Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 7

Module 1

1. Rechtshulp: Dit verwijst naar de bijstand of ondersteuning die wordt verleend aan individuen die
juridische hulp nodig hebben, bijvoorbeeld door advocaten, juridische adviseurs, rechtbanken, of
overheidsinstanties.

2. Arbeidsrecht: Dit is een tak van het recht die zich bezighoudt met de rechten en plichten van
werknemers en werkgevers, met inbegrip van zaken zoals arbeidscontracten, arbeidsvoorwaarden,
arbeidsconflicten, en collectieve onderhandelingen.

3. Individueel arbeidsrecht: Dit omvat de regels en wetten die de individuele arbeidsverhoudingen


tussen werkgevers en werknemers regelen, met inbegrip van zaken zoals arbeidscontracten, loon,
werktijden, en ontslagprocedures.

4. Collectief arbeidsrecht: Dit omvat de regels en wetten die de collectieve arbeidsverhoudingen


regelen, met inbegrip van zaken zoals collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO's), vakbonden,
stakingen, en medezeggenschap in de onderneming.

5. Verschil individueel en collectief arbeidsrecht: Individueel arbeidsrecht behandelt de relaties


tussen individuele werknemers en hun werkgevers, terwijl collectief arbeidsrecht betrekking heeft op
de relaties tussen groepen werknemers (vertegenwoordigd door vakbonden) en werkgevers.

6. Socialezekerheidsrecht: Dit is een tak van het recht die zich bezighoudt met de regels en wetten
die de sociale zekerheidssystemen reguleren, met inbegrip van zaken zoals sociale verzekeringen,
uitkeringen, en sociale bijstand.

7. De sociale zekerheid: Dit verwijst naar het systeem van sociale verzekeringen en uitkeringen dat is
opgezet om de sociale bescherming van individuen te waarborgen in situaties zoals ziekte,
werkloosheid, ouderdom, en arbeidsongeschiktheid.

8. De sociale bijstand: Dit verwijst naar de financiële steun die wordt verleend aan individuen of
gezinnen die niet in staat zijn om in hun eigen levensonderhoud te voorzien, vaak in de vorm van een
uitkering of een andere vorm van ondersteuning.

9. Verschil van de sociale zekerheid en sociale bijstand: Sociale zekerheid is gebaseerd op het
principe van sociale verzekeringen, waarbij werknemers en werkgevers bijdragen aan een systeem
van verzekeringen die hen beschermen tegen bepaalde risico's, terwijl sociale bijstand gebaseerd is
op het principe van behoeftigheid, waarbij individuen steun ontvangen op basis van hun financiële
situatie.

10. Recht van openbare orde: Dit zijn rechtsregels die van zo'n groot maatschappelijk belang worden
geacht dat ze niet kunnen worden afgeweken door middel van contractuele overeenkomsten tussen
partijen.

11. Dwingend recht: Dit zijn rechtsregels die partijen niet kunnen uitsluiten of veranderen door
middel van overeenkomsten, zelfs als ze dat zouden willen, omdat ze als essentieel worden
beschouwd voor de bescherming van bepaalde belangen, zoals bijvoorbeeld werknemersrechten.

12. Aanvullend recht: Dit zijn rechtsregels die van toepassing zijn als er geen andere regeling is
getroffen door de partijen bij een overeenkomst, en die dienen ter aanvulling van de bestaande
regelingen om eventuele hiaten op te vullen.
13. Kenmerken van sociaal recht: Sociaal recht is gericht op het beschermen van de zwakkere partij
in de arbeidsverhouding (meestal de werknemer), het waarborgen van sociale rechtvaardigheid, en
het bevorderen van sociale solidariteit binnen de samenleving.

14. Sociaal recht: Dit is een brede term die wordt gebruikt om het geheel van rechtsregels en wetten
te beschrijven die betrekking hebben op arbeidsverhoudingen, sociale zekerheid, en sociale
bescherming binnen de samenleving.

Module 2
1. Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO): Een CAO is een schriftelijke overeenkomst tussen één of
meer werkgeversorganisaties en één of meer werknemersorganisaties, waarin afspraken worden
gemaakt over arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden binnen een bepaalde sector of
onderneming.

2. Paritair comité: Een paritair comité is een overlegorgaan samengesteld uit vertegenwoordigers
van werkgevers en werknemers binnen een specifieke sector. Het paritair comité is belast met het
onderhandelen en afsluiten van CAO's die van toepassing zijn op die sector.

3. Nationale arbeidsraad: De Nationale Arbeidsraad is een overlegorgaan waarin


vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en de overheid samenkomen om advies te geven
over nationale arbeidsaangelegenheden en om het sociaal overleg te bevorderen.

4. Sociaal overleg: Sociaal overleg verwijst naar het proces van onderhandelingen en overleg tussen
werkgevers, werknemers en de overheid over arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en
andere sociale kwesties.

5. Representatieve werkgeversorganisatie: Een representatieve werkgeversorganisatie is een


organisatie die door de overheid erkend is als een legitieme vertegenwoordiger van werkgevers
binnen een bepaalde sector.

6. Representatieve werknemersorganisatie: Een representatieve werknemersorganisatie is een


organisatie die door de overheid erkend is als een legitieme vertegenwoordiger van werknemers
binnen een bepaalde sector.

7. De ondernemingsraad: De ondernemingsraad is een overlegorgaan binnen een onderneming dat


bestaat uit vertegenwoordigers van de werkgever en de werknemers. De ondernemingsraad heeft
inspraak in beslissingen die de werknemersbelangen raken.

8. Het comité voor preventie en bescherming op het werk: Dit is een overlegorgaan binnen een
onderneming dat belast is met het bevorderen van veiligheid en gezondheid op de werkvloer. Het
comité adviseert de werkgever over maatregelen ter preventie van arbeidsongevallen en
beroepsziekten.

9. Sociale verkiezingen: Sociale verkiezingen zijn verkiezingen die periodiek worden gehouden
binnen bedrijven om werknemersvertegenwoordigers te kiezen voor de ondernemingsraad en het
comité voor preventie en bescherming op het werk.

Module 3
1. Arbeidsovereenkomst: Een arbeidsovereenkomst is een contractuele overeenkomst tussen een
werkgever en een werknemer, waarbij de werknemer arbeid verricht onder het gezag van de
werkgever in ruil voor loon.
2. Het ondergeschikte verband: Het ondergeschikte verband verwijst naar de situatie waarin een
werknemer ondergeschikt is aan de werkgever, die instructies kan geven over de uitvoering van het
werk.

3. Aannemingsovereenkomst: Een aannemingsovereenkomst is een contractuele overeenkomst


waarbij de aannemer zich verbindt om een bepaald werk te verrichten voor de opdrachtgever, tegen
betaling van een vergoeding.

4. Inspanningsverbintenis: Dit is een verbintenis waarbij de partij zich verbindt om zich in te spannen
om een bepaald resultaat te bereiken, zonder dat het resultaat zelf gegarandeerd wordt.

5. Resultaatsverbintenis: Dit is een verbintenis waarbij de partij zich verbindt om een specifiek
resultaat te behalen, waarbij het behalen van dat resultaat essentieel is voor de nakoming van de
verbintenis.

6. Schijnzelfstandigen: Schijnzelfstandigen zijn personen die als zelfstandigen worden beschouwd,


maar in werkelijkheid in een situatie verkeren die meer lijkt op een arbeidsrelatie, waarbij ze onder
het gezag van een werkgever werken.

7. Pseudowerknemers: Pseudowerknemers zijn personen die als werknemers worden beschouwd,


maar in werkelijkheid werken als zelfstandigen, waarbij ze meer vrijheid hebben in de uitvoering van
hun werk.

8. Verschil tussen absolute en relatieve nietigheid: Absolute nietigheid betekent dat een
overeenkomst vanaf het begin als niet-bestaand wordt beschouwd, terwijl relatieve nietigheid
betekent dat een overeenkomst wel bestaat, maar niet afdwingbaar is vanwege een bepaald gebrek
of ongeldigheid.

9. Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd: Dit is een arbeidsovereenkomst waarbij geen


einddatum is vastgesteld en die geldt tot een van de partijen deze opzegt of beëindigt volgens de
wettelijke procedures.

10. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd: Dit is een arbeidsovereenkomst waarbij een specifieke
einddatum is vastgesteld voor het einde van de overeenkomst.

11. Vervangingsovereenkomst: Een vervangingsovereenkomst is een arbeidsovereenkomst voor


bepaalde tijd die wordt gesloten om een werknemer te vervangen tijdens diens afwezigheid omwille
van bijvoorbeeld ziekte, zwangerschap of vakantie.

12. Arbeidsovereenkomst voor arbeider: Dit is een arbeidsovereenkomst voor iemand die
voornamelijk handenarbeid verricht, zoals bijvoorbeeld in de bouw of in de productie.

13. Arbeidsovereenkomst voor bedienden: Dit is een arbeidsovereenkomst voor iemand die
voornamelijk kantoorwerk verricht, zoals bijvoorbeeld administratieve taken of managementfuncties.

14. Voltijdse arbeidsovereenkomst: Dit is een arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer voltijds


werkt, meestal voor een standaard aantal uren per week.

15. Arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid: Dit is een arbeidsovereenkomst waarbij de


werknemer minder uren per week werkt dan bij een voltijdse arbeidsovereenkomst, meestal op basis
van een overeengekomen deeltijds werkrooster.
16. Arbeidsregeling / Werkrooster: Een arbeidsregeling of werkrooster is een planning waarin staat
aangegeven wanneer een werknemer moet werken, inclusief de begin- en eindtijden, rustpauzes en
eventuele overuren.

Module 4
1. Scholingsbeding: Een scholingsbeding is een clausule in een arbeidsovereenkomst waarin
afspraken worden gemaakt over de terugbetaling van kosten voor opleidingen of trainingen die de
werkgever heeft betaald, indien de werknemer binnen een bepaalde periode na de opleiding de
arbeidsovereenkomst beëindigt.

2. Concurrentiebeding voor arbeiders: Een concurrentiebeding voor arbeiders is een clausule in een
arbeidsovereenkomst waarin de werknemer wordt beperkt in het verrichten van concurrerende
activiteiten na beëindiging van het dienstverband, meestal binnen een bepaalde geografische locatie
en/of tijdsperiode.

3. Concurrentiebeding voor bedienden: Een concurrentiebeding voor bedienden is vergelijkbaar met


het concurrentiebeding voor arbeiders, maar is specifiek gericht op werknemers die meestal
kantoorwerk verrichten en/of een hogere functie bekleden.

4. Concurrentiebeding voor handelsvertegenwoordigers: Een concurrentiebeding voor


handelsvertegenwoordigers is een clausule in een arbeidsovereenkomst die specifiek van toepassing
is op vertegenwoordigers die verantwoordelijk zijn voor de verkoop van producten of diensten,
waarbij ze na het einde van hun dienstverband beperkt worden in het benaderen van klanten of het
werken voor concurrerende bedrijven binnen een bepaald gebied en/of gedurende een bepaalde
periode.

Module 5
1. Oneerlijke concurrentie: Dit verwijst naar praktijken die worden uitgevoerd door een bedrijf om
zijn concurrenten te schaden of uit te schakelen op een onrechtmatige manier, zoals bijvoorbeeld het
verspreiden van valse informatie, het stelen van bedrijfsgeheimen, of het misbruiken van
marktposities.

2. Beroepsgeheim: Dit is de verplichting voor professionals, zoals artsen, advocaten, en notarissen,


om vertrouwelijke informatie die ze tijdens de uitoefening van hun beroep hebben verkregen,
geheim te houden en niet te onthullen zonder toestemming van de betrokken partij.

3. Discretieplicht: Dit is de algemene verplichting voor werknemers om vertrouwelijke informatie die


ze tijdens hun werk verkrijgen, geheim te houden en niet te delen met anderen, tenzij dit nodig is
voor de uitvoering van hun taken.

4. Verschil discretieplicht en beroepsgeheim: Discretieplicht is de bredere verplichting voor


werknemers om vertrouwelijke informatie te beschermen, terwijl beroepsgeheim specifiek van
toepassing is op bepaalde beroepen en strenger wordt gehandhaafd door de wet.

5. Burgerlijke aansprakelijkheid: Dit verwijst naar de verantwoordelijkheid van een individu of


organisatie om schade te vergoeden die zij hebben veroorzaakt aan anderen, zoals bijvoorbeeld
materiële of immateriële schade.
6. Strafrechtelijke aansprakelijkheid: Dit is de verantwoordelijkheid van een individu of organisatie
om strafrechtelijk vervolgd en gestraft te worden voor het plegen van een strafbaar feit volgens de
wet.

7. Arbeidsreglement: Dit is een document dat de rechten en plichten van zowel de werkgever als de
werknemers binnen een organisatie regelt, inclusief zaken zoals werktijden, vakantiedagen,
disciplinaire maatregelen, en andere arbeidsvoorwaarden.

8. Genderwet: Dit is een wet die gelijkheid tussen mannen en vrouwen bevordert en discriminatie op
basis van geslacht verbiedt, zowel in de samenleving als op de werkvloer.

9. Antiracismewet: Dit is een wet die discriminatie en haatzaaien op basis van ras verbiedt en
strafbaar stelt.

10. Antidiscriminatiewet: Dit is een wet die discriminatie op verschillende gronden verbiedt,
waaronder ras, huidskleur, geslacht, seksuele geaardheid, handicap, en leeftijd.

11. Directe discriminatie: Dit is het openlijk onderscheid maken tussen mensen op basis van een
beschermde eigenschap, zoals ras of geslacht, bijvoorbeeld door iemand te weigeren op basis van
zijn of haar huidskleur.

12. Indirecte discriminatie: Dit is een vorm van discriminatie die optreedt wanneer een ogenschijnlijk
neutrale regel, praktijk, of beleid een groep mensen met een beschermde eigenschap nadelig treft,
zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestaat.

Module 6
1. Schorsing: Dit verwijst naar de tijdelijke stopzetting van een arbeidsovereenkomst, waarbij de
werknemer niet hoeft te werken en vaak ook geen loon ontvangt gedurende die periode.

2. Overmacht: Een situatie waarin een partij niet aan zijn verplichtingen kan voldoen door externe,
onvoorzienbare omstandigheden die buiten zijn controle liggen.

3. Gewaarborgd dagloon: Het minimumbedrag dat een werknemer ontvangt bij


arbeidsongeschiktheid of werkloosheid, meestal gebaseerd op het laatst verdiende loon.

4. Arbeidsongeschiktheid: De toestand waarin een werknemer niet in staat is om te werken vanwege


ziekte of letsel.

5. Gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid: Het loon dat een werknemer ontvangt tijdens een
periode van arbeidsongeschiktheid, meestal gedekt door de werkgever gedurende een bepaalde
periode.

6. Herval: Het opnieuw optreden van een eerdere ziekte of letsel nadat de symptomen eerder waren
verdwenen.

7. Moederschapsrust: Een periode van verlof voor werkende moeders voorafgaand aan en volgend
op de geboorte van een kind.

8. Kort verzuim: Korte periodes van afwezigheid van het werk, meestal voor persoonlijke of
dringende zaken.
9. Geboorteverlof: Verlof dat aan een werknemer wordt toegekend na de geboorte van een kind.

10. Adoptieverlof: Verlof dat aan een werknemer wordt toegekend wanneer deze een kind
adopteert.

11. Pleegzorgverlof / Pleegouderverlof: Verlof dat aan een werknemer wordt toegekend wanneer
deze pleegouder wordt van een kind.

12. Ouderschapsverlof: Verlof dat aan een werknemer wordt toegekend om voor een kind te zorgen,
meestal zonder behoud van volledig loon.

13. Verlof voor zwaar ziek familie of gezinslid: Verlof dat aan een werknemer wordt toegekend om
voor een ernstig ziek familielid of gezinslid te zorgen.

14. Palliatief verlof: Verlof dat aan een werknemer wordt toegekend om voor een terminaal ziek
familielid te zorgen in de laatste fase van zijn leven.

15. Mantelzorgverlof: Verlof dat aan een werknemer wordt toegekend om voor een hulpbehoevend
familielid of naaste te zorgen.

16. Verlof om dwingende redenen: Verlof dat kan worden opgenomen in uitzonderlijke situaties
waarin de werknemer dringend en onvoorzienbaar verlof nodig heeft.

17. Zorgverlof: Verlof dat wordt opgenomen om voor een ziek familielid te zorgen, inclusief
langdurige zorgtaken.

Module 7
1. Einde van de arbeidsovereenkomst wegens medische overmacht: Dit is de beëindiging van een
arbeidsovereenkomst vanwege de gezondheidstoestand van de werknemer, waarbij de werknemer
niet langer in staat is om zijn of haar werk uit te voeren.

2. Wederzijdse toestemming: Dit verwijst naar een situatie waarin zowel de werkgever als de
werknemer overeenstemming bereiken over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.

3. Ontbindend beding: Een clausule in een arbeidsovereenkomst die voorziet in de mogelijkheid om


de overeenkomst te beëindigen onder bepaalde omstandigheden, zoals bijvoorbeeld bij ernstige
tekortkomingen van een van de partijen.

4. De opzegging van de arbeidsovereenkomst: Dit is de handeling waarbij een van de partijen


(meestal de werkgever of de werknemer) de arbeidsovereenkomst beëindigt door middel van een
vooraf bepaalde opzegtermijn.

5. De verbreking van de arbeidsovereenkomst: Dit is het beëindigen van de arbeidsovereenkomst


door een van de partijen zonder inachtneming van een vooraf bepaalde opzegtermijn.

6. Ontslag om dringende reden: Dit is het onmiddellijke beëindigen van de arbeidsovereenkomst


door de werkgever vanwege een ernstige fout of tekortkoming van de werknemer die de
voortzetting van de arbeidsrelatie onmiddellijk onmogelijk maakt.

7. Opzeggingstermijn: De periode die een werkgever of een werknemer moet respecteren tussen de
kennisgeving van het ontslag en het daadwerkelijke einde van de arbeidsovereenkomst.
8. Opzegvergoeding: Een vergoeding die door de werkgever aan de werknemer wordt betaald
wanneer de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door de werkgever zonder dat er sprake is van
dringende reden.

9. Verbrekingsvergoeding: Een vergoeding die door een van de partijen wordt betaald bij het
verbreken van de arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van een opzegtermijn.

10. Kennisgeving bij opzeg: De formele kennisgeving die wordt gegeven door een van de partijen om
de intentie tot opzegging van de arbeidsovereenkomst aan te kondigen.

11. Sollicitatieverlof: Verlof dat wordt verleend aan een werknemer om tijd vrij te nemen voor het
zoeken naar een nieuwe baan tijdens zijn of haar huidige dienstverband.

You might also like