Professional Documents
Culture Documents
Verbetersleutel Zenuwstelsel en Hormonaal Stelsel Leerwerkboek
Verbetersleutel Zenuwstelsel en Hormonaal Stelsel Leerwerkboek
Verbetersleutel Zenuwstelsel en Hormonaal Stelsel Leerwerkboek
COÖRDINATIE TUSSEN
PRIKKEL EN REACTIE BIJ
MENSEN EN ANDERE
DIEREN?
CHECK IN 169
VERKEN 171
167
` HOOFDSTUK 2: Hoe coördineert het hormonale stelsel
de reacties op prikkels? 228
2.1 Welke rol speelt het hormonale stelsel als conductor? 228
2.2 Hoe herkennen hormonen hun doelwitcellen? 232
2.3 Wat is de coördinerende rol van hormonen
in het feedbacksysteem? 236
A Regeling bloedsuikerspiegel 236
B Mechanisme om de calciumconcentratie op peil te houden 243
C Regeling stresshormonen 247
D Werking schildklier
2.4 Wat kan de werking van het hormonale stelsel verstoren? 252
A Diabetes type 1 252
B Diabetes type 2 252
Hoofdstuksynthese 254
THEMASYNTHESE 258
CHECKLIST 260
PORTFOLIO
CHECK IT OUT 261
AAN DE SLAG 262
OEFEN OP DIDDIT
LABO'S 393
168
CHECK IN
HOE GA JE TE WERK?
1 Ga goed rechtop staan. Steek je handen in de lucht. Kijk naar de plek waar je je handen gaat
plaatsen.
2 Richt je linkervoet naar die plek. Je linkerbeen mag plooien, je steunt daarop. Houd je andere been
(het rechterbeen) gestrekt naar achter.
3 Plooi je bovenlichaam naar voor en houd je armen daarbij gestrekt.
4 Zet je handen na elkaar op de grond. Je linkerhand raakt eerst de grond, je rechter daarna.
5 Zwaai tegelijk je gestrekte rechterbeen omhoog. Je linkersteunbeen volgt daarna.
6 Laat je rechterbeen verder zwaaien en weer contact maken met de grond. Draai bij het neerzetten je
rechtervoet wat naar je armen. Je assistent houdt je veilig.
7 Oefen totdat de beweging vloeiend wordt.
1 Welke prikkels word je gewaar tijdens het uitvoeren van het wiel?
Uitwendige prikkels zoals de stand van je handen en voeten, evenwicht … Mogelijk ook inwendige
Het wiel nauwgezet aanleren kost tijd en moeite. Mogelijk lukt het je niet meteen. Je zintuigen draaien immers
overuren door de vele prikkels. Waar zet je je handen? Hoe ver is dat van je af? Hoe hoog zit je hoofd van de grond?
Zijn je spieren voldoende opgespannen?
Na detectie van de prikkels wordt de informatie verzonden en verwerkt nog voor je maar één (veilige) stap zet. Welk
systeem selecteert de belangrijke prikkels, berekent de opeenvolgende bewegingen in stappen? Het wiel verlangt
immers heel wat gecoördineerde gewenste spierbewegingen na elkaar. Hoe worden de juiste impulsen naar de
verschillende spieren verstuurd? Hoe weten je spieren wat ze precies moeten doen en hoe voeren ze dat uit?
Daarnaast gebeuren er ook tal van andere onbewuste processen in je lichaam. Gelukkig moet je daar niet over
nadenken en gebeuren die processen vanzelf, maar hoe regelt je lichaam dat?
?
` Hoe ontvangen effectoren informatie over een prikkel?
` Hoe gebeurt het verwerken van de informatie over prikkels?
` Hoe wordt bepaald welke effectoren aan de slag moeten en wat de gepaste reactie wordt?
` Hoe regelt het lichaam onbewuste reacties?
Vul de tekst en het schema aan met de correcte begrippen. Kies uit:
Je wilt prettig kunnen ‘wonen’ in je lijf, ondanks de soms veranderende omstandigheden van buitenaf of binnenin:
je wilt het niet te warm of te koud hebben, je wilt voldoende brandstof, bouwstoffen en zuurstofgas in je lichaam, je
op te vangen en het lichaam optimaal te laten werken in veranderende omstandigheden. Regelsystemen helpen je
de informatie van de prikkel naar de effectoren , die op hun beurt een reactie uitvoeren.
prikkel
waarneembare verandering
receptor
lichaamsdeel dat de prikkel herkent en opvangt
signaal
conductor
lichaamsdeel dat informatie geleidt
signaal
effector
lichaamsdeel dat een reactie uitvoert
reactie
actie als antwoord op de prikkel
Bekijk de situaties. Overleg met je buur en zet een kruisje bij elk gepast antwoord.
OPDRACHT 3
Je leerde al dat het zenuwstelsel en het hormonale stelsel conductoren zijn. Som hieronder
enkele delen van het zenuwstelsel en het hormonale stelsel op die jij al kent. Overleg met je buur.
LEERDOELEN
Je kunt al:
Je leert nu:
M uit welke delen het zenuwstelsel is opgebouwd; De uitdaging van het wiel
M omschrijven wat een neuron is en de onderdelen ervan benoemen; wordt nog groter voor
mensen met een bionische
M het verband tussen een neuron en een zenuw omschrijven; arm of been. Zij kunnen
M hoe de geleiding en overdracht van informatie gebeurt in het het wiel echter net zo goed
zenuwstelsel; uitvoeren. Ook zij controleren
en sturen vanuit hun wil de
M hoe het doorgeven van een impuls een samenwerking is tussen een
bewegingen aan, maar zij
elektrisch en een chemisch proces;
sturen hun impulsen naar
M hoe de informatie verwerkt wordt in het centrale zenuwstelsel; hun elektronische robotarm
M het verschil tussen een reflex en een gewilde beweging; of -been. Hoe doen zij dat?
Om die vragen te kunnen
M hoe het zenuwstelsel bijdraagt tot homeostase; beantwoorden, bestuderen we
M hoe de werking van het zenuwstelsel verstoord kan worden. eerst de mogelijke wegen die
een impuls aflegt.
De uiteinden van het axon maken contact met andere cellen zoals neuronen,
spiercellen of kliercellen. Die uiteinden zijn knotsvormig verdikt en noemen
we de eindknopjes.
Het axon kan omgeven zijn door een myelineschede. Myeline is een
vetachtige stof die aangemaakt wordt door speciale cellen van het
zenuwstelsel, de cellen van Schwann. De myelineschede heeft sterk
isolerende eigenschappen en speelt een belangrijke rol in de snelheid
van impulsgeleiding. De myelineschede wordt op regelmatige plaatsen
onderbroken en die onderbrekingen worden de insnoeringen of knopen van
Ranvier genoemd.
3D
dendrieten
axon
myelineschede eindknopjes
cellichaam celkern
knoop van doorsnede in lengte
Ranvier
celkern
axon
Afb. 97 Cel van Schwann
Delen van een neuron produceert myeline.
OPDRACHT 4
a
g
e f
d
c
Afb. 98
B axon F myeline
C cellichaam D celkern
A dendrieten
2 Teken met een pijl in welke richting informatie doorheen het neuron loopt.
Een zenuw is een bundel met lange uitlopers van verschillende zenuwcellen.
Die bundel van uitlopers wordt samengehouden en beschermd door
een bindweefselschede. Op hun beurt worden meerdere zenuwbundels
samengehouden door een stevige bindweefselmantel.
Binnenin dat bindweefsel lopen bloedvaten: zij voorzien alle aanwezige
structuren van onder andere zuurstofgas en voedingstoffen.
zenuw
zenuwbundel
axon of lang
dendriet
bindweefselschede
bloedvat
Afb. 99
Een zenuw is een bundel met lange uitlopers van zenuwcellen.
Afb. 100
A Ruggenmergzenuwen ontspringen
uit ruggenmerg.
B Vanuit je hersenen en hersenstam
ontspringen hersenzenuwen.
ruggenmerg rugzijde
spinaal
grensstreng ganglion
grensstreng-
ganglion
ruggenmergzenuw
buikzijde
Afb. 101
Grensstrengen liggen parallel naast de wervelkolom.
OPDRACHT 5
ruggenmergvliezen
wervel
rugzijde
Afb. 102 Afb. 103
wandlob
voorhoofdslob
voorhoofdslob
achterhoofdslob
wandlob
slaaplob
slaaplob kleine hersenen
hersenstam
achterhoofdslob
ruggenmerg
linkerhemisfeer rechterhemisfeer
Afb. 104
Bovenaanzicht en zijaanzicht van de hersenen
hersenstam kleine
hersenen
bloedvaten hersenen
Afb. 105
De schedel en de hersenvliezen beschermen de hersenen.
Afb. 106
Microscopische foto
doorsnede ruggenmerg
hypothalamus
hypofyse
hersenstam kleine hersenen
Afb. 107
Overlangse doorsnede van de hersenen
Het wervelkanaal ontstaat doordat wervelgaten van de op elkaar gelegen wervels een tunnel vormen. Het
ruggenmerg is dus beschermd door de wervelkolom.
Tussen de wervellichamen liggen kraakbenige tussenwervelschijven. Ze maken de beweeglijkheid van de
wervelkolom mogelijk en dienen als schokdemper voor de verschillende wervels tijdens de beweging.
Tussen opeenvolgende wervels is aan beide kanten een opening, het tussenwervelgat. Doorheen de
tussenwervelgaten treden de ruggenmergzenuwen, die links en rechts van het ruggenmerg ontspringen, uit
het wervelkanaal.
A wervelgat
wervellichaam
rugzijde
buikzijde
A B
7 halswervels
B 8 paar
buikzijde halszenuwen
tussen-
wervel- wervelgat
lichaam
wervelgat
rugzijde
12 borstwervels
ruggenmerg
12 paar
Fig. 9.40 Wervel borstzenuwen
A Bovenaanzicht
B Zijaanzicht
A rugzijde buikzijde
buikzijde
rugzijde buikzijde
tussenwervelgat
rugzijde
5 lendenwervels 5 paar
lendenzenuwen
buikzijde
B
ruggenmerg-
zenuw 5 heiligbeenwervels 5 paar
heiligbeenzenuwen
Afb. 108
Op een dwarsdoorsnede van het ruggenmerg zie je dat het ruggenmergkanaal dorsale hoorn rugzijde
ruggenmerg uit grijze stof bestaat, omgeven door witte
stof. De grijze stof vormt een vlindervormige figuur met vier
opvallende uitlopers of hoornen: twee dorsale hoornen
en twee ventrale hoornen. Dorsaal betekent ‘aan de
rugzijde gelegen’, ventraal ‘aan de buikzijde'. In het midden
van de grijze stof loopt het ruggenmergkanaal, dat met grijze stof buikzijde
ventrale hoorn
witte stof
ruggenmergvocht gevuld is. Het ruggenmergvocht en het
Afb. 109
hersenvocht vormen één doorlopend geheel. Doorsnede van het ruggenmerg
OPDRACHT 6
Fout, je spieren zijn niet defect. Je zenuw geeft niet langer impulsen door tot aan je voet.
2 Tot welk type zenuw behoort de kuitzenuw, als je weet dat de kuitzenuw het ruggenmerg verbindt met
de spieren die de voet heffen?
ruggenmergzenuw
± 1 à 1,5 m
Als je zenuwstelsel niet goed werkt, zoals bij een dropvoet, worden bepaalde
impulsen niet doorgegeven in je lichaam. Drie verschillende typen neuronen
spelen daarbij een cruciale rol. Het onderscheid tussen die neuronen
wordt gemaakt op basis van de richting waarin ze de impuls doorgeven.
Elk type vertoont eveneens een kenmerkende bouw. Je vindt ze terug op
afbeelding 111.
schakelneuronen schakelneuronen
motorisch
neuron geleidt
sensorisch impuls
neuron
motorisch
neuron
je armspieren
trekken samen
sensorisch neuron
geleidt impuls
mechanoreceptoren in je hand
maken impulsen aan wanneer je Afb. 111
een bal in je hand voelt vallen
Een baseballspeler vangt en gooit een bal. Gebruik afbeelding 111 om de vragen te
beantwoorden.
1 Welke receptor neemt het vangen van de bal waar?
2 Geef bij elk stap tussen het opvangen en het wegwerpen van de bal aan welke cellen daarvoor
verantwoordelijk zijn.
Stappen Cellen
3 Schakelneuronen
Neuronen die impulsen overbrengen binnen het centrale zenuwstelsel. Ze
liggen dus in het ruggenmerg of in de hersenen.
Schakelneuronen kunnen impulsen ontvangen van sensorische neuronen
en doorgeven aan motorische neuronen of andere schakelneuronen.
Ze hebben talrijke dendrieten en korte axonen, vaak zonder of met maar
weinig myeline.
Een zenuw bestaat uit vele zenuwcellen en kan onderdelen van verschillende
soorten neuronen bevatten.
• Sensorische zenuwen bevatten axonen en dendrieten van sensorische
neuronen.
• Gemengde zenuwen bevatten uitlopers van sensorische en motorische
neuronen.
• Motorische zenuwen bevatten enkel axonen van motorische neuronen die
naar effectoren lopen.
` Maak oefening 6.
Beantwoord de vragen.
Bij een aangezichtsoperatie is de chirurg erg voorzichtig.
Hij wil vooral geen schade toebrengen aan de
aangezichtszenuwen. Op deze foto kun je er zelf één
opmerken.
1 Duid de zenuw aan met een pijl.
2 Leg aan de hand van de kleur van de
aangezichtszenuw uit waarom jij precies daar je pijl Afb.
tekende. Tip: net als room is myeline een vetstof. 112
Axonen en lange dendrieten van sensorische en motorische neuronen bevatten vaak heel wat
myeline. Dat maakt dat ook een aangezichtszenuw een witte kleur vertoont.
3 Ook een dwarsdoorsnede van je ruggenmerg laat kleurcontrast zien. Duid met een pijl aan op de foto
welk deel van je ruggenmerg geen schakelneuronen bevat.
ruggenmerg
Schakelneuronen bevatten zeer weinig myeline. Ze worden daarom ook weleens grijze stof
genoemd. De witte stof hier bevat wel axonen en dendrieten, en dus wel myeline.
OPDRACHT 9 ONDERZOEK
grote hersenen Je leerde al dat het zenuwstelsel ingedeeld kan worden op basis van ligging:
het centrale en perifere zenuwstelsel. We kunnen het zenuwstelsel nog op
een andere manier indelen, namelijk op basis van functie. Op basis van
kleine hersenen
functie onderscheiden we het somatische of animale zenuwstelsel en het
hersenstam
autonome zenuwstelsel.
• Somatisch of animaal zenuwstelsel: helpt bij de bewuste waarnemingen,
verwerking van de informatie en het uitvoeren van daarbij gewenste
bewegingen. Het somatische zenuwstelsel regelt dus de interactie tussen
het individu en zijn omgeving.
• Autonoom zenuwstelsel: regelt de automatische processen zoals hartslag,
ademhaling, spijsvertering … . Het autonome zenuwstelsel controleert
alle onbewuste levensprocessen binnen het individu.
` Maak oefening 7.
WEETJE
De werking van het sympatische en parasympatische systeem is bij een lichaam in evenwicht nauwkeurig op
elkaar afgestemd: als je actiever wordt neemt de sympatische invloed toe en de parasympatische invloed af.
Het omgekeerde gebeurt als je passiever wordt.
A Informatieoverdracht
OPDRACHT 10
Hoe snel reageer je op kleurverandering van een verkeerslicht? Scan de QR-code en test
het uit.
1 Herhaal de test vijf keer en noteer jouw gemiddelde reactietijd in de kolom.
𝒕 (reactietijd)
jouw gemiddelde
reactietijd
TEST JE REAC-
snelste leerling
TIESNELHEID
licht
in het oog
Een prikkel die wordt opgevangen door een receptor, wordt omgezet in
een signaal of impuls waardoor een reactie kan volgen. Dat zoiets snel kan
gaan, stelde je vast in opdracht 10. Je leerde al dat het zenuwstelsel een
geleider of conductor is; het transporteert namelijk een signaal door het
lichaam. Een signaal getransporteerd door het zenuwstelsel noemen we een
neuraal signaal of impuls. Maar hoe werken de verschillende delen van het
zenuwstelsel samen om een reactie op de prikkel te doen ontstaan?
B Impulsgeleiding
Neuronen brengen informatie met hoge snelheid over van de ene plaats in
je lichaam naar de andere. Hoe gebeurt de communicatie over een grote
afstand in ons lichaam? De afstand van je ogen tot de hersenen is niet zo
groot, maar van de hersenen naar je vingers bedraagt toch één meter. En bij
sommige dieren is die afstand nog veel groter.
3 meter
Afb. 117
De afstand tussen receptoren en verwerkingscentra kan snel
oplopen bij grotere diersoorten, zoals deze blauwe vinvis.
Afb. 118
Voorbereiding Dominostenen worden op een lat vastgekleefd met plakband.
5 Zet alle stenen terug recht. Raak de eerste dominosteen heel zachtjes aan. Wat gebeurt er?
6 Herhaal, maar gebruik steeds een grotere kracht. Wat stel je vast?
7 Verwijder één dominosteen in het midden. Zet alle dominostenen opnieuw recht.
Duw de eerste dominosteen om. Wat gebeurt er?
Afb. 119
Ionkanaaltjes in het membraan van het axon
celmembraan
kanaal
–70 millivolt extracellulair
buitenzijde
A
A B
B celmembraan
= impuls
rustfase actiefase
Afb. 121
Neuron in actiefase
A Vorming van een impuls langs het celmembraan ter hoogte van een axon
B Dwarsdoorsnede van een axon met ladingstoestand in de rustfase en de actiefase
impulsgeleiding
50
actiepotentiaal
depolarisatie repolarisatie
0
prikkeldrempel
rustpotentiaal
-50
rustpotentiaal
-100
0 1 2 3 4 5 6 7 tijd (ms)
Grafiek 5
Verloop van de elektrische veranderingen
op de plaats van een actiepotentiaal
BEKIJK DE
VIDEO
OPDRACHT 12
WEETJE
Wanneer een rups aan een deel van de plant (zoals een
blad) knabbelt, komt uit de beschadigde plantencellen
een boodschappermolecule (glutamaat) vrij. Die molecule
verandert de membraaneigenschappen van aangrenzende
cellen, met als gevolg dat positieve ionen in die cellen BEKIJK
DE VIDEO
naar binnen stromen. De verplaatsing van positieve ionen
in één cel veroorzaakt verplaatsing van positieve ionen in
een aangrenzende cel. De kettingreactie van verplaatsing van ionen veroorzaakt, net zoals bij dieren, een
elektrisch signaal dat informatie over een grote afstand kan vervoeren. Dat elektrisch signaal brengt de
productie van allerhande stoffen op gang die de plant minder appetijtelijk moeten maken, om zo de vraat
te verminderen. Ook planten kunnen informatie over grote afstand verspreiden door middel van elektrische
signalen.
OPDRACHT 13
Werkwijze
1 Bouw de opstelling na zoals op afbeelding 123.
2 Duw met een lat tegelijkertijd de eerste
dominosteen van beide reeksen om.
Afb. 123
Waarneming
Alle stenen van de reeks met de potloden zijn sneller omgevallen dan de reeks die enkel
Besluit
De snelheid van impulsgeleiding kan verhoogd worden door een sprongsgewijze impulsgeleiding.
Op die manier kan een blauwe vinvis – het grootste zoogdier op onze
planeet – zijn staart bewegen zodra hij iets hoort of ziet, ook al ligt de staart
op bijna 25 meter van de kop.
VERGELIJK DE actiepotentiaal
GELEIDINGS- 0,5 tot 10 m/s
SNELHEID
ongemyeliniseerd
axon
myelineschede depolarisatie
cellichaam
Afb. 124
Dankzij de myelineschede verloopt de impulsgeleiding veel
sneller dan bij een omgekeerd ongemyeliniseerd axon.
OPDRACHT 15
receptorcel
–– +
++ impuls –
prikkel –
–– +
b Vergelijk het verschil in hoogte van de actiepotentialen bij een zwakke prikkel en een sterke prikkel.
c Vergelijk het aantal actiepotentialen bij een zwakke prikkel en een sterke prikkel.
Bij een sterke prikkel is het aantal actiepotentialen groter / kleiner dan bij een zwakke prikkel.
Als je de weg van de lichtprikkel van het groene licht tot het klikken op de
knop hebt bestudeerd, dan heb je vastgesteld dat receptoren, neuronen
en effectoren met elkaar in verbinding staan. Die moeten dus in staat zijn
impulsen aan elkaar over te dragen.
synaps
3D A axon
eindknopjes
dendriet
4
B 1 impuls impuls
neurotransmitter 3 membraan-
2 receptor
axon eindknopje
celmembraan
synaptische celmembraan
synaptisch blaasje spleet
Drugs zijn stoffen die inwerken op de impulsgeleiding van ons lichaam. Dat kan tijdelijk aangenaam
aanvoelen, waardoor ze verslavend zijn. We spreken daarom ook van genotsmiddelen.
De stoffen die in drugs zitten, werken in op de neurotransmissie binnen de synapsen. De moleculen van
drugs worden net als neurotransmitters herkend door membraanreceptoren. Ze kunnen een stimulerende
of remmende werking op de neurotransmissie teweegbrengen. Zo is alcohol een voorbeeld van een stof met
een remmende werking op de impulsgeleiding. Als je te veel alcohol gedronken hebt, kun je niet meer goed
spreken en kun je ook problemen hebben met je evenwicht of zicht. Dat is zeer gevaarlijk als je je in het
verkeer begeeft. Er zijn daarom heel wat sensibiliseringscampagnes rond drugs en alcohol in het verkeer.
Stimulerende stoffen
verhogen de afgifte
axon van dopamine. Meer
dopamine verhoogt
stimulerende het gevoel van geluk
stof en stimuleert de controle
eindknopje
over bewegingen.
OPDRACHT 16 DOORDENKER
OPDRACHT 17
Ook aan de hand van een netwerk Uit hersentrauma’s kun je ook heel wat leren
van draden die elektrische activiteit over de functie van een hersendeel. Zo kreeg een
meten, kan men achterhalen spoorwegarbeider een ijzeren staaf door zijn hoofd.
welke zones een bepaalde functie Hij herstelde, maar veranderde erg van karakter: hij
hebben. Die techniek wordt werd agressiever, vloekte vreselijk en gedroeg zich
elektro-encefalografie genoemd asociaal. Later bleek dat zijn voorhoofdslob beschadigd
(EEG). Ook daarbij wordt gemeten was; daaruit kon men besluiten dat specifieke
hersenactiviteit gerelateerd aan de hersengebieden ook voor onze emoties en motivatie
opdracht die de proefpersoon krijgt. instaan.
frequentie 260/s
Ook door elektrostimulatie kan men verwerkingscentra spanning 4V
ontdekken. Men geeft met een generator een
elektrische impuls aan een welbepaald gebied van de
hersenen. Zo zal een kat bijvoorbeeld haar achterpoot
optillen wanneer de buitenkant van haar grote
hersenen een elektrisch signaal krijgen. Men weet
daardoor dat de bovenzijde van de grote hersenen bij
katten spierbewegingen van de achterpoten reguleert. Afb. 129
BEKIJK DE
ONTDEKPLAAT
Verwerkingscentra Hersendeel
hormoonhuishouding tussenhersenen
gewaarworden van tast, gehoor, smaak, reuk en zicht (sensoriek) grote hersenen
lichaamstemperatuur tussenhersenen
motorische centra
1
2
2
gezichtscentrum
1
1 = primaire centra
2 = secundaire centra
Afb. 130
Primaire en secundaire centra in de grote hersenen
Uit de eerdere opdrachten en uit het voorbeeld van het groene licht
kunnen we afleiden dat onze hersenen opgebouwd zijn uit verschillende
hersencentra met elk hun specifieke functie.
90 % van de
wereldbevolking is
trouwens rechtshandig.
Het schrijfcentrum aansturing spieren aansturing spieren
linkerkant lichaam rechterkant lichaam
ligt dan in je
linkerhersenhelft. Bij
linkshandigen is het net
andersom. Mensen die
spraakcentrum
hersenschade oplopen
gevoelsprikkels
aan de motorische centra linkerhand
schrijfcentrum
in hun linkerhersenhelft rechtshandigen
hebben moeite met communicatie
via hersenbalk
spierbewegingen aan
de rechterkant van hun gehoorcentrum
rechteroor gehoorcentrum
lichaam. Dat gebeurt linkeroor
bijvoorbeeld ook met
het beeld dat op het taal, spraak en gezichtsherkenning
netvlies wordt gevormd logische conclusies, + begrijpen van
rekenen emoties
en gevoelsprikkels; de
signalen worden telkens
naar de hersenhelft aan gezichtscentrum gezichtscentrum
beeld rechts beeld links
de andere kant van het
lichaam gestuurd.
Daarnaast zijn er centra die ervoor zorgen dat je iets kunt maken, onthouden, verbanden leggen, zaken
analyseren … Ook automatische lichaamsfuncties zoals ademen, je hartslag, de pupilreflex ... worden vanuit
de hersenen aangestuurd.
Sommige centra liggen in één hersenhelft, sommige in beide hersenhelften. Communicatie van de ene helft
naar de andere gebeurt via de hersenbalk.
A lichtsensor
A B
B temperatuursensor AND
zonwering zonwering
X
Afb. 131 Afb. 132
Afb. 133
Twee sensorische neuronen A en B
B komen toe bij een schakelneuron X
WEETJE
hersendeel voor
prikkelgewaarwording
schakelneuron
in de thalamus
sensorisch
neuron
schakelneuron
in het ruggenmerg
Afb. 134
Een bewuste gewaarwording wordt
verwerkt in het hersendeel voor
prikkelgewaarwording.
OPDRACHT 19
Vul het traject van een impuls aan voor de bewuste gewaarwording van een aankomende
baseball in je hand.
het ruggenmerg
3 schakelneuronen in de hersenen
Onderzoek het impulstraject voor het gewenste wegwerpen van de baseball. Bestudeer
daarvoor de figuur en vul de tabel aan.
Afb. 135
Het impulstraject voor het bewust gooien van de bal wordt opgestart in het hersendeel
geleiding Vanuit het hersendeel voor gewilde bewegingen geleiden twee typen neuronen de
impuls na elkaar:
effector de armspieren
effector Je bent je bewust van een prikkel wanneer de informatie over die prikkel
in het hersendeel voor bewuste gewaarwording verzameld en verwerkt
wordt.
reactie
Het impulstraject voor een bewuste gewaarwording verloopt als volgt:
receptor sensorisch neuron schakelneuronen in ruggenmerg en
hersenen hersendeel voor bewuste gewaarwording
Je voert een beweging bewust uit wanneer de impuls voor die beweging
aangemaakt wordt en vertrekt in het hersendeel voor gewilde
bewegingen.
3 De geblinddoekte persoon bij het experiment vertoont een reflex, meer specifiek de strekreflex. Leg uit
door aan te vullen.
Een reflex is een snelle en onbewuste reactie van je lichaam op een prikkel.
schakelneuron
sensorisch
neuron
mechano-
receptoren
motorisch neuron
bovenste
dijspier
onderste
dijspier
Afb. 136
Impulstraject van
een reflexboog
Toch zal er na de reflex ook een impuls bij het hersendeel voor bewuste
gewaarwording aankomen; dat signaal komt echter veel later aan in de
hersenen. Je zult je dus pas later bewust worden van wat er gebeurde.
Bij een reflex is het impulstraject vaak heel kort. Daardoor kan de
effector snel reageren. Reflexen helpen daarbij gevaarlijke situaties te
vermijden of je lichaam te beschermen. Omdat het hersendeel voor
bewuste gewaarwording niet betrokken is bij die regeling, verloopt de
reflex onbewust en automatisch.
Soms wordt de informatie alsnog naar de hersenen gestuurd.
impulstraject
bij een reflex
prikkel
receptor
impulsgeleiding
via sensorisch neuron
schakelneuron
in ruggenmerg
impulsgeleiding
via motorisch neuron
effector
reactie
Vul de ontbrekende woorden aan voor het regelsysteem van de strekreflex in het dijbeen.
prikkel
De prikkel is het rekken van de bovenste dijbeenspieren .
impuls- Via achter elkaar geschakelde neuronen wordt de impuls van receptor naar effector
geleiding
geleid:
• vanuit dat sensorisch neuron rechtstreeks naar een effector via een
motorisch neuron .
effector
De effector is de bovenste dijbeenspieren .
OPDRACHT 23
Welke onderdelen van de reflexboog zouden defect kunnen zijn wanneer je geen
strekreflex vertoont?
Afb. 137
Met een hamertje wordt de kniepeesreflextest uitgevoerd.
Een pasgeboren baby heeft nog niet de tijd gehad om iets te kunnen leren. Toch is hij in staat om op bepaalde
prikkels te reageren. Die reacties zijn aangeboren reflexen zoals de zuigreflex, slikreflex, loopreflex, grijpreflex,
schrikreflex, voetzoolreflex … Die reflexen zijn noodzakelijk voor het overleven van de pasgeboren baby.
De aangeboren reflexen verdwijnen geleidelijk tijdens de motorische ontwikkeling van de baby gedurende
het eerste levensjaar. Dat komt door de ontwikkeling van de hersenen en de zenuwbanen. De baby krijgt
steeds meer willekeurige controle over zijn lichaamsbewegingen waardoor die reflexbewegingen geleidelijk
verdwijnen en door bewuste gedragingen vervangen worden. De slikreflex en de kokhalsreflex zijn twee
aangeboren reflexen die nooit verdwijnen.
Afb. 138
Zuigreflex, test voetzoolreflex en loopreflex
OPDRACHT 24
sensorisch neuron
motorisch
ruggenmergneuron
motorisch neuron
bovenste
pijnreceptor in huid dijspier
spiervezels
bal wegtrappen
met linkervoet
receptor pijnreceptoren
ruggenmerg en effector
dijspieren dijspieren
Je leerde al dat de weg die de impuls aflegt, het impulstraject, voor reflexen
over een reflexboog loopt. De impuls ontstaat in een receptor na het
waarnemen van een prikkel. Vanuit de receptor loopt de impuls, via een
sensorisch neuron, naar een schakelneuron in het ruggenmerg. Van daaruit
wordt de impuls via een motorisch neuron onmiddellijk naar de effector
geleid.
Bij een gewilde beweging kan er eerst een impuls aankomen in je grote
hersenen, maar je kunt ook bewust beslissen om een actie uit te voeren.
Schakelneuronen in een neuraal netwerk doen een nieuwe impuls ontstaan.
Die wordt via motorische neuronen naar de effectoren geleid. Een gewilde
beweging volgt vaak, maar niet altijd, op een bewuste gewaarwording.
Een impulstraject voor een reflex verloopt via een receptor. De impuls
verplaats zich via een reflexboog: dat is een aaneenschakeling van
sensorische neuronen, soms schakelneuronen, en motorische neuronen
die zorgt voor een snelle reactie. Je wordt je vaak pas bewust van de
beweging, nadat de reflex al voltooid werd.
Sensor Effectoren
Sensor
Thermoreceptoren Haren gaan rechtop staan, Bloedvaten in de huid De spierbewegingen van het
zijn gespecialiseerde zodat er een isolerend laagje vernauwen, zodat er minder bibberen wekken warmte op.
cellen die tempera- lucht rond de huid wordt vast warmte via het huidoppervlak
tuursveranderingen gehouden. verloren gaat.
voelen.
Effectoren
Verwerkingscentrum
Afb. 141
Homeostase voor je lichaamstemperatuur
ontwaken
38° C
37° C
36° C
35° C
Grafiek 7
34° C Perifere
0u 3u 6u 9u 12u 15u 18u 21u lichaamstemperatuur
geleiding
verwerkingscentrum
signalen hypothalamus signalen
receptoren effectoren
thermoreceptoren
prikkel reactie
37 °C
lichaamstemperatuur
homeostase
• spieren bibberen + • spiertjes huidhaar -
• spiertjes huidhaar + • spiertjes bloevaten -
< 37 °C > 37 °C • spiertjes bloedvaten + • zweetkliertjes +
+ is activering
- is ontspanning
Afb. 143
Homeostase voor de lichaamstemperatuur
Zowel het perifere als het centrale zenuwstelsel spelen een belangrijke
rol bij de homeostase van tal van lichaamsparameters. Zo wordt het
behouden van je lichaamstemperatuur rond 37 °C gereguleerd door de
hypothalamus.
OPDRACHT 25
De myelineschede vormt een isolerende laag rond het axon en speelt een belangrijke rol in de
kracht of sterkte van de impuls gaat verloren. Bij ernstige beschadiging is de impuls uitgedoofd
• De omgeving speelt een rol: MS komt meer voor in koude gebieden (vitamine D).
• Gedrag speelt ook een rol: mensen met overgewicht hebben meer kans; mensen die roken
hebben meer kans; een virale infectie kan de aanleiding zijn; vermoeidheid.
WEETJE
OPDRACHT 26
De geleiding van informatie gebeurt door zenuwcellen of neuronen. Aan een neuron kunnen we verschillende delen
herkennen:
dendrieten
axon
myelineschede eindknopjes
cellichaam celkern
knoop van doorsnede in lengte
Ranvier
celkern
axon
Cel van Schwann
produceert myeline.
• een cellichaam;
• een axon : een uitloper die heel lang kan zijn en die alleen op het uiteinde
vertakt is. Het uiteinde van elke vertakking is verbreed, de eindknopjes. Het axon kan omgeven zijn met
onderbroken is. Het axon leidt informatie van het cellichaam naar andere cellen.
• Zenuwen zijn opgebouwd uit lange uitlopers van sensorische en motorische neuronen en
Op basis van de ligging, functie en aanwezige beschermende structuren kan het zenuwstelsel ingedeeld worden in
• grensstrengen (5)
receptoren en effectoren .
buikzijde
2
4
1 5
3 ruggenmergvliezen
wervel
rugzijde
B Soorten neuronen
• sensorische neuronen : geleiden impulsen van een receptor naar het centrale zenuwstelsel.
• motorische neuronen : geleiden impulsen vanuit het centrale zenuwstelsel naar effectoren.
effector
motorisch neuron
A Informatieoverdracht
De informatieoverdracht is de geleiding van informatie van receptor tot effector. De zenuwcellen of neuronen
brengen informatie van de receptoren naar de verwerkingscentra of hersencentra in de hersendoelwitcellen en van
daaruit naar de effectoren.
B Impulsgeleiding
buitenzijde:
de actiepotentiaal
De actiepotentiaal is een verplaatsing van ionen en vormt een elektrisch signaal. Elke
actiepotentiaal veroorzaakt in de naastliggende zone van het axon een nieuwe actiepotentiaal. De
De verplaatsing van de actiepotentiaal over het axon van het cellichaam naar de eindknopjes noemen we
Impulsgeleiding .
Ter hoogte van de synaps eindigt het axon en wordt de informatie overgedragen naar de volgende cel, dit is de
impulsoverdracht .
doen ontstaan.
elektrisch signaal chemisch signaal elektrisch signaal
D Informatieverwerking
• effectoren aansturen,
• impulsen selecteren.
1.3 Wat is het verschil tussen een gewilde beweging en een reflex?
Het impulstraject van een bewuste gewaarwording, gevolgd door een gewilde beweging en een reflex ziet er als
volgt uit.
mechano-
receptoren
motorisch neuron
bovenste
dijspier
onderste
dijspier
Impulstraject impulstraject
impulstraject bij
gewilde bij een reflex
beweging
prikkel
beslissing
in de hersenen receptor
impulsgeleiding
via sensorisch neuron
schakelneuronen
in de hersenen en
ruggenmerg
schakelneuron
in ruggenmerg
impulsgeleiding impulsgeleiding
via motorisch via motorisch neuron
neuron
effector
effector
reactie
reactie
de strekreflex
• Soms verwerking in de
schakelneuronen van
Snelheid reactie sneller / trager want kort / langer sneller / trager want kort / langer
impulstraject impulstraject
en in het lichaam. Zowel het perifere als het centrale zenuwstelsel spelen een daarbij een belangrijke rol.
geleiding
verwerkingscentrum
signalen hypothalamus signalen
receptoren effectoren
thermoreceptoren
prikkel reactie
37 °C
lichaamstemperatuur
homeostase
+ is activering
- is ontspanning
Je weet al:
M hoe hormonen bij bepaalde cellen een reactie processen door hormonen of signaalstoffen
veroorzaken of hoe hormonen hun doelwitcellen gestuurd worden. Samen met het
OPDRACHT 27
Het is een conductor: het geleidt informatie naar verschillende effectoren in het lichaam.
4 Wanneer de stresserende of angstaanjagende situatie weer weg is, keert je lichaam naar de normale
situatie terug. Hoe noemen we dat streven naar een dynamisch evenwicht of stabiel inwendig milieu?
homeostase
epo (erytropoëtine)
4 Wat gebeurt na verloop van tijd met het aantal rode bloedcellen in het lichaam?
5 Hormonen worden vaak misbruikt om prestaties in de topsport te bevorderen. Hoe heet dat misbruik?
doping
Dopingschandaal:
WADA sluit Rusland vier jaar uit van
internationale sportevenementen
Rusland is vier jaar niet welkom op belangrijke
internationale sportevenementen, waaronder de Olympische
Spelen. Dat heeft het Wereldantidopingagentschap (WADA)
bekendgemaakt, nadat recent duidelijk werd dat de Russen
dopingdata hebben gemanipuleerd.
1 Verklaar nu zelf waarom er op dertienjarige leeftijd een verschil in lengte kan bestaan tussen jongens
en meisjes.
Sommige meisjes maken vroeger en meer thyroxine en groeihormonen aan op die leeftijd.
2 Mensen met een hogere thyroxineproductie hebben het warmer. Leg uit waarom dat zo is.
3 Bij welk proces in ons lichaam speelt thyroxine bijgevolg ook een rol?
Voorbeeld:
• adrenaline zorgt voor gepaste reacties in een stresserende situatie maar
wordt nadien weer afgebroken, zodat je opnieuw rustig wordt;
• epo stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen bij een laag
zuurstofgehalte in de lucht maar dat effect verdwijnt weer na een tijdje;
• thyroxine regelt de stofwisseling.
WEETJE
Het hormonale stelsel speelt in ons lichaam een rol als conductor.
Via hormonen of signaalstoffen wordt informatie in ons lichaam
doorgegeven. Die signaalstoffen zorgen ervoor dat effectoren voor een
gepaste reactie kunnen zorgen en dat verschillende processen in ons
lichaam gecoördineerd worden.
Hoe weet een hormoon welke effector hij aan het werk moet zetten? En hoe
weten effectoren op hun beurt dat een hormoon voor hen bestemd is? In het
bloed circuleren immers tegelijkertijd verschillende hormonen die allemaal
alle delen van het lichaam, en dus meerdere effectoren, bereiken. Hormonen
worden geproduceerd in speciale kliercellen. Die kliercellen vormen de
hormonen of signaalmoleculen met bouwstoffen die uit het bloed worden
gehaald. Dat is mogelijk dankzij het nauwe contact tussen de omgevende
haarvaten en de kliercellen. Vaak komen de kliercellen in groepjes voor,
ze vormen dan een klier. Die klieren die hormonen afscheiden brengen
de gemaakte hormonen rechtstreeks in de bloedbaan. De stoffen worden
dus afgescheiden in het inwendig milieu. Om die reden worden die klieren
endocriene klieren genoemd. ‘Endo-’ betekent ‘naar binnen’.
haarvaten
hormonen in de
bloedbaan
membraanreceptor 1 geactiveerd
membraanreceptor 2
hormoon
celmembraan
celkern
Afb. 146
Doelwitcel met
drie verschillende
cytoplasma membraanreceptor 3 membraanreceptoren
Vergelijk het hormoon met een sleutel die door zijn specifieke vorm in een
welbepaald slot past. Zodra het hormoon langs een celmembraan van een
doelwitcel passeert, gaat het een binding met de membraanreceptor aan.
Zodra die binding gerealiseerd is, wordt de doelwitcel geactiveerd en alleen
dan kan de cel op het hormoon reageren.
Dat sleutel-slot-principe verklaart waarom hormonen slechts één of een
zeer beperkt aantal effectoren kunnen aansturen: het hormoon moet op de
membraanreceptor van de doelwitcel passen. Daardoor is het hormoon een
geleider of conductor in het regelsysteem.
Afb. 147
Sleutel-slot-principe tussen
correcte pasvorm reactie in de doelwitcel zal volgen hormoon en membraanreceptor
Hormonen worden via het bloed getransporteerd. Dat wil zeggen dat ze
signalen kunnen overbrengen naar lichaamsdelen die veraf gelegen zijn van
de endocriene klier waar ze geproduceerd worden. Daardoor kan het even
duren vooraleer een hormoon zich zal binden aan de membraanreceptor
en een reactie zal veroorzaken. Doorheen je slagaders stroomt je bloed
met een maximale snelheid van ongeveer 0,5 meter per seconde. In je
haarvaten gaat dat echter een stuk trager. Hormonen zijn bovendien slechts
tijdelijk aanwezig in je bloed. Ze worden immers langzaamaan door de lever
afgebroken.
De doelwitcellen van
het hormoon hebben
de juiste receptor
op het membraan.
Hormoon-
receptorcomplex
membraanreceptor
Afb. 148
Werking hormonen
Een hormoon zal pas een reactie uitlokken als cellen daar gevoelig voor
zijn. Men zegt dat één hormoon specifieke doelwitcellen heeft. Enkel zij
kunnen dus reageren als het hormoon zich aanbiedt.
Het sleutel-slot-principe verklaart waarom hormonen slechts bepaalde
effectoren aansturen: het hormoon moet op de membraanreceptor van
de doelwitcel passen.
Het transport van hormonen gebeurt eerder langzaam, omdat bloed niet
snel stroomt. Hormonen blijven niet in het bloed maar worden in de
lever afgebroken.
8 Endocriene Hormonen
klier
6
10 1 α- en β-cellen insuline en glucagon
4 van de
7 alvleesklier
5
2 eierstok oestrogeen en
9
progesteron
1 3 teelballen testosteron
2 5 bijnier adrenaline
6 hypofyse groeihormoon en
schildklierstimulerend
hormoon
7 thymus thymosine
8 hypothalamus hypofysestimulerend
hormoon
10 bijschild- parathormoon
klieren
A Regeling bloedsuikerspiegel
OPDRACHT 31 ONDERZOEK
1 Onderzoeksvraag
TIP
2 Hypothese
3 Benodigdheden
cola
water
zeep
handdoek
prikpen
glucose teststrip
bloedglucosemeter
4 Werkwijze
5 Waarneming 6 Verwerking
WEETJE
De eenheid mmol betekent ‘millimol per liter’. Het is een eenheid om aan te duiden hoeveel van een
stof er per liter in een vloeistof aanwezig is. 1 mmol glucose komt overeen met 180 mg. Je zult nog
leren hoe je dat zelf kunt berekenen.
7 Besluit
Het bloedsuikergehalte verandert. Bij de tweede meting neemt de waarde toe, bij de derde
meting neemt de waarde af. De afname bij meting 3 is te groot om enkel toe te wijzen aan het
8 Reflectie
a De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat:
persoonlijk antwoord
persoonlijk antwoord
bloedvat
bètacel
rode
alfacel
bloedcel
β-cellen geven insuline
af aan het bloed. bloedvat
Afb. 149
skeletspier
Het hormoon insuline zorgt voor een verlaging
van de bloedsuikerspiegel.
OPDRACHT 32 DOORDENKER
bloedsuikerspiegel (mmol/L)
glucosepeil
normale bloedsuikerspiegel
vetopslag
8
Grafiek 8
tijd Opslag van vetten bij te
hoge bloedsuikerspiegel
bloedsuikerspiegel (mmol/L)
glucosepeil
normale bloedsuikerspiegel
vetopslag
4
Grafiek 9
tijd Opslag van vetten bij te
hoge bloedsuikerspiegel
Door het gelijktijdig eten van drie kleine snoepjes ga je langdurig voorbij de grenswaarde voor
glucose in je bloed. De bloedsuikerspiegel wordt ook hoger. Je vetcellen kunnen dus langdurig
glucose omzetten in vet. Door het verspreid eten van drie kleine snoepjes ga je een minder hoge
vet.
alvleesklier
glucagon
lever
glucosemolecule
bloedvat
Afb. 150
Het hormoon glucagon zorgt voor een verhoging van de bloedsuikerspiegel.
OPDRACHT 33
Vul op basis van de schematische voorstellingen het regelsysteem voor het realiseren
van een gewenste bloedsuikerspiegel op p. 242 aan. Beantwoord daarna de vragen.
prikkel prikkel
verhoging van de glucoseconcentratie verlaging van de glucoseconcentratie
in het bloed in het bloed
sensor sensor
β-cellen in de alvleesklier α-cellen in de alvleesklier
conductor conductor
insuline glucagon
effector effector
spiercellen, levercellen en vetcellen levercellen
reactie reactie
opname van glucose uit het bloed afgave van glucose aan het bloed
REACTIE
HOMEOSTASE
bloedsuikerspiegel
tussen 4 en 8 mmol/L
REACTIE
PRIKKEL
omzetten glycogeen in glucose
+ vrijzetten in de bloedbaan
α-cellen levercellen
Afb. 151
Regelsysteem voor de homeostase van de bloedsuikerspiegel
Omdat beide hormonen een tegengesteld effect kunnen uitlokken: insuline zet effectoren aan
het werk die de bloedsuikerspiegel kunnen verlagen, glucagon zet effectoren aan het werk die
de bloedsuikerspiegel verhogen.
2 Leg uit hoe beide groepen kliercellen en hun hormonen voor homeostase kunnen zorgen.
voor een bloedsuikerspiegel die telkens weer tussen twee grenswaarden komt te liggen. Dat
gebeurt ondanks de soms verstorende omstandigheden, zoals een maaltijd of een langdurige
inspanning.
OPDRACHT 34
Ca2+-concentratie
gepaste Ca2+-concentratie
Ca2+-concentratie
parathormoon
1 Welke endocriene klier is betrokken bij de homeostase van calcium als de Ca2+-concentratie in het
bloed verhoogd is?
de schildklier
2 Welke cellen in die endocriene klier reageren op een verhoogde Ca2+-concentratie in je bloed?
C-cellen
calcitonine
4 Welke endocriene klier is betrokken bij de homeostase van calcium als de Ca2+-concentratie in het
bloed verlaagd is?
de bijschildklier
5 Welke cellen in die endocriene klier reageren op een verhoogde Ca2+-concentratie in je bloed?
Ca2+-gevoelige cellen
parathormoon
8 Bedenk minstens drie oorzaken die kunnen leiden tot spierkrampen door een te lage
Ca2+-beschikbaarheid.
mogelijke antwoorden:
Ca2+ fout, en er wordt daardoor te weinig parathormoon gemaakt; het hormoon geraakt niet
tot aan de doelwitcellen; de doelwitcellen zijn stuk of reageren niet op het hormoon.
Uit opdracht 34 kun je besluiten dat ons lichaam streeft naar een gepaste
Ca2+-concentratie in het bloed. Calcium is onder andere belangrijk bij de
spiersamentrekking, de opbouw van het skelet, de impulsgeleiding in een
zenuwcel … De hoeveelheid Ca2+- in het bloed wordt geregeld door hormonen
die afgegeven worden door de schildklier en de bijschildklier.
schildklier bijschildklier
(vooraanzicht) (achteraanzicht)
Afb. 152
Schildklier en bijschildklier
WEETJE
bijnier
bijniermerg bijnierschors
bloedvaten
nier
Afb. 153
Bouw van de bijnier
Het bijniermerg bestaat uit zenuwweefsel maar met heel speciale neuronen.
Normaal gezien scheiden neuronen in de eindknopjes van het axon een
neurotransmitter af maar hier dus niet. De neuronen in de cellen van de
bijniermerg scheiden een neurohormoon, adrenaline, af in plaats van een
neurotransmitter. Daarom noemen we die neuronen secretorische neuronen.
Het proces waarbij neuronen een hormoon afgeven is neurosecretie.
STRESS
hypothalamus
hormoon
sympathisch
hypofyse zenuwstelsel
hormoon
bijnieren
CORTISOL ADRENALINE en
NORADRENALINE
zenuwimpuls hypothalamus
ruggenmerg CRH
hypofyse
cellen van
ruggenmerg- de bijnierschors
zenuw
ACTH
Cellen van
bijniermerg maken
adrenaline aan.
cortisol
Adrenaline komt in
de bloedbaan terecht.
Afb. 155
Aanmaak van de stresshormonen
grensstrengganglion
bijnier
ruggenmerg-
zenuw
Afb. 156
De geleiding van een
nier impuls vanuit de hersenen
naar de bijnieren
ruggenmerg
1 Welke symptomen vertonen de mensen met hoogtevrees bij het oversteken van deze brug?
stijgende hartfrequentie, zweten, sneller ademen, flauw of bleek worden, angstig worden
2 Welk van de volgende impulstrajecten wordt gevolgd voor er adrenaline wordt aangemaakt?
motorisch neuron → kliercellen in de bijnier → schakelcellen in de hersenen
motorisch neuron → schakelcellen in de hersenen → kliercellen in de bijnier
X schakelcellen in de hersenen → motorisch neuron → kliercellen in de bijnier
schakelcellen in de hersenen → kliercellen in de bijnier → motorisch neuron
3 Welk groot voordeel biedt het neuron tussen de hersenen en de bijnier (in vergelijking met het
aansturen van de bijnier met een hormoon doorheen de bloedbaan)?
De impuls wordt vanuit de hersenen veel sneller doorgegeven via een zenuw dan via een
hormoon in de bloedbaan. Neurale impulsgeleiding gaat (ongeveer 100 keer) sneller dan
hormoongeleiding via de bloedbaan. Dankzij de neurale prikkel kun je dus sneller reageren
op gevaar.
prikkel
receptor
sensorisch neuron
hersenen
hypothalamus
motorisch neuron
of neurohormoon
endocriene klier
hormoon
doelwitcellen
reactie
De werking van het lichaam wordt geregeld door het zenuwstelsel en het
hormonale stelsel. Ze zorgen elk op zich voor de geleiding van signalen,
ze fungeren allebei als schakel tussen receptoren en effectoren. Beide
stelsels werken samen met als doel het lichaam optimaal te laten
functioneren en zo homeostase te bereiken.
A Diabetes type 1
B Diabetes type 2
Patiënten met diabetes type 1 gebruiken steeds meer een glucosesensor die
in de bovenarm wordt geplaatst. Bij deze methode, Flash Glucose Monitoring
of FGM, worden de bloedsuikerwaarden continu gemeten door de onderhuidse
sensor. De suikerwaarden worden zichtbaar bij het ‘flashen’ van de sensor. Dat
kan via een app op de smartphone of met een reader.
OPDRACHT 36
veel dorst, veel plassen, veel afvallen, zich ziek en beroerd voelen, veel honger hebben of juist
Glucose beschadigt de cellen en leidt uiteindelijk tot beschadiging van weefsels en organen.
Insuline is een hormoon en verdwijnt snel weer uit de bloedbaan. Telkens als je eet, heeft je
lichaam insuline nodig om de aangevoerde glucose uit het bloed in de cellen te brengen. Ook
4 Hoe kan diabetes type 2 in vele gevallen zonder insuline worden behandeld?
- door het dieet aan te passen: suikerarm (geen snoep, dessert, maar ook geen brood,
OPDRACHT 37
effector .
Conductoren maken deel uit van het regelsysteem in een organisme dat het inwendig
milieu in evenwicht houdt zodat een stabiele situatie ontstaat. Via het feedbacksysteem zorgen
hormonen ervoor dat veranderingen van meerdere factoren binnen bepaalde grenzen worden gehouden.
Hormonen worden geproduceerd in endocriene kliercellen en via het bloed getransporteerd door heel het lichaam.
van het hormoon passen. Het sleutel-slotprincipe zorgt ervoor dat een hormoon de juiste
membraanreceptor activeert.
membraanreceptor geactiveerd
cytoplasma receptormolecule 3
A Regeling bloedsuikerspiegel
1
conductor reactie
prikkel
verhoging van de insuline opname van glucose
glucoseconcentratie uit het bloed
in het bloed
sensor effector
ß-cellen in de alvleesklier spiercellen, levercellen en
vetcellen
2
conductor reactie
prikkel
verlaging van de glucagon afgave van glucose
glucoseconcentratie aan het bloed
in het bloed
sensor effector
α-cellen in de alvleesklier levercellen
sensor hormoon
C-cellen in
calcitonine
Ca te hoog
2+
schildklier
effect
sensor hormoon
Ca2+-gevoelige cellen in
parathormoon
Ca2+ te laag bijschildklier
effect
uitscheiding verhoogde
stimuleren
Ca2+ in urine opname Ca2+
botafbraak
afremmen in de darm
STRESS
hypothalamus
hormoon
sympathisch
hypofyse zenuwstelsel
hormoon
bijnieren
CORTISOL ADRENALINE en
NORADRENALINE
Het zenuwstelsel en het hormonale stelsel zijn de conductoren in ons lichaam. Ze zorgen
elk op zich voor de geleiding van signalen, ze vormen een schakel tussen receptoren
en effectoren. Beide stelsels werken samen met als doel het lichaam optimaal te laten
THEMA 03
prikkel
• Inwendige prikkels zoals pijn, honger … • Inwendige prikkels zoals de verandering in inwendig
BEKIJK DE BEKIJK DE
• Uitwendige prikkels zoals licht, geluid ... milieu (bloedsuikerspiegel of Ca2+-concentratie)
KENNISCLIP KENNISCLIP
• Uitwendige prikkel zoals gevaar
THEMASYNTHESE
themasynthese
worden waargenomen door receptoren verbonden met een neuron of veranderingen in het inwendig milieu waar met sensoren.
receptor
door een vrij zenuwuiteinde. Die meten en vergelijken voortdurend de concentratie van
receptorcel
of –– +
belangrijke stoffen met een gewenste waarde.
–– +
motorische neuronen.
prikkel
prikkel-
drempel
Bij het zenuwstelsel gebeurt
2 impulsde
bij geleiding
een zwakkevan het elektrisch signaal via Endocriene kliercellen produceren hormonen.
impulsgeleiding.
• De actiepotentiaal verplaatst zich over het axon, dat is de • gemaakt worden in het lichaam door endocriene klieren;
• in de bloedbaan worden uitgescheiden;
impulsgeleiding • via de bloedbaan over grote afstanden verspreid worden;
• enkel cellen die beschikken over passende membraanreceptoren
conductor
activeren. Dat zijn de effectoren.
membraanreceptor 1 geactiveerd
membraanreceptor 2
hormoon
celmembraan
celkern
cytoplasma membraanreceptor 3
• Aan het uiteinde van het axon, via de synaps, wordt het elektrisch
4
signaal overgedragen van de ene naar de andere cel.
1 impuls impuls
neurotransmitter 3 membraan-
2 receptor
axon eindknopje
celmembraan
synaptische celmembraan
synaptisch blaasje spleet
• Die informatieoverdracht gebeurt met een chemische stof, een • De informatieoverdracht via het hormonale stelsel is traag: de
neurotransmitter. snelheid van de bloedstroom is max. 0,5 m/s.
• De informatieoverdracht via het zenuwstelsel is heel snel: de • Het effect duurt langer, zolang het hormoon aanwezig is in het bloed
snelheid van impulsgeleiding is 60 m/s.
• Het effect is van korte duur, precies één impuls lang.
effector
De effectoren zijn spieren en klieren. De effectoren zijn doelwitcellen met passende membraanreceptoren in
organen, spieren, klieren ...
Het zenuwstelsel zet spieren aan tot een gewilde Inwendig stabiel milieu door negatieve terugkoppeling
reactie
excretie.
beweging of reflex en zet klieren aan tot secretie of of negatief feedbacksysteem
Vecht- of vluchtreflex om te reageren in stressvolle
THEMA 03
situaties
Het zenuwstelsel en het hormonale stelsel zijn erop gericht effectoren aan het werk te zetten als reactie op een uitwendige of inwendige prikkel. Ze
doel
zijn de schakel tussen receptoren en effectoren.
Beide stelsels hebben als doel een dynamisch evenwicht in je lichaam te behouden.
Het zenuwstelsel en hormonale stelsel zijn regelsystemen die ervoor zorgen dat tal van parameters in je lichaam steeds schommelen rond een
themasynthese
evenwichtswaarde. Het zenuwstelsel en het hormonale stelsel handhaven homeostase.
Vaak werken het hormonale stelsel en het zenuwstelsel samen om de homeostase te bereiken.
259
CHECKLIST
JA NOG OEFENEN
1 Begripskennis
• Ik kan benoemen uit welke delen het zenuwstelsel is opgebouwd.
• Ik kan omschrijven wat een neuron is en de onderdelen ervan benoemen.
• Ik kan het verband tussen een neuron en een zenuw omschrijven.
• Ik kan toelichten hoe de geleiding en overdracht van informatie gebeurt in
het zenuwstelsel.
• Ik kan toelichten hoe het doorgeven van een impuls een samenwerking is
tussen een elektrisch en een chemisch proces.
• Ik kan omschrijven hoe de informatie in het centrale zenuwstelsel verwerkt
wordt.
• Ik kan het verschil tussen een reflex en een gewilde beweging omschrijven.
• Ik kan toelichten hoe het zenuwstelsel bijdraagt tot homeostase.
• Ik kan voorbeelden geven van hoe de werking van het zenuwstelsel
verstoord kan worden.
• Ik kan toelichten welke rol het hormonale stelsel speelt als conductor.
• Ik kan omschrijven hoe hormonen een reactie veroorzaken of hoe
hormonen hun doelwitcellen herkennen.
• Ik kan toelichten hoe het feedbacksysteem de werking van endocriene
klieren regelt;
• Ik kan voorbeelden geven van hoe de werking van het hormonale stelsel
verstoord kan worden.
2 Onderzoeksvaardigheden
• Ik kan een hypothese formuleren.
• Ik kan een waarneming formuleren.
• Ik kan een waarneming interpreteren en verklaren.
• Ik kan een besluit formuleren.
Bij het onderdeel Check in waagde je je aan het wiel. Je leerde in dit
thema heel wat over de regelsystemen in je lichaam die het uitvoeren
van dat wiel mogelijk maken.
1 Voor je aan het wiel start, ga je bewust waarnemen en beoordelen waar je je
handen zal plaatsen. Ook tijdens het uitvoeren komen er heel wat prikkels
over je omgeving en je lijf toe in je verwerkingscentra. Waar gebeurt het
verwerken van de informatie over die prikkels?
3 Het uitvoeren van het wiel is een gewilde beweging. Hoe verloopt het impulstraject?
→ effector.
4 Bij de uitvoering van het wiel zal automatisch ook je hartslag en je ademhalingsfrequentie toenemen. Welk deel
van je zenuwstelsel regelt dat?
5 Waarom moet je niet nadenken over de strekreflex van je bovenste dijbeenspieren wanneer je met gebogen
knieën weer op de grond landt?
6 Met een bionische arm of been kun je het wiel perfect leren uitvoeren. Met
welk type zenuwen moet de elektrische bedrading van de motortjes dan
operatief verbonden worden?
perifere zenuwen/ruggenmergzenuwen
!
Het wiel uitvoeren is een gewilde beweging. Het impulstraject loopt via de grote hersenen. Daar gebeurt
het verwerken van de prikkels en het bepalen van een gepaste reactie. Via een schakelneuron wordt
de impuls naar motorische neuronen gestuurd, die de skeletspieren aansturen. Zij voeren de gewenste
bewegingen uit. Niet alle reacties gebeuren bewust. Bij het wiel zijn ook reflexen betrokken, die worden
automatisch uitgevoerd.
1 Vul de zin aan en schrijf in de tabel de correcte naam bij de aangeduide onderdelen.
6 2 5
7 7
1
2 axon
3 eindknopjes
4 cellichaam
5 myelineschede
6 dendriet
7 celkern
b Kleur op de figuur het perifere zenuwstelsel groen en het centrale zenuwstelsel blauw.
Centraal zenuwstelsel 1
3
1 hersenen
2 ruggenmerg 2
Perifeer zenuwstelsel
3 hersenzenuwen 5
4
4 ruggenmergzenuwen
5 grensstrengen
buikzijde
ruggenmerg
ruggenmerg-
zenuw
grensstreng
ruggenmergvliezen
grensstreng
wervel
rugzijde
4 Plaats in elke cirkel het juiste nummer. Kies uit: zenuwvezel (1), zenuwbundel (2), bindweefselschede (3),
zenuw (4), bloedvat (5).
2
1
3
5
3 4
1 kleine hersenen
2 ruggenmerg
3 hersenbalk
4 grote hersenen
1
2
THEMA 03 aan de slag 263
6 Iemand heeft een diepe snijwonde in het been. Daardoor is die persoon gevoelloos in zijn teen.
Hoe kan dat verklaard worden?
Axonen van sensorische zenuwen worden doorgesneden. Zo is er geen impulsgeleiding meer naar het
centrale zenuwstelsel.
oog
Tip: onderzoek of een orgaan een stimulerende kleine hersenen
impuls (+) of een remmende impuls (-) ontvangt hersenstam speekselklieren
vanuit het zenuwstelsel. In het rood vind je de
wervelkolom met
perifere zenuwen die actief zijn tijdens het sporten. ruggenmerg
grensstreng
In het groen de actieve perifere zenuwen bij rust.
long
hart
Bij het sporten worden je
hart en longen aangezet milt
tot harder werken door juist / onjuist
stimulerende impulsen vanuit
je zenuwstelsel. lever
maag
bijnier
alvleesklier
Bij het sporten worden nier
je verteringsorganen dikke darm
juist / onjuist
gestimuleerd door impulsen dunne darm
vanuit je zenuwstelsel.
urineblaas
In rust worden je
verteringsorganen aangezet tot geslachts- tijdens inspanning
juist / onjuist orgaan (sympathisch zenuwstelsel)
harder werken door je perifere in rust (parasympathisch
en je centrale zenuwstelsel. zenuwstelsel)
stimulerende werking
remmende werking
8 Hoe is de verhouding van positief en negatief geladen deeltjes aan weerszijden van het celmembraan
wanneer een neuron zich in de rustfase bevindt?
meer negatieve dan positieve deeltjes aan de buitenkant van het celmembraan
Kanalen gaan open en laten meer positief geladen deeltjes naar binnen.
b De figuur stelt een dwarsdoorsnede van een axon voor. Teken de ladingstoestand op het moment van de
actiepotentiaal door het plaatsen van plus- en mintekens langs het membraan.
10 Bij impulsgeleiding is er ook sprake van een herstelfase. Wat wordt daarmee bedoeld?
Het ladingsverschil wordt opnieuw naar de oorspronkelijke situatie gebracht (de rustpotentiaal) zodat
rustpotentiaal rustpotentiaal
c Hoe verklaar je dat de impuls sneller geleid wordt in een gemyeliniseerd neuron dan in een niet-
gemyeliniseerd neuron?
In een neuron met myelineschede verplaatst de impuls zich sprongsgewijs en daardoor sneller.
13 Duid op de tekening de begrippen uit de tabel aan met hun nummer. Sommige nummers kun je twee keer
invullen.
1 membraanreceptor
5
2 neurotransmitter 10
3 axon 2
7
4 synaptische spleet 3 1
5 celmembraan
6 neurotransmissie
7 eindknopje 9
5
8 synaptisch blaasje 4
8
9 dendriet 6
10 impuls
Bij impulsoverdracht tussen het eindknopje van het ene neuron naar de dendriet van een ander neuron is
b De impulsoverdracht in een synaps vindt slechts in één richting plaats. Waaraan is dat te wijten?
15 Je grijpt naar je smartphone om te bellen. Waar in de hersenen vertrekt het traject van de impuls voor die
gewilde beweging?
16 Als een kind een hete kookpot aanraakt, zal het zijn hand onmiddellijk terugtrekken.
pijnreceptoren/thermoreceptoren in de huid
biceps
motorisch neuron
17 Zet de stappen van de reflexboog van de kniepeesreflex in de correcte volgorde. Nummer ze van 1 tot 5.
ruggenmerg loopt
3 schakelneuronen in de hersenen
Het impulstraject voor het bewust trappen van de bal wordt opgestart in het hersendeel voor
gewilde beweging .
conductor Vanuit het hersendeel voor gewilde bewegingen geleiden twee typen neuronen
de impuls na elkaar:
• schakelneuronen in de hersenen en het ruggenmerg
bovenste dijspieren
overspringen.
Het hormonale stelsel stuurt informatie rond in ons lichaam en vormt een schakel tussen receptor
en effector.
b Als je ergens geklemd zit, kun je heel veel kracht opbrengen om je te bevrijden. Illustreer in dit voorbeeld
Het hormoon adrenaline wordt door de bijnier aan het bloed afgegeven. Via adrenaline wordt
de prikkel (angst, pijn) beantwoord met een reactie in de spieren. (Adrenaline stimuleert de
membraanreceptor 1
celkern celmembraan
membraanreceptor 2
cytoplasma
membraanreceptor 3
Elk hormoon zal enkel die effectoren aansturen met de gepaste membraanreceptoren.
vrijgegeven aan het bloed, alleen de schildklier stimuleert en geen andere organen? Kruis aan.
De schildklier krijgt in verhouding tot andere organen het meest schildklierstimulerend hormoon.
Hoe hoger het gehalte aan een bepaald hormoon in het bloed, hoe groter het effect.
Waar, want er zullen meer bindingen gemaakt worden tussen de membraanreceptoren van de
doelwitcellen en een bepaald hormoon, waardoor de reactie van de doelwitcel intenser zal zijn.
24 Zowel het zenuwstelsel als het hormonale stelsel fungeren als conductor in ons lichaam. Welke kenmerken
over de informatiegeleiding en -overdracht horen bij welk stelsel? Zet een kruisje in de juiste kolom.
25 Welke elementen horen thuis in de definitie van een hormoon? Kruis aan.
Een hormoon …
X is een signaalstof.
X wordt gemaakt in een endocriene klier.
wordt via het zenuwstelsel vervoerd.
X wordt via het bloed vervoerd.
heeft een alles-of-nietseffect.
X heeft een regelende functie.
X kan een effector aan het werk zetten.
heeft een effect op alle cellen van het lichaam.
X activeert enkel doelwitcellen, omdat de vorm van het hormoon past op de specifieke receptoren
van de doelwitcel.
Als je een klierproduct als een hormoon wilt beschouwen, dan moet dat
X
product op een andere plaats actief zijn dan waar het is gevormd.
27 Zijn de volgende beweringen waar of niet waar? Zet een kruisje in de juiste kolom.
Een hoog gehalte aan insuline in het bloed stimuleert de levercellen tot
X
afgifte van glucose aan het bloed.
28 Een diabeet moet niet alleen rekening houden met wat hij eet en hoeveel hij eet, maar ook met wat hij doet.
Leg uit.
Wat hij eet en hoeveel hij eet: minder suiker- en vetrijke voeding
Wat hij doet: bewegen doet het glucosegehalte dalen, omdat er meer vraag is vanuit de spieren.
29 De onderstaande grafiek toont de schommelingen van het glucose- en het insulinegehalte in het bloed bij
een gezonde levenswijze.
A
bloedsuikerspiegel B
normale bloedsuikerspiegel
1 2 3
1,4 g/L
0,7 g/L
tijd
ochtend avond Grafiek 11
- A: glucosepeil / insulinepeil
- B: glucosepeil / insulinepeil
Het gaat om maaltijden. Je ziet het glucosepeil omhoog gaan, gevolgd door het insulinepeil.
a Homeostase is het vermogen van dieren en mensen om ervoor te zorgen dat de waarde van stoffen in het
Homeostase is het vermogen van dieren en mensen om ervoor te zorgen dat de waarde van
stoffen in het inwendig milieu binnen bepaalde grenzen blijft (om zo een stabiel inwendig milieu te
handhaven).
b Negatieve terugkoppeling zorgt ervoor dat het resultaat van een bepaald proces datzelfde proces
stimuleert.
Negatieve terugkoppeling zorgt ervoor dat het resultaat van een bepaald proces datzelfde proces
afremt.
31 De bijschildklier van een patiënt maakt geen parathormoon meer aan. Wat zal het gevolg zijn voor de
calciumconcentratie in het bloed van die patiënt?
X verhoogt de hartslag.
274