Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 10

Begrip Verklaring

Samenlevingsverbanden Structuren waarin mensen samenleven, interactie hebben en


relaties vormen.
Lifestyle Bv. Ideale mannen of vrouwenlichaam
Zelfdoding 1. Egoïstische zelfdoding: mensen die sociaal
geïsoleerd en weinig geïntegreerd leven
2. Altruïstische zelfdoding: kenmerkend voor
samenlevingsverbanden met (te) sterke cohesie
3. Anomische zelfdoding: personen zonder
regulerende waarden en normen
4. Fatalistische zelfdoding: geen uitweg meer zien
Durkheim Samenleving is eigensoortige werkelijkheid die niet kan
worden herleid tot som van individuele
eigenschappen/behoeften/neigingen. Bouwstenen
werkelijkheid gevormd door SOCIALE FEITEN → wijzen
van handelen, denken en voelen die uitwendig zijn aan het
individu en een dwingende macht op hem uitoefenen.

Sociologie De wetenschap die de maatschappelijke patronen en


structuren bestudeert, in hun ontstaan, voortbestaan en
veranderen, en tevens het sociaal handelen van mensen in
wisselwerking met deze patronen en structuren.

Socius Latijn voor metgezel.


Societas
Logos Grieks voor kennis, kunde, wetenschap…
Sociologische verbeelding Het vermogen om afstand te nemen van onze dagelijkse
levens en er anders naar te kijken, los van de vertrouwde
routines en met een frisse blik.
Mills Socioloog, 3 componenten:
1. Geschiedenis (bv. Schoolstrijd)
2. Biografie (bv. Diversiteit)
3. Sociale structuur (bv. Welke instituties)
Primaire behoeften Bv. Eten en drinken.
Culturele verschuivingen Opvattingen, waarden en normen zijn ook tijdgebonden
Statussymbool Een teken dat niet functioneel wordt gebruikt, maar als
verwijzing naar rijkdom, macht en prestige.
Blood sports Lijf-aan-lijfgevechten voor de ‘lagere’ klasse.
Imago Het mentale beeld of de perceptie die mensen hebben van
iets of iemand.
Vitaliteit De mate van levendigheid, energie en veerkracht die een
individu, groep of gemeenschap ervaart.
Bovenmodaal Boven het gemiddelde of de norm.
Distantiëren Afstand nemen
Coup de foudre Plotselinge, hevige en onverwachte verliefdheid.
Eremoorden Iemand vermoorden om de ‘eer’ hoog te houden.
Contreien Latijns woord dat "maatschappij" of "gemeenschap"
betekent.
Arbitrair Ongedwongen, naar keuze.
Contingentie Iets had anders kunnen zijn dan het nu is.
Viroloog Wetenschapper die gespecialiseerd is in virussen.
Vivaldi-regering Federale regering van België die bestaat uit 4 partijen.
Modernistisch Denkwijze die gericht is op het bevorderen van
vooruitgang, vernieuwing en verandering binnen de kunst,
literatuur, architectuur, filosofie en andere gebieden van
menselijke activiteit.
Postmodernisme Daagt de ideeën en overtuigingen van het modernisme uit
en bekritiseert vaak de aannames van vooruitgang,
rationaliteit en universaliteit die kenmerkend waren voor de
modernistische periode.
Inkomensongelijkheid Pen → ongelijkheid van de inkomen.
Nationalisme Een politieke, sociale en culturele ideologie die de nadruk
legt op de identiteit, loyaliteit en belangen van een
specifieke natie of etnische groep.
Omvolkingsideologie Een term om een vermeend beleid of een vermeende
agenda te beschrijven waarbij de samenstelling van de
bevolking bewust wordt veranderd door middel van
immigratie of andere demografische verschuivingen.
Self-fulfilling prophecy Fenomeen van iemand die iets voorspelt of verwacht, en
deze voorspelling of verwachting komt uit simpelweg
omdat men gelooft dat het zal gebeuren, en hun
resulterende gedragingen stemmen overeen om die
overtuigingen te vervullen. Bv.: speculaties
beursdeskundigen over stijgende beurs, …
Kaste Een sociaal- en cultureel bepaalde groep waarin mensen
zijn ingedeeld op basis van hun afkomst, beroep, en/of
sociale status.
Verschil warme en koude 1. Warme solidariteit: nauwe banden en emotionele
solidariteit betrokkenheid
2. Koude solidariteit: rationele overwegingen en
functionele behoeften
Risicosamenleving Beck → een samenleving waarin de productie, distributie
en beheersing van risico's centraal staan en waarin risico's
een dominante factor worden in sociale, politieke en
economische processen.
Verzorgingsstaat Een maatschappijvorm die gekenmerkt wordt door een op
democratisch leest geschoeid systeem van overheidszorg,
dat zich – bij handhaving van een
kapitalistisch productiesysteem – garant stelt voor het
collectieve sociale welzijn van haar onderdanen.
Neoliberalisme Streeft naar een vrije markt die wordt beschouwd als de
meest efficiënte manier om economische groei, innovatie
en welvaart te stimuleren.
Paradigma Wetenschappelijk onderbouwde referentiekaders.
Globalisering Voortdurend proces waarbij politieke, economische en
culturele interacties van mensen en organisaties uit
verschillende staten elkaar beïnvloeden en verweven
worden.
Coulant Een bijvoeglijk naamwoord dat wordt gebruikt om een
houding of beleid te beschrijven dat toegeeflijk, mild of
vergevingsgezind is.
Raamovereenkomst Een juridische overeenkomst tussen twee of meer partijen
waarin de algemene voorwaarden en condities voor
toekomstige transacties worden vastgelegd.
Patenten Exclusieve rechten die worden verleend door een overheid
aan een uitvinder of een rechthebbende voor een bepaalde
uitvinding, proces, product of ontwerp.
WYSIWYG What you see is what you get
Doorgangswoningen Een voorziening die wordt gebruikt om mensen tijdelijk
onderdak te bieden terwijl ze zich in een overgangsfase
bevinden.
Sociale integratie Het proces waarbij individuen en groepen actief deelnemen
aan de samenleving, zodat ze volledig worden geaccepteerd
en betrokken zijn bij sociale, economische, culturele en
politieke activiteiten.
Desintegratie Het proces waarbij een systeem, structuur, groep of
individu uiteenvalt, uit elkaar valt of zijn samenhang
verliest.
Deviant gedrag Handelen dat de waarden en normen van een bepaald
samenlevingsverband stelselmatig overtreedt. Hierbij
hoeven we niet enkel te denken aan criminaliteit, maar ook
aan alternatieve consumptiepatronen of aparte kleding.
Morbiditeit Het aantal ziektegevallen in een bepaalde populatie
gedurende een bepaalde periode.
Monotone arbeid Eentonig werk
Locus of control Een concept uit de psychologie dat verwijst naar de mate
waarin individuen geloven dat ze controle hebben over
gebeurtenissen in hun leven.
Positionele dimensie Een aspect van sociale stratificatie dat gebaseerd is op de
positie die individuen innemen binnen een hiërarchie van
sociale rangorde.
Perverse effecten Effecten die tegengesteld zijn aan de oorspronkelijke
bedoelingen en die soms zelf vernietigen.
Marx Burgerij is de heersende klasse in kapitalisme
(kapitalistische productiewijze) → eigent zich
meerwaarde toe die geproduceerd is door proletariaat
(arbeidersklasse). Ondertussen produceert proletariaat voor
ieder eigen doodgraver → ontstaan nieuwe klasse van
arbeiders in armoede die zullen bijdragen aan het omver
werpen van de kapitalistische maatschappij.
Weber Protestantse ethiek = belangrijke factor ontstaan modern
kapitalisme → juist die ethiek
wordt later door dat kapitalisme verzwakt
Ongebreideld winstbejag krijgt bovenhand boven
zorgvuldig investeren opbrengst
.
Merton Puriteinse waarden die studie naar natuur stimuleerde
leidden tot inzichten die op den duur de religieuze
leerinstellingen ondergroeven.
Hedendaags sociologisch Mattheüseffect → het rijker worden van de rijken en het
onderzoek armer worden van de armen.
→ Reactionaire hoek: mensen in armoede gaan zich
‘nestelen’ in armoede = vangnet wordt hangnet. Onderzoek:
merendeel die steun ‘geniet’ komt daarmee nauwelijks of
niet rond.
Boudon Het is niet noodzakelijk het geval dat gelijkere toegang tot
hoger onderwijs bevorderlijk is voor (opwaartse) sociale
mobiliteit → jobs voor hogeropgeleiden beperkt
beschikbaar → ondertewerkstelling (ver onder niveau van
opleiding werken).
→ Ongelijkheid blijft intact + ontstaan ontevredenheid en
teleurstelling.
Simmel 2 drijfveren van de mensheid  maatschappelijk
conformeren en tegelijkertijd zichzelf onderscheiden
→ Elk individu onontkoombaar deel van grote en kleine
samenlevingsverbanden → vanaf kleins af aan individuele
vaardigheden en sociale verkeersregels aangeleerd
.
Sartre → Mens is ertoe veroordeeld vrij te zijn. MAAR met
vrijheid kunnen we niet roekeloos omspringen → controle
over machten verliezen.
August Comte Samenleving is statisch gebeuren en tegelijkertijd constant
aan verandering toe → grondige maatschappelijke
veranderingen duren meestal erg lang (niet overschatten
veranderingen door trendwatchers, influencers en sociale
media).
→ Behoort tot nature-nurturedebat
Democratisering Het vergroten van inspraak en medezeggenschap in een
organisatie, meer specifiek in het bestuur van een overheid.
Het is hierbij het proces om van een autoritaire
samenleving te komen tot een democratie.
Massificatie Massificeren, het massaal maken.
Belangenconflict In een situatie van relatieve schaarste eisen twee actoren
dezelfde sociale goederen op.
Waarde conflict Een actor, gedreven door de vurige overtuiging van het
eigen morele gelijk, aan een andere actor zijn eigen
opvattingen, waarden en normen opleggen.
Manifest conflict Een open conflict, zichtbaar voor de actoren en de
toeschouwers.
Latent conflict Conflict dat wel aanwezig is, maar niet wordt
waargenomen door de betrokkenen en zeker niet door
buitenstaanders.
Functioneel conflict De interactie tussen de actoren gaat gewoon door, ze zijn
een voorwaarde voor verandering en ontwikkeling.
Disfunctioneel conflict De onderhandelingsruimte wordt gesloten, waardoor het
interactieproces tussen de twee actoren wordt
gehinderd/geblokkeerd en daarmee ook het vermogen om
naar oplossingen te zoeken.
Conflicthantering Men kan als buitenstaander naar sociale dynamieken kijken
en besluiten dat er een conflict is. Vervolgens kan hij deze
oplossen adhv bepaalde conflicthanteringsstijlen.
Conflictmanagement Gaat niet vanzelfsprekend uit van
voorkomen/vermijden/beëindigen van conflict. Het is de
ontwikkeling van effectieve strategieën om de destructieve
functie van conflict te minimaliseren en de constructieve
functionaliteit te versterken.
 Marx:
o Kritiek op kapitalisme:
 Hij legde de nadruk op ongelijkheden tussen de arbeidersklasse (proletariaat)
en de kapitalistenklasse (bourgeoisie). Hij betoogde dat het kapitalisme
inherent uitbuitend was en de arbeidersklasse veroordeelde tot armoede en
onderdrukking.
o Historisch materialisme
 Hij ontwikkelde een theorie waarbij hij betoogde dat de loop van de
geschiedenis wordt bepaald door de economische productieverhoudingen in
de samenleving. Hij benadrukt de rol van klassenstrijd als drijvende kracht
achter historische veranderingen
o Heeft geleid tot opkomst van socialisme, communisme en andere linkse bewegingen
 Weber
o Grondlegger moderne sociologie en sociaal handelen
o Rationalisering en bureaucratie
 Hij onderzocht de opkomst van rationalisering bureaucratische organisaties in
de moderne samenleving. Hij beschreef hoe bureaucratieën efficiëntie en
rationaliteit bevorderen, maar ook kunnen leiden tot bureaucratische
verstarring en vervreemding.
o Idealtypen
 Idealtypen zijn abstracte concepten die de essentiële kenmerken van een
sociaal fenomeen vereenvoudigen en generaliseren, waardoor onderzoekers
patronen en trends kunnen identificeren.
o Sociale stratificatie
 Weber ontwikkelde een complexe analyse van sociale stratificatie, waarbij hij
onderscheid maakte tussen sociale klasse, status en macht als verschillende
dimensies van sociale ongelijkheid. Hij benadrukte dat sociale ongelijkheid
niet alleen wordt bepaald door economische factoren, maar ook door sociale
status en politieke macht.
 Merton
o Theorie van deviantie
 Hij betoogde dat deviant gedrag vaak het gevolg is van spanningen tussen
culturele doelen en de legitieme middelen om die doelen te bereiken. In
situaties waarin mensen niet legitiem toegang hebben tot de middelen om hun
doelen te bereiken, kan deviant gedrag optreden als een reactie op sociale
druk.
o Self-fulfulling prophecy
 Merton introduceerde het concept van de self-fulfilling prophecy, waarbij de
voorspelling van een gebeurtenis een invloed heeft op het gedrag van mensen
en daardoor de voorspelling zelf waarmaakt. Hij benadrukte hoe sociale
verwachtingen en stereotypen kunnen leiden tot gedrag dat deze
verwachtingen bevestigt.
o Theorie van de bureaucratie
 Merton deed uitgebreid onderzoek naar bureaucratieën en analyseerde hun rol
in de moderne samenleving. Hij identificeerde verschillende aspecten van
bureaucratieën, waaronder formele hiërarchieën, gespecialiseerde taken,
formele regels en procedures, en beperkingen op individuele discretie.
 Boudon
o Methodologie van de sociologie
 Boudon pleitte voor een methodologisch individualistische benadering in de
sociologie, waarbij de nadruk wordt gelegd op de rol van individuele actoren
en hun keuzes in sociale processen. Hij benadrukte het belang van rationele
besluitvorming en het begrip van individuele actoren als autonome wezens
met eigen doelen en waarden.
o Rationaliteitsbewustzijn
 Boudon ontwikkelde de theorie van rationaliteitsbewustzijn, waarbij hij
betoogde dat sociale actoren handelen op basis van hun perceptie van de
situatie en hun interpretatie van de mogelijke uitkomsten van hun acties. Hij
benadrukte het belang van cognitieve processen en de rol van subjectieve
rationaliteit in het menselijk gedrag.
o Kritiek op structuralisme en marxisme
 Boudon bekritiseerde structuralistische en marxistische benaderingen in de
sociologie, met name hun nadruk op sociale structuren en deterministische
opvattingen van menselijk gedrag. Hij betoogde dat deze benaderingen de rol
van individuele keuzes en rationaliteit over het hoofd zien, en dat ze niet in
staat zijn om de complexiteit van menselijk gedrag volledig te verklaren.
 Simmel
o Sociologie van het stadsleven
 Simmel wordt vaak geprezen om zijn baanbrekende werk over het stadsleven,
waarin hij de unieke sociale dynamiek en kenmerken van stedelijke
samenlevingen analyseerde. Hij onderzocht onder andere de anonimiteit van
stedelijke interacties, de rol van geld en handel in stadsleven, en de effecten
van stedelijke diversiteit op sociale relaties.
o Geld en cultuur
 Simmel leverde belangrijke bijdragen aan de sociologie van geld en
economie. Hij onderzocht de rol van geld in de moderne samenleving, met
name hoe geld fungeert als een sociale bemiddelaar en als een bron van macht
en sociale hiërarchie. Hij analyseerde ook de culturele en symbolische
betekenissen die aan geld worden toegeschreven.
o Sociale interactie en vormen van associatie
 Simmel onderzocht verschillende vormen van sociale interactie en sociale
associatie, zoals conflicten, mode, spel en liefde. Hij analyseerde hoe sociale
relaties worden gevormd en onderhouden door middel van verschillende
vormen van communicatie en interactie tussen individuen.
 Sartre
o Existentialisme
 Hij benadrukte het concept van "existentie gaat vooraf aan essentie", wat
betekent dat individuen eerst bestaan en dan pas hun eigen identiteit,
betekenis en doel in het leven bepalen door middel van hun keuzes en acties.
o Vrijheid en verantwoordelijkheid
 Sartre benadrukte het idee van radicale vrijheid, waarbij individuen volledig
verantwoordelijk zijn voor hun eigen keuzes en daden. Hij betoogde dat
mensen niet alleen verantwoordelijk zijn voor wat ze doen, maar ook voor wat
ze niet doen, en dat ze te allen tijde de mogelijkheid hebben om hun situatie te
veranderen door middel van hun keuzes.
o Politiek activisme
 Sartre was ook een actief politiek activist en speelde een belangrijke rol in
verschillende politieke bewegingen, waaronder het verzet tegen de
nazibezetting van Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog en de anti-
koloniale strijd in Algerije. Hij was ook betrokken bij linkse politieke
bewegingen en stond bekend om zijn kritiek op kapitalisme, imperialisme en
autoritarisme.
 Comte
o Grondlegger discipline sociologie en moderne sociale wetenschappen
o Positivisme
 Comte was een belangrijke figuur in de ontwikkeling van het positivisme, een
filosofische benadering die stelt dat kennis alleen kan worden verkregen door
middel van empirische waarneming en wetenschappelijke methoden. Hij
betoogde dat de sociale wetenschappen, inclusief de sociologie, dezelfde
wetenschappelijke methoden moesten gebruiken als de natuurwetenschappen
om sociale fenomenen te begrijpen.
o Wet van de 3 stadia
 Comte ontwikkelde de wet van de drie stadia, waarin hij betoogde dat de
menselijke samenleving historisch door drie verschillende stadia van denken
en ontwikkeling is gegaan: het theologische stadium, het metafysische
stadium en het positieve of wetenschappelijke stadium. Volgens Comte is de
sociologie de hoogste en meest complexe vorm van kennis, die het positieve
stadium vertegenwoordigt.
o Sociologische methode
 Comte stelde een systematische methode voor de studie van de samenleving
voor, waarbij hij betoogde dat sociologische kennis alleen kan worden
verkregen door middel van observatie, experimenten en het verzamelen van
empirisch bewijsmateriaal. Hij pleitte voor het gebruik van wetenschappelijke
methoden zoals inductie, deductie en vergelijking om sociale fenomenen te
bestuderen.
 Durkheim
o Sociale solidariteit
 Durkheim was geïnteresseerd in het begrijpen van de basis van sociale
cohesie en integratie in de samenleving. Hij ontwikkelde het concept van
sociale solidariteit, dat verwijst naar de mate waarin individuen worden
verbonden door gedeelde normen, waarden en doelen. Durkheim
onderscheidde twee hoofdtypen van sociale solidariteit: mechanische
solidariteit, gebaseerd op gelijkheid en overeenkomst tussen individuen in
traditionele samenlevingen, en organische solidariteit, gebaseerd op
onderlinge afhankelijkheid en specialisatie in moderne samenlevingen.
o Collectief geweten en anatomie
 Durkheim onderzocht de relatie tussen individueel gedrag en sociale normen
in de samenleving. Hij betoogde dat sociale normen en waarden een collectief
geweten vormen dat het gedrag van individuen reguleert en stabiliteit in de
samenleving bevordert. Hij introduceerde ook het concept van anomie, een
toestand van normloosheid of verwarring die kan ontstaan wanneer de sociale
normen en waarden niet langer duidelijk zijn of worden aangetast.
o Methodologie van de sociologie
 Durkheim was een voorstander van een wetenschappelijke benadering van de
sociologie, waarbij hij pleitte voor het gebruik van empirische gegevens en
statistische analyse om sociale fenomenen te bestuderen. Hij benadrukte het
belang van objectiviteit, systematische observatie en vergelijking in
sociologisch onderzoek.
 Mannheim
o Generatieanalyse
 Mannheim ontwikkelde het concept van generatieanalyse, waarbij hij de
invloed van historische en sociale contexten op de vorming van de
denkwijzen en waarden van verschillende generaties bestudeerde. Hij
onderzocht hoe specifieke historische ervaringen en gebeurtenissen generaties
beïnvloeden en hoe deze invloeden zich manifesteren in hun politieke, sociale
en culturele opvattingen.
o Sociologie van kennis
 Mannheim was geïnteresseerd in de manier waarop kennis wordt
geproduceerd, verspreid en gebruikt in de samenleving, en de sociale factoren
die van invloed zijn op het denken en de opvattingen van mensen. Hij
onderzocht hoe sociale groepen en klassen verschillende ideologieën en
wereldbeelden ontwikkelen die passen bij hun belangen en ervaringen.
o Sociale psychologie
 Mannheim droeg ook bij aan de ontwikkeling van de sociale psychologie, met
name op het gebied van collectief geheugen, sociale identiteit en
groepsdynamica. Hij onderzocht hoe sociale groepen hun identiteit vormen en
handhaven door middel van gedeelde herinneringen, symbolen en rituelen, en
hoe deze processen van invloed zijn op het gedrag en de opvattingen van
individuen.
 Popper
o Kritisch rationalisme
 Popper ontwikkelde het concept van kritisch rationalisme, dat stelt dat
wetenschappelijke kennis niet kan worden bevestigd, maar alleen kan worden
weerlegd. Hij betoogde dat wetenschappelijke hypothesen altijd voor
falsificatie vatbaar moeten zijn en dat het doel van wetenschap is om
hypotheses te formuleren die kunnen worden getest en weerlegd door middel
van waarnemingen en experimenten.
o Falsifieerbaarheid
 Popper benadrukte het belang van falsifieerbaarheid als een criterium voor het
onderscheiden van wetenschappelijke theorieën van niet-wetenschappelijke
(metafysische of pseudowetenschappelijke) theorieën. Volgens Popper moet
een wetenschappelijke theorie helder geformuleerde en specifieke
voorspellingen doen die empirisch kunnen worden getest en weerlegd.
o De open samenleving
 In zijn politieke filosofie pleitte Popper voor het idee van de "open
samenleving", waarin individuele vrijheid, pluralisme en democratie worden
bevorderd. Hij bekritiseerde totalitaire ideologieën en systemen die de
vrijheid van het individu beperken en pleitte voor een samenleving die open
staat voor kritiek, debat en verandering.
 Festinger
o Cognitieve dissonantie
 Festinger ontwikkelde de theorie van cognitieve dissonantie, die stelt dat
mensen een ongemakkelijke spanning ervaren wanneer ze tegenstrijdige
overtuigingen, attitudes of gedragingen hebben. Hij betoogde dat mensen zich
geneigd voelen om deze dissonantie te verminderen door hun attitudes of
gedragingen aan te passen, zodat ze beter overeenkomen met elkaar.
 Blommaert
o Kritische discoursanalyse
 Blommaert heeft een kritische benadering ontwikkeld voor de analyse van
discours, waarbij hij de nadruk legt op de machtsverhoudingen en
ideologische dimensies van taalgebruik. Hij heeft bijgedragen aan het begrip
van hoe taal gebruikt wordt om sociale ongelijkheid te reproduceren of te
bestrijden, en hoe discoursen vorm geven aan sociale realiteiten. Taalgebruik
is nooit neutraal.
 Mead
o Grondlegger sociale interactie
o Sociale psychologie
 Mead heeft belangrijke bijdragen geleverd aan de ontwikkeling van de sociale
psychologie, met name op het gebied van de studie van identiteit,
zelfbewustzijn en groepsdynamica. Hij onderzocht hoe individuen hun
identiteit construeren door middel van sociale interactie en hoe
groepsprocessen van invloed zijn op individueel gedrag.
 Blumer
o Symbolisch interactionisme
 Blumer speelde een cruciale rol in de ontwikkeling en verfijning van het
symbolisch interactionisme als sociologische theorie. Hij bouwde voort op het
werk van George Herbert Mead en ontwikkelde concepten zoals
"interpretatief proces" en "symbolische interactie" om het begrip van sociale
interactie en betekenisvorming verder uit te werken.
 Goffman
o Frontstage en backstage
 Goffman introduceerde het concept van de "frontstage" en "backstage" om de
verschillende aspecten van sociale interactie te beschrijven. De frontstage
verwijst naar de publieke ruimte waarin individuen hun rol spelen en hun
identiteit presenteren aan anderen, terwijl de backstage verwijst naar de
privéruimte waarin individuen zichzelf kunnen ontspannen en hun ware zelf
tonen.
o Symbolisch interactionisme
 De manier waarop hij de sociale wereld analyseert vanuit het perspectief van
betekenisgeving en sociale interactiepatronen.
 Homans
o Rationalisme en utilitarisme
 Homans legde de nadruk op rationeel gedrag en de zoektocht naar beloningen
in zijn sociale uitwisselingstheorie, die de basis vormt voor zijn benadering
van de sociologie.
 Blau
o Rationalisme en utilitarisme
o Aandacht op hoe sociale ruil is gestructureerd
 Deelnemer die het minst te verliezen heeft bij afbreken ruilrelatie neemt
bovenhand
 Relaties die meeste profijt opleveren voor beide partners zijn meest
bevredigend en hebben grootse kans om te blijven duren
 Kost/opbrengst = subjectief → voor iedereen anders
 Equity: voordelen die je uit relatie haat is proportioneel aan wat je erin
investeert
 Burns
o Collectivistisch
 factoren als verdeling hulpmiddelen, inhoud ruil, normatieve beheersing, …
 Geïnstitutionaliseerde vormen ruil lijken op persoonlijke wederkerigheid,
maar eigenlijk onderling
 verbonden rolverplichtingen
 Mauss
o Ruil en reciprociteit
 Maus schreef een boek waarin hij de verschillende vormen van ruil in
traditionele samenlevingen analyseert, zoals ruil bij jager-verzamelaars,
potlatches onder inheemse volkeren in Noord-Amerika, en ceremoniële
geschenkuitwisselingen in Polynesië.
 Strauss
o Indirecte ruil leidt niet direct tot tastbare resultaten
 Goed = meer dan koopwaar → macht, invloed, status…
 Ruil = complex geheel (on)bewuste manoeuvres die erop gericht zijn
zekerheid te verwerven en eigen positie te beveiligen tegen allerlei risico’s
van samenleven
 Ruil als boven-individueel, collectief gestuurd gebeuren
 Parsons
o De systeembouwer
 4 systemen
 Behavioral system
 Personality system
 Organizational system
 Cultural system
 Coser
o

You might also like