkt, c.q. zijn
ontstaan, op de defectenstaat
—- (1f. 15406).
Ruitewissera Kuitewisser los van voorruit.
Parkeerrem Parkeerrem los, stopbiokken plaatsen.
Portieren Portieren in halfstand. Bij vorst.
Koudstartinrichtfn Koudstartinrichting uittrekken.
Stopmanette Stopmanette omhoog.
—3—
 -

%4..

0 L Ö
J
.—,-—--— --—-—-. *

--4 . --

KONINKLIJKE LANDMACHT ERHOUDSKAART

0K9—3900 VRACHTAUTO, 4 ton, 4x4, DAF YA—YAL—YAK 4440

Raadpleeg indien nodig de betreffende 1TN

BENAMING AFB. CONTROLEPUNTEN UIT TE VEREN WEKZAAMREDEN OPMERKINGEN

NR.

CONTROLE VOOR HET GEBRUIK

Voertuig — Voertuigbescheiden Controleer logboek volgens inhoudsopgave.

(algemeen) Algehele toestand Controleer op beschadigingen. Evt. reinfgen.
Rapporteer indien nodig.
Gereedschap, Aanwezigheid gereedschap en gevarendriehoek.
toebehoren
Lekkages Controleer of er lekkmges zijn. Controleer bi] lekkages het nivea
Beimding Controleer of het zeil vrij is van ijs.
Controleer of het voertuig veilig is belade
Wielen(+ res. wiel) Wielmoeren vast (visueel). Bandenspanning meten met
Beschadiging/bandenspanning. een bandenspannfngsneter.
Vloeistof— Motorolie Controleer motorolfepeil. Vul evt. bi] met 0—236.
niveaus — Bij temp.lager dan —18° met 0—237.
•- Koelvloeistof Controleer koeivloeistofpeil. Vul evt. bij met AL—3, gemengd
—25°C (onderkant vulhals exp.
reservoir)
Motor Controlelampen Schakel de batterfjhoofdschakelaar in en Laadstroom — rood
. zet het contact aan. Oliedruk — rood
Controleer de werking van: Parkeerrein — rood
Laadstroomcontrolelamp, Gloeibougfe — geel
oliedrukeontrolelamp,
parkeerrencontrolelamp (stand 2),
gloefbougiecontrolelamp (stand 3).

Vastgesteld door het hoofd van de Materieelvoorzieningsafdelfng 3 van de Directie Materieel KL, d.d. 5 augustua 1 987
Hierbij vervalt: 0K9—3900 d.d. 14 juni 1984.

1 4C-IV-906097 —1—