Van Mook

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 266

koninklijke bibliotheek

2125 7826
E BBITG -
©PB©,ITW - BATAVIA

PE BEZIGE BIJ -
AMSTERDAM
INDONESIË, NEDERLAND

EN DE WERELD
©r }{. } van Yïlook

INDONESIË,

NEDERLAND

EN DE WERELD

DEBRUG OP BOUW

BATAVIA

DE BEZIGE BIJ • AMSTERDAM


Copyright Dr H. J. van Mook

Amsterdam 1949

Printed by
Vorkink -

Bandoeng

Februari 1949

Aan mijn vriend en medestrijder


Raden Abdulkadir Widjojoatmodjo
INLEIDING

Het samenstellen vaneen geschiedenis van

Indonesië gedurende de tweede wereldoorlog en daarna

zou dit ogenblik meer tijd van toebereiding kosten


op
dan de honger naar voorlichting in Nederland en ook

daarginds toelaat. Zelfs de beschrijving van de voor-

naamste feiten en gebeurtenissen is, inde loop van de

drie tot vier naoorlogse jaren, schamel en onsamenhan-

gend geweest. Zij, die op de hoogte waren, konden of

wilden niet schrijven; zij, die schreven, zagen alleen de

buitenkant en misten dikwijls het verband. En er is

ontzaglijk veel fantasie te pas gekomen aan de verhalen

en beschouwingen, die werden gepubliceerd.


Het gedeeltelijk isolement, waarin Nederland nog moet
leven ondanks de steeds dringender noodzaak van inter-

nationaal begrip en internationale samenwerking,


vernauwt het bewustzijn en maakt het uiterst moeilijk
de zaken in wereldverhoudingen te zien. De deviezenbepa-
lingen houden het aantal buitenlandse boeken beperkt,
de kranten klein en de mogelijkheid van reizen ver

beneden peil. De achterstand in het medeleven met de

omgewoelde wereld, dooreen bezetting van vijf jaren


veroorzaakt, kon nog nergens geheel worden ingehaald.
Men mag, bij het schrijven over de gebeurtenissen, vrijwel
niets bekend veronderstellen om de kans niet te lopen
verkeerd te worden verstaan. En daarbij hebben de voor-

stellingen, die men zich in en na de Duitse of Japanse


gevangenschap maakte, vaak zo diep wortel geschoten,
dat men niet kan volstaan met beschrijven alleen, maar

tegelijkertijd met die meestal onjuiste voorstellingen


rekening moet houden.
Om al deze redenen is er haast bij het werk. Maar vooral

ontbreekt de tijd, omdat de wereldgeschiedenis verder

gaat en geen land meer, los daarvan, zijn eigen leventje


kan leven en meester is van zijn eigen tijd. Daarom ook

5
moeten wij bij zijn, willen wij onze plaats in het geheel
innemen en behouden. En als wij voor Nederland de

vurige wens koesteren, dat die plaats zich in het voorste

gelid zal bevinden, dan dient men dubbel voorbereid te

wezen en vooruit te kunnen zien.

Daarom wil ik trachten in dit boekje, met betrekking


tot Indonesië, alvast een overzicht te geven van de historie

der laatste, beslissende jaren en dat overzicht zodanig


in het verband der wereldgeschiedenis te plaatsen, dat

de samenhang in grote trekken duidelijk wordt. Vele, ook


belangwekkende bijzonderheden zal ik moeten laten rusten

tot het latere, uitgebreide verhaal; alleen waar zij een

onderdeel scherp illustreren, vinden zij vermelding. De

opzet laat ook ruimte voor uitvoerige citaten of


geen

bronvermeldingen, maar iedere feitelijke mededeling is


zo zorgvuldig mogelijk aan gegevens of herinnering ge-
toetst. Waar ik, door de onvolledigheid van mijn kennis

en van de openbaar gemaakte stukken, moest gissen, is

dat duidelijk gezegd.


De geestelijke grondslag van dit verhaal en de beoor-

deling van personen en hun daden, van toestanden en

verhoudingen, komen geheel voor mijn rekening. Over

die grondslag wil ik vooraf nog iets zeggen.

Voor een ieder, die het onschatbare voorrecht had

gedurende de oorlog vrij te zijn en die tussen het vele werk

nog gelegenheid kon vinden om waar te nemen en na te

denken, moest het duidelijk zijn, dat het einde van de

militaire slechts het begin kon betekenen


strijd vaneen

veel moeilijker, want veel verwarder strijd om het


nog
winnen van de vrede. Het was betrekkelijk eenvoudig om

aanvallers en verdrukkers te lijf te gaan; het leek een-

voudig de oude vormen van vrijheid en democratie te

stellen tegenover de totalitaire systemen van Duitsland,


Italië en Japan. Maar tegelijkertijd voltrok zich in vele

delen van de wereld een zo diepgaande omwenteling,


werd vooral inde bezette landen het geestelijk en

economisch evenwicht zodanig verstoord, ontstonden

zoveel nieuwe tegenstellingen, dat er redenen te over

6
waren om te twijfelen aan een eenvoudige toepassing van

vertrouwde beginselen, een eenvoudig herstel van vroegere

verhoudingen na de oorlog.
duidelijker, dat ook aan
Bovendien werd het ieder jaar
zich aan
geallieerde zijde een machtig totalitair systeem
het ontwikkelen was tot een factor inde wereld, die niet

zijn. Alle kenmerken er van:


meer te veronachtzamen zou

het overal doordringend gezag van de staat met zijn


levender mensen; de meedo-
regeling van het persoonlijk
genloze politieterreur; de beperking van het geoorloofde
doen denken tot één partij; de afsluiting van
politieke en

de door overheidspropaganda beheerste pers en


het land;
Rusland.
berichtgeving: dat alles bestond ook in Sovjet
de vrije wereld
Alleen kwam de acute bedreiging voor

toen nog
uit Berlijn en Tokio; de Russen stonden in het
in
defensief, al hadden zij inde communistische partijen
allerlei landen trouwe en gehoorzame aanhangers en

agenten.
gehoopt, dat de gezamen-
Na 22 Juni 1941 hebben velen
barricaden in het verkeer tussen
lijke strijd de bestaande
zou oprui-
de geallieerden en hun Russische bondgenoot

men. IJdele waan! De totalitaire staat verdraagt geen


hem
intieme omgang met zijn democratische buren; voor

verwanten de deur maar


gaat zelfs naar zijn politieke
Zelfs dein overvloed
open op scherp bewaakte kier.
een
Russen in politieke
verstrekte materiële hulp werd door de
En toen, na de over-
ontsmettingskamers overgenomen.

winning, de militair-fascistische rijken waren ineengestort,


weldra geheel onverhuld in het licht.
trad de tegenstelling
door menigeen niet de
Het is nog geruime tijd en

mogelijk geacht, dat communistische


eersten de besten
landen vreedzaam met
en niet-communistische vrij en

elkander zouden verkeren; dat in hetzelfde land commu-

nistische en niet-communistische ideologieën op democra-

tische wijze en zonder aantasting van de persoonlijke


de politieke
vrijheid met elkander zouden wedijveren om

macht. Maar het totalitaire regiem vreest de vrije uitwis-


seling van mensen en denkbeelden, omdat de waarde van

7
persoonlijke vrijheid pas goed beseft en op prijs gesteld
wordt, wanneer zij verloren is gegaan. En het totalitaire
communisme schijnt, onder de dubbele prikkel van zijn
streven naar wereldrevolutie en van Ruslands traditionele
vrees voor insluiting, voor het cordon sanitaire, geen
genoegen te kunnen nemen met een onaantastbaar isole-
ment, maar steeds nieuwe landen
te willen binnendringen
en bezetten.

Daartegenover viel te
verwachten, dat de democratische
wereld zelf een moeizame vernieuwing zou behoeven,
voordat de democratie weer genoeg positieve kracht zou
kunnen ontwikkelen om de communistische invasie niet
meer te vrezen.
Begrippen als vrijheid, democratie, socia-
lisme waren door de propagandamachines
in alle oorlog-
voerende landen zo slordig gebruikt en zo vaak misbruikt,
dat het, zoals bij overbekende handelsmerken, moeilijk
viel de namaak van het echte te onderscheiden.
Voor de
jongere generaties misten zij de geijkte betekenis; voor
hen had niet zelden
het totalitaire stelsel de
aantrekkings-
kracht van iets, dat sterk en beslist en doelbewust scheen
en daarom een einde zou kunnen maken aan eindeloos
geharrewar van hopeloos verdeelde partijen- Zij hadden
m twee
wereldoorlogen en de onzekere jaren van wapen-
stilstand daartussen de
vrijheid en de veiligheid nauwelijks
gekend. Voor de verarmde en ontwrichte menigte beteken-
e het communisme, vooral in meer primitieve landen
e
gewettigde en verantwoorde beroving en vernedering
van de bevoorrechten en de verdeling hun
van goed en
un gezag onder de
behoeftige en naijverige massa der
gemeenschap. Onder de oudere generaties waren velen
strijdensmoe en geneigd zich volmaakt defensief terug
te trekken op de
vormen en denkbeelden vaneen afgelopen
tijdperk, of critiekloos over te nemen, wat hun uit de
leerstellingen van de overkant wenselijk of ongevaarlijk
voorkwam. En de uitwassen vaneen
geleide, maar in haar
wezen
nog met hervormde nieuwe gemeen-
en aan de
schapseisen nog niet
werkelijk aangepaste economie, het
bedrijf van oorlogswinstmakers,
smokkelaars en zwart-

8
handelaren, konden de onlust inde democratische wereld
slechts vergroten.
Waren deze onuitgewerkte vraagstukken en tegenstel-
lingen te voorzien, inde koloniale gebieden van Azië

kwam daarbij als machtige, misschien allesbeheersende

factor het streven der koloniale volkeren om zich van de

Westerse overheersing te bevrijden. Zolang die over-

heersing persoonlijke vrijheid en veiligheid waarborgde,


kon het nationalisme zijn volle kracht nog niet ontplooien
en werd een uiterst geleidelijke, telkens verschoven en

haar eindpunt nimmer bereikende emancipatie nog van

jaar tot jaar aanvaard. Maar toen, door de aanval van

Japan, de zwakte der koloniën tegenover een totalitaire

agressie aan het licht trad, gingen alle vroegere waarden


vrijwel tegelijkertijd ten onder en zagen deze volkeren

zich in hun volle weerloosheid, zonder de hulp van hun

vroegere leiders, gesteld tegenover een nieuwe tyrannie,


die hun afschuw inboezemde door haar wreedheid en

tevens aantrok als de opperste en ontzagwekkende


krachtsontplooiing vaneen Aziatische, nationale staat.

Het vraagstuk, waarvoor wij in Indonesië zouden komen

te staan, was duidelijk. De bevrijding van het land uit

de totalitaire greep was in eerste aanleg het doel van de

strijd der geallieerden. Maar het behoud er van voor de

democratische volkeren-familie eiste veel meer. Het zou

niet enkel van de Japanse overheersing moeten worden

verlost, maar ook moeten worden opgebouwd tot een

natie, een volwassen lid van die volkeren-familie, dat de


herwonnen vrijheid door eigen kracht, in samenwerking
met anderen, zou kunnen handhaven.

Hoe eenvoudig dit uitgangspunt echter ook lijken


mocht, het stond tevoren wel vast, dat het uitermate

moeilijk zou zijn inde verwarring na de oorlog dat punt


werkelijk te bereiken en daar vandaan de weg te vinden,

die ons naar het beoogde doel zou brengen. De geschie-


denis begint nu eenmaal nooit met een schone lei. En de

lei van de Indonesische nationalistische ontwikkeling

9
was vol diepe groeven, die daarin vóór de
en tijdens oorlog
waren gegrift.
Bovendien floten allerlei machten inde wereld het lied
der nationale bevrijding, valse minder valse
op en toon,
ieder met eigen bedoeling. De zelf
maar een Japanners
waren er mee begonnen, om dit rijke land te steviger in
hun greep te krijgen. Toen zij het moesten loslaten, deden
zij al, wat zij konden om de terugkeer van Westerse hulp
en invloed te verhinderen. Ook andere Aziatische rijken,
eerst China en later India, wierpen zich op als voorvech-
ters van de emancipatie der einde
naburige koloniën, ten
hun positie in het Aziatische geheel te versterken en de
leidende rol van het Westen te En
over nemen. voorlopig
nog heel inde verte klonk het lied de
van Sovjets, die
immers alle volkeren en rassen der aarde binnen hun
communistisch paradijs welkom wilden heten.
Al deze vrienden hadden het
en voorgangers daarbij
voordeel, dat zij geen verantwoordelijkheid gevoelden voor

het welzijn de bewoners der te


van bevrijden landen en

zich dus niet behoefden in te laten met de


moeilijke voor-

waarden, die een werkelijke vrijheid stellen moest. En het

was duidelijk, dat die simplistische opvatting school


maakte ook bij de grote democratische machten. Amerika

zag in zijn Philippijns experiment een voorbeeld, dat ieder


nu op stel en sprong behoorde na te volgen- In het Britse
Rijk was men zich van de veelsoortigheid en ingewikkeld-
heid der problemen beter bewust. Maar daar overscha-
duwde de
voorgenomen uittocht uit India alle andere en

dreigde dit grote en uitzonderlijke voorbeeld het schema


te leveren, de elders
waaraan politiek moest worden

aangepast.
Vrijwel overal handelde men onder de druk vaneen

verleden, waarin de wil om deze landen tot souvereine


staten
op te bouwen nooit geheel oprecht en zonder voor-

behoud had gegolden. ledere voorwaarde, die men nu aan

de vrijmaking verbond, iedere Westerse invloed, die men

ter verzekering van de nieuwe vrijheid zou willen besten-

digen, moest de indruk maken de


vaneen poging om

10
in verkapte voort te zetten. En inde
overheersing vorm

vooral noch bij de vijand, noch bij de Russen


wedijver om

achter te blijven, inde geestelijke en materiële uitputting


ook, die op de oorlog volgde, ontstond die zucht tot snelle
enige koloniale landen, zonder het
liquidatie, waarvan

voorshands zelf te beseffen, reeds het slachtoffer zijn


geworden.
Reeds gedurende de oorlog vertoonde zich het gevaar,

vooruitstrevende mensen en staatslie-


dat welwillende en

den de eisen van de werkelijkheid uit het oog verloren,

doordat zij te veel achterom keken. Het Westers imperia-


lisme drukte hun geweten als een schuldig verleden. De
kon alleen met absolute algemene
oorlogspropaganda en

werken. Men besefte niet, dat


stellingen en beginselen
de bevrijding van koloniën, de verheffing van de gekleurde
volkeren ook gepredikt worden door de moderne imperia-

listen, die hun beste kansen zien waar onder de vaan der

burgeroorlog te ver-
vrijheid verarming, verzwakking en

wachten zijn. Hun doel is geen bevrijding, maar uitdrij-

ving van het Westen, dat de democratische vrijheid


verdedigt en wie hen in leuzen en toezeggingen tracht te

overtroeven, speelt hun inde kaart en wordt ongewild


een fellow traveller, een bondgenoot van zijn ergste

tegenstander. Later zou dit het duidelijkst blijken bij


Indonesië
Australië, dat bij verschillende stemmingen over

de Rusland stond,
inde Veiligheidsraad aan zijde van

het tezelfdertijd het totalitaire communisme vol-


terwijl
strekt verwierp.
is reden het koloniale stelsel
Maar er een positiever om

dood te verklaren dan het besef, dat ieder imperialisme

op de duur
immoreel wordt. Immers, de oorlog zelf heeft

bewezen, dat vrijheid niet te handhaven,


de democratische

is in landen, dkT(la.arvoor zeTrnleFstrijden, omdat zij_geen_


nationaal bestaan kennen, niet onafhankelijk zijn. Daarom
in Zuid-Oost-Azië ook
is de huidige ontwikkeling voor

het Westen een levenskwestie. Daarom is het echter ook

dat het Westen dit gebied niet inde steek


noodzakelijk,
laat, daar het zijn hulp bij die ontwikkeling dringend

11
behoeft. En als dan die hulp misschien de schijn wekt
vaneen voorwendsel de oude
om
machtspositie te hand-
haven, ook omdat zij vroeger nogal eens inderdaad als
zulk een voorwendsel is gebruikt, dan kan dat tijdelijk
tot misverstand en wantrouwen aanleiding maar
geven,
behoeft men zich daarover
geen te grote zorgen te maken
en niet te schamen, indien onze daden de oprechtheid van
onze
bedoelingen maar spoedig genoeg bewijzen.
Want zou de vrijmaking gepaard gaan met de vernieti-
ging van hetgeen het Westen, vooral in Zuid-Oost-Azië,
aan economische culturele waarden heeft
en
opgebouwd;
zou de daar onmisbare hulp bij de
organisatie van deze
jonge staten niet geboden, of de geboden hulp in onge-
rechtvaardigd wantrouwen verworpen worden; zou het
nieuwe volksbestaan door de
verantwoordelijke Westerse
regeringen worden overgeleverd de
aan
strijd om de
macht tussen gewapende groepen, die onder de Japanse
overheersing zijn ontstaan en dikwijls opzettelijk in
Japanse zin zijn geschoold: dan het
zou er een ogenblik
naar mogen uitzien, alsof eensklaps allerlei vrije naties
waren geboren, maar dan was het met de toekomst en
duur
4e van die vrijheid somber gesteld.
Is dit alles pas langzamerhand door de feiten
duidelijk
geworden, reeds gedurende de oorlog groeide
bij mij en
anderen de overtuiging, dat Nederland ten opzichte van
Indonesië slechts verantwoord zou zijn, als het twee
dingen tot stand zou helpen brengen. Vooreerst de
nationale vrijheid van het land, waardoor het onder een

eigen regering als


evenwaardige inde rij der volkeren
zou kunnen treden. En daarnaast een zodanige blijvende
verhouding tot Nederland, dat de
samenwerking nu

vrijwillig en op voet van gelijkheid bestendigd zou


kunnen blijven, die Nederlandsch-Indië in het verleden
tot zulk in vele
een opzichten voorbeeldig en welvarend
land had gemaakt en die voor de toekomst Indonesië iets
veel waardevollers dan enkel
gekochte buitenlandse steun
Kon bieden. De bijzondere verhouding, waarin duizenden
Nederlanders inde loop der eeuwen tot Indonesië de
en

12
Indonesiërs waren komen te staan, de veel dieper gaande
vervlechting tussen beide rassen ginds dan elders in Azië,
gaf de overtuiging, dat zulk een samenwerking mogelijk
moest zijn, wat ook de oorlog mocht hebben verstoord-
' Wij waren ons in die dagen zeker er van bewust, dat wij
voor bergen van moeilijkheden, voor zeeën van misver-

stand en voor woestijnen van vernieling zouden komen

te staan. Het zou voor het sterke bezitsinstinct der

Nederlanders, hoeveel bezinning de bezetting ook mocht


hebben gebracht, een grote inspanning betekenen afstand

te doen van die opperste zeggingschap, die zij sinds

mensenheugenis hadden uitgeoefend; vooral afstand te

doen ten behoeve van Indonesiërs, die het zeker niet zo

goed en degelijk konden. Het zou de Indonesiërs niet licht

vallen te geloven, dat zij zich met de Nederlanders niet


weer hun oude meesters, hoe welwillend en prettig ook,
in huis haalden. Er zouden verbeeldingskracht en aanpas-
singsvermogen inde juiste hoeveelheden nodig zijn,
waarvan de Nederlanders als volk te weinig en de Indo-

nesiërs te veel hebben. Veel schrijnend leed en bittere

gevoelens van wrok en wraak zouden moeten v/orden

verwerkt. En vooral zou men kracht en volharding behoe-

ven, juist wanneer de uitputtende nawerking van de

oorlog haar hoogtepunt zou bereiken.

Maar gelukkig hebben wij nooit ten volle beseft onder

welke ontstellende tegenslagen, in welke verwarring en

met welk een troosteloos gebrek aan middelen het werk

zou moeten beginnen. Toen de werkelijkheid zich, tussen

15 Augustus en 29 September 1945, geheel openbaarde,


zaten wij er al midden in. Zij overtrof onze meest pessi-
mistische verwachtingen. Maar het is toch gegaan.

13
HOOFDSTUK I

OORLOG EN BEZETTING IN

INDONESIË

Aan het begin van de tweede wereldoorlog

was Indonesië een economisch goed georganiseerd en

welvarend land, waarbinnen voor de burgers van iedere

landaard recht en veiligheid bestonden, zij het niet gelij-


kelijk voor alle groepen. Politiek kon men Nederlandsch-
Indië nog geen natie noemen, al ging de ontwikkeling wel

in die richting; er was echter een achterstand in die

ontwikkeling, welke inde laatste acht tot tien jaren onder

een betreurenswaardige vertraging had geleden. Welis-

waar kon men, ter gedeeltelijke verklaring daarvan, wijzen


op de gevolgen van de economische wereldcrisis van

1929/30, die aan alle ontwikkelingsprocessen een rem had

aangelegd, maar daarnaast stond wel vast, dat het Neder-

lands beleid sinds 1931 in conservatieve richting was

verstard en dat het zich ook na 1937 slechts langzaam


uit die verstarring begon los te maken.
Het is door deze hele eeuw een kwaal van dat beleid

geweest, dat het geen duidelijke doelstelling had, hoe

onvermijdelijk de emancipatie van de Aziatische koloniën

en de statenvorming in hun gebieden ook inde lijn der


dingen mochten liggen. Het was opportunistisch, met een

neiging tot behoud en een afkeer van experimenten, die

ten dele wortelde in nuchterheid en gebrek aan fantasie

en ten dele ineen lofwaardige voorzichtigheid om liever

te weinig te beloven dan te veel- Aan degelijkheid ontbrak

het niet; ons crediet was groter, onze administratie

zuiverder, onze statistiek betrouwbaarder, onze productie


beter georganiseerd dan elders in Azië. Maarde politieke
en economische scholing voor de toekomst, waarvan men

toch met zekerheid kon voorzien, dat zij op zelfbestuur

en onafhankelijkheid moest uitkomen, stond vrijwel stil

en iedere geestdrift voor die toekomst werd binnen akelig


nauwe grenzen ingedamd.

14
De aldus ontstane achterlijkheid bij de behoeften van

de tijd moest echter nog niet eens zo zeer gezocht worden


inde politieke instellingen zelf, als vooral ineen onvol-

doende opneming van Indonesiërs inde bovenste, dirige-


rende laag van de maatschappij. Daardoor stonden zij
min of meer buiten het landsbeleid en het grote bedrijfs-
leven en misten zij de kans om de kennis en het verant-

woordelijkheidsgevoel op te doen, die hun later, toen zij


alleen tegenover de Japanners stonden, zo bijzonder
zouden zijn te pas gekomen. Dit verklaarde tevens,
waarom toen en later menige aan de gemeenschap toebe-
horende instelling en menige voortreffelijke organisatie
in staat en maatschappij wel de trots van Nederlanders

en de bewondering of afgunst van het buitenland konden

opwekken, door Indonesische gezien werden


maar ogen
als vreemde afkomst, in welker bezit of
dingen van

bedrijf de Indonesische nationalist nog slechts weinig


eer stelde.

School hierin al een zwak punt voor een land, dat

zonder de bedreiging agressie bloot stond,


twijfel aan van

ook twee andere zwakke plekken in het overigens gezonde


lichaam mogen niet onvermeld blijven. Het onderwijs, dat
er in deze eeuw was opgebouwd, was zonder twijfel van

zeer goede kwaliteit beter dan ergens anders in Azië

maar inde breedte weinig uitgegroeid. Daardoor kon men

moeilijk enig werkelijk medeleven verwachten van de grote


massa met de onheilspellende gebeurtenissen om ons heen

en zou het ook later moeilijk vallen het volk in het alge-
meen te doordringen van de gevaren, die het land

bedreigden. En inde tweede plaatswas de defensie zeer

weinig verzorgd en bleek zij later nog zwakker dan men

in die jaren gewoonlijk veronderstelde. Dit laatste tekort

hing nauw met de twee andere samen. De geremde


nationale ontwikkeling kon geen grondslag opleveren
voor een nationale verdediging, waarin de Regering
veeleer voor het gevestigde gezag meende te
gevaren

moeten zien dan voordelen voor de veiligheid van het

land; de beperkte spreiding van algemene ontwikkeling

15
stond aan de opbouw vaneen volksweerbaarheid recht-
streeks inde weg.

Zelfs door de opeenvolging der


was, gebeurtenissen,
het vertrouwen in onze emancipatiepolitiek gedurende de
laatste jaren vóór de oorlog met Japan nog in het bijzon-
der aangetast. In 1936 werd eendoor de Volksraad
aangenomen petitie-Soetardjo, die een rondetafel-confe-
rentie vroeg het opstellen
voor vaneen tienjarenplan ter
bereiking van zelfstandigheid binnen rijksverband, in
Nederland terzijde gelegd. Zowel de economische toestand
als het dreigende begin September 1939
en uitgebroken
wereldconflict maakte wel ingewikkelde en ingrijpende
afweermaatregelen nodig, doch inde conceptie en uit-

voering daarvan had vrijwel geen Indonesiër in leidende


functie aandeel. Ook het uitbreken de
na van wereldoorlog
werd de actieve
voorbereiding van
staatkundige hervor-
mingen afgewezen; na de
bezetting van Nederland achtte
men haar door uitschakeling van de Nederlandse deelge-
noot, niet meer mogelijk.
In het eerste deel de
van oorlog ging alles uiterlijk nog
zeer goed, omdat het toen juist de kwaliteiten van bestuur

en economische ordening waren, die de schokken konden

opvangen en Indonesië een rol van betekenis konden doen


spelen in het geallieerde gezelschap. De oorlogsproductie
werd, ook na en ondanks de afsnijding van Nederland,
ineen ordelijk snel
en zeer tempo opgevoerd en inde
steeds moeilijker wordende verhouding tot Japan wist het
land een sterke en onafhankelijke positie te handhaven.
Maarde opvoering het militair
van
vermogen stuitte op
de toenemende moeilijkheden voor een neutraal land om

wapens te verkrijgen en de invoering vaneen inheemse


militie kwam te laat waste
en duidelijk een noodsprong,
om ook maar begin volksweerbaarheid
een van te schep-
pen.

Toen de Japanse aanval losbrak, traden dan ook de


zwakke punten dadelijk aan het licht. Politiek heerste er

onder de Indonesiërs een niet te miskennen


onverschillig-
heid, gepaard aan een snel toenemend, ofschoon in zijn

16
heimelijk ontzag voor Japan. Wel beseften
aanvang

sommige Indonesische voormannen, onder wie Mohammed

Hatta, Soetan Sjahrir en Dr. Tjipto Mangoenkoesoemo,


dat een Japanse overheersing voor de nationale aspiraties
dodelijk zou kunnen zijn, maar daarnaast was bij velen

de twijfel aan onze goede bedoelingen ten opzichte van

diezelfde aspiraties te groot en ten slotte was mede van

invloed het feit, dat men tegenover de Japanners niet die


gevoelens van onervarenheid of ondergeschiktheid behoef-
de te hebben, die de Westerling in Indonesië nog altijd
opwekte. Men voelde zich met hen in zekere zin verwant
en het is een merkwaardig verschijnsel inde verhouding
gedurende de bezettingsjaren, dat haat tegenover de

wrede onderdrukker in menig geval kon samengaan met

een zekere vertrouwelijkheid ten opzichte van de mede-

Aziaat. En het aantal dergenen, die in staat waren de

dingen buiten de eigen, kleine belangenkring en tegen een

iets verdere toekomst te zien, bleef gering.

Natuurlijk maakte het bliksemsnelle tempo van de

bezetting een diepe indruk. Juist het ontbreken vaneen

algemene samenhang bij het overgrote deel van de bevol-

leidde toe, dat deze indruk gewelddadiger


king er nog

was dan de werkelijkheid. Wat men ervoer, was eerst een

zekere verre dreiging, gevoed door de voorbereiding van

verdedigingsmaatregelen en de vaag doordringende


oorlogsberichten en dan ineens een lawine van mongools
krijgsgeweld, waaraan de vroeger onoverwinnelijk
geachte „Kompeni” plaatselijk niet langer dan enkele

dagen of uren weerstand kon bieden. Ineens werden alle

vroegere waarden gedevalueerd en alle vroegere verhou-

dingen ondersteboven gegooid. En gezag, waarvan de

meesten de onaantastbaarheid zelfs nimmer in twijfel


hadden getrokken, verdween van vandaag op morgen; van

vandaag op morgen werden de vertegenwoordigers daar-

van opzij-gezet, vernederd en als gevangenen opgesloten.


Dat zee- en luchtmacht met haar beperkte middelen

een voortreffelijke strijd streden, maakte weinig indruk,


omdat die strijd buiten het gezichtsveld van de menigte

17
viel; dat het leger de goede uitzonderingen niet te na

gesproken faalde, zag men voor zijn ogen gebeuren.


En mochten zij, die de feiten van dag tot dag wel konden
volgen, nog beseffen, dat een spoedige nederlaag toch

onvermijdelijk was door het ontbreken van geallieerde


samenwerking en het uitblijven van geallieerde hulp, hun

aantal was ook inde lagen van de meer ontwikkelden

verdwijnend klein.

Dit alles moest een diepe indruk achterlaten en een

omwenteling brengen inde waardering van Nederland

als souvereine natie. Het moest ook zeer velen, uit eer-

zucht of simpele zucht tot lijfsbehoud, de medewerking


met de bezetter als een wenselijke of onvermijdelijke zaak

doen voorkomen. Wat volgde, heeft deze eerste reacties


in verschillende opzichten verder uitgewerkt en gewijzigd.
Overgeleverd aan een Japans militair schrikbewind,

gevoelde men enerzijds het tekort aan eigen weerstand


en organisatie, doch tegelijkertijd brachten de zwakte en

ondeskundigheid van de Japanse administratie met zich,


dat menige Indonesiër individueel een groter gezag ver-

verantwoordelijkheid leerde dragen dan


kreeg en meer

onder de efficiënte en talrijke Nederlandse bestuurders

en bedrijfsleiders mogelijk was geweest. De vergelijking


tussen bepaalde academisch geschoolde Indonesiërs en

hun Japanse collega’s viel niet zelden, door de deugdelijke


opleiding van eerstgenoemden, in hun voordeel uit. De

Japanse propaganda wist, vooral in latere jaren, op een

uiterst geraffineerde wijze het nationalistisch gestemde


gemoed te bespelen en de tegen het einde toenemende

zwakteverschijnselen van het Japanse bewind gaven aan

velen de gelegenheid steeds meerde zaken in eigen hand

te nemen. Zowel de collaborateurs als degenen, die onder-

gronds verzet organiseerden, gevoelden zich meer baas

in eigen huis dan zij ooit tevoren waren geweest. Hun


zelfbewustzijn ontlook en nam toe, terwijl de ook toen

reeds aan de dag tredende tekortkomingen in het groeiend


zelfbestuur, ook voor het eigen gevoel, gemakkelijk op

18
rekening van het Japanse wanbewind konden worden

geschoven.
de weg opportunisme, met
De meesten volgden van een

steeds sterker nationaliteitsgevoel op de achtergrond,


doch zonder op het fundament vaneen duidelijk en con-

Vandaar
creet staatkundig program te kunnen steunen.

ook de invloed van Japanse taktiek en Japanse scholing,


waartegenover vooral de Indonesische jeugd geestelijk
weerloos stond. Het verleden had haar geen uitwerking
voor haar nationalistische idealen geboden en al mag een

jong, Indonesische academicus te ver zijn gegaan in zijn


conclusie, toen hij in 1947 schreef: „Had de Nederlandse
regering zich ook de toekomst van de Indonesische jeugd
bij de eerste symptomen nade-
aangetrokken, om vaneen

rende Pacific-oorlog een staatkundige hervorming inde


geest vaneen „dominion” of volgens het latere Lingga-
djati-principe te offreren, zo zou een volmaakte geestelijke
weerbaarheid het resultaat zijn geweest”, juist bij de

jeugd, die de praktijk van het verleden niet of nauwelijks


gekend had, wreekte zich het gebrek aan politieke op-

voeding het meest.

Tegenover dit alles is het voor de verhouding tussen


Indonesiër en Nederlander waarschijnlijk van veel groter
belang geweest dan men zelfs nu nog beseft, dat de Neder-
landers als groep zich niet tot dienaren van het Japanse
bewind hebben verlaagd. Mochten zij al hun vroegere glorie
hebben verloren, de smaad vaneen onderwerping ver-

mochten zij te vermijden. De algemene internering van

Nederlandse burgers was toch mede het gevolg van de

omstandigheid, dat deze burgers in grote meerderheid


wel hun medeburgers en hun bedrijven wilden blijven
dienen, doch dit niet wilden of konden doen inde geest,
die de Japanse bezetter welgevallig was. Natuurlijk heeft

de vernederende toestand inde interneringskampen


sommige Indonesiërs, die dat van nabij aanschouwden,
nog wel gesterkt in hun verminderde waardering van de

blanke, maar in het algemeen heeft deze houding van de

Nederlandse bevolkingsgroep eerbied afgedwongen ook

19
daar, waar aanvankelijk een zekere minachting of verbit-

tering onmiskenbaar was. Zou men de situatie in Indo-


nesië nauwkeurig kunnen vergelijken met die in Indo-
China, waar de koloniale mogendheid zich vrijwillig voor

de bezetter boog, dan dit verschil


zou waarschijnlijk nog
duidelijker aan de dag treden.
En eindelijk moest ook op de duur de achteruitgang
in welvaart, recht en veiligheid, vooral op de wat oudere
generaties indruk maken. Er is een duidelijke tegenstel-
ling tussen hen, die bij het uitbreken van de oorlog reeds

volwassen en werkzaam waren en de jongeren, die door


een systematische Japanse propaganda en opvoeding
verblind werden voor de hun nauwelijks bewuste lichtzij-
den van de vroegere toestand. De vroegere rechtszeker-

heid en doelmatigheid blijven voor die wat oudere

generaties, ook onder de massa, idealen, die meer aan-

trekkingskracht gaan uitoefenen, naarmate de mogelijk-


heid van hun herstel verder weg dreigt te wijken. En

nadat de eerste, wilde, revolutionnaire roes, die de


op
capitulatie van Japan volgde, had uitgeraasd, zou die

herinnering aan het goede uit de oude tijd en aan het

aandeel, dat ook Nederlanders daarin hadden, weer kracht

herwinnen.

Het is niet nodig om het verloop van oorlog en bezetting


in onderdelen te beschrijven. Slechts enkele hoofdmomen-

ten kunnen in dit boek worden vermeld, omdat zij voor

het vervolg van de geschiedenis diepergaande betekenis


hebben gehad.
Door de veelzijdige en zelfstandige ontwikkeling van de

economische ordening gedurende de crisisjaren na 1929


bezat Nederlandsch-Indië bij het uitbreken van de oorlog
een uiterst soepel en handelbaar apparaat, zowel ten

behoeve van de voedselvoorziening als ten behoeve van

de exportproductie en de regeling en distributie van de

belangrijkste invoergoederen. Bovendien begonnen zowel

de kleinere nijverheid als grote industriële bedrijven tot

ontwikkeling te komen, gestimuleerd door de afweermaat-

20
regelen tegen overheersing van de importmarkt door

Japan.
Zodoende was het mogelijk om onze bijdrage aan de

in snel tempo te vergroten


geallieerde oorlogsbehoeften
en kon Indië zijn economische zelfstandigheid bewaren,
ook toen Nederland door de Duitsers was bezet. Dit alles

heeft zonder twijfel bijgedragen tot de latere overwinning,


al is die bijdrage internationaal en zelfs nationaal in het

vergeetboek geraakt, omdat daaraan met de bezetting van

Indië reeds zo lang geleden een einde kwam.

Van meer duurzame betekenis echter was het feit, dat

ook onze deviezenpositie stevig inde hand gehouden


niet onbelangrijk buiten-
werd, zodat een vermogen aan

landse valuta te onzer beschikking bleef, toen de bron

daarvan tijdelijk werd dichtgemetseld. Dit vrije vermogen

werd nog vergroot door tijdige afvoer van het goud van

de nog kort vóór de


De Javasche Bank, terwijl wijdoor
bezetting voltooide concentratie van dit bezit in regerings-
handen 1
de vrije beschikking er over konden behouden.

Militair Zuid-Oost-Azië, ondanks de toene-


vertoonde
tot het
mende zekerheid vaneen Japanse aanval, bijna
einde toe een beeld van verdeeldheid en gebrek aan voor-

bereiding- Vichy-Frankrijk aanvaardde zonder weerstand


in September1940 de bezetting van Noord-Indo-China

gehele land werd


door Japan, die in Juli 1941 over het

uitgebreid. Van Britse zijde werden enige pogingen gedaan


tot coördinatie, ook tussen de eigen organen in Malaya,
doch aan Amerikaanse kant kwam men niet verder dan

daar in
enkele uiterst angstvallige stafbesprekingen, men

opzicht de houding van neutraliteit wilde laten varen,


geen
zolang de oorlog geen onvermijdelijk feit was geworden.

1 Deze voltooiing vond plaats tijdens mijn eerste verblijf in

de Verenigde Staten tussen 11 Januari en 13 Februari 1942

dooreen fiduciaire overdracht, deels aan onze gezant te

te
Washington, deels aan de Nederlandse Aankoopcommissie
New York.

21
Zodoende gingen de strijdkrachten inde
spaarzame

Philippijnen, Malaya, Burma en Nederlandsch-Indië stuk

voor stuk ten onder, terwijl de verrassing van Pearl

Harbor de mogelijkheid van vroegtijdige versterking


geheel uitsloot. Daarin kon een op het laatste ogenblik
ingesteld gemeenschappelijk opperbevel onder Generaal

Wavell inde z.g. ABDA (American-British-Dutch-


Australian)-Area geen verbetering meer brengen. Op
zichzelf was het besluit er toe het eerste van die aard

inde oorlog juist, maar het kwam maanden te laat en

de omstandigheden lieten zelfs geen tijd meer voor een

grondige organisatie, of een praktische samentrekking


en aanwending van de verschillende eenheden van zee-,
1
land- en luchtmacht. Op mijn reis naar de Verenigde
Staten kon ik slechts constateren, dat de mogelijk
beschikbare hulp ver bij onze behoeften achterbleef en

zelfs in die beperkte hoeveelheid het oorlogsterrein niet

meer op tijd zou kunnen bereiken. Daardoor voegde zich


voor ons in Indië, bij de geheel onvoldoende voorbereiding,
nog het verlammende gevoel, dat wij nergens meer op

konden terugvallen en geen versterking meer mochten

verwachten.

De Japanners hebben zonder twijfel het voornemen

gehad om Indonesië onder hun macht te houden als het

rijkste en meestbelovende deel van de buit, die hun legers


en vloten in Zuid-Oost-Azië was in handen gevallen. Zij
gedroegen zich dadelijk na de bezetting als veroveraars

en begonnen vrijwel van de aanvang af de Nederlanders

uit het bestuur van het land en het beheer van de grotere
bedrijven te verjagen en hen in steeds toenemend getal
met inbegrip van vrouwen en kinderen door internering
buiten de maatschappij te sluiten. De Nederlandse krijgs-
gevangenen, waaronder vele duizenden miliciens, werden

als arbeidskrachten naar Siam, Burma, Japan en elders

versleept en al deze gevangenen werden zo slecht verzorgd

i ABDA-Command bestond slechts van 15 Januari tot 25

Februari 1942.

22
en behandeld, dat tallozen stierven of physiek en

psychisch werden geknauwd.


Zij vonden een Indonesische bevolking, die in het alge-
de nieuwe heerser te accepteren, welke
meen geneigd was

neiging nog werd vergroot door de Japanse raciale pro-


(Azië de Aziaten, Groot-Aziatische Wel-
paganda voor

vaartssfeer enz.) en door de omstandigheid, dat velen in

die eerste periode, bij gebrek aan Japanse krachten,


functies te vervullen kregen en een afwezigheid van

leiding en toezicht genoten, waarvan zij tevoren moeilijk


hadden kunnen dromen. Ook de economische situatie was

aanvankelijk, althans op het oog, niet ongunstig, daar de

Indische regering grote voorraden eerste levensbehoeften

had aangelegd en de verwijdering van de Nederlanders

evenals de achteruitstelling door de Japanners van de

Chinezen een vrij grote hoeveelheid buit ook voor de

Indonesische samenleving opleverde. Bovendien bracht

de volledige afsnijding van het geallieerde buitenland met

zich, dat allerlei locale productiebedrijven een groter


afzet van hun product verkregen door het wegvallen van

de import.
Diezelfde afsluiting moest, vooral inde eerste twee

jaren der bezetting, bij allen, die onbekend waren met de

overweldigende kracht der Verenigde Staten en dat

waren de meeste Indonesiërs de verwachting wekken,


dat de Japanse bezetting een definitief karakter had.

Alleen sentimentele, irrationele overwegingen of uit


op
1
inde Djojobojolegende kon de hoop
een magisch geloof
op een spoedig einde van deze overheersing aanvankelijk
bij hen blijven bloeien.

Politiek de Japanner met harde hand, al


regeerde
de aantal in
plaatste hij voor schijn een voormannen

adviserende en propagandistische functies. Gedurende

1942 en 1943 werd het nationalistisch-politieke leven

overigens vrijwel stopgezet, terwijl de bezetter allerlei

1
Die de vrijheid voorspelde na een korte onderworpenheid
aan het gele ras.

23
Japanse instellingen en opleidingsmethoden op het volk

en vooral op zijn jeugd ging toepassen. Naarmate echter


de oorlog voor de Japanners ongunstiger begon te ver-

lopen, namen de economische verwonding en de armoede

toe, terwijl bovendien van 1943 af een toenemende stroom

van Japanse ambtenaren de Indonesiërs weer van vele

pas verkregen plaatsen verdrong. Het land raakte vol

tegenstellingen tussen een massa, die onder steeds slechter

omstandigheden kwam te verkeren, een corrupte admi-


nistratie, waarin de Japanners de uitverkoren kaste

vormden en alleen de collaboranten en oorlogswinstmakers


er op vooruitgingen, de benden, die zich toen reeds als

vreemde mengsels van roofzucht en ondergronds verzet

gingen vormen en een brede laag van intellectuelen en

jongeren, die steeds bewuster het vrijheidsverlangen


gingen koesteren, maar van wie de laatstgenoemden ook

steeds meer door het Japanse systeem en de Japanse


mentaliteit werden vergiftigd.
Het heeft geen zin een opsomming te geven van alle

door de Japanners gestichte organisaties, of van de ver-

schillende opeenvolgende maatregelen, waardoor Japan


aan het vrijheidsverlangen voorgaf tegemoet te komen

om het volk dienstbaar te maken aan zijn wanhopige oor-

logsinspanning. Bij het beoordelen echter van hetgeen


verschillende personen en groepen in die tijd deden, moet

men tevens steeds bedenken, dat Indonesië bijna herme-

tisch van de buitenwereld bleef afgesloten en dat slechts

zeer weinig Indonesiërs zich een voorstelling konden

maken van de krachtverhoudingen, die het uiteindelijk


resultaat van de wereldstrijd zouden bepalen. Wel kon de

achteruitgang van de Japanse macht niet verborgen


blijven en ondervonden vele plaatsen in het Oosten van

de Archipel tot haar grote schade het geweld van de

geallieerde luchtaanvallen, maar een duidelijk inzicht in

de ontwikkeling van de oorlog werd ook nog inde laatste

periode aan vrijwel iedereen onthouden.

De krijgsgevangenen en geïnterneerden, mannen en

vrouwen, ouden van dagen en kinderen, zagen hun lot

24
steeds harder worden, waarbij de slechte voeding en

de meeste slachtoffers eisten de gewelde-


verzorging en

narijen en wreedheden vaneen ziekelijk argwanende


diepste wonden sloegen. Ook aantal
militaire politie de een

Indonesiërs en Chinezen behoorde hiertoe. De morele

weerstand van deze groepen verzwakte echter onder dit

voortdurend lijden niet; integendeel, met de doordringende

geruchten van geallieerde overwinningen nam hij toe in


kracht en uithoudingsvermogen.
Het actieve verzet had in deze streng bewaakte gevan-

genis weinig kans. Het ongegronde, maar sterk verspreide


geloof onder Nederlanders ineen spoedige overwinning
bracht sommigen tot poging zulk
van de geallieerden, een

de meesten betaalden die


een verzet te organiseren;
met hun leven. Ook plaatselijke opstanden inde
poging
Indonesische wereld, in het laatste jaar uit wanhoop over

de slechte toestand begonnen, werden bloedig onderdrukt.


Anderen, zowel in als buiten de kampen, verrichtten

wonderen van moed en offervaardigheid om het leed van

hun medemensen te verzachten en de hardheid van de

bezetter af te weren of op te vangen. Zij hebben duizenden


gered.
Economisch werd het Indische huis geplunderd en

uitgewoond. Gelukkig deden de Japanners het niet zo

systematisch als de Duitsers. Maarde verwarring, die zij


stichtten in het bestuur, de administratie, de bedrijven
formidabel werd nog vergroot
en het geldwezen was en

zij bij iedere inval


door de
onbegrijpelijke wijze, waarop

of iedere verandering van plannen mensen en dingen her-


en derwaarts sleepten. Alleen hun propagandamachine
werkte efficiënt.

de Neder-
Zo vond de capitulatie het grootste deel van

achter prikkeldraad of zoveel


landse gemeenschap voor

een deel der Indo-Europeanen aangaat daarbuiten

de Indonesische maatschappij in massa


verpauperd en

door het einde de oorlog in haar politiek


opgelucht van en

min of daardoor overvallen vol


bewuste laag meer en

25
1
haast om alsnog het ideaal van Indonesia Merdeka te

realiseren. Bij deze laatste groep lag ook toen reeds een

grote macht in handen van de talrijke jongerenorgani-


saties en haar aanhang, die door de Japanners geestelijk
en militair waren gedrild en van wapens werden voorzien
die daarbij tegenwicht konden vinden in het
en geen

verleden, omdat zij dat nauwelijks actief hadden meege-

leefd. De vraag was, of meer bezadigde leiders hen, al


dan niet met onze hulp, weer tot orde en normaal leven

zouden kunnen brengen.

1
Vrij, d.i. onafhankelijk Indonesië.

26
HOOFDSTUK II

DE OORLOG OM INDONESIË

Toen ik op 5 januari 1942 batavia verliet om

de Marine-luchtvaartdienst via de
met een Catalina van

Pacific naar Amerika te vliegen het was, geloof ik,


de eerste oversteek van Zuid naar Noord sinds 8 Decem-

ber —, zag de toekomst er reeds zeer somber uit, maar

verkeerden wij nog in die enigszins kunstmatig optimisti-


de door
sche stemming, die gedeeltelijk het gevolg was van

onze onderzeeërs en vliegtuigen geboekte resultaten („een


de ijdele hoop, dat de
schip per dag”) en gedeeltelijk van

toch tijd komen. De reis


geallieerde hulp nog op zou

de vernietigende slag, die de Pacific-


openbaarde ons aan

vloot en aan de luchtmacht van de Verenigde Staten was

toegebracht; de wrakken lagen nog in het gehele com-

Pearl Harbor verspreid de atollen tussen


plex van en

Fidji en Hawaiï waren vrijwel verlaten. In Washington


bleek, hoezeer de massaproductie van oorlogsmaterieel
en de massale mobilisatie in Amerika nog pas begonnen
hoe weinig in dit jaar beschikbaar zou kunnen
waren en

komen voor het Verre Oosten, nu zowel Egypte als

Rusland in gevaar verkeerde.

Het weinige, dat kon worden toegezegd, was onvoldoen-

de en kwam te laat. Intussen vielen Tarakan, Menado,

Balikpapan, Kendari, Ambon, Makassar en Bandjer-


in Honoloeloe de
massin. Op de terugweg vernamen wij
overgave van Singapore en de bezetting van Palembang

en Koepang. In Australië, dat zich sterk bedreigd gevoel-


deelde de beslissing mede, dat de uit het
de, men ons

Midden-Oosten Australische troepen niet


teruggeroepen
En toen wij inde vroege morgen
op Java zouden landen.

van 20 Februari te Tjilatjap neerkwamen, was door de

bezetting van Bali op de vorige dag de insluiting van

daarna ABDA-
Java een feit geworden, terwijl vijf dagen
Command werd ontbonden.

Er kon hoop meer zijn op het behoud van Java;


geen

27
het werd dringend nodig te overwegen, welke maatregelen
aan de Nederlandse Regering in London de hulp konden
verschaffen, die zij behoefde om de belangen vaneen bezet

Nederlandsch-Indië verder te behartigen. Zo werd, inde

laatste dagen van Februari 1942, door Gouverneur-


Generaal Tjarda van Starkenborgh Stachouwer besloten

tot de uitzending vaneen groep deskundige en represen-


tatieve personen, waarvan de samenstelling aan mij werd

opgedragen. Daar dit geschiedde vlak vóór en tijdens de

landing van de Japanners op Java, was de keuze uiterst

beperkt. Bovendien moesten de betrokkenen volledig


worden vrijgelaten in hun beslissing, daar hun gezinnen
niet konden meegaan en die beslissing voor hen persoon-

lijk derhalve een zeer moeilijke stap betekende.

De gehele groep omvatte niet dan


meer vijftien mensen,

van wie de voornaamste waren de leden van de Raad van

Indië Vander Plas en R. A. A. Soejono, de departements-


hoofden Mr. J. E. van Hoogstraten (Economische Zaken),
R. Loekman Djajadiningrat (Onderwijs) en Mr. Blom

(Justitie), de Directeur-Secretaris van De Javasche Bank

Dr. Smits, het Hoofd van de Afdeling Nijverheid Ir.

Sitsen, de Directeur van het Instituut voor Rubberonder-


zoek Dr. Honig, het Hoofd de Telefoon-
van Telegraaf- en

dienst der P.T.T. Ir. Warners, de hoogleraar, eerste

gedelegeerde de Commissie Rechtsverkeer in


van Oorlogs-
tijd, Prof. Mr. Eggens en de Hoofdagent van de K.P.M.
te Singapore Van Deinse. Op 2 Maart was de gehele groep,
uitgezonderd de heer Vander Plas, naar Australië over-
1
gebracht.
Reeds in Februari was de vliegersopleiding, onder de
Kolonel der militaire luchtvaart Giebel, uit Java naar

Australië overgebracht, terwijl geleidelijk ook, waar het

1 Acht hunner brachten net het leven af, daar hun


er
vliegtuig
enkele minuten na de landing in Broome door de vijand in

brand werd geschoten. Het Hoofd van de Dienst van Oost-

Aziatische Zaken Lovink was reeds tevoren op afzonderlijke


instructie van de Gouverneur-Generaal vertrokken.

28
deel de militaire en
kon, het niet meer operatieve van

werd geëvacueerd. Na de slag


burgerlijke vliegdiensten
vertrokken ook de nog
inde Java-Zee (26 Februari)
Marine, terwijl de
varende eenheden der Koninklijke
Commandant der Zeemacht, Vice-Admiraal Helfrich,
naar

Colombo vloog. De overblijvende watervliegtuigen gingen


helaas met groot deel van
naar Broome, waar zij een

bemanning passagiers bij het luchtbombardement van


en
bleven alle
2 Maart ondergingen. De gevechtsvliegtuigen
sterk gehavende
inde strijd met uitzondering van één
wist komen.
bommenwerper, die nog op 8 Maart weg te

De koopvaardij leed juist inde laatste dagen ernstige


deel ontkwam echter naar Australië en
verliezen; een

aantal toeval-
India, met nog enig marinepersoneel en een

lige passagiers aan boord.


de catastrofe:
Van het leger ontsnapte haast niets aan

een landweercompagnie, die Japanse geïnterneerden naar

enige kleine die


Australië had overgebracht; groepen,

konden uitwijken uit de Zuid-Molukken en een groep

Australiërs, die de guerillastrijd had


Nederlanders en

inde volgende maanden dooreen Neder-


volgehouden en

uit Timor werd geëvacueerd; enkele


landse torpedojager
Kolonel Van
officieren, die zich daarbij bevonden (o.w. de
Straten), of eveneens naar buiten gezonden werden,
Vreeden
waaronder de stafofficieren Spoor, Buurman van

en Jhr. Sandberg.
En ten slotte kreeg ik, nadat reeds
tot de capitulatie
van Bandoeng was besloten, op 6 Maart inde namiddag
residentswoning te Bandoeng van de Land-
inde sombere
het resultaat zorg-
voogd de volgende opdracht,
vaneen

de vraag, of één beiden


vuldige overweging van van ons

en, zo ja, wie eveneens zou moeten vertrekken:

dezen voldoe ik Uw wensch om schriftelijk vast


Bij aan

ik stel dat U zich naar het


te leggen dat er prijs op
teneinde U ter beschikking de
buitenland begeeft van

Nederlandsche Regeering te stellen en in het belang van

het Koninkrijk, in het bijzonder van Nederlandsch-Indië

29
werkzaam te zijn. Ik acht Uw vertrek naar het buitenland

en Uw verblijf aldaar gedurende den tijd dat Neder-

landsch-Indië inde macht van den vijand zou zijn, van

zoodanig algemeen Rijks- en Indisch belang dat ik U

moet verzoeken heen te stappen over de voor de hand

liggende en op zichzelve ernstige bedenkingen, die zoowel


op algemeene als persoonlijke gronden tegen de door mij
wenschelijk geoordeelde stap kunnen worden aangevoerd.
Uw kennis van en inzicht in Indische aangelegenheden
inden ruimsten zin, gecombineerd met Uw bekwaamheid

en stuwkracht maken het aangewezen dat juist Uw acti-

viteit in (het) buitenland van bijzondere waarde te achten


is.

Mijn beste wenschen vergezellen U.

A. W. L. Tjarda van Starkenborgh


Bandoeng, 6 Maart 19Jf2.

Inde vroege morgen van 7 Maart vertrok ik met de laatste

transportvliegtuigen van de weg Batoe Doewa in Ban-

doeng, in gezelschap van de Commandant de Militaire


Luchtvaart, Generaal-Majoor Van Oyen en de heer Van
der Plas, naar Australië.

Het verloop de oorlog bracht


van
geen spoedige bevrijding
van Indonesië en maakte ons, toen Japan eenmaal capi-
tuleerde, in hoge mate afhankelijk vaneen bondgenoot,
die op de overneming van het Japanse gezag nauwelijks
was voorbereid. Ook in andere opzichten moesten wij
ondervinden, dat wie zichzelf niet helpen kan, ook niet te

zeer op de hulp van anderen mag rekenen.


Het eerste was ten dele onveranderbare
een gevolg van

geografische en militaire omstandigheden en hing ten dele

samen met een principiële opvatting omtrent de oorlog-


voering in het algemeen van de Amerikanen, die door de
Britten werd aanvaard, ofschoon niet geheel gedeeld.
Indonesië vormde het einddoel van de eerste Japanse
opmars naar het Zuiden. Een aanval op Australië had

30
die kant
Tokio niet voorbereid, waardoor dit land aan van

basis kon worden voor de


het Japanse operatiegebied een

Nu grenzen echter Australië en Indonesië met


tegenaanval.
hun achtererven aan elkaar; de naastbijliggende delen van

Australië boden geen geschikt uitgangspunt en het Zuid-


oosten van de archipel vormde geen aantrekkelijk doel
De Noordwestkust Australië
voor het tegenoffensief. van

heeft land met de bevolkings-


is bijna onbewoond en over

centra slechts uiterst gebrekkige en moeilijk te verbeteren

dat het
verbindingen. Trouwens, de oorlog heeft geleerd,
bases afgelegen plaatsen alleen vlug en
vestigen van op

goed geschieden kan, wanneer de zeeverbinding veilig is


de bezetting
en ook in dit opzicht lag Noord-Australië, na

De afstand Brisbane
van Indonesië, zeer ongustig. van

ruim 2000 mijlen, 750


tot Port Darwin is over zee waarvan

inde door Japanse vliegtuigen onderzeeërs


mijlen lagen en

wateren ten Westen de Torresstraat. De


bestreken van

land is 1500 mijlen lang in die eerste


verbinding over en

ontbrak iedere doorgaande tussen Brisbane en


tijd weg

Port Darwin. Aangezien alles aan Australië’s Noordkust

is het op zichzelf reeds


zou moeten worden aangevoerd,
begrijpelijk, dat de geallieerden Port Darwin niet als basis

voor hun operaties hebben gekozen.


Daarbij kwam, dat de opmars naar Japan al spoedig
geheel, dat zijn uit-
gezien werd als één samenhangend
gangspunten had op de Oostkust van Australië, in Hawaiï

en aan de Westkust van de Verenigde Staten; de verbin-

tussen deze uitgangspunten liep beoosten Indo-


ding ver

nesië. En ten slotte werd de lijn der operaties niet inde


laatste plaats bepaald door de voortgezette Japanse actie,
die zich Zuid-Oost-Nieuw Guinea en de Salomons
op
Eilanden richtte. Zolang de Japanners het initiatief be-

hielden, dus tot inde tweede helft van 1942, bepaalde


deze actie vooral de richting van de tegenactie.
Natuurlijk is inde aanvang van Nederlandse zijde een

beweging naar Indonesië zelf bepleit, waarbij vooral het


herkrijgen van de beschikking over strategische grond-
stoffen en over dein Indonesië ruimschoots aanwezige

31
arbeidskrachten op de voorgrond werd gesteld. Beide

argumenten misten echter voldoende overtuigingskracht,


zolang de grondstofsituatie ook door synthetische produc-
ten op voldoende peil kon worden gehouden en het karak-

ter van de Pacific-oorlog zelf toch noodzaakte om het in

hoofdzaak zonder locale arbeidskrachten te stellen. Daar-

enboven lagen de dichtbevolkte productiegebieden van

Indonesië het verst van Australië af, zodat een herovering


daarvan op zichzelf een zeer omvangrijke operatie zou

hebben gevorderd.
Naast deze praktische redenen was beslissend de op-

vatting van Washington, dat de oorlog als zodanig een

militair vraagstuk was en dat politieke overwegingen


moesten wijken voor hetgeen militair het doelmatigst leek
en met de minste offers kon worden gedaan. Dit inzicht
was oorzaak, dat aan het Britse opperbevel, hetwelk in
India en later in Ceylon gevestigd werd, de middelen voor

overzeese operaties tegen Indonesië en Malaya onthouden

bleven. Alleen de veldtocht tegen Burma achtten de Com-


bined Chiefs of Staff te Washington militair verantwoord,
omdat daardoor de landroute naar China kon worden

heropend en dit land in zijn langdurig en uitputtend verzet,


dat aanzienlijke Japanse strijdkrachten bond, kon worden

gestrekt. Voor het overige werd alles geconcentreerd op


de directe aanval op Japan, die langs de Pacific-eilanden
en de Philippijnen werd geleid en waardoor Japan van zijn
Zuidelijke veroveringen kon worden afgesneden met behulp
van vliegtuigen en onderzeeboten.

Bovendien ontwikkelde zich 1 , naarmate het overzicht der

Amerikanen ter zee en inde lucht toenam, een taktiek van

voorbijgaan en isoleren van grote Japanse garnizoenen,


zodat de sprongen, waarmede men oprukte, steeds groter
werden. Zo besloot men b.v. in September 1944 de voor-

genomen bezetting van de Sangihe en Talaud-eilanden

achterwege te laten en richtte men zijn aanval vanuit

met
op initiatief Admiraal Halsey, wiens
1
Naar ik meen van

inzichten Generaal MacArthur zich spoedig verenigde.

32
Noord-Nieuw Guinea, Morotai en Palau rechtstreeks op

Leyte inde Philippijnen. Alleen bij de bevrijding van deze

laatste weken de Amerikanen, om begrijpelijke redenen

van eigenbelang, af van het systeem van beperking der

operatiën tot hetgeen strikt nodig was om de vijand te

verslaan.

Kregen de Britten tot diep in 1945 geen gelegenheid om

van het Westen uit tegen Malaya en Sumatra te opereren,

ook de door MacArthur nog in April van dat jaar voor-

gestane uitval uit het Noorden naar Java in afwachting


van het grote eindoffensief tegen Japan werd door

Washington af gelast, nadat de onder zijn bevel agerende


Australiërs eind April te Tarakan en eind Juni te Balik-

papan waren geland. Indonesië was toen reeds, mede door

de bezetting vaneen basis Noord-West-Borneo, geheel


op

afgesloten en een verdere aanwending van strijdkrachten


in die richting werd niet meer nuttig geoordeeld.
Zodoende bleef Indonesië tot het einde van de oorlog
grotendeels van de vrije wereld afgesloten. Of dit op
zichzelf een onvermengd nadeel is geweest, kan zeker niet
met volle overtuiging worden beweerd. Wie Manilla of

dichter bij huis Balikpapan -


heeft gezien na de geweld-
dadige bevrijding, kan zich enig denkbeeld vormen van

de bijna totale verwoesting, die het gevolg ook had


bij ons

kunnen zijn van strijd en van opzettelijke vernieling door

terugtrekkende Japanners. En wat bij zulk een herovering


het lot zou zijn geweest van de overal verspreide krijgsge-
vangenen en geïnterneerden, is evenmin vast te stellen. Dat

van de door de verslagen Japanse legers inde steek gelaten


arbeidsslaven zou het ergste kunnen doen vermoeden.

Wel kon echter door deze gang van zaken de Japanse


bezetting drie en een half jaar lang ongestoord en bijna
onbedreigd haar funeste invloed uitoefenen. En de terzij-
destelling als operatieterrein leidde ook tot een onder-

schatting van de belangen van Indonesië. Zij was mede

oorzaak, dat wij al die tijd geen verbinding van enige


betekenis met de hoofdeilanden konden krijgen en dat de

33
capitulatie onder de voor ons meest ongunstige omstan-

digheden moest worden aanvaard.


Voordat ik echter de geschiedenis daarvan verhaal,
moeten wij teruggaan tot die sombere Bste Maart 1942,
waarop de strijdkrachten in Nederlandsch-Indië de wapens
neerlegden, om een overzicht te geven van hetgeen sinds-

dien van Nederlandse zijde werd en kon worden gedaan.


Reeds vóór die overgave, op 5 Maart, besloot de Rege-
ring in Londen alle uit Nederlandsch-Indië weggetrokken
militaire, marine- en luchtvaarteenheden in het Verre

Oosten onder één commando te stellen, waarmede Admi-


raal Helfrich werd belast. In deze functie van 8.5.0.

(Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten) stond hij


rechtstreeks onder de Luitenant-Admiraal Furstner, die
naast Minister van Marine tevens, zij het informeel, alge-
meen opperbevelhebber was en ook als B.D.Z. (Bevel-
hebber der Zeestrijdkrachten) de chef was van Admiraal
Helfrich. Dit besluit zou belangrijk meer betekenis hebben

gehad, wanneer bedoelde strijdkrachten niet bij hun

toch al geringe betekenis sterk versnipperd waren

geweest en onder de operationele bevelen gesteld van ver-

schillende geallieerde commandanten. Ook de handhaving


van Colombo als standplaats van de 8.5.0., terwijl het
grootste deel van de Indische organisatie in Australië was

bijeengebracht, was niet bevorderlijk voor een coördinatie,


welke dringend nodig was en toch al door allerlei afstands-

en transportproblemen werd belemmerd. Zo geraakte Ad-


miraal Helfrich ineen weinig meer dan administratieve

functie geïsoleerd en werd van zijn maritieme kwaliteiten


onvoldoende gebruik gemaakt. Alleen door enkele reizen

en goed organisatorisch werk bij de oprichting van de

Nefis kon hij dat isolement af en toe verbreken.

Tegelijkertijd werd, hetgeen restte van de Indische

koopvaardijvloot, gebracht onder het bestuur van de

Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Dit

laatste lag voor de hand, daar onze gehele koopvaardij-


vloot in geallieerd verband werkzaam was en haar belan-

gen dus van één enkel punt uit moesten worden behartigd.

34
Toch bleef in beide gevallen georganiseerde samen-

werking met het oog op Nederlandsch-Indië noodzakelijk,


waarin zo goed en zo kwaad als het ging voorzien werd
door overleg van de betrokken ministers in Londen, door
de benoeming vaneen onderbevelhebber in Australië

sinds September 1943 de Generaal Van Oyen, tevens

waarnemend Legercommandant (Commandant van het

K.N.1.L.) en een later aan de Directeur van Economi-

sche Zaken aldaar verleende machtiging om ten behoeve

van de Minister van Scheepvaart op te treden, voor zover

betrof de Indische koopvaardijschepen, die hun basis in


Australië behielden.

Deze regelingen, die op 6 Mei 1942 onder het bewind

van de Minister-President, tevens Minister van Koloniën,


Prof. P. S. Gerbrandy werden vastgesteld en op 19 Mei

in Staatsblad C 39 werden gepubliceerd, hielden tevens

in, dat voor het overige het algemeen bestuur over Neder-

landsch-Indië aan de Minister van Koloniën werd opge-

dragen. Daarmede was de Indische Regering als zodanig


opgeheven en een koppeling van functies tot stand

gebracht, die later een staatsrechtelijk monstrum zou

worden genoemd en die een uitzonderlijk moeilijke taak

in één hand concentreerde. Het is daarbij waarschijnlijk,


dat de ontwerpers zich niet hebben gerealiseerd, hoeveel
dit algemeen bestuur, ook na de amputering van algemene
militaire zaken en scheepvaart, nog zou blijven omvatten,
hoewel dit dooreen enkele vergelijking met de veelzijdige
en omvangrijke werkzaamheden van diezelfde regering
ten behoeve van Nederland duidelijk genoeg had kunnen

zijn. Ik vermoed bovendien, dat een zekere vrees voor

actief en zelfstandig optreden van „de Indische groep” de


Nederlandse Regering er tot inde tweede helft van 1944

van weerhield om opnieuw een Indische Regering in het


leven te roepen.

Een voorstel mijnerzijds, na mijn aankomst te Londen

op 26 April 1942, om mij als Luitenant-Gouverneur-Gene-

raal met het algemeen bestuur te belasten, werd dan ook


door de Minister-President niet aanvaard, waarna ik met

35
ingang van 25 Mei tot Minister van Koloniën werd

benoemd. Prof. Gerbrandy werd tezelfdertijd belast met

het nieuw gevormde Ministerie voor Algemene Oorlog-


voering.

Ten einde bij deze constructie een ongewenste vermen-

ging inde uitoefening van beide bevoegdheden zoveel

mogelijk te voorkomen en de uit Indië uitgezonden per-

bij het bestuur organisch in te schakelen,


sonen algemeen
werd reeds op 11 Juni bij Koninklijk besluit een Raad van

Bijstand voor Nederlandsch-Indische zaken ingesteld, die

de Minister voor dit deel van zijn taak zou moeten raad-

plegen (Staatsblad C 44). De raad heeft voor het bijeen-


houden van de fragmenten der Indische administratie

belangrijk werk gedaan.


De eerste taak, die reeds in Maart in Australië ter hand

was genomen, betrof het opvangen en onderbrengen van

mensen en goederen, die uit de schipbreuk van Neder-

landsch-Indië her- en derwaarts aanspoelden, of hun

bestemming naar dat land niet meer konden bereiken.

Dit werk concentreerde zich voor een groot deel in

Australië, waar een Nederlandsch-Indische Commissie

werd samengesteld, die onder leiding van Mr. Van

Hoogstraten en Dr. Smits er in slaagde het overgrote


deel van dit alles te redden en beschikbaar te houden of

te maken voor onze verdere deelneming aan de oorlog en

het latere herstel van Nederlandsch-Indië. De door de

Nederlandse Regering in Staatsblad C 18 getroffen rege-


ling, welke de delen van het Indische vermogen in het

buitenland onder de beschikking van de staat bracht,


leverde hiervoor in Australië en elders een onmisbare

rechtsgrond.
Ook inde Verenigde Staten lagen grote belangen, die

enige maanden later onder het bestuur werden gebracht

vaneen Economische en Financiële Commissie voor

Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaeao, die tezamen

met de reeds bestaande Netherlands Purchasing Commis-

sion het apparaat voor de behartiging van die belangen

36
1
vormde .
Genoemde organisaties hadden een vrij grote
vrijheid van handelen, die niet alleen door de afstand,
maar ook voor het noodzakelijke contact met de rege-

ringen in Canberra en Washington gewenst was. In

Voor-Indië werden overeenkomstige werkzaamheden ver-

richt dooreen overigens veel kleinere Nederlandsch-

Indische Handelscommissie, die echter in verband met

de staatsrechtelijke verhouding tussen India en het Ver-

enigd Koninkrijk meer direct van Londen uit werd geleid.


Het goud van De Javasche Bank, dat inde Verenigde
Staten, Australië en Zuid-Afrika een veilig onderkomen
had gevonden, stond onder afzonderlijk beheer van Dr.

Smits.

of voltooid
Zodra de eerste opzet min meer was en

werkte, werden de belangrijkste problemen, aan de bevrij-


het herstel van Nederlandsch-Indië verbonden, ter
ding en

hand genomen. Allereerst drong zich het vraagstuk op


van de staatkundige doelstelling, die voor die bevrijding
de grondslag zou moeten zijn naast de strijd zelf, welke
helaas in hoofdzaak door anderen zou moeten worden ge-

voerd, doch waaraan wij met onze beperkte middelen de

best mogelijke medewerking moesten verlenen.

Dat het staatkundige vraagstuk reeds zo spoedig aan

de orde had dan één reden. Reeds kort na


kwam, meer

het uitbreken van de oorlog en sterker nog na de bezetting


van Nederland was duidelijk geworden, dat de periode
van politieke stilstand, die in 1930 onder invloed van de

wereldcrisis einde moest Uit de


was begonnen, een nemen.

Indonesische wereld nam de aandrang tot veel verder

gaande hervormingen toe evenredig aan de intensiteit,


waarmede Nederlandsch-Indië, met name sinds 14 Mei

1940, vrijwel zelfstandig aan de strijdwas gaan deelne-

1
Eerstgenoemde commissie maakte deel uit van de Algemene

Economische, Financiële en Scheepvaartmissie van het Ko-

ninkrijk en stond achtereenvolgens onder leiding van wijlen


Mr. Hart en van Mr. Crena de longh; Voorzitter van de

N.P.C. was de heer Zimmerman.

37
echter de ernstige moei-
men. Daartegenover stond toen

lijkheid, dat de bezetting van Nederland een raadpleging


van het Nederlandse volk uitsloot, zodat ingrijpende
niet constitutionele wijze tot stand
hervormingen op
Deze tijdelijke onmacht tot
konden worden gebracht.
nieuwe vormgeving ineen kritieke tijd kon ons duidelijk
dusverre niet in
bewust maken, dat wij tot er waren

door
geslaagd ons emancipatiebeleid in zijn consequenties
te denken. Het waste opportunistisch gebleven en had

daardoor de strekking of vestigde althans de indruk —,

dat het op zo lang mogelijk uitstel vaneen eigen nationaal


bestaan voor Indonesië was gericht.
Nederlandsch-Indië zelf deed de be-
De bezetting van

hoefte aan een regeringsuitspraak over de staatkundige


stijgen. Het contact Indonesië
toekomst belangrijk van

met Nederland en Nederlanders was daardoor niet alleen

verbroken, maar tevens werd door de bezetter systema-


tisch getracht iedere herinnering aan Nederlandse invloed

uitte wissen. Daarnaast voerde hij een propaganda, die,


ook in verband met zijn werkelijke be-
hoe leugenachtig
doelingen, een onafhankelijke of althans zeer zelfstandige
toekomst voorspiegelde binnen het raam van de fameuze

Groot-Aziatische Welvaartssfeer, zij het onder de hege-


monie van Japan. Daartegenover moest duidelijk worden

gesteld, in welke richting de Nederlandse Regering, onder


leiding van Hare Majesteit, de verwezenlijking zocht van

het ontvoogdingsprogramma, waarvan de eerste schets

reeds in 1901 was opgesteld, doch waaraan sinds de dagen


van Van Heutsz, Idenburg en Van Limburg Stirum eigen-
lijk geen verdere, principiële ontvouwing was gegeven.

vooral het stadium


Zulk een uitspraak kon, wanneer

door de herovering Nederlandsch-


van terugkeer van

Indië, of door de overgave van Japan zelf, was aangevan-

steun verlenen aan hernieuwde samenwerking en de


gen,

grondslag vormen voor de wederopbouw van het land.

Bovendien echter viel nog in het bijzonder rekening er

mede te houden, dat de strijd tegen Japan in hoofdzaak


werd gevoerd door en de bevrijding van Nederlandsch-

38
Indië derhalve in hoofdzaak afhankelijk was van vreemde,
Amerikaanse en ten dele Australische strijdkrachten. Ook

voor dezen moest duidelijk kunnen worden gemaakt, welk


doel Nederland in Indonesië beoogde, wanneer eenmaal

die de overwinning hebben geleid. Ook deze


strijd tot zou

landen en hun krijgslieden hadden er recht op te weten,


waarvoor zij vochten en de publieke opinie zou daar zeker

geen vrede hebben met de mededeling, dat eerst de oude


toestand moest worden hersteld en dat men dan wel ver-

der zou zien. Het toekomstig lot van Indonesië en Neder-

land was geen zaak meer van beide landen alleen en zou

dat ook nooit meer worden.

Dat dit vraagstuk reeds in 1942 acuut was, moge blijken


uiteen passage vaneen rede van de Amerikaanse Under-

secretary of State, Sumner Welles, van 30 Mei 1942,


luidende:

As the result of this war we must assure the sovereign


equality of the peoples the world over. Our victory must

bring in its train lïberation for all peoples. The age of


imperialism is ended. The right of people for freedom
must be recognised .*

Ook al mocht men hierin veeleer een uiting van persoon-

lijke, politieke opvattingen zien dan een formulering van

het Amerikaanse regeringsstandpunt, het leed geen twijfel,


dat het haast traditionele wantrouwen in Washington en

inde Amerikaanse publieke opinie jegens „koloniale”

rijken een steeds groter aandrang tot duidelijke verkla-

ringen zou opwekken. Men kon daarbij steunen op de derde

uitspraak in het ook door ons onderschreven Atlantic

Charter van Augustus 1941, luidende:

1 Als gevolg van deze oorlog moeten wijde souvereine gelijk-

waardigheid verzekeren van de volkeren van de gehele aarde.

alle volkeren met


Onze overwinning moet de bevrijding voor

zich meebrengen. Het tijdperk van het imperialisme is geëin-

digd. Het recht van de mens op vrijheid moet worden erkend.

39
They (Roosevelt en Churchill) respect the right of all
peoples to choose the fornn of government under which
they wïll live; and they wish to see self-government
restored to those from whom it has heen forcibly
removed. 1

Dit alles werd nog versterkt door de


veronderstelling, dat
de aangekondigde hervormingen inde verschillende door

Japan bezette koloniën een medewerking van de zijde der


inheemse volkeren kunnen die
zou stimuleren, de offers
van de geallieerde legers met name van het Ameri-
kaanse kunnen
zou beperken. Dit was in overeenstem-

ming met het beginsel, dat de gehele Amerikaanse


strategie bepaalde, n.l. het verslaan van de vijand en

daarmede de bevrijding van de bezette landen inde kortst

mogelijke tijd en met de geringst mogelijke verliezen.


Voor operaties tot herstel van politieke overheersing, of
voor een oorlogsinspanning, die zich zou richten op het

bedwingen van bepaalde extreem-nationalistische tenden-

zen, was in deze gedachtengang natuurlijk helemaal geen

plaats.
Reeds vóór de bezetting van Nederlandsch-Indië had
Hare Majesteit ineen rede 10 Mei 1941
van
medegedeeld,
dat het Haar het
bedoeling was beginsel van raadpleging
in Nederland, de bevrijding, inzake de
na
aanpassing van
het staatsbestel de veranderde
aan omstandigheden, even-

eens toe te passen met betrekking tot de structuur van

de gebiedsdelen hun in het


overzeese en plaats Koninkrijk.
Vervolgens was op 30 Juli de bijeenroeping vaneen

rijksconferentie aangekondigd, zodra de verschillende


delen het Koninkrijk zouden
van weer vrij zijn en een

nationaal ministerie zijn benoemd. de


zou Eindelijk had
regering op 27 Januari 1942 ineen communiqué verklaard,

1
Zij (Roosevelt en Churchill) eerbiedigen het recht van alle

volkeren om de vorm bestuur te kiezen, waaronder


van zij
willen leven; en zij wensen zelfbestuur hersteld te zien
bij
diegenen wie het met geweld werd ontnomen.

40
dat inde overzeese gebiedsdelen met de voorbereiding van

deze conferentie een aanvang kon worden gemaakt en dat

ten behoeve daarvan de leden reeds konden worden

1 Deze aankondiging kwam echter te laat om


aangewezen .

daar
daaraan in Indië nog gevolg te kunnen geven, al was

wel reeds vrij veel onderzoekingswerk verricht, o.a. door

de Commissie-Visman, welk onderzoek zich echter


zg.

beperkte tot het optekenen van opinies.


In Juli 1942 besloot de Nederlandse Regering een

te bereiden, welk besluit de


beginselverklaring voor

instemming van de Koningin verkreeg. Die voorbereiding


geschiedde op het Departement van Koloniën, terwijl
daartoe alle bereikbare deskundigen werden geraadpleegd.
Bovendien kon daarbij gebruik worden gemaakt van enige
fundamentele aantekeningen en schetsen, die gedurende
de laatste maanden te Batavia in kleine ambtelijke
vrije
doch die bijzondere waarde
kring waren opgesteld, een

ontleenden aan de kundigheid van de opstellers (Dr.


P. J. A. Idenburg, Mr. Enthoven en Mr. Levelt) en de

de Gouverneur-
daaraan toegevoegde opmerkingen van

Generaal.

Natuurlijk liepen de meningen overeen vraagstuk,


dat
waarover wel veel was gedacht en geschreven, maar

toch in hoofdzaak min of meer speculatief moest


nog

worden behandeld, niet onbelangrijk uiteen. Wel was een

ieder er van overtuigd, dat een grote stap zou moeten

worden doch de omschrijving het uiteindelijke


gedaan, van

doel en de keuze van het uitgangspunt leverden stof tot

ruime gedachtenwisseling. Als uiterste kon men enerzijds


de mening vernemen, dat allereerst de toestand van 8

Maart 1942 in Nederlandsch-Indië geheel zou moeten

worden hersteld en anderzijds, dat:

wanneer de volkomen feitelijke afsluiting van Indië enkele

jaren zou duren, en de Japanners er intussen bijvoorbeeld

i
Gedacht waren voor Nederland 15 leden, voor Nederlandsch-

Indië 15 leden en voor Curagao en Suriname elk 3 leden.

41
een nieuwe staatsordening zouden invoeren republi-
op
keinse grondslag, gebaseerd op de souvereiniteit van het
Indonesische volk, het onafwendbaar (scheen) te

erkennen, dat alsdan, na verdrijving van de Japanners,


de oude grondwettelijke positie Indië
van en zijn bevolking
definitief zou blijken te zijn verdwenen door
feiten, welke
het rechtsoordeel heeft te erkennen.
(Mr. Peekema en in zekere zin R. A. A. Soejono).

Ten slotte resulteerde het overleg ineen uitvoerige nota,


die aan de ministerraad kon worden aangeboden en die
later in het tweede deel De Nederlandsch-
van plaats van

Indië in het Koninkrijk Mr. W. H.


van van Helsdingen
is af gedrukt onder het opschrift „Ambtelijke Adviezen”
49 1
(blz. vgg.).
De diepgaande besprekingen inde ministerraad lever-
den een eenstemmige conclusie op, die, na voorlegging
aan en goedkeuring door Hare Majesteit, ten slotte werd
weergegeven inde bekende radiorede van de Koningin
van 6 December 1942. In deze rede moest begrijpelijker-

wijze de toekomst in zodanige worden


vorm aangeduid,
dat het recht van de burgerij in Nederland en in Neder-

landsch-Indië, evenals in Suriname en Curacao, om over

die toekomst een eigen oordeel uitte spreken, werd voor-

opgesteld, doch daarvan tevens een voorlopig beeld werd

ontworpen, dat richting zou kunnen aan de


geven ge-
dachten. De belangrijkste gedeelten uit die rede luidden:

In vroegere radioredes kondigde ik reeds aan dat het in


mijn bedoeling ligt, om na de bevrijding gelegenheid te

scheppen, om gezamenlijk te overleggen overeen voor de


veranderde omstandigheden passende bouw van het Ko-

ninkrijk en zijn delen. De daartoe


bijeen te roepen Rijks-
conferentie werd inde
regeringsverklaring van 27

1 De hoofdstukken V en VI in deze publicatie werden later

door mij toegevoegd; met de spelling heeft de redacteur zich

vrijheden veroorloofd.

42
Januari nader omschreven. Deze conferentie, waarin

vooraanstaande vertegenwoordigers van het Koninkrijk


met die van Nederland cuan de Ronde Tafel zullen samen-

Neder-
komen, werd inde toen nog vrije gebiedsdelen van

landsch-Indië, Suriname en Curagao, reeds voorbereid.


Vooral in Nederlandsch-Indië waren daartoe uitvoerige

gegevens verzameld, welke mij nog in December van-

wege de Gouverneur-Generaal hebben bereikt. De strijd


in Nederlandsch-Indië heeft deze veelbelovende voorberei-

ding verstoord. Wij kunnen haar eerst hervatten, zodra


een ieder zijn overtuiging weer vrijuit zal kunnen uitspre-
ken. Staat het dus vast, dat een vernieuwing nodig is in
de staatkundige bouw van het Rijk en in die van Nederland

en de overzeese gebieden, het zou daarom niet juist en

ook niet mogelijk zijn, daarvan nu reeds de vorm te willen

bepalen.

de geschiedenis zowel als


Ik ben er van overtuigd en

de berichten uit de bezette gebieden bevestigen mij daar-

in —, f
dat het Rijk na de oorlog zal kunnen worden opge-
bouwd op de hechte grondslag van volledig deelgenoot-
hetgeen zich
schap, die de voltooiing zal betekenen van

in het verleden reeds heeft ontwikkeld.


verbondenheid
Ik weet, dat geen politieke eenheid en

kunnen bestaan, die niet gedragen


op
de duur blijven
trouw de
worden door de vrijwillige aanvaarding en van

meerderheid de burgerij. Ik weet, dat


overgrote van

Nederland dieper dan ooit zijn verantwoordelijkheid ge-

voelt voor een krachtige groei van de overzeese gewesten


en dat de Indonesiërs inde langzaam gegroeide samen-

herstel
werking de beste waarborg vinden voor het van

hun vrede en geluk.

Ik stel zonder vooruit te lopen op de adviezen


mij voor,

van de Rijksconferentie, dat zij zich richten zullen op een

waarin Nederland, Indonesië, Suriname en


rijksverband,
ieder op
Curagao tezamen deel zullen hebben, terwijl zij
zichzelf de eigen inwendige aangelegenheden in zelfstan-

43
digheid en steunend op eigen kracht, doch met de wil om

elkander bij te staan, zullen behartigen.


Ik meen, dat zulk een zelfstandigheid en samenwerking
aan het Rijk en zijn delen de kracht kunnen om
geven
hun verantwoordelijkheid naar binnen en naar buiten ten
volle te dragen.

Daarbij zal verschil behandeling


voor van
op grond van

ras en landaard geen plaats zijn, doch zullen de persoon-

lijke bekwaamheid der burgers en de behoeften van de


verschillende bevolkingsgroepen de doorslag voor
geven
het beleid der regering.

Door deze rede werd, althans de duur


voor van de oorlog,
verzekerd, dat wij het staatkundig initiatief in eigen han-
den hielden. Ware
geen uitspraak gedaan, dan zonder zou

twijfel ineen later stadium daarop door de geallieerde


oorlogsleiding zijn aangedrongen en hadden wij de schijn
op ons geladen, dat het beleid ons werd afgedwongen.
Weliswaar was er sprake
geen vaneen ontkenning door
onze geallieerden van onze volkenrechtelijke positie en van
onze souvereiniteit, ook over Nederlandsch-Indië, maarde

feiten hadden reeds uitgewezen en zouden later nog


drastischer bewijzen dat grote bondgenoten, wier
—, op
oorlogsinspanning onze toekomstige vrijheid zou moeten

berusten, die grenzen niet zo nauw in acht namen, wan-

zij meenden, dat bepaalde


neer een gedragslijn de over-

winning kon bevorderen, of de geallieerde politieke positie


kon versterken.

De rede bevatte de drie


kerngedachten, welke ook in het

latere beleid steeds weer zouden terugkeren. Twee daarvan


zijn algemeen van karakter: erkenning van het zelfbe-

schikkingsrecht, ook voor de overzeese gebiedsdelen, maar

tevens van de medeverantwoordelijkheid van het moeder-


land herstel
voor en wederopbouw. De derde gold meer
in het bijzonder de verhouding tussen Nederland en Indo-
nesië, die wij, op grond van hetgeen zich in eeuwenlange
betrekkingen ontwikkeld had, konden en durfden zien een

voortgezet samengaan ineen deelgenootschap tussen ge-

44
te doen zien, hoe deze
lijken. Misschien mag ik, om

ook buiten
gedachtengang door de gehele oorlogstijd naar

werd gehandhaafd, mij twee citaten uit eigen redevoe-

ringen veroorloven. Het eerste werd uitgesproken op een

African Society te Londen op


bijeenkomst van de Royal
5 Juli 1943 en luidde:

has it in
We have to face the problem as histority put

front of our eyes; eyes


that may have become, perhaps,

a little more discerning bequuse of what we have suffered


at least ought to
and gone through. We Jcnow or we

know that human history never allows a complete


break with the past. There may be times of rapid change,
large scale, but shall always
even of revolution on a we

forward the responsïbïlity not only


have to bear and carry

what did ourselves, but also for what was done


for we

by those who went before us.

A weak and simple abdication of colonial trusteeship,


as implied by some of the more extravagant blue-prints
would only the reintroduction of
for peace, mean

mediaeval lawlessness in a great part of the world,

offering a standing invitation to gentlemen adventurers


of many races and nationalities to step in and re-enact
the sixteenth and seventeenth centuries in the modern

manner. On the other hand the germs of nationalism and

liberty firmly planted in the minds of great


have been so

colonial populations that their growth is inevitable and

their suppression would only lead to that most horrïble

of wars, a racial world conflict. The only effective way

through the difficult period of transition towards self-


government is a of constant, deliberate and pur-
way
the time, the
poseful taction. It happens to be, at same

1
only honourable way.

1 We moeten het probleem onder ogen zien zoals de geschie-


het ons heeft geplaatst; met ogen die misschien
denis voor

wat scherper zijn gaan zien door al hetgeen we geleden en

hebben. We weten of dienen tenminste te


doorgemaakt

45
Het tweede vormde het slot vaneen verklaring, die

namens de Nederlandse delegatie bij de conferentie voor

de oprichting van de U.N.O. te San Francisco in Mei 1945


werd afgelegd en waarbij het internationaal toezicht van

een zg. Trusteeship Council voor een overzees gebied als


Nederlandsch-Indië werd verworpen. Ik zeide toen:

When the development of economie, social and political


institutions in a dependent territory has reached a certain

stage the achievement of its final goal is inevitable.


There is no turning back on that road. There may be

differences of opinion or even clashes about the oppor-

tunity and the tempo of the succeeding advances, but

these are only the symptoms of a healthy effort and an

indispensable ambition. When the prerequisites are on

weten - dat de geschiedenis van de mens nooit een volledige


breuk met het verleden toelaat. Er kunnen tijden van snelle

kentering zijn, zelfs van revolutie op grote schaal. Maar we

zullen altijd de verantwoordelijkheid moeten torsen en verder

dragen, niet alleen voor hetgeen wij zelf deden, maar ook voor

wat gedaan werd door hen die ons voorafgingen.


Krachteloos en eenvoudig het koloniale beheer af te leggen,

zoals door enkele van de meer vooruitstrevende plannen voor

de vrede te kennen wordt gegeven, zou slechts de wederin-

voering betekenen van middeleeuwse wetteloosheid ineen

groot deel van de wereld, welke een voortdurende uitlokking


biedt aan heren-avonturiers van vele rassen en nationaliteiten

zich er in te de 16e 17e


mengen en en eeuw op moderne wijze
weer over te doen. Aan de andere kant hebben de kiemen van

nationalisme en vrijheid zich zo stevig geplant in het denken

van grote koloniale bevolkingsgroepen, dat hun groei onaf-

wendbaar geworden is en dat hun onderdrukking slechts zou

leiden tot de vreselijkste aller oorlogen: een wereldomvattende

rassenstrijd. De enige doeltreffende dooreen


weg moeilijke
periode van overgang naar zelfregering is een weg van voort-

durende, weloverwogen en doelbewuste actie. Het is boven-


dien tegelijkertijd de enige eervolle weg.

46
and economie stabi-
their course te completion: political
lity, a common citizenship and ,a common language, and

an assured succession of ever better educated generations,


the realization of sélf-government needs no trusteeship,
commissions and no time-table as long as the inten-
no
bad
tions of both parties remain unsullied by greed, or

continued
faith or tyranny. It may take the form of a

commonwedlth that of
equ/dl partnership within one or

nation. That is for the inhabitants of the


an independent
territory to decide. But it will come as inevitably as noon

1
follows the dawn.

Het lijkt praktisch om. voordat ik andere belangrijke


uit deze oorlogsperiode behandel, de staats-
gebeurtenissen
historie tot de overgave Japan te voltooien.
rechtelijke van

is de
Van ogenblik, waarop het experiment begon,
het
Koloniën en
samenkoppeling van de taak van Minister van

ontwikkeling van economi-


1 Wanneer een zekere graad van

sche, sociale en politieke instellingen ineen afhankelijk gebied


het uiteindelijk doel
bereikt is, is de verwezenlijking van

kan niet teruggekeerd worden.


onvermijdelijk. Op die weg

strijd ontstaan
Er kan verschil van mening bestaan of zelfs

en het tempo van de achtereenvol-


over de gelegenheid voor

dat is slechts het teken vaneen gezond


gende stappen, maar

eerzucht. Wanneer aan de eerste


streven en een noodzakelijke
vereisten voor een goed deel voldaan is politieke en econo-

burgerrecht, eenheid
mische evenwichtigheid een algemeen
verzekerde opeenvolging van steeds beter
van taal en een

onderlegde generaties dan behoeft de verwerkelijking van

zelfbestuur toeziend beheer, geen commissies en geen


geen

tijdrooster zo lang als de bedoelingen van beide partijen


door hebzucht, kwade trouw of tirannie.
onbezoedeld blijven
Het kan dan de vorm aannemen vaneen voortgezette gelijk-
binnen gemenebest of vaneen
waardige samenwerking een

natie. Dat moeten de inwoners van het gebied


onafhankelijke
zelf beslissen. Maar het komt even onafwendbaar als de mid-

dag na de ochtend.

47
Landvoogd zeer bezwaarlijk gebleken. Inde aanvang kon

er een voordeel in liggen, dat daardoor het gehele beleid


in één hand werd geconcentreerd en in onmiddellijke
samenwerking met Kroon en ministerraad kon worden

gevoerd. Praktisch echter eiste deze cumulatie van

functies, dat de functionaris voortdurend her- en der-

waarts moest reizen en eigenlijk een volstrekte


nergens
continuïteit kon bereiken. 2

In het eerste jaar na Pearl Harbor leek het ogenblik,


waarop de terugkeer naar Indonesië een feit zou worden,
nog zeer ver af. De geallieerde legers en vloten konden
slechts ten koste van ernstige risico’s de Japanse opmars

indijken. De zee- en luchtslagen bij Midway en inde

Koraalzee dreven de Japanse vloot terug. Op Ceylon wist


een goed geleide luchtafweer een Japanse aanval te doen
mislukken. Het Brits-Indische leger bracht, na een moei-

zame terugtocht, de Japanners tot staan op de


grens van

Burma en India. Op Zuid-Oost-Nieuw Guinea begonnen


de Australiërs inde modder, de bossen en de bergen met

ijzeren volharding en inspanning veld te winnen. En inde

Salomons eilanden streden Amerikaanse mariniers maand

in, maand uit verbeten om één vliegveld op één eiland.

Toen echter de definitieve verdrijving van de Japanners


uit Guadalcanal op 8 Februari 1943 de omkeer van het

oorlogsgetij inde Pacific inluidde, werd de actieve voor-

bereiding voor het herstel van bestuur in Nederlandsch-

Indië dringend nodig. Daartoe zijn, wat de staatsrechtelijke


zijde betreft, op 2 October 1943 te Londen twee ontwerp-
regelingen ingediend, die op 23 December konden worden

vastgesteld (Staatsbladen D 65 en 66). De eerste regeling


voorzag inde wederinstelling vaneen Indische Regering
onder een Luitenant-Gouverneur-Generaal voor de periode,
waarin deze regering nog buiten Nederlandsch-Indië zou

2 Inde drie tussen vertrek als Luitenant-Gouver-


jaren mijn
neur-Generaal uit Australië en mijn terugkeer daar in dezelfde
functie moest ik rond 200.000 km afleggen. Voor een werkelijk
goede coördinatie was het niet half genoeg.

48
zijn gevestigd en voornamelijk met de voorbereiding van

de terugkeer zou zijn belast. De tweede regeling gaf een

tijdelijke voorziening voor die regering in Nederlandsch-

Indië, in afwachting vaneen meer definitieve organisatie


en van de voorgenomen staatkundige hervormingen. Bij
het voorlopig ontbreken van decentrale, vertegenwoordi-
gende of adviserende organen, die de Indische Staatsrege-
ling kent, of het nieuwe staatsrecht zou kunnen scheppen,
werd in deze besluiten het gezag van de Landvoogd beperkt
door voorgeschreven overeenstemming met de Raad van

Departementshoofden, vooral inzake wetgeving.


Of het herstelprogramma geheel volgens de regelen zou

kunnen verlopen, meenden wij toen reeds te moeten be-

twijfelen, weshalve wij inde toelichting schreven, dat het

„niet uitgesloten (was) te achten, dat een volledige terug-


keer tot de vroegere staatsinrichting (zou worden)
ingehaald door de herziening van het staatsrecht van het

gehele Koninkrijk.”
De Amerikanen Australiërs intussen
en waren inde
Pacific tot de aanval
overgegaan. Gedurende 1943 werden
de Salomons eilanden door
Halsey achtereenvolgens bezet
en bereikten de troepen van MacArthur de Noord-Oostkust
van Nieuw Guinea. De Amerikaanse Marine drong de
Gilbert en Marshall eilanden binnen, niet zonder zware

offers (Tarawa en Kwajalein). Begin 1944 werd Rabaul

geïsoleerd en begon de opmars langs Noord-Nieuw Guinea,


waar men Nederlandsch-Indië het eerst zou bereiken. Aan
de Burma eerst
grens van zou nog een Japanse invasie
moeten worden afgeweerd (Imphal). voordat men ook
daar het bezette gebied ging binnendringen.
In 1944 werd de behoefte herstelde
aan een Indische
Regering overeenkomstig Staatsblad D 65 steeds dringen-
der. Moest de genoemde toelichting reeds vaststellen, dat
„het herstel van de scheiding van de functies van de
Gouverneur-Generaal en van de Minister van Koloniën...

een einde (zou) maken aan een toestand, die inde praktijk
weinig bevredigend (was) geweest en tot een vervaging
van de administratieve eenheid van Nederlandsch-Indië

49
(had) geleid, welke bij het herstel van ons bestuur zeer

gevaarlijk zou kunnen worden”, op 22 April van dat jaar


kreeg dit vraagstuk een onmiddellijke betekenis door de

herovering van het eerste stukje Indisch gebied te Hollan-

dia. Daarna volgde een reeks van acties langs.en voorbij de


Noordkust van Nieuw Guinea met landingen te Wakdé,
Biak, Noemfoor en Sansapor, die voorlopig eindigden met

de bezetting van Morotai bij Halmaheira op 15 September.

Nog in dit jaar zouden de Amerikanen inde Philippijnen


binnendringen (Leyte in October). Ten oosten daarvan

waren punten inde Marianen (Saipan en Guam) en de

Carolinen (Palau) bezet. De ring werd steeds nauwer. Na

de landing op Mindoro (December) volgde in Januari 1945


die op Luzon, waar Manilla in Februari zou worden bevrijd.
En ten slotte bracht de verovering van Okinawa en Iwo-

shima de geallieerde vliegvelden vlak bij het hart van het

Keizerrijk.
Op mijn herhaalde en voortdurende aandrang werd ten

slotte bij besluit van 14 September 1944 de voorziening


van Staatsblad D 65 in werking gebracht, terwijl ik tevens
tijdelijk belast werd met de functie van Luitenant-Gou-

verneur-Generaal, naast mijn ministerschap. Als reden

hiervoor gold de overweging, dat bij de bevrijding van

geheel Nederland die toen op korte termijn werd ver-

wacht een nieuw ministerie zou optreden en dat mijn


ontslag als minister vóór dat tijdstip tot moeilijkheden en

verkeerde gevolgtrekkingen kon leiden. In afwachting


daarvan kon ik mijn standplaats naar Brisbane verplaat-
sen, waar de herstelde, voorlopige Indische Regering in
het Kamp Columbia 1
gevestigd werd. De eerste Raad van

Departementshoofden bestond uit de heren Blom (Justi-


tie), Smits (Financiën), Vander Plas (Binnenlands Be-
stuur), Djajadiningrat (Onderwijs en Eredienst), Van

Hoogstraten (Economische Zaken), Sitsen (Verkeer en

1 Dit kamp, dat tevoren als basis had gediend van het Ame-

rikaanse 6e leger, was ons door Generaal MacArthur en de

Australische Regering welwillend ter beschikking gesteld.

50
Waterstaat) en Van Oyen (Oorlog). Schout-bij-Nacht
Koenraad was commandant van Marine in Australië.

Zoals men weet, bleef echter de volledige bevrijding van

Nederland helaas nog vele maanden uit. In verband daar-

mede ontving ik op 30 November het telegrafisch verzoek


van de Minister-President om, „overeenkomstig mijn her-

haaldelijk uitgesproken wens”, zo spoedig mogelijk een

splitsing tussen het ministerschap en de voorlopige


landvoogdij tot stand te brengen en zelf tussen

beide functies te kiezen. De omstandigheid, dat ik

het telegram in Nieuw Guinea ontving, was oorzaak,


dat ik eerst op 14 December mijn volledige instem-

ming met het voornemen kon melden, waarbij ik,


na overleg met mijn medewerkers, mijn keuze vestigde
op de functie van Luitenant-Gouverneur-Generaal.
De feitelijke overdracht van het ministerie, waarvoor

ik kort daarop naar Londen reisde, nam echter weer zeer

veel tijd in beslag, daar zij wachten moest op de constructie


van het overgangsministerie-Gerbrandy, dat eerst op 23

Februari 1945 werd geconstitueerd. Van dat ogenblik af


was ik dus eindelijk weer uitsluitend Luitenant-Gouver-

neur-Generaal, belast met de landvoogdij; ik kon op 3

Maart naar Australië terugkeren.

Het lag voor de hand, dat de uiterste beperktheid van mid-

delen, die ons voor de bevrijding van Nederlandsch-Indië


en het herstel van bestuur aldaar ten dienste stonden, in

die jaren onze grootste zorg uitmaakte. En bij het pogen

om onze kracht te vergroten, zat vrijwel alles tegen.


Een algemene hinderpaal was gelegen in het feit, dat
onze grote geallieerden, de Verenigde Staten en het Ver-

enigd Koninkrijk, die zelf tot het uiterste hun krachten

moesten inspannen om het hoofddoel, het verslaan van de

vijand, te bereiken, reeds daardoor alleen weinig belang-


stelling hadden voor de bijzondere bevrijdings- en herstel-

vraagstukken van verschillende bezette gebieden, vooral,


wanneer die niet uitsluitend voor hun verantwoordelijkheid
kwamen. Zij eisten daarbij de inzet van onze geringe krach-

51
ten, lang vóór het stadium, waarin die bevrijding en dat
herstel aan de orde kwamen. Zo schrijft Generaal Eisen-

hower in zijn boek „Crusade in Europe”:

This purpose of destroying enemy forces was always our

guiding principle; geographical points were considered

only in relation to their importance to the enemy in the

conduct of his operations, or to us as centres of supply


and Communications in proceeding to the destruction of
1
enemy armies and air forces.

Inde Combined Chiefs of Staff te Washington werd deze

lijn, vooral onder Amerikaanse invloed, zeer strak door-

getrokken. Afwijkingen vonden in Amerikaanse ogen


slechts rechtvaardiging, wanneer daarbij een direct en

duidelijk Amerikaans belang betrokken was, zoals de be-

vrijding van de Philippijnen. De Britse politieke belangstel-


ling omvatte een wijder gebied en hield rekening met meer

mogelijkheden, al stonden ook daarbij het wel en wee van

het Britse Rijk op de voorgrond.


De logica van die gedachtengang viel niet te ontkennen;
een zo snel mogelijke vernietiging van de vijand zou alle

bezette gebieden inde kortst mogelijke tijd bevrijden.


Alleen betekende de consequente doorvoering voor ons,

dat wij dan op dat ogenblik geheel onvoldoende voor onze

hersteltaak, met name in Indonesië, zouden zijn uitgerust,


terwijl evenmin vast stond, dat wij na de overwinning nog

op voldoende geallieerde bijstand voor dat doel zouden

kunnen rekenen.

Wij konden moeilijk verwachten, dat onze betrekkelijk


zwakke stem in het koor der geallieerden in deze toestand

*Dit doel, vijandelijke macht te vernietigen, is altijd een leidend

beginsel geweest; aardrijkskundige plaatsen werden slechts

bezien in verband met haar belang voor de vijand bij de

of in verband met het


uitvoering van zijn bewegingen, onze

als centra voor bevoorrading en verbindingen bij het oprukken


tot vernietiging van vijandelijke legers en luchtstrijdkrachten.

52
verandering van betekenis zou kunnen brengen, waar het

onze eigen belangen betrof. Maar ongelukkigerwijze werd

die stem nog verzwakt, doordat aan onze zijde de inzichten

over het verloop van de oorlog en over onze belangen zelf

nogal uiteenlagen.
De Minister-President was één van die mensen, die voor

zich en anderen kracht putten uiteen optimisme, dat vele


millioenen onder de meest gruwelijke omstandigheden jaar
na jaar staande heeft gehouden, maar dat voor een rege-

ringsbeleid toch wel gevaren inhoudt. In zijn verbeelding


zag hij vrijwel ieder jaar van 1942 af de nederlaag van

Duitsland tegen Kerstmis werkelijkheid worden, terwijl hij


daarna een zo langdurige strijd tegen Japan verwachtte,
dat het bevrijde Nederland daaraan nog met volledig en

modern uitgeruste en geoefende divisies zou kunnen deel-

nemen en zijn plaats zou kunnen bezetten bij de intocht in

Tokio. Daarnaast was de Minister van Marine, tevens

informeel algemeen opperbevelhebber, volstrekt militair


zodat hij de opvattingen de geallieerde
ingesteld, van

geheel onderschreef beschikbare


oorlogsleiding en onze

voortdurend overal
krachten zoveel mogelijk dadelijk, en

bracht natuurlijk zichzelf


ingezet wilde zien. Dit ons op

aangename blijken van waardering van de zijde der geal-


lieerde staven, maar het is nu eenmaal een feit, dat een

dergelijke dankbaarheid voor toch altijd relatief onbelang-


rijke diensten en opofferingen inde wereldpolitiek geen

stand houdt, wanneer men inde beslissende fase van de

strijd te zwak en te onvoorbereid is. Zo ontbrak die onop-

houdelijke concentratie van beleid, die wij nodig hadden,


iets ter voorbereiding het
wilden wij althans meer van

gedaan krijgen. Zo ging


Indonesische herstelvraagstuk
het toch al kleine hoopje krachten aan
ook een deel van

onze kant verloren op strijdtonelen, waar onze bijzondere


belangen niet lagen.
ik het best
Mijn eigen inzicht in deze situatie kan
weer-

te citeren uiteen nota van 22


geven door het volgende
April 1943:

53
Aangezien het wel vaststaat, dat de belangrijkste factor
voor het herstel van onze positie in Nederlandsch-Indië
moet gezocht worden in onze capaciteit althans daar
om

zelf de orde te herstellen en zelf het bestuur en de econo-

mische bedrijvigheid wederom te organiseren, terwijl de

op het ogenblik beschikbare krachten slechts door aan-

vulling uit Nederland op voldoende sterkte te brengen


zijn, om die capaciteit te verkrijgen, leidt de analyse van

de toestand tot de volgende richtlijnen voor onze militaire


politiek. Wij moeten rekening houden met een mogelijke
beperkte bevrijding van Indisch grondgebied nog tijdens
de strijd in Europa rekenen
en
op een volledige herovering
van Nederlandsch-Indië, nadat die strijd beëindigd is, of
in zijn laatste phase is getreden en derhalve Nederland
zal zijn ontzet. Het is natuurlijk niet uitgesloten, dat
tussen de bevrijding Nederland de
van en herovering van

Nederlandsch-lndië een zeer lange periode komt te liggen,


doch men daarop niet rekenen
mag en dient bovendien
voortdurend te bedenken, dat het vraagstuk van het
herstel van Nederlandsch-Indië, bij een zeer lange duur
van de Japanse bezetting, steeds moeilijken en pijnlijken
wordt.

De te volgen politiek dient derhalve te zijn gericht op


een voortdurend tot het uiterste opgedreven paraatheid
van alle beschikbare middelen; op een zo groot mogelijke
concentratie daarvan; en op de grootst mogelijke snelheid
van handelen bij het beschikbaar komen de
van aanvulling
uit Nederland. Ook onder de gunstigste
omstandigheden
zullen onze personele en materiële middelen
inde aanvang
zo beperkt zijn, dat iedere
verspilling van mensen of tijd
ernstig gevaar kan opleveren.

Het spreekt vanzelf, dat ik


hierbij evenmin uit het oog
verloor, hoezeer de bevrijding van Nederland en Neder-
landsch-Indië afhankelijk was van de overwinning der

geallieerden op Duitsland en Japan. Alleen meende ik, dat


onze bijdrage tot de oorlogvoering, waar zij inde botsing
tussen de geweldenaars aan beide kanten merkbaar
geen

54
dat wij
verschil kon opleveren \ zodanig gericht moest zijn,
als in hetgeen daarna aan herstel
zowel in die bevrijding,
blijken, de grootst mo-
van orde en veiligheid nodig zou

konden leveren zodoende zo kort


gelijke prestatie en

mogelijk van de hulp van anderen afhankelijk zouden blij-


ven. Ook dit zou voor die anderen een besparing van men-

sen en materieel, zij het ineen later stadium, betekenen.


plannen, te moe-
Daarom meende ik, bij het maken van

ten aandringen op de vorming van betrekkelijk eenvoudig


uitgeruste, mobiele en zo snelmogelijk geoefende strijd-
krachten in bataljons- of hoogstens in brigadeverband,
daar de vorming van moderne divisies of legercorpsen veel

meer tijd zou eisen en onze oorlogstaak na de bevrijding


in hoofdzaak gelegen zijn in
van Nederland toch wel zou

het herstel orde in


het opruimen van de Japanners en van

Indonesië en niet in het deelnemen aan een eventuele

invasie van Japan zelf, waarbij ons meedoen waarschijnlijk


komen misschien zelfs niet op prijs zou
te laat zou en

te
worden gesteld. Dit oordeel bleek later geheel overeen

met dat Generaal Marshall en Generaal


komen van

McArthur. De voorkeur vaneen deel der Nederlandse Re-

„volwaardige” divisies
gering voor de vorming van

leidde uiteindelijk tot een


eventueel zelfs een legercorps
oorspronkelijke schema toch
compromis, waardoor in het

nog rekening werd gehouden met een vijftiental zg. „ge-


de Neder-
zagsbataljons”, die echter inde waardering van
landse •-
en misschien daardoor ook in die van sommige

militaire deskundigen zeer op het tweede


geallieerde
plan stonden.
Maar vooral achtten wij aan Indische zijde spoed en con-

centratie van krachten nodig. De steun van ambtgenoten


als de Ministers Van Kleffens en De Booy leidde ook in
tot een tussenoplossing, die van het op zichzelf
dit opzicht
Indische miliciëns bij de Marine althans
al kleine getal
een deel vrijmaakte voor werk, waartoe zij door opleiding

ï Dat deed zij wel in het zeetransport onze koopvaardij!


acties van onze marine en luchtvaart.
en in bepaalde

55
en
ervaring aangewezen waren. Tot het einde toe echter
bleven mensen organisaties
en meer verspreid en versnip-
perd dan
noodzakelijk was. En intussen stapelden de
hindernissen zich op.
Toen eenmaal het Zuiden des lands in
October 1944 was

bevrijd en zich daar vele duizenden


vrijwilligers aanboden,
verzette het geallieerde hoofdkwartier (SHAEF) zich

aanvankelijk volstrekt tegen het vrijgeven vaneen deel


van deze vrijwilligers voor opleiding en dienst over zee.
De oorlogsleiding in Europa had enkel oog voor de onder-
werping van Duitsland en wilde iedere beschikbare man
aantrekken of in houden de
reserve voor hulpdiensten van
de geallieerde strijdkrachten.
De bewegingen der geallieerde legers blokkeerden overal
de weg; voor onze mensen boden de militaire kanalen
vrijwel geen ruimte, ondanks het feit, dat onze koopvaar-
dijvloot 27 grote transportschepen met tezamen een

capaciteit van ongeveer 60.000 man aan de geallieerde


transport-pool bijdroeg. Het gehele resultaat is dan ook
geweest, dat niet meer dan een paar honderd man in die
tijd hun weg naar het Verre Oosten hebben
gevonden en

op een zodanig tijdstip in Australië aankwamen, dat zij


nog
enige oefening konden krijgen en bij de capitulatie van

Japan één compagnie soldaten en wat civiel personeel op-


leverden.

Met de capitulatie Duitsland


van
op 7 Mei werd de
toestand
nog onmogelijker. Wij vernamen dit tijdens de
conferentie te San Francisco. Minister van Kleffens, onze

ambassadeur, de heer Loudon en ik deden toen


gezamenlijk
bij de Combined Chiefs of Staff
een poging nog iets gedaan
te krijgen. Veel geholpen heeft het niet; bovendien was
het toen de
voor uitvoering van het oorspronkelijke plan
te laat. De situatie de
en
stemming worden het best
geïllustreerd ineen als bijlage I hierachter afgedrukte
brief, die ik na de bespreking in Washington aan het
Britse lid van de Combined Chiefs of Staff, Admiraal Sir
James Somerville, schreef. Later verspreide legenden
vinden daarin zeker geen bevestiging.

56
De capitulatie van Japan en de gebeurtenissen in Indo-
nesië, welke daarop volgden, hebben de bijstand van

die Ameri-
Australische zijde vrijwel onmiddellijk en van

enige tijd afgesneden. Wij waren toen


kaanse zijde na

verder Britse hulp, die inderdaad in


aangewezen op

is verleend waartoe de wens van


belangrijke mate en

zijn geallieerde taak


Londen, om zo spoedig mogelijk van

in Indonesië verlost te zijn, een niet geringe aansporing


zal zijn geweest.
Ook de voorziening met krachten voor het burgerlijk
herstel bedrijven kon gedurende de
bestuur en het van

Zoveel mogelijk werden


oorlog weinig voortgang maken.
be-
deskundigen, die zich toevallig inde wereld verspreid
zoals gezegd werden ook
vonden, bijeengehaald en

honderd Indische miliciëns aan de


uit de marine een paar

burgerlijke dienst en de kernen voor het bedrijfsleven ver-

eigenlijk alleen die voor de


bonden. Van deze laatsten was

georganiseerd, omdat ook van


aardoliewinning redelijk
geallieerde zijde op de vorming van zulk een oliebataljon
Het heeft in Tarakan nog tijdens de
werd aangedrongen.
oorlog rehabilitatiewerk kunnen verrichten.

Voor het overige werd met de belangeloze hulp van Prof.

Holleman uit Zuid-Afrika een noodopleiding voor bestuur

en administratie te Melbourne (later in Kamp Columbia)

ingericht en werden elders in Australië technische cursus-

Curagao leverden waardevolle


sen opgezet. Suriname en

uit de Indische dienst


krachten, van wie sommige waren

gedetacheerd. De civiele werving is in Zuid-Nederland zo

ook
spoedig mogelijk voorbereid en begonnen, waar een

beschikbaar kwam. Het


aantal Indische verlofgangers
deelde inde moeilijkheden, die
transport van deze mensen

hierboven beschreven zijn.


Alles bijeengenomen bedroeg de sterkte van het inde

Indonesië beschikbare personeel bij de


nabijheid van over-

gave van Japan niet meer dan enige honderden ambtena-


ren, bedrijfsmensen en technici, een paar honderd jongere
krachten, enkele kleine marine-eenheden, 12
en lagere
infanterie, Indonesische en in
compagnieën grotendeels

57
sommige gevallen Nederlands of Surinaams, 1 escadrille
medium bommenwerpers, 1 escadrille jachtvliegtuigen en

1 transport-escadrille Dakota’s, alle vrijwel zonder grond-


personeel. Hoe wijde mensen in Indonesië zelf zouden

aantreffen, lag toen nog in het duister; wij wisten alleen


uit de ervaring inde Philippijnen, dat wij met smartelijke
verliezen en een grote verzwakking rekening zouden

moeten houden.

Een andere ernstige moeilijkheid ondervonden wij van de

veranderingen, die op het meest ongelukkige ogenblik


werden aangebracht inde indeling van de geallieerde ope-

ratiegebieden.
Gedurende de alleerste periode na de bezetting van

Nederlandsch-Indië was er niets anders dan een defen-


sieve positie onder Veldmaarschalk Wavell, tezamen met

de Britse Eastern Fleet, in India en Ceylon; een Ameri-

kaanse marine-basis-in-reparatie te Pearl Harbor en een

Amerikaans-Australisch commando in oprichting te Mel-


bourne. Later ontstond een duidelijker organisatie door

de oprichting van het commando der South West Pacific

Area (SWPA) onder Generaal MacArthur en van de South


Pacific Area (SPA) aanvankelijk onder Vice-Admiraal

Ghormley en later onder Admiraal Halsey. Dit laatste


operatieterrein maakte deel uit van het Amerikaanse op-
percommando van Admiraal Nimitz inde Pacific.

Bij het bepalen van de operatieve grenzen voor Generaal


MacArthur werd aanvankelijk geheel Nederlandsch-Indië
op min of meer vage wijze bij zijn commando ingedeeld. In
Augustus 1943 echter besloot de geallieerde oorlogsleiding
tijdens de eerste bijeenkomst van President Roosevelt en
Minister-President Churchill te Quebec tot de instelling
vaneen South East Asia Command (SEAC) onder Admi-
raal Mountbatten, waarvoor een operatieterrein werd

vastgesteld, dat o.m. Burma, Malaya en Sumatra omvatte.

Voor Nederlandsch-Indië hadden wij dus van dat ogenblik


af met twee geallieerde opperbevelhebbers te maken:
Generaal MacArthur inde Amerikaanse en Admiraal

58
Mountbatten inde Britse sfeer. Dit betekende al dadelijk
voor ons een verdeling van het werk over Washington en

Londen en twee hoofdkwartieren. Dat van Generaal


over

MacArthur was achtereenvolgens gevestigd te Melbourne,


Brisbane, Hollandia, Tacloban (Leyte) en Manilla; dat van

te New
Admiraal Mountbatten bevond zich aanvankelijk
Delhi, doch ging al vrij spoedig over naar Kandy op Ceylon,

vanwaar het na het einde van de oorlog naar Singapore

verhuisde.

nodig zowel te Londen


Als gevolg hiervan was het om

als te Washington de verhouding in bespreking te brengen,


het
die zou bestaan tussen het geallieerde opperbevel en

Nederlandse gezag bij mogelijke herovering of bezetting

van delen van Nederlandsch-Indië. De toestand in Zuid-

West-Nieuw Guinea (Merauke), waar nimmer een Japanse


is Australische Amerikaanse
bezetting geweest en waar en

tezamen met enkele


troepen als garnizoen gelegerd waren,

het K.N.1.L., kon daarbij wel enige richt-


onderdelen van

punten verschaffen, doch waste beperkt en te speciaal om

te dienen.
als grondslag voor dergelijke regelingen
in Londen in October 1943
De besprekingen begonnen
en werden vervolgens in Washington (begin 1944), in

Brisbane (Maart 1944) en in Kandy (Mei 1944) voortge-


zet. De overeenkomsten zelf werden formeel ondertekend

December zoveel SWPA betrof, door


op 10 1944, voor

Generaal MacArthur en mij, na verkregen machtiging van

SEAC in Londen op 24 Augustus


onze regeringen, en voor

1945, dus na de capitulatie van Japan, door de Britse en

beide
Nederlandse regering zelf. Ofschoon de inhoud van

overeenkomsten geen essentiële verschillen vertoont*,

liggen achter het tijdsverschil en de uiteenlopende wijze


van totstandkoming grote moeilijkheden en veranderingen

verscholen, die nog steeds niet geheel zijn opgehelderd.

de tweede overeenkomst
i
De voornaamste bepalingen van

in 11, uit Indisch Staatsblad 1946


zijn hierachter, bijlage

No. 111 overgedrukt.

59
De overeenkomst met Generaal MacArthur werd reeds
22 April 1944 af
van landing van de Amerikanen te
Hollandia praktisch toegepast, zodat de datum
op van
de Japanse overgave, 15 Augustus 1945, ongeveer ander-
half jaar ervaring daarmede was opgedaan. Die ervaring
in het algemeen
was zeer gunstig. Generaal MacArthur
was ons van het begin af welwillend gezind. Hij achtte
het niet noodzakelijk aan zijn hoofdkwartier een afzon-

derlijke afdeling te verbinden voor de zg. civil affairs in


geallieerd gebied; hij beschouwde de Nederlandsch-Indi-
sche organisatie, die in dat werk voorzag, als het passende
orgaan daartoe voor zijn opperbevel. Deze organisatie, in
de geschiedenis NICA genoemd l had derhalve rechtstreeks
,

contact met de verschillende militaire afdelingen van het


hoofdkwartier, welke samenwerking zich inde loop van de
gebeurtenissen tot een betrekkelijk eenvoudig en snel
werkend systeem kon ontwikkelen. Het beleid
politieke
werd geheel aan ons overgelaten onder voorwaarde, dat

wij aan de militaire behoeften van de strijdkrachten van

Generaal MacArthur prioriteit zouden verlenen en daarin

naar beste vermogen zouden voorzien. De voorziening in


de behoeften der NICA-af delingen aan uitrusting, relief-
goederen en transport geschiedde, ondanks allerlei admi-
nistratieve ingewikkeldheden, die wij slechts geleidelijk
meester werden, praktisch vlot en met ruime hand. De
Amerikanen hebben
geen eenvoudige administratieve ma-

chine, maar in het veld werd veel „red tape” doorgesneden.


Zij hebben het voordeel vaneen grote en critische openhar-
tigheid, die grof lijken, of
soms mag maar geen twijfel wan-

trouwen wekt. Ook toen bij de herovering van Tarakan en

Balikpapan in hoofdzaak Australische strijdkrachten op-


traden, bleef de algemene verhouding met de leiding, onder
MacArthur’s hoofdkwartier, uitstekend.
De Britten hadden wèl een eigen Director of Civil Af-
fairs in hun toporganisatie, aan wie de NICA in feite toe-

1
Nederlandsch-Indische Civiele Administratie of Netherlands

Indies Civil Affairs.

60
gevoegd zou zijn. In theorie leek dit voordelen te hebben,

daar aldus de verschillende andere afdelingen van het

hoofdkwartier door Britse tussenkomst konden worden

benaderd en wij niet zelf hun administratieve gebruiken


behoefden te leren kennen. Inde praktijk was dit voordeel

troe-
gering, daar de afdeling Civil Affairs bepaald geen
telkind was van de militaire afdelingen en onze mensen

toch voortdurend actief moesten blijven, wilden wij


zelf
resultaten bereiken.

Een veel ernstiger bezwaar echter lag inde omstandig-


heid, dat het politieke beleid inde onder dit commando te

heroveren of te bezetten delen van Nederlandsch-Indië

niet in onze handen alleen werd gelegd, maar ook in die

van de Director of Civil Affairs als adviseur van de Op-


Daardoor de Britse invloed in dit
perbevelhebber. zou

opzicht veel meer betekenen en zouden allerlei maatregelen


slechts kunnen worden genomen, nadat daaromtrent met

de Britten overeenstemming zou zijn verkregen. Wanneer

men verder bedenkt, dat bij deze Britse afdeling allerlei


uit de politiek, de administratie of het
gemilitairiseerde,
bedrijfsleven afkomstige mensen waren ingedeeld, dikwijls
met geheel eigen ideeën, dan viel reeds van de aanvang

af een voortdurende wrijving van inzichten te verwachten.

Daarbij kwam nog enerzijds, dat de Britten bij alle char-


me veel geslotener zijn en dat, onder de omstandigheden,
veeleer
die bij de bevrijding zouden optreden, de politiek
het militair optreden zouden bepalen dan omgekeerd.
Gedurende de oorlog bleef het in SEAC bij het treffen
van voorbereidingen. Wel hoopten de Britten in October

1943 op een grote uitbreiding van de activiteit uit Weste-

lijke richting, doch de middelen daartoe werden, zoals hier-

dit oppercommando door


boven reeds is aangehaald, aan

de Combined Chiefs of Staff slechts verstrekt ten behoeve

die het her-


van operaties in Burma, gericht waren op

openen van de verbinding met China.


Intussen schijnt ook in Quebec, bij de totstandkoming
van SEAC, een uitbreiding van het operatieterrein voor

dit commando overwogen te zijn, of althans van Britse

61
zijde te zijn voorgesteld, uiteraard met het oog op de Britse

belangen in Zuid-Oost-Azië in het algemeen en op de be-

vrijding van Brits-Borneo en Hongkong in het bijzonder.


Het besluit daartoe werd in die maanden wel verwacht,
doch bleef uit.

Eerst tijdens de bijeenkomst van de Grote Drie te Pots-

dam schijnt deze zaak wederom te zijn geactiveerd en werd

klaarblijkelijk besloten, dat de grenswijziging, die geheel


Nederlandsch-Indië binnen het operatiegebied van SEAC

zou brengen, te gelegener tijd tot stand zou komen. Uit

bepaalde mededelingen, die ik te Kandy vernam, moet ik

opmaken, dat men daarbij het oog had op een datum in

October 1945, nadat in September van dat jaar de eerste

aanval op Malaya zou zijn ontketend en dit gebied op de

vijand zou zijn heroverd.


Zoals men v/eet, vond de overdracht plaats op 15 Au-
gustus en viel zij dus op de dag zelf samen met de onvoor-

waardelijke overgave van Japan. Men was hierop, zoals

de feiten uitwezen, deze wijziging te doen uitstellen of

vervallen. Zij betekende voor ons immers een geweldige


complicatie, daar wij het gehele werk met een op de

Indische zaken niet of zeer weinig ingeschoten hoofd-

kwartier opnieuw zouden moeten beginnen op een ogen-

blik, waarop zonder twijfel de uitgestrektheid van de te

heroveren of te bezetten gebieden snel zou toenemen. Wij


konden toen nog niet voorzien, dat de abrupte overdracht
bij de capitulatie van Japan zelf een feit zou worden en

nog de bijzondere moeilijkheid mede zou brengen, dat

SEAC zich niet in staat achtte om direct na die overgave

geheel Nederlandsch-Indië onder zijn vleugels te nemen.

De daartoe ingeroepen Australische hulp werd alleen


verleend op voorwaarde, dat dit dooreen zelfstandig
commando zou gebeuren, zodat wij toen bovendien te
maken kregen met een Australisch hoofdkwartier.
Achteraf heeft dit voordelen gehad, doch dat was op het

ogenblik zelf bepaaldelijk niet te voorzien.


Met het Amerikaanse opperbevel verdween niet alleen
de mogelijkheid van snelle actie, doch droogde ook een

62
materiële voorzieningen, die aan de andere
bron op van

kant lang zo ruim niet zou vloeien. Wel konden wij later,
door overneming van bases op Nieuw Guinea en Morotai,

de hand leggen op belangrijke, achtergelaten voorraden,


duren wij in staat
maar het zou zeer lang voor waren

deze goederen te mobiliseren.

voorbereiding het herstel in Indo-


Ook de materiële voor

voorzien
nesië ondervond gedurende de oorlog, zoals te

landen
was, grote bezwaren. In alle vrije, geallieerde was

de industrie geheel of grotendeels door oorlogsproductie


ook elders goederen ten
in beslag genomen en waren geen

behoeve vaneen eerste rehabilitatie in enigszins belang-


rijke hoeveelheden te verkrijgen.
Toch werd, dooreen zeer kleine staf van deskundigen
Ir. Sitsen, alles in het werk
onder leiding van wijlen
gesteld om een zo volledig mogelijk eerste schema voor

relief rehabilitatie op te stellen en hoewel dit plan-


en

Sitsen natuurlijk veel gissingen bevatte en gapingen ver-

toonde, heeft het ons toch een uiterst nuttige grondslag


voor de latere opbouw bezorgd. Het was de enige alom-
vattende opstelling van die aard, welke inde oorlog voor

is vervaardigd het heeft ons


soortgelijke gebieden en

zonder twijfel ineen aantal gevallen de mogelijkheid van

geopend. Zo konden reeds in


vroegtijdiger bestellingen
1944 in Amerika twintig 500-tons motorschepen op stapel
beginperiode de bevrijding
worden gezet, die ons inde na
1
onschatbare diensten hebben bewezen.

Van alle kanten hebben wij getracht de eerst noodza-

kelijke goederen bijeen te schrapen en ten slotte was een

niet onbelangrijke hoeveelheid in verschillende Australi-

sche havens verzameld. Daaronder bevonden zich zo uit-

1 Het eerste schip van deze serie, dat op 7 Mei 1945 te Port-

land, Oregon, van stapel liep, kreeg de naam van Sitsen, die

in Januari te voren onder het werk bezweken was.

63
eenlopende zaken als vrachtauto’s en schoolboekjes 2 ,

textiel en medicijnen, technische goederen en communi-


3 Doch
catiemiddelen. men weet, dat de op 28 September
1945 volledig uitgebroken staking der Australische
havenarbeiders tegen het vervoer van onze goederen deze
voorraden lange tijd in Australië heeft vastgehouden.
Eerst toen het ons langs allerlei wegen gelukt was om

het grootste deel naar Indonesië over te brengen, werd


deze boycot na bijna twee en een half jaar opge-
heven.

De militaire goederenvoorziening liep natuurlijk vlotter,


voor zover het de uitrusting en bewapening betrof van

de strijdkrachten, waarover wij beschikten. Ook ten be-

hoeve van onze transportluchtvaart konden een aantal

aanschaffingen worden gedaan en een aantal bestellingen


worden geplaatst. De NICA-detachementen werden van

Amerikaanse zijde op ruime wijze uitgerust en bovendien

van allerlei voorraden voorzien, die tot eerste leniging


van nood inde heroverde gebieden konden dienen. Dit

hield echter in Juli 1945 geheel op en alles bijeengenomen


bezaten wij aan het einde van de oorlog niet veel en was

van dat weinige nog een belangrijk deel door de Austra-

lische boycot bevroren.


Alleen onze financiën stonden er redelijk goed voor.

Van het in veiligheid gebrachte Indische vermogen was

niet gespaard, voor zover wij het konden aanwenden om

met eigen mensen aan de strijd deel te nemen, doch het

kleine getal daarvan en de lend-lease-verstrekkingen voor

hun bewapening hielden het totaal bedrag van deze uit-

gaven laag. Het overige werd zo zuinig mogelijk beheerd.

Nadat aan de Nederlandse Regering de onmogelijkheid


gebleken was om een belasting op Nederlandse inkomens

2 Het herstel van onderwijs was door R. Loekman Djajadi-


ningrat, die in 1944 overleed en daarna door de heer P.

Kerstens in velerlei richting voorbereid.

3 Door Ir. Warners als opvolger van Ir. Sitsen verzorgd.

64
in het buitenland te heffen, werd in 1943 een sterk pro-

gressieve korting toegepast op de Indische salarissen en

pensioenen, die het grootste deel van onze personele uit-

gaven vormden. Ofschoon dit een eenzijdige maatregel

was zij trof immers enkel overheidsdienaren en hij

duidelijk een noodkarakter droeg, zag men de redelijkheid


1
er van algemeen in.
Voordien waren ook reeds maatregelen tot bezuiniging
Zo was, in afwachting van deze korting, het
getroffen.
hoogste inkomen dat voor Indische departementshoof-
maand 2
den —in Australië gesteld op rond ƒ 750. —

per ,

in 1944 de samentrekking alle civiele en een


terwijl van

deel de militaire krachten in kampen een verdere ver-


van

het heren-
sobering mogelijk maakte. De verhalen over

leventje in Australië moeten dan ook naar het rijk der

daar
legenden worden verwezen, al zijn natuurlijk hier en

wel tijdelijke en individuele excessen voorgekomen. Inde


Staten mocht ik, mede ten behoeve de
Verenigde van

Nederlandse dienst, een algemene bezoldigings-nivellering


in 1943 tot stand brengen.
dit alles konden wij het herstel aan-
Als gevolg van

redelijk bedrag deviezen overheids-


vangen met een aan en

middelen, al waren die bedragen natuurlijk in vergelijking


met de eisen van rehabilitatie gering. Voor de nodige

muntbiljetten en munten was eveneens tijdig zorg gedra-

begroting viel echter in die jaren nauwelijks


gen. Een op

te moest al blij zijn, wanneer er in deze zeer


stellen; men

formatie enigszins overzichtelijke boekhou-


verspreide een

algemene controle
ding kon worden bijgehouden en een

kon worden uitgeoefend.

1 Het dan ook felle protest kwam van


enige maar zeer

oud-Minister die in Engeland naast zijn ministers-


Welter,

wachtgeld een Indisch pensioen genoot.


de helft vaneen ministersinkomen in
2 Dit was minder dan

Londen; Australië was echter bepaald goedkoper dan Enge-

land.

65
Nog moet met een enkel woord melding worden gemaakt
van de lijdensgeschiedenis onzer pogingen om iets te doen

voor krijgsgevangenen en geïnterneerden. Al dadelijk was

het een moeilijkheid, dat Japan de organen van het Neder-

landse Rode Kruis buiten Nederland het voet-


op
spoor van de Duitsers niet wenste te erkennen, zodat
wij aangewezen waren op de hulp van het Internationale

Rode Kruis en van het Rode Kruis inde Verenigde Staten


en het Verenigd Koninkrijk. Maar zelfs met die hulp bleek
het slechts af en toe mogelijk om door de muren en dool-

hoven van Japanse onwil en gebrekkige of corrupte


administratie heen te dringen. Ook een enkele gelduitde-
ling via het Vaticaan heeft resultaat gehad.
Uitwisseling van personen slaagde alleen, voor zover

het betrof geallieerde onderdanen, die buiten hun eigen


territoir waren gevangen genomen of geïnterneerd en

waartoe inde eerste plaats de leden van de diplomatieke


en consulaire diensten behoorden. Dit kwam voor ons al

bijzonder ongelukkig uit, omdat ons aandeel in het totaal

der geallieerden slechts enkele procenten bedroeg, terwijl


wij daartegenover een zeer groot percentage aan Japanse
geïnterneerden moesten vrijlaten, die door ons uit Neder-

landsch-Indië naar Australië waren getransporteerd. Zij


zijnde Japanners voor hun bezetting in Nederlandsch-

Indië zeer te pas gekomen, terwijl velen van hen de

boosheid over de ondervonden behandeling op de Neder-


landers daar hebben gekoeld. Toch viel hieraan niet te

ontkomen en kon men enkel zorgen, dat althans de ge-

vaarlijksten niet inde uitwisseling werden opgenomen.


Even onvolledig en onsystematisch, als bij het verlenen

van materiële hulp, werkte de Japanse administratie bij


het opgeven van namen van geïnterneerden en krijgs-
gevangenen. Wij konden, dank zij de scherpzinnigheid
van enkele mensen, een groot deel van die namen terecht

brengen en aan hun verwanten doorgeven, doch de meeste


gegevens waren, als zij ons bereikten, reeds zeer oud,
zodat nooit kon worden vastgesteld, of de betrokkenen

nog leefden. Enige volledigheid werd nimmer benaderd.

66
de gebeurtenissen in en tijdens de
De geschiedenis van

Indonesië zal later geschreven moeten worden.


strijd om

Onze deelneming geschiedde op kleine schaal en speelde


Oosten de archipel en inde
zich vooral af in het verre van

in die geschiedenis door


Indische Oceaan. Maar er zijn
de mensen van de marine, de koopvaardij, de luchtmacht,

de eerste NICA-een-
de kleine troependetachementen en

die de moeite het boekstaven


heden dingen gedaan, van

waard zijn. Daarbij deden niet of weinig geschoolde jon-


krach-
geren
vaak even goed werk als oudere en ervaren

ten en werden in het algemeen een moed en vindingrijk-


heid getoond, die van de grootste toewijding blijk gaven.
Het verdient hier vermelding, dat onze koopvaardijschepen
(vooral die van de K.P.M.) in 1942/43 het grootste aan-

deel hadden in het gevaarlijke vervoer van troepen naar

het front in Zuid-Oost Nieuw Guinea. Ook mag ik niet

maken de verlossing 14 Ne-


nalaten melding te van van

derlandse en Indonesische guerilla’s, die van April 1942

tot September 1944 inde Vogelkop van Nieuw Guinea

onder aanvoering de militie-


hadden stand gehouden van

sergeant Kokkelink en van de stoutmoedige ontsnapping


van de Sultan van Ternate en zijn familie midden 1945.

Later zijn onze mensen in het grotere geheel opgegaan,


doch hun aanwezigheid is van beslissende betekenis

Borneo de Grote Oost,


geweest bij de herbezetting van en

toen zij met een aantal bevrijde geïnterneerden en krijgs-


voor het werk daar onmiddellijk beschikbaar
gevangenen
waren. In al deze organisaties arbeidden Indonesiërs,

Nederlanders, Indische Chinezen en Arabieren broederlijk


samen. De NICA-groep werd aanvankelijk geleid door

Raden Abdoelkadir Widjojoatmodjo, die daarbij baan-

brekend werk verrichtte.

echter ondervonden wij door


Bijzondere moeilijkheden
het ontstaan van groepen ontheemde en verbitterde Indo-

nesische schepelingen, die inde havensteden van Australië

en Californië evenals in mindere mate in New York

bijeendreven daar spoedig onder


gestrand geraakten en en

communistische invloeden kwamen. Een ongelukkige

67
samenloop van gebrek aan gevoel voor de geheel veran-

derde en moeilijke omstandigheden van de buiten hun

land verzeilde, Indonesische schepelingen der K.P.M.,


onvoldoende administratieve capaciteit van de uiteen-

gerukte Indische groep, bezwaarlijke inter-geallieerde


regelingen en immigratiebepalingen tegen gekleurden in

Australië heeft dit alles ernstig toegescherpt; eerst in


1943/44 zou daarin door betere loonvoorwaarden en be-
hoorlijke tehuizen enige verandering ten goede komen.
In Australië werd dit bovendien ernstig
nog gecompli-
ceerd, doordat de overgebleven politieke geïnterneerden
in Boven Digoel in 1942 naar Australië moesten worden
overgebracht in verband met een verwachte Japanse
aanval in Zuid-West-Nieuw Guinea.

Wat toen aan het licht kwam, demonstreerde wel uiterst


scherp, welk een principiële fout schuilt inde interne-

ringsmaatregel op zichzelf, wanneer hij geen zeer tijdelijk


karakter draagt. Die fout wordt groter, indien de
nog
internering geschiedt ineen afgelegen oord. Er waren

onder die ruim duizend mensen talrijken, van wie men

zich afvroeg, met welk doel zij eigenlijk nog afgezonderd


werden gehouden. Een aantal hunner was apathisch
geworden; anderen gingen gewoon weer aan de arbeid.
Er bleef echter
natuurlijk een verbitterde en ontwortelde
kern die, sterk communistisch
over, gekleurd, veel heeft
bijgedragen tot de verslechtering van onze naam en

positie in Australië.

Ten slotte verdient vermelding, dat niet


nog wij er

zonder moeite in slaagden om de toestand van ongeveer


zevenduizend Indonesische arbeiders hun
en gezinnen in
Nieuw Caledonië belangrijk te verbeteren; uit die groep
kon een beperkt gedeelte ten behoeve van ons personeel
en van het leger worden aangetrokken, evenals uit Suri-
name, waar zowel mensen van Indonesische herkomst als
eigenlijke Surinamers zich daarvoor beschikbaar stelden.

68
HOOFDSTUK 111

HET GORDIJN GAAT OP

Eind juni 1945 was door de verovering en de

inrichting van Okinawa de ring van vuur en staal om

Japan aan de Pacificzijde gesloten en begin Augustus


opereerden de Amerikaanse en Britse zee- en luchtvloten

reeds vrijelijk tegen het hart van het keizerrijk. Op 6

Augustus viel de eerste atoombom op Hiroshima; op 9

Augustus de tweede op Nagasaki. Diezelfde dag verklaar-


de Rusland de oorlog aan Japan, juist drie maanden na

de nederlaag van Duitsland, zoals in Yalta was af ge-

sproken. De 10e Augustus vernamen wij, dat Tokio een

vredesvoorstel had gedaan, zij het nog met een voorbe-


houd ten opzichte de Keizer; 15
van
op Augustus gaf
Japan zich on voorwaardelijk over.

In Brisbane kwam het helle lichtschijnsel van dit

ogenblik, na al die jaren van spanning, ineen situatie,


die duisterder scheen dan ooit door de beperktheid en de

versnippering van onze krachten, het gebrek aan concen-

tratie in bevelvoering inde


onze en opstelling van onze

hoofdkwartieren, de grenzenloze verwarring door de

gelijktijdige verschuiving in het geallieerde opperbevel en

het nog volstrekt onvoldoende contact met Nederland. In

Kandy veroorzaakte het samengaan van de capitulatie van

Japan met de geweldige uitbreiding van het operatieterrein


een soortgelijke mengeling van vreugde en zorg. In Neder-

land, waar sinds Juni het Kabinet-Schermerhorn met

Prof. Dr. J. H. A. Logemann als Minister van Overzeese

Gebiedsdelen de regering in handen had genomen, was

vooral bij hen, die persoonlijke betrekkingen met of in

Indië hadden, de opluchting over dit spoedige einde van

de strijd natuurlijk algemeen; even algemeen als het

ongeduld naar verdere berichten en bewegingen. In Indo-


nesië en de andere bezette gebieden drong het feit van

de overgave slechts ineen enkel geval op de dag zelf tot

de mensen door, al verried de snel veranderende houding

69
einde liep. Pas dagen
van deJapanners, dat hun rijk ten
soms een week
later werd door de Japanse com-
als edele en
mandanten die overgave bekend gemaakt een

de Mikado, het zou nog ge-


vredelievende daad van maar

!
voordat dan nog op welke wijze
ruime tijd duren, —en

de bevrijding van geïnterneerden en krijgsgevangenen


dit
daar en elders voltooid werd. Het eerst geschiedde voor

de hoge gezagsdragers en officieren, onder wie de Gouver-


die in Mand-
neur-Generaal Tjarda van Starkenborgh,
door de snelle opmars
sjoerije waren opgesloten en zeer

van de Russen hun vrijheid aanstonds zouden herkrijgen.


Inde eerste vreugdegloed van de overwinning, die wij

reeds in het Japanse vredesaanbod van 10 Augustus on-

mij door de radio


verzekerd achtten, wendde ik
twijfelbaar
tot Indonesië met een toespraak, waarin het volgende

voorkwam:

Voor
Voor U allen betekent
deze nederlaag de bevrijding.

gevangenschap zuchten,
die in
zal het ogenblik
hen,
internerings-
spoedig komen, waarop zij gevangenissen
en

kunnen verlaten en zich weer als vrije mensen


kampen
Voor de tallozen,
onder hun medemensen zullen bewegen.
die tot slavendienst voor de Japanner gedwongen waren,

zichzelf en hun land zullen


betekent het, dat zij weer voor

Voor de velen, die het verwoestende


kunnen arbeiden.
dulden onder de grootste
gezag van Japan moesten en

belangen hun volk


moeilijkheden moesten trachten de van

voor een krach-


te behartigen, zal het de beloning brengen
die hun
tig volgehouden strijd. Alleen voor de verraders,
het welzijn van hun
eigen belang hebben gesteld boven
betekent deze nederlaag de ondergang van
landgenoten,
hun korte en valse glorie.
De afstanden inde archipel maken, dat
Indonesische

het nog enige tijd kan duren, voordat van buitenaf hulp

wordt gebracht en de contingenten geallieerde troepen


zullen ont-
zullen landen, die de Japanse strijdkrachten

nemen. Totdat deze groepen komen


wapenen en gevangen
bevel-
en de wettige Regering terugkeert, zijnde Japanse

70
hebbers er voor verantwoordelijk, dat ordelijke toestanden
dat verder niemand meer in
gehandhaafd blijven en nu

zijn vrijheid, zijn veiligheid, zijn leven of zijn goederen


wordt bedreigd of gekwetst. ledere misdaad, die de vijand

nog
mocht begaan, zal met de meeste gestrengheid worden
gestraft.
te dat degenen, die van
Zij zijn verplicht zorgen,
hebben gevoerd, daarmede kunnen
oudsher het bestuur

doorgaan. Werkt allen mede tot het zo goed mogelijk


Uw landgenoten en in houden van
beschermen van gang

de maatschappij, omdat alleen in ordelijke verhoudingen


omdat Uw
het land kan worden gered en gespaard en

arbeid thans de eerste grondslag legt tot dat zelfstandig


dat door H.M. is aangekondigd door ons
Indonesië, en

allen wordt gewenst. Zo spoedig mogelijk zullen wij met


U in verbinding treden en de moeilijke arbeid beginnen
herstel. Maar hoe moeilijk die arbeid
van wederopbouw en

vrijheid zal kunnen


ook zijn mag, het feit, dat hij in wor-

den verricht, stelt hem oneindig ver boven hetgeen in

de duistere jaren van de Japanse bezetting is gebeurd.

De Japanse bevelhebbers zijn verplicht krijgsgevan-


niet alleen
genen, geïnterneerden en politieke gevangenen

vrij te laten, maar ook behoorlijk te doen verzorgen. Gij,


deze
die nog in vrijheid zijt, helpt bij die verzorging van

verdruk-
zwaarst getroffen slachtoffers van de Japanse
king. Geeft hun het voedsel, dat gij missen kunt. Bedenkt
steeds, dat hoe beter en sneller de misdaden van de vijand
worden goedgemaakt, hoe spoediger en krachtiger Indo-
nesië als geheel uit zijn gevangenschap zal herrijzen.

Hoewel ik bij de opstelling grote voorzichtigheid trachtte


in achtte nemen, reageerden de geallieerde autoriteiten
de dat ik mij niet zonder
onmiddellijk met vermaning,
overleg met hen tot de mensen in Indonesië moest richten

en met de instructie aan alle krijgsgevangenen en geïn-_


terneerden om de kampen niet te verlaten, voordat de_
geallieerden ter plaatse zouden zijn. Verder zou later niet

71
de deze uit
alleen blijken, dat ontvangst van omroep

waarmede wij reeds 11 Maart 1942 een


Australië, op

aanvang hadden gemaakt, uiterst beperkt bleef, maar

dat zonder spoedige overneming het


bovendien, een van

de deze
gezag
door geallieerden gedachtengang van woor-

den onvervulbaar was.

Het is misschien goed om hier een enkel woord te

over de redenen, waarom onze kennis van toe-


zeggen
standen in Indonesië vol gaten zat en in bepaalde opzich-
ten op een onjuiste waardering van gegevens berustte en

tevens aan te geven, hoe haast hermetisch Indonesië van

werkelijk samenhangend nieuws uit de buitenwereld was

afgesloten geweest.
enkele individuen
Inde allereerste maanden zijn nog

en groepen aan de greep van de Japanner ontsnapt. Zij


meestal uit de Molukken; ineen enkel geval
kwamen
uit Java te
slaagde een stoutmoedige poging om weg

deze te vertellen hadden, was


komen. Hetgeen mensen

telkens een herhaling van hetgeen wij tijdens de oorlog


reeds ervoeren. Een dreigende nadering, een verzwakking

van het openbaar gezag, soms beperkt door resoluut op-


treden van plaatselijke Nederlandse en Indonesische

het tevoorschijn komen van de onderlaag


bestuurders,
der maatschappij, plunderingen en afpersingen, soms

zinloze vernieling en dan plotseling de bezetting, die met

harde hand de deur sloot en de ongeregeldheden neersloeg.


Voorlopig nog geen internering van burgers op grote

schaal, maar wel typische Japanse wraak, die over


die

vernielingen en) werkelijke of vermeende tegenstand in


of
blinde woede losbarstte. Een tijdelijk verslagen ver-

doofde samenleving, met hier en daar uitspattingen van

Indonesische
drift, roekeloosheid of baldadigheid en een

die zich in onverschilligheid terugtrok, of met


massa,

vertoon van vlaggetjes gejuich haar eerbied voor


groot en

de nieuwe meester aan de dag spreidde. Daartussen daden


zelfopoffering bij iedert
van grote moed en mensen van

landaard en kunne. Maar natuurlijk waren dit alles nog

maar oppervlakkige verschijnselen uiteen beginperiode.

72
de bezetting beschikten wij noch overeen werkelijke
Bij
noch ervaring in het verzamelen
geheime dienst, over
Bo-
van inlichtingen uit door de vijand beheerst gebied.
karakter
vendien is dit werk eigenlijk aan het Nederlandse

goed als in Nederland een lang-


vreemd, zodat ginds even
daar-
durige leertijd en schifting nodig zouden blijken om

toe bekwame mensen bijeen te krijgen.


verhaal van hetgeen
Het op zichzelf belangwekkende
dit gebied gebeurde en van onze relaties met geallieer-
op
de diensten kan hier niet geschreven worden. Bij deze

dat
soort arbeid zijn zulke speciale eigenschappen vereist,
diensten aantreft van de meest
men inde geheime mensen

uiteenlopende en soms zeer zonderlinge schakering. Er is


verschillende
altijd en overal een scherpe naijver tussen de
het inwinnen
organisaties en het schijnt onmogelijk om

van militaire, politieke en economische inlichtingen en

ondergrondse actie in één goed


het organiseren van

sluitend verband te brengen.

Dit alles kan leiden tot avonturen, die het doel niet
het-
bevorderen en onnodig in gevaar brengen,
de mensen

wanneer de doelstellingen
geen vooral te verwachten is,
b.v. ondergrondse
niet scherp worden uiteengehouden en

acties plaats vinden, waar men alleen inlichtingen behoeft


voldoende steun van buiten kan verschaffen.
en nog geen
inde omstandigheid,
grootste bezwaar echter lag
Het
hadden voor
dat onze geallieerden weinig belangstelling
die ver
politiekeverkenning van gedeelten van Indonesië,
buiten het eigenlijke terrein van de strijd gelegen waren.

1943 dooreen goede samenwer-


Zo kwam het, dat toen in
Plas
king Admiraal Helfrich en de heer Vander
tussen

sluitende inlichtingendienst inde NEFIS (Nether-


een

Service) in Australië
lands Eastern Forces Intelligence
was gevormd \ de middelen daaraan onthouden werden

het werk niet inde naaste omgeving van de


voor zover

der Amerikanen werd verricht. Zo konden wij


opmars

geen beschikking krijgen over onze eigen onderzeeboten

ï Waarvan Kolonel Spoor later de leiding zou krijgen.

73
of watervliegtuigen, waardoor alleen met Java en Sumatra

verbinding mogelijk zou zijn geweest en waren wij voor

deze hoofdeilanden en een groot stuk van het centrale

gebied van de archipel uitsluitend op het


aangewezen
uitluisteren van Japanse radioberichten en enkele toeval-

lige getuigenissen van mensen, die hier of daar uiteen

prauw of vaneen eiland waren opgepikt en die als regel


geen gegevens van enig algemeen belang konden ver-

schaffen.

beeld, dat niet volledig kon


Aldus verkregen wij een

zijn en in zijn verhoudingen niet juist. Het werd nog meer

scheefgetrokken door de tegenstelling tussen het Oosten


van de archipel en Java, omdat wij uit dat Oosten wel

overeen toenemend aantal directe waarnemingen konden


beschikken en uit menselijke zwakheid geneigd waren die

gegevens sterker te generaliseren dan de uiteenlopende


toestanden inde archipel toelieten. Uit de Japanse ook

binnenlandse radio-uitzendingen wisten wij wel, wat

Japan aan de Indonesiërs wilde doen geloven, maar niet,


wat dezen daarvan werkelijk geloofden. Wij wisten wel,
hoe Japan de gebeurtenissen geliefde voor te stellen, doch

niet in welke proporties waarheid en leugen daarin waren

dooreengemengd.
Wanneer wij in grote trekken het gevormde beeld met
de later voor de dag komende werkelijkheid vergelijken,
dan blijken enige punten van overeenkomst en verschil het

belangrijkst.
Wij wisten, dat het Japanse bestuur tot administratieve

verwaarlozing en economische achteruitgang had gevoerd.


Wij wisten ook, dat de Japanners het Indonesisch bestuur
en de zelfbestuurders als groep hadden teruggedrukt en

vernederd, doch niet in welke mate dit was gebeurd en

hoeveel gezag zij bij verschillende groepen van mensen

verloren hadden. Wij wisten, dat lang niet alle Indonesi-

sche medewerkers, die de Japanse publiciteit vermeldde,


collaboranten waren inde werkelijke zin van het woord.

Wij verwachtten, dat vele Indonesiërs inde beloften voor

latere onafhankelijkheid en de ter voorbereiding daarvan

74
benoemde commissies goeddeels schijnvertoningen zouden
zien, maar wisten niétT hoeveel groeiend en zelfbewust

Indoriéslich nationalisme en hoeveel eigen organisatie van

het politieke leven daarachter schuilgingen._ Wij konden

wëTbéseffen, dat de korte duur van onze weerstand en de

verzwakking van Nederland invloed moesten hebben op de

waardering van ons aandeel inde toekomst van Indonesië,


maar konden niet vermoeden hoe sterk de geraffineerde
Japanse voorstelling daarvan werkte. Deze toch kwam er

op neer, dat Nederland nagelaten had Indonesië weerbaar

te maken; vervolgens zonder raadpleging van het Indone-

sische volk het gewaagd had de oorlog aan Japan te ver-

klaren, om ten slotte geheel niet in staat te blijken het

land tegen Japan te verdedigen. Dit leidde er toe, dat ook


menige ontwikkelde Indonesiër, die Nederland en de Ne-

derlanders welgezind grnstig twijfelde aan het


was, ver-_
mogen van ons land om de nodige hulp bij de bevrijding
en de wederopbouw vaiThet hunne te verlenen. Wij konden

voorzien, dat vele Indonesiërs in verantwoordelijke posten


waren geplaatst of gedrongen door het ontbreken van

bekwame Japanse vervangers voor de Nederlanders, die

waren geïnterneerd, maar konden het daardoor gewonnen

gevoel van zelfstandigheid moeilijk schatten en zeker niet

voorzien, dat deze bestuursoverdracht inde komende

weken vrijwel volledig zou worden gemaakt. En vooral


misten wijde kennis omtrent het bederf van de jeugd, dat

door de Japanners grote schaal en systematisch onder-


op

nomen was en aan vele tienduizenden, zo niet honderd”


duizenden brute militaristische scho-
jongelieden een en

had zij zich moeilijk zouden


ling opgedrongen, waarvan

kunnen losmaken.
"

Zo is het begrijpelijk, dat wij wel ernstige moeilijkheden


en chaotische toestanden verwachtten, maar niet de

gesloten weerstand, die enkele maanden later op Java en

in delen van Sumatra zou blijken te zijn opgestuwd en

die het inde eerste tijd onmogelijk zou maken de samen-

werking met het ieidende deel van de Indonesiërs op die

eilanden te hervatten. Ook omtrent bepaalde figuren

75
bleek oordeel
ons onvolledig; met name omtrent de figuur
van Soekarno, die ons alleen bekend was uit zijn overdre-
ven anti-geallieerde redevoeringen en uit het bittere oor-

deel, dat hem


over geveld werd door de Javaanse
romusha’s \ welke wij in Nieuw Guinea en elders aan-
troffen en die op zijn aansporing hadden dienst genomen,
om vervolgens door de Japanners als arbeidsvee te worden
Indonesisch leger was gerecruteerd.
In het algemeen bleek onze schatting van de weerzin,
die de Japanse tyrannie had
opgewekt, niet onjuist, maar
vyij hadden geen voldoend begrip van het kwaad, dafdoor
diezelfde tyrannie was gesticht, vooral inde geesten van
aJche jonge mensen, die in half-militaire verbanden
waren

opgeleid voor politiewerk, spionnage, hulpdiensten bij


het leger en waaruit ten slotte het begin vaneen eigen.
Indonesisch leger was gerecruteerd.
Daartegenover Had men eigenlijk nergens in Indonesië
een consequent en duidelijk denkbeeld kunnen
verkrijgen
over het verloop van de oorlog en nog minder over de
politieke ontwikkelingen, die zich inde wereld der geal-
lieerden hadden voltrokken. Het
spreekt vanzelf, dat zij,
die inde
verdrukking en het gevaar verkeerden, vooral
niet uitsluitend
zo
belangstelling hadden voor de gebeur-
tenissen de
van krijg. De middelen echter om daarvan
iets te horen waren zo beperkt en het luisteren zelf was

dikwijls zo gevaarlijk, dat slechts met


grote tussenpozen
en voor weinige mensen enig denkbeeld te verkrijgen viel
de
van
werkelijke vooruitgang der geallieerde zaak. Poli-
tieke berichten
drongen vrijwel geheel niet door, hetgeen
bleek uit het feit, dat b.v. de rede van de Koningin van
/ 6 December 1942, hoe dikwijls ook in verschillende talen
door de radio
herhaald, praktisch in Indonesië onbekend
jwas. Zodoende bestond op dit gebied geen noemenswaard
dige voorbereiding van de Indonesische
samenleving op
hetgeen bij een overwinning van de geallieerden te ver-

1 Indonesische arbeidsslaven, die onder fraaie


voorspiegelingen
als een hulpcorps het
van Japanse leger waren aangeworven.

76
wachten viel. De Japanse voorstelling daarvan beheerste
de gehele publiciteit en moest op talrijke gemoederen
indruk maken, hoezeer men zich ook van het valse spel
van Tokio bewust werd.

En eindelijk mocht al iedereen in 1945 de komende

Japanse nederlaag beginnen te bevroeden, inde vooraf-

gaande jaren bleef de zekerheid, inde geallieerde overwin-


ning beperkt tot de kampen en tot kleine groepen Indo-

nesiërs en Chinezen, die een voorstelling hadden van de

overweldigende macht der Verenigde Staten en daardoor

uit de berichten de ondergang van de rijzende zon konden

voorzien. De hoop op, misschien zelfs de verwachting van

die overwinning was wel ineen belangrijk ruimer kring


verbreid.

Er was nog een ander groot vraagteken inde toestand


op 15 Augustus. De capitulatie van Japan was zeer snel

gekomen en niemand kon zich een juiste voorstelling


maken van de wijze, waarop de verspreide Japanse strijd-
krachten het bevel tot neerleggen van de wapens zouden

opvolgen. Vele van die strijdkrachten hadden nauwelijks


gevochten en konden zich zeker niet verslagen voelen.
Wel hadden zich symptomen voorgedaan vaneen geleide-
lijke ontmoediging in verschillende bezette gebieden, maar

daartegenover stond, dat de Japanse troepen zich, waar

zij aangevallen werden, bijna overal tot de laatste man

doodvochten.

Ook de meest ervaren kenners van Japan en het Japanse


volk hebben niet durven veronderstellen, dat een keizer-

lijk bevel dezelfde Japanner er toe kon brengen het kan-

nibalisme te verkiezen boven de overgave en zich zonder


het minste verzet neer te leggen bij de opdracht tot capi-
tulatie. Men rekende op verdere strijd, zij het op kleiner
schaal en zag in ieder geval er tegen op om uitte
gaan
van de veronderstelling van zulk een blinde gehoorzaam-
heid. Deze verklaarbare voorzichtigheid heeft echter tijd
gekost, cue voor ons en anderen een kostbaar verlies zou

blijken te zijn.

77
Of in die eerste weken een snelle en dus zeer riskante

bezetting met kleine eenheden blijvend succes zou hebben

gehad, kan niemand achteraf met zekerheid verklaren.


Wel is iets van die aard gebleken inde Grote Oost en Bor-

neo, maar daar waren de omstandigheden zonder twijfel


gunstiger dan op Java en Sumatra. In Tonkin, waar de
tot Gouverneur benoemde ondergrondse strijder Sainteny
zich liet parachuteren en beproefde met hulp van de pas
sinds Maart 1945 geïnterneerde Fransen het gezag over

te nemen, gelukte dit aanvankelijk wel, doch werd kort


daarna zijn hele groep ineen nauwe stadswijk opgesloten
door opstandige Tonkinezen, die zeker niet zonder Japanse
hulp ageerden. Slechts één ding staat vast: dat een snelle

gevangenneming van de Japanners de overgave op grote


'schaal van hun wapenvoorraden aan derden zou hebben
voorkomen. En dat zou aan lndonesiërs en Nederlanders
veel ellende hebben bespaard.
Tloe het zij, de geallieerde bevelhebbers wilden of konden
deze risico’s niet gingen systematisch
nemen en en formeel,
d.w.z. langzaam, te werk. Door het nieuwe afstandpro-
bleem, dat de veranderde indeling meebracht, was het mij
niet vóór 22 Augustus Kandy te bereiken, daar
mogelijk
de vliegverbinding Perth Colombo fre-
van naar weinig
quent was. 1 In Kandy bleek, dat het bezettingsprogramma
voor Indonesië tal van vertragingen bevatte. Vooreerst
waren bewegingen naar de verschillende bezette gebieden
door het algemene geallieerde opperbevel van Generaal
MacArthur verboden, voordat de capitulatie officieel zou

zijn ondertekend; hetgeen eerst op 2 September aan boord


van het Amerikaanse slagschip Missouri inde baai van

Tokio geschiedde. Eerst daarna konden landingen worden


ondernomen, die inde meeste gevallen moesten worden

1 Deze werd
verbinding aanvankelijk onderhouden door Neder-
landse en later Britse Catalina’s, die voor de overtocht 25 a 30
uur nodig hadden; later kwamen er meer vluchten met vier-

motorige Liberators, doch de vlucht duurde toch nog altijd


17 è 18 uur.

78
voorafgegaan door het opruimen van mijnen (Japanse
zowel als geallieerde) inde toegangswateren. Bovendien
stond uiteraard bij SEAC als eerste punt op het

programma de bezetting van Malaya, die overigens door


de voorgenomen invasie van dat gebied in September ook

vrij volledig was voorbereid. Daarna kwam eerst nog

aan de beurt Saigon, waar het Japanse opperbevel van

Zuid-Oost-Azië was gevestigd en pas als laatste nummer

Batavia. Het schema voorzag toen, dat de landing te

Batavia niet vóór 4 October zou kunnen worden uitge-


voerd.

Wel werd vooraf, tussen 5 en 10 September, een aantal

zg. RAPWI-teams (Rescue of Allied Prisoners of War and


Internees) bij de belangrijkste concentraties van kampen
op Java en Sumatra geparachuteerd en in enkele gevallen
1
per vliegtuig geland en besloot men ten slotte de Britse

kruiser Cumberland naar Tandjong Priok te sturen, waar

dit schip 15 September zou aankomen. Met dit schip


zou, naast een klein detachement Britse mariniers, een

aantal Britse en Nederlandse RAPWI- en Rode Kruis-

mensen meereizen, terwijl als waarnemers voor de Indi-

sche Regering zich zouden inschepen Generaal-Majoor


Van Straten, Kolonel Abdoelkadir en de heer Vander
Plas.

Een nieuwe complicatie ontstond, doordat SEAC zich


niet in staat achtte de herbezetting van geheel Neder-

landsch-Indië uitte voeren. Derhalve werd Australische


hulp gevraagd, doch de Australische Regering was alleen
bereid deze te verlenen onder voorwaarde, dat daartoe een

afzonderlijk Australisch opperbevel zou worden geschapen


en SEAC dus voorlopig van zeggingschap overeen deel

van het gebied zou afzien. Hierdoor moesten wij wederom

met een geheel nieuw centrum, dat gedeeltelijk in Mel-

1 Men kan slechts eerbied hebben voor de die zich


mensen,
ten behoeve van dit werk beschikbaar stelden, zonder te weten

hoe hun ontvangst zou zijn en zonder uitzicht op directe mili-


taire steun.

79
bourne (Generaal Sir Thomas Blamey) en gedeeltelijk op
Morotai (Generaal Morsehead) gevestigd was, onze ver-

bindingen zoeken en trachten ook daar het verloop van

zaken inde algemene lijn van het beleid ingepast te

krijgen. Na vrij veel onderhandeling werd de grenslijn


tussen beide gebieden zo getrokken, dat Borneo en de

Grote Oost, met uitzondering van Bali en Lombok, onder


het Australische opperbevel zouden komen te staan.

Nog werd tijdens dit verblijf in Kandy een eerste reactie

besproken de radioberichten, die men uit Batavia


op

opving omtrent de uitroeping van de republiek Indonesia

op 17 Augustus 1945. Het feit, dat Soekarno en Hatta op

8 Augustus naar het hoofdkwartier van Maarschalk

Terauchi de Japanse opperbevelhebber in Zuid-Oost-

Azië te Saigon waren opgeroepen en daar vandaan op

14 Augustus te Batavia waren teruggekeerd, kon tot geen

andere conclusie leiden, dan dat men hier te maken had

met eendoor de Japanners zoal niet opgezette, dan toch


voorbereide politieke zet. Een reactie moest echter wach-

ten, totdat de algemene voorwaarden van aan de


overgave

Japanners zouden zijn meegedeeld, hetwelk voor Zuid-

Oost-Azië direct na 2 September te Rangoon gebeurde en

waarvan de voornaamste bepalingen in Bijlage 111 zijn


vermeld. Vervolgens kon op 6 September Admiraal Mount-

batten aan Terauchi gelasten de volle verantwoordelijk-


heid voor het civiele bestuur in Nederlandsch-Indië in

Japanse handen te houden, totdat de geallieerde troepen


het zouden hebben overgenomen en de aankondiging van

de stichting van de republiek te herroepen. Dat dit bevel


geen uitwerking heeft gehad, zullen wij later zien.
Voordat ik echter verhaal wat zich tussen 15 Augustus
en 29 September de landing van de geallieerden in

Batavia in Indonesië afspeelde, moet nog een enkel

woord gezegd worden over hetgeen intussen te Brisbane


plaats vond.
Ons contact met Nederland was tot die tijd noodge-
dwongen beperkt geweest tot de reizen van enkele per-

sonen, van wie de heren Van Hoogstraten en Kerstens

80
kunnen worden genoemd. Kort na mijn terugkeer uit

Kandy echter kwam Minister Logemann naar Brisbane,


waar hij tot 24 September bleef en wij gelegenheid hadden

de toestand zowel in het Oosten als in Nederland geheel


door te praten. Het was daarbij jammer, dat wij nog steeds

juiste indruk hadden van de situatie in Indonesië en


geen
daardoor ook in onze beschouwingen over de te voeren

politiek van onvolledige en deels onjuiste veronderstellin-


gen moesten uitgaan. Het contact met het Britse hoofd-
kwartier bleef in die dagen beperkt, daar de herbezetting
van Malaya en Zuid-Indo China en de overbrenging van

het hoofdkwartier naar Singapore de meeste aandacht

van de Britten in beslag namen.

De besprekingen leverden twee goede grondslagen op

voor de toekomst. Vooreerst, dat zeker niet kon worden


het punt, waarop ons bestuur in Maart 1942
begonnen op
plaats, dat ook in Neder-
1
was geëindigd en inde tweede

land de royale en spoedige verwezenlijking van de begin-


selen der Koninklijke rede nog een diepgaand overleg en

een zorgvuldige uitwerking zouden nodig hebben, voordat


de consequenties daarvan voor de regering duidelijk
zouden het Nederlandse volk voldoende ge-
zijn en voor

meengoed zouden zijn geworden.


Daar het nieuws over de republikeinse beweging op

Java uiterst schaars bleef en de berichten van onze mensen

de Cumberland met grote vertraging doorkwamen,


op
konden wij nog er van uitgaan, dat allereerst binnen de

grenzen van de Indische Staatsregeling een krachtige


worden gevoerd. De
herstel- en rehabilitatiepolitiek zou

staatsregeling liet ruimte voor belangrijke vernieuwingen,


die vooral zouden moeten liggen inde opneming van

vooral dit punt, dat Jhr.


i Het was, als ik het goed zie, op

met de Regering van inzicht ver-


Tjarda van Starkenborgh
schilde en dat leidde tot zijn, ook om de motivering te betreu-

ontslagaanvrage in October 1945.


ren,

81
talrijke Indonesiërs in leidende executieve functies
en de
afschaffing op korte termijn van bepalingen en maatrege-
len, die op rasdiscriminatie niet rasverschil berust-
ten, of de schijn daarvan hadden.
Wij waren er van over-
tuigd, dat alleen een spoedig sociaal en economisch herstel
de grondslagen zou opleveren voor een
werkelijke zelfstan-
digheid van Indonesië en dat dus inde eerste
phase alle
kracht daaraan moeten worden
zou besteed. Wat zich
echter intussen
daarginds afspeelde zou juist in die aller-
eerste tijd vrijwel iedere samenwerking tussen Nederlan-
ders en Indonesiërs Java
op en Sumatra onmogelijk
maken.

Ook konden wij niet voorzien, dat het toch al


moeilijke
werk van voorlichting aan het Nederlandse volk en van

realisering van de denkbeelden der


Koninklijke rede inde
komende maanden
vrijwel onmogelijk zou worden gemaakt
door de felle hartstochten, die de gebeurtenissen in Indo-
nesië in verschillende Nederlandse kringen zouden opwek-
ken. Daardoor is toen evenmin
goed doorgesproken, welke
betekenis deze
voor
ontwikkeling de positie van de Re-
gering-Schermerhorn hebben, welke regering niet op
zou

een parlementaire meerderheid berustte en wat te


ver-
wachten viel van de denkbeelden over ~doorbraak” en

politieke vernieuwing, die toen nog bij menige groep sterk


leefden.

Zo hebben de
oprichting van de republiek en haar ont-
wikkeling inde eerste maanden, naast onze afhankelijkheid
van geallieerde hulp en van de opvattingen in Londen
over de
geallieerde taak, het proces van weder naar elkaar
toegroeien van Nederland en Indonesië
ernstig vertraagd
en bemoeilijkt en het ook voor de mensen in Batavia en
Den Haag zeer
bezwaarlijk gemaakt elkander en de loop
der gebeurtenissen van dag tot dag te
blijven begrijpen.
Dit voortdurend
zou zo blijven, ook al kon door bezoeken
over en weer telkens een zekere
overeenstemming van
inzichten en aanvulling van actuele kennis worden bereikt.
In diezelfde
dagen werd, gelukkig, een dreigende moei-

82
lijkheid nog tijdig opgelost. Had het afzonderlijke opper-
bevel van de 8.5.0. over gezamenlijke strijdkrachten in

het Verre Oosten ook inde oorlog geen bijzondere voor-

delen opgeleverd en was de isolering van zijn hoofdkwar-

tier in Colombo bepaald een nadeel geweest, nu de strijd


voorbij was en de taak van onze strijdkrachten geheel
binnen Nederlandsch-Indië kwam te
liggen, was voor zulk

een op zichzelf staand, rechtstreeks aan de Minister van

Algemene Oorlogvoering (de Minister-President) verant-

woordelijk opperbevel geen duidelijke functie meer. Dit

werd door de betrokkenen niet aanstonds


ingezien, waarbij
een bijzondere moeilijkheid gelegen was in het feit, dat

zowel de 8.5.0. als de Legercommandant oudere officieren


waren dan de achtereenvolgende Britse bevelhebbers in

Nederlandsch-Indië. Er bestonden derhalve begrijpelijke


bezwaren tegen een directe ondergeschiktheid, welke

bezwaren men nog ernstiger achtte, wanneer de waarne-

mende landvoogd wederom overeenkomstig de Staats-


regeling met het staatkundig opperbevel zou worden

bekleed, terwijl hij zelf eveneens voor een bepaald deel

van zijn taak aan de geallieerde commandant onderge-


schikt zou blijven.
Inderdaad scholen in deze verhoudingen duidelijke
prestige-moeilijkheden, al behoefden die voor een waarne-

mende landvoogd niet zo groot te zijn als voor een Gouver-

neur-Generaal. Aangezien het toch inde bedoeling lag,


dat de Gouverneur-Generaal Tjarda van Starkenborgh,
mocht hij op zijn post terugkeren, dat eerst ineen later

stadium zou doen, leek deze moeilijkheid belangrijk minder


groot dan het bezwaar, dat zou zijn ontstaan, wanneer er

geen centrale Nederlandse gezagsdrager in Batavia zou

zijn geweest. Inde praktijk is dan ook de oplossing, die

men koos, juist en bruikbaar gebleken, waarbij èn de

8.5.0. èn de Legercommandant als zijn vervanger gehou-


den waren de aanwijzingen van de Luitenant-Gouverneur-

Generaal in achtte nemen en onder zijn leiding de uitvoe-

rende taak in Indië zoveel mogelijk te verrichten of althans

83
te beïnvloeden. Na het aftreden van Admiraal Helfrich
als 8.5.0. verviel echter ook deze constructie en keerden
de vroegere verhoudingen terug, krachtens welke de Le-

gercommandant en de Commandant der Zeemacht naast


elkander onder het algemeen de
gezag van landvoogd
l
waren gesteld.

Wat was intussen in Indonesië geschied ?

Inde loop van 1945 had de Japanse regering, tegen een

lang volgehouden verzet van de kant van het leger en de

marine, besloten om de stappen te doen inde richting van

een onafhankelijkverklaring van Indonesië, zij het, dat


deze onafhankelijkheid gezien bleef als een vorm van

ondergeschiktheid aan de opperheerschappij van Japan


in Oost-Azië. Op 28 Mei 1945 werd op Java een comité
ter voorbereiding de
van onafhankelijkheid geïnstalleerd,
van welk comité Soekarno en Hatta de leiders waren. Ook
daarna echter bleef Japanse zijde
aan een duidelijke aar-

zeling bestaan en bovendien handhaafde de bezetter de

indeling van het gebied in drie gedeelten, waarbij Suma-


tra behoorde tot het territoir het 7e in
van leger Singa-
pore, Java tot het 16e leger te Batavia en het overige
deel van de archipel tot een marinecommando te Makassar.
Intussen speelde zich naast deze officiële comedie een

geheel ander drama af inde kringen der jongeren, die


in allerlei groepering met veel feller
en doelstellingen de

onafhankelijkheid (kemerdékaan) nastreefden, ook tegen


de Japanners. Hoeveel bewondering zij ook mochten heb-
ben of hebben gehad de
voor vervaarlijke kracht van

Nippon en voor de hardvochtige en martiale houding van

het Japanse leger hoeveel ook mochten


en vrees zij

i
Alleen werd het vroegere departement der Marine in Indië
niet hersteld en was de vlootvoogd derhalve formeel
geen lid
meer van de Raad van Departementale hoofden; hij nam

echter gewoon aan de vergaderingen deel.

84
de de Kempei, de algemene
koesteren voor agenten van

hun vol-
weerzin tegen de Japanse verdrukking leverde
verbreden te
doende steun om hun organisaties te en

versterken. Bovendien waren het juist de Japans

geschoolde, half-militaire hulpcorpsen voor leger en poli-


tie als de heiho’s, de kaibodan en de seinendan, alsmede

het begin vaneen leger, dat in 1945 georganiseerd werd


inde PETA (Pembela Tanah Aer), die een min of meer

massale tot steun van hun


gedisciplineerde en groep

voorbereidende arbeid zouden vormen. Overigens vonden

deze groepen ook aan Japanse zijde steun bij enkele per-
zoals het hoofd van de propaganda Shimitsu en
sonen,
die in het vooruitzicht van de
de marine-officier Maeda,
onvermijdelijke nederlaag van Japan althans dit deel van

de Japanse invloed en intriges wilden helpen redden.


17 Juli 1945 achtte de Minister van Buitenlandse
Op
Zaken te Tokio het hoog tijd om de gedane beloften te
vervullen en aan de wereld de datum der onafhankelijk-
heid van Indonesië bekend te maken. Daarna volgde op

7 proclamatie van Maarschalk Terauchi te


Augustus een

dat het Indonesische volk als


Saigon, die aankondigde,
eenonafhankelijke natie, die een schakel moest vormen
inde keten der Gemeenschappelijke Welvaartssfeer van

Groot Oost-Azië, zijn plaats zou innemen inde gevechts-


linie, terwijl de dag daarop Soekarno en Hatta naar Saigon
werden opgeroepen, klaarblijkelijk om hun instructies nog

op het laatste moment vóór de komende capitulatie van

Japan in ontvangst te nemen.

de officiële Japanse militaire autoriteiten


Toch bleef bij
nog duidelijkaarzeling bestaan, die ook de beide hoge
een

15 Augustus
Indonesische voormannen bevangen hield. Op

heeft toen de zonderlinge ontvoering van laatstgenoemden


hen
door jongerenorganisaties plaats gevonden, die
de
in Noord-Krawang
gedurende een dag te Rengasdengklok
eerst Batavia terugbrachten, toen
vasthielden en naar

Indonesia te
zij bereid waren de onafhankelijke Republiek
proclameren. Ook in deze romantische scène bleef Schout-

Maeda mede de touwtjes trekken, zodat een


bij-Nacht aan

85
poging van het Japanse hoofdkwartier om de proclamatie
alsnog te onderdrukken zo
onvolledig werd uitgevoerd,
dat zij in werkelijkheid geen effect had.
Van dat ogenblik af kreeg de nationalistische bewe-
ging, eerst op Java en later ook elders, een verzamelpunt
inde republiek met haar rood-witte
vlag en het uitblijven
van de geallieerde strijdkrachten, die het de
gezag van
Japanse militairen konden overnemen, verschafte haar
de tijd om zich steeds verder in te
graven.
De Japanners waren duidelijk gedemoraliseerd door de

nederlaag en ook degenen, die de daarna volgende bevelen


van SEAC en Terauchi trachtten uitte
voeren, deden dat
zonder veel overtuiging of resultaat. De
overgrote meer-
derheid de
van Japanse strijdkrachten begon in deze
periode zichzelf in aantrekkelijke bergoorden te interneren
en liet daarbij grote voorraden wapens en munitie in han-
den de
van dikwijls zeer extreme Indonesische
strijdgroe-
pen achter, om zoveel mogelijk de
van aangenaamheden
des levens de
naar zelfgekozen ballingsoorden te kunnen
meevoeren. Slechts een klein gedeelte trachtte hier en
daar plaatselijk de positie te handhaven en een ander,
eveneens beperkt doch fanatiek en daarom gevaarlijk deel
sloot zich bij de republikeinse organisaties aan.
Bovendien was er reeds een gewapende macht aan

republikeinse kant ontstaan, doordat de Japanners de


PETA hadden gedemobiliseerd en weggezonden met be-
houd de
van
bewapening, die zij reeds had. Op sommige
plaatsen uitte zich de afkeer van de Japanners in aan-
vallen op hun
verblijfplaatsen en werden ook op die wijze
bepaalde wapenvoorraden door de Indonesiërs zelf ver-
overd. Zo is tussen Augustus en November de fatale
toestand ontstaan, dat moderne wapens bij duizenden in
onverantwoordelijke en ongedisciplineerde handen raak-
ten. Het meest geschiedde dit op Java; ten dele echter
ook op Sumatra en in enkele streken
op de andere eilanden
(Zuid-Celebes, Zuid-Borneo).
Aanvankelijk bleef echter de republikeinse gezagsover-
neming een vrij rustig karakter dragen en uitte zij zich

86
in hoofdzaak nog in het bezetten van allerlei overheidsin-

stellingen en posten, die door de Japanse gezagsdragers


inde steek gelaten werden. Echter had ook al
geleidelijk
inde eerste dagen de door de Japanners jaren lang gepro-

pageerde anti-Westerse en anti-Nederlandse gedachte


door de invloed bepaalde lei-
versterking gekregen van

ders, bij wie zij het achter de schermen de vroeger

geëxterneerde communistenleider Tan Malakka een grote


rol nadat uit zijn schuilhoek in Bantam
speelde, hij op

16 Augustus als een deus ex machina voor de geboorte


van de republiek was tevoorschijn gekomen. Langzamer-
hand werd de toon feller en de beschikking over pers en

radio maakte het mogelijk, althans op Java, de ophitsing


tot steeds wijder kring uitte breiden. De omstandigheid,
dat men de hand kon leggen op allerlei Japanse voorraden,
riep een korte periode van prijsdaling en een betrekkelijke
overvloed in het leven, die het republikeinse bewind een

zekere populariteit verschafte en de sterk fascistische

het sociale leven gedurende de Japanse


organisatie van

tijd maakte het doorgeven van leuzen en richtlijnen voor

actie betrekkelijk gemakkelijk.


De RAPWI-teams vonden bij hun eerste aankomst nog

begonnen, dat
een tamelijk vreedzame toestand en waar

mogelijk was, krijgsgevangenen en vooral geïnterneerden


meer ruimte te verschaffen door hen overeen aantal

plaatsen te verspreiden, hetgeen vooral voor hen, die uit


Midden-Java naar Soerabaia en Malang werden overge-

bracht, ernstige gevolgen hebben zou.

Toen de Cumberland aankwam met Schout-bij-Nacht


Patterson als vertegenwoordiger van Admiraal Mountbat-

ten, waste Batavia de verhouding al veel scherper en

werden de afgevaardigden van de Indische Regering met

hatelijke opschriften trams ge-


dreigementen en op en

bouwen begroet. Elders liepen de toestanden nog zeer

uiteen en vele kampbewoners vonden aanleiding inde

rust hun omgeving de kampen te


betrekkelijke van om

verlaten en hun woningen op te zoeken.

87
Bij dit alles kwam de ellendige omstandigheid, dat
formeel het gezag in handen moest worden gelaten van

de Japanse militaire die


overheid, door de overgrote
meerderheid alle
van bevolkingsgroepen werd verfoeid en

die, waar zij haar gezag trachtte te handhaven, dat deed

op de bekende brute Japanse wijze.


Terwijl dit alles Java ook
op geschiedde, begon op
Sumatra, zij het op veel minder georganiseerde wijze, de
republikeinse gedachte veld te winnen, waarbij allerlei
elementen tot zeer duistere toe zich plaatselijk van

de macht trachtten meester te maken. De


Japanse troepen
waren ook daar geneigd hun taak als beëindigd be-
te
schouwen, met uitzondering van enkele betere corpsen,
die nog lange tijd de aardolievelden in Noord- en Zuid-
Sumatra (benoorden Medan, in Djambi in
en Palembang)
bezet zouden houden.

In Borneo de Grote Oost


en verspreidde zich deze revo-
lutie veel minder snel fel voltrok zich de
en en geallieerde
herbezetting belangrijk vlugger. De Australiërs beschikten
daar over twee divisies in Morotai, Tarakan en Balikpapan
en konden bovendien reeds 11
op September van Port
Darwin uiteen bezettingsdetachement te Koepang op
Timor doen landen. In die maand werden
achtereenvolgens
Menado, Ternate, Ambon, Makassar, Bandjermassin en

Pontianak bezet, evenals de Kleine Soenda-eilanden


beoosten Bali en Lombok en slaagde men er in het over-

grote deel van de 170.000 man Japanners in dat gebied


ineen vijftiental plaatsen te concentreren en te ontwa-

penen. Daaraan namen van onze zijde 7 van de 12 beschik-


bare compagnieën deel. Tegelijkertijd werd het civiel
bestuur, zo goed en zo kwaad als het ging, met behulp
van NICA-groepen en vrijgekomen geïnterneerden her-
steld, zonder dat nochtans in die periode vaneen enigszins
volledige gezagsoverneming sprake kon zijn. Herinner ik

mij goed, dan was West-Bomeo het eerste geval, waar

wij, nadat een Australisch bataljon er de Japanners had


geïnterneerd en afgevoerd, met één compagnie alleen

achterbleven, die dank zij de moed en vindingrijkheid van

88
de civiele en militaire aanvoerders ter plaatse er in slaagde
deze kern van herstel van orde en veiligheid in stand te
houden, totdat zij met nieuwe krachten kon worden

geconsolideerd. Onder die krachten nam de kapitein Hamid

Alkadri, die weldra, als enige overgebleven volwassen

sultanszoon, Sultan van Pontianak werd, een belangrijke


in. l
plaats
Intussen bleek inde loop van September steeds duide-
lijker, dat aan Britse zijde voorlopig slechts beperkte
troepen en hulpmiddelen beschikbaar zouden zijn voor de

uitvoering van de geallieerde taak in het gebied van

SEAC. Bovendien werd al spoedig een belangrijk deel van

de transportschepen bestemd voor het afvoeren van Britse

en Australische ex-krijgsgevangenen en geïnterneerden


en kwam daartussendoor, zoals ik hiervoor reeds mede-

deelde, de bezetting van Zuid-Indo China en van Brits

Borneo. Ondanks alle pogingen tot verdere vervroeging


konden eerst op 29 September een eerste detachement en

een deel van het hoofdkwartier van de opperbevelhebber


2
van SEAC in Nederlandsch-Indië te Tandjong Priok aan

wal worden gezet. Deze eerste groep zou niet meer omvat-

ten dan één bataljon Seaforth Highlanders; tezamen met

enkele andere groepen ongeveer duizend man.

Tussen 25 en 29 September namen de gebeurtenissen


een voor ons onverwachte en kritieke wending.
Klaarblijkelijk op grond van berichten, die hij van

RAPWI-mensen op Java en Sumatra had ontvangen, ging


Admiraal Mountbatten de toestand zeer ernstig inzien en

kwam hij, na overleg met en op instructie van Londen, tot


de dat de uitvoering de geallieerde taak
overtuiging, van

sterk moest worden beperkt en dat van het begin af aan

rekening zou moeten worden gehouden met het bestaan

i Vooral in West-Borneo hadden de Japanners gruwelijk huis-

gehouden inde hovenlaag der Indonesische en Chinese samen-

leving.
2 Dit onderdeel kreeg de naam van AFNEI (Allied Forces

Netherlands East Indies).

89
van de republiek. Een telegrafische mededeling hierover,
vergezeld vaneen oproep om naar Singapore te komen,
bereikte mij in Brisbane zo laat, dat ik daarom alleen al
die oproep gehoor kon leidde tot
aan geen geven. Zij een

krachtig protest mijnerzijds, dat voorlopig in algemene


termen moest worden gesteld, omdat de juiste ligging van

zaken mij nog duister was.

Terwijl wij zelf bezig waren een groot deel van ons

personeel (militair en NICA) en zoveel mogelijk relief-


goederen op het K.P.M.-schip Van Heutsz in te schepen,
brak vervolgens op 28 September de Australische haven-

staking tegen ons in volle omvang uit. In diezelfde


periode
ontstonden vrij heftige bewegingen onder de Indonesiërs
in Australië, die in sommige gevallen ook militaire
onderdelen aantastten die hun
en brandpunt vonden in
de ex-zeelieden
groepen en
ex-bannelingen uit Boven

Digoel, welke in Sydney en elders in nauw contact stonden


met de Australische communistische partij.
En als klap op de vuurpijl moesten wij uit de radio

vernemen, dat de opperbevelhebber van AFNEI, Luite-

nant-Generaal Sir Philip Christison, bij het binnentrekken

van Batavia had verklaard, dat hij de republikeinse par-


tijleiders zou verzoeken hem inde uitoefening van zijn
taak te steunen dat de
en gezien beperktheid van die
taak de Indonesische republikeinse autoriteiten ver-

antwoordelijk zouden blijven voor het bestuur van de


gebieden onder hun controle. Hiermede was praktisch
de republiek als een regeringsorganisatie erkend en de

bepaling van het Civil Affairs Agreement, dat voor het


bestuur van de tussenkomst van de Nederlandsch-Indische
autoriteiten gebruik worden haar
zou gemaakt, van

kracht beroofd.

Onder die omstandigheden meende ik, met handhaving


van mijn voorgenomen vertrek naar Batavia, de opper-
bevelhebber van SEAC te moeten mededelen, dat ik nader
moeten
zou
overwegen, of ik daar kon blijven en in welke
functie dat ik derhalve slechts ter
en
voorlopig waarne-

ming van de toestand daarheen ging. Daarom werd

90
uiteraard een krachtig protest tegen de proclamatie van

Generaal Christison toegevoegd. Ook van Den Haag uit

werd in Londen tegen deze gang van zaken ernstig


bezwaar gemaakt. Ik vertrok op 1 October per vliegtuig
de Van Heutsz kon door de passagiers
en nog zodanig
worden beladen en zeeklaar gemaakt, dat zij de dag tevo-

ren uitvoer en 4 October te Tandjong Priok arriveerde.


Men zal niet vergeten zijn, welk een opschudding deze
gebeurtenissen in Nederland, in Nederlandsch-Indië en

inde wereld teweeg brachten. Zij hebben zeer heftige ge-


voelens gewekt en tot zonder twijfel gerechtvaardigde
critiek op het beleid van onze Britse bondgenoot aanlei-

ding gegeven. Toch is het verstandig om, nu men de ge-

beurtenissen op iets grotere afstand en ineen veel rustiger


gemoedsstemming kan beschouwen, zich een denkbeeld
te vormen van de positie der Britten in die tijd en in dat

deel van de wereld.

In het Verenigd Koninkrijk was kort na de nederlaag


van Duitsland een Labourregering aan het bewind geko-
men, die op een grote meerderheid in het parlement kon

steunen, maar ook met die meerderheid en haar niet

onbelangrijke linkervleugel ten nauwste rekening moest

houden. Zij was sterk onder de indruk van de algemene


neiging inde Angelsaksische landen om elke Aziatische

vrijheidsbeweging zonder veel critiek te aanvaarden of toe

te juichen en in iedere enigszins massale actie van die aard

de grondslagen te zien van nieuwe regeringen, door de

volkswil gekozen en met gezag bekleed. leder bezwaar,


dat tegen zulke bewegingen of tegen de leidende figuren
daaruit mocht worden aangevoerd, stuitte op die algemene
bevrijdingsmanie, waarin zich het schuldgevoel uiteen

imperialistisch verleden afreageerde en die door de duide-

lijke verschuivingen naar links inde politieke stemming


van verschillende landen nog werd aangewakkerd.
Bovendien echter hadden de Britten als erfenis uit de

oorlog in het Midden- en Verre Oosten een formidabele

reeks moeilijkheden overgehouden, waarvoor zij in hun

zeer verzwakte staat vrijwel alleen kwamen te staan. Men

91
moet bedenken, dat zij op datzelfde ogenblik in Grieken-
land, Egypte, Palestina, Irak, Burma, Malaya, Zuid-Indo
China en Nederlandsch-Indië met hun vingers in even

zoveel politieke wespennesten zaten, terwijl de toestand

in India evenmin bepaald gemakkelijk mocht heten. Voor


al deze gevallen moesten belangrijke troepencontingenten
onder de wapenen worden gehouden, die vaak reeds jaren
lang aan de strijd hadden deelgenomen en waarvan het

Britse gedeelte, nu de oorlog voorbij was, over het alge-


meen dooreen sterk verlangen naar huis werd beheerst.

Het spreekt wel vanzelf, dat de nieuwe taak, die aan deze

strijdkrachten werd opgedragen, minder populair werd,


naarmate zij verder buiten de directe belangensfeer van

het Britse Rijk moest worden vervuld.

En ten slotte kwam daarbij nog, dat de troepen, die voor

Nederlandsch-Indië beschikbaar waren, bestonden uit

(Brits-) Indische divisies, nadat wij een suggestie, om

daarvoor Afrikaanse divisies te bestemmen, om begrijpe-


lijke redenen verworpen hadden. Het gebruik van deze

divisies, ook al waren zij samengesteld uit Indische

beroepssoldaten en ook al werden zij door het Verenigd


Koninkrijk bekostigd, bracht de gang van zaken in Ne-

derlandsch-Indië mede onder invloed van de nieuwe ver-

houdingen, die in India bezig waren zich te ontwikkelen.

Men kan er de geallieerde oorlogsleiding een ernstig


verwijt van maken, dat zij door wijziging in het bevelsge-
bied de ontwapening en gevangenneming van de Japanners
ernstig en met voor de komende jaren uiterst gevaarlijke
consequenties heeft vertraagd en men kan evenzeer

gegronde critiek hebben op de overhaasting, waarmede de

Britse opperbevelhebber en Londen ten opzichte van de

republikeinse beweging op Java hun positie innamen en

publiek maakten. Aan de andere kant echter is het


begrijpelijk, dat Londen onder die omstandigheden weinig
of niets gevoelde voor een uitgebreide actie Java
op en

Sumatra en waarschijnlijk ook voor zulk een actie de

werkelijk afdoende middelen miste. En het was de wrakke

grondslag van onze positie, dat wij gedurende vele maan-

92
buitenlandse hulp nog niet
den zoals blijken zou

die moesten vragen aan een land, dat


konden missen en

zelf door de oorlog ernstig was uitgeput en in zijn rijk

en elders ter wereld met grote politieke aardschuivingen


te kampen had.

Dat wij zo weinig voorbereid waren, was geestelijk een

onontkoombaar gevolg van de langdurige bezetting van

Nederland en materieel mede aan de trage hulp van

geallieerde zijde te wijten, maar in dat opzicht stonden wij


En ik hieraan dadelijk toe-
voor voldongen feiten. mag

die in het verdere


voegen, dat wij voor de hulp, ons

stadium van Britse zijde in ruime mate is verleend, slechts

dankbaar kunnen zijn.

te worden over de Generaal


Nog dient hier iets gezegd
de fiolen
Christison, op wie zich meer in het bijzonder
van Nederlandse toom hebben uitgestort. Oorspronkelijk
medicus, was hij inde eerste wereldoorlog beroepsofficier
had hij inde tweede ten slotte het vijfde
geworden en

inde campagne in Bur-


(Indische) legercorps aangevoerd
ma. Hij was waarschijnlijk een goed officier, doch miste
kennis Neder-
politieke scholing in het algemeen en van

27
landsch-Indië in hetbijzonder, terwijl hij eerst op
in dat
dat hij tot opperbevelhebber
September vernam,
leidde
gebied was benoemd. Zijn impulsief temperament
af toe tot
hem onder moeilijke omstandigheden
deze en

overijlde beslissingen en in zijn gehele bevelsperiode

gevoelde hij een voortdurende onzekerheid aangaande


moest. Maar moet nimmer
hetgeen hij doen kon en men

dat de fundamentele politieke en militaire


vergeten,
Londen genomen werden en dat ook
beslissingen alle in
slechts uitvoerder van die
Admiraal Mountbatten een

beslissingen was. Wel was het een ernstige tekortkoming,


dat het civiele en politieke element inde staf van Generaal

zwak ten dele bestond


Christison aanvankelijk zeer was en

wier verantwoorde-
uit avontuurlijke intelligence-mensen,
lijkheidsgevoel en politiek inzicht dikwijls ernstig tekort
schoten. Daarin kwam eerst verbetering, toen eind October

93
de heer Dening van het Foreign Office aan Generaal

Christison werd toegevoegd.


Inmiddels was Admiraal Helfrich met het K.P.M.-schip
Plancius, dat als depötschip dienst deed, uit Colombo te

Tandjong Priok aangekomen en arriveerde Luitenant-Ge-


neraal Van Oyen uit Balikpapan. Contact met Admiraal
Mountbatten was in die eerste dagen niet mogelijk, omdat
hij elders in zijn operatiegebied bezig was.

Zelf vertrok ik met slechts enkele mensen, onder wie

Ir. Warners als fungerend Directeur van Verkeer en

Waterstaat, omdat het tot stand brengen van verbindingen


met Den Haag en Brisbane en met verschillende centra

inde archipel allereerst noodzakelijk was. Het grootste


deel van de voorlopige Indische Regering bleef nog in

Brisbane achter.

Het vliegveld Kemajoran, waar onze Dakota landde,


was verwaarloosd en leeg en werd door soldaten van het

K.N.1.L., waarvan enkele compagnieën waren aangevoerd


of uit plaatselijk aangetroffen ex-krijgsgevangenen ge-
vormd, bewaakt. Ofschoon het centrum van de stad niet

meer dan tien minuten rijden van dat vliegveld verwijderd


is, maakten wijde tocht onder gewapend escorte langs
lege en verwaarloosde straten vol kuilen en voorbij
vervallen uitziende gebouwen, die nog alle onder groeze-

lige camouflagekleuren zaten en bijna van alle door


geen
de daarin thuis behorende mensen of organisaties werden

bewoond. Overal onvriendelijke opschriften, die op meer

of minder grove wijze duidelijk maakten, dat wij niet

welkom waren. Een stemming bij Nederlanders, meestal


gaande van verbittering tegen Britten en Indonesiërs tot

wanhoop en apathie. Rood-witte vlaggen vrijwel overal om

duidelijk te maken, dat bestuur en openbare diensten

geheel in republikeinse handen waren en daarin door het

geallieerde hoofdkwartier werden gelaten. Zelfs hadden

enige optimisten op een groot deel van de stenen kantoor-

gebouwen en woningen rood-witte papiertjes geplakt met


1
„milik repoeblik” , wel de eenvoudigste methode van

1
Republikeins eigendom.

94
nationalisering, die tot dusverre inde wereld was ver-

toond.

Het landvoogdelijk paleis op het Koningsplein met het


daaraan grenzende complex van het paleis Rijswijk ver-

keerde, afgezien zijn vuilgroene kleur, in vrij redelijke


van

staat, omdat de Japanse opperbevelhebber daar gedurende


de bezetting zijn kwartier had gehad. Het grote erf en de

gebouwen waren echter volledig uitgestorven, zodat wij


ieder met koffertje ronddwaalden, totdat
ons
wij een ge-
schikte kamer hadden gevonden. Toch meende ik het

paleis onmiddellijk te moeten betrekken, opdat althans de


behuizing van de landvoogd later geen moeilijkheden meer

behoefde op te leveren.

Het meest vielen wel de


op leegte en het schunnige
uiterlijk van de stad. Deze indruk van verval werd nog
verder onderlijnd door de toestand van de mensen, die in

haveloze kleren rondliepen en van wie de meeste Neder-


landers altijd ineen aantal kampen of
nog kampwijken
opeengehoopt zaten, of ineen enkel hotel of hospitaal
waren ondergebracht. Ook winkels en straatverkopers
waren bijna niet te zien en het wegtransport was over-

wegend militair, behalve de aan alle kanten uitpuilende,


verveloze, republikeinse tram. Het moest wel dadelijk
tot de nieuwkomer doordringen, welke ontzaglijke geeste-
lijke moeilijkheden te overwinnen zouden zijn door hen,
die nu, na bijna twee maanden, nog geen werkelijke bevrij-
ding of uitkomst konden zien. Ook de tegenstelling tot
de goed-gevoede en goedgeklede binnenkomers, zowel
Britten als Nederlanders, lag het
voor grijpen.
Dwars door deze tragiek, die inde komende
dagen nog
veel worden, het
erger zou was operettekarakter van

sommige feiten en verschijnselen nog schrijnender. Onder


alle conflicten, schietpartijen, roverijen, moorden en

ontvoeringen; bij alle botsingen en wrijvingen tussen

Britten, Nederlanders en republikeinen, bleef Batavia


vele maanden lang verlicht door de electrische stroom
vaneen krachtstation op republikeins gebied; kwam
het water, als de waterleiding liep, eveneens daar van-

95
daan; werden de telefoon, het spoorwegverkeer, de reini-
gingsdienst en allerlei andere publieke diensten door twee
of drie instanties naast en door elkaar bediend. Daarnaast

leden andere voorzieningen onder steeds


een algemener
wordende terreur en bedreiging, waren de markten leeg,
of werd daar niet blanken verkocht
aan
en stelde iedere
Indonesiër, die in het gezelschap vaneen Nederlander
werd gezien, zich bloot aan geweld of bedreiging, waar-

tegen slechts de moedigsten bestand waren. De goederen-


kon slechts met
aanvoer
behulp van Japanse krijgsgevan-
genen worden in stand gehouden en diefstallen uit de
wrakke en slecht-bewaakte opslagplaatsen waren aan de
orde van de dag of nacht.

Bij het eerste contact met de Britse bevelhebber


bleek,
dat de taakomschrijving voor hem omvatte: het in ont-

vangst nemen van de overgave der Japanners, het bevrij-


den beveiligen
en van krijgsgevangenen en geïnterneerden
en het handhaven de orde inde door
van
zijn troepen
bezette plaatsen. Voor de uitvoering daarvan echter zou

die bezetting beperkt blijven tot een gedeelte van elk der
drie steden Medan, Padang klein
en Palembang en een

stuk Batavia met Priok.


van
Tandjong De voorgestelde
gang van zakenwas dan verder, dat het Japanse militaire
bestuur, of de republiek, verantwoordelijk zou zijn voor

rust orde dat de niet


en en
noodzakelijke Japanners
(burgers en militairen) geleidelijk naar die plaatsen
zouden worden afgevoerd, of zelf daarheen zouden komen.

Omtrent het lot van onze geïnterneerden en krijgsgevan-


genen maakte men zich intussen maar
nog een vage voor-

stelling. Voorts bleek duidelijk, dat de Britten alles wilden

vermijden, hetgeen hen in strijd zou kunnen brengen met


de republikeinen hen daardoor rol
en een zou opdringen
bij het herstel van gezag, orde en veiligheid Java en
op
Sumatra. Zij zouden op de kleine bezette bruggenhoofden
het ogenblik afwachten, hen
waarop wij geheel zouden
kunnen aflossen.

Als gevolg hiervan werd het republikeinse bestuur aan

96
alle kanten ontzien maakte het Britse
en opperbevel
voortdurend bezwaar het
tegen dadelijk binnenbrengen
van onze eigen troepen op Java en Sumatra, of de her-

vatting van bestuurswerkzaamheden onzerzijds inde


bezette plaatsen. Zelfs het hijsen van onze vlag werd

eigenlijk afgekeurd, maar niettemin hebben wij op het


paleis en elders die vlag gehesen, zodra vlaggen beschik-
baar waren.

Onder deze omstandigheden, die zo sterk afweken van

wat wij hadden kunnen


ons voorstellen, moest door de
regering in Nederland een algemene gedragslijn worden

gevonden. Daarbij stond wel dadelijk vast, dat een wei-

gering van mijn kant om mijn taak op te vatten enkel tot

een nog schadelijker behandeling van de zaken van

Indonesië en het Koninkrijk zou kunnen leiden, terwijl wij


ook door het stellen van formele eisen aan SEAC of
Londen stap verder zouden
geen komen, wanneer de
onvervulbaarheid van die eisen tevoren reeds vaststond.
Wij konden de tekortkomingen inde uitvoering van de

geallieerde taak vaststellen en moesten verder trachten


die uitvoering zoveel te verbeteren en te versnellen als

mogelijk was. Alleen op die wijze konden praktische


resultaten worden bereikt. Een andere houding zou enkel
betekend hebben vrij goedkoop soort
een heroïek, die
verder op niets zou zijn uitgelopen.
En praktische resultaten waren dringend nodig. De

geïnterneerden en krijgsgevangenen te Batavia en op


Sumatra waren of werden in die eerste dagen van October
wel min of meer in veiligheid gebracht, doch elders op
Java verkeerden tienduizenden in steeds toenemend

levensgevaar. Er waren belangrijke kampen in Buitenzorg,


Bandoeng, Tjimahi, Semarang, Ambarawa, Banjoebiroe en

Magelang, terwijl vele duizenden inde eerste weken met


behulp van de RAPWI waren overgebracht naar Soerabaia
en Malang. Door de steeds heviger opwinding van de
gemoederen aan republikeinse kant nam de bedreiging
van deze kampen daar
en waren kampen van enkel
vrouwen en kinderen bij dagelijks toe en konden kleine

97
incidenten reeds de afschuwelijkste gevolgen hebben. Deze
mensen moesten worden gered. Bovendien deden hun

benarde toestand en de hier en daar reeds voorkomende

moorden en ontvoeringen de verbittering aan onze zijde


met de dag stijgen en zou een ramp van groter afmeting
elke samenwerking tussen Indonesiërs en Nederlanders

voor lange tijd, zo niet geheel onmogelijk hebben gemaakt.


Aan de andere kant hadden wij te maken met het feit,
dat althans te Batavia en langzamerhand ook elders op
Java de Indonesische wereld als een volstrekt gesloten
gemeenschap tegenover ons stond. Gedeeltelijk was dit

een gevolg van de tot kookhitte gestegen onafhankelijk-


heidsdrift, die ook kalmer en bezadigder lieden meesleep-
te; voor een ander gedeelte dreef een steeds toenemende

en niets ontziende terreur ook de massa en onze vele vrien-


den inde beter ontwikkelde lagen er toe zich op een

afstand te houden en iedere aanraking met Nederlanders


te vermijden. Een algemene, gewapende strijd op dat

ogenblik zou stellig een blijvende breuk tussen Nederlan-

ders en Indonesiërs hebben betekend en lag bovendien


zowel buiten bedoelingen als buiten macht.
onze onze Wij
moesten door deze muur van tegenzin, vrees en wantrou-

wen trachten heen te breken door geduldig contact te


zoeken met hen, die de bezinning nog niet verloren hadden
en het besef van de noodzaak van samenwerking met ons

hadden behouden.

Dit contact kon in die tijd slechts betekenen contact


met de republiek, aangezien daarbuiten maar enkele indi-
viduen en (zoals de Ambonnezen deel
groepen en een van

de Minahassers) voor ons bereikbaar waren. Bijna iedere

nationalist, die de Japanse bezetting had doorgemaakt,


vereenzelvigde de republiek met de bevrijding en nam

voorlopig haar excessen aan als de onvermijdelijke neven-

verschijnselen vaneen revolutionnaire tijd.


Daarnaast was een belangrijk punt het herstel van orde

en veiligheid en het begin van wederopbouw in die delen


van Indonesië, waar de samenwerking met onze beperkte
krachten reeds dadelijk zou kunnen beginnen: de Grote

98
Oost, Bomeo, de Riouw Archipel, Billiton en Banka. Hier-

over heeft een tijd lang verschil van mening bestaan

tussen de Indische Regering en onze militaire bevelheb-

bers, welke laatsten een zo groot mogelijke concentratie


van onze krachten Java voorstonden, doch de
op

omstandigheid, dat die concentratie nog gedurende vele


maanden onvoldoende zou zijn voor enig werkelijk en

afdoend resultaat, deed de balans doorslaan naar de hier-

boven omschreven politiek.


Het eerste, dat gedaan kon worden, geschiedde tijdens
een bijeenkomst met de Britten te Singapore op 10 en 11

October, waar besloten werd de redding van geïnterneerden


en krijgsgevangenen op Java actief ter hand te nemen.

Daartegenover moest Admiraal Mountbatten de voorwaar-

de stellen, dat wij niet afwijzend zouden blijven staan

tegenover politiek overleg met de voormannen van de

republiek, aangezien voor hem anders de bevrijdingsactie


onoverkomelijke moeilijkheden in India en Londen zou
op
afstuiten. Aangezien ik zelf met mijn naaste medewerkers

al tot de conclusie was gekomen, dat zulk een overleg


noodzakelijk zou zijn om tot de Indonesische wereld te

kunnen doordringen en een herstel van samenwerking te


kunnen beproeven, kon ik daartegen moeilijk bezwaar

maken en richtte ik dienovereenkomstig een voorstel tot

de regering.
Het verloop van de militaire bewegingen, die nodig
waren om de krijgsgevangenen en geïnterneerden te be-

vrijden, wees uit, dat op Java althans de hartstochten aan

Indonesische zijde zeer hoog waren opgevoerd en men

hier en daar spreken kon vaneen massa-hysterie. Terwijl


tevoren reeds zonder te veel moeilijkheden Medan, Padang
1
en Palembang waren bezet door de 26ste (Brits)lndische
15 October Buitenzorg, 18 October
divisie, werden op op

Bandoeng en op 20 October Semarang bezet door troepen


van de 23ste Indische divisie. Dit ging reeds hier en daar

gepaard met hevige botsingen en nog zeer geruime tijd

1
Althans zeer beperkte stukken van die steden.

99
zouden de garnizoenen van Buitenzorg en Bandoeng een

gevaarlijk geïsoleerde positie behouden, omdat ook hier

slechts kleine stadswijken werden geoccupeerd (bij Ban-

doeng ook het kamp te Tjimahi), zonder dat de verbin-

dingen onderling of met Batavia werden veilig gesteld.


In Semarang vond de landende brigade een formele

oorlog aan de gang tussen Japanners en republikeinen,


waarvan eerstgenoemden tot de aanval waren overgegaan,
nadat de dag tevoren een 150-tal hunner inde Boeloe-ge-
vangenis door Indonesiërs was afgeslacht. In het drie-

hoeksgevecht, dat aldus ontstond, konden de Brits-Indi-


sche troepen de belangrijkste punten van de stad bereiken,

waarna de Japanners onmiddellijk weer werden geconsig-


neerd en het republikeinse bestuur inde stad werd

hersteld.

Op 26 October landde een andere brigade te Soerabaia,


waar zij op de 28ste van alle kanten door gewapende
Indonesiërs werd aangevallen en zodanig in het nauw

werd gedreven, dat zij de wijk moesten nemen naar de

haven en de interventie van Soekarno moest inroepen om

de gevangen genomen of nog ingesloten soldaten met hun


wapens vrij te krijgen. Voor de Nederlanders en ten dele

ook voor de Chinezen betekende dit, nadat reeds allerlei

woeste tonelen waren voorafgegaan, een uiterst hachelijke


periode, waarbij menigeen het leven verloor of spoorloos
verdween. Voor de Britten was het echter een échec, dat
niet kon worden geduld, vooral niet, toen enige dagen
later de Brigadier Mallaby gedurende een rit door de stad

werd doodgeschoten.
Ook bezuiden Semarang kon de ontzetting van de kam-

pen in Ambarawa, Banjoebiroe en Magelang slechts na

harde strijdplaats vinden en moesten de geïnterneerden


overhaast naar Semarang worden afgevoerd, omdat de

posities daar onhoudbaar bleken.

Ten einde dit deel van het verhaal te voltooien, moet er

aan worden toegevoegd, dat op 10 November —na het

stellen vaneen ultimatum, waaraan niet werd voldaan

de 5e Indische divisie te Soerabaia werd geland, welke

100
stad zij na hevige gevechten gedurende ongeveer tien

dagen geheel bezette. In deze stad werd voor het eerst het

republikeinse bestuur niet hersteld, doch nam de Britse

bevelhebber dat in eigen hand, bijgestaan door personeel


van de Indische Regering en mensen uit de stad zelf. De

voorgenomen bezetting van Malang moest men, na al deze

ervaringen, achterwege laten. Daardoor bleven duizenden

ex-geïnterneerden en een nog groter getal Indische Neder-


landers en met ons verbonden Indonesiërs in het binnen-

land, ineen bedreigde positie, vastzitten.

In die eerste maanden waren de vraagstukken, waarvoor

wij stonden, zo onverwacht, overstelpend en dikwijls


ontstellend, dat het slechts mogelijk was telkens naar de

gegevens van de dag te handelen en oplossingen te impro-


viseren. Het ergste was daarbij het gebrek aan ruimte in

een tijd, waarin tienduizenden mensen terecht en dringend


om een tehuis, om verzorging en om hereniging met hun
gezin en familie vroegen. Terwijl men met vaak voor het

werk slecht berekende krachten pogingen deed om enige


orde te verkrijgen en aan die allereerste behoeften te

voldoen, werden de getroffen of voorgenomen maatrege-


len telkens doorkruist door noodevacuaties, zoals die van

ex-geïnterneerden uit Semarang en Soerabaia en van ex-

krijgsgevangenen uit Saigon, waardoor de verspreiding


weer ingewikkelder en de verwarring weer groter werd.
Velen redden bij deze massale uittochten het leven, maar

verloren het laatste beetje have en goed, dat zij nog had-
den; zij raakten tot in Ceylon en Bangalore in India ver-

strooid.

Buiten Indonesië, betrekkelijk goed verzorgd, doch

geestelijk inde grootste moeilijkheden door de afzonde-


ring en de onbekendheid met het lot van gezinnen en

vrienden, leefden aanvankelijk nog 26.000 ex-krijgsge-


vangenen verspreid over Manila (waarheen zij uit de

kampen in Japan en Formosa waren overgebracht),


Saigon, Siam, Singapore en Rangoon. Er was bijna geen

transport en op Java en Sumatra geen ruimte om hen op

101
te nemen, terwijl ook Borneo en de Grote Oost nog maar

weinig konden bergen. Bovendien was althans in Siam en

Singapore de voedingspositie veel beter en gemakkelijker


dan in Nederlandsch-Indië.

Een beperkt aantal mensen, van wie men hopen mocht,


dat zij na een kort rehabilitatieverlof tot werken in staat

zouden zijn, werd naar Australië en Nieuw Zeeland ge-

ëvacueerd; de evacuatie van hen, die langduriger rust

nodig hadden, zou naar Nederland geschieden, doch kon


eerst in November onder de grootste moeilijkheden aan-

vangen.

Ik zal hier niet ingaan op de ontstellende bezwaren,


die aan het weder organiseren van het overheids- en

bedrijfsapparaat inde weg stonden en die bovendien nog

ernstig werden gecompliceerd, doordat de kampperiode


menige overlevende geestelijk had gedeprimeerd en van

sommigen, ook van hooggeplaatsten, eigenschappen had


onthuld, die een herstel in hun ambt onmogelijk maakten.

Wel was van belang, dat aanstonds een begin kon worden

gemaakt met de vorming uit de valide ex-krijgsgevangenen


vaneen nieuw K.N.I.L. (Indisch leger). De zelfverlooche-
ning en moed, waarmede deze mensen Nederlanders en

Indonesiërs hun militaire taak weer opvatten na jaren-


lange afsluiting onder de meest weerzinwekkende omstan-

digheden, kunnen niet genoeg v/orden geprezen en hebben

ons middelen verschaft om veilige toestanden te scheppen


overal, waar dat in die eerste tijd met beperkte krachten
mogelijk was.

De Indische Regering moest voorlopig de constructie

behouden, die zij krachtens Staatsblad D. 65 had gekre-


gen. Het herstel vaneen Raad van Indië was onder deze

omstandigheden uitgesloten, om vaneen Volksraad niet

te spreken. Aan de Vice-President, die velen inde kamp-


tijd tot steun was geweest en de overgebleven leden van

de Raad van Indië werd derhalve op hun verzoek eervol

ontslag verleend. De besten van de hoge bestuursamb-

tenaren waren, op één uitzondering na, gestorven of ver-

moord. Van de vroegere departementshoofden, voor zover

102
die in Indië waren achtergebleven, was slechts een enkele

inleven en tevens in staat arbeid weer op te vatten, doch


het getal kon al spoedig worden aangevuld met anderen,
die tot onmiddellijke arbeid capabel bleken. Nadat ook

de te Brisbane achtergebleven zaken aldaar ge-


groep de

liquideerd had en overgekomen was, bestond de Raad van

Departementshoofden, voor zoveel de burgerlijke departe-


menten betreft, uit Dr. Idenburg (Directeur Kabinet),
Mr. Blom (Justitie), de heer Götzen (Financiën), Dr.

Hoven (Binnenlands Bestuur), de heer Kerstens en daarna

Dr. Koets (Onderwijs en Eredienst), Mr. Van Hoogstraten


(Economische Zaken) en Ir. Warners (Verkeer en Wa-

terstaat). Daarnaast traden als algemene adviseurs afwis-

selend op de heer Vander Plas, Raden Abdoelkadir

Widjojoatmodjo, de Assistent-Resident Vander Velde en

Graaf Van Bijlandt, die in November als vertegenwoor-


diger van de Minister van Buitenlandse Zaken aan mij
werd toegevoegd. Ook werd belangrijk werk verricht,
zowel op politiek als op administratief gebied, door Prof.
Baron van Asbeck, die tweemaal een aantal weken te

Batavia vertoefde. In Borneo en de Grote Oost moest het

werk grotendeels aan het initiatief en inzicht van plaat-


selijke bestuurders worden overgelaten, die zich over het

algemeen uitstekend van hun buitengewoon moeilijke taak

hebben gekweten. Uit deze opsomming kan overigens


blijken, dat vaneen uitsluitend bewind door mensen uit

Brisbane geen sprake was.

Een bijzonder moeilijk proces vormde de uitschifting


van ambtenaren inde bovenste laag, vooral toen de vroe-

ger gedachte methode van, zij het soms zeer tijdelijke,


herplaatsing inde oude functie voor allen, die zich niet
misdragen hadden, niet doorvoerbaar bleek. Het kon niet
altijd even zorgvuldig geschieden te midden van de krank-

zinnige opeenhoping van mensen en met het nog uiterst

zwakke en overwerkte administratieve apparaat, doch ik

geloof niet, dat ten slotte ernstige vergissingen zijn be-


gaan, al was het voor sommigen moeilijk te beseffen, dat
ook normaal gesproken hun tijd van gaan gekomen was.

103
Dit was ook nodig om voor de iets jongeren die intus-

sen ook vier jaar ouder geworden waren een kans te

openen.

Bestond de overtuiging, dat een weg moest worden

gezocht tot de Indonesiërs, die in die eerste periode prak-


tisch met de rug naar ons toe stonden, de republiek in
haar eerste verschijningsvorm vertoonde daarvoor geen

zeer aantrekkelijk gelaat. Inde eerste plaatswas daar

de nog uiterst moeilijk te verteren figuur van Ir. Soe-

karno, die inde Japanse tijd met de hem eigen oratorische


overdrijvingen zich althans in zijn redevoeringen zo vol-

strekt achter Japan had geplaatst, dat hij wel de collabo-


1
rateur bij uitnemendheid moest schijnen .
Daar hij geen
reden had om bijzonder op Nederlanders en het Neder-

landse gezag gesteld te zijn, viel te verwachten, dat hij


ook nu bij de verdediging van de republiek tot excessen

zou komen, waartoe zijn redenaarstalent en zijn grote ge-

voeligheid voor hetgeen een gehoor kan meeslepen en op-

zwepen, hem licht konden verleiden. In ieder geval was

van hem geen directe tegenactie te verwachten, die zijn


populariteit zou hebben geschaad. Bovendien moesten ook

de zucht naar vertoon en het irrationele in zijn karakter

afstotend werken op allen, die in beginsel reeds afwijzend


of vijandig tegenover hem stonden. Daartegenover echter
hadden wij rekening te houden met het feit, dat hij door

de republikeinen ook door verstandige en gematigde


republikeinen als de onvermijdelijke voorganger aan-

vaard en door vele jongeren en eenvoudigen bewonderd

en vereerd werd. Inde staatkunde van revolutionnaire

tijdperken kan men nu eenmaal de menselijke waarde van

leiders niet altijd toetsen aan normale maatstaven en uit

later gevonden documenten is wel gebleken, dat ook bij

1
In September 1948 zou de propaganda van de communisti-

sche rebellen tegen de republiek, onder leiding van Moeso,

hem alles verwijten, wat inde hier besproken periode hem

van Nederlandse zijde werd verweten.

104
al zijn afkeurenswaardige handelingen het streven naar

een onafhankelijk Indonesië hem steeds heeft bestuurd.

Overigens was, zoals gezegd, de republiek in haar top


Het eerste kabinet telde
geen aantrekkelijk gezelschap.
vele zwakke en duistere figuren, onder wie mensen als

Mr. die achtereenvolgens been in ieder


Soebardjo, een

wier verleden met tal


kamp hadden gehad en van wan-

daden was besmet.

Niemand aan onze zijde kon zich dan ook veel voor-

stellen van overleg met deze groep, doch bij zorgvuldige


overweging moest het inde gegeven omstandigheden

juister worden geacht het contact niet geheel af te wijzen,


omdat alleen daardoor de mogelijkheid of onmogelijkheid
kunnen worden bewezen. In
van overeenstemming zou

de wereld van die dagen had nu eenmaal de sensationele


de groot aantal reacties te
stichting van republiek een

haren gunste opgewekt en zou men ineen volstrekte

ieder contact redenen


afwijzing van om van persoons-

waardering, vooral wanneer dat contact van de andere

zijde werd gezocht, niets anders hebben kunnen zien dan


een vooropgezette wil om de oude gezagsverhoudingen
te herstellen.

Daarom heb ik ook toen gemeend zulk een eerste con-

tact niet telnbeten weigeren en het, na mijn mededeling,


dat ik ineen onderhoud met Ir. Soekarno weinig heil

aan de republikeinen te moeten overlaten, of hij


zag,

daaxbTf aanwezig zou zijn of niet.

Deze bespreking vond plaats op 23 October ineen daar-

de woning de Britse
toe vrijgemaakt paviljoen van van

Soekarno verscheen inderdaad ook


opperbevelhebber. en

bij deze eerste ontmoeting, die overigens niet anders was

buiten-
dan een algemene verkenning, deed zich die voor

dat
landers altijd paradoxale omstandigheid voor, over

de gehele bespreking een sfeer van gemoedelijkheid en

oude relatie lag. Er is nu eenmaal inde verhouding tussen

Nederlanders en Indonesiërs, voor zover zij elkander

kennen, een gezamenlijke grondslag voor waardering en

kan
begrip, die geen oorlog en geen revolutie weg vagen.

105
Deze ontmoeting met Soekarno, die wel zeer in strijd
scheen met de instructies uit Den Haag om niet met hem
1
te onderhandelen verwekte grote beroering in Neder-
,

land. Zo scherp was de reactie, dat de Regering het nodig


achtte om zonder verder overleg deze stap via de pers te

desavoueren. Later is deze opwinding gezakt en begon


men de reële onmogelijkheid in te zien om, zoals de heer

Thio Thiam Tjong dat later zeide, „wel met de procuratie-


houder, maar niet met de patroon te willen spreken”.
Was het duidelijk genoeg, dat Soekarno en zijn eerste

kabinet sterk onder de invloed stonden van de extremis-

tische jeugdbeweging en weinig zouden doen om aan de

steeds verder voortgaande opwinding een grens te stellen,


inde daaropvolgende weken voltrok zich een soort vreed-

zame staatsgreep, die meer perspectief opende.


De republikeinse regering had, als een soort voorloper
vaneen parlement, een comité samengesteld van ruim
2
honderd personen waaruit zich inde laatste dagen van
,

October een werkcomité vormde onder voorzitterschap


van Soetan Sjahrir. Dit werkcomité nam weldra zulk een

aandeel inde leiding van zaken, dat op 14 November een

geheel nieuw kabinet ontstond, waarvan Sjahrir de pre-

mier werd en waarin geen of nagenoeg geen mensen van

twijfelachtig allooi werden opgenomen. Hoe deze plotse-


linge overgang te verklaren viel, is nog steeds niet geheel
duidelijk; waarschijnlijk is een reactie van de wat oudere

en kalmere elementen in en buiten het KNIP, die inde

steeds verdergaande verwildering van de jeugd ook voor

zichzelf een ernstig gevaar moesten zien, daarvan één van

i Er was geen sprake van onderhandelen en evenmin vaneen

uitnodiging mijnerzijds om met hem te spreken. De weigering


om hem te zien zou in die tijd ieder contact onmogelijk hebben

gemaakt. Dat een verminkt aangekomen telegram bij mij de

indruk wekte, dat de bezwaren van Den Haag niet meer zo

absoluut waren, zij hier slechts aangetekend.


2
Het Komité National Indonesia Poesat (K.N.1.P., het Cen-

trale Nationale Indonesische Comité).

106
de geweest, naast afkeer collaborateurs
drijfveren van

inde slechte zin.

Bovendien echter hebben ook de verdere daden van

Sjahrir medewerkers bewezen, dat hij, met hand-


en zijn
having vaneen republikeins standpunt, de samenwerking
met Nederland wenselijk en noodzakelijk achtte en aan

die overtuiging ten slotte zijn positie heeft vastgeknoopt


en toen het niet langer ging opgeofferd.

Op 6 November werd met instemming van de Neder-

landse Regering een verklaring gepubliceerd betreffende


de doelstellingen van de Nederlandse- politiek, waarvan

de hoofdpunten in Bijlage IV zijn vermeld. Deze verkla-


ring leed echter nog ernstig aan de gebreken van vaag-

heid in het kardinale punt van de vorming vaneen Indo-

nesische staat, en langademigheid betreffende allerlei

toen
bijzondere maatregelen, waarvan men nog een aan-

trekkende werking op het Indonesisch nationalisme ver-

wachtte.

Op 17 November had ten slotte de eerste, min of meer

formele bespreking tussen de Indische Regering en het

kabinet-Sjahrir plaats onder voorzitterschap van Gene-


raal Christison en in het bijzijn van de heer Dening. De

bespreking leverde voorlopig niets op, daar de republi-


keinen nog in geen enkel opzicht gereed waren met de

formulering van hun standpunt en hun verlangens.


Achteraf is duidelijk, dat dit ook niet kon. Het kabinet-

Sjahrir was nauwelijks gevormd en de grote beroering in


het binnenland nog in volle heftigheid aan de gang. Bo-

vendien was in die tijd de geleidelijke verplaatsing van het

republikeinse centrum naar Djokja begonnen, waardoor

die ongelukkige dubbelpoligheid van de republiek ont-

stond, die in Batavia, met de werkelijkheid voor ogen

en in dagelijks contact met hetgeen Nederland deed, een

veel redelijker standpunt kon innemen en ook innam dan

inde geïsoleerde droomwereld van Djokja mogelijk zou

blijken.

107
HOOFDSTUK IV

VAN DE HOGE VELUWE OVER MALINO

NAAR LINGGADJATI

Tussen het kolkende water vaneen geweld-

politiek, waarvoor in Nederland onder aanvoering van

„Indië in Nood” heftige stemmen dooreen klonken en de

bandjir van terreur, die door geëxalteerde jeugdgroepen


en gewapende rovers in en buiten de republiek werd ont-

ketend, was in November 1945 het dijkje van samenwer-

king uiterst zwak en drassig. De dijkwacht zou noodge-


dwongen nog geruime tijd opgedragen blijven aan een

vreemdeling, die daarbij het risico van eigen ongelukken


en offers, begrijpelijkerwijze, zoveel mogelijk wenste te

beperken. Het materiaal voor versterking van deze van

beide zijden bedreigde wering werd slechts langzaam en

met terughoudendheid beschikbaar gesteld en geen mens

kon voorzien, hoe en waar die versterking het beste

resultaat zou kunnen hebben.

De eerste moeilijkheid voor Nederland lag inde keuze


tussen een politiek, die, uitgaande vaneen voorafgaand
herstel van het oude, slechts stapje voor stapje de nieuwe

verhouding zou omschrijven en verwezenlijken en een

beleid, waarbij in grote trekken het einddoel aanstonds


kon worden gesteld. Bij het grote en algemene gebrek aan

kennis van de veranderingen inde wereld in het algemeen


en van Indonesië in het bijzonder, moest men daarbij
verwachten, dat de stem der „oudgasten” het geluid van

andere groepen aanvankelijk sterk zou overklinken en

dat men daartegenover slechts aarzelend die beslissingen


zou durven nemen en openbaren, welke de omstandigheden
en de geschiedenis onverbiddelijk voorschreven. Bovendien
konden wij niet al aanstonds de toekomst in concrete

vormen schetsen, daar wij met een samenspel van krachten

te maken hadden, waarvanwwide sterkte nauwelijks be-


seften en de richting maar zeer ten dele konden bepalen.

108
Het moeilijkste in deze geschiedenis lag inde voortduren-

de veranderingen van het beeld, die op een afstand vrijwel


niet konden worden gevolgd en gewaardeerd. Zodoende
bewogen zich de zaken in Indonesië in telkens elkaar op-

volgende situaties, waarvan Nederland zich slechts van

tijd tot tijd en dan nog gebrekkig rekenschap kon geven.

Op die ogenblikken mocht gedurende enkele weken het

inzicht aan beide zijden beter samenvallen, maar al gauw

ontsnapte daarna weer de beweeglijkheid van het Indo-

nesische schouwspel aan de statische beschouwing van

Den Haag.
Een bijzonder bezwaar in deze periode lag in het ontbre-

ken vaneen werkelijk vertegenwoordigend parlement in

Nederland. De aangevulde StateiuGeneraal dateerden in

grote meerderheid van 1937, terwijl het ministerie wèl be-


stond uit mensen van ontwijfelbare progressieve stempel,
maar noch in gesloten en geordende regeringspartijen,
noch ineen langdurige regeringservaring de nodige steun
bezat.

In Indonesië waren met de Japanse capitulatie en de

daarop volgende wetteloosheid alle destructieve krachten


ontketend. Ontketend echter onder een gezamenlijke, rood-

witte vlag en een gezamenlijke leus van 100% merdèka


(vrijheid of onafhankelijkheid) en haar eenheid zoekende

ineen blindelings opgezweept verzet tegen iedere beïnvloe-

ding van buiten; inde praktijk vooral tegen Nederland en

de Nederlanders. Slechts de kleine groep, die zich om het

Kabinet-Sjahrir had verzameld, kwam hiertegen in verzet


en trachtte redelijker inzichten veld te doen winnen en in

praktijk te brengen. Men moet de massale opwinding, die


o.a. tot uiting kwam inde fanatieke strijd tegen onze

bondgenoten in Soerabaia, hebben meegemaakt en aan-

gevoeld, om te begrijpen hoeveel moed, maar ook hoeveel

geduld nodig zou zijn om die taak te verrichten en hoe

zwak de kansen schenen, dat Sjahrir en de zijnen daarin

zouden slagen.
Daartussen en in formeel en feitelijk gezag daarboven
stond de Britse opperbevelhebber met zijn in hoofdzaak

109
Indische troepenmacht. Het kwaad vaneen te laat ko-

mende en te aarzelende herbezetting was toen reeds

onherstelbaar. Vooral de grote hoeveelheid door de Japan-


ners inde steek gelaten of overgedragen, of wel op hen

veroverde wapens en munitie, bevond zich al inde handen


van die verschillende, onverantwoordelijke strijdgroepen
benden, wier bedreiging en geweld de tot een
en weg

volledig vreedzame oplossing zouden blijven versperren,


zolang die wapens haar niet waren ontnomen en de
gezags-

organen van de overheid welke die overheid zijn mocht

gedisciplineerd en geregeld zouden kunnen optreden.


Doch ook bij hetgeen onze bondgenoot nog wèl kon

doen, traden weifelingen en zwakheden op, die haar ver-

klaring vonden inde groeiende tegenzin om partij te

worden in het Indonesisch conflict en verliezen te lijden


ten behoeve van dit vreemde land. Daarbij waren de druk

vaneen in zeer simplistische termen denkende wereld-

opinie, die van politiek en economisch uiterst moeilijke


situatie, waarin de Britse labourregering zich bevond en

die van de steeds toenemende partijschap voor de repu-


bliek in India en andere Aziatische landen even zoveel

remmen tegen snel en gedecideerd handelen.


Als gevolg hiervan werd aanvankelijk zelfs aan de

ernstige onveiligheid inde bezette plaatsen geen einde

gemaakt en hield men angstvallig rekening met iedere

werkelijke of zelfs maar mogelijke reactie in het repu-


blikeinse kamp.
Het was echter uitgesloten, dat Nederland ten opzichte
van Indonesië de weg van liquidatie en abandonnering
zou inslaan. De materiële kracht mocht ons op dat ogen-

blik nog ontbreken, ik geloof niet, dat in enige groep onze

verantwoordelijkheid voor het herstel van geordende


toestanden, juist ten behoeve van de nieuwe Indonesische

staat, werd ontkend of vergeten. Zo bleef het voorlopig


uitermate moeilijk ons, zonder behoorlijke afweermiddelen,
staande te houden ineen aan alle kanten aangevallen
stelling, terwijl de voortdurende geweldplegingen scherpe
hartstochten opwekten en voor het teleurstellend verloop

110
van de vrede door bijna iedereen schuldigen en zondebok-
ken werden gezocht.
Na de eerste bijeenkomst met Sjahrir en de zijnen op
17 November, die in het vorige hoofdstuk is vermeld,
werd het ook voor onze bondgenoten duidelijk, dat van

een werkelijk overleg nauwelijks sprake kon zijn, zolang


daarvoor geen veilige sfeer geschapen was. De ontvoe-

ringen, de roof- hielden in Batavia


en moordpartijen en

elders aan en slechts met de uiterste zelfbeheersing kon

worden voorkomen, dat wilde botsingen op grote schaal


plaats vonden, waardoor een vredestichting voor jaren,
zo niet voorgoed onmogelijk zou zijn geworden.
In dezelfde periode werd de verhouding tot de Britten
nog verscherpt door hun weigering om de troepen, die

uit Nederland begonnen aan te komen en verschillende

onderdelen van het K.N.1.L., die intussen waren gevormd,


op Java toe te laten. Er was een doorlopende wrijving
daarover, die bovendien tot gevolg had, dat met sommige
onderdelen, zoals de mariniersbrigade, op niet goed te

verantwoorden wijze werd gesold. Aangezien tegelijkertijd


aan het herstel van ordelijke toestanden inde bezette

plaatsen weinig of niets werd gedaan, kon een toenemende

opwinding aan Nederlandse kant niet uitblijven.


Wel is achteraf gebleken, dat de tijdelijke onderbrenging
in Malaya vaneen deel van de sinds November arriveren-

de oorlogsvrijwilligers op zichzelf het gunstige gevolg


had, dat deze troepen zij het met enige vertraging
een acclimatiseringsproces konden doormaken en beter

konden worden geoefend en uitgerust. Er ontbrak in het

begin nog zeer veel aan dit alles en de hulp, die daarvoor
van Britse zijde werd ondervonden, kan slechts op prijs
worden gesteld. Op het ogenblik zelf echter hadden deze
rationele overwegingen weinig invloed op de algemene
stemming; integendeel, men was eer geneigd om opmer-

kingen over die onvoldoende oefening en uitrusting te

voelen als een gezochte en ongerechtvaardigde critiek op

onze jongens.

111
Ten slotte werd echter op 6 December 1945 te Singapore
overeenstemming verkregen met het Britse opperbevel
over de noodzaak om in West-Java een niet te klein ge-

bied zodanig van extremistische elementen te zuiveren,


dat verdere aanrakingen met de vertegenwoordigers der

republiek en met andere Indonesiërs niet langer door de

bestaande terreur zouden worden verhinderd. Daartegen-


over echter werd mede het besef duidelijker, dat de Ne-

derlandse Regering haar standpunt ten opzichte van de

Indonesische vrijheidswensen scherper en concreter zou

moeten formuleren, wilde men om het Nederlandse beleid

een Indonesische groep kunnen verzamelen, die voor rede-

lijke voorstellen belangstelling zou hebben en haar wan-

trouwen in onze bedoelingen zou kunnen afleggen.


Op dat ogenblik was de tijd rijp voor persoonlijk overleg
tussen de Indische Regering en de Regering in Nederland

en gezamenlijk met de Britse Regering, waartoe ik op

3 December naar Den Haag vertrok.


In Nederland, waar ik voor het eerst sinds het korte

bezoek in Februari 1945 terugkwam, viel mij bovenal op

het bijna volstrekte verschil van de sfeer, waarin men

daar en in Indië de dingen beleefde en de verhoudingen zag.


Dit was ook al vroeger een bekend verschijnsel, maarde

na-oorlogse omstandigheden hebben deze afstand sterk

vergroot en ieder, die in deze jaren op en neer ging, werd

daardoor getroffen en beïnvloed.

Ver van de onmiddellijke inwerking der gebeurtenissen


en van het samenspel van felle krachten, dat daaraan de
beweging gaf, was Nederland vooral geschokt door wat
het als een tekort aan rechtmatige waardering zag van

zijn meer dan vijf jaar volgehouden strijd en van de grote


dingen in zijn koloniaal verleden. Onze sterkste aandacht

en belangstelling zijn van nature naar binnen gericht en

de langdurige afsluiting had die houding eerder versterkt

dan verzwakt. De omwentelingen, door de oorlog en

Japanse bezetting in Indonesië teweeg gebracht, kon men

zich nauwelijks voorstellen, terwijl daartegenover de revo-

112
lutionnaire oprichting van de republiek en de aarzelende

steun van onze bondgenoten, om niet te spreken van het

tragisch lot van vele Nederlanders in Indonesië, sterke

sentimenten wakker riepen.


Daarbij kwam, dat de laatste consequentie van onze

vroegere politiek, het ontstaan vaneen Indonesische staat

naast Nederland, inde voorafgaande periode nimmer was

doordacht en zeker niet tot een geijkte voorstelling in

ons volksleven was geworden.


Bovendien kent men nu eenmaal in het moederland een

groot gewicht toe aan wat de uit die gewesten terugge-

keerde Nederlanders vaneen oudere generatie omtrent

de zaken van het Koninkrijk over zee denken en zeggen.

Zij toch zijn de deskundigen en hun oordeel over mensen

en verhoudingen draagt het merk van eigen ervaring.


Deze groep als zodanig echter is de niet zeldzame

uitzonderingen daargelaten politiek als regel een ge-

slacht ten achter en zij moest in deze periode wel met

bijzondere felheid haar critiek op de onverwachte gebeur-


tenissen en het geheel nieuwe beleid tot uiting brengen.
Voor haar was al dat gepraat over onafhankelijkheid en

deelgenootschap zo al niet onzinnig, dan toch gegrond


op een toekomstidealisme, waarvoor zij in haar koloniaal

verleden geen voldoende gronden van rechtvaardiging kon

vinden. En het viel gemakkelijk om de individuele ellende,


door Nederlanders ondervonden en de extremistische

terreur, die op de Japanse overgave was gevolgd, als

thema aan te grijpen voor een scheldcampagne, die niets

niemand ontzag waarin ieder


en en onderscheidingsver-
mogen tussen werkelijkheid en verbeelding scheen zoek-

geraakt.
Tegenover deze opwinding stond de regering vrij zwak,
omdat de eerste verkiezingen nog moesten worden gehou-
den en grote onzekerheid heerste omtrent het politieke
beeld, dat zij zouden opleveren. Bovendien kon zelfs deze
in nieuw beleid
groep van wezen voor een zeer openstaan-
de en zeer vatbare mensen niet geheel ontsnappen aan de

voorzichtige zorgelijkheid, waarmede iedere Nederlander

113
van nature een politieke vernieuwing en een koerswijzi-
ging in grote stijl beziet.
In het overleg met het Ministerie-Schermerhorn was

echter een gemeenschappelijke grondslag voor dat beleid

zonder te veel moeilijkheid te vinden, al bleef het verschil

tussen Indische voortvarendheid en Nederlandse bedacht-

zaamheid bestaan. Men zag, dat het hoofdpunt niet was

het verkrijgen van overeenstemming en zeker riiët van

overeenstemming tot iedere prijs met de republiek,


maar het formuleren vaneen doelstelling, die in het beste

deel van de Indonesische samenleving vertrouwen en me-

dewerking kon tevoorschijn roepen. Men begon ook te

begrijpen, dat de betekenis van de republiek veel minder


lag in haar organisatie en haar daden dan wel in het feit,
dat zij ook voor niet-republikeinen de eerste concrete

uiting was van het streven naar een eigen natie en een

eigen plaatste midden van de volkeren inde wereld. En

ten slotte werd het in deze overleggingen helder, dat de

principiële stap, waartoe men besluiten moest, de voor-

waarde was voor het behoud van die bijzondere verhou-


ding tussen Nederlanders en Indonesiërs, welke Indonesië
een geheel eigen plaats inde Aziatische wereld doet in-
nemen.

Zo werd in die dagen van December 1945 en Januari

1946 het gemeenschappelijk inzicht bereikt, dat men in-

derdaad het recht van Indonesië op onafhankelijkheid


moest erkennen/ maar dat tegelijkertijd de weg moest

worden aangegeven, waarlangs dit recht op zelfbeschik-


king kon worden verwezenlijkt en aan het einde waarvan 3

tevens het duurzame samengaan van beide landen kon

worden bereikt. Dat met dit doel voor ogen ook de po-

gingen dienden te worden voortgezet om met de bezadigde


en constructieve elementen inde republiek tot organieke
samenwerking te geraken, leed eveneens geen twijfel meer.

Het kan echter niet gezegd worden, dat daarmede deze


beginselen reeds in het Nederlandse politieke leven

algemeen waren aanvaard. Weliswaar hebben de Staten-

Generaal van die tijd het Ministerie-Schermerhorn nim-

114
mer het vertrouwen opgezegd, maar het werd evenmin in

voldoende mate gegeven om de regering de handen zo

vrij te maken, dat zij binnen de algemene lijnen naar be-

vind van zaken kon verder gaan. Reeds dadelijk bleek dit

gebrek aan vertrouwen, toen omtrent Kerstmis een samen-

komst in Engeland plaats vond met de Britse Regering


en daarbij de opgestelde formulering van het beleid werd

besproken. Op zichzelf lag dit voor de hand, immers onze

bondgenoot verschafte ons nog steeds in Indonesië de

onmisbare steun van zijn strijdkrachten en kon er aan-

spraak op maken, dat die strijdkrachten niet enkel als


blinde werktuigen van de Nederlandse Regering werden

aangewend, doch dat ook hij zijn oordeel over het uitge-
stippelde programma zou kunnen vormen. Het was een

niet weg te werken element inde situatie en moest daarom

gebeuren vóór de mededeling aan de volksvertegenwoor-


diging van de resultaten, waartoe de regering was geko-
men. Dit werd echter door de Staten-Generaal, die van

hun vertegenwoordigend karakter niet al te zeker meer

konden zijn, maar die mischien juist daarom te naijveriger


waren op hun zeggingschap, maar matig gewaardeerd.
Ook de uitzending vaneen commissie van Kamerleden,
die dooreen op 16 Januari aangenomen motie-Van Poll

werd verlangd, gaf van dit gebrek aan vertrouwen blijk.


De commissie zelf, waaraan de linkse partijen geen deel

wilden nemen, bereisde Indië in Maart. Haar rapport


leverde wel een bijdrage tot de kennis van het bestaande

onbehagen en van de rondgaande geruchten, maar niet

tot de oplossing van het staatkundige probleem.


Inde met Premier Attlee, Minister
bijeenkomst van

Buitenlandse Zaken Bevin, de Chef van de Imperiale


Generale Staf Sir Alan Brooke en anderen bleken ten aan-

zien van onze politieke doelstellingen geen moeilijkheden


van betekenis te bestaan. Anders echter , was het met de

geprojecteerde veiligheidszone, welk denkbeeld weliswaar

door de Britse Regering was aanvaard, doch waarvan de

verwezenlijking bleek en verder zou blijken af te stuiten

115
middelen 1 de nog steeds overheersende
op gebrek aan en

vrees voor ernstige botsingen met de republiek. Als gevolg


hiervan bleef de toestand in dit opzicht halfslachtig, al
werd inde volgende maanden het bezette terrein om

Batavia en elders wel wat uitgebreid en de orde langza-


merhand met iets meer kracht hersteld.

Bovendien hadden deze gevoelens van onmacht en aar-

zeling Generaal Christison er toe gebracht om de repu-


blikeinse autoriteiten te benaderen met het voorstel, dat

zij de nog in het binnenland vertoevende Japanse strijd-


krachten naar de kust zouden doen geleiden, evenals de
rond 35.000 overgebleven Nederlanders, Indische Neder-
landers en niet-republikeinse Indonesiërs 2
.
Hierdoor was

men met de erkenning van het republikeinse gezag weer

een stap verder gegaan, terwijl nog steeds de wettige


positie van Nederland in het schemerduister werd gelaten.

Toch deed het overleg ook in deze opzichten verbetering


verwachten. Bovendien bleek het inde
bedoeling van de
Britse Regering te liggen om een politieke vertegenwoor-
diger van de eerste rang naar Batavia te zenden inde

persoon van Sir Archibald Clark Kerr, die juist als ambas-
sadeur van Moskou naar Washington zou worden overge-

plaatst en tussen die bedrijven deze functie zou vervullen.

Nog moet hier worden vermeld, dat ook inde militaire


leiding in Indië verandering zou plaats vinden. Generaal
Christison zou worden vervangen door Luitenant-Generaal

Sir Montague Stopford; Luitenant-Admiraal Helfrich


verhuisde als bevelhebber der zeestrijdkrachten naar Den

Haag werd
en vervangen door Vice-Admiraal Pinke, ter-

wijl Generaal Van Oyen met pensioen ging en opgevolgd


worden door Luitenant-Generaal Bij
zou
Spoor. deze

0 Althans naar het oordeel de Britse


van bevelhebbers,
waarbij de voortdurende aarzeling om onze troepen toe te
laten een rol speelde.
2
) Onder deze laatsten waren vooral de gezinnen en ver-

wanten van Ambonnese en Minahassische K.N.1.L.-militairen

een belangrijke en kwetsbare groep.

116
laatste veranderingen werd tevens de functie van B. S. O.

opgeheven.
Met dit resultaat en met het versterkende gevoel van

een op grondige gedachtenwisseling berustende harmonie

tussen de gedachtengang van de Nederlandse Regering


en van de Indische kon ik inde tweede helft van Januari

naar Batavia terugkeren.


Was de toestand daar, in vergelijking met de tijd vóór
mijn vertrek, niet belangrijk veranderd en had Dr. Iden-

burg, die mijn functie gedurende mijn afwezigheid waar-

nam, tegen dezelfde onduidelijkheid in het Britse beleid


en dezelfde malaise in onze samenleving moeten kampen,
er was nu althans enig uitzicht op hernieuwde activiteit,
omdat de grondslagen daarvoor zo goed als het ging
waren besproken en vastgesteld.
De opstelling van de politieke richtlijnen werd vooraf
nog aan de indruk, die zij bij de voornaamste adviseurs

in Indië wekte, getoetst, waaruit de definitieve regerings-


verklaring van 10 Februari voortkwam, die ten aanzien
van het hoofdpunt als volgt luidde :

De Nederlandse Regering gaat bij Haar beleid ten aan-

zien van Indonesië uit van de overtuiging, inde rede van

Hare Majesteit van 6 December uitgedrukt inde


woorden: ,Jk weet, dat geen politieke eenheid en verbon-

denheid de duur kunnen blijven bestaan, die niet


op
gedragen worden door de vrijwillige aanvaarding en de

trouw van de overgrote meerderheid der burgerij”. Daarop


voortbouwend plaatst Zij zich op het standpunt, dat de

bevolking van Indonesië na een begrensde periode van

voorbereiding in vrijheid over haar staatkundig lot zal


moeten kunnen beslissen.

Zij acht het mitsdien Haar plicht, uit hoofde van de


Haar rustende en door Haar diep gevoelde verantwoor-
op

delijkheid, alles in het werk te stellen om zo spoedig


mogelijk de voorwaarden in het leven te roepen of tot

vervulling te brengen, die zulk een vrije beslissing moge-

lijk zullen maken en haar internationale erkenning zullen

117
verzekeren, daarmede tevens uitvoering gevende aan het

bepaalde in artikel 73 van het Handvest der Verenigde


Volken.

Zij is daarbij, zonder iets aan het inde aanvang gestelde


beginsel te kort te doen, Harerzijds overtuigd, dat ook

daarna het heil van het land en van de onderscheiden


volken van Indonesië zijn beste waarborg zal kunnen vin-
den inde vrijwillige bestendiging, naar de woorden van

Hare Majesteit, van „een rijksverband, waarin Nederland,


Indonesië, Suriname en Curagao tezamen deel zullen heb-

ben, terwijl zij ieder op zichzelf de eigen inwendige aange-

legenheden in zelfstandigheid en steunend op eigen kracht,


doch met de wil elkander bij te staan, zullen behartigen”.
Op grond van het voorgaande stelt de Nederlandse

met
Regering zich voor om, in overleg veelzijdig gekozen
gezaghebbende vertegenwoordigers van Indonesië, een

structuur te ontwerpen voor het Koninkrijk en voor Indo-

nesië, gebaseerd op een deelgenootschappelijke, democra-

tische grondslag.
Deze structuur zal gelden voor een begrensde tijdsduur,
binnen welke het mogelijk wordt geacht, dat de voorwaar-

den van de hierboven bedoelde vrije beslissing zullen zijn


vervuld. Aan het eind van die tijdsduur zullen de deelge-
noten zelfstandig beslissen omtrent de voortzetting hunner

betrekkingen de grondslag vaneen alsdan volledig en


op

vrijwillig deelgenootschap. Verschil van mening over de

vraag, of die tijdsduur alsnog behoort te worden verlengd,


voordat een vrije beslissing mogelijk is, zal worden onder-

worpen aan een verzoeningsprocedure of, zo nodig, aan

arbitrage.

In het vervolg van deze verklaring werden de hoofdpun-


ten aangegeven, die de regering als grondslag voor het

verdere overleg ten opzichte van dein eerste aanleg te

wilde kiezen. Zij ging daarbij uit


verwezenlijken ordening
van de vorming vaneen Indonesisch gemenebest, deelge-
noot in het Koninkrijk en samengesteld uit landen met

uiteenlopende graden van zelfregering. Daarbij werd ge-

118
dacht aan een Indonesische Regering, die zou bestaan uit

een volksvertegenwoordiging en een daarmede politiek


harmoniërend ministerie, met een vertegenwoordiger van

de Kroon als hoofd. Deze laatste zou slechts enige bijzon-


dere bevoegdheden behouden, ter waarborging van funda-

mentele rechten, goed bestuur en gezonde financiën en bij


de uitoefening daarvan verantwoordelijk zijn aan de Rege-
ring van het Koninkrijk. Die regering zou op haar beurt

gevormd worden uit vertegenwoordigers der rijksdelen en

verantwoordelijk zijn aan de volksvertegenwoordigingen


van die delen. En eindelijk werd een verzoek om toelating
van het Gemenebest Indonesië als lid van de Organisatie
der Verenigde Volken in uitzicht gesteld.
Ineen inleidende rede betreffende deze regeringsver-
klaring zeide ik nog:

De de Nederlandse Regering met betrek-


verklaring van

geleden de Staten-
king tot Indonesië, die enige uren aan

Generaal in Den Haag werd medegedeeld en die vandaag

wordt gepubliceerd, vertegenwoordigt een vernieuwing


inde betrekkingen tussen Nederland en Indonesië. Voor

de eerste maal inde geschiedenis van die betrekkingen


wordt een duidelijke doelstelling gegeven aan de politieke
ontwikkeling van Indonesië. Met erkenning van het zelf-
beschikkingsrecht voor de burgers van dit land geven de

voorstellen een duidelijke en practische weg aan naar de-

mocratische vrijheid.
de vernielde
Een overgangstijdperk, noodzakelijk om

economie van dit land te herstellen en de opbouw vaneen

natie te voltooien, zal moeten worden bepaald. Indien het


onvoldoende blijkt, zal over de verlenging beslist worden
in overeenstemming tussen Nederland en Indonesië of,
indien zulk een overeenstemming niet wordt bereikt, door
de uitspraak vaneen onpartijdige derde. Aan het einde

dit overgangstijdperk zal Indonesië geheel vrij zijn


pan

over zijn staatkundige toekomst te beslissen.

De Nederlandse Regering meent door het formuleren


van deze voorstellen in overeenstemming te handelen

119
zowel met het politieke inzicht van de grote meerderheid
der Nederlandse bevolking als met de wereldopinie, die
werd uitgedrukt in artikel 73 van het Handvest der Ver-

enigde Volken. Zij wenst geen enkel deel van de zware

verantwoordelijkheid te ontwijken, die de geschiedenis op


de schouders van Nederland heeft gelegd met betrekking
tot Indonesië. Evenmin echter wenst zij enige twijfel te

laten omtrent haar erkenning van het streven der Indo-

nesische bevolking naar gelijkwaardigheid en zelfstandig-


heid als natie.

Vele details zullen moeten worden besproken en aange-

vuld; vele vragen zullen antwoord behoeven; vele onder-

delen zullen moeten worden verduidelijkt. Maarde alge-


mene beginselen zijn helder. Zelfbeschikking en onafhan-
kelijkheid hebben een stevig fundament nodig in deze

moeilijke dagen. Mijn Regering acht het haar eerste plicht


de bevolking van Indonesië bij te staan in het herstel, de
constructie en de bevestiging van dat fundament.

De keuze voor het Indonesische volk en zijn leiders is

ernstig, doch eenvoudig in haar hoofdtrekken. Zij ligt


tussen „zelfbeschikking in onze tijd”, na een periode van

constructieve samenwerking en met de best verkrijgbare


garantie voor een blijvende structuur van hun land, of de

voortzetting vaneen vruchteloze en verwoestende burger-

oorlog. Een zelfregerende natie kan niet worden gebouwd


op armoede, ondervoeding en economische verspilling. Zij
kan niet worden gehandhaafd met werktuigen, die ver-

sleten en verouderd zijn. Zij kan geen erkenning vinden,


zolang de levens van onschuldige mensen worden bedreigd,
minderheden worden geterroriseerd, vrijheid van mening
en woord wordt onderdrukt en het vertrouwen ontbreekt,
dat de grondslag moet zijn haar met de
van verbindingen
buitenwereld.

Aangezien bij het heersende wantrouwen aanleiding bleek


te bestaan voor een nadere verduidelijking, werd deze op

120
slechts één alinea moge
22 Februari gegeven, waaruit ik
aanhalen:

Dat voor Indonesië als interne structuur de vorm vaneen

gemenebest is gekozen, ligt aan de feitelijke verhoudingen,


zoals ieder objectief beoordelaar die moet erkennen. Er

dient een evenwicht te worden gezocht tussen regionale


autonomie en centraal gezag, wil men voorkomen, dat de
spanningen tussen het geheel en de onderdelen een vreed-

zame ontwikkeling verstoren. Doch ook hierbij staat de


bedoeling voorop om de eenheid van Indonesië als natie

zo krachtig mogelijk te bevorderen, waartoe juist een

redelijke vrijheid der delen belangrijk kan bijdragen.

Dit denkbeeld vaneen federale staat was reeds vóór het

ineen
overleg in Nederland opgekomen. Ik vind daarover
nota van 25 November 1945:

Om echter de bestaande verdeeldheid (met name is hier

bedoeld die tussen Java en de Buitengewesten) niet op

zodanige wijze te verwerken, dat men daarin een poging


tot het uitspelen van het ene gedeelte tegen het andere

de constructie Indonesië wellicht het best


ziet, zal van

gevonden kunnen worden ineen soort Indonesisch ge-

menebest of Verenigde Staten van Indonesië, waarbij


voorop staat de uiteindelijke doelstelling, nl. het tot stand

brengen vaneen zelfregerend land.

Hiermede was inderdaad een keerpunt bereikt; van dit

ogenblik af kon omtrent de doelstelling van ons beleid

geen twijfel meer bestaan, al zou die nog vaak genoeg en

van verschillende zijden worden geuit. Zowel het uitein-

delijk zelfbeschikkingsrecht van de Indonesische natie als

de verantwoordelijkheid van Nederland bij de opbouw


daarvan en het streven naar een duurzaam samengaan,

was in deze verklaring vervat.

Intussen was op 2 Februari Sir Archibald Clark Kerr te

121
Batavia aangekomen werd weldra met het
en overleg
begonnen, dat tot hervatting van de besprekingen met het

Kabinet-Sjahrir zou moeten leiden. In deze besprekingen


heeft de zeer bekwame en scherpzinnige Britse ambassa-
deur een belangrijke rol gespeeld, al berustte het resultaat

zelf op denkbeelden, die aan Nederlandse en Indonesische


zijde werden gevormd en in beschouwing genomen. Van
alle buitenlanders, die zich met het vraagstuk hebben

beziggehouden, zag hij de werkelijkheid het scherpst, ter-

wijl hij tevens er in slaagde de sympathie van beide par-

tijen te winnen en te behouden en daardoor tot de gedach-


tenwisseling, als een onpartijdig gastheer, een essentiële

bijdrage te leveren. Inde door hem gevolgde procedure


verloor hij nimmer de situatie uit
wettelijke het oog,
zonder nochtans de feitelijke toestand te miskennen.
Het duurde geruime tijd vóór de besprekingen begonnen.
Eerst langzamerhand hebben wij, door nader aan het licht

gekomen feiten, leren inzien, met welke felle en onbe-


heerste weerstanden Sjahrir en de zijnen in Djokja te

kampen hadden. Inde laatste dagen van Februari en de


eerste van Maart moest hij enige malen met ontslag drei-
gen, voordat hij de handen voldoende vrij kreeg om tot

werkelijke besprekingen te kunnen overgaan en concrete


voorstellen te kunnen doen. Men moet zijn werk in die
maanden vooral zien tegen de achtergrond van voortdu-
rende bedreiging met terreur en vaneen toenemende

vervreemding in Djokja de buitenwereld.


van Sjahrir heeft
zeer bepaald een overeenstemming gewild en is eerst, toen
de verwachte steun vaneen spoedig en sprekend succes
hem op de Hoge Veluwe ontviel, die steun gaan zoeken,
die hem in het buitenland werd
waar geboden, alsmede
in steeds verder gaande eisen betreffende de erkenning
van de republiek.
Achter hem stonden vooral de min of meer socialistisch
getinte groeperingen en een aantal meer bedachtzame of
realistische intellectuelen. De oppositie, ofschoon in Ja-
nuari 1946 op initiatief van de communist Tan Malakka

verenigd ineen Eenheidsfront voor de Strijd (Persatoean

122
vormde gesloten blok; de daarin
Perdjoeangan), geen

verenigde communisten (P.K.1.), burgerlijke extreme

orthodoxen (Masjoemi), als-


nationalisten (P. N. I.) en

de
mede de wilde vechtclubs, die de leiding van demagoog
Soetomo volgden, werden onderling door verschil van

instelling en persoonlijke rivaliteiten te zeer uiteengehou-


kunnen Het tweede
den om de leiding te overnemen.

Kabinet-Sjahrir kon daardoor, met de steun van Soekarno,


het werk op 12 Maart voortzetten.

ander
Voordat de besprekingen begonnen, was nog een

pijnlijk vraagstuk totoplossing gebracht. Reeds spoedig


na de komst van Clark Kerr kwamen hij en de Britse

militaire bevelhebbers tot de overtuiging niet alleen, dat


de tot die tijd in Malaya opgehou-
de landing op Java van

den Nederlandse troepen onvermijdelijk was, maar ook,

dat een verder uitstel onverantwoord moest heten, indien

de taak de Britse strijdkrachten zouden overnemen.


zij van

werd besloten deze vervanging duidelijk de


Daarbij aan

republikeinen uiteen te zetten, ten einde ieder misverstand

daaromtrent, met het oog op de komende besprekingen,


te vermijden. Bovendien werd hierdoor een eind gemaakt
die in Djokja veld had gewonnen, dat
aan de opvatting,
men gerust zijn tijd kon afwachten, omdat de Nederlandse
troepen niet zouden worden toegelaten en de Britse toch

zouden verdwijnen. Van 9 Maart af had het binnenkomen

van onze mensen en de geleidelijke vervanging van de

Britse en Indische strijdkrachten verder regelmatig plaats.


Ernstige reacties heeft dit alles niet gewekt, zoals van

onze zijde voorspeld was. Natuurlijk kwam er een formeel

protest van de republiek, doch daarbij bleef het.

stuk in,
Op 13 Maart diende de republikeinse regering een

dat het antwoordwas op onze verklaring van 10 Februari

en de toelichtingen, die daarbij waren gegeven.

In dit antwoord werd op ondubbelzinnige wijze genoeg-


doening uitgesproken over de erkenning van het recht tot

zelfbeschikking en ingestemd met het vestigen vaneen

duurzame band, ook voor de toekomst, tussen Nederland

123
en Indonesië. Bij dit laatste kon men verwijzen naar het

republikeinse politieke manifest van 1 November 1945,


waarin de behoefte aan buitenlandse technische hulp en

buitenlands kapitaal reeds was erkend en de voorkeur

voor zodanige hulp en zodanig kapitaal uit Nederland


werd uitgesproken.
Intussen stonden de opvattingen, die de republiek had
over de uitvoering van deze beginselen, nog zeer ver af

van de verklaring van 10 Februari. Zij kunnen het best

worden begrepen uit de twaalf punten, die als voorstel aan

het slot van het republikeinse stuk waren opgenomen.

1. De Indonesische Republiek wordt erkend als draagster


van de souvereine macht over het gebied van het voor-

malige Nederlandsch-Indië.
2. De Indonesische grondwet zal, voorzover zulks nog

nodig is, geheel aangepast worden aan de fundamentele


beginselen geldend ineen democratische staat; daarbij
zal niet inde laatste plaats gelet worden op bescherming
der rechten van minderheden.

3. In overeenstemming met die beginselen zullen de

grenzen van het onderdaanschap zo ruim mogelijk worden

gesteld, doch tevens zal voor degenen onder de niet-

Indonesiërs die zullen verkiezen vreemdeling te blijven


geen belemmering inde weg worden gelegd.
Jf. Onder vooropstelling van de volkswelvaart als richt-

snoer wordt zowel ten aanzien van toelating van vreem-

delingen tot verblijf en arbeid, als van vreemd kapitaal,


de politiek v,an de open deur gevolgd.
5. Leningen ten laste van Nederlandsch-Indië en auto-

nome gebiedsdelen aangegaan vóór Maart worden

voor het restant door de Indonesische Republiek overge-


nomen.

6. Met het Koninkrijk der Nederlanden worden afspraken


gemaakt welke de Nederlandse belangen op personeels-,
financieel, economisch e.a. gebied op billijke wijze regelen.
7. Voor een bepaalde periode wordt tussen Nederland en

124
Indonesia een federatief verbond aangegaan waarbij de

de buitenlandse betrekkingen de defen-


leiding van en van

sie van beide landen wordt toevertrouwd aan een uit

Nederlanders en Indonesiërs samengesteld federaal


lichaam.

8. Het federaal lichaam heeft verder tot taak er op toe

te zien dat in beide landen de fundamentele rechten wor-

den geëerbiedigd, een goed bestuur en een gezond finan-


cieel beleid worden gevoerd en de sub 6 bedoelde afspraken
worden nagekomen.
9. Onmiddellijk na het ingaan van deze overeenkomst

worden de Nederlandse troepen uit Indonesia teruggetrok-


ken. Zij worden daar waar zulks nodig blijkt, vervangen

door troepen van de Republiek.


10. Eveneens zal alsdan wederzijds algemene amnestie

worden verleend aan personen die gestraft of vervolgd


worden politieke en aanverwante delicten.
wegens

11. De Nederlandse Regering bevordert de opneming van

Indonesia als lid van de U.N.O.

12. Hangende deze besprekingen worden alle troepenbe-


wegingen gestaakt en neemt de Indonesische Regering
evacuatie de Neder-
op zich aan de bescherming en van

haar speciale aandacht


landse en andere geïnterneerden
te schenken.

Al dadelijk bleek uit dit stuk en uit de daaropvolgende

besprekingen, hoe ver van elkander de emotionaliteit


de realiteit stonden.
die aan beide zijden voorkwam en

De republikeinen gaven zich nog nauwelijks rekenschap


die de door hen
van de feitelijke verantwoordelijkheid,
souvereiniteit geheel Neder-
verlangde erkenning van over

landsch-Indië met zich zou brengen. Dat zij in grote delen


van Indonesië geen gezag uitoefenden en elders dat gezag

door allerlei locale grootheden werd betwist, wisten zij


wel, maar naar hun mening zouden juist deze erkenning
de Nederlandse
en de daarop aansluitende regeling van

bijstand de krachtigste middelen zijn om eenheid te bren-

gen in het volk en het binnenlands gezag der republiek

125
te vestigen. Daarom verwierpen zij een overgangsperiode
onder Nederlandse souvereiniteit, die door velen hunner
met wantrouwen bezien werd en waarvan zij een voort-
zetting van de koloniale overheersing verwachtten. Deze
laatste opvatting werd mede beïnvloed door het feit, dat
juist de intieme verhouding tussen Nederlanders en Indo-
nesiërs laatstgenoemden zeer vatbaar maakte voor een

gevoel van tekortschieten tegenover hun inde


regeerprak-
tijk zoveel bekwamer blanke vrienden.

Intussen moesten wij, afgezien van andere, voor de hand

liggende bezwaren, ernstig betwijfelen, of de gevolgen van


zulk een erkenning van souvereiniteit inderdaad zo gunstig
zouden uitpakken. Het was immers evenzeer verwacht-
baar, dat juist daardoor de extremisten aan kracht zouden
winnen, terwijl de verlangde terugtrekking van de Neder-
landse troepen ieder degelijk machtsmiddel daartegenover
zou doen verdwijnen.

Men moet aannemen, dat de meeste republikeinen, die


aan deze besprekingen deelnamen, inderdaad in hun fan-
tasie het ontworpen beeld verwezenlijkt zagen de
en dat
wens tot samenwerking met Nederland hen
bij oprecht
aanwezig Aan Nederlandse kant konden
was.
zij, die de
door de
regering uitgesproken beginselen ten volle onder-

schreven, deze houding begrijpen. Voor vele andere Neder-


landers echter was de republiek steeds
nog enkel een

onrechtmatig, Japans geïnspireerd bouwsel en werd door


de dagelijkse geweldplegingen die afkeer telkens weer
met scherpe kruiden gevoed. Ook op de onvermijdelijke
reacties tegen de aard van het republikeinse gezag moest
zelfs afgezwakte erkenning van de republiek als ge-
een

zagdraagster in geheel Indonesië volstrekt afstuiten.


Zo geraakte de zaak op een doodpunt, dat ook met de
beste wil niet te
passeren scheen, omdat voor ons de over-

gangstijd een onmisbare voorwaarde wilden


was, wij
verantwoordelijkheid blijven dragen voor de opbouw van
een werkelijk vrije Indonesische staat. En dit
laatste stond
zowel toen als later vast.

In die dagen werd echter de overeenkomst


bekend, welke

126
6 Maart was tot stand gekomen tussen de eveneens
op
inde Augustusdagen van 1945 uitgeroepen Republiek
Viët Nam en Frankrijk. Ofschoon de situatie daar belang-

rijke verschillen vertoonde met die in Indonesië en men

er met name van kon uitgaan, dat Annam tevoren een

geweest, zodat het republikeinse bestuur


keizerrijk was

daarvan in zekere zin als de opvolgster kon worden be-

schouwd, zo bevatte deze overeenkomst toch punten, die

ook voor ons nuttig konden zijn. Bovendien lag daarin

een voorbeeld, hoe een zekere mate van erkenning van

deze eveneens revolutionnair tot stand gekomen republiek

kon met een invoeging in het Franse Rijk


samengaan

onder zijn nieuwe naam van Union Frangaise. En ten

slotte bevatte zij bepalingen over volksstemmingen in

andere delen van Indo China en over de aanwezigheid van

Franse troepen, die een uitgangspunt voor soortgelijke


regelingen aan onze kant konden geven.

Ik meende toen van mijn kant een stap te moeten doen


dat daarin geen Neder-
onder uitdrukkelijk voorbehoud,
lands voorstel mocht worden gezien, doch dat hij alleen
werd ondernomen om een uitweg uit het slop te zoeken.

Met de Viët Nam-overeenkomst als inspiratie formuleerde


ik een viertal artikelen, waarin de medewerking van de

republiek voor Java ten behoeve van de opbouw vaneen

Indonesische federatieve vrijstaat, deelgenoot in het Ko-

ninkrijk, werd omschreven; de landing van onze troepen


ter volvoering van de geallieerde taak werd aanvaard; de
staking van de vijandelijkheden werd bepaald; en een

algemeen overleg met vertegenwoordigers van alle delen

van Nederlandsch-Indië en van de minderheden werd in

uitzicht gesteld om de structuur van de toekomstige Indo-


nesische staat en zijn verhouding tot het Koninkrijk in

beschouwing te nemen. Ik gaf deze schets aan Sjahrir,


uitsluitend om hem de mogelijkheid te openen ineen ander

spoor te gaan denken en te overwegen, of langs die weg


een aannemelijke oplossing te bereiken zou zijn.
Dit alles had het zeker niet geheel verwachte effect, dat

127
van republikeinse kant een ontwerp-overeenkomst werd
voorgesteld van de navolgende inhoud:

De Nederlandse regering, vertegenwoordigd door Dr.


Hubertus van Mook, luitenant-gouverneur-generaal van

Nederlandsch-Indië enerzijds en de regering van de repu-


bliek Indonesia, vertegenwoordigd door haar president
Ir. Soekarno de eerste Soetan
en
minister, Sjahrir, ander-
zijds,
zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1.

De Nederlandse
regering erkent de regering van de repu-
bliek Indonesia als de fado uitoefenende het gezag over
Java. en Sumatra, me¥uitzondering geal- van de door het
lieerde militair bestuur bezette gebieden.
Zij komt met de
regering van de republiek overeen, samen te werken aan
de spoedige opbouw vaneen Indonesische federatieve
vrije
staat, omvattende alle delen van Nederlandsch-Indië
en

deelgenoot ineen staatsverband mede omvattende Neder-


land, Suriname en Curagao, overeenkomstig de algemene
beginselen van de verklaring der Nederlandse
regering
van 10 Februari 19^6.

Artikel 2.

De regering de
van
republiek Indonesia neemt op zich de
geallieerde, daaronder begrepen Nederlandse troepen, die
in
overeenstemming met de besluiten van het geallieerde
opperbevel op Java en Sumatra zijn of binnenkomen,
vriendschappelijk te ontvangen en hen bij te staan inde
volvoering van hun taak tot
gevangenneming en afvoer
van de Japanse troepen tot
en bevrijding van ex-geïnter-
neerden en
krijgsgevangenen. De wijze van uitvoering van
deze taak zal nader tussen beide
partijen worden geregeld.

Artikel 3.

Aanstonds de
na
inwerkingtreding van deze overeenkomst
zullen beide partijen de vijandelijkheden staken, waarbij

128
zij, behoudens het overeengekomene in artikel 2, hun
huidige posities zullen handhaven. Zij zullen ten spoedig-
ste met elkander in overleg treden omtrent de nodige
samenwerking voor de feitelijke tenuitvoerlegging van

deze bepaling.

Artikel If.

Op de kortst mogelijke termijn zullen door de Nederlandse

regering onderhandélingen worden geopend met de rege-


ring van de republiek over de structuur van dein artikel
1 bedoelde Indonesische vrije staat, zijn plaats in het

gemeenschappelijk staatsverband, zijn verhouding tot


vreemde mogendheden, zijn samenwerking met Nederland
en de behartiging van de materiële en culturele belangen
van Nederlanders en vreemdelingen in Indonesia. Deze

onderhandélingen kunnen gehouden worden in Jogja-


karta, Batavia of Den Haag.

Artikel 5.

Tot dein het vorig artikel bedoelde onderhandélingen


worden mede toegelaten vertegenwoordigers van de buiten
Java en Sumatra gelegen gebiedsdelen de
en van belang-
rijkste groepen ingezetenen van niet-Indonesische af-
komst. Deze gebiedsdelen groepen, die
en voor een afzon-
derlijke vertegenwoordiging in aanmerking komen, zijn in
de bijlage van deze overeenkomst omschreven. De
regeling
betreffende de aanwijzing van deze vertegenwoordigers
zal worden vastgesteld in overeenstemming met de rege-
ring van de republiek Indonesia. Dein dit artikel bedoelde
gebiedsdelen en groepen zijn bevoegd hun vertegenwoordi-
ging aan de republiek op te dragen.

Artikel 6.

Wanneer een bepaald gebied bij monde van zijn vertegen-


woordiging vooralsnog bezwaren heeft tegen onvoorwaar-

délijke aansluiting bij de te vormen vrije staat, zal voor

zulk een gebied voorlopig een bijzondere positie in die

129
staat tot het der Nederlanden in het leven
en Koninkrijk
worden in die bezwaren.
geroepen overeenstemming met
Na verloop van drie jaren zal bij volksstemming over deze

verhouding nader worden beslist.

Artikel 7.

Deze overeenkomst wordt in het Nederlands


opgesteld en

in het Indonesisch (Maleis).


Bij verschil van mening de betekenis
over van enig
gezegde wordt die volgens de Nederlandse tekst als maat-

gevend beschouwd.
Zij treedt onmiddellijk na ondertekening in werking.

Vergelijking van dit stuk met het vorige doet zien, hoe
groot de zwenking was, die Sjahrir had Men
genomen.
moet daarbij bedenken, dat reeds met betrekking tot het

vorige stuk een van mijn naaste medewerkers opmerkte,


dat de grootste concessie daarin gezocht moest worden
in het feit, dat de voorstellers met dit stuk tegenover de
extremisten hun leven waagden. Beide formuleringen
werden dan ook in die periode buiten de publiciteit ge-
houden; dat dit nodig later
was, zou duidelijk genoeg
blijken; reeds eind Maart was Tan Malakka gevangen
gezet op een verdenking van ondergrondse activiteit tot
omverwerping van de republikeinse regering.
Echter vertoonde het voorstel nog menige meer of
minder belangrijke afwijking van het standpunt der Ne-
derlandse Regering, zoals dat op 10 Februari onder
woorden was gebracht. Inde laatste vergadering, die wij
onder voorzitterschap Clark Kerr op
van 30 Maart hiel-
den, stelde ik dit nadrukkelijk vast en verklaarde ik, dat
de beslissing in Den Haag lag. Tezelfdertijd echter was
zowel Clark Kerr als ikzelf van mening, dat de beide
standpunten elkander voldoende genaderd waren om een
voortgezet overleg in Nederland te rechtvaardigen, waar-
heen ook Sjahrir bereid was
vertegenwoordigers af te
vaardigen en waarmede de Nederlandse Regering haar
instemming betuigde.

130
Zo vertrokken wij, in gezelschap van Clark Kerr en

April de K.L.M., die intussen met


zijn staf, op 4 met

voortvarendheid er in geslaagd was een geregelde lucht-


lijn Batavia te openen. Van de zijde der Indische
op

Regering reisden mede Dr. Idenburg, de Sultan van

Pontianak en Overste Santoso van het K.N.1.L.; van

republikeinse zijde waren aangewezen Mr. Soewandi,


Minister van Justitie, de heer Soedarsono, Minister van

Binnenlandse Zaken en Mr. A. K. Pringgodigdo, algemeen


secretaris.

Dat er bezwaren zouden zijn tegen het voorstel van de

viel te verwachten. Zij konden zich richten


republiek, op

de verdragsvorm, op de pretentie van gezag over Suma-

tra, waar de toestanden in die tijd nog weinig duidelijk


waren, op het klaarblijkelijke streven van de republiek
allerlei
om geheel Nederlandsch-Indië op te slikken en op

punten van terminologie, waarachter meer dan een ver-

1
schil in woorden schuil kon gaan.

De was echter, of men in het gehele stuk niet


vraag
het uiterste moest zien, dat de groep-Sjahrir voor haar

kon trachten door te drukken.


rekening kon nemen en

Tegenover allerlei op zichzelf belangrijke wettelijke en

feitelijke bezwaren stond op dat ogenblik de mogelijkheid,


dat wijdoor aanvaarding zij het met ondergeschikte
voorstel positie in
wijzigingen van Sjahrir’s onze

Indonesië en inde wereld fundamenteel konden wijzigen,


het voordeel incasserende, dat de missie
daarbij tevens

van Clark Kerr zodoende een volledig succes zou hebben

Dit laatste vooral belang met het


opgeleverd. was van

Londen, het eerste


oog op de houding van maar was nog

belangrijker, omdat iedere later komende moeilijkheid


zich dan zou hebben afgespeeld tegen de achtergrond van

het eigen voorstel de republiek


een aanvankelijk op van

bereikte overeenstemming.

ï de vermelding het Koninkrijk in


Het weglaten van van

dat enkel sprak vaneen staatsverband; het ver-


artikel 1,
artikel 2
zwijgen van de Japanse bewapening in enz.

131
Er was, geloof ik, in Indonesië op dat ogenblik niemand,
die de overtuiging koesterde, dat de republikeinse rege-
ring er zomaar in zou slagen dit voorstel bij haar

achterban aanvaard te krijgen. Een ieder wist, dat het


bedwingen van de onverantwoordelijke en wetteloze ge-

wapende benden een even dringend vraagstuk zou blijven


als tevoren en dat ook in andere opzichten het apparaat
der republiek moeite zou hebben met de uitvoering van

het overeengekomene. Toen, zo min als later, was een

redelijke sanering mogelijk te achten zonder Nederlandse

hulp, maar het grote verschil ingeval van overeenstem-

ming zou zijn geweest, dat die hulp dan zou hebben

kunnen steunen op een belangrijke, actieve en in sommige


van haar voormannen zeer moedige groep van Indone-

siërs uit het republikeinse kamp.


Zo mocht zowel Clark Kerr als ikzelf de stille hoop
koesteren, dat het overleg tot zulk een stap zou leiden.

Dit is niet gelukt. Voor Nederland inde stemming van

die tijd en voor het dat geen

gestoten parlementaire meerderheid achter zich had,


achtten "Kenners van de binnenlandse politieke kaart als

Minister Drees de fundamentele bezwaren geheel onover-

komehjkneïTöok zelf miste ik, na de eerste dagen van mijn


verblijf in het vaderland, de overtuiging, dat de regering
een aanvaarding in hoofdzaken van het voorstel zou

kunnen overleven. Voor mijzelf zal ik nooit de vraag


kunnen beantwoorden, of het toegeven aan deze gedachte,
staatkundig gezien, niet mijn grootste fout is geweest,
De besprekingen, die in April op de Hoge Veluwe
werden gehouden, vonden plaats ineen steeds minder

opgewekte sfeer. Aan Nederlandse zijde waren daar de

Minister Schermerhorn, Drees, Logemann en een korte

tijd Van Royen, naast Prof. Van Asbeek en degenen, die


uit Batavia waren overgekomen. Wij hebben onze uiterste
best gedaan, maarde republikeinse afgevaardigden begre-
pen, dat de door ons verlangde wijzigingen voor Sjahrir
de zijnen onverwerkbaar zouden zijn ook konden
en en
wij
in dat opzicht weinig illusies koesteren. Het voorafgegane

132
overleg in Londen kon bovendien doen vermoeden, dat

de Britse Regering, ook al begreep zij onze bezwaren,


onze houding toch te klein zou vinden en een mislukking
van de zending van Clark Kerr, die aanvankelijk zoveel

hoop had gewekt, moeilijk zou kunnen verteren. Wel werd

ons toegezegd, dat voldoende Britse troepen in Neder-

landsch-Indië zouden worden gehandhaafd, totdatwwide


gehele bezetting konden overnemen, doch enige activiteit
viel van hen na dit alles niet meer te verwachten. En

ten slotte kreeg ik althans persoonlijk sterk de indruk,


dat in Britse kringen de twijfel over ons vermogen,

geestelijk zowel als materieel, om het Indonesische vraag-

stuk op te lossen, veld gewonnen had.

De door de regering nodig geachte en in het begin wel


erg overdreven militaire bewaking van de Hoge Veluwe
tijdens de besprekingen, artikelen als „De Week der

Schande” in De Volkskrant en de bezwaren van het

ministerie tegen enige openbare uitlating of enig openbaar


optreden van mijn kant moesten, met het oog op de ko-

mende verkiezingen, wel zeer somber stemmen ten aanzien

van het begrip voor de Indonesische politiek in Nederland.


Het heeft weinig zin om de op de Hoge Veluwe nader

uitgewerkte voorstellen van onze kant nauwkeurig te

analyseren. De verdragsvorm werd omgezet in die van

een protocol; de erkenning van uitoefening van de facto-

gezag door de republiek beperkt tot Java; de terminologie


van artikel 1 vervangen dooreen deelgenootschap in het

Koninkrijk der Nederlanden en overleg met de republiek


over de vertegenwoordiging van de delen van Indonesië
buiten Java en Sumatra afgewezen. Ook op andere punten
werd de tekst in deze zin herzien en, met dit protocol
terugkerende, kon ik weinig hoop koesteren, dat het tot

overeenstemming zou kunnen voeren.

De nu volgende periode leek een dieptepunt in onze positie.


Van Britse zijde bestond vrijwel geen neiging meer tot

activiteit en, naar mate de ene maand na de andere ver-

liep, zonder dat wij nog


in staat waren de hulp van onze

133
bondgenoot te ontberen, werd het moeilijker enige bijzon-
dere inspanning of offer van hem te verlangen.
De aflossing de Britse Indische troepen bleef
van en bij
voortduring een netelig punt, daar ook met de grootste
inspanning van Nederlandse zijde die aflossing niet vóór
het einde van het jaar kon worden voltooid. Aan de andere

kant bleek het onmogelijk om het vraagstuk te beperken


door de ontruiming van enkele bezette plaatsen, aangezien
daarmede talrijke bewoners van die plaatsen aan direct

levensgevaar blootgesteld zouden raken.

Wel werd geleidelijk en streeksgewijs deze aflossing


voortgezet, zodat wij reeds op 25 Mei te Singapore de

volledige gezagsoverdracht in Borneo, de Grote Oost,


Banka en Billiton konden voorstellen, welke overdracht
na enige moeilijkheden op middernacht van 13 op 14 Juli
werd bepaald. Op Java en Sumatra echter zou het Britse

(geallieerde) gezag nog tot eind November blijven gelden


en ook toen was de overneming van de volledige taak der
Britten niet al te gemakkelijk. De Japanse troepen, die

de olievelden bij Medan en Palembang nog bewaakten,


werden in Juni afgevoerd, hetgeen een einde maakte

aan een toestand, die langzamerhand absurd werd. Dit

betekende echter meteen het prijsgeven van die bewaking


en van de bescherming, die daardoor met name aan

Medan tegen uit het Noorden agerende benden werd

verleend.

Op één punt bleven de Britten sterke pressie uitoe-


fenen: het bereiken van overeenstemming met de repu-
bliek. Zij werden daarbij gedreven door de verwachting,
dat de opheffing van het Britse opperbevel tot een

explosie zou kunnen leiden, maar ook door de ongunstige


gevolgen, die een zich voortslepend conflict in Indonesië

voor andere Zuid-Oost-Aziatische landen en voor de

Britse positie daar kon hebben. Bovendien waren zij,


evenals de Verenigde Staten, huiverig voor de mogelijk-
heid, dat de zaak inde Veiligheidsraad zou worden ge-

bracht, waarvan zij slechts nieuwe moeilijkheden konden


voorzien.

134
strekte er
Ook de staatkundige ontwikkeling in India
daar
toe die pressie te verhogen. In September 1946 zou

een vrijwel autonome interim-regering worden gevormd,


ter voorbereiding van de algehele zelfstandigheid van

India als dominion en eventueel daarna als onafhankelijke

staat. Van zulk een interim-regering was zeker geen wel-

willendheid te verwachten ten opzichte van het gebruik


zouden bij de
van Indische troepen in Indonesië en wij
aanbod in het
behandeling van het later te bespreken

bijzonder ervaren.

Inde Britse leiding kwamen intussen grote wijzigingen.


in Mei werd
Admiraal Mountbatten verliet Singapore
en

daar door Generaal Stopford, die op zijn


vervangen
beurt in AFNEI werd opgevolgd door Generaal Mansergh.
steeds inde beste
Beide officieren hebben persoonlijk
verhouding tot ons gestaan en laatstgenoemde zag onze

duidelijker dan één van zijn voorgangers.


ongemakken
Ook zij waren echter aan instructies gebonden.
Daarnaast vestigde de Britse Regering in Malaya een

door de benoeming van de am-


hoge diplomatieke post
bassadeur Lord Killearn tot Special Commissioner,
de
aanvankelijk belast met de politieke coördinatie van

de zorg voor een


Britsegebieden in het Verre Oosten en
behoorlijke regeling van de voedselvoorziening. Hij kreeg
tevens zijn diplomatiek personeel een zeker
met aan-

vankelijk vaag geregeld oppertoezicht op de politieke


kant van het werk van AFNEI en had waarschijnlijk van

de aanvang af tot bijzondere opdracht om een overeen-

komst tussen ons en Djokja te bevorderen.

betrekkelijk snel
Eén vraagstuk werd in deze dagen
in
opgelost: de afvoering van de Japanners. Er waren

Nederlandsch-Indië rond 325.000 Japanners aangetroffen,


in Borneo de Grote Oost en het
waarvan 170.000 en

hiervan kon eindelijk in deze maanden


overgrote deel

hun land worden teruggebracht. Achter bleven een


naar

rond 13.500 Japanners, die


aantal oorlogsmisdadigers,
als arbeidskrachten nodig hadden en een nog
wij nog

135
steeds niet geheel vaststaand aantal deserteurs \ die

zich in republikeins gebied ophielden.


Op Java en Sumatra bleven onze vestigingen benauwd.
De toenemende onrust inde republiek waarover later

deed de conflicten op de perimeters eer toe- dan

afnemen en het moet gemakkelijk te begrijpen zijn, dat

deze voortdurende aanvallen een uiterst prikkelende


werking op onze troepen hadden. Zij zaten binnen enge

grenzen als een beer aan een touwtje, die voortdurend

werd getreiterd door de omstanders inde wetenschap,


dat zij zich over die grenzen gemakkelijk in veiligheid
konden stellen.

Daarbij kwam een geweldige overvulling van deze plaat-


sen met vluchtelingen en bedelaars van over de grens
en een strikte voedselblokkade, die door de strijdorga-
nisaties in republikeins gebied werd uitgeoefend en door

de conflicten over het nieuw ingevoerde gouvernements-


geld (zg. Nica-geld) werd verscherpt. Vrijwel tot midden
1947 hebben wij steeds op de rand van voedseltekorten

geleefd; op sommige plaatsen en in sommige tijden daar-

over heen. Inde wereld was door het Uitvallen van de

grote productie van Zuid-Oost-Azië een ontstellend

gebrek aan rijst en de internationale organisatie, die de


2
verdeling van het beschikbare leidde ,
was slechts met

moeite te bewegen beperkte toewijzingen te geven aan

een land als Indonesië, dat onder normale omstandigheden


nauwelijks een tekort aan rijst had of behoefde te hebben.

Inde republiek ontwikkelde zich gedurende deze periode


een steeds toenemende druk op Sjahrir en de zijnen van

de orthodoxe, radicale en extremistische elementen.

Hij kon daartegenover niet het succes, noch de voldongen

1
Vermoedelijk ongeveer 2000. Een deel van hen deserteer-

de in verband met huwelijken met Indonesische vrouwen of

andere redenen, die hen aan Indonesië bonden; de gevaarlijk-


sten echter waren instructeurs, technici en bende-aanvoerders

in republikeinse dienst.

2 De I.E.F.C. (International Economie Food Control).

136
feiten stellen, die hij van zijn voorstel van 27 Maart had

verwacht en de van de Hoge Veluwe terugkerende delega-


tie was diep onder de indruk van de ondervonden moeilijk-
heden en van hetgeen zij beoordeelden als een overwegend
koloniaal-conservatieve stemming in Nederland. In hoe-

verre Sjahrir in deze tijd gedwongen werd een andere weg

in te slaan, dan wel zelf meende de republikeinse positie


door internationale contacten te moeten versterken, zal

eerst veel later kunnen worden uitgezocht. Een feit is

echter, dat van de mislukking op de Hoge Veluwe af deze


internationale contacten begonnen, terwijl tegelijkertijd
langzamerhand menig bezadigd en deskundig oud-ambte-
naar uit zijn ministerie verdween. Zij werden meestal

vervangen door radicaler elementen of door mensen, die

veel gevoeliger waren voor de felle nationalistische beïn-

vloeding door de jeugdorganisaties.


Ook het geleidelijk min of meer georganiseerde republi-
keinse leger, dat achtereenvolgens B.K.R. (Badan Keama-
nan Rak’jat), T. K. R. (Tentara Keamanan Rak’jat) en

1
T. R. I. (Tentara Repoeblik Indonesia) werd genoemd,
kwam nimmer werkelijk onder zijn gezag te staan en voer-

de veelal onder leiding van zijn bevelhebber Soedirman en

doorkruist werd door


anderen een eigen beleid, dat nog

allerlei interne geschillen met de nog steeds voortbestaan-

de strijdgroepen. Deze laatste groepeerden zich vaak om

allerlei vreemde en wilde figuren, zoals de fel anti-Neder-

landse en demagogische Soetomo in Oost-Java (Boeng


Tomo), wiens radiotoespraken de gemoederen telkens

tegen ons opjoegen.


In diezelfde tijd moesten wij bovendien noodgedwongen
de pas markeren in afwachting van de nieuwe kabinets-

formatie in Nederland, die de verkiezingen van Mei


op

1946 volgde. Deze formatie nam zeer veel tijd in beslag,


gedurende welke weliswaar de zaken door het aftredende
Ministerie-Schermerhorn werden gaande gehouden, doch

1
Corps voor volksbeveiliging ; leger voor volksbeveiliging
leger van de Republiek Indonesië.

137
uiteraard geen besluiten van principiële aard konden wor-

den genomen.

De buitenlandse belangstelling begon in dezelfde periode


voor ons zeer bedenkelijke vormen aan te nemen. In

Australië duurde de blokkade voort en trad de zonderlinge


figuur van Campbell op, een scharrelaar uit het commu-

nistische kamp, die zichzelf tot eerste handelsagent van

1 Ook allerlei andere


de republiek wist te doen benoemen.

avontuurlijke en louche figuren begonnen economische

belangstelling voor de republiek te vertonen, waar grote


voorraden ondernemings- en bevolkingsproducten aanwe-

die de wereldmarkt welkom zouden


zig waren, op zeer

Er ontstond clandestiene handel Singapore,


zijn. een op

waar deze handelsstad honderden millioenen aan verdiend

heeft en die de republiek, zij het ten koste van 60 tot 80%
van de opbrengst, de beschikking gaf over buitenlandse

deviezen. Daarmede kreeg zij de mogelijkheid om belang-


rijke levensbehoeften in te voeren, vooral ten behoeve van

de T. R. I. en van haar ambtenaren, maar ook om een

smokkelarij in wapens te ondernemen en haar afgezanten


in het buitenland te financieren. Een van de kernfiguren
in deze smokkelhandel was de heer Gani, arts, filmspeler
en avonturier, die een tijdlang in Zuid-Sumatra een soort

dictatoriaal gezag uitoefende en aan zijn smokkelsucces-


sen waarschijnlijk zijn latere benoeming tot minister van

Economische Zaken te danken had. 2

1
Aanvankelijk was dit alleen maar grappig, vooral toen

hij aan Djokja voorstelde een wintersportploeg naar de win-

terspelen in Australië af te vaardigen. Later echter zat hg


achter een Australisch-Indonesische combinatie, die met be-

hulp van de havenarbeiders een soort republikeins-communis-


tisch monopolie voor de handel tussen beide landen wilde

organiseren.
2 als
Hij verving zodanig Ir. Darmawan, een bekwaam

technoloog en vóór de oorlog bestemd om Hoofd van de Af-

deling Nijverheid te worden. Dit was een van de voorbeelden

van de veranderingen ten kwade, die zich gingen voltrekken.

138
in dit drama het rijstaan-
Een afzonderlijk tafereel was

bod, dat Sjahrir eind April aan India deed. In genoemd


land, dat normaal een zeer belangrijke import van graan

heerste in vrij uitgestrekte


voor zijn voeding nodig heeft,
door de sterk verminderde leve-
streken hongersnood
in Achter-Indië. Het
ringscapaciteit van de rijstlanden
buiten door Britse kanalen werd
aanbod, dat ons om

overgebracht, viel dus in zeer goede aarde, vooral ook,


omdat de toegezegde hoeveelheid (500.000 ton) belangrijk
was. Wij kwamen daardoor onmiddellijk in moeilijkheden,
daar het aan de ene kant mogelijk was, dat het republi-
doch
keinse gebied overeen rijstsurplus beschikte, aan

vast stond, dat de rest van Nederlandsch-


de andere zijde
Indië met tekorten kampte. Het was dus op zichzelf vrij
dat Indonesië rijst uitvoeren naar India,
onzinnig, zou

moest invoeren, zelfs uit


terwijl het tegelijkertijd rijst
landen als Brazilië.

dat India onmiddellijk via de


Daartegenover stond,
Britten een grote pressie op ons ging uitoefenen, waarbij
de
het vraagstuk van de Indische troepen voortdurend op
het niet gemakkelijk een
voorgrond stond. Bovendien viel
dit plante stellen, daar
volledige weigering tegenover
Indiadringend rijst nodig had en als tegenprestatie voor-
wilde leveren,
namelijk textiel en landbouwwerktuigen
waaraan op Java en Sumatra een groot tekort bestond.
de zaak in meer regelmatige banen
Ten slotte werd

dooreen overeenkomst tussen India’s vertegen-


geleid
woordiger en de Indische Regering (tezamen met AFNEI),

toen later gemaakt zijn niet alleen met


Welke afspraken er en

commerciële en politieke vrijbuiters, maar ook met iets meer

misschien zelfs met bepaalde, niet


geregelde concerns en

zal ook pas naderhand


officiële agenten van sommige landen,
kunnen worden uitgezocht. Dit gescharrel heeft
volledig
invloed uitgeoefend de internationale
echter ongetwijfeld op

de republiek, omdat daaraan, door de


belangstelling voor

republikeinse zijde, grote sommen te


ondeskundigheid aan

verdienen vielen.

139
waarbij als voorwaarde werd gesteld, dat de republiek
gelijke hoeveelheden rijst zou leveren aan India en aan

de Regering te Batavia daarvoor


en op gelijke voet be-
doelde goederen beide
van zou ontvangen. De transactie
heeft in hoofdzaak enkel propagandistisch effect gehad
en een begin van nauwer contact gelegd tussen Djokja en

Delhi, daar van de leveringen zelf door gebrek aan orga-


nisatievermogen niet veel terecht kwam. Wij zouden later
in Oost-Java zien, dat binnenslands deze transactie
ernstig ongenoegen bij de boeren had teweeg gebracht, die
hun rijst moesten afstaan
tegen een veel te lage betaling
en van de ruilgoederen vrijwel niets te zien kregen.
In deze alzijdige narigheid kon ik weinig anders doen
dan als antwoord op het voorstel van 27 Maart aan

Sjahrir het ontwerp-protocol geven, waarin het standpunt


de Nederlandse Regering
van was neergelegd. De hoofd-
inhoud was toch reeds bekend door de
regeringsverklaring
over de Hoge Veluwe, begin Mei inde Tweede Kamer. Een

aangenomen motie-Van Poll had de voortzetting van het


overleg mogelijk gemaakt, zodat het weinig zin had om
daar verder mee te treuzelen, daar wij anders de indruk
zouden wekken van alle pogingen tot toenadering verder
af te zien. Dit geschiedde op 19 Mei; op 17 Juni ontving
ik het republikeinse antwoord, waaruit duidelijk bleek,
hoever de bereidwilligheid tot
overeenstemming aan die
kant was teruggegleden.
In dit antwoord toch werd niet meer gesproken vaneen

staatsverband, doch uitsluitend vaneen bondgenootschap


tussen Nederland en Indonesië. Ook was het zo geformu-
leerd, dat de erkenning van het de facto-gezag der repu-
bliek zich direct zou uitstrekken tot de door de geallieer-
den bezette gebieden Java Sumatra. Als
op en nieuwe
factor kwam daarbij, dat stopzetting van de aanvoer van
de Nederlandse troepen werd
verlangd, waartegenover de
op zichzelf lege toezegging werd gesteld, dat de republiek
geen nieuwe troepen zou werven. Duidelijk bleek reeds
hier, dat ook een tijdelijke erkenning van de Nederlandse
souvereiniteit voor een overgangsperiode in Djokja niet

140
gewenst werd en dat Sjahrir hiervoor was gezwicht.
Latere berichten bevestigden, dat zijn voorstel van 27

Maart niet vooraf door de republikeinse regering was

goedgekeurd, doch dat hij daarmede voornemens was

geweest de situatie te forceren, indien zijn afgezanten van


de Hoge Veluwe het succes vaneen tot stand gekomen
overeenkomst hadden kunnen thuisbrengen. _

De voorstellen bleven niet geheim, zodat Den Haag op


19 Juni tot publicatie overging, hetgeen de zaak nog

verder bemoeilijkte. Een nadere verklaring van de afbrok-

der republikeinse voorstellen moeilijk te


keling was ver-

krijgen; mijn indruk uiteen gesprek daarover met Sjahrir


dat hij tussen twee vuren zat en zich uitermate onze-
was,
ker voelde over de toekomst. Hij kwam toen met het

denkbeeld om vooraf een soort wapenstilstand te sluiten,


waarover ik op 28 Juni een voorstel ontving inde vorm

vaneen tot de Britse opperbevelhebber te richten brief.

Ook daarin stonden onaanvaardbare en onuitvoerbare

clausules betreffende het stopzetten van de aanvoer van

troepen onzerzijds en het verbod van verdere troepenbe-


wegingen inde door de Britten en ons gecontroleerde
gebieden. Op 9 Juli verwees ik, in overleg met Den Haag,
dit voorstel naar Generaal Mansergh onder bereidverkla-
ring de militaire actie te staken, indien dit aan de zijde
der republiek ook zou gebeuren en indien de handhaving
van de bestaande posities en verbindingslijnen verzekerd

werd.

Intussen ontwikkelde zich de toestand inde republiek


van kwaad tot erger. De schietpartijen en de voedselblok-

kade om onze perimeters hielden aan en hier en daar

kwam het tot ernstige uitbarstingen, zoals de algemene


aanval op de Chinese inwoners van het gebied bewesten

Tangerang, van waaruit ongeveer 15.000 vluchtelingen


onze linies binnenstroomden.

Blijkbaar werd met name van de zijde van de avonturiers,


de communisten en de fel nationalistische jeugdorganisa-
ties een steeds heftiger propaganda tegen de gematigden

141
gevoerd, die ten slotte inde nacht van 27 op 28 Juni

leidde tot een aanslag op de republikeinse regering, waar-

bij Sjahrir en enige anderen werden weggevoerd, terwijl


kort daarna ook Soekarno een ogenblik werd bedreigd.
Tan Malakka had daarin, ofschoon „gevangen”, de leiding.
De republikeinse regering kwam hiertegenover scherp in

reactie door de instelling vaneen soort presidentiële


dictatuur, waarbij Soekarno, Hatta en Mr. Amir Sjari-
foeddin de teugels in handen namen, doch ook na de

gevangenneming vaneen aantal aanleggers van deze

staatsgreep, onder wie Mr. Soebardjo en Mr. Iwa Koesoe-

masoemantri, bleef de positie van de gematigden zwak,


terwijl de T. R. I. en de strijdgroepen hun ongedisciplineer-
de activiteit voortzetten.

In die periode was vrijwel geen enkele duidelijke actie

mogelijk. Nog steeds waren wij niet in staat de zaken

geheel van de Britten over te nemen en tegelijkertijd ging


het verwordingsproces in het republikeinse binnenland
verder. Daarbij kwam, dat telkens waardevolle krachten

als Dr. Idenburg vertrokken, omdat zij van de gevolgen


der internering nog niet voldoende waren hersteld en ook

de uit Nederland overgezonden medewerkers als Graaf

Van 1 Prof. Van Asbeck


Bijlandt en voor en na weder

terug moesten of werden overgeplaatst. Aan Britse zijde


stond toen wel een bekwaam en verstandig opperbevel-
hebber, doch hij was reeds de derde inde rij en ook in

Singapore moesten wij weer met nieuwe persoonlijkheden


samenwerken. De kabinetsformatie in Nederland scheen

haast geen einde te nemen; van de verkiezingen 17


op
Mei duurde zij tot begin Juli.
Onder die omstandigheden meende ik aan Prof. Loge-
mann te moeten voorstellen, dat het nieuwe kabinet zo

spoedig mogelijk zou overgaan tot de benoeming vaneen

nieuwe landvoogd, liefst met de titel en de ruimere

bevoegdheden vaneen Commissaris-Generaal, onder aan-

1 Die echter in het laatste deel van het jaar op uitmuntende

wijze werd vervangen door Dr. Boon.

142
deze functionaris nog een aantal
bieding mijnerzijds om

maanden te blijven terzijde staan. De voortdurende, onge-


die niet
breidelde critiek en de vele leugenverhalen, een

over
onbelangrijk deel van de Nederlandse pers tegen en

mij ten beste gaf en waarin een aantal ambtelijke en poli-


die
tieke figuren haar voorging, de zwakke verdediging,
de regering daartegenover stelde,
de gebleken stemming
van de Kamer inde zure debatten rondom het verslag der

kamercommissie en een wel te verontschuldigen vermoeid-

heid na jarenlang zwemmen tegen de stroom in, gaven

mij het gevoel, dat zulk een verandering misschien een

grotere eenheid en vastheid van beleid zou kunnen teweeg

brengen. Alle pogingen om op andere wijze een versterking


tot dusverre
van de top in Indonesië te verkrijgen, waren

niet in staat alleen te mid-


mislukt en ik gevoelde mij om

al deze wisselende persoonlijkheden en botsende


den van

stromingen de arbeid te blijven voortzetten.


Dr. Beel formateur
De nieuwe regering, waarvan was

waarin Mr. Jonkman Minister van Overzeese Gebieds-


en

delen werd, heeft dit voorstel niet aanvaard en een andere

zal
oplossing gekozen, die hier beneden verder ter sprake
komen.

In dit mistige uitzicht zou de maand Juli enige helderheid


brengen door de uitvoering vaneen denkbeeld, dat ik op

13 Mei aan de Nederlandse Regering had voorgelegd.


in Borneo, de Grote Oost, Banka,
Langzamerhand was

Billiton en de Riouw Archipel een zekere mate van sta-

biliteit bereikt en waren in verschillende delen van dit

vertegenwoordigende organisaties tot


gebied voorlopige
stand Zodoende werd het mogelijk met de
gekomen. om

representanten uit die verschillende streken in overleg te

treden over de verdere staatkundige ontwikkeling, waar-

toe als uitgangspunt en grondslag de regeringsverklaring


van 10 Februari kon dienen. Hoewel het nog niet eenvou-

dig was dergelijke vergadering met een behoorlijk


om een

vertegenwoordigend karakter bijeen te krijgen, werden


toch de voorbereidingen ter hand genomen, nadat de Ne-

derlandse Regering met het denkbeeld had ingestemd.

143
Het ogenblik voor het bijeenroepen van zulk een college
leek gekomen, toen eindelijk voor dit gebied de gezags-

overdracht van de Britse opperbevelhebber op de Indische


Regering plaats vond en het overleg derhalve zonder ver-

dere formele of materiële inmenging of toestemming van

een derde partij kon worden georganiseerd. Als plaats van

werd Malino 1 de conferentie


bijeenkomst gekozen ,
waar

op 16 Juli geopend werd.

Aan deze bijeenkomst ging op 15 Juli te Makassar een

korte plechtigheid vooraf, waarin het gezag van de geal-


lieerde opperbevelhebber werd overgenomen. Enkele

citaten uit de rede, die ik daarbij uitsprak, mogen hier de

algemene probleemstelling van de conferentie illustreren.

Het uitzicht lijkt velen van U misschien nog niet helder.

De feiten en gebeurtenissen hebben een andere loop geno-


men dan de meeste Uwer, die de achtergrond niet kenden,
in staat waren te vermoeden. En inde verwarringen van

de eerste periode is het, naar ik aanneem, niet gemakkelijk


geweest zich een heldere voorstelling te maken van de

politiek der Regering, zoals die in haar opeenvolgende


uitspraken is neergelegd en aangepast aan de omstandig-
heden van het ogenblik.
Die 'politiek is, eenvoudig gezegd, de vorming, zo snel

mogelijk en met alle daartoe dienstige middelen, vaneen

zelfregerend Indonesië, dat zijn eigen plaats kan kiezen


inde gemeenschap der volkeren en, met inachtneming van

de verplichtingen, die ieder land in deze wereld dragen


moet, zijn weg kan kiezen naar de toekomst. Het is de

vorming vaneen gemeenschap van Indonesische burgers,


waarin het rasverschil geen kloven schept, of privileges
verschaft en die als gemeenschap in staat is de verant-

woordelijkheid naar binnen en naar buiten te dragen.


Dat daarbij de Nederlandse Regering en Nederland over-

1 Een bergoord boven Makassar, dat destijds door Gouver-

neur Caron was gesticht en dat gedurende en na de oorlog


weinig geleden had.

144
tuigd zijn van de wenselijkheid en het nut vaneen blijvend
samengaan tussen Nederland en Indonesië, doet aan de

helderheid van deze doelstelling niets af, integendeel, zij


versterkt ons streven om het ogenblik naderbij te brengen,
waarop beide landen geheel zelfstandig en uit vrije wil
tot zulk een samengaan zullen kunnen besluiten. Alleen

langs de weg van werkelijke opbouw tot een zelfstandig


volksbestaan is dat deelgenootschap te bereiken; iedere
andere methode kan slechts afkeer of wantrouwen ver-

oorzaken tegen het bijeenblijven.

De geallieerden hebben voor de Grote Oost en Borneo,


Banka en Bïlliton, de verantwoordelijkheid overgedragen
de Indische Regering. Ik aanvaard haar
aan gaarne, doch
alleen om haar tezamen met U allen te dragen en de

wederopbouw te maken tot iets, dat ons aller werk en

eigendom zal zijn.


Als eerste maatregel, die door deze overdracht is moge-

lijk geworden, is vandaag in het gehele gebied de staat

van beleg opgeheven en het burgerlijk gezag hersteld.


Wanneer het nodig is in zeer weinige streken Bali en

enkele delen van Borneo de staat van oorlog te doen

voortbestaan, dan is dat alleen het gevolg vaneen nog

bestaande bedreiging met geweld van buiten en zal hij


slechts gehandhaafd worden, totdat die is
bedreiging op-
geheven, of onschadelijk geworden dooreen stevige afweer
vanuit het betrokken gebied.
Met de meeste voortvarendheid zal het herstel van

vrijheid en veiligheid worden voltooid. Alleen zij, die hun

meningen willen opdringen, of hun doel nastreven door


geweld en intimidatie, zullen de overheid tegen zich vin-
den; de politieke vrijheid, die wij willen waarborgen, kan
niet samengaan met kidnappen of terreur.

Ik betreur het dan wie ook, dat wij


meer nog van de beide

belangrijke eilanden, Java en Sumatra, gescheiden zijn.


Maar die scheiding is, vaste overtuiging, kunst-
naar mijn
matig en de dag zal komen, men aan de andere
waarop

145
zijde van de lijn gaat inzien, dat wederopbouw op de door
de Regering voorgestane wijze langs de kortste weg tot

die vrijheid en dat volksbestaan inde internationale

wereld voert, waarnaar men daar streeft. Misschien, dat

het voorbeeld van Borneo en de Grote Oost beslissend is

voor de toekomst van Indonesië. Laten wij in ieder geval


trachten het waardevol te maken.

Malino is een rustig en liefelijk dorpje op ongeveer 1000

meter hoogte inde bergen van Zuid-Celebes. Er staan een

aantal huisjes en bungalows en een paar iets grotere


gebouwen, waar vroeger een vacantie-oord voor de jeugd
in gevestigd was. Dit alles gaf aan de conferentie een

landelijke achtergrond, die vertrouwelijkheid en gezellig-


heid inde hand werkte en een voortdurende uitwisseling
van gedachten mogelijk maakte, welke ineen stad uit-
gesloten zou zijn geweest. Gezamenlijke maaltijden en

gezamenlijke wandelingen brachten iedereen met ieder-

een in aanraking inde tien dagen van haar duur.

Bovendien waren twee factoren aanwezig, die de moge-


lijkheid tot gemeenschappelijke besluitvorming verhoog-
den. Vooreerst het gevoel van volstrekte vrijheid, dat

iedereen krijgen moest na al die jaren van verdrukking


en strijd ineen omgeving, waar de enkele wapendragers
die veiligheid te verzekeren.
geen andere taak hadden dan
En verder het feit, dat mensen uit wijd uiteenliggende ge-

bieden hier eigenlijk voor het eerst elkander ontmoetten

om de toekomst van hun land te bespreken. Dit was iets

anders dan de vroegere Volksraad of de vergaderingen


van het KNIP der republiek, omdat de leden van die

lichamen in het algemeen in enkele centra woonachtig


waren en in ieder geval niet, zoals deze afgevaardigden,
van heinde en ver plachten bijeen te komen. Dit laatste was

juist hier voor de meesten een openbaring, zowel van de

grootheid en de samenhang van Indonesië, als van de


verschillen tussen zijn delen. Een ieder had iets te ver-

tellen, dat voor anderen nieuw was, zodat ook een ieder

bijdroeg tot het resultaat van de conferentie.

146
Van republikeinse kant werd de bijeenkomst natuurlijk
voorgesteld als eendoor de Indische Regering opgezette
marionettenvertoning, een opvatting, die aanvankelijk
ook bij sommige van de aanwezige buitenlandse en

helaas ook Nederlandse journalisten sterk vast zat.

De conferentie zelf verzette zich heftig tegen deze kwa-

lificatie en de meeste andere aanwezigen erkenden later,


dat zij onjuist was.

De hoofdvragen, die behandeld moesten worden, waren

drie in getal. Vooreerst welk systeem van opbouw van de

Indonesische staat de voorkeur verdiende, het federale

of het unitarische. Inde tweede plaats de wenselijk-


heid of noodzakelijkheid vaneen overgangsperiode, waar-

in onder de souvereiniteit van Nederland, doch in nauwe

onderlinge samenwerking, die staat zou worden georga-


niseerd en uitgerust. En inde derde plaats de vraag, of
en welke duurzame band tussen Nederland en Indonesië

zou worden gehandhaafd, wanneer de Indonesische staat

zijn onafhankelijkheid zou hebben bereikt.

Er waren inde opvattingen alle nuances aanwezig tus-

sen het republikeins-unitarische standpunt en het idee

vaneen duurzaam en nauw rijksverband. Echter stond

bij alle afgevaardigden voorop de wens vaneen nationale

eigen zeggingschap ineen verenigd Indonesië, waarin ook


voor burgers van niet-Indonesische landaard een recht-

matige plaats zou zijn.


Vrijwel algemeen koos men voor een federalistische

opbouw in niet te kleine eenheden. Ook werd algemeen


erkend de noodzaak vaneen overgangsperiode, omdat nu

eenmaal „ook onafhankelijkheid meer nodig heeft dan de


wens of de wil om onafhankelijk te zijn”. En ten slotte

werd algemeen uitgesproken, dat een duurzame, bijzon-


dere verhouding tussen Nederland en Indonesië voor

beide landen een sterke motivering vinden kon zowel in


de historie als in wederzijdse belangen en de wederzijdse
vriendschap van beide volkeren.

Over de duur van de overgangsperiode en de vorm

van de latere samenwerking tussen Indonesië en Neder-

147
land liepen de gedachten, zoals verwacht mocht worden,
uiteen, zonder dat daarbij nochtans onoverbrugbare
verschillen gesproken kon worden. Wel kon het een open-

baring betekenen voor menige Nederlander, dat ook en

juist zij, die de meest hechte samenhang tussen beide

rijken voorstonden, op een zeer korte overgangsperiode


aandrongen. De wil om spoedig een natie te zijn en als

zodanig inde wereld te verschijnen, was algemeen; dat

die natie aan eigen kracht en stabiliteit nog een tekort

zou hebben, werd niet gevaarlijk geacht, mits de samen-

werking met Nederland gehandhaafd bleef. Juist daarin


toch zag men de waarborg, dat het vormingsproces ook
na de overdracht van souvereiniteit zou worden voortge-
zet met de vertrouwde hulp en bijstand vaneen meer

ervaren en niet-imperialistisch gezinde deelgenoot.


Voor de verdere uitwerking van het staatkundig bestel
inde Malino-gebieden werd een algemeen regeringscom-
missariaat voor Borneo en de Grote Oost in het leven

geroepen, terwijl vijf van de meest op de voorgrond tre-

dende conferentiegangers en twee andere regionale


vertegenwoordigers werden uitgenodigd om als buitenge-
woon lid van de Raad van Departementshoofden aan de

algemene behandeling van dit staatkundige werk deel te


1 Verder werd dat de
nemen. nog voorlopig bepaald,
volgende bijeenkomst ter behandeling van de staatsrege-
ling voor de nieuw te vormen deelstaten zou plaats vinden
te Den Pasar op Bali, terwijl tevoren een conferentie met

vertegenwoordigers van de verschillende minderheden zou

worden bijeengeroepen.

In deze zelfde periode ontwikkelde zich verder het Britse


initiatief om de besprekingen met de republiek weer op

1 heren Soekawati (Zuid-Cele-


De (Bali), Nadjamoeddin
bes), Dengah (Minahassa), Tahya (Zuid-Molukken), Dr.

Liem Le (Banka-Billiton-Hiouw), Ibrahim


Tjae Sedar (Zuid-

Borneo) en Oeray Saleh (West-Borneo). Algemeen regerings-


commissaris werd Dr. Hoven.

148
gang te krijgen vóór het einde van de Britse bezetting.
Het tijdstip daarvan werd, na veel passen en meten, ge-
steld 30 November. Veel later mocht het ook niet
op
vallen, omdat het optreden van de interim-regering in

India in September zou beginnen en tevoren vaststond,


dat de Premier Nehru een langer gerekt verblijf van

Indische troepen in Indonesië niet zou goedkeuren.


Na een vrij uitvoerige gedachtenwisseling met Londen

aanvaardden wij de medewerking van Lord Killearn voor

het hervatten van de besprekingen onder voorwaarde

echter, dat de evacuatie van de nog in hun vrijheid be-

lemmerde of daarvan beroofde mensen in het binnenland,


waarmee inde vorige periode een aarzelend begin was

gemaakt, maar die al sinds geruime tijd stilstond, weer

zou beginnen.
Kort na zijn optreden had het Kabinet-Beel inmiddels

besloten een Commissie-Generaal in het leven te roepen

en naar Indië te zenden, ten einde deze besprekingen en

de verder staatkundige voorbereidingen daar te leiden.

Het aanvankelijk plan om, op grond vaneen onderschei-

ding tussen „opperbestuurlijke” en „landvoogdelijke”


bevoegdheden, deze generale commissie naast de land-

voogd te stellen, werd verlaten, toen duidelijk werd, dat


bedoeld onderscheid inde praktijk nooit scherp te trekken
zou vallen en de voorgenomen constructie van twee auto-

riteiten naast elkander zou moeten leiden tot bevoegd-


heidsconflicten, of tot een niet bedoelde en ook niet ge-

wenste onderschikking van de landvoogd aan de Com-

missie-Generaal. In verband daarmede werd de Luitenant-

Gouverneur-Generaal ambtshalve lid van de commissie,


waardoor inde praktijk inderdaad een zeer behoorlijke
samenwerking is verkregen.
Enige verlichting van mijn taak school hierin niet; de

collegiale behandeling van de meest belangrijke staat-

kundige vraagstukken zou ongetwijfeld meer tijd en werk-


kracht eisen. Daartegenover stond echter het grote voor-

deel, dat hierdoor niet langer alle verantwoordelijkheid


en dus ook alle onaangenaamheden en critiek op één hoofd

149
zouden neer komen en dat de Nederlandse Regering in

staat werd gesteld om inde Commissie-Generaal politieke

vertrouwensmannen uit het Nederlandse partijleven te

benoemen. Toch kwam ook inde mij opgelegde taak ver-

lichting, doordat begin September Dr. Idenburg tot Direc-


teur-Generaal voor Algemene Zaken werd benoemd, in

welke functie hij een belangrijk deel van mijn dagelijkse


taak aanstonds kon overnemen. Bovendien was geleidelijk
een politiek kabinet van de landvoogd samengesteld
met Dr. Koets als Directeur en R. Abdoelkadir Widjojoat-
modjo, Prof. Enthoven en de heer Thio Thiam Tjong als

adviseurs. Vooral voor de zeer vele, noodzakelijke con-

tacten met verschillende groepen uit de burgerij ook

de republikeinse was dit orgaan onmisbaar.

Tot Commissaris-Generaal werden benoemd Prof.

Schermerhorn en de heren Van Poll en De Boer; eerst-

genoemde was voorzitter van de commissie. De behande-

ling van het wetsontwerp tot instelling van de Commissie-

Generaal, de benoeming en het vertrek namen geruime


tijd in beslag, zodat deze groep eerst op 17 September te
Batavia aankwam.

Op 20 September verkregen wij verder voor het eerst

een ooggetuigenverslag uit republikeins gebied van Dr.

Koets en vijf anderen, die Djokja en Malang hadden be-

zocht. Het corrigeerde onze inzichten vooral in die zin,


dat de algemene toestand inde bezochte streken zeker

niet slecht was en dat de republiek als zodanig voor de

mensen een sterk levend ideaal betekende.

Intussen was het contact tussen Lord Killearn, Sjahrir


en mijzelf inde laatste dagen van Augustus weer opge-

nomen, zodat de besprekingen vrijwel onmiddellijk konden


Tegelijkertijd werd tussen de militaire autori-
beginnen.
teiten het schorsing de vijandelijk-
vraagstuk vaneen van

heden behandeld, die een noodzakelijke voorwaarde was

voor het verkrijgen vaneen zodanige kalmering van de

geesten, dat overleg en overeenstemming mogelijk zouden


zijn.

150
Ook in deze phase bleek telkens weer, hoe weinig
directe invloed de republikeinse regering op de T.R.I. en

de strijdgroepen kon uitoefenen. Na een moeizaam over-

leg vol incidenten kon op 14 October het bestand worden

ondertekend, zonder dat nochtans op dat ogenblik de

demarcatielijn met het republikeinse gebied waren vast-

gesteld. Wel was daarvoor een procedure aangegeven,


doch de plaatselijke republikeinse bevelhebbers vertaalden

de formule, volgens welke de scheidingslijnen moesten wor-

den bepaald, ieder op eigen wijze en maakten daarbij


misbruik van het feit, dat Generaal Mansergh in afwach-
ting van het bestand de patrouillegang aan onze zijde
had beperkt tot een strook van 2 km voor onze vaste

posten. Ineen enkel geval ging het afpalen van het mili-

taire gebied van beide partijen snel en zonder moeite;


inde meeste andere kwam men eigenlijk nooit tot een

oplossing. Tekenend was, dat een rondreis van Mr. Sjari-


foeddin (de republikeinse Minister van Defensie) en Dr.

Idenburg, waarbij eerstgenoemde zijn invloed moest

trachten uitte oefenen, nauwelijks enige verbetering in

die toestand bracht en ofschoon aanvankelijk de inciden-

ten in aantal afnamen, trad tegen het einde van het jaar
weer een scherpe stijging in.
Alleen de verdere evacuatie van de nog in het binnen-

land vertoevende geïnterneerden en andere in hun vrijheid


beperkte personen, die bij het bestand was bedongen,
vond verder, zij het met horten en stoten, plaats. Midden
1947 waren de Nederlanders grotendeels in vrijheid; voor

vele van de eveneens afgezonderde Indonesiërs, waaronder


gezinnen van K.N.1.L.-militairen, zou de bevrijding eerst

later komen.

Op 2 October werd het derde Kabinet-Sjahrir op

„nationale” basis gevormd. Het werd door opneming van

politici uit de oppositie (w.o. Gani van de P.N.I. en Mr.

Mohammad Roem van de Masjoemi) niet homogener en

deskundiger. De oppositie-partijen handhaafden niettemin


een in hoofdzaak negatief tot afwijzend standpunt, doch

konden niet voldoende positieve eensgezindheid en kracht

151
de Sjahrir te doen vallen de
opbrengen om regering en

leiding over te nemen.

De besprekingen werden geopend dooreen


politieke
onder voorzitterschap Lord
gezamenlijke bijeenkomst van

Killearn in het Britse Consulaat-Generaal op 7 October

in het Paleis Rijswijk


en werden vervolgens beurtelings
en de woning van Sjahrir op Pegangsaan Oost 56 voort-
tussen beide delegaties onderling. Er viel in die
gezet
discipline bij de gewapende
dagen, ondanks het gebrek aan

consolidering de
republikeinen, toch weer een zekere van

regering te Djokja op te merken, terwijl ook het streven


van die zijde om overeenstemming te bereiken weer wat

toenam. Gedeeltelijk was dit een gevolg van de opruiming


onder politieke tegenstanders, die na de ontvoering van

Sjahrir had plaats gevonden; gedeeltelijk ook viel deze


verandering te verklaren uit de vrees aan republikeinse
kant, dat het vertrek van de Britten, indien geen over-

eenstemming was bereikt, een militair herstel van gezag


aan onze kant tot gevolg zou hebben.

Het was nu eenmaal een paradox inde toestand, dat

wij onze troepenmacht niet konden verminderen, zolang


de bedreiging van de zijde der strijdgroepen aanhield,
terwijl omgekeerd de meeste Indonesiërs niet inde op-
rechtheid van onze politiek konden geloven, zolang wij
zulk een grote troepenmacht handhaafden. Maar voor het

ogenblik werkte die aanwezigheid van onze strijdkrachten


althans uit, dat de groep-Sjahrir en zijn aanhang mede

op grond daarvan de wenselijkheid vaneen overeenkomst

konden blijven bepleiten.


De delegaties ter weerszijden waren de Commissie-Gene-

raal voor Nederland en de lieren Sjahrir, Mr. Moh. Roem,


A. K. Gani Mr. Soesanto l
en Tirtoprodjo aan republi-
keinse zijde. In het algemeen bestond binnen de Neder-
landse delegatie een sterke gemeenschappelijkheid van

inzicht, hetgeen een bewijs mocht zijn voor de gepastheid

1 Premier
Onderscheidenlijk en Minister van Binnenlandse

Zaken, Welvaart en Justitie.

152
en misschien zelfs de onvermijdelijkheid van ons stand-

punt. Immers, de leden waren van sterk uiteenlopende


politieke en maatschappelijke achtergrond, al hadden zij
met elkander gemeen, dat ieder een oprechte en brede

emancipatiepolitiek ten aanzien van Indonesië voorstond.

Ik niet onjuist te zijn, ik stellen mag,


geloof wanneer

dat de Commissarissen-Generaal, behoudens wellicht

zekere nuanceverschillen, het inzicht deelden, hetwelk ik


op 27 Augustus schriftelijk als volgt formuleerde:

Indien als begin een periode van opbouw binnen het Ko-

ninkrijk mogelijk wordt, dan lijkt het in werkelijkheid


van betrekkelijk ondergeschikt belang hoe aan het einde

van die periode van opbouw de verhouding zal worden

geconstrueerd, indien beide partijen daarbij naar een ver-

houding van innige samenwerking streven. Het zijn vooral

de sentimenten, die op het ogenblik zulk een overdreven

gewicht aan bepaalde vormen geven, zowel van onze kant

als van die der republiek. In werkelijkheid echter is het


veel belangrijken, dat een grondslag wordt gevonden voor

het herstellen en vestigen vaneen goede verhouding, dan

dat men zich vastklampt aan een of andere bepaalde vorm,


die misschien de een bevredigt maar bij de ander wantrou-

wen en verzet wekt. Dit geldt naar beide richtingen.

Het wil mij daarom voorkomen, dat wij onze hoofd-


aandacht in dit stadium moeten concentreren op het

maken vaneen begin, hetwelk om juridische, politieke en

practische redenen alleen kan zijn een begin, uitgaande


van het Koninkrijk. Ik heb de overtuiging, dat dit te

verwezenlijken valt, wanneer maar voldoende vaststaat,


dat daarna een volkomen vrije beslissing mogelijk zal zijn
en wanneer de wensen of doelstellingen voor die toekomst

door partijen vrijelijk kunnen worden geformuleerd en

geuit. Als vraagstuk blijft dan de duur van deze periode


van voorbereiding, die een onderwerp van overleg kan

zijn en die korter gekozen kan worden, naar mate men

sterker vertrouwen krijgt inde mogelijkheid vaneen

blijvend samengaan aan het einde. Die mogelijkheid wordt

153
echter groter, naar mate de overeenstemming thans beter
kan worden gefundeerd en met een minimum van dwang
kan worden aanvaard.

Dit is ook van belang voor een spoedig herstel van de

orde, daar dit herstel onvermijdelijk een conflict met

extreme of misdadige groepen Indonesiërs medebrengt.


Het is een bekend verschijnsel, dat in zulk een conflict bij
de aan de zijde van het gezag staande Indonesische partij
steeds tot vergoelijking of compromis zal
een neiging
optreden, zolang die partij zich onzeker voelt in haar

verhouding tot Nederland of Nederlanders. Ervaring in

de Buitengewesten leert, dat het moeilijk is in deze perio-


de van onzekerheid de ordelievende bevolking actief te

mobiliseren tegen kwaadwillige elementen en wel vnl.,


omdat deze elementen steeds kunnen spelen op het poli-
tieke sentiment, dat, zolang een geheel zekere oplossing
nog niet is bereikt, gevoelig is voor verwijten van ver-

raad aan de Indonesische zaak en voor dreigementen met


een latere afrekening. Dit vraagstuk is van het grootste
belang, omdat wel mag worden aangenomen, dat in be-
paalde streken een herstel van orde zonder positieve
militaire hulp van onze kant zeer moeilijk of misschien

onmogelijk zal blijken.


Ten slotte lijkt het van belang om in het standpunt der

Regering ten aanzien van dit vraagstuk vooral iedere

schijn vaneen noodgedwongen inwilliging van eisen te

elimineren. Indien blijvende samenwerking een grondslaag


vindt inde wensen der beide volken, dan is zij in iedere

vorm belangrijk en biedt zij in iedere vorm grote moge-


lijkheden voor de toekomst. Een dergelijke positieve in-

stelling kan ons over vele tijdelijke bezwaren heenhelpen


en het opgewekte sentiment binnen niet te lange tijd doen

bedaren. Blijft het beleid naar buiten de indruk dragen


vaneen min of meer door de omstandigheden afgedwongen
beleid te zijn, dan zullen de verschillende extreme richtin-

gen inde Nederlandse en Indonesische politiek daarin

steeds voedsel vinden voor een voortgezette agitatie.

154
Aan republikeinse kant was die homogeniteit bepaald ook

minder groot, omdat men voortdurend achterom moest

zien naar Djokja, waar zowel het extremistisch nationa-

lisme als het wantrouwen inde werkelijke bedoelingen


van Nederland zijn invloed even heftig bleef doen gelden.
Toch was de republikeinse delegatie als zodanig zeker

geneigd om tot overeenstemming te geraken en moest zij


enkel rekening houden met de vraag, of het bereikte resul-

taat inde republiek zou kunnen worden acceptabel ge-


maakt.

De hoofdmoeilijkheid lag ook nu inde aanvaarding van

een overgangstijd, gedurende welke de republiek van haar

pretenties van souvereiniteit geheel afstand zou moeten

doen en terug zou moeten vallen tot de positie vaneen

deelstaat; de nog steeds niet verdwenen voorkeur voor

een unitarisch stelsel, dat inde republiek zelf zijn belicha-


ming zou vinden; de vraag, ten slotte, hoe orde en vei-

ligheid ook in het republikeinse gebied zouden moeten

worden hersteld op zodanige wijze, dat de Regering van

Indonesië werkelijk haar gezag in het gehele land zou

kunnen doen gelden.


Daarbij kon het als een bezwaar aan onze kant worden

gevoeld, dat wij nog geen gelegenheid of vrijheid hadden


om duidelijk te schetsen, hoe inde overgangstijd decen-
trale regering er zou kunnen uitzien en wat het Indone-

sische aandeel daarin zou zijn. Er heeft gedurende al die


jaren een achterstand bestaan inde staatkundige vorm-

geving, omdat alles telkens afstuitte op de grondwet,


terwijl een grondwetsherziening niet mogelijk scheen,
zolang niet het gehele toekomstbeeld veel duidelijker was

geworden. Een voor het doel geschikte noodwetgeving


werd öf nimmer ontworpen; zij zou eerst na de grond-
wetsherziening, geheel onverwacht, nodig blijken en tot
stand komen. Er bestond in Den Haag een grote huiverig-
heid uitwerkingen of
voor toezeggingen op het stuk van

staatkundige hervorming en ook de Commissie-Generaal

gevoelde zich steeds gebonden, waar zij een zekere armslag


uitstekend zou hebben kunnen gebruiken.

155
In het overleg kreeg de toekomstige verhouding tussen

Nederland en Indonesië naam en vorm inde gedachte


vaneen Nederlands-Indonesische Unie. Daarbij overwogen

wij dat een federatieve opbouw van het Koninkrijk aan

de ene kant te weinig ruimte zou laten voor de eigen


ontwikkeling van Indonesië als nationale staat en aan de

andere kant, wanneer hij inderdaad op zuiver paritaire


ook Nederland-
basis werd opgetrokken, vermoedelijk aan

se kant tot onuitvoerbare of onaanvaardbare consequen-


ties zou kunnen leiden. De beide landen zijn immers zowel

naar ligging als naar bevolking en economie te zeer ver-

schillend, om ineen te nauw keurslijf verbonden te blijven,


wanneer eenmaal ook Indonesië een staat zou zijn gewor-
den. Beslissingen vaneen Rijksregering zouden dan her-

haaldelijk kunnen stuiten op grote belangenverschillen


en verschillen van instelling ten opzichte van gewichtige
politieke en economische vraagstukken.

Aan de andere kant was een enkele verdragsverhouding


wederom te los en zou zij te weinig rekening houden met
de veelvuldige en bijzondere banden en verbindingen
tussen beide landen. Vandaar, dat onze gedachten uitgin-
gen naar een constructie, die enig in haar soort zou zijn
en die, door de samenwerking en bijstand praktisch op

te bouwen, inhoud en vorm zou kunnen verkrijgen. Vooral


hadden wij geen behoefte aan een voorafgaande theore-

tisch-staatsrechtelijke fundering van dit denkbeeld, omdat


wij overtuigd waren, dat de reële behoefte aan zulk een

bijzondere verhouding vaststond en vanzelf de weg zou

wijzen naar de best mogelijke organisatie ter vervulling


daarvan.

Daarbij werd ook gedacht aan de Koning als hoofd van

de Unie, omdat daarin mits men het denkbeeld van

tevoren niet te zeer vulde met allerlei attributen van

gezag en rijkseenheid een werkelijke mogelijkheid lag,


dat het gezag van het Oranjehuis als zodanig de samen-

werking zou bezegelen.


Het zal wellicht later de moeite lonen na te gaan,
hoever de discussies te Malino tot deze conceptie hebben

156
bijgedragen. Daar toch stelde men voorop een bijzondere
verhouding, die de overgangstijd tot de oprichting van de

Indonesische staat zou kunnen bekorten, omdat zij juist


de verdere bijstand van Nederland voor deze jonge natie
zou verzekeren. Ook daar zocht men naar een behoud

van de band met Oranje en ook daar streefde men niet-

temin naar een zodanig duidelijke staatsvorm, dat Indo-

nesië zich niet slechts naast Nederland, doch ook naast

de andere staten inde wereld als gelijke zou kunnen

stellen.

Het was in deze besprekingen merkwaardig, dat het

voorstel om een uitdrukkelijke garantie inde overeen-

komst op te nemen betreffende de teruggave van particu-


liere Nederlandse en andere eigendommen in eerste aanleg
van de zijde van de republiek kwam. Ten dele zag men

daarvan wellicht de onvermijdelijkheid, maar voor een

ander deel mocht men er een gedachtengang in bespeuren,


die bij vele Indonesiërs bestond en bestaat en waaraan

bepaalde uitingen van Nederlandse kant dikwijls voedsel

geven. Die gedachte was nl., dat het Nederland eigenlijk


toch alleen of in hoofdzaak te doen was om zijn materiële
belangen en dat al hetgeen aan onze zijde gezegd werd

over staatkundige verantwoordelijkheden en morele

plichten niet veel om het lijf zou hebben, wanneer die

belangen maar eenmaal zouden zijn veilig gesteld. Ik

geloof wel, dat juist inde besprekingen deze eenzijdige


visieterrein verloor, terwijl in ieder geval onder de niet-
republikeinen het bestaan vaneen ander, breder standpunt
hoe langer hoe meer werd geaccepteerd.
Ten slotte was inde eerste dagen van November een

vrij grote mate van overeenstemming bereikt en werd toen

besloten de besprekingen gedurende korte tijd te verleggen


naar republikeins gebied om het mogelijk te maken, dat
ook Soekarno en Hatta daarbij tegenwoordig zouden zijn.
Gekozen werd het bergplaatsje Linggadjati boven Cheri-

bon, waarheen de Nederlandse delegatie over zee met een

watervliegtuig en de torpedojager Bankert zou kunnen

reizen.

157
had aantal onmisken-
Deze vrij opzienbarende stap een

het eerst
bare voordelen, omdat de meesten daardoor voor

met sfeer en stemming in republikeins gebied


in aanraking

De aankomst zelf verliep niet zonder sterke


kwamen.

daar het wal gaan vaneen Nederlands


spanningen, aan

oorlogsschip aan beide zijden onvoldoende was doordacht


en bij de fanatieke instelling van de republikeinse „zee-
ook
macht” verre van gemakkelijk ging. Aangezien onze

het een won-


marinemensen nogal „geladen” waren, was

slotte zonder kleerscheuren met een


der, dat wij ten

inde ondiepe haven van Cheribon


patrouillevaartuig
konden komen. Daar wachtten ons twee in optima
langszij
inspectie daar-
forma opgestelde erecompagnieën en na

van een autorit naar Linggadjati


door dichte hagen van

„merdéka !” schreeuwden op-


mensen, die opgewekt en

niet drei-
pervlakkig bezien een vrij demonstratieve, zo

gende indruk moesten maken.


al spoedig, dat
Wie echter wat beter kon kijken, zag
demonstratie waarin
dit een opgecommandeerde was,

het wel grappig vonden


vooral kinderen en jonge mensen

te schreeuwen en slechts enkele kleine groepjes


om mee

dit met bepaald boze blikken deden. Het geheel was, on-

danks het geluidsvolume, veeleer gemoedelijk en mijn

republikeinse geleider kon mijn opmerking waarderen,

dat het overal in grote letters aangebrachte woord „mer-

déka” op de muren van de Cheribonse stadsgevangenis


enigszins misstond.
zelf heerste de rustige atmosfeer, die
In Linggadjati
aan bergplaatsjes eigen is en die zelfs door de
zulke

toegestroomde gasten, de rondparaderende T.R.1.-officie-


soldaten en de aanvankelijk nogal ontstemde
ren en
1 kon
buiten- en binnenlandse journalisten nauwelijks
worden verstoord.

Inde laatste besprekingen tussen de delegaties bleek

1
Zij werden aanvankelijk zo ver weg ondergebracht en zo

weinig van transport voorzien, dat zij de eerste dagen bijna

geen contact met de gebeurtenissen konden krijgen.

158
nog één punt de voorlopige overeenstemming te verhin-
deren. Wat vooral wenste,
men was een ondubbelzinnige
uitspraak omtrent de toekomstige souvereiniteit of onaf-
hankelijkheid van Indonesië als staat, welke uitspraak
eigenlijk nog steeds was achterwege gebleven. Ineen vrij
dramatische avondontmoeting met Soekamo en Hatta
werd dit punt dooreen herziene formulering van artikel 2
opgelost en de ontwerp-overeenkomst van republikeinse
kant aanvaard. 1

Ineen formele vergadering op 12 November onder voor-

zitterschap van Lord Killeam die overigens aan de

vorige besprekingen weinig of geen deel had gehad


werd dit resultaat geconstateerd de dag in het
en daarop
navolgende communiqué bekend gemaakt.

De commissie-generaal de Indonesische
en delegatie heb-
ben een basis gevonden, waarop overeenstemming mogelijk
is. Bepaalde punten nopen echter tot nadere besprekingen
met de Nederlandse
Regering.

De delegaties keerden 13 en 14 November naar Batavia

terug. Het kwam de Commissie-Generaal nuttig voor dit

begin van overeenstemming op iets meer formele wijze


vast te leggen. Weliswaar moest de overeenkomst natuur-

lijk nog in Den Haag en Djokja worden goedgekeurd, doch


aangezien de Nederlandse Regering bij voortduring van

de ontwikkeling zaken de hoogte


van op was gehouden,
achtten wij het aannemelijk, dat niet
zij op belangrijke
bezwaren zou stuiten. Om die reden werd het stuk
op 15
November te Batavia door beide delegaties
geparafeerd;
met deze plechtigheid dit hoofdstuk de
was van bespre-
kingen afgesloten.

1
Het is een merkwaardig feit, dat bij deze overeenkomst
Sjahrir niet tegenwoordig was, omdat zij aanvankelijk als
informeel gesprek was bedoeld. Dit veroorzaakte de volgende
ochtend nog enige moeilijkheden, die echter
geen verandering
meer brachten in het eindresultaat.

159
Ofschoon men bij een emotioneel volk als het Indone-

sische altijd rekening moet houden met het voorbijgaan


van bepaalde stemmingen, zo gaf toch op dat ogenblik
het feit van Linggadjati aan zeer velen binnen en buiten

de republiek een stoot inde goede richting. Er was een

neiging om de strijd in het verleden als afgedaan te be-

schouwen, al waren er nog tal van tegenstanders tegen


iedere overeenkomst, die hun positie zou bedreigen, of

geen 100% merdéka zou bieden naar hun individuele op-

vattingen.
De ontwerp-overeenkomst was zeker lang geen volmaakt
stuk. Zij droeg de sporen van de psychologische moeilijk-
heden, die scheiding hadden gebracht tussen beide volke-

ren en kon alleen een redelijk resultaat opleveren, wan-

neer het wantrouwen geheel kon worden weggenomen en

de daad op de plaats van de onderhandeling kon worden

gesteld. Er scheen, hoezeer wij ons van invloeden ten

kwade bewust waren, nog een kans op een duidelijk en

nieuw begin, indien dat begin spoedig kon worden ge-


maakt. Het getij Dek nog gunstig, maar het kon in korte

tijd verlopen. Of die resultaten toen


werkelijk nog bereik-
baar waren, is niet meer uitte maken, want aan de voor-

waarde van snelheid werd niet voldaan.

160
HOOFDSTUK V

DE POLITIËLE ACTIE EN DE

VEILIGHEIDSRAAD

Dat linggadjati veel meer betekende dan

een conceptovereenkomst tussen twee delegaties, bleek

al dadelijk. Het is een feit, dat bij de T.R.I. en bij som-

mige strijdgroepen de indruk ontstond, dat het conflict

nu een einde genomen had, zodat het voorkwam, dat le-


den van deze organisaties naar huis terugkeerden en

zichzelf demobiliseerden. Inde Malino-gebieden aanvaard-

de men de beginselen van Linggadjati voor geheel


Indonesië als de natuurlijkste zaak van de wereld. Hoe

naijverig men daar ook zijn mocht op de bijzondere


aandacht, door Nederland aan de republiek besteed, het
ontstaan vaneen stuk, dat de parafen droeg van de

hoofdpersonen uit het politieke drama, werd ook daar

nieuwe 1
gezien als het begin vaneen tijd.
Inde Nederlandse gemeenschap mocht men sceptischer
staan tegenover de verwezenlijking van deze overeen-

komst, toch viel ook daar aanvankelijk een ontspanning


op te merken. Trouwens, de tussen 1 en 12 October

belegde, vrij representatieve conferentie met afgevaardig-


den van de Nederlanders, de Indo-Chinezen en de Indo-

Arabieren te Pangkalpinang op Banka had in menig


opzicht het resultaat van Linggadjati mede helpen voor-

bereiden.

Het sprak welhaast vanzelf, dat inde voorafgaande


maanden deze bevolkingsgroepen zich ineen bijzonder
moeilijke en benarde positie hadden gevoeld. Op republi-
keins gebied werden zij bedreigd of geïnterneerd. Wel had
de sinds het bestand georganiseerde evacuatie een aantal,
meest Indische, Nederlanders bevrijd, maar velen konden

i In bijlage V zijn die gedeelten van de overeenkomst afge-


drukt, welke het staatkundige programma voor geheel Indo-
nesië bevatten.

161
de komen de honderddui-
nog niet over demarcatielijn en

zenden Chinezen in het binnenland moesten nog steeds

het gebeurde bij Tangerang vrezen. In


een herhaling van

hun veiligheid langzamerhand wel ver-


ons gebied was

zekerd, doch tallozen waren ook daar nog uit hun werk

bezit beroofd, zodat hun toekomst


gestoten of van hun

er duister uitzag. Vooral voor hen was de verandering in


verwerken door de
de politieke verhoudingen moeilijk te

dreigende uitbanning, die daaraan verbonden scheen.


met deze
Het was evenwel zeer moeilijk gevallen groe-
omdat zij zelf
pen tot georganiseerd overleg te geraken,
De oude politieke
nog zo weinig georganiseerd waren.

dele slechts als schimmen


partijen leefden ten nog voor

van het verleden; het Indo-Europeesch Verbond, de grote


organisatie van Indische Nederlanders, kon slechts lang-

zaam zijn her en der verdreven leden weer bijeenkrijgen.


Inde Chinese wereld bleef het organisatie-vraagstuk
moeilijk door de voortdurend onbesliste strijd tussen

het land herkomst het land van


loyaliteit aan van en

inwoning en door innerlijke politieke verdeeldheid. Daar

doorheen gistten in al deze groepen nieuwe denkbeelden


het nog altijd sterk be-
en gevoelens, terwijl bovendien
lemmerde verkeer tussen de verschillende delen van de

Archipel aan de opbloei van algemene verenigingen inde


weg stond.
Vandaar dat het zich opzamelende onbehagen inde

eerste maanden nauwelijks een uitweg kon vinden, terwijl


ook het door mijn kabinet met verschillende groeperingen
contact maar heel langzaam tegemoet kon komen
gelegde
aan de behoefte om van eigen inzicht te getuigen en om-

trent de toekomst een scherper denkbeeld te verkrijgen.


der minderheden, waartoe
Eindelijk kon de bijeenkomst
in Malino reeds besloten was, op 1 October te Pangkal-

pinang worden geopend in het bijzijn van de Commissie-

Generaal. Zij gaf gelegenheid om al de opgekropte


ontevredenheid af te reageren en zodoende lucht te

verschaffen aan de reeds kiemende zaden vaneen nieuwe

instelling tegenover Indonesië. En al onthielden de Chi-

162
nese afgevaardigden zich nog angstvallig van uitspraken
de toekomst, de conferentie als
over staatkundige
zich, critisch begin, ineen
geheel bewoog na een zeer

onder de omstandigheden verrassend construc-


gegeven
tieve richting.
Zo werd instemming betuigd met de voornaamste

resultaten van Malino, terwijl ook de Commissie-Generaal


resoluties steun haar arbeid
ineen der algemene voor

ontving.
Onder een aantal verdere belangwekkende uitspraken
over zo uiteenlopende onderwerpen als plaatselijke en alge-
mene vertegenwoordiging, sociale zorg, vrijheid van gods-
dienst en drukpers, Nieuw Guinea en andere, verdienen
bijzondere vermelding de eerste twee punten van
nog
Resolutie II en de Resolutie IX, die als volgt luidden:

Resolutie No. 11.

1. De conferentie te Pangkalpinang, het recht van

onafhankelijkheid erken-
Indonesië op zelfstandigheid en

nende, spreekt als haar overtuiging uit, dat niettemin een

Indo-
voortzetting der betrekkingen tussen Nederland en

nesië gewenst is.


2. Terwijl enkele afgevaardigden van oordeel zijn, dat

die zelfstandigheid en onafhankelijkheid reeds kan worden

toegekend en de voortzetting der onderlinge betrekkingen


wederzijds in volle vrijheid zal moeten worden geregeld,
acht het overige deel der conferentie een tijdperk van

samenwerking binnen het Koninkrijk noodzakelijk, ten

einde Indonesië in staat te stellen op staatkundig, econo-

misch, sociaal en cultureel gebied die organisatie tot stand

te brengen en zich die onmisbare apparatuur te verschaf-


fen, welke voor Indonesië de mogelijkheid zullen scheppen
in volle vrijheid de zelfstandige beslissing te nemen om-

trent de voortzetting van de betrekkingen tussen Neder-


land en Indonesië.

Resolutie No. IX.

De Conferentie te Pangkalpinang, gehoord de bespre-

163
dat als essentieel element van
kingen, is van oordeel,
vgn de bestaande poli-
iedere regeling, die ter beëindiging
zal worden getroffen, behoort te worden
tieke geschillen
de waarborg, dat niemand zal worden vervolgd
gesteld
op andere wijze gélaedeerd terzake, dat hij zich heeft
of
zich onder hare be-
aangesloten bij eender partijen of
scherming heeft gestéld.

Was zodoende in Pangkalpinang een inzicht vastgelegd,


kon
dat in het stelsel van Linggadjati zijn bevestiging
betekende,
vinden, wat dit stelsel buiten de republiek
zou

de conferentie te Den Pasar. Daar kwamen op


blijken op

7 December 55 gekozen 15 benoemde afgevaar-


bijeen en

bevolkingsgroepen van Oost-


digden van alle streken en

Indonesië om te overleggen over de staatkundige bouw

vertegenwoordigde gebied. De conferen-


van het door hen
sfeer afwachting, wat
tie begon ineen wat kittelorige van

behandeling de ontwerp-overeenkomst van Ling-


de van
zodra de
gadjati in Nederland zou opleveren. Immers,

vergaderingen begonnen, bleek iedere afgevaardigde zijn


te kiezen in die ontwerp-overeenkomst,
uitgangspunt
waarin men de grondslag voor het nieuwe staatsgebouw
alle scherpte van debat, die
erkende en aanvaardde. Bij
waarbij niet
vooral inde eerste dagen optrad en een on-

inde vergadering zich


belangrijke republikeinse groep
steeds de
aftekende, bleef het feit van Linggadjati weer

zodat deze conferentie ten


tegenstellingen verbinden,
de door de regering ontwor-
slotte op constructieve wijze
de Staat Oost-Indonesië
pen regeling tot vorming van

De status van Nieuw


behandelde, amendeerde en aannam.

Guinea bleef voorlopig onbeslist.


En het sterkst bleek die invloed van Linggadjati wel,
toen laat inde avond van 20 December bekend werd, dat
stemmen voor de
de Tweede Kamer zich met 65 tegen 30
overeenkomst had uitgesproken. Van de aan die uitspraak
verbonden voorwaarden wist men toen natuurlijk nog

niets. Het feit zelf echter bracht tientallen conferentie-

164
stille, tropische nacht bijeen elkander
gangers inde om

en mij met dat resultaat geluk te wensen.

De oprichting van Oost-Indonesië moest nog geschieden


de Staatsblad D 65. De
op grond van bepalingen van

conferentie werd omgezet ineen voorlopige volksvertegen-

woordiging, die dadelijk overging tot de keuze vaneen

President van de Staat en vaneen eigen voorzitter. In

werd Tjokorde Gdé Rake


een zeer spannende stemming
Soekawati, bezadigd oud-Volksraadslid en vertegenwoor-

diger van Bali, als eerste president gekozen, terwijl Mr.


de 4 stemmen verschil verslagen
Tadjoeddin Noor, met

(republikeinse) tegencandidaat, het voorzitterschap van

de voorlopige vertegenwoordiging verkreeg. Men kon

hierin al een begin zien van de tegenstelling federalistisch-


republikeins, doch tevens een symptoom van die typisch
Indonesische neiging tot compromis, die altijd aan de min-

derheid ook haar plaats en invloed gunnen wil inde ge-


1
zamenlijke kring. De middag vóór Kerstmis was deze

eerste stap aan onze kant op de weg naar staatkundige

opbouw gezet.
Inde regeling zelf was een voorlopige taakverdeling
tussen de deelstaat en het centrale gezag
opgenomen
de
(de federatie), terwijl zij verder veel zorg wijdde aan

de staat in georganiseerde
inwendige decentralisatie van

volksgemeenschappen. Zij voorzag ook inde benoeming


vaneen Commissaris van de Kroon, die de samenwerking
met en de bijstand van Nederland zou vertegenwoor-
2 Als eerste kabinetsformateur wees de President
digen.
aan Nadjamoeddin Daèng Maléwa uit Zuid-Celebes, tegen
welke figuur, ondanks zijn invloedrijke persoonlijkheid,

i Bovendien betekende en betekent „republikeins” lang niet

altijd „unitarisch”; vele republikeinen zijn voorstanders van

een federalistische opbouw van de republiek, zodra de kemer-

dékaan is bereikt.

2
Daartoe werd benoemd de resident Brouwer, later opge-

volgd door zijn collega Mendelaar.

165
reeds toen ernstige bedenkingen bestonden, die later

gerechtvaardigd zouden blijken te zijn.


Op dat ogenblik echter overstraalde de algemene genoeg-
doening over het bereikte resultaat alle andere gevoelens;
uiting ineen feestelijke afscheidsmaaltijd in
zij vond en

telegram Hare Majesteit, waarin het


een spontaan aan

Vertegenwoordigend Lichaam de dank over-


Voorlopig
bracht van het volk van Oost-Indonesië voor de inlossing
de belofte, vervat in Haar rede van December 1942.
van

Bij onze terugkeer uit het door de natuur zo gezegende


Bali inde atmosfeer te Batavia vonden wij
gespannen
daar redenen te over voor nieuwe en ernstige zorgen.
Linggadjati de
Reeds vóór de bijeenkomst te waren

Commissie-Generaal en ik diep er van overtuigd, dat de

kans op oplossing van het politieke vraagstuk tezamen


een

met de republiek, of althans met de niet-extremistische

die wij in November 194.6 wel-


groepen uit de republiek,
licht nog hadden, de laatste was en dat zij, wanneer zij
niet met beslistheid snelheid werd, zeker
en gegrepen

zou voorbijgaan.
De republiek zelf was inde loop van het jaar als staat-
kundige verschijning gegroeid en had zich zowel binnens-

als buitenslands een duidelijker plaats inde politieke


evenwel tegelijkertijd ineen
opvattingen veroverd. Zij was

terecht gekomen, dat het gevolg


verwonderingsproces
zowel van de steeds toenemende invloed van de
was

T.R.I. en de strijdgroepen als van de corruptie, die door


de economische en monetaire verwarring en vooral door

de handel met Singapore steeds wijder om zich heen greep.

Buitendien waren er vele tekenen, dat internationaal het

eindeloze proces van conflict en onderhandeling in dit zo

bij uitstek begeerlijke gebied de geesten begon te ver-

moeien, terwijl de mogelijkheid van materiële of politieke


winst hoe langer hoe meer buitenlandse vrijbuiters en

buitenlandse belangstelling van bedenkelijk gehalte


aantrok.

Bovendien werkte het isolement van de republiek,

166
vooral tegenover ons, een verwijdering inde hand, die

het hernieuwde samengaan steeds moeilijker maakte, niet

inde laatste plaats wegens de tekortkomingen en onge-

rechtigheden, die daardoor aan de dag zouden komen.


Tegenover dit alles moest de groep, die dat samengaan
wilde, bij iedere nieuwe botsing gezag en terrein verliezen

en kon zij nog slechts dooreen eclatante en snelle beëin-

diging van het conflict op een binnenlandse overwinning


hopen. Bovendien moest men zich daarbij rekenschap er

van geven, dat ook die groep niet homogeen was en dat

een teleurstelling over het resultaat der onderhandelingen


een deel daarvan zou drijven naar de minder constructieve

elementen in het republikeinse gebied en naar individuen

en organisaties in het buitenland, welke uit dikwijls zeer

baatzuchtige motieven de republiek hulp aanboden.


Bij dit alles kwam, dat het vertrek van de Britten een

aantal ernstige spanningen tot het breekpunt deed nade-


ren. Onze strijdkrachten hadden maand na maand bij en

binnen de demarcatielijnen bloot gestaan aan dagelijkse


aanvallen, die zij slechts konden afweren, maar waaraan

zij niet radicaal een einde konden maken. Dit moest op de

duur haast ondraaglijk worden, ook voor de leiding, die


voortaan het bevel niet meer met een meer neutrale

vreemdeling behoefde te delen. Bovendien lieten de Brit-

ten op Java en Sumatra een aantal uiterst wankele vor-

men van dubbel bestuur na, die dagelijks wrijving moes-

ten veroorzaken en bij kwade trouw de gelegenheid tot

allerlei ondergronds geknoei boden. Ook daar lagen de

alleen algemene beëindi-


springstoffen opgestapeld; een

ging van onze eenzijdige gebondenheid kon werkelijke


ontspanning brengen.
Twee dingen kwamen voor ons vast te staan. Vooreerst,
dat wij het uiterste moesten beproeven om een oplossing
te bereiken, die voor alle redelijk denkende nationalisten
ten volle bevredigend was en die tegelijkertijd het herstel

van orde, veiligheid en welvaart ineen overgangsperiode


onder Nederlandse souvereiniteit zou mogelijk maken.

Daarom hadden wij ons niet in allerlei details begeven

167
en ook niet de weg van loven en bieden ingeslagen, maar

duidelijk gesteld, dat het Nederland met de opbouw vaneen

Indonesische staat volkomen ernst was, maar dat het


evenzeer ernst was met de eis, dat die staat een rechts-

staat zou zijn en dat wij daartoe zowel een overgangs-


periode onder onze (mede-)verantwoordelijkheid, als een

voortgezette, bijzondere samenwerking tussen Nederland

en Indonesië noodzakelijk achtten.

Wij gaven ons echter tegelijk rekenschap er van, dit in

ieder geval gezagsmiddelen nodig zouden zijn om aan wet-

teloosheid en terreur van gewapende, al dan niet politieke


groepen, een einde te maken. Dit bracht evenwel onver-

mijdelijk met zich, dat wij, indien alle middelen tot het

bereiken vaneen positieve samenwerking met de repu-


blikeinse regering zouden hebben gefaald, zelf tot het her-

stel van orde en veiligheid zouden moeten besluiten. Juist

door het duidelijk besef deze consequentie konden


van wij
in het politiek overleg eerlijk en zonder voorbehoud de

overdracht van souvereiniteit aan Indonesië als geheel in


uitzicht stellen tegelijkertijd duidelijk maken, dat
en wij
voor bedreigingen of geweld niet uit de weg zouden gaan.
Ook dit laatste wilden
was nodig, wij de gematigde en

constructieve krachten inde republiek de extre-


tegen
misten steunen.

Helaas bleek de snelheid van handelen, die de toestand


eiste niet mogelijk, omdat in Nederland noch de oprichting
zonder voorbehoud van de Indonesische staat, noch de

voorwaarde van herstel van orde en veiligheid, desnoods


op eigen gezag, door de regeringspartijen ten volle als

grondslag voor ons beleid was aanvaard. Terwijl de

rechtervleugel aan de Commissie-Generaal en mij, op

grond van de onbewimpelde formulering van de souverei-

niteit der toekomstige Verenigde Staten van Indonesië,


een „afglijden” en een „verbreking van het Koninkrijk”
verweet, zou de politiële actie, toen het eenmaal niet meer

anders kon, ons van de andere kant de beschuldiging van

een „koloniale mentaliteit” op de hals halen.

Inde laatste dagen van November vertrok de Commis-

168
sie-Generaal, op verzoek van de Nederlandse Regering,
naar Den Haag. Zodoende was het waaraan de
orgaan,
verdere staatkundige voorbereiding in Indonesië bij de

wet was opgedragen, gedurende zes weken afwezig en

moest ik in die tijd de pas markeren onder steeds dreigen-


der omstandigheden. Het bestand werd, na een korte

verbetering als gevolg van het te Linggadjati bereikte

resultaat, weer slechter nageleefd en de vaststelling van

de demarcatielijnen bleef uit. Onze militaire autoriteiten

hadden grote zelfbeheersing nodig om defensief te blijven.


Toch moest geduld worden geoefend, omdat wij het uiter-
ste wilden beproeven en ernstige botsingen bij het vertrek

van de Britten in ieder geval wilden vermijden.


De regering in Nederland achtte het niet mogelijk tot

de ondertekening van de overeenkomst te besluiten, voor-

dat daaraan uitvoerige toelichtingen zouden zijn vastge-


daarover uitvoerig debat inde Tweede
knoopt en een

Kamer zou zijn gevoerd. Dit alles duurde tot 20 December


en had tot resultaat, dat de Kamer weliswaar met de aan-

vaarding van de ontwerp-overeenkomst van Linggadjati


instemde, doch daaraan, naar de bewoordingen van de

motie-Romme-Van der Goes van Naters, de voorwaarde


verbond, dat de regering bij die ondertekening gebonden
zou zijn aan hetgeen „volgens de door de Commissie-Ge-

neraal opgestelde toelichting te Linggadjati (was) over-

eengekomen, met onverkorte inachtneming van de rege-

ringsverklaring van 10 December 1946 en van de aan-

vullende regeringsverklaring van 19 December 1946”.

Daardoor was een zeer onoverzichtelijke en tientallen

bladzijden omvattende interpretatie aan de overeenkomst

toegevoegd, die naar het aanvankelijk oordeel van de

regering vóór de ondertekening van de overeenkomst

zelf door de wederpartij moeten onderschreven.


zou zijn
Van deze procedure viel een bedenkelijke verdere ver-

traging te verwachten, evenals een verzwakking van de

internationale waardering, die de totstandkoming van de

ontwerp-overeenkomst had gewekt. Daarbij hadden in het

bijzonder de beschouwingen over de vraag, of de Neder-

169
lands-Indonesische Unie al dan niet een soort superstaat
zou zijn, ook buiten republikeinse kring een ongunstige
invloed. Wat ook de staatsrechtelijke waarde van die be-

togen mocht wezen, beschouwingen over de „zware Unie”,


de eigen souvereiniteit en de eigen buitenlandse vertegen-
woordiging daarvan en de min of meer ondergeschikte
plaats,, tot welke de beide deelnemende staten in die ge-

dachtengang werden teruggebracht, moesten de indruk

wekken, dat men toch de oude verhoudingen in nieuwe

vorm dacht te continueren. Het betoog daartegen, dat

de Unie-organen uit gelijke vertegenwoordigingen van

beide deelnemers zouden bestaan, had weinig invloed,


omdat men ook bij zulk een samenstelling en niet alleen

in Indonesië een overwegende gezagspositie van Neder-

land inde Unie verwachtte, al ware het alleen, omdat

niemand kon aannemen, dat Nederland zulk een over-

wegende zeggingschap in eigen zaken vaneen werkelijk


paritair Unie-organisme zou goedvinden.
In diezelfde tijd ging ook de veiligheidstoestand sterk

achteruit. Alle tegen de overeenkomst gerichte krachten


hadden niet alleen in Nederland, maar ook en niet minder
inde republiek het hoofd weer opgestoken en de voort-

zetting van het bestand werd steeds moeilijker.


Nog was begin December beproefd het vraagstuk van

de demarcatielijnen op te lossen dooreen gezamenlijke


rondreis van hoge militaire en civiele vertegenwoordigers
der beide partijen. Hier en daar scheen dit, zij het met

grote moeite, te zullen slagen, toen inde laatste dagen van

December het uit de kringen de T.R.I. de


van en strijd-
groepen dreigende onweer losbarstte.
Een noodzakelijke zuivering van het republikeinse
bestuur in Buitenzorg, dat op in
ernstige wijze zijn taak
waste kort geschoten en in blijkbaar contact met T.R.1.-

organisaties aan de andere zijde van de lijn een terrori-

sering van de burgerij toeliet of ondersteunde, werd aan-

gegrepen als motief voor de Generaal Soedirman, opper-


bevelhebber der T.R.1., uiterst
om een krijgszuchtige
redevoering te houden op 26 December, die vooral op

170
Sumatra ernstige gevolgen had. De overeenkomsten be-
treffende de demarcatielijnen bij Medan en Padang werden
van republikeinse kant weer opgezegd en de aanvallen op
onze posten begonnen daar te
en Palembang opnieuw.
Er moest 1 oen kort en krachtig hieraan een einde worden

gemaakt, waarbij wij zelf de grenzen vaststelden en het


terrein daarbinnen van strijdgroepen en benden zuiverden.
Deze actie maakte indruk deed het
en voorlopig aantal

bestandsschendingen iets teruglopen, behalve bij Soera-


baia, waar onder de invloed van Boeng Tomo en enkele
uiterst kwaadaardige T.R.1.-commandanten het schieten

dagelijks verder ging.


Ook aan de steeds voortwoekerende smokkelhandel in

ondernemingsproducten en -materialen uit republikeins


gebied en aan de invoer van wapens moest een einde
komen. Op 28 Januari zagen wij ons genoodzaakt om, na

vruchteloos overleg met de republikeinse autoriteiten


een toezicht ter in te stellen het
zee op vervoer tussen
republikeins gebied en het buitenland met name Singa-
pore —,
hetwelk onvermijdelijk een bron van nieuwe
incidenten en wrijvingen werd.

Zo was omstreeks de terugkeer van de Commissie-


Generaal op 13 Januari het uitzicht
op overeenstemming
al sterk verduisterd. Zoals te verwachten viel, weigerde
de republikeinse regering onze interpretatie van Lingga-
djati te aanvaarden en verklaarde zij zich alleen bereid tot

ondertekening van de ontwerp-overeenkomst, met inbe-


grip van de daarbij behorende (bindende) notulen en

correspondentie.
lets meer effect hadden de eerste besprekingen omtrent

een krachtiger uitvoering van het bestand, al werden

deze wederom doorkruist door de ontwikkeling van de

situatie bij Soerabaia, die leidde tot een bezetting van

Krian en Sidoardjo op 24 Januari, juist toen de republiek


tot een uitdrukkelijk bevel om de beschietingen in die
buurt te staken was gekomen. Toch kon nog op 15 Fe-
bruari een algemene order om het vuren te staken ver-

171
kregen worden, die weer voor enige tijd de toestand op
de demarcatielijnen kalmeerde.
Wij waren door dit alles ineen vrij scheve positie
geraakt, omdat wij tegenover de buitenwereld de schijn
op ons laadden van de overeenkomst eigenlijk niet te

willen, daar niemand, die niet grondig op de hoogte was

van de stukken en de politieke situatie in Nederland,


begrijpen kon, waarom wij een ondertekening zouden

weigeren wegens het feit, dat de wederpartij een daaraan

door ons gegeven interpretatie niet zonder meer tot de

hare wilde maken. De toestand werd nog moeilijker, toen

begin Maart ineen met veel publiciteit georganiseerde


bijeenkomst van het K.N.I.P. te Malang, nadat de repu-

blikeinse regering haar voortbestaan daarvan afhankelijk


had gemaakt, de ontwerp-overeenkomst werd aangeno-
men. Daardoor kwam onze aarzeling wel onder een zeer

sterke schaduw te liggen. Onze positie werd almede niet


versterkt door het experiment met de aanwijzing van twee

nieuwe aspirant-leden voor de Commissie-Generaal, Prof.


Posthuma en Prof. Verzijl, die eigenlijk tegenstanders van

Linggadjati bleken te zijn. Zij bedankten weer op 20

Maart. Ten slotte machtigde de Nederlandse Regering


op 17 Maart de Commissie-Generaal en mij om de over-

eenkomst te ondertekenen, mits de republikeinse regering


erkende, dat wij ons daarbij tot niets meer verbonden dan

inde motie Romme-Van der Goes van Naters was om-

schreven. Het lid De Boer trad uit de Commissie-Generaal,


omdat hij deze verandering vaneen eenmaal ingenomen
standpunt niet kon waarderen.
Ook deze laatste phase ging nog met een ernstige actie

gepaard, die noodzakelijk was geworden wegens opzette-


lijke inundering van het gebied rondom Soerabaia door
de T.R.1.-leiding te Modjokerto. Nadat hierover weken

lang vergeefs was geprotesteerd en onderhandeld, bezet-


ten onze troepen op 17 Maart Modjokerto en de water-

werken bij Melirip, waarbij bleek, dat door eenvoudige


maatregelen aan de dreigende ramp binnen enkele dagen
een einde kon worden gemaakt.

172
Nadat twee dagen later was overeengekomen, dat te Mo-
djokerto een proef tot demilitarisering en gemeenschap-
pelijk bestuur zou worden genomen, werd de overeenkomst

van Linggadjati ten slotte op 25 Maart 1947, honderd-


dertig dagen na de totstandkoming van het ontwerp,
getekend. Men moet aannemen, dat de mogelijkheid van

een werkelijke uitvoering toen reeds niet meer bestond.

Toch beproefden wij die uitvoering te beginnen, waartoe


de belangrijkste en meest dringende onderdelen in bespre-
king werden genomen. Zij betroffen de hervorming van

de Indische Regering voor de overgangsperiode, de voor-

bereiding van regelmatige buitenlandse betrekkingen voor

de Staten Indonesië x
Verenigde van
,
de regeling van de

binnenlandse veiligheid en de militaire samenwerking en

voorzieningen tot herstel van eenheid en regelmaat op

economisch gebied. Bij de meeste van deze onderwerpen


was eveneens overleg vereist met de vertegenwoordigers
van de Malino-gebieden, waarvan Oost-Indonesië langza-
merhand vorm begon te krijgen, terwijl in Borneo en op

Banka, Billiton en Riouw de organisatie van de afzon-

derlijke volksgemeenschappen geleidelijk voortgang


maakte.

Een statuut voor de bijzondere rechtsgemeenschap


Kalimantan Barat (West-Borneo) werd 12 Mei te
op
Pontianak getekend door de Commissie-Generaal, de

Landvoogd, de Sultan van Pontianak en het dagelijks


bestuur van de West-Borneo Raad. Inde loop van het

jaar zou dit voorbeeld gevolgd worden door de instelling

van de federatie Oost-Bomeo en van de gebieden Dajak

1 Een belangrijke bijdrage daartoe vormde de oprichting


te Batavia 1 de Directie
op April van Verre Oosten van het

Departement van Buitenlandse Zaken. Dit kantoor verleende,


onder leiding eerst van Dr. Boon en later van de heer Elink

Schuurman, een niet genoeg te waarderen steun aan de


Indische Regering de Commissie-Generaal alle inter-
en bij
nationale aanrakingen en verwikkelingen, die zich in 1947

en 1948 voordeden.

173
Besar en Kalimantan Tenggara; alleen in Zuid-Bomeo
moesten de verkiezingen voor een vertegenwoordigende
raad in verband met politieke woelingen worden
nog
uitgesteld. Ook Banka, Billiton en Riouw kregen op 12
Juni 1947 autonomie; zij zouden later tot andere samen-

werking geraken.
In deze periode moest een einde worden gemaakt aan

een gruwelijke terreur, die door de overgebleven benden,


daartoe verder aangezet door uit Java overgekomen
agitators, sinds October 1946 in Zuid-Celebes was ont-

ketend. Op 11 December moest de staat van oorlog er

worden afgekondigd. De gepleegde wandaden, die vrijwel


zonder uitzondering richtten tegen vreedzame mede-Indo-
nesiërs, eisten een hardhandige bestrijding, waarbij helaas

aan onze kant excessen voorkwamen. De gebeurtenissen


bewezen echter, welke mate van onvrijheid, onveiligheid
chaos het gevolg kon de
en
zijn van aanwezigheid van

onverantwoordelijke, gewapende lieden. Het resultaat van

de actie toonde dat hun


aan, na verwijdering de regel-
matige wederopbouw van het land zonder moeite kon
worden hervat en het politieke leven tot vrije en gezonde
ontwikkeling kon worden gebracht.
Het overleg met de republiek bleef afstuiten een
op

uitgesproken tegenzin om de federale gedachte werkelijk


te aanvaarden, de eigen status ten opzichte van het
buitenland prijs te geven reële
en een samenwerking met

Nederland te beginnen. De republikeinse vice-minister

voor Buitenlandse Zaken, Hadji Agoes Salim, vertrok na

de erkenning van de republiek in Maart door de Arabische


staten, naar het Midden-Oosten en ofschoon ontkend

werd, dat hij zich daar op het gebied van de buitenlandse

betrekkingen bewoog, bleek dit duidelijk niet waar te zijn,


toen hij op 11 Juni voor de republiek een vriendschaps-
verdrag met Egypte sloot. Ook de economische paragra-
fen vorderden slechts in schijn; aan de voedselblokkade

kwam geen einde. De buitenlandse bleek


vrijbuiterij o.m.

uit het geval van de Martin Behrman van de Isbrandtsen

174
Line, die in Maart te Cheribon goederen laadde, waaronder

Nederlandse 1
producten van ondernemingen.
De nakoming van het bestand bleef uiterst onbevredi-

gend en de pogingen door ons aangewend om op prak-


tische, niet-politieke terreinen een begin van samenwer-

king te verkrijgen, stuitten voortdurend af op onwil en

bezwaren. De republikeinse schaduwbesturen voor Borneo

en de Grote Oost en de daarmede verbonden organen voor

subversieve actie bleven, ondanks herhaalde protesten,


gehandhaafd. Zij zouden eerst vlak voor de politiële actie
en dan nog op halfhartige wijze worden ontbonden.

Nog was een veeg teken inde republiek, dat de com-

munistische leiders en decentrale arbeidersvereniging


voor „geheel Indonesië”, de 5.0.8.5.1. (Sentral Organisasi
Boeroeh Seloeroeh Indonesia), waarvan Setyadjit de vader
was, de vakbeweging begonnen te drijven ineen richting,
die artikel 14 der overeenkomst
(teruggave van eigendom-
men en ondernemingen) tot een dode letter zou maken.
Er zouden aan de hervatting van het werk onder de

leiding der eigenaren onmogelijke arbeidsvoorwaarden


worden verbonden, of stakingen tot het
verkrijgen van

algemene nationalisering worden op touw gezet.

Ook wist de 5.0.8.5.1. het internationale aanzien van


de republiek verder te verhogen dooreen algemeen
arbeiderscongres in Malang te organiseren (April 1947),
waar afgevaardigden verschenen van buitenlandse en

1 De Martin Behrman werd later opgebracht naar Tandjong


Priok en daar gelost; de directie de Isbrandtsen
van Line,
welke lijn ook vroeger reeds getracht had inde scheepvaart
inde archipel binnen te dringen, voerde een heftige campagne
tegen de Indische Regering, die ineen later aan mij te New
York overhandigde dagvaarding door haar zou worden om-

schreven als: „Dr. H. J. van Mook, Head or Leader of a

group of armed or militarized themselves


persons, calling
The Netherlands Indies Government”. heeft
Zij met dit alles
tot dusverre geen succes geboekt, doch veroorzaakte ons meer

dan genoeg last.

175
Nederlandse vakverenigingen. Op dit congres werd deel-

neming van de vakverenigingen aan het overleg omtrent

de uitvoering van artikel 14 verlangd en spoorde men de

Australische havenarbeiders, vertegenwoordigd door hun

communistische leiders Roach en Healy, aan de boycot


voort te zetten tot Nederland de „blokkade” van de

republiek zou beëindigen.


Maarde kwaadste factor bleven de T.R.I. en de vecht-

clubs, die voor al deze tegenactie de gewapende achter-

grond leverden. Hun verhouding tot de republikeinse


regering wordt het best geschetst door de navolgende
zinnen uiteen nota van republikeinse herkomst:

Men moet het repübl. leger niet beschouwen als een

machtsorgaan van de regering. De republ. regering bezit


tactische macht het leger, is dus niet
generlei over en

in staat de legermacht overeenkomstig hare politiek te

doen manoeuvreren, zoals vaak het handhaven of be-


bij
palen der perimeters noodzakelijk is. Het leger bezit eigen
inzichten en handelt naar eigen tactiek. Dit komt niet

door de positie van reactionnaire elementen in het „Ke-


menterian Pertahanan” en/of de „Markas Tertinggi”,
maar door het feit, dat de vechtende eenheden zich zelden

hebben gehouden de instructies uit


disciplinair aan

Djokja. Nog slechter is gesteld met de semi-mïlitaire

organisaties, die vaak in staat zijn om de besluiten van

het hoofdkwartier eenvoudig te torpederen. E.e.a. is ver-

klaarbaar door de historische ontwikkeling van het leger.


Dit bestond in 19/f5 nl. uit inderhaast opgeroepen

„Heiho’s”, leden der ,fembela Tanah Air”, voormalige


K.N.1.L.-soldaten, jongeren uit de „Pelopor”-organisaties,
leden van „Seinendan” en „Keibodan”. Deze heterogeni-
teit veroorzaakt het feit, dat elke legerafdeling naar eigen
inzicht handelt, in overeenstemming met de locale situatie,
zonder coördinatie, zonder uniforme legerdiscipline.

Elke soldaat koos zijn eigen regiment, divisie en ook zijn

176
eigen commandant. Elke legerafdeling zorgde voor eigen
financiën, kazernering, uitrusting etc.

In het leger worden aangetroffen officieren met ministe-

riële dan wel presidentiële benoemingen; daarnaast wor-

den officieren benoemd door divisie-commandanten en

Soedirman persoonlijk. De benoemingen veroorzaken wrij-


ving in het leger en tussen leger, officieuze strijdorgani-
saties en ambtenarij.

Zij die het leger te reorganiseren, zijn niet


wensen veilig
voor de wraak van hen, die van deze reorganisatie de
dupe zouden worden.

Behalve de republiek en de politieke groeperingen beschik-


ten ook vele centrale locale
en grootheden overeen eigen
lijfwacht of knokploeg.

Opluchting en opheldering bracht begin Mei het bezoek

van Minister-President Beel en Minister Jonkman. Daar-


door kwam vooreerst einde het
een aan gerucht inde
Nederlandse pers over mijn aanstaand aftreden, dat zijn
grond vond ineen overweging van de ministerraad, die
van mijn vertrek een politieke ontspanning in Nederland
verwachtte. De ministers kwamen tot het
besluit, dat van

dit voornemen moest worden afgezien de


en regering
verzocht mij mijn werk voort te zetten, totdat de politieke
toestand verzoek tot
een ontheffing mijnerzijds mogelijk
zou maken. Hierdoor kwam althans voor ongeveer een

jaar een einde aan de politieke agitatie in regeringskringen


tegen mijn persoon, die met de zaken weinig uitstaande
had, maar bij de vele
moeilijkheden en zorgen bijzonder
ondermijnend werkte.

Een duidelijke vaststelling van de verdere taak der


Commissie-Generaal bleef echter uit. Van de uitvoering
vaneen voorstel, in December 1946 gedaan, om de Com-
missie-Generaal gedurende de overgansperiode
permanent
te maken dooreen
en machtigingswet ruimte te verschaf-

177
fen voor het invoeren natuurlijk in overeenstemming
met de Nederlandse Regering van tussentijdse hervor-

mingen, kon door de politieke onzekerheid in Nederland

niets komen.

Wel werd ten aanzien van de onderhandelingen volle-


overeenstemming bereikt, die leidde tot een reeks
dige
eindvoorstellen van onze kant, welke op 27 Mei aan de

republikeinse delegatie werden overhandigd.


werd te tot de instelling van
Voorgesteld over gaan

een Federale Raad als overgangsregering, gevormd door

de Kroon tezamen met verte-


de Vertegenwoordiger van

de staatkundige organisaties in
genwoordigingen van

Indonesië. Onder deze overgangsregering zouden dan

voor de uitoefening van decentrale bevoegdheden organen

begin worden gemaakt met de


worden ingesteld en een

opbouw van federale departementen. De grote vraagstuk-


ken betreffende de uitvoering van de overeenkomst van

Linggadjati zouden blijven berusten bij de gezamenlijke


delegaties, met inbegrip van vertegenwoordigers van

Oost-Indonesië en Borneo.

Verder werd een organisatie in uitzicht gesteld voor

de behandeling van de buitenlandse betrekkingen binnen


het raam van het Koninkrijk en voor de opbouw vaneen

federaal ministerie buitenlandse zaken.


toekomstig van

de republiek zouden
De onregelmatige betrekkingen van

moeten worden geliquideerd.


Er zou een einde moeten komen aan iedere strijd en

een zodanig herstel van orde en veiligheid dienen te wor-

dat de strijdkrachten geheel op hun garni-


den bereikt,
zoenen zouden kunnen worden teruggetrokken. Daartoe

werd een gemeenschappelijke gendarmerie onder een

Directoraat de binnenlandse
gemeenschappelijk voor

die de orde bewaren inde


veiligheid nodig geacht, zou

gebieden bij de demarcatielijnen


gedemilitariseerde en

helpen herstellen, waar dat nodig zou blijken. Daarnaast


zou men tezamen de defensie van Indonesië opbouwen.

Verder werden regelingen aangegeven voor het import-,


export- en deviezenregime, de dienst der douane, de ver-

178
koop van ondernemingsproducten en de teruggave van

bezittingen en bedrijven aan niet-Indonesische eigenaren.


De voedselvoorziening zou voorlopig in handen komen

vaneen gemeenschappelijk voedingsmiddelenfonds.


De nota eindigde met de woorden :

Met het vorenstaande is voor de Commissie-Generaal ten


aanzien van de hier behandelde onderwerpen het eindsta-

dium van haar onderhandelingen betreffende de uitvoering


van de overeenkomst bereikt. Zij is van oordeel, dat de

aldus door haar, na het voorafgaande overleg met de

republikeinse delegatie, ontworpen voorstellen een samen-

hangend geheel vormen, waarin essentiële wijzigingen niet

mogelijk zijn zonder de uitvoering van de overeenkomst

in gevaar te brengen, of practisch onmogelijk te maken.

In verband met de dringende noodzaak om op korte

termijn tot een begin van uitvoering te geraken, meent

zij te moeten verlangen, dat een antwoord op deze voor-

stellen door de republikeinse delegatie binnen veertien

dagen zal worden gegeven. Mocht dit antwoord afwijzend


of onbevredigend zijn, dan ziet zij tot haar leedwezen geen

mogelijkheid om de bespreking voort te zetten en zal zij


de vraag, wat er verder te gebeuren staat, moeten voor-

leggen aan de Nederlandse Regering.

Op 3 Juni werd de indiening van deze slotnota in Neder-

land officieel bekend gemaakt onder toevoeging van de

mededeling, dat, mocht het antwoord van de republikeinse


regering onverhoopt onbevredigend zijn, de Nederlandse
Regering (evenals de Commissie-Generaal) in voortzet-

ting van de ohderhandelingen geen heil meer zag en op


andere wijze naar een oplossing van dein Indonesië be-
staande onhoudbare toestand streven.
zou Daarbij werd
het program van Linggadjati tot onverkort richtsnoer van

het regeringsbeleid verklaard.

Een groep Indische ambtenaren, die onder leiding van

Dr. Idenburg eind Mei Djokja bezocht, keerde terug met


een zeer verscherpt inzicht inde daar heersende stemming

179
en kon op grond van dat inzicht niet veel hoop geven voor

een werkelijke overeenstemming. Het republikeinse cen-

trum waste lang afgesloten geweest en leefde, zowel ten

aanzien van de werkelijke betekenis der republiek als van

de aan Nederland toegeschreven bedoelingen, ineen zo

onwezenlijke sfeer, dat een wederzijds verstaan haast niet

te verwachten viel. Alle ondernomen pogingen om op

praktische en niet-politieke terreinen gezamenlijk aan het

werk te gaan en zodoende het aanrakingsvlak tussen ons

en de republikeinse te vergroten, hadden tot dusver

gefaald.
*

Het antwoord van de republiek, dat op 7 Juni binnen-

kwam, bevestigde dit weinig hoopvolle vooruitzicht. Het

begon met alle schuld voor het nog voortdurende conflict

Nederland en de Nederlanders te schuiven en bevatte


op
in zinnen als: „Het moet als vaststaand
zijn inleiding een

feit worden aanvaard, dat er in Indonesia geen gebied is

waar vrijheid van beweging, spreken en schrijven zó groot


is als in het gebied dat onder het gezag van de Republiek
staat.” In het zakelijke gedeelte bleek, dat de republiek
in geen enkel opzicht van planwas de positie te aanvaar-

den, die inde overeenkomst van Linggadjati was omschre-

interim-regering, doch alleen met


ven. Zij accepteerde een

een aandeel voor haarzelf daarin van 50% en zonder

medezeggingschap van betekenis voor de Vertegenwoor-


diger van de Kroon. Zij schoof de andere deelstaten vrijwel
geheel opzij en matigde zich de controle aan over hetgeen
in die gebieden aan staatkundige hervorming zou worden

tot stand gebracht. Zij wenste reeds dadelijk een eigen


vertegenwoordiging voor de interim-regering in het bui-

tenland en daarbij het recht om als republiek eigen han-


delsvertegenwoordigers aan te stellen. Zij weigerde iedere

vorm van gemeenschappelijke zorg voor orde en veiligheid


en omschreef de economische regelingen ook op zodanige
wijze, dat zij daarin een dominerende plaats zou innemen.

Op tal van punten maakte het antwoord verdere uitvoerige


discussies nodig. Typerend dat wel
was, men stemming
eiste inde Malino-gebieden over de vraag, of deze zich

180
bij de republiek zouden willen aansluiten, maar daarte-

genover het gebied van de republiek zelf onaantastbaar

verklaarde. De algemene strekking wordt misschien het


best getypeerd dooreen zin, die luidde: „Gedurende de
overgangstijd, d.w.z. gedurende de periode vóór de tot-

standkoming van de Verenigde Staten van Indonesia, zal


de de facto-positie van de Republiek niet gewijzigd wor-

den, zoals is aanvaard door de Nederlandse Regering bij


de Overeenkomst van Linggadjati”.
Men moest aannemen, dat hier inderdaad de stemming
van Djokja onverbloemd aan het licht kwam en dat die

stemming ieder begin van werkelijke samenwerking en

iedere invoeging de republiek in het Indo-


van geheel van

nesië vrijwel uitsloot. Toen de Commissie-Generaal, die

op 26 Mei voor een kort overleg naar Nederland was ge-


gaan, op 12 Juni terugkeerde, was dan ook ons eenstem-

mig oordeel, dat het antwoord onaanvaardbaar moest


heten en bijna alle punten in strijdwas met de
op over-

eenkomst Linggadjati. motiveerden


van Wij dit ineen

uitvoerige nota van 20 Juni, die met de volgende zinsneden

eindigde:

Samenvattend acht de Commissie-Generaal de republi-


keinse voorstellen zodanig onbevredigend, dat vrijwel van

afwijzing haar nota kan worden


een van gesproken. Zij
negeren de rechtspositie, zoals die inde overeenkomst van

Linggadjati was aanvaard; zij stellen een algemeen over-

wicht van de republiek tegenover de federale constructie;


zij verwerpen de grondslag van samenwerking, die in

wederzijdse zeggingschap behoort gelegen te zijn en zij


bieden ten slotte geen waarborg voor een werkelijk veilige
en rechtmatige terugkeer van hen, die uit het republikein-
se gebied verdreven zijn of voor de positie van die tallozen,
welke met de Nederlandsch-Indische Regering hebben
samengewerkt.
De Commissie-Generaal meent
derhalve, dat de repu-
blikeinse nota haar geen mogelijkheid tot verdere onder-

handeling biedt en heeft, overeenkomstig de slotzin van

181
haar nota de vraag, wat er verder te gebeuren staat,
voorgelegd aan de Nederlandse Regering.

Intussen waren Sjahrir en anderen persoonlijk zodanig


overtuigd van de onaanvaardbaarheid van het antwoord,
dat Sjahrir nogmaals trachtte het republikeinse beleid

om te buigen, door op eigen gezag ineen radiorede en een

brief aan de Commissie-Generaal mede te delen, dat zijn

delegatie instemde met een interim-regering als omschre-

ven in onze nota van 27 Mei; met deelneming van Oost-

Indonesië en Borneo aan de besprekingen en met de

instelling van de federale organen, die inde bijlage van

onze nota waren genoemd. Hij vroeg om hierover aan-

stonds besprekingen te openen.

Deze stap leidde tot een kort verder overleg, nadat aan

delegatie medegedeeld, dat ook de


de republikeinse was

Nederlandse Regering het antwoord van 7 Juni volledig


onbevredigend vond en dat zij meende „mede op grond
van het overleg, dat haar organen (hadden) gepleegd met
Oost-Indonesië en West-Borneo, ...de regering der repu-

bliek nadrukkelijk te mogen uitnodigen de voorstellen van

27 Mei alsnog te aanvaarden”. Aan deze phase kwam

echter een abrupt einde, doordat Sjahrir op 26 Juni zijn


ontslag moest nemen als Premier, omdat zijn laatste stap-
pen dooreen aantal belangrijke partijen inde republiek
waren afgekeurd.
Een nieuw element inde situatie bracht op 28 Juni een

aide memoire van de Amerikaanse Regering. De Regering


der Verenigde Staten sprak haar bezorgdheid uit over het

voortduren van het conflict en motiveerde deze door te

stellen, dat „The United States must necessarily be con-

cerned with developments in Indonesia because of the

importance of Indonesia as a factor in world stability,


1
both economie and political”. Zij drong aan op aanvaar -

1
„De Verenigde Staten zijn noodzakelijkerwijze betrokken

bij de ontwikkelingen in Indonesië wegens de betekenis van

182
ding van de door ons omschreven interim-regering door
de republiek en de erkenning van de Nederlandse souve-

reiniteit inde overgangsperiode en stelde daarbij in uit-

zicht, dat zij, zodra een constructieve samenwerking zou

zijn verzekerd, met de vertegenwoordigers van Nederland


en van de interim-regering (daarbij inbegrepen die van de

republiek en van de andere deelstaten) financiële hulp


voor de economische rehabilitatie van Indonesië zou willen

bespreken.
Ten einde de zaak zo duidelijk mogelijk te stellen, werd
de republikeinse regering
aan
op 29 Juni nog een vijftal
concrete vragen voorgelegd met betrekking tot de plaats
van de Vertegenwoordiger van de Kroon inde interim-

regering, de buitenlandse betrekkingen, de federale orga-

nen, teruggave van niet-Indonesische eigendommen en de


binnenlandse veiligheid. Op die vragen werd binnen een

week antwoord verlangd.


Al die tijd steeg buiten de vergaderzalen en kabinetten

de spanning. De republiek had een nationaal leger (T.N.I.


= Tentara Nasional Indonesia) gevormd uit de T.R.I. en

de belangrijkste strijdgroepen en kondigde allerlei mobili-

satiemaatregelen aan. De bestandsschendingen werden

veelvuldiger en vernielingen werden voorbereid en uitge-


voerd bij de demarcatielijnen. De propaganda, die haar

vijandige toon nog nooit had afgelegd, werd met de dag


wilder de verwerping Linggadjati
en van op allerlei wijzen
aangeprezen.

Op 3 Juli ontstond een nieuw kabinet onder leiding van

Mr. Amir Sjarifoeddin, wiens eerzucht hem er toe ge-


bracht had naar de macht te grijpen. Op de 5e deed hij
een brief toekomen aan de Commissie-Generaal, waarvan

het karakter het best wordt getekend door de wijze, waar-

op hij de hierboven aangehaalde zin uit de Amerikaanse


aide memoire interpreteerde. Daarvan schreef hij: „Zeer
heugelijk is daarbij de Aide Memoire de der
van zijde

Indonesië als factor de stabiliteit de


voor van wereld, zowel

economisch als politiek.”

183
Regering van de Verenigde Staten, welke groot begrip
toont in het bijzonder voor de essentiële positie van de

Republiek Indonesia als een factor van politieke en eco-

nomische stabiliteit inde wereld”. Hoezeer zowel Den

Haag als Batavia het alleruiterste wilde doen om een

conflict te voorkomen, zo scheen toch mogelijkheid


geen
over te blijven.
Op 8 Juli echter volgde weer een aanvullende nota, die

plotseling op vele punten geheel overstag ging, zonder

nochtans overal voldoende duidelijk te zijn en zonder de

gemeenschappelijke zorg voor de binnenlandse veiligheid,


anders dan door de instelling van het gemeenschappelijk
directoraat, te accepteren.
Ofschoon dit stuk de indruk moest maken, dat de repu-

bliek op vrijwel alle punten toegaf en het geschil alleen

bleef lopen over de gemeenschappelijke gendarmerie, was

het niet mogelijk daarin vertrouwen te stellen, zolang in


de daden geen wijziging optrad. Ondanks alle toezeggin-
gen en afspraken toch bleef de republikeinse propaganda
fel en ophitsend, duurden de ernstige bestandsschendingen
voort, namen de vernielingen steeds groter omvang aan

en werd de voedselblokkade onverminderd gehandhaafd.


Ook ten aanzien van de buitenlandse betrekkingen hadden
de verzekeringen, dat men zijn activiteit op dat gebied zou

staken, geen uitwerking. Nadat Hadji Agoes Salim op 11

Juni een vriendschapsverdrag tussen de republiek en

Egypte had tot stand gebracht, zette hij zijn activiteit in

de Arabische landen voort, klaarblijkelijk zonder zich aan

opdrachten uit Djokja te storen, indien deze opdrachten


al werden gegeven.

Toch meenden wij het stuk niet te mogen terzijde leggen.


Dr. Beel verklaarde op 10 Juli inde Tweede Kamer, dat
hij weliswaar de mogelijkheid voor een wending ten
zag

goede, maar dat het ogenblik gekomen was, waarop van

de republiek daden verwacht werden. Hij voegde daaraan


toe, dat de Nederlandse Regering zich gesteld zag voor

de noodzaak eventueel de consequenties te trekken uit de

voortdurende onmogelijkheid om langs de weg van onder-

184
handeling tot een goede uitvoering van Linggadjati te

geraken. Zij hield er rekening mede, dat zij gedwongen zou

kunnen worden als uiterste maatregel haar militaire

machtsmiddel aan te wenden, zij het zo beperkt mogelijk.


Laatstgenoemd besluit, waarover eindelijk bij de

Nederlandse Regering, de Commissie-Generaal en mijzelf


volledige overeenstemming bestond, was niet lichtvaardig
genomen en het is zeker volkomen onjuist, wanneer men

in sommige kringen in Nederland dat besluit meende te

moeten zien als een succes vaneen „oorlogspartij” of van

de legerleiding. Integendeel, ook Generaal Spoor werkte

geheel in overeenstemming met de beginselen der regering


en de strijdkrachten hebben juist in deze periode getoond
een voorbeeldige discipline te bezitten. Er is een ogenblik
geweest, waarop reeds tot actie besloten was en bepaalde
troepenbewegingen in gang waren gezet, toen plotseling
een nieuwe mogelijkheid van overleg zich voordeed; de

bewegingen werden toen zo geruisloos stopgezet, dat het

grote publiek er vrijwel niets van merkte.

Als de republiek ook maar een begin had getoond van

doelbewuste tegemoetkoming; als zij ook


zakelijke en

maar begin had te zien gegeven van het besef, wat een

regering, die voor vele millioenen mensen de verantwoor-

delijkheid draagt, moet zijn en doen, dan zou zeker deze

beslissing niet zijn genomen.

Maarde Regering kon ten slotte het land niet aan de

verwarring en de terreur overlaten en werd daarbij krach-

tig gesteund, zowel door Oost-Indonesië en Borneo als

dooreen van vele kanten toenemend verzet tegen de

republiek. De onbesuisde Pasoendan-beweging, die in Mei


zelfs overging tot de bezetting van de bestuurskantoren

en het station in Buitenzorg, was zichzelf een ontspo-


op

ring, maar verried een stemming, die veel algemener was

dan de waardering voor haar leiders. Uit Oost-Sumatra,


Djambi, Madoera en andere republikeinse gebieden kwa-

men steeds dringender verzoeken om hulp. Er was een

algemene aandrang om niet langer werkeloos 'te blijven


of toe te geven, hoezeer ieder de noodzaak van militair

185
optreden betreurde. Zelf heb ik misschien het zwaarst de
druk van de beslissing gevoeld, omdat ik als opperbevel-
hebber de laatste order daartoe zou moeten geven en mij
ook van de mogelijke ongunstige gevolgen geheel bewust

was.

Nog eenmaal is getracht de botsing te vermijden. Er


werden 14 15 Juli gehouden
op en besprekingen met

Amir Sjarifoeddin, Setyadjit, Gani, Leimena en anderen

en op laatstgenoemde dag scheen het een ogenblik, of

wij daarmede op het laatste ogenblik toch


nog een vreed-

zame oplossing zouden bereiken.


Ineen openhartig en ernstig onderhoud werden aan

Sjarifoeddin twee korte nota’s voorgelegd. De ene gaf


een laatste omschrijving vaneen systeem van voor
zorg
de binnenlandse veiligheid, dat zover mogelijk aan repu-
blikeinse gevoeligheden tegemoet kwam. De tweede ver-

langde een werkelijk en openlijk staken van de vijandelijk-


heden het terugtrekken de
en van troepen, waarvoor

nadrukkelijk korte termijnen werden gesteld en dat door


volkomen essentieel werd geacht
ons om gewapend ingrij-
pen te voorkomen.

Met beide stukken verklaarde hij zich te kunnen ver-

enigen; zelfs schreef hij mij zeer inde volgende


vroeg
morgen nog een briefje, dat de uitvoering van het tweede

stuk als uitgangspunt had.


Hij vertrok die volgende morgen, tezamen met Setyadjit,
naar Djokja ineen door ons ter beschikking gesteld vlieg-
tuig. Des middags echter kwam laatstgenoemde terug met
de mededeling, dat geen enkel besluit genomen was en dat

Sjarifoeddin de beide voorstellen van onze kant ineen

vergadering te Djokja met de partijleiders en het kabinet

nauwelijks had verdedigd. Telefonisch overleg bracht

enkel een vraag om uitstel, dat geweigerd werd; later

kwam nog een zinledige herhaling van de voorwaarden

van het nimmer nageleefde bestand.


Zo bleef
geen andere mogelijkheid over dan zelf voor

het herstel orde veiligheid te konden


van en zorgen; wij
ons niet meer gebonden achten aan het bestand of aan

186
de overeenkomst met de republiek, al bleef het program-

ma van Linggadjati voor geheel Indonesië gehandhaafd.


Na verkregen machtiging van de Nederlandse Regering
werden bestand en overeenkomst opgezegd ineen brief
van 20 Juli aan de republikeinse regering, die als bijlage
VI hierachter wordt afgedrukt.
Niemand onzer werkte mede aan deze stap met een licht

gemoed. Op de 20ste werden de buitenlandse vertegen-


woordigers in Batavia van het besluit in kennis gesteld
op hetzelfde ogenblik, waarop de Nederlandse Regering
het aan de voornaamste ambassadeurs mededeelde. Een
laatste brief van Gani, die arbitrage voorstelde krachtens
artikel 17 van de overeenkomst van Linggadjati, kon

moeilijk meer ernstig worden genomen.


Kort voor het begin van de actie deed ik daarover een

mededeling aan de pers te Batavia, die daarvoor ineen


conferentie op het paleis was bijeengeroepen. De nodige
faciliteiten werden gegeven om berichten uitte seinen

ondanks de avondklok en na enige dagen werd de gele-


genheid gegeven om de operaties te volgen. Een censuur

is niet ingesteld; alleen werden bepaalde mededelingen


over de operaties, die uit militair oogpunt ongewenst
waren, voorlopig verboden. In het algemeen is de publici-
teit in deze periode zo ruim mogelijke wijze verzorgd
op
gebleven.
Des nachts om 12 uur van 20 op 21 Juli begon de

politiële actie. Zij was in eerste aanleg bedoeld om in

een aantal gebieden orde en veiligheid te herstellen en

ruimte te scheppen voor een beleid van wederopbouw.


Als doel van deze eerste bezetting werden gekozen West-
Java met uitzondering van Bantam, het daaraan grenzend
deel van Midden-Java en een ruime kring om Semarang,
een belangrijk deel van Oost-Java met Madoera, het cul-

tuurgebied van de Oostkust van Sumatra, het belang-


rijkste deel van de Residentie Palembang en een strook

om Padang. Tevens werden inde hoofdsteden alle


nog
door de republiek beheerde gebouwen en diensten over-

genomen.

187
De actie zelf behoeft hier niet te worden beschreven.

Zij verliep zeer snel en met zeer beperkte verliezen. De


legerorganisatie, uit zeer heterogene elementen van

K.L., K.N.I.L. en Mariniers opgebouwd, voldeed geheel


aan de gestelde, ongewone en zware eisen. Vaneen volks-

oorlog, als door Djokja aangekondigd, was nergens

sprake; wel verspreidde zich een aantal gewapende groe-

pen inde minder toegankelijke streken en inde bergen


om van daaruit een strijd voort te zetten, die vrijwel
overal ontaardde ineen terreur tegen de eigen landgeno-
ten. Belangrijke gevechten zijn niet geleverd; echter werd

door de terugtrekkende republikeinse strijdgroepen veel

vernield, welke uitzinnige actie zich veel minder richtte

op militaire objecten dan op het toebrengen van schade

en leed aan niet-Indonesiërs (vooral aan Chinezen).


In het algemeen begroette men onze troepen, die zich’
voorbeeldig van hun taak kweten, met een zucht van

verlichting en inde meeste streken bleken de republi-


keinse ambtenaren aanvankelijk ten volle bereid hun

arbeid voort te zetten en met ons samen te werken. Slechts

enkele groepen verdwenen met de gewapende benden of


werden daardoor medegevoerd, doch inde eerste dagen
was het gehele beeld, de vernielingen daargelaten, bepaald
hoopvol en opwekkend.
Daartegenover kregen in Djokja en elders in het repu-

blikeinse gebied de extreme leiders de overhand en dreigde


de republikeinse propaganda overal en tegen ieder met

moord en doodslag. Er was in die kring geen sprake van

bezinning; het heft bleef in handen van mensen, voor wie


het herstel van orde en veiligheid slechts het einde bete-
kende vaneen avontuurlijke en gewelddadige carrière.
Natuurlijk was bij het overwegen van de noodzaak van

zulk een politiële actie tevens het vraagstuk in beschou-


wing genomen, wat daarvan de voortzetting en het einde
zouden moeten zijn. Daarbij moest gerekend worden met
de mogelijkheid, dat inde republiek zelf een ommekeer

zou plaats vinden of een onderling conflict zou uitbreken.

Wel was de kans daarop niet groot, maar die kans diende

188
toch, althans gedurende korte tijd, te worden afgewacht.
Toen echter de actie zich ontwikkelde en daarbij bleek,

vele kanten steun waardering vond en dat


dat zij van en

kon koesteren enige ommekeer in


men geen hoop op

de hand, dat de zuivering


Djokja, lag de conclusie voor

gebied tot het einde moeten


van het republikeinse zou

worden voortgezet.
te verwachten, dat
Deed men dit niet, dan viel slechts
de bestandsperiode zich
de geschiedenis van zou gaan

herhalen en dat wederom van het overgebleven republi-


uit met middelen propaganda terreur
keinse gebied van en

de vrede worden geageerd. Eerst


tegen het herstel van zou

wanneer men zich overal redelijk veilig kon voelen, was

een volledige uitvoering van het programma van Lingga-


djati denkbaar en kon voor geheel Indonesië de dringend
die de solide grond-
noodzakelijke rehabilitatie beginnen,
slag moest opleveren voor de Indonesische natie.

zeker bewust het bezwaar, dat men


Wij waren ons van

zulk actie gedurende enige tijd inde


een voortgezette
wereld zou trachten voor te stellen als een opzet om met

de republiek, zoals zij was, het Indonesisch nationalisme

te vernietigen, maar wij meenden, dat spoedig genoeg zou

koloniale opzet Neder-


zijn te bewijzen, hoezeer een aan

land’s bedoelingen vreemd was. Naar menselijke bereke-


zulk voltooiing de actie niet heel veel
ning zou een van zo

meer tijd hebben gekost, terwijl het daarop volgende werk


van plaatselijk ordeherstel zonder twijfel gemakkelijker
zou zijn gegaan, wanneer Djokja als haard van agitatie
en actie verdwenen zou zijn. Bovendien zouden de te ver-

wachten botsingen en vijandelijkheden op de nieuwe

demarcatielijnen ons toch tot verdergaan nopen. Het in-


grijpen van de Veiligheidsraad echter heeft deze snelle en

oplossing het
naar mijn oordeel enig overgebleven van

vraagstuk onmogelijk gemaakt.


Op 31 Juli werd de Indonesische kwestie door de Rege-
ringen van India en Australië bij de Veiligheidsraad aan-

hangig gemaakt. Ofschoon de raad niet competent was en

er evenmin reden was om werkelijk te menen, dat de

189
politiële actie een bedreiging vormde de
voor wereldvrede,
werd op diezelfde
dag een resolutie aangenomen,
waarbij
de raad partijen aanmaande om onmiddellijk de vijande-
lijkheden te staken hun
geschillen langs de weg van
en

arbitrage of met andere vreedzame middelen te


regelen
en de Veiligheidsraad omtrent de vorderingen daarvan op
de hoogte te houden. Buiten de Veiligheidsraad richtte
zich een aantal
stakingsbewegingen tegen ons, terwijl
India moeilijkheden inde weg legde aan de vliegverbin-
ding tussen Nederland en Indonesië. Er moest nu een
beslissing worden
genomen, die hoe dan ook vér-
strekkende gevolgen zou hebben.
De Nederlandse
Regering heeft toen besloten
aan deze
aanmaning gevolg te geven en de actie te staken op 4
Augustus middernacht, op welk ogenblik de eerste phase
vrijwel overal voltooid was. Bij dat besluit stonden ge-
wichtige argumenten tegenover elkaar. Enerzijds moest
men rekenen met de reactie inde Veiligheidsraad
en in
de wereld, die, wanneer zij op enigszins omvangrijke wijze
tot sancties tegen Nederland leiden,
zou onze vrijheid
van handelen sterk had kunnen
aantasten. Ook in Neder-
land zelf waren de
regeringspartijen omtrent een voort-
gezette actie zeker niet eensgezind en zou zulk een voort-
zetting ernstige weerslag kunnen hebben. Bovendien
een

was het territoriaal


beperkte doel der actie —de eerste
phase bij de desbetreffende
mededelingen van de rege-
ring zo sterk op de
voorgrond gesteld, dat een voortzet-
ting als een nieuw feit had moeten worden bekend ge-
maakt en
gerechtvaardigd.
Aan de andere kant stond vast, dat het opvolgen van
de wens de
van
Veiligheidsraad aan de republikeinse ter-
reur nieuwe kansen dat
zou geven en het ingrijpen van
Lake Success als een republikeinse overwinning en een
internationale erkenning zou worden
voorgesteld. Boven-
dien dit
en was ernstiger bestond een grote kans
op verlies aan vertrouwen in beleid. Allen, die
ons
genoeg
hadden het
van republikeinse wanbewind, verwachtten
van onze actie definitieve
een
beëindiging daarvan en

190
kracht
bescherming daartegen. Voor allen, die aan onze

en beslistheid twijfelden, was de actie zelf een openbaring


die vreesden of wantrouwden, vonden
geweest. Zij, ons

in het menselijke optreden van de


geruststelling goede en

nachtmerrie begon te wor-


troepen. Een conflict, dat een

den, scheen een einde te nemen en omdat wij alles hadden


eindeloos geduld hadden getoond, kon men
beproefd en

de leiding bij de opbouw de


ons voor het ogenblik van

staat toevertrouwen. Door halverwege stil


Indonesische
kans dit vertrouwen te verspe-
te blijven staan, liepen wij
zonder ineen later stadium het besluit
len, aan

verder te gaan te ontkomen. De Indische Regering kon


om

dit alles slechts zo duidelijk mogelijk stellen; de beslissing


lag in Nederland.
besprekingen wel de repu-
Dat de Veiligheidsraad bij de

heftige door de onder-


bliek toeliet, die in Sjahrir een en

vonden teleurstellingen begrijpelijkerwijs verbitterde ver-

dediger had, maarde naar Amerika gekomen delegaties


van Oost-Indonesië (onder leiding van President Soeka-

wati) en West-Borneo (Sultan Hamid II,) weigerde, was

voor hen en ons een ernstige slag, die wij nog op de koop
toe te incasseren kregen.
Het is niet eenvoudig uitte maken, of de regering met
haar besluit juist of onjuist heeft gehandeld. Dat zij zelf

had verkeerd, bleek, toen Dr. Beel 23


in tweespalt op

September verklaarde, dat ook zij zich tussen Scylla en

Charybdis bevond en enerzijds de mogelijkheid van verder

oprukken als een steeds dreigender waarschijnlijkheid zag,


terwijl zij aan de andere kant besefte, dat zulk een opruk-
ken, gegeven de stemming inde Veiligheidsraad, ernstige
gevaren zou medebrengen.
Een feit is echter, dat dit besluit de wederopbouw van

Indonesië ontzaglijk heeft vertraagd en de goede uitslag


van de ondernomen bevrijding ineen gevaar heeft ge-

bracht, waarin zij nog steeds verkeert. Wederom zouden


wij de ervaringen opdoen, die ons door het gebeurde inde
afgelopen twee jaar gemeenzaam waren geworden en het

eindresultaat zou niet anders zijn dan de voortzetting

191
van de politiële actie, nadat bijna zeventien kostbare

maanden verloren waren gegaan.

Ook heeft die ervaring ons geleerd, datwwide in menig


opzicht verrassende bijval, die onze actie in Juli/Augustus
1947 in Indonesië genoot, thans lang niet in diezelfde

mate hebben ondervonden. Men is gaan twijfelen aan onze

bedoelingen en onze beslistheid ook in die kringen, waar

toen zulk een twijfel niet bestond.

De opvolging van het verlangen van de Veiligheidsraad


leverde voorlopig slechts kwade resultaten op. Aan repu-

blikeinse zijde werd de strijd niet gestaakt, ook omdat


men inde noodzakelijke zuiveringsoperaties binnen de

door ons bezette gebieden een gerede aanleiding vond om

ons van voortzetten van de vijandelijkheden te betichten.

Ook de propaganda bleef even wild en heftig, terwijl de

willigheid om met ons mede te werken inde nieuwe ge-

bieden afnam, naar mate de onveiligheid daar weer

toenam.

Het door de Regering der Verenigde Staten gedane


aanbod van goede diensten werd intussen ingetrokken,
omdat de republikeinse regering het niet onvoorwaardelijk
aanvaardde. Dit bracht het vraagstuk van de vreedzame

regeling van het geschil wederom inde Veiligheidsraad


met het resultaat, dat op 25 Augustus in twee resoluties
een verslag werd gevraagd van de beroepsconsuls der

leden van de raad in Indonesië en een Commissie van

Goede Diensten werd voorgesteld, waarvoor de republiek


en wij ieder één lid zouden aanwijzen, die dan samen de

derde zouden kiezen.

Tegenover de dreiging, dat de Veiligheidsraad verder

zou gaan en arbitrage zou opleggen, was dit resultaat,


door beleidvol optreden van Mr. Van Kleffens 1
bereikt,
te waarderen, evenals het te waarderen viel, dat Fran-

1
Die ook verder onze taak voor de Veiligheidsraad met
beleid verdedigde afwisselend bijgestaan door de uit Indonesië

overgezonden deskundigen, van wie hier naast Dr. Koets ge-


noemd zij Mr. Oerip Kartodirdjo, Lid van het Hooggerechtshof.

192
krijk door zijn veto de uitbreiding van de consulaire

commissie tot vertegenwoordigers van alle leden van de

Veiligheidsraad (incl. dus Rusland) wist te voorkomen.

Met de aanvaarding echter van deze Commissie van Goede

Diensten haalden wij een internationale inmenging binnen


de deur, waarvan wij toen wellicht het karakter en de

omvang nog niet geheel doorzagen, maar die ons veel

groter moeilijkheden zou bezorgen en voor de verhouding


tussen beide partijen aanzienlijk minder gunstig was dan

de vroegere inmenging van de Britten.

Inmiddels was het persoonlijk overleg tussen Den Haag


en Batavia voortgezet door uitzending van Minister Neher,
met wie ik op 31 Augustus naar Nederland vertrok voor

verdere besprekingen. Vóór ik heen ging, had ik op 29

Augustus bij besluit moeten bekend maken, dat het gezag


der republiek inde nieuw bezette gebieden geen enkele
gelding meer zou hebben, aangezien het door de repu-
blikeinse regering uitgevaardigde verbod aan haar

ambtenaren om met ons samen te werken iedere andere

gedragslijn onmogelijk had gemaakt.


De besprekingen in Den Haag en een daarop volgende
korte reis naar de Verenigde Staten hadden twee resul-
taten. Inde eerste plaats werd besloten de toepassing van

het programma van Linggadjati inde nieuw bezette ge-


bieden met kracht ter hand te nemen en, zodra dat moge-

lijk was, de vorming vaneen interim-regering voor te


bereiden. Inde tweede plaats werd de samenstelling van

de Commissie van Goede Diensten voltooid, toen de Ver-


enigde Staten de uitnodiging van België (door ons aan-

gewezen) en Australië (door de republiek gekozen)


aanvaardden als derde daarin
om zitting te nemen. Van
Nederlandse kant werd verder nog besloten tot de uitzen-
ding de gezant Jhr. Mr.
van van Vredenburgh ten behoeve
van de onderhandelingen.
Na enig overleg werd besloten de
aan delegatie van

het Koninkrijk de
voor besprekingen een gemengde samen-

stelling te door daarin ook


geven, vertegenwoordigers
van de gebieden onder onze controle en van de minder-

193
heden op te nemen. Voorzitter werd Raden Abdoelkadir

Widjojoatmodjo, die in November Dr. Idenburg zou op-

als Directeur-Generaal Algemene Zaken


volgen voor en

plaatsvervangend Landvoogd. Jhr. Van Vredenburgh was

plaatsvervangend voorzitter; onder de leden waren ver-

tegenwoordigers van Oost-Indonesië, Oost-Sumatra, Oost-


Borneo en Banka. De republikeinse delegatie werd geleid
door de Premier Sjarifoeddin en telde onder haar leden

Mr. Ali Sastroamidjojo, Minister van Onderwijs, Hadji


Agoes Salim, Dr. Leimena en Mr. Mohammad Roem.

Op 27 October arriveerde de Commissie van Goede

Diensten, die bestond uit de heren Paul van Zeeland (Bel-


gië), Richard Kirby (Australië) en Frank Graham (Ver-
enigde Staten). Het moeizame jaar van onderhandeling
enerzijds en opbouw aan de andere kant begon.

194
HOOFDSTUK VI

DE RENVILLE EN DE RECONSTRUCTIE

Indien wij het niet reeds hadden voorzien,

dan zouden dat met de Commissie


wij spoedig merken,
van Goede Diensten een periode begon, die misschien een

herhaling van het voorafgaande onderhandelingstijdperk


had kunnen worden genoemd, wanneer niet de tussenkomst

van deze commissie een geheel ander karakter had gedra-


gen dan die van Lord Inverchapel (Sir Arehibald Clark

Kerr) en Lord Killearn. Hoezeer wij bleven staan op een

strikte beperking van haar taak tot het bijeenbrengen


van partijen en op het vermijden van iedere vorm van

bemiddeling of arbitrage, de aard en de aanwezigheid van

de commissie zelf moesten haar invloed over die grenzen

heen dringen.
Zij bestond uit personen, wier optreden wel voor een

belangrijk deel door individueel karakter en inzicht werd

bepaald, maar die zich toch nooit geheel konden losmaken

van de landen, die hen aanwezen. Dit betekende echter,


dat één lid het Australische zeer bepaaldelijk de

pleitbezorger was van de republiek. Welke redenen de

Australische Regering er toe hebben gebracht zo onvoor-

waardelijk te wedden op het republikeinse paard, zal wel


nooit geheel duidelijk worden. Vermoedelijk hebben wij te

maken met een combinatie van uiterst linkse invloeden in

de regerende labour-partij, met een niet duidelijk gede-


finieerd expansionisme, dat voor Australië in Indonesië

een bijzondere plaats verlangt en met een vage vrees voor

de Aziatische millioenen ten Noorden van dit lege en

exclusief blanke land zonder het besef, dat juist een zwak

en chaotisch Indonesië in dit opzicht voor Australië de

gevaarlijkste doorgangsweg voor de sterkere volken van

het vasteland zou openen.


De beide andere leden waren vermoedelijk minder aan

specifieke instructies gebonden; het Belgische lid het

minst, omdat België inderdaad geen directe en duidelijke

195
belangen in Zuid-Oost-Azië heeft. Dat wij België hadden
aangewezen, lag bij de steeds inniger wordende verhou-
ding in het Benelux-verband voor de hand, maar beteken-

de niet, dat België even uitsluitend met onze wensen reke-

ning hield als Australië met die van de republiek.


Het Amerikaanse lid moest in deze combinatie een

grote invloed hebben, vooral omdat de Verenigde Staten


in het Indonesische geval geen duidelijke politieke richt-

lijnen hadden ontwikkeld en derhalve de persoonlijke visie


van dat lid die politiek in belangrijke mate kon bepalen.
De commissie moest haar besluiten eenstemmig nemen,

hetgeen in deze combinatie niet anders betekenen kon dan


een opeenvolging van compromissen inde richting van

de republiek. Het secretariaat bestond uit personeel van

de Organisatie der Verenigde Volken; daaronder bevonden


zich mensen met communistische of daaraan verwante

neigingen. De talrijke militaire waarnemers, die de zwerm

van vreemdelingen, welke zich met het geval bemoeide,


aanzienlijk kwamen vergroten, vormden een zeer hetero-

geen gezelschap met zeer uiteenlopende opvattingen en

bedoelingen. Bepaalde deskundigheid op Indonesisch ter-


reinwas in het gehele gezelschap nauwelijks aanwezig.
Bovendien het bij deze onderhandelingen
was gedaan
met de gemoedelijke besprekingen, die vroeger tussen
Nederlanders en Indonesiërs konden plaats vinden. Alles
werd veel sterker geformaliseerd en daar de commissie -

dit haast
was onvermijdelijk voortdurend gedrongen
werd naar het spelen vaneen actiever en beslissender rol
dan het internationale recht haar toekende, vormden de
debatten over procedure een van de hoofdschotels op het
menu.

Resultaat viel alleen te verwachten, wanneer de com-

missie tot een standpunt kwam, dat voor beide partijen


voldoende aannemelijk was en het gewicht van haar inter-
nationale positie ten volle inde schaal kon werpen. Deze
toestand heeft een ogenblik bestaan, toen de Renville-
overeenkomst werd gesloten, maar hij werd op dat zelfde

ogenblik reeds weer hopeloos afgezwakt door op zichzelf

196
niet bindende en onderhandse verklaringen van het

Amerikaanse lid aan de republikeinse delegatie. Bij dit

alles valt te bedenken, dat de hele opzet Djokja sterker


dan tevoren moest overtuigen vaneen door tijdwinst ge-

wonnen internationale positie, die met de wettelijke positie


in geen enkel opzicht overeenkwam. De permanente ver-

tegenwoordiging bij de Veiligheidsraad en de weder mo-

gelijk geworden uitbreiding van internationale contacten

versterkten dit gevoel van eigen souvereiniteit.


En over dit alles heen verspreidde zich de wolk van

toenemende beïnvloeding Zuid-


een systematische en van

Oost-Azië door Moskou en de communistische beweging.


De oprichting van de Kominform in September 1947 had

een nieuw hoofdkwartier voor deze actie in het leven

geroepen. De geleidelijk toenemende successen van de

communisten in China vormden daarbij een duidelijke


achtergrond en de verschuiving van activiteit van West-

Europa naar Oost- en Zuid-Azië, waartoe in Mei 1948

werd besloten, gaf aan deze actie duidelijke en positieve


richtlijnen en richting. Daartegenover stelde de democra-

tische wereld nog steeds geen gesloten front, zodat het

voorkwam, dat organisaties en individuen uit die wereld

ten eigen bate in dit troebele water gingen vissen, zonder


dat daartegenover openlijk en afdoend stelling kon worden
gekozen.
De eerste besprekingen vonden plaats op het Ameri-

kaanse transportschip Renville, dat als een soort neutraal

terrein inde haven van Tandjong Priok op 2 December

voor anker kwam. De vergaderingen waren, ondanks de

toewijding van gezagvoerder en bemanning, niet com-

fortabel en moeilijk en al kwamen er vrolijke momenten

voor, zo heerste toch dikwijls een ernstige of kribbige en

soms door de ellenlange vertalingen verveelde

stemming.
Niettemin begon de commissie met een succes. Er

moest opnieuw een duidelijke demarcatielijn worden ge-

schapen, waarbij de republikeinse stelling, dat dein de

197
door ons bezette gebieden nog verspreid agerende groepjes
hun posities zouden moeten blijven innemen, verworpen
werd op grond de dat
van overweging, daarbij geen sprake
was vaneen duidelijk en aaneengesloten gebied onder

republikeins gezag. Men kwam overeen, dat deze groepen


met hun zouden worden geëvacueerd,
wapens terwijl
tegelijkertijd een aantal beginselen werd opgesteld, op
grond waarvan de politieke besprekingen verder zouden
worden gehouden.
De bestandsovereenkomst werd op 17 Januari 1948 op
de Renville ondertekend. Over de 18
politieke beginselen *,
waarmede de Nederlandse delegatie op zichzelf instemde,
rees een moeilijkheid, doordat intussen te Kalioerang een

aantal mondelinge verduidelijkingen was gegeven door

de C.G.D. met name door Prof. Graham en rechter

Kirby —, die aan sommige van die punten de betekenis

weer ontnamen. Met name gold dit additioneel punt 1,


luidende:

De souvereiniteit voor geheel Nederlandsch-Indië is en

zal blijven het


aan Koninkrijk der Nederlanden, totdat,
na een bepaalde tijdsruimte, het Koninkrijk zijn souverei-
niteit zal dragen de
over aan Verenigde Staten van Indo-
nesië. Vóór het einde der gelijke
vaneen tijdsruimte kan
het Koninkrijk bepaalde rechten, plichten en verantwoor-
delijkheden overdragen aan een voorlopige federale rege-
ring van de gebieden van de toekomstige Verenigde Staten
van Indonesië. De Verenigde Staten van Indonesië zullen,
zodra zullen
zij gevormd zijn, een souvereine en onafhan-
kelijke staat vormen in gelijk deelgenootschap met het

Koninkrijk der Nederlanden inde Nederlandsch-Indone-


sische Unie, het hoofd de der Neder-
aan waarvan Koning
landen zal staan. De status de
van republiek Indonesia zal
die zijn staat binnen de
vaneen
Verenigde Staten van

Indonesië.

1
Twaalf oorspronkelijke en zes additionele.

198
daarmede waste Kalioerang verklaard, dat
In strijd
aanvaarding hiervan door de republiek niet zou beteke-

dat de republiek niet zou kunnen beschikken over


nen,
financiën eigen buitenlandse
eigen weermacht, eigen en

zij tot de
betrekkingen. Volgens die toelichting zou aan

totstandkoming van de Verenigde Staten van Indonesië

wat zij of zoals Prof. Graham uitdrukte:


blijven was,

„You are what you are”.

Ten slotte werden echter ook de politieke beginselen


Van
onvoorwaardelijk door beide partijen onderschreven.
deze punten mag ik nog citeren punt 6 en 7, luidende:

6. Dat er voorzieningen getroffen zullen worden voor een

niet minder dan maanden en


behoorlijke periode van zes

het tekenen de
niet langer dan een jaar na van overeen-

komst, gedurende welk tijdvak ongedwongen en vrije


discussies en overwegingen van belangrijke onderwerpen
zullen kunnen plaatsvinden. Aan het eind van deze periode
worden gehouden, waarbij het
zullen vrije verkiezingen
volk van Indonesië zelf zal kunnen beslissen wat zijn poli-
tieke verhouding zal zijn ten aanzien van de Verenigde
Staten van Indonesië.
7. Dat een constituerende vergadering gekozen zal wor-

den op democratische wijze om een constitutie op te stellen

voor de Verenigde Staten van Indonesië.

resultaat zeker niet onbelangrijk, al


Het bereikte was

hadden de uitleggingen in Kalioerang een barst gemaakt


in het gave geheel. Er bleek uit, dat de Commissie van

Goede Diensten door op het juiste ogenblik en inde juiste


richting druk uitte oefenen inderdaad tot een oplossing
van de moeilijkheden kon bijdragen. Evenwel vertrokken
na deze overeenkomst spoedig de oorspronkelijke leden

van de commissie; zij werden vervangen door de heren

Herremans (België), Coert Dubois (Verenigde Staten)

en Critchley (Australië).

199
Tot het genoemde resultaat had ook ongetwijfeld bij-
gedragen de aanwezigheid in Batavia van Dr. Beel en van
de Ministers Drees, Jonkman en Neher. Hun komst op
17 December kort
en daarop had ten doel een algemene
bespreking over het verder te volgen beleid
en was helaas
weer
vergezeld gegaan van geruchten overeen conflict
met mij, die door zekere
groepen in Nederland bij iedere
ontmoeting werden gelanceerd. Er was geen enkele grond
voor, maar dit gedoe bleef telkens de positie van de
Vertegenwoordiger van de Kroon aantasten.

De verder te volgen beginselen, die op 23 September door


de Regering inde Kamer waren uiteengezet, richtten zich
op het volledig herstel van orde en veiligheid inde nieuw
bezette gebieden, de staatkundige organisatie van die ge-
bieden, waar daartoe de wens zou blijken te bestaan en
de voorlopige hervorming van de Indische
Regering.
Om met het laatste te beginnen: op 13 October legde
de Commissie-Generaal haar mandaat neer en werd een

verder overleg geopend de Nederlandse


over topconstruc-
tie in Indonesië, hetwelk uitliep op de benoeming, met
ingang van 1 Maart, van twee Gedelegeerden van het
Opperbestuur, Minister Neher en Jhr. Mr. van Vreden-
burgh, die gezamenlijk met de Landvoogd zouden over-

leggen, telkens wanneer de belangen van het Koninkrijk


bij de uitoefening van het algemeen bestuur betrokken
zouden zijn. Het oorspronkelijk bedoelde „Collegiale Or-
gaan” kwam niet tot stand, doch inde praktijk hebben
wij steeds alle zaken van betekenis gezamenlijk beslist,
al concentreerde het werk Jhr. Van
van
Vredenburgh
zich in het bijzonder
meer
op de C.G.D. en de onderhan-
delingen. Het instituut gaf waardevolle steun de
aan

landvoogdij, doch evenmin als de Commissie-Generaal


bij
leidde het tot groter volmacht of vertrouwen
meer uit
Den Haag. De continuïteit deskundigheid bij een wis-
en

seling inde vertegenwoordiging van de Kroon werden


er evenmin door verzekerd, daar der
geen Gedelegeerden
voor die opvolging in
aanmerking werd gebracht.

200
De hervorming van de Indische Regering zelf werd

steeds meer noodzakelijk, nu het aantal en de betekenis

van de op de grondslag van Linggadjati georganiseerde


deelgebieden steeds toenamen. Evenwel stuitte men daarbij
op het ontbreken vaneen machtigingswet en moesten

derhalve blijven werken op de oude grondslag de


wij van

formeel volledige beslissingsbevoegdheid in het algemeen


bestuur van de Landvoogd, terwijl ook zulke psychologisch
uiterst wenselijke en eenvoudige veranderingen als de

vervanging van de naam „Nederlandsch-Indië” door

„Indonesië” niet konden worden tot stand gebracht, daar

ook in deze opzichten geen vrijheid bestond af te wijken


van de grondwet en van de bestaande wetgeving. Wel was

op 30 September een staatscommissie voor een partiële


herziening van de grondwet ingesteld, doch het zou nog

bijna een jaar duren, voordat die herziening zelf van

kracht werd. 1

Inde streken, die door de politiële actie onder onze

controle waren gekomen, bleek overal een stroming te

bestaan, welke van terugkeer tot de republiek niet wilde


weten en zich richtte op een eigen plaats inde Verenigde
Staten van Indonesië. Zij was het sterkst in Oost-Sumatra

en Madoera, doch vond ook in Palembang, West- en Oost-

Java groeiende aanhang.


Op initiatief vaneen aantal voormannen van deze

stromingen werd op 9 November het Komité Indonesia

Serikat (Comité voor een verenigd Indonesië) opgericht,


dat onder leiding van Prof. Dr. P. A. Hoesein Djajadi-
ningrat het initiatief nam tot een algemene bijeenkomst
inde tweede helft van December van de vertegenwoordi-
gers der verschillende gebieden, Oost-Indonesië en Borneo

inbegrepen. Op 3 Januari nam deze bijeenkomst een reso-

lutie aan, waarin met de meeste aandrang aan de Rege-

1
Het geeft weinig genoegdoening, dat zelfs na deze her-

het hervor-
ziening een noodwet noodzakelijk zou blijken om

de wettige weg te
mingswerk openen.

201
ring in overweging werd gegeven om
onverwijld stappen
te doen tot:

1. De instelling vaneen interim-regering ter voorberei-


ding van de
totstandkoming van de souvereine Verenigde
Staten van Indonesië.
2. De regeling van medezeg ging schap van de interim-

regering in het gebruik van de strijdkrachten, die in


Indonesië aanwezig zijn, als ter
gezagsapparaat verze-

kering van de binnenlandse


veiligheid.
3. Herziening de Nederlandse
van grondwet.

Deze resolutie werd de


aan aanwezige ministers voorge-
legd en tevens ter kennis gebracht van de republikeinse
regering met de uitnodiging, dat ook de republiek deel
uitmaken de souvereine
zou gaan van
Verenigde Staten

van Indonesië dus zou meedoen aan de


en
interimregering.
Dr. Beel kon
toezeggen, dat inde gevraagde richting zou

worden voortgewerkt.

Intussen was in Oost-Sumatra een comité gevormd om


dit gebied een eigen plaats inde Verenigde Staten te
bereiden. Het had een grote aanhang, daar reeds vóór
de politiële actie zowel onder de Maleise als onder de
Batakse ingezetenen van Oost-Sumatra een sterke, onder-
grondse anti-republikeinse beweging zich had ontwikkeld.
Op 8 October kon dit comité, na aanvulling met een aantal
leden ter vertegenwoordiging van bijzondere groepen of
belangen, worden erkend als Voorlopig Vertegenwoordi-
gend Lichaam en op 29 Januari 1948 werd de Staat Oost-

Sumatra geboren. In Madoera de


namen ingezetenen zelf
het initiatief tot een algemene volksstemming, die zich
op 22 Januari 1948 met overgrote meerderheid uitsprak
voor de oprichting Staat Madoera,
vaneen welke op 20
Februari 1948 werd erkend. Als eerste Staatshoofden
traden op Dr. Teungkoe Mansoer in Oost-Sumatra en
R. A. A. Tjakraningrat, tevoren republikeins resident van

Madoera, in laatstgenoemd gebied.

202
In West-Java ontwikkelde zich de toestand iets gelei-

delijker. Na de vroegere overijlde en weinig gefundeerde


manifestaties van de Partai Rakjat Pasoendan kwam het

staatkundig overleg in regelmatiger banen door de eerste

West-Java Conferentie, die van 14 tot 18 October 1947

Bandoeng diende slechts ter voorbe-


te bijeenkwam. Zij
reiding vaneen tweede conferentie, die een vrij volledige
dit tezamen bracht
vertegenwoordiging voor gebied en

tussen 16 en 20 December 1947 besloot verkiezingen te

organiseren voor een constituerende vergadering ter op-

richting van de Staat West-Java.

Deze vergadering kwam in Februari bijeen en werd,

nadat een verzoek daartoe met 62 tegen 35 stemmen was

aangenomen, op 26 Februari 1948 als Voorlopig Verte-


Lichaam erkend. Het besloot tot de
genwoordigend op-

richting van de Staat Pasoendan en verkoos als Staats-

hoofd R. A. A. Wiranata Koesoema, lid van de republi-


keinse Raad van State in Djokja. Na zijn aankomst te

Bandoeng werd op 24 April 1948 ook deze staat erkend.

in Januari nog slechts in


Ofschoon deze ontwikkeling
soortgelijke evolutie in
haar beginstadium was en een

Palembang en Oost-Java eerst inde tweede helft van het

leiden 1 werd in overleg met de


jaar tot resultaten zou ,

vertegenwoordigers der deelgebieden een Voorlopige


Federale Raad samengesteld, die tot taak zou hebben een

voorstel tot hervorming van de Indische Regering te doen

in samenwerking met de Raad van Departementshoofden.


Deze Voorlopige Federale Raad, die onder leiding stond
van Prof. Hoesein Djajadiningrat en zeven leden telde

allen Indonesiërs trad inde plaats van het Komité


Indonesia Serikat en had in vrij korte tijd zijn voorstellen

gereed. Op grond daarvan kon op 9 Maart 1948 de Raad


van Departementshoofden worden omgevormd tot een

Voorlopige Federale Regering.

1 Door de vorming van de Staten Zuid-Sumatra (Augustus)

met de heer Abdoel Malik en Oost-Java (November) met

R. A. Ahmed Koesoemonegoro als Staatshoofd.

203
Officieel bleef het de Raad van Departementshoofden,
al werd de titel van „Directeur” vervangen door die van

„Secretaris van Staat”. De samenstelling van deze rege-

ring was als volgt: Voorzitter was de Luitenant-Gouver-

neur-Generaal; plaatsvervangend Voorzitter R. Abdoel-


kadir Widjojoatmodjo, Secretaris van Staat voor Alge-
mene Zaken en sinds November van het vorige jaar
officieel vervanger van de Landvoogd. Als leden-depar-
tementshoofden traden op de heren Mr. Dzoelkarnain

(Justitie), Alons (Financiën), Vander Wal (Binnenlandse


Zaken,), Dr. Karamoy (Gezondheid), Prof. Dr. P. A.

Hoesein Djajadiningrat (Opvoeding, Kunsten en Weten-

schappen), Mr. Van Hoogstraten (Economische Zaken),


Wisaksono Wirdjodihardjo (Landbouw, Veeteelt en Vis-

serij), Ir. Semawi (Waterstaat en Wederopbouw), Ir.

Warners (Verkeer, Energie en Mijnwezen), Mr. Krijger


1 Van De
(Sociale Zaken) ,
en Deinse (Scheepvaart).
Nederlandse leden waren reeds departementshoofd; de

heer Alons had enige tijd tevoren de heer Korthals als

zodanig opgevolgd. De zeer grote departementen van

Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat werden

gesplitst, terwijl de vroeger reeds zeer zelfstandige Dienst

der Volksgezondheid ineen afzonderlijk departement werd

ondergebracht. De Indonesische leden werden in overleg


met de deelgebieden aangewezen.

Als bijzondere leden traden nog op voor binnenlandse

veiligheid Kolonel R. Soerio Santoso en voor zelfbestuurs-

zaken A. P. Kartanegara, terwijl de Procureur-Generaal


Mr. Felderhof, alsmede de Legercommandant en de Com-

mandant der Zeemacht eveneens lid van de regering


bleven. De Directeur van Justitie, Mr. Gieben, en die van

Onderwijs en Eredienst, Dr. Van Diffelen, verklaarden

1 Later door de heer Naast teza-


opgevolgd Bogaardt. en

men met Sociale Zaken verrichtte het Rode Kruis, onder

mevrouw Ramaer, een omvangrijke en onmisbare pioniers-


arbeid.

204
zich bereid als Adviseur-Generaal bij deze twee departe-

menten werkzaam te blijven.


buiten dit alles niet spectaculair, vooreerst
Naar was

omdat de oude gebonden bleven en voorts,


wij aan vormen

omdat bij de samenstelling rekening werd gehouden met


de republiek, weshalve het
de mogelijke toetreding van

aantal Indonesische leden beperkter bleef dan in opzet de

bedoeling was. Naar binnen echter was de verandering

zeer groot, daar van dat ogenblik af de Indische Regering


haar taak uitsluitend in collegiaal verband heeft uitgeoe-
fend. Daardoor ontstond tussen de leden onderling en de

voorzitter een zeer hechte werkgemeenschap, waarin alle

enig belang zonder voorbehoud werden


vraagstukken van

vertrouwelijke samenwerking tussen


doorgesproken en een

Nederlanders en Indonesiërs tot stand kwam, die voor de

toekomst de beste verwachtingen rechtvaardigde. Daarbij


bleek zeer sterk hoe belangrijk het is, wanneer een rege-
die de dage-
ring kan worden samengesteld uit mensen,

lijkse bestuursarbeid persoonlijk en met het volle besef

van hun verantwoordelijkheid leiden en die tezamen alle

grotere vraagstukken kunnen bespreken en beslissen.

dezelfde ervaring, die inde deelstaten


Het was eigenlijk
werd opgedaan. Toen het eerste Ministerie Nadjamoeddin
in Makassar werd gevormd, hebben velen het hoofd ge-

schud over de samenstelling daarvan en zich afgevraagd,


of van die regering een eerlijk en bekwaam beleid te ver-

wachten viel. De praktische ervaring echter bracht weldra


een sanering teweeg. Toen het corrupte karakter van de

kabinetsformateur steeds duidelijker bleek, werd hij op


President 1
22 September 1947 door de waarnemende

ontslagen en de daarop volgende kabinetten van Dr.

Warouw (September tot December 1947) en van Ide Anak

Agoeng Gdé Agoeng sinds December 1947 ontwikkelden

1 Mr.
Sultan Kaharoeddin van Soembawa, die Tadjoeddin
Noor als Voorzitter van het Vertegenwoordigend Lichaam

had opgevolgd. President Soekawati was met Nadjamoeddin


in Nederland.

205
zich in stijgende lijn, zowel onder de invloed van de pu-

blieke opinie en de volksvertegenwoordiging, als van de

persoonlijkheid van laatstgenoemde formateur.

Ook elders kan men verwachten, dat de eerste kinder-


ziekten zullen worden overwonnen en dat de regeringen
der deelgebieden, voor de praktische vraagstukken van

steeds zakelijker karakter zullen


iedere dag gesteld, een

verkrijgen. Het blijkt telkens weer, dat het niet ontbreekt

aan mensen, die intègre en bekwaam zijn, maar dat zij


eerst naar voren komen, wanneer geweld en terreur uit

het politieke leven zijn gebannen en daarmede de kansen

van de avonturiers verdwijnen en de openbare mening


haar heilzame critische werking kan uitoefenen. Boven-

dien valt het dan aan de Indonesische gezagsdragers niet


meer moeilijk de bijstand van in dit werk geschoolde en

politiek op het nieuwe Indonesië ingestelde Nederlanders


te aanvaarden.

De Voorlopige Federale Regering en haar voorgangers

hebben, gesteund dooreen zich steeds uitbreidend getal


ambtenaren en door de dikwijls met grote offers gepaard
gaande arbeid van alle groepen, inde afgelopen jaren een

ontzaglijke hoeveelheid werk voor opbouw en herstel ver-

richt. In Nederland merkt men daarvan niet veel en beseft

men dikwijls niet, dat ook Indonesië zijn dagelijkse


vraagstukken heeft van distributie, herstel van bedrijven
en verkeersmiddelen, onderwijs, volksgezondheid, geldwe-
zen en geldzuivering, opbouw van steden en woningen en

honderden dingen meer. Ook daar vormt dit alles 90%


van het regeringswerk, zoals het in Nederland 90% daar-

van betekent. Maar bovendien gebeurt het werk met veel

minder krachten ineen veel groter land en onder omstan-

digheden, die van Indonesiër en Nederlander grote volhar-


ding en niet zelden uitzonderlijke moed vereisen. Wanneer

men beseft, dat honderden ambtenaren en particulieren,


vooral onder de Indonesiërs, als slachtoffer vielen en dat
toch steeds weer vervangers gereed stonden, dan kan men

slechts eerbied hebben voor wat deze mensen voor land

en volk hebben gedaan.

206
Er is nog een bijzondere oorzaak van onderwaardering

voor de leidende figuren in regering en bestuur. Zij zijn


treden
van weinig gewend in het openbaar op te
oudsher

en houden weinig redevoeringen, die inde pers verslagen

dat niemand het recht zoals


worden. Maar geeft om,

helaas ook wel in regeringskringen in Nederland


nog

geschiedt, deze mensen te bezien als een groep hoofdamb-

toch niet
tenaren, misschien hoge hoofdambtenaren, maar

meer. In werkelijkheid dragen zij een verantwoordelijkheid


en verrichten zij een taak, die voor die van geen minister

En ik kan niet anders dan dat het


onderdoen. zeggen,

mij steeds met


voorrecht deze groep te mogen voorzitten

trots en erkentelijkheid heeft vervuld. Hun gezamenlijk


menselijk doordacht
oordeelwas altijd weloverwogen en

in
en hun gezamenlijk advies was iets, dat geen macht

Indonesië of Nederland lichtvaardig mocht terzijde leggen.


Hetzelfde de directe medewerkers en
geldt voor meer

adviseurs van de Landvoogd en voor degenen, die met de

leiding van de bestuursvoering in grote gebieden werden


de Kroon Nederland
belast, of die als Commissaris van

de der deelstaten. Ik
vertegenwoordigen bij regeringen
noem de Directeur van het Kabinet, Dr. Koets, de advi-
Prof. Mr. Enthoven (later Secretaris van Staat voor
seurs

Thio Thiam Tjong Jhr.


Staatkundige Hervormingen), en

Mr. De Villeneuve, de Algemene Secretaris, Mr. Verboeket


met zijn onvolprezen staf, het Hoofd van de Regerings-
de
voorlichtingsdienst, Dr. Ozinga, de Commissarissen van

Kroon Brouwer (Oost-Sumatra), Mendelaar (Oost-Indo-


later Dr. Van Diffelen (Pasoendan) en de Recom-
nesië) en

ba’s 1
in West-Java (eerst de heer R. Abdoelkadir Widjo-

joatmodjo en vervolgens R. A. Hilman Djajadiningrat


Midden-Java (Dr. Angenent), Oost-Java (Vander Plas),

1
Regeringscommissarissen voor bestuursaangelegenheden,
de deelstaten het bestuur
die vóór de totstandkoming van

voerden inde nieuw bezette gebieden.


2 de (voorlopige) Federale Hoofd-
Thans Gouverneur van

stad Batavia (Djakarta).

207
alsmede Mr. Gerritsen in Medan en Mr. Wijnmalen in Pa-

lembang. Dat ik vele anderen, die in minder op de voor-

tredende gebieden werkzaam zijn, niet


grond waren en

noem, betekent zeker geen mindere waardering. Wel

moeten nog worden vermeld het Hooggerechtshof en de

Algemene Rekenkamer, die onder Mr. Geursen en Mr.

Ramaer het geweten van maatschappij en administratie


weder opbouwden.
Gezamenlijk bereikten zij, dat niet slechts in Oost-Indo-

nesië en Borneo, maar ook inde nieuw bezette gebieden


het maatschappelijk en economisch leven weer geheel op
gang geraakte, waarbij ook de daadkracht van allerlei

particulieren van iedere landaard, maar vooral ook de

moed, energie en vindingrijkheid van planters, landbou-


wers, spoorwegmensen, mijnpersoneel, artsen en verpleeg-
sters bijzonder te loven vielen. Sinds April 1948 had Indo-

nesië weer een uitvoeroverschot. De schuldpositie bleef,


ondanks de stijging van de schuld in Nederland, als geheel
bezien en in verband met de waardedaling van de gulden
binnen redelijke grenzen. De landsinkomsten moesten

aanvankelijk in hoofdzaak gezocht worden uit heffingen


op in- en uitvoer, doch begonnen geleidelijk weer regel-
matig te vloeien. De binnenlandse uitgaven bleven helaas
door de militaire inspanning ongewoon hoog en de inflatie,
die daarvan het gevolg was, kon nog niet geheel afdoende

worden beteugeld, doch de ambtenaren zetten door

ondanks de dikwijls nog benarde levensomstandigheden.


Het verkeer werd hersteld en ondanks sabotagepogingen
regelmatig onderhouden. De zwaar beschadigde havens

kwamen weer op capaciteit; Tandjong Priok werd de best


bediende haven binnen een straal van 2000 mijlen. Onder-

wijs en volksgezondheid vonden weer geregeld beharti-


ging, soms in uiterst primitieve huisvesting, doch met

een geest van aanpakken, die alle moeilijkheden overwon.

De sociale zorg voor oorlogsslachtoffers en voor het

nijpende woningvraagstuk begon, ondanks ontstellende

moeilijkheden, vorm te krijgen en ook de arbeidswetgeving


werd wederom toegepast en uitgebreid. De scheepvaart

208
weer inde zo noodzakelijke zeeverbindingen bin-
voorzag

nen en buiten de archipel en het binnenlandse luchtnet

was enige malen groter dan in 1941.

Dit alles is zonder ophef geschied. Het heeft, steunend

op het voortreffelijke werk van de strijdkrachten onder


officieren, waarvan ik als voorbeelden slechts noem de

Generaals Buurman van Vreeden, De Waal, De Bruyne,


Baay, Scholten en Engles en de Kolonels De Broekert,

Mollinger, Thomson, Van Langen, Sluyters en Scheffelaar,


een toestand van toenemende orde en welvaart geschapen,
die aan de zeekant door de rusteloos patrouillerende Ko-

ninklijke Marine beschermd werd. In die sfeer konden de

nieuwe bestuurs- en regeringsorganen zich tot een wer-

kelijke Indonesische leiding ontwikkelen en vonden de

communistische en andere extreme bewegingen geen


vruchtbare voedingsbodem.
Door de overkomst uit Nederland van Minister van

Financiën Prof. Mr. Lieftinck en Minister zonder porte-


feuille Goetzen in Mei 1948 kreeg het Nederlandse kabinet
ook een beter inzicht en groter waardering voor hetgeen
economisch gebied in Indonesië
op financieel en was ver-

richt, terwijl omtrent de grondslagen voor de toekomstige


financiële relatie met Nederland overeenstemming werd
bereikt.

Alleen de republiek en haar aanhangers bleven de vrede


Begin Februari viel het in November 1947
bedreigen.
gevormde monsterkabinet-Sjarifoeddin, dat 4 vice-pre-
miers en 30 ministers en vice-ministers had geteld, daar

de Renville-overeenkomst verzet en scheuring in dit cong-


lomeraat van partijen bracht. Een nieuwe kabinetsfor-

matie werd opgedragen aan Hatta, de Vice-President van

de Republiek, en men mocht een ogenblik verwachten,


dat deze als zakenkabinet aangekondigde regering de

wending zou kunnen nemen, die ons eindelijk tot elkander


zou brengen. Maar ook deze hoop is ijdel gebleken; op de

achtergrond bleven steeds de gewapende groepen en de

kwade geesten hun beslissende invloed uitoefenen en ook

de Regering-Hatta beschikte daartegen niet overeen

209
solide en gesloten kern haar
van mensen en troepen om

gezag werkelijk te kunnen vestigen.


Reeds dadelijk na de ondertekening op de Renville werd

van republikeinse kant een actie ingezet inde nieuw


bezette gebieden onder de naam van Gerakan Plebesiet
Repoeblik Indonesia, die van het overeengekomen systeem
van volksstemmingen ter bepaling van de indeling van

Indonesië in staten gebruik maakte de


om republikeinse
agitatie in „wettige” vorm voort te zetten. Ook al bepaalde
hetzelfde beginsel, dat een tijd van minstens 6 maanden

voor dat plebisciet zou moeten verlopen, in welke tijd orde


en veiligheid zouden moeten worden hersteld, deze bewe-
ging op zichzelf zou nog niet zo verwerpelijk zijn geweest,
wanneer zij niet vergezeld was gegaan vaneen hoe langer
hoe intensiever ondergrondse terreurcampagne, die even-

eens van Djokja uitging.


Daarvoor de
was omvangrijke Indonesische delegatie,
die in Batavia vertoefde en waarvan leden en staf telkens
konden heen reizen of worden
en weer afgelost, het orga-
nisatiecentrum en verbindingsinstituut. De aangewende
middelen waren een intimidatiecampagne tegen een ieder,
die met het Nederlandse gezag of het gezag der nieuwe
besturen medewerkte en een uitgebreid systeem van ont-
voering, roof en moord, vooral tegen Indonesische
bestuursambtenaren en dorpshoofden. Dit kon te gemak-
kelijker geschieden, omdat ondanks de ogenschijnlijk vrij
vlot verlopen evacuatie 1
van republikeinse troepen allerlei
kernen met bewapening waren achtergelaten om de
ge-
weldplegingen voort te zetten. Bovendien infiltreerden
na

enige tijd uit republikeins gebied weer allerlei gewapende


lieden, die de achtergeblevenen kwamen versterken en

van nieuwe instructies voorzien.

Wij zijn eerst geleidelijk van dit alles op de hoogte geko-


men en hebben niet nagelaten de Commissie van Goede
Diensten regelmatig en snel in te lichten. Hoewel het

bewijsmateriaal tegen het midden van het jaar een for-

i In totaal werden ongeveer 29.000 man afgevoerd.

210
midabele omvang had gekregen en zonneklaar aantoonde,

dat de republikeinse regering, of althans haar organen


achter deze actie zaten 1 werden deze gegevens in het
,
zo

algemeen door de commissie nauwelijks in aanmerking


genomen of met een luchtig gebaar als onvermijdelijk
gevolg van de conflicttoestand terzijde geschoven.
Ook op buitenlands gebied bleef het geknoei aanhouden.
De gelegenheid daartoe werd wijder geopend door de

uitnodiging aan de republiek om deel te nemen aan de

economisch-commerciële conferentie van de ECOSOC

(Economie and Social Council) te Havana en door de

telkens herhaalde pogingen om een bijzonder lidmaatschap


(associate membership) voor de republiek te verkrijgen
inde afdeling voor het Verre Oosten van dit lichaam, de

ECAFE. De betrekkingen met India, Egypte en de Ara-

bische staten bleven gehandhaafd of werden uitgebreid


en op 22 Mei kwam als een bom uit de lucht vallen het

te Praag door de heer Soeripno met de Sovjet Unie ge-

sloten consulair verdrag, waartoe eerstgenoemde zijn


bevoegdheid ontleende aan een nimmer herroepen instruc-

tie van December 1947.

Welke afspraken en machinaties op economisch gebied


plaats vonden, valt zeker nog niet geheel te overzien.

Reeds ineen vrij vroeg stadium (begin 1948) werd een

overeenkomst bekend, die te Havana door de daar aan-

wezige republikeinse ministers (onder wie Gani en Mr.

Maramis) en de republikeinse handelsvertegenwoordiger


in New York, Soemitro, was gesloten met Matthew Fox,

die daarvoor een Amerikaanse wederpartij had georgani-


seerd. Dit contract is het beste bewijs van de methode,
waarop onscrupuleuze buitenlanders van republikeinse
geldbehoefte, avonturenzin en economische naïveteit ge-
bruik zouden kunnen maken om het land uitte plunderen.
Het gaf voor een beperkte geldsom en met alle mogelijke
waarborgen tegen schade of verlies aan het Fox-concern

i Evenals de uit de regering getreden groepen van Amir Sja-


rifoeddin, Setyadjit en anderen.

211
het monopolie van alle transacties, concessies en andere

economische werkzaamheden tussen de republiek en de

Verenigde Staten en verlangde daarvoor de schandelijke


commissie van l x/i % over alle aan- en verkopen, onkosten
en andere betalingen. Bovendien liet de republiek daarbij
nog de haar zo dierbare souvereiniteit varen door zich

voor ieder geschil aan de jurisdictie van Amerikaanse

rechters of arbitrage-instituten te onderwerpen.


Ook luchtvaartgebied drongen allerlei vrijbuiters
op
binnen en langs iedere weg trachtte men zowel de door

ons verboden uitvoer van geroofde ondernemingsproduc-


ten als het binnensmokkelen van wapens voort te zetten.
Dat ten slotte in Augustus nog blijken zou, dat ook de

uit de bezetting overgebleven opiumvoorraad, die eind

1945 naar Djokja was vervoerd, door de republiek werd

verhandeld in binnen- en buitenland om geld en deviezen

te verkrijgen en dat deze handel gedekt werd door de

toenmalige Minister van Financiën, Mr. Maramis, is alge-


meen bekend. Deze gegevens werden eveneens zo volledig
mogelijk aan de Commissie van Goede Diensten verstrekt,
vooral omdat daarbij vrijwel zeker van de vervoermiddelen

der delegaties (trein en vliegtuig) was gebruik gemaakt.


Maar ook nu bleef een duidelijke en scherpe reactie van

die zijde uit, omdat de meerderheid inde commissie nu

eenmaal de republikeinse regering onder alle omstandig-


heden de hand boven het hoofd wilde houden.

Kort na de Renville-overeenkomst, toen dit alles nog


niet of nauwelijks aan het licht was getreden, kon nog
ernstig worden overwogen, of de snelle vorming vaneen

interim-regering mèt de republiek een oplossing zou kun-

nen brengen langs vreedzame weg. Maar ook toen reeds


konden wij deze weg niet inslaan, zolang geen zekerheid
bestond, dat de onverantwoordelijke en extremistische

troepen tot de orde zouden worden geroepen en een eind

zou komen aan de algemene corruptie en verwarring in


het republikeinse bestuur.
De onderhandelingen werden, na het vertrek van de
Renville in Februari, beurtelings te Batavia en te Kalioe-

212
1 In in
rang voortgezet. bepaalde gevallen, wanneer men

eerste aanleg met redelijke mensen zoals Dr. Leimena en

Ir. Djoeanda te doen had, kon het schijnen, of wij toch

langzaam verder kwamen. Zo werd midden Juni een voor-

lopig accoord bereikt over de hervatting van economische

betrekkingen en de normalisering van het verkeer met

niet-republikeins gebied en het buitenland. Maar telkens

weer werden dergelijke voorlopige overeenkomsten onge-

daan gemaakt door de republikeinse regering zelf, die

zich nimmer van de druk van de T.N.I. en de extremisten

kon losmaken. Zij wenste de republiek als quasi-souvereine


staat niet op te geven, zolang niet inde plaats daarvan
de Verenigde Staten van Indonesië onder overwegend
republikeinse leiding zouden zijn gevormd en souverein

verklaard. En bovendien bleek de T.N.1.-leiding, die

ongetwijfeld ook voor de andere gewapende troepen sprak,


niet van zins aan de uitvoering van de Renville-overeen-

komst mede te werken, hetgeen met zoveel woorden door

Generaal Soedirman op 2 Juni werd uitgesproken.

In diezelfde periode begon de communistische activiteit


in republikeins gebied zich wederom sterker uitte brei-
den. Weliswaar heerste onder de leiders, vooral wegens

persoonlijke rivaliteit, een sterke verdeeldheid, maar al


hun activiteit ging toch in dezelfde richting. Ook in niet-
communistische kringen begon men hoe langer hoe meer

naar de Sovjet Unie te lonken, of propageerde men in


ieder geval een volstrekte neutraliteit tussen het Westerse

en het Russische blok. De anti-communisten inde Mos-


limse partij (Masjoemi) onder de
en
burgerlijke nationa-
listen (P.N.1.) handhaafden wel min of hun stand-
meer

punt, doch oefenden geen zeer positieve invloed uit, terwijl

i de
Bij eerste tocht van de delegatie van het Koninkrijk
naar Kalioerang werd zij in
Djokja begroet dooreen rumoe-

rige en handtastelijke menigte van jongelieden aan het station,

waartegen de republikeinse politie niet optrad en die slechts

door de koelbloedigheid van Abdoelkadir en enkele anderen

zonder kleerscheuren afliep.

213
inde vakbeweging het denkbeeld van algemene nationa-
lisering van Nederlandse en buitenlandse eigendommen
aan de communistische leuzen een belangrijke populariteit
verschafte, nu die eigendommen niet of
nauwelijks meer

geëxploiteerd werden en dus alleen uit hun


liquidatie nog
een inkomen voor de met duizendtallen aangegroeide
werkloze arbeiders te verwachten viel. Deze invloeden
werden nog versterkt door het consulaire
verdrag met de
Sovjet Unie en door de algemene
verwachting, dat een
derde wereldoorlog uitbreken
op stond en dat Rusland
daarin de overwinning zou behalen.
Zo moest met toenemende zekerheid
worden verwacht,
dat de
onderhandelingen zouden doodlopen. Daar de
meerderheid der Commissie van Goede Diensten blind
bleef voor de ontoereikendheid het
van republikeinse be-
wind, was van die zijde ook geen drukte
verwachten, die
de bezadigde elementen daarin de steun had kunnen
ge-
ven. Integendeel, vooral het Amerikaanse lid kwam steeds
meer tot de overtuiging, dat een dreigende communisti-
sche overheersing in het republikeinse gebied slechts door
de meest vérgaande concessies zou kunnen worden be-
zworen. De charme, die de
van republikeinse leiders
uitging, en zijn gevoeligheid voor romantische voorstel-
lingen over de vrijheidsstrijd maakten hem
ontoegankelijk
voor de realiteit de
en
hardheid, die uit de
georganiseerde
terreurdaden spraken. Nog steeds was het, om met de
Amerikaanse afgevaardigde inde Veiligheidsraad,
Herschel Johnson, te spreken, „merkwaardig hoe klakke-
loos werd dat
aangenomen, de
voor
voortzetting van de
strijd de Nederlandse Regering de
schuldige partij was en
voorts hoe
onverschillig men was ten opzichte van het
-lQt der bevolking” (26 Augustus 1947).
Zo schaarde de Commissie
van Goede Diensten zich ook
telkens achter de
republikeinse protesten tegen de voort-
gaande staatkundige ontwikkeling inde nieuw bezette
gebieden, terwijl juist die ontwikkeling het sprekende
bewijs was van de ontoereikendheid der republiek, omdat
zij zich ondanks de
voortdurende bedreigingen voltrok.

214
Op 27 Mei belegden wij een conferentie van vertegen-
alle niet-republikeinse gebieden te Ban-
woordigers uit
te
doeng, ten einde de verdere staatkundige ontwikkeling
bespreken. Door de vrije aanwijzing van afgevaardigden
telde die conferentie zowel tegenstanders als aanhangers

de doch in haar praktische arbeid bleek


van republiek,

zij niettemin geheel tot samenwerking bereid. Kort daar-

op,
omstreeks midden Juni, werd dooreen commissie uit
Federale Regering begonnen met het ont-
de Voorlopige
werpen vaneen regeling voor het bestuur in overgangstijd
niet langer
(de interim-regering); ook in dit opzicht kon
op Djokja worden gewacht.
deed ik laatste poging om de
Tezelfdertijd (3 Juni) een

der onderhandelingen van het dode


rammelende wagen

te krijgen door persoonlijk en rechtstreeks contact


spoor
verband daarmede verzocht ik de heer
met Hatta. In

Coert Dubois geen initiatief te nemen tot eigen voorstel-


initiatief de ronde deden.
len, omtrent welk geruchten
Niettemin ontving ik op 10 Juni van hem en het Austra-

lische lid Critchley een vertrouwelijk stuk, dat een alge-


het conflict bedoelde te zijn. Het
mene oplossing voor

derhalve geen voorstel van de C.G.D., doch van twee


was

nauwelijks in dit
leden daarvan; het Belgische lid was

voornemen gekend en had zich er niet mede verenigd.


Het dat ook Hatta gegeven, bevatte
voorstel, aan was

onuit-
op enkele hoofdpunten volstrekt onaanvaardbare en

de belangrijkste was, dat op


voerbare passages, waarvan

zouden
zeer korte termijn in geheel Indonesië verkiezingen
worden gehouden voor een grondwetgevende vergadering
als voorlopig parlement, de
en dat deze vergadering,
interim-regering zou kiezen.

Het moest zelfs voor een volstrekte leek duidelijk zijn,


dat verkiezingen onder de toen bestaande omstandigheden
vrijheid zouden heb-
binnen de republiek geen schijn van

ben en daarbuiten dooreen hernieuwde bedreiging van

andersdenkenden evenmin tot een geheel vrije uitspraak


zouden kunnen leiden.

215
Het stuk was het zoveelste voorbeeld van de gevaren, die
aan ondeskundige internationale bemoeienis verbonden
zijn, omdat de daarbij begane fouten een bijzonder nade-
lige invloed
verkrijgen door het prestige der organisatie,
die staat. En verder bewees het
er aan schuldig opnieuw,
dat het
persoonlijk streven naar succes van bepaalde
leden de Commissie telkens weer drong van het verlenen
van goede diensten naar het actief ingrijpen, met hoeveel
talent Jhr. van Vredenburgh en zijn staf zich daartegen
ook mochten verzetten.

Ofschoon ik op 16 en 17 Juni twee


nog gesprekken
met Hatta voerde, bleek dit initiatief de laatste kans
op
overeenstemming te hebben vernietigd, omdat de gehele
Djokjase wereld zich nu op de meerderheid der C.G.D.
kon beroepen ieder minder
om vérgaand voorstel af te
wijzen. De
besprekingen werden opgeschort en ook al
werden zij 23 Juni hervat verliet
op en de heer Coert
Dubois wegens ongesteldheid
begin Juli Indonesië, ieder
uitzicht op een bevredigend resultaat leek verdwenen.
Zo lagen de kaarten, toen in verband met de
aanneming
in eerste lezing 28
op April van de beperkte grondwets-
herziening, die binnen bepaalde grenzen hervormingen in
Indonesië met afwijking de
van
grondwetsbepalingen
moest
mogelijk maken, de Staten-Generaal werden ont-
bonden en nieuwe verkiezingen op 7 en 12 Juli werden
gehouden.

216
HOOFDSTUK VII

ONTKNOPING?

D E VERKIEZINGEN VOOR DE NIEUWE STATEN-

Generaal deden de regeringsmeerderheid slechts met twee

zetels dalen van 59 tot 57. De oppositie bleef over twee

geheel tegengestelde uitersten verdeeld, zodat het voor

de buitenstaander wel moest schijnen, dat het regerings-


beleid van de afgelopen twee crisisjaren door de kiezers
was bevestigd. Deze indruk zou nog worden versterkt,
toen het op 7 Augustus nieuw optredende ministerie ver-

klaarde, dat inde Indonesische politiek geen wijziging


zou komen. En uit het bezoek aan Indonesië van de zg.

negenmannen een commissie van Kamerleden, waar-

mede de Minister van Overzeese Gebiedsdelen contact

hield —,
welk bezoek vlak voor de verkiezingen viel, was

al evenmin een op handen zijnde verandering te voorspel-


len, al bevonden zich de heren Romme, Sassen en Stikker

bij dat gezelschap.


Intussen had het demissionnaire Kabinet-Beel midden

Juli nog belangrijk besluit Terwijl Ba-


een zeer genomen.
tavia van oordeelwas, dat na de episode Coert Dubois-

Critchley het ogenblik voor een eindvoorstel van onze

zijde was aangebroken, meende Den Haag aan de opvolger


van het Amerikaanse lid, de heer Merle Cochran, en aan

de C.G.D. nog de gelegenheid te moeten laten zelf met

een nieuwe reeks suggesties te komen. Mocht aan dit

besluit de verwachting ten grondslag liggen, dat ook van

Amerikaanse zijde de onuitvoerbaarheid van de denkbeel-

den van Coert Dubois zou worden ingezien, het bleef een

speculatie, die ons wederom veel tijd zou kosten en waar-

mede wij eigen initiatief uit handen gaven.


Bij de kabinetsformatie bleek echter te zijn besloten tot
wijziging inde Vertegenwoordiging van de Kroon. Deze

geheel onverwachte wending immers, er was op dat

ogenblik geen beleidsgeschil en er hadden zich inde afge-


lopen periode evenmin onopgeloste geschillen voorgedaan

217
kwam 19 Augustus te
op mijner kennis ineen kort
briefje van de nieuwe Minister van Overzeese Gebieds-
delen, Mr. Sassen, van 12 Augustus. De niet toegelichte
mededeling, dat het in het voornemen van het Ministerie

lag in Indonesië
om wijziging te brengen inde Vertegen-
woordiging van de Kroon, liet eigenlijk geen ruimte voor

discussie, al werd daarbij mijn overkomst naar Nederland,


zodra de kronings- jubileumfeesten 31
en van Augustus
en 6 September voorbij zouden zijn, gevraagd. Het saldo
van dienst en ondienst, dat de Nederlandse politieke we-
reld van mijn voortgezette werkzaamheid in Indonesië
verwachtte, was blijkbaar duidelijk negatief geworden.
In Nederland zou mij blijken, dat dit ontslag berustte op
politieke afspraken of voorwaarden, die het verkrijgen
van de 2/3 meerderheid de
voor grondwetsherziening en

voor de daaruit voortvloeiende


wetgeving met mijn ver-

vanging in verband brachten. Die reden werd later


aldus
geformuleerd: „De Regering is van oordeel, dat inde
huidige omstandigheden voor het bereiken van de door
haar nagestreefd wordende oplossing van het Indonesische

waagstuk een persoonswisseling inde Vertegenwoordi-


ging van de Kroon gewenst is”. Met de voorgenomen in-
stelling vaneen interim-regering zou een geschikt ogen-
blik zijn aangebroken deze
om persoonswisseling tot stand
te brengen. Het van mijn kant daartegenover gestelde
betoog, dat een duidelijk keerpunt inde Indonesische
geschiedenis eerst zou aanbreken, wanneer het probleem
van de republiek zou zijn opgelost het herstel
en van de
eenheid Indonesië
van zou zijn verkregen, werd niet aan-

vaard, al hebben de feiten later de juistheid van deze


visie uitgewezen. Het was altijd mijn eigen voornemen
geweest om dan heen te gaan, omdat nieuwe
een figuur,
die niet belast zou zijn met de soms harde of impopulaire
beslissingen, welke inde tijd van strijd en onzekerheid
genomen moesten worden, de opbouw beter zou kunnen
leiden.

Middelerwijl was er wel een belangrijk verschil van

inzicht tussen Batavia Den Haag ontstaan.


en Terwijl

218
de conferentie der deelgebieden in Bandoeng slechts ge-
leidelijk inde uiterst moeilijke en veelzijdige materie van

staatkundige hervorming eri opbouw doordrong, waren

midden Juli de vooraanstaande bestuurders dier deelge-


bieden ineen Bijeenkomst voor Federaal Overleg (8.F.0.)
gaan vergaderen om zich meer in het bijzonder over de

vorm en de bevoegdheden vaneen interim-regering te

beraden. Tezelfdertijd had de Voorlopige Federale Rege-


ring daartoe een ontwerp gereed, hetwelk 20 Juli naar

Nederland ging. Het 8.F.0. toonde reeds aanstonds de

neiging om de V.F.R. voorbij te gaan en zich rechtstreeks

met de Nederlandse Regering te verstaan. Hoewel deze

onjuiste gedragslijn tijdelijk verlaten werd, werd zij we-

derom gevolgd, toen een delegatie van dit 8.F.0. begin


Augustus in Nederland kwam om de tot stand gebrachte
resoluties aan de Nederlandse Regering voor te leggen
en voor haar toe te lichten. De meest voor de hand lig-
gende verklaring voor deze houding lag in twee richtin-

gen: dein vrijwel ieder land normale tegenstelling tussen

deelgebieden en centrale overheid, maar vooral het onge-

duld en het gebrek aan uitzicht op de toekomst, dat door


het uitblijven vaneen beslissing in het chronische conflict

met de republiek werd veroorzaakt. De V.F.R. had in dat


opzicht vooral de laatste maanden nimmer positief uit-

sluitsel kunnen geven en moeten volstaan met aanmanin-

gen tot geduld en vertrouwen.

Er was tussen de ontwerpen van de V.F.R. en van het

8.F.0. één kardinaal verschil. De V.F.R. was van oordeel,


dat een interim-regering, die een ontzaglijk zware con-

structie-taak zou hebben uitte voeren, alleen gevormd


zou kunnen worden uit verantwoordelijke departements-
hoofden, dus uiteen ministerraad. Zij meende, dat de

rechtstreekse aanraking met de praktische vraagstukken


en het collegiaal verband tussen de leiders onmisbaar

waren, wilde men een werkelijk daadkrachtige en deskun-

dige regering scheppen. Bovendien kon een dergelijke


constructie zonder onderbreking en zonder ingewikkelde
nieuwe organisaties worden gebouwd uit de bestaande

219
Raad van Departementshoofden, zij het, dat natuurlijk
inde persoonlijke samenstelling inde
en bevoegdheden
belangrijke wijzigingen zouden komen. De V.F.R. achtte
daarbij een samenstelling uitsluitend uit Indonesiërs niet
onverantwoord, al zou het misschien voorkeur verdienen
enkele Nederlanders met de financieel en economisch
moeilijke departementen te blijven belasten.
De te Bandoeng naar voren gekomen wens om naast
de Vertegenwoordiger de Kroon
van een duidelijk Indo-
nesische top in deze interim-regering te construeren, zou
kunnen worden vervuld dooreen bijzonder gereleveerd
minister-presidentschap, zo nodig aangevuld met een

tweetal vice-premiers. Het 8.F.0. daarentegen wenste de

interim-regering gevormd te zien dooreen onafzetbaar


directorium van drie leden, dat met vrijwel dictatoriale

bevoegdheden boven de departementshoofden (Staats-


secretarissen) zou zijn gesteld en deze als ambtelijke
figuren zou benoemen en ontslaan. Het zocht in deze

oplossing vooral de mogelijkheid vaneen kwalitatief en

politiek sterke bezetting van dat directorium, ook indien


de republiek voorlopig niet zou meedoen, daarbij over-

wegende, dat de bestaande deelgebieden geen volledig


ministerie van voldoende gehalte zouden kunnen op-
brengen.
Zowel de overtuiging, dat een werkelijke interim-rege-
ring slechts op het geheel van Indonesië zou kunnen
worden gebouwd, als de wetenschap, dat het pessimisti-
sche inzicht omtrent de beschikbare krachten
onjuist was,
wanneer men niet alleen keek naar de mensen inde locale
sfeer der deelgebieden, deed de V.F.R. deze constructie
verwerpen, daar zij overigens onpraktisch en zwak moest
heten. Wanneer de grote verantwoordelijkheid en de zware

taak der interim-regering geconcentreerd zouden worden


in drie figuren, dan moest men ernstig twijfelen aan de

mogelijkheid om zulk een college te vinden, dat sterk

genoeg zou zijn en voldoende gezag zou bezitten om alle

slagen op te vangen en tevens aan de verleiding tot het

220
nemen van populaire en zwakke beslissingen weerstand

te bieden.

In beide stelsels werd bij de samenstelling van de inte-

rimregering belangrijke invloed toegekend aan de verte-

genwoordigers en regeringen der deelgebieden; in beide


ook voorzien inde vorming vaneen voorlopige vertegen-
woordiging, tegenover welke de interim-regering verant-

woording zou afleggen. En ten slotte viel ook tussen beide

concepties overeenstemming te bereiken ten aanzien van

de plaats van de Vertegenwoordiger van de Kroon, al zag


de V.F.R. meer heil ineen goed en duidelijk georgani-
seerde, innige samenwerking dan ineen conflictenregeling
bij de uitoefening van de aan die vertegenwoordiger voor

te behouden bevoegdheden.
De delegatie van het 8.F.0. vond echter bij de nieuwe

minister en het nieuwe kabinet in Nederland reeds dadelijk


zodanige instemming, dat op 16 Augustus zonder verder
overleg met de V.F.R. of de landvoogd zijn stelsel werd

aanvaard. Ook de daarop volgende behandeling met het

complete 8.F.0., dat na de kroningsfeesten naar Neder-

land overkwam, geschiedde met praktisch vrijwel volledige


uitschakeling van de Indische Regering, ook al bevond

de landvoogd met een zevental secretarissen van staat

zich toen eveneens in Den Haag.


Na mijn overhaaste terugkeer in verband met de com-

munistische opstand, welke inde republiek op 19 Sep-


temberwas uitgebroken, bleef de verhouding ongewijzigd
en toen ik bij voortduring moest ervaren, dat V.F.R. en

landvoogd buiten de verdere voorbereiding van het inte-

rim-ontwerp gelaten werden en zelfs omtrent de


genomen
beslissingen veel sneller door de pers dan door enkele

summiere stukken werden ingelicht, meende ik aan deze

voor de positie van de Vertegenwoordiger van de Kroon

onwaardige toestand een einde te moeten maken door op

11 October met ingang van 1 November mijn ontslag te


vragen. Dit bleek overigens geheel te passen bij een inmid-
dels genomen besluit der Nederlandse Regering, op grond
waarvan mij ineen de dag daarna ontvangen brief van

221
Minister-President Drees van 5 October werd verzocht

op 15 November mijn ambt neer te leggen, zonder de

instelling vaneen interim-regering af te wachten.

Ik zal mij niet veel verdiepen inde motieven, die de

regering tot deze staatsrechtelijk onjuiste en staatkundig


evenmin gelukkige handelwijze hebben gebracht. Mis-

schien was de gedachte, dat men met deze landvoogd toch

nog maar korte tijd te maken had, niet de belangrijkste


reden, al werd daardoor deze onbehoorlijke bejegening wel
gemakkelijker. Mijn hoofdindruk is, dat men dooreen snel

en ineen enigszins feestelijke stemming met het 8.F.0.

in Nederland bereikte overeenstemming de oplossing zag


van de vele moeilijkheden en daarin niet door de prakti-
sche bedenkingen van Batavia wenste te worden gestoord.
Inde roes van dat succes is ook de noodwet van 29 Octo-

ber tot stand gekomen, op grond waarvan met nieuwe

afwijking van de herziene Grondwet, een Bestuursregeling


in overgangstijd, overeenkomstig het 8.F.0.-ontwerp, bij
Koninklijk besluit kon worden vastgesteld.
Maar een zo ingrijpende zaak laat zich niet regelen in

een vloek en een zucht en zeker niet, zolang in Indonesië


het kernconflict geen einde genomen heeft en nog niet

alle partijen om de tafel kunnen zitten. Zo is te verklaren,


dat de interim-regering van het 8.1.0.-besluit er niet

kwam en waarschijnlijk nooit komen zal. En het is begrij-


pelijk, dat het 8.F.0., in Indonesië teruggekeerd, er weinig
voor gevoelde om door overhaaste vorming van en toe-

treding tot zulk een regering de verantwoordelijkheid op


zich te nemen voor een actie tegen Djokja, die na al

de aarzelingen en al het uitstel Nederland alleen moest

dragen.
Zoals te verwachten viel, had inmiddels het voortge-
zette werk van de C.G.D. geen resultaat gebracht. De
republikeinse regering handhaafde op de hoofdpunten
haar afwijzende houding, terwijl de interne toestanden een

steeds verder gaande verwording en verslechtering ver-

toonden. De republikeinse afgezant Soeripno, die het ver-

drag met de Sovjet Unie had opgezet, keerde in gezel-

222
schap van de uit Moskou overgekomen oudere commu-

nistenleider Moeso terug en pleitte vrijelijk voor aanslui-

ting bij het communistische blok. Op 19 September ont-


ketende Moeso, daarin bijgestaan door Sjarifoeddin, die

zijn oude positie in het Djokjase milieu geheel verloren


had langs deze weg
en opnieuw een vooraanstaande plaats
inde republiek hoopte te veroveren, een communistische
rebellie in Madioen. Of dit samenhing met de algemene
communistische actie in Zuid-Oost-Azië, is
nog niet vast
te stellen; feit dat de
een was, communistische groepen
van Alimin, Tan Malakka en anderen de republiek niet
afvielen, zodat er reden is om aan te nemen, dat
persoon-
lijke motieven in dit avontuur een hoofdrol hebben ge-
speeld.
Ik keerde
onverwijld terug, omdat de daardoor ontstane

spanningen zouden kunnen leiden tot een noodzakelijk


ingrijpen van onze kant, het
tegelijkertijd nodig was
maar

te waken
tegen overijlde reacties. Toen de Djokjase re-
gering zelf de opstandelingen met wapengeweld te lijf
ging, kon er voor ons geen aanleiding zijn om deze
op

grond een actie te beginnen.


De communistische beweging had echter ander
nog een

gevolg gehad. Kort na mijn vertrek op 10 September


had de C.G.D. een nieuwe reeks voorstellen ingediend,
waarbij zij sterk onder de indruk was geweest van het

dreigende communistische gevaar en gemeend had dit

alleen te kunnen bezweren door naar hetzelfde middel te

grijpen, dat door Coert Dubois was aanbevolen: zo spoedig


mogelijk te houden algemene verkiezingen. Zij ging daar-
bij wederom van het onjuiste inzicht uit, dat zij door toe
te geven de gematigden zou sterken, terwijl iedereen kon
voorzien, dat zulke verkiezingen, zonder voorafgaand her-
stel orde uitsluitend de
van en veiligheid, extremisten in
de kaart zouden spelen.
Op 3 November legde ik mijn ambt neer en werd ik

opgevolgd door Dr. Beel, die als Hoge Vertegenwoordiger


van de Kroon de landvoogdij in
overnam afwachting van
de instelling de
van interim-regering. Daar ik 4 November

223
vertrok, heeft het verdere verloop van de geschiedenis zich
buiten mijn directe waarneming afgespeeld.
Dit verloop was echter, indien Nederland zijn taak in
Indonesië wilde volvoeren en niet tot een zwakke en ho-

peloze abdicatie zou overgaan, onvermijdelijk. Op 18 De-

cember moest de politiële actie, die 4 Augustus 1947 werd

afgebroken, worden hervat. Zij leidde tot een snelle bezet-

ting van de meeste belangrijke centra in het republikeins


gebied op Java en Sumatra en bracht even onvermijdelijk
mede een nieuwe actie van de Veiligheidsraad, die ten

slotte uitkwam in enige resoluties, waarbij van ons ver-

langd werd staking van de vijandelijkheden, vrijlating van

dein hun bewegingsvrijheid beperkte republikeinse leiders

en herstel van republikeins gebied, zij het slechts in Djok-


ja en het daar omliggende land. Ook besliste de Raad, dat
de C.G.D. zou worden omgezet ineen Commissie der Ver-
enigde Volken voor Indonesië en als zodanig een meer

leidend aandeel in het verdere overleg met de republiek


(en eventueel de andere deelstaten) zou nemen. Eindelijk
gaf hij nog een tijdschema voor de verkiezingen de

totstandkoming van de Verenigde Staten van Indonesië.

Ik zal niet proberen de geschiedenis tot het laatste

ogenblik bij te houden en vermeld dus maar terloops, dat

een conferentie van Aziatische mogendheden te New Delhi,


door India bijeen geroepen, de besluiten van de Veilig-
heidsraad steunde, doch veel verder gaande voorstellen

afwees of buiten behandeling liet. Het lijkt evenmin juist


thans ineen beoordeling te treden van de vraag, of bij
onze actie en bij hetgeen later volgde ernstige taktische
fouten zijn gemaakt; door de zeer schaarse berichtgeving
is het niet mogelijk een afstand een volledig inzicht
op
inde feiten te krijgen. Wel is het te betreuren, dat die
onvolledige berichtgeving mede invloed heeft gehad op

de mededelingen van onze zeer bekwame vertegenwoor-


diger inde Veiligheidsraad, Dr. Van Royen, die hij enige
malen moest herroepen of nader kwalificeren. Hoofdzaak

is echter de ligging van het vraagstuk in zijn geheel, waar-

224
aan ik ineen slotbeschouwing enkele woorden zal
nog
wijden.

Internationaal had het tijdverlies alleen het voordeel op-

geleverd, dat inde democratische wereld iets meer begrip


was gekomen voor het gevaar vaneen snelle en volledige
liquidatie van Westerse invloed in Zuid-Oost-Azië. In

Malaya brak in Juni 1948 een communistische terreur uit,


die tijdlang in Burma ont-
er een zeer ernstig uitzag en

wikkelden zich opstanden tegen de nieuwe Burmese rege-

ring zowel van communistische organisaties als van zich

verdrukt gevoelde, niet-Burmese bevolkingsgroepen (de


Karens). Vooral in dit laatste geval kon men waarnemen,
wat het gevolg was van het voortijdig wegtrekken van de

Britse hulp en hoeveel leed en schade daardoor aan de

massa der gewone mensen in dit land werden toegebracht.


Tot een werkelijk ruime en vérziende visie op het com-

plex van Aziatische problemen is het echter inde Wes-


terse democratische wereld nog niet gekomen. Wie Azië

ziet als een min of meer vaag geheel, vereenvoudigt die


problemen op ontoelaatbare wijze. Men zou een algemene
onderscheiding kunnen maken in vier grote delen: de

Moslimse landen van het Midden-Oosten, het Russische

blok in het Noorden, de drie Aziatische grote mogend-


heden: India, China en Japan en de zeven kleinere landen

van Zuid-Oost-Azië: Ceylon, Burma, Siam, Indo China,


Malaya, Indonesië en de Philippijnen.
Voor de democratische wereld zijn vooral deze laatste

zeven landen van onmiddellijke betekenis. Zij tellen teza-

men slechts 150 millioen inwoners en kunnen niettemin

voor de wereldmarkt een waarde aan goederen exporteren,


die haast tweemaal zo groot is als de totale export van

India en China met 900 millioen inwoners. Het zijn goed-


deels zeegebieden, die eeuwen hebben opengestaan voor

een intensief verkeer, zowel met Azië als met het Westen.
Dooreen nauwe samenwerking met dat Westen is in die

landen een productie-apparaat ontstaan, dat een essentiële

en grote bijdrage levert aan de wereldwelvaart en tege-

225
lijkertijd de voornaamste grondslag is voor de welvaart

van deze landen zelf.

in nationale zin vrij zwak


Alle zeven zijn nog georga-

niseerd en zouden, indien hun kracht in chaotische expe-

rimenten ten onder ging, weerloos staan tegenover de

millioenenmassa’s van India, China en Japan; weerloos


ook tegen het binnendringen van het totalitair-communis-

tische systeem. De laatste wereldoorlog heeft daarvan een

voorbeeld gegeven en de gevolgtrekking onweerlegbaar


gemaakt, dat zowel nationale vrijheid als Westerse bij-
stand in die landen noodzakelijk is voor hun weerbaarheid

tegen de gevaren, die hen bedreigen. Bovendien kan alleen

op deze wijze in deze landen een ontwikkeling worden

bevorderd, die hen behouden doet blijven voor de demo-

cratische wereld.

Niemand kan voorspellen, of binnen afzienbare tijd de

onhanteerbare massa’s der grote Aziatische staten op


democratische wijze zij het in Aziatische stijl te

organiseren zijn. In China lijkt de strijd tegen het totali-


taire communisme voorlopig bijna verloren. De landen van

Zuid-Oost-Azië echter zijn èn naar de aard van hun be-

woners èn naar hun omvang voor zulk een democratische

ontwikkeling veel meer geschikt, vooral wanneer zij ver-

enigd zouden kunnen samengaan. Onder die landen biedt

Indonesië misschien de meest belovende kansen. Het is

een land van eigen geërfde boeren met weinig grootgrond-


1
bezit ; het is bovendien een land van Mohammedanen en

Christenen, die uit de aard van hun geloofsovertuiging


het communisme verwerpen. Het heeft sterke locale, Indo-

nesisch-democratische instellingen. En juist in dit land

zou, bij een doelbewust en krachtig doorgevoerd Neder-


lands beleid, de samenwerking tussen Oost en West de

sterkste grondslagen kunnen vinden en tot die welvaart

kunnen voeren, welke voor een democratisch bestel onmis-


baar mag heten.

i Dat in China, de Philippijnen en Burma door zijn misstan-


den de vruchtbaarste bron van het communisme is geworden.

226
Kan Nederland in zulk een beleid voorgaan, dan is mis-

schien op de duur ook te bewerken, dat de Westerse

landen, die in het bijzonder in Zuid-Oost-Azië belangen


hebben en betrekkingen onderhouden, dat de Verenigde
Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk met ons

tezamen tot gelijke gedragslijn


een en een gelijke opbou-
wende arbeid in dit gebied besluiten. Maarde tijd dringt,
want de ontbindende invloeden zijn talrijk en dreigen met
de dag sterker te worden.
De Veiligheidsraad als geheel is door zijn samenstelling
aan zulk een opvatting niet toe en zal daar wellicht in
vele jaren niet toekomen. Wie de
nog aan oprichtings-
conferentie van de Verenigde Volken te San Francisco
heeft bijgewoond, moet van de
aanvang hebben beseft, hoe
zwak en onbetrouwbaar de fundamenten van dit lichaam

nog zijn. De latere ontwikkeling heeft voorlopig eerder


een verdere verzwakking dan versterking gebracht, al
moet men blijven trachten de organisatie in stand te

houden, die de enige is tussen ons en een wereldanarchie.

Maar men moet wel beseffen, dat zij nog in geen opzicht
gereed is om boven de staten de leiding inde wereld te

Een Australisch minister heeft haar


nemen. eens genoemd
een parlement zonder regering en de felle tegenstellingen,
die inde debatten tot uiting komen, haar eerder
geven
het karakter vaneen politiek strijdperk dan vaneen op-
perste raad der volken. Men kan trachten tot een betere
ontwikkeling bij te dragen door openhartig zijn standpunt
en mening kenbaar te maken, inlichtingen te verschaffen
en eigen daden te verdedigen. Maar wanneer een Veilig-
heidsraad besluiten neemt, die onuitvoerbaar of ern-
zijn
stige schade zouden kunnen veroorzaken of die zijn be-

voegdheid en zijn vermogen te boven gaan, dan moet men,

juist in het belang van die raad, gemotiveerd ongehoor-


zaam durven zijn.
De ervaring leert trouwens, dat ook een ontwikkeling,
die zich niet volgens dein Lake Success uitgestippelde
lijn beweegt, op een gegeven moment als een voldongen
feit aanvaard wordt nieuw
en een uitgangspunt kan bieden

227
aan verdere samenwerking, ook in het verband der Ver-
enigde Volken. Wij zijn zeker ver genoeg meegegaan met
de besluiten van de Raad en hebben geduld genoeg gehad
met zijn pogingen tot bemiddeling; onze verantwoordelijk-
heid echter kan hij niet overnemen, omdat hij de onpar-
tijdigheid, de deskundigheid en de middelen om die ver-

antwoordelijkheid uitte oefenen nog te zeer mist.

Wanneer ik mij afvraag, waarom in deze kritieke jaren


telkens misverstand rees tussen Den Haag en Batavia en

telkens de noodzakelijke beslissingen op zich deden wach-


ten, dan kom ik ongeveer tot de volgende conclusies.
De partijen, regering steunt, vertonen
waarop de twee

uiterste vleugels, die belangrijke invloed uitoefenen op de

gedachtengang van de daartussen liggende groepen en

welker inzichten in of bedoelingen met de Indonesische

politiek twee zeer verschillende kanten uit trekken.

Men ziet dan aan het ene uiteinde een groep, voor wie

nog altijd de onafhankelijkheid van Indonesië een twijfel-


punt is, zo zij al niet rechtstreeks daartegen gekant blijft.
Zij staat onder invloed van hen, die met grote woorden
spreken van het verbreken van het Koninkrijk en die

vergeten, dat een werkelijk samengaan van Nederland en

Indonesië oneindig belangrijker is dan de vorm daarvan


en dat dit samengaan tot onverbiddelijke voorwaarde

heeft de ondubbelzinnige erkenning van de nationale

doelstelling der Indonesiërs. Onder de invloed van deze

groep leek onze politiek een opeenvolging van schoor-


voetend en min of meer gedwongen gedane concessies aan

dat nationale ideaal, die het wantrouwen inde zuiverheid


van onze bedoelingen nimmer geheel konden wegnemen.
Aan het andere eind staan diegenen, voor wie de be-

vrijding van Indonesië en de Indonesiërs het alles over-

heersende begrip uitmaakt en voor wie de voorwaarden


het oprichten
voor vaneen vrije natie weinig duidelijk
spreken. Aan die zijde heerst wellicht de voorstelling, dat
alles wel in orde komt, wanneer de
onafhankelijkheid
dadelijk en volledig gegeven wordt, zonder dat men be-

228
denkt, hoe zowel interne verdeeldheid als uitwendige be-

dreiging de voltooiing en het behoud van zulk een onaf-

hankelijkheid onmogelijk zouden kunnen maken en welk


een massaal leed dooreen dergelijke liquidatiepolitiek zou

worden veroorzaakt. Daar men bovendien niet ten volle


besefte, in welke zeer onverantwoordelijke handende Ja-

panse wapens zijn geraakt en dat dit kwaad onder alle

omstandigheden moest worden uitgebannen, ontstond tel-


kens aarzeling,
weer een wanneer wij tot de aanwending
van onze strijdkrachten moesten besluiten. Ook op die

wijze wekte men de indruk van gebrek aan beslistheid


en droeg men bij tot de opvatting, dat die aanwending
alleen kon geschieden met „koloniale” bedoelingen.
Door deze strijdigheid inzichten telkens veel
van ging
tijd verloren en wist men vaak op het juiste ogenblik noch
het verlossende woord te spreken, noch het noodzakelijke
te doen.

Dit alles is verder sterk gecompliceerd door het ver-

schijnsel „republiek”.
Wanneer, zoals in Burma, India en Ceylon, de nieuwe

staatsinstellingen door en van het oude, wettige gezag uit


hadden kunnen worden opgebouwd, dan zou zich daarte-

gen zeker niet die storm van hartstochten en verdacht-

makingen ontladen hebben, die door het revolutionnaire


bestaan van de republiek en de aanvaarding van dit feit

als een reële factor in het gehele vraagstuk werden op-

gewekt. Zowel de bezitsinstincten als de humanitaire


gevoelens van Nederland werden door het optreden van

dit nieuwe verschijnsel diep gekwetst en ons voor buiten-

gewone tijden toch al te ver gedreven legalisme verstarde


nog meer tegenover deze illegaliteit. In Indonesië echter
stonden wij vlak voor en te midden van de feiten en

krachtverhoudingen, waarin de republiek door haar snel

gegroeide populariteit en haar aantrekkingskracht voor

het nationalistische streven een werkelijkheid was, die


niet kon worden terzijde geschoven. Het
zomaar ging
er toch niet om de nationalistische krachten te breken,
doch om haar in goede en constructieve banen te helpen

229
leiden. Hadden wij voldaan of kunnen voldoen aan de

luide eisen tot niets ontziend herstel van ons dan


gezag,
iedere mogelijkheid tot
zou samenwerking waarschijnlijk
voorgoed zijn verstoord en dan zouden ook de verliezen

aan mensenlevens het veelvoudige hebben bedragen van

hetgeen later onvermijdelijk zou blijken.


Er was echter evenmin reden om, zoals aan de andere

kant in Nederland wel geschiedde, de republiek te zien als

de enige representant van het nationale bewustzijn in

Indonesië. Ook hier weer twee uitersten tegenover elkaar:


degenen, die de republiek alleen maar verfoeiden en dege-
nen, die alles wat niet republikeins was voor poppenkast
hielden en uitmaakten.

Onder die omstandigheden en met onze aanvankelijk


uiterst beperkte krachten en middelen viel het buitenge-

woon moeilijk koers te houden, vooral zolang een vreemde

mogendheid, op grond van haar onmisbare hulpverlening,


mede in het geval te zeggen had. Men verweet ons vrijwel
gelijktijdig, dat wij niet streng genoeg optraden tegen
behoudzuchtige ambtenaren en dat wij te veel toegaven
aan extremistische elementen. Men noemde ons in dezelfde

tijd „afglijders” en „kolonialen”, zij het misschien verlich-


te kolonialen. En tot een goed gesloten, doelbewust en

volgehouden samenspel tussen Batavia en Den Haag kon


het op die wijze eigenlijk bijna nimmer komen.
Er was ook in Nederland een droomwereld, waarin

men de republiek als enig denkbare oplossing van het

Indonesische vraagstuk stelde tegenover de zware Unie

als enig denkbare oplossing voor de samenwerking tussen


Indonesië en Nederland. Daartegenover miste hetgeen met

eindeloze moeite, toewijding en Overleg in Indonesië werd


opgebouwd de aantrekkelijkheid van het absolute, van het

kant en klaar gepresenteerde eindresultaat ener uiterst

ingewikkelde hervormingsperiode. En ook de Nederlandse

Regering ontbrak het aan die vaste grondslagen, op welke


zij het Indonesisch beleid had kunnen verkondigen, in
plaats van het alleen maarte verdedigen.

230
Het verwijt van onverwachte voorstellen of beslissingen,
in Den Haag voldongen feiten stel-
die de regeling voor

den, welk verwijt in het bijzonder aan mij, maar eigenlijk


aan iedere autoriteit in Indonesië telkens werd gedaan,
is voor een belangrijk deel op deze onzekerheid terug te

voeren. Het spreekt vanzelf, dat de snel op elkander vol-


niet toelieten met besluit
gende gebeurtenissen soms een

of een voorstel te wachten, maar in tal van gevallen


moesten wij ervaren, dat hetgeen ons een logische weer-

slag uit de feiten voorkwam, in


op of gevolgtrekking
Den Haag de indruk maakte van iets geheel nieuws, dat

toegelicht verwerkt.
tijd nodig had om te worden en

Dit alles verklaart de die iedere leidende


argwaan,
Nederlandse in Indonesië moest ondervinden
figuur en

die mij evenzeer trof als b.v. Schermerhorn, Van Poll en

Neher. 1 Er was een verschil in atmosfeer, dat nu eenmaal

een uiteenlopende kijk op de dingen moest geven en er

ontbrak een traditionele, boven de partijverhoudingen uit-


Den
geheven Indonesische politiek, die Batavia en Haag

blijvend had kunnen verenigen. Zie ik het goed, dan zal


ook
zich dit noodlot ook aan mijn opvolger voltrekken,
al is hij in tegenstelling tot mij en tot de meeste van

mijn voorgangers een uit de partij politiek naar voren

Maar het
gekomen, althans daarmee verbonden figuur.
ook al verklaart het verschijnsel als
blijft schadelijk, men

verantwoorde-
politieke slijtage, waaraan mensen op een

eenmaal onderhevig zijn. En het is de


lijke plaats nu

vraag, of Nederland zich zulk een roofbouw op zijn


krachten kan veroorloven.

En eindelijk Indonesië zelf. Het is, inde verwarring en

onzekerheid, die in deze Februarimaand de politieke


toestand in Nederland beheerst, bijna ónmogelijk inde

toekomst te zien. Meer dan ooit schijnt de doelbewuste

1 Jhr. van Vredenburgh ontkwam hieraan maar net, omdat

in Augustus 1948 benoemd werd tot Administrateur van


hij
het internationale gebied om Tanger.

231
stuwkracht in Den
Haag te ontbreken, waarnaar een ieder
in Indonesië al die jaren heeft gesnakt. Misschien is dat
alles veranderd, wanneer dit boek
verschijnt. Het zal
moeten veranderen, zal het Indonesische drama
geen
tragisch slot krijgen. Want met onze
weifelingen en half-
heden verliezen
wij veel meer vertrouwen, daar ginds en
in het buitenland, dan ooit
wij zouden kunnen inboeten
dooreen gedeeltelijke afwijzing van de besluiten van de
Veiligheidsraad of door fouten, die wij maken bij orde-
herstel en opbouw. Men gaat twijfelen of wij het künnen.
En soms kan ik de niet
vrees
onderdrukken, dat die
twijfel
onszelf bevangt.
Daartegenover staat, dat Nederlanders en Indonesiërs,
die het nieuwe, vrije Indonesië willen opbouwen, een ijze-
ren volharding en een opgewekte werklust hebben ge-
toond, die zulk een
mislukking niet zouden
verdragen. En
boven de zwakheden, die
regeringen mochten tonen, staat
de kracht en de welke
warmte, tot allen, die voor de
Indonesische zaak
zwoegden, is uitgegaan van Hare Ma-
jesteit Koningin Wilhelmina en Hare
Majesteit Koningin
Juliana. Daarom kan ik
nog steeds hopen, dat het tij zal
keren en ook Nederland
zijn politieke beroeringen en zijn
staatkundige aarzelingen lang genoeg zal kunnen vergeten
om het werk af te maken.

Het zal dan in verband met de


resoluties van de Veilig-
heidsraad kunnen aanvaarden een tijdschema, dat van dat
van die Raad niet te ver afwijkt. Het zal aan de republi-
keinse leiders de
mogelijkheid tot
samenwerking concreet
moeten voorhouden en voor republikeinen en federalisten
tezamen de
weg moeten openen om ten spoedigste en met
onze hulp zelf de opbouw ter hand te nemen en daarvoor
verantwoordelijkheid te dragen. Het kan daarbij de goede
diensten blijven aanvaarden de
van Commissie van de
Verenigde Volken, maar niet méér. Het zal het herstel
van orde en veiligheid moeten voltooien en daarvoor
moeten helpen waken, tot de Indonesische natie die taak
geheel overneemt.

232
Maar bij alles zal het streven
erop gericht moeten zijn
snel te handelen, snel aan het werk te gaan. Niets heelt
de geslagen wonden beter, vernieuwt de vriendschap inni-
ger, dan gezamenlijk verrichte, opbouwende arbeid. Niets
ook doordringt de mensen dieper van de ernst der pro-
blemen de noodzaak het
en van om gekibbel te staken.

Niets, eindelijk, verschaft meer werkelijke en blijvende


vreugde en voldoening.
Wij hebben inde afgelopen jaren vele kansen gemist.
Wij hebben echter tegelijkertijd, zij het langzaam, inzicht
gewonnen en misschien is dat toch ver genoeg gegroeid
om de richting van ons verder handelen zonder aarzeling
of dubbelzinnigheid te kunnen bepalen. Het zal veel meer

moeite kosten, na al deze tijd, om de zekerheid daarom-

trent in aller harten in Indonesië te bevestigen, maar nog


altijd meen ik, dat wij, Nederlanders en Indonesiërs teza-
men, de kans hebben om iets te verrichten, dat groots
genoemd mag worden en dat ook voor Zuid-Oost-Azië een

weg naar een betere toekomst kan openleggen. Maar dan


moeten v/ij allen, die hiertoe kunnen bijdragen, tezamen

brengen en de leiding in handen geven van mensen, die


zowel Nederland als Indonesië lief hebben en die voor

beide landen zulk een grote, gezamenlijke toekomst zien.

233
BIJLAGE I.

Brief aan Admiraal Sir James Somervillej


Brits maritiem lid de Combined
van Chiefs
of Staff te Washington.

San Francisco, May 29th 1945.

My dear Admiral,

Although our conversation on Saturday night left me with


considerable doubts about a
speedy and decision with
helpful
regard to our pressing needs for transport, I also got the
impression that you wanted to judge position
our as fairly
as possible. I think, therefore, that I should try to put that
position before in I
you writing as see it, and as, to my
conviction, our people both in Holland and in the Indies will
see it when they can review all the facts.
I have no quarrel with the grand strategy of going as

directly as possible for the heart of the enemy. I must con-


tend, however, that in the choice between the lines of ap-
proach, the nature and the allegiance of the countries, through
which they always
pass, play a part. For instance, the
advance towards the Philippines might have been made
through the Moluccas instead of through the jungle of New
Guinea, but as the Australians had an excellent fighting force
available, I can see how that may have had its influence on

the initial choice of direction.


If we accept this overall strategy, however, the fact
remains that its conception and execution have been and are

extremely unfortunate, both for the European and for the


Asiatic part of our Kingdom. The most important part of Hol-

land was cut off and left in the hands of a desperate foe up to
the very end of the war with Germany. The Netherlands Indies
are being cut off and probably will be left in the hands of an

equally desperate foe long after the Philippines, Burma,


Malaya
and maybe even French Indo-China shall have been liberated.
It will take some explaining to the common people in the
Netherlands and the Indies that this had to be and that it
was not merely a consequence of our own weakness in armed
forces. Again I can quite understand that, apart from grand
strategy, it was natural for the Americans to liberate the
whole of the Philippines before going it is natural
on, as for

234
the Australians to clear the Solomons, New Britain and North

East New Guinea, and as it will be natural for to want


you
to clear the whole of Burma and Malaya. Our people will not

begrudge the more fortunate inhabitants of those countries


their early freedom, although their own fate becomes more

atrocious with every month of prolonged captivity.


But it will inevitably increase their desire, now that they
are free again, to rearm as quickly as possible, to take part
in the war and to help in speeding up the liberation of their

compatriots, who are still under occupation of the enemy.


No amount of grand strategy can explain why this should
be delayed. We have not husbanded our forces when they
were few and scattered, but we have a right to assistance in

building them up again now that we have regained access

to part of our Our allies would have to


manpower. a right
criticize if did not want to do utmost
us we our now; they
have no right to refuse the comparatively slight assistance
we ask of them to enable to increase in
us our participation
a war, which we declared when they were attacked.

The argument about preferring trained troops to troops


still to be trained surely does not hold. The Americans and

yourselves are still training new draftees, and you and


we are training native auxiliaries in the liberated areas of
the Far East. The French are training troops for the war

against Japan and it would be bitter irony of they could do


in Indo-China, which was surrendered without a fight, what
would be denied to us in the Netherlands Indies, which re-

sisted the Japanese ever since 1940.

During our conversation, the word prestige was used. If

its use implied that requests


our were only based on prestige
and that prestige should not count, both implications would
be grossly unfair. There are much more potent reasons for
our request: I shall go into them presently. But the British,
of all people, should know that prestige is not a negligible
factor and least of all in the Oriënt. American prestige was

certainly not unconnected with the


Philippine campaign: your
prestige plays its part in the drive for Burma and Malaya.
I shall not try to guess in how far prestige has to do with

the determination of the relative share in the war against


Japan of British, American and Australian forces. But even

the ordinary desire to hit back when you have been hit cannot

be put aside, if the decent peoples of this world are going

235
to survive against the
gangsters. And we owe it to our people
in the Indies that we do not sit at the ringside watching
how others beat the Jap. It is, of course, pleasant if you
are in a position to combine prestige with grand strategy,
but even if that is not quite possible, a certain urge to get
our own back has a right to enter as an element into our
policy.
There was also mentioned the fact that we are a small nation.
We have heard that before. But we cannot see how it can
be of any advantage either to ourselves or to our allies or
to the world to draw the conclusion that because of our
smallness we should remain unarmed or abstain from fighting
the enemy. We also happen to be a proud nation and, small
in numbers though we be, it seems to me an asset to our
friends if that pride is maintained. And just at this moment
it is of vital importance for our people, after an unarmed
resistance of five bitter to
years, have the opportunity of
fighting our enemies in a more regular If
war. they are
frustrated in that desire, because their help is deemed too
insignificant, they will be led to the conclusion that their
resistance during the of
years occupation is equally under-
rated.

I do not think that


you would like to see small nations like
ours reduced to some sort of civilized helotism, because that
would seriously weaken the
community of
really peace loving,
decent nations, including the British Commonwealth.
I have given you two psychological reasons for assisting
the Netherlands in their desire to rearm, which may seem
„politica!” to a fighting sailor. But I don’t think they can
be
neglected, especially not in the face of the great and
enthusiastic response our call for volunteers has elicited from
the first moment of liberation. It is worth while to sustain
this spirit: it is dangerous, both for our
country and for its
friends and neighbours to undermine it. I think had a
you
similar experience when the United States extended
the help
of lend lease to you in your hour of need. When we ask for
assistance we do it in the same spirit as you did then.
But I shall now give two more direct reasons for providing
this assistance.

This war has two objectives: to defeat the enemy and to


do so at the lowest cost. I think I need not prove that we
in this
are war as a whole: not just with a narrow view on

236
our direct interests. But this does not mean that we can

neglect those interests. We want to take part, if possible in


the drive against Japan; but we want very much also to lib-
erate our people in the Indies, Netherlanders and Indonesians,
as quickly and with as little prolongation of their misery as

possible. We probably haven’t got the time nor, maybe, the


force to do this all by ourselves. Moreover foresee
we that
our allies, you and the Americans and the Australians, will
come to ask us to take a greater part, in
especially the
tedious and bloody mopping that
up may follow the capture
of the main enemy positions. We are to do so, but
eager we
cannot do it without adequate and tlmely preparation. Our
participation will
spare many allied lives, as it will save

many of the lives of Her Majesty’s subjects.


If as we hoped training of the first thousands could
have started in Januaxy of this year, we might even now

have been in a position to liberate a considerable number of


islands in the Eastern part of the Indies, which are but
weakly held, and so relieve the terror reigning there. We
might even have able to take over and hold the positions in

New Guinea recently evacuated by the Americans and reoc-

cupied by the Japanese, who will now have to be ejected again


with considerable loss of lives.
You cannot put against this argument any guarantee that
this will be done by your or other allied troops. You have
to reckon, as we have, with public opinion at home that will
want to see your soldiers and sailors return once Japan her-
self is beaten. But you know as well as I do that the surrender
of Japan proper will most probably not mean the surrender
of all her troops in the occupied areas.

But while we cannot be content with the contemptible role


of goose-stepping in after others have done the fighting, we

naight not even be able to do that if the delays in training


and
transporting our men from Holland continue. Even for
that job need trained to the
we men brought spot; up till
now we haven’t got them and cannot when
we yet see we

are going to get them. If Japan should surrender bef ore we

have them, and if her troops should pull out of certain

important areas, or if an expedition to one of the major


islands should be launched, we would have to ask or
you,
the Americans, or the Australians not only to leave an armed
force in occupation but also to take over the government

237
and to take care of relief and rehabilitation for the being.
This is literally true. And although were inclined to make
you
light of such a situation with regard to its effects for us,
I refuse to believe that you could possibly mean that seriously.
I can only say that no Netherlands Government could accept
responsibility for it and live.
Although X would not like to pretend that we got no help
at all in the matter, I cannot but observe that there has been
but slow progress and that the objections have been more

frequent than the suggestions. It took over two months to


convince S.H.A.E.F. and
twenty-one Army Group that part
of the volunteers in the Southern Netherlands could be assign-

ed for duties overseas right away. When this was decided,


the matter of transport took another month. At one time
there were no uniforms, even fora few hundred men. The

transport to Australia of 5600 men, promised on the 16th of

April until the end of the war in Europe, did not materialize

and has now been reduced to a paltry 600. There is as yet


no arrangement in England for alternative training; there are

neither facilities nor food in Holland for that The


purpose.
Australian army was helpful and agreed to put at
very our

disposal eamps, equipment and training facilities in Western


Australia, which were ideally suited for the training of the light
batallions we shall need; but they wanted us to take over

those camps within a reasonable time. Because we obtained


no transport, this offer threatened to lapse, entailing further
unpredictable delays. We organized with great exertion and
in the face of almost unsurmountable difficulties a Nether-
lands Indies Government center in Brisbane, where we could
handle the executive business for the liberated the
areas,
problems of relief and rehabilitation, and the training of badly
needed civil affairs people at the same time. I think we did
a good job with almost no personnel, but now there are hun-
dreds of indispensable men and women in the Netherlands,
and in England, twiddling their thumbs, becoming rebellious
and discouraged because they cannot be transported. Mean-
while the theatre commanders ask where those
us people
we promised them are, and begin to doubt our capacity and
our good faith.
The only parts of the that have reached certain
program a

stage of execution the of initial


are training an group of our

marines in the U.S.A. (about 15% of the total), of a few

238
hundred officers and N.C.O.’s in England and of some naval

personnel in the same country. Otherwise things are at a

standstill. We cannot possibly go on like this. We ask for

positive assistance; not for reasons why the plans which were

approved by the C.C.O.S. can not be executed.

And, finally, I want to emphasize again that we are not

asking much outside assistance; much less as a matter of


fact that many others who got more help. For
transport we

ask the use of a few of our own ships. Indeed, we cannot

produce equipment but up till now we have largely paid


ourselves for what we needed, either in cash or in reverse

lend lease or in mutual aid. We want to handle our own relief


and our own civil affairs problems.
This then, my dear Admiral, is the position. It is a dan-

gerous position. We can no longer pretend, either towards the

Commanders in Chief, or toward the Netherlands and the


Indonesian people that we shall be able to do in the Indies
what is expected, even demanded of us. But we shall have to

explain why. We do not want to do so because it will create

justified disappointment and bad feeling, where bad feeling


should not exist or arise. But we cannot go on carrying a

responsibility which is not ours to carry.

I told that one of the main themes of Japanese propaganda


in the Indies during the last year has been the absence of
Dutch fighting forces in the war against them. This kind

of propaganda must have its influence, in the long run, if

the facts seem to confirm its truth. If it could apply to your

own case, you would strain every effort to remedy the situ-
ation. I think that understand
you can why we cannot

acquiese in a position, which makes it impossible for us to

get our men to the point in time.

You may be of opinion that, however true and cogent all


this may be, it is your duty to view things from a purely
point of view and that from that point of view other things
should have precedence. I have already stated why I think
that even purely military considerations support our request
because the availability of trained Netherland forces for the

mopping up in the Indies will spare British and American


lives, will hasten the process of their liberation, and will pre-
vent an increased chaos and destruction. But from
apart
that military decisions inevitably have political consequences.
And if these consequences are deemed fatal to the future of

239
a country, the Government of that country cannot be asked
to accept them.

I hope that this letter may contribute to a better understand-


ing of our problem and to its speedy solution. I am sure
that you will see why we cannot treat the matter lightly,
and I would like to expect that shall
we get your help in the
approval of our request.

Yours sincerely

H. J. VAN MOOK.

240
BIJLAGE 11.
Uittreksels uit de „Civil Affairs Agreement”
tussen Nederland het
en Verenigd Koninkrijk
(Ind. Stbl. 191/6 No. 111).
NOTA van 24 Augustus 1945.

De
beraadslagingen, welke tussen de Nederlandse en Britse

vertegenwoordigers hebben plaats gehad betreffende de be-

ginselen, welke in acht zullen worden genomen bij kwesties


van burgerlijk bestuur en rechtspraak indoor Geallieerde

strijdkrachten onder de Geallieerde Opperbevelhebber, Zuid-

Oost-Azië Commando, bevrijd Nederlandsch-Indisch grondge-


bied, hebben tot overeenstemming geleid op de voorwaarden

van het hier aangehechte memorandum.

Dein dit memorandum neergelegde beginselen bedoelen

een practische oplossing te geven voor zich


onmiddellijk voor-

doende vraagstukken en zoveel mogelijk de taak van de


Geallieerde Opperbevelhebber en de Nederlandse Regering
bij het bereiken van hun gemeenschappelijk doel te verge-

makkelijken. Het is wel te verstaan, dat deze regelingen,


welke een zuiver tijdelijk karakter dragen, op geen enkele

wijze Nederlandse souvereiniteit aantasten.

w.g. ERNEST BEVIN.

Beginselen, in achtte nemen bij regelingen inzake bur-

gerlijk bestuur en rechtspraak op Nederlandsch-Indisch

grondgebied binnen het Zuid-Oost-Azië commando.

1. In gebieden, waar militaire operaties plaats vinden, is

het noodzakelijk een eerste of militair stadium in beschou-

wing te nemen, gedurende hetwelk de Geallieerde Opperbe-


velhebber inde door de militaire situatie vereiste mate de

facto volledige bevoegdheid zal hebben om alle noodzakelijke


maatregelen te nemen. Gedurende dit eerste stadium zal de

Nederlandsche Regering, ten einde de Geallieerde Opperbe-


velhebber bij te staan inde uitoefening van zijn bevoegdheid,
aan zijn strijdkrachten voldoende Netherlands Indies Civil

Affairs Officers toevoegen om het bestuur over bevrijd Ne-


derlandsch-Indisch grondgebied te voeren onder het algemeen

toezicht van de Militaire Commandant der Geallieerde Strijd-


krachten in het desbetreffende gebied. Van de diensten der

Netherlands Indies Civil Affairs Officers zal zoveel mogelijk


worden gebruik gemaakt bij alle aangelegenheden betreffende

het bestuur over de burgerbevolking, met inbegrip van de

241
uitvoering van zodanige plannen ter exploitatie van de hulp-
bronnen van bevrijd Nederlandsch-Indisch gebied als de

militaire noodzaak gedurende het eerste stadium mocht eisen.

Het is wel te verstaan, dat de Netherlands Indies Civil Affairs


Officers volledig bevoegd zullen zijn om alle noodzakelijke
maatregelen te nemen. Het vorderen van burgerlijke arbeids-

krachten, kwartieren en voorraden, het gebruik maken van

gronden, gebouwen, vervoermiddelen en andere diensten,welke


de Geallieerde Opperbevelhebber noodzakelijk mocht oordelen

voor de militaire behoeften van zijn commando, zal waar mo-

gelijk geschieden door bemiddeling van Nederlandsch-Indische

autoriteiten en overeenkomstig Nederlandsch-Indisch recht.

2. Overeengekomen wordt dat de Nederlandsch-Indische Re-


gering zo spoedig als practisch mogelijk is weder volledige
verantwoordelijkheid voor het burgerlijk bestuur van Neder-

landsch-Indisch gebied zal aanvaarden. Zo spoedig en zo

volledig als de militaire situatie dit naar zijn oordeel toelaat

zal de Geallieerde de Luitenant-Gouverneur-


Opperbevelhebber
Generaal in kennis stellen van de mate waarin verantwoorde-

lijkheid voor het burgerlijk bestuur weder ware te aanvaarden.

3. De Nederlandsch-Indische Regering en de Nederlandsch-

Indische administratieve en rechterlijke diensten zullen zo

spoedig mogelijk opnieuw worden gevestigd. Benoemingen


inde Nederlandsch-Indische administratieve en rechterlijke
diensten zullen door de bevoegde Nederlandse of Neder-

landsch-Indische autoriteiten overeenkomstig Nederlandsch-

Indisch recht worden gedaan.

4. In elk gebied, waarin verantwoordelijkheid voor het

burgerlijk bestuur overeenkomstig paragraaf 2 weder is aan-

vaard, zal de Nederlandsch-Indische Regering aan de Geal-

lieerde Opperbevelhebber alle mogelijke bijstand in zijn


militaire taken verlenen, in het bijzonder met betrekking tot
het gebruik van havens, verbindingslijnen en vliegvelden en

andere faciliteiten van militair belang, en overeenkomstig


Nederlandsch-Indisch recht en met in-acht-neming van de

behoeften der burgerbevolking de Geallieerde Opperbevelheb-


ber die arbeidskrachten, kwartieren en voorraden, en dat

gebruik van gronden, gebouwen, vervoermiddelen en andere

diensten verstrekken, mocht de mi-


waarom hij vragen voor

litaire behoeften van zijn commando.


5. (De verder volgende bepalingen over rechtspraak enz. zijn
niet van principieel belang).

242
BIJLAGE 111.

Grondslagen van de overgave van Japan.

A. Instrument o} surrender.

We, acting by command of and in behalf of the Emperor


of
Japan, the Japanese Government and the Japanese Imperial
General Headquarters, hereby accept the provisions set forth
in the declaration issued by the heads of the Governments

of the United States, China and Great Britain on 26 July


1945, at Potsdam, and subsequently adhered to by the Union

of Soviet 'Socialist Republics, which four powers are hereafter

referred to as the Allied Powers.

We hereby proclaim the unconditional surrender to the

Allied Powers of the Japanese Imperial General Headquarters


and of all Japanese armed forces and all armed forces under

Japanese control wherever situated.


We hereby command all Japanese forces wherever situated
and the Japanese people to cease hostilities forthwith, to pre-

serve and save from damage all ships, aircraft, and military
and civil property and to comply with all requirements which

may be imposed by the Supreme Commander for the Allied

Powers or by agencies of the Japanese Government at his

direction.

We hereby command the Japanese Imperial General

Headquarters to issue at once orders to the Commanders of

all Japanese forces and all forces under Japanese control

wherever situated to surrender unconditionally themselves

and all forces under their control.

We hereby command all civil, military and naval officials


to obey and enforce all proclamations, orders and directives

deemed by the Supreme Commander for the Allied Powers

this surrender and issued by him


to be proper to effectuate

or under his authority and we direct all such officials to

remain at their posts and to continue to perform their non-

combatant duties unless specifically relieved by him or under

his authority.

We hereby undertake for the Emperor, the Japanese Gov-


ernment and their successors to carry out the provisions
of the Potsdam Declaration in good faith, and to issue

whatever orders and take whatever action may be required


by the Supreme Commander for the Allied Powers or by any

243
other designated representative of the Allied Powers for
the purpose of giving effect to that Declaration.
We hereby command the Japanese Imperial Government
and the Japanese Imperial General Headquarters at once to
hberate all allied prisoners of war and civilian internees now
under Japanese control and to provide for their protection,
care, maintenance and immediate transportation to places
as directed.

The
authority of the Emperor and the Japanese Govern-
ment to rule the state shall be subject to the Supreme Com-
mander for the Allied Powers who will take such steps as
he deerns proper to effectuate these terms of
surrender.

S. Proclamation by the Emperor


of Japan.

Accepting the terms set forth in the Declaration issued


the
by
heads of the Governments of the United States, Great
Britain and China on July 26, 1945, at Potsdam and subse-
quently adhered to by the Union of Soviet
Socialist Republics
We have commanded the Japanese Imperial Government and
the Japanese Imperial General Headquarters to sign on our
behalf the instrument of surrender
presented by the Supreme
Commander for the Allied Powers and to issue General
Orders to the Military and Naval forces in accordance with
the direction of the Supreme Commander for the Allied
Powers. We command all our people forthwith to cease
hostilities, to lay down their and
arms faithfully to carry
out all the provisions of the instrument of surrender and the
General Orders issued by the Japanese Imperial General
Headquarters thereunder.

C. General Order (uittreksels).

I. (c) (1) The senior


Japanese Commanders and all
ground, sea, air and forces
auxiliary within the
Andamans, Nicobars, Burma, Thailand, Prench
Indo-China South of 16
latitude, degrees North
Malaya, Sumatra, Java, Lesser Sundas (includ-
ing Bali, Lombok, and Timor), Boeroe,
Ceram,
Ambon, Kai, Aroe Tanimbar and islands in the
Arafura Sea, Celebes, Halmaheras and Duth
New Guinea shall surrender to the Supreme
Allied Commander, South East Asia Command.

244
The senior Japanese Commanders and all
(2)
air and auxiliary forces within
ground, sea,

Borneo, British New Guinea, Bismarcks and the

Solomons shall surrender to the Commander-in-


1
Chief, Australian Military Forces.

The above indicated Commanders are the only repre-


(f)
sentaties of the Allied Powers empowered to accept

and all surrenders of Japanese Forces


surrender,
shall be made only to them or to their representaties.
The Japanese Imperial General Headquarters
further orders its Commanders in Japan and abroad
all forces of Japan under
to disarm completely or

be situated, and
Japanese control wherever they may
to deliver intact and in safe and good condition all

and equipment at such time and at such


weapons
prescribed by the Allied Comman-
places as may be
ders indicated above.

further instructions, the Japanese Police


Pending
Force in the main Islands of Japan will be exempt
from this disarmament provision. The Police Force

will remain at their posts and shall be held respon-

of Law and Order. The


sible for the preservation
and of such Police Force will be
strength arms a

prescribed.

VI. Responsible Japanese and Japanese-controlled Military


and Civil Authorities will hold intact and in good con-

further instructions from the Supreme


dition pending
Commander for the Allied Powers the following:

(a) All arms, ammunition, explosives, military equip-


other implements of
ment, stores and supplies, and

war of all kinds and all other war material (except

as specifically prescribed in section IV, of this order).

(b) All land, water and air transportation and commu-

nication facilities and equipment.

VIII. The manufacture and distribution of all arms, ammuni-

tion and implements of war will cease forthwith.

tussen S.E.A.C. de Australiërs


i De werkelijke indeling en

werd anders.

245
IX. With to United
respect Nations Prisoners of War and
Civilian Internees in the hands of Japanese-controlled
authorities:

(a) The safety and well-being of all United Nations


Prisoners of War and Civilian Internees will be
scrupulously preserved, to include the administra-
tive and supply service essential
to provide adequate
food, shelter, clothing, and medical care until such

responsibility is undertaken the


by Supreme Com-
mander for the Allied Powers.

(b) Each camp other


or
place of detention of United
Nations Prisoners of War and Civilian Internees
together with its equipment, stores, records, arms,
and ammunition will be delivered
immediately to the'
command of the senior officer or designated repre-
sentative of the Prisoners of War and Civilian
Internees.

X. All Japanese and


Japanese-controlled Military and Civil
Authorities shall aid and assist the occupation of Japan
and
Japanese-controlled areas by forces of the Allied
Powers.

246
BIJLAGE IV.

Verklaring van de Indische Regering (uittreksels).

(6 November 1945).

De loop der gebeurtenissen na de overgave van Japan heeft


toe verwarring is ontstaan en dat om-
er geleid, dat grote
standigheden, die niet door de Regering in het leven zijn
haar tot dusverre hebben belet, de voornemens tot
geroepen,
het Koninkrijk Neder-
staatkundige hervorming van en van

landsch-Indië in hun hoofdlijnen verder bekend te maken.

bondgenoten het voor de


Nu door de hulp van onze gevaar

bevrijde geïnterneerden is verminderd en enige verbetering

schijnt te zijn ingetreden ten aanzien van de vrijheid van

contact, is het ogenblik daar om het program


spreken en van

de rede Hare Majesteit de


der Regering, gebaseerd op van

6 December 1942, nader uitte werken.


Koningin van

De Regering gaat uit van de erkenning van het rechtmatig

der Indonesiërs naar een nationaal bestaan en van


streven

de overtuiging, dat dit streven dooreen goede samenwerking


tussen Indonesiërs en Nederlanders, langs de weg vaneen

evolutie te verwezenlijken is.


wettige
Indo-
Doelstelling is daarom de spoedige ontwikkeling van
nesië tot deelgenoot ineen Koninkrijk, dat zodanig is gecon-
dat het nationaal zelfrespect van alle daaraan
strueerd,
deelnemende volkeren wordt gewaarborgd. Daartoe zal op
moeten
wettige wijze in dit land decentrale Regering zodanig
dat zij bestaat uiteen volksverte-
worden gereconstrueerd,
genwoordiging op democratische grondslag, in belangrijke
meerderheid uit Indonesiërs samengesteld, en een raad van

ministers onder de Gouverneur-Generaal als vertegenwoordi-

van de Kroon. Deze Regering zal de inwendige aangele-


ger
het land moeten besturen, terwijl daar beneden
genheden van
locale belangen
een doelmatige decentralisatie de regionale en

Het kiesrecht zal een onderwerp zijn


zal moeten behartigen.
van nader overleg, doch behoort te berusten op vrije mening

en vertegenwoordiging van de burgerij in haar belangrijkste

geledingen.
toezegging H.M. tot
Indonesië zal overeenkomstig de van

Koninkrijk worden
een volledig deelgenootschap in het geroe-

dus uit de rijksdelen zal worden


pen, welks organisatie

247
opgebouwd. De vorm, aan deze grondgedachte te geven, zal
door het overleg inde ronde tafelconferentie en de behande-

ling van haar voorstellen door de wetgevende organen van

het Koninkrijk moeten worden bepaald. Ook vraagstukken


als die vaneen eigen vlag voor Indonesië naast die van het

Koninkrijk, zullen op grond van de voorstellen der ronde


tafelconferentie moeten worden beslist. De inschakeling van

Indonesiërs en andere burgers van niet-Nederlandse landaard


inde diensten van het Koninkrijk kan aanstonds systematisch

worden uitgebreid.

Regelingen en instellingen, die nog berusten op of gevoeld


worden als rasdiscriminatie, zullen verdwijnen of worden

hervormd. Zo zal de scheiding tussen een Nederlands en

Indonesisch bestuur worden opgeheven, evenals de gescheiden


strafrechtspraak. In alle openbare diensten zal de feitelijke
opneming van burgers van niet-Nederlandse landaard tot in

de hoogste rangen met kracht worden doorgevoerd, evenals

de onderlinge samenwerking op de voet van gelijkwaardig-


heid. Ook in het bedrijfsleven zullen Indonesiërs en andere

burgers van niet-Nederlandse herkomst hun plaats behoren

te vinden inde stafbetrekkingen en de leiding.

De wederopbouw van Indonesië is alleen te bereiken door

werkelijke samenwerking tussen de burgers van verschillende

landaard en tussen Nederland en Indonesië, die tezamen een

veel sterker geheel kunnen vormen dan ieder op zichzelf. Die

wederopbouw moet snel ter hand worden genomen, omdat

anders de algemene verarming en verwildering zulke afme-

tingen zullen dat herstel haast niet


aannemen, meer mogelijk
zal zijn. Er moet een einde komen aan de steeds verdergaande

afbraak en verwoesting. Alleen door daarbij de wettige weg


te volgen van hervormingen kan dit proces in gang worden

gebracht. De Regering doet dan ook een krachtig beroep op


allen, die de belangen van dit land aan het hart liggen, hun

krachten op die grondslag te verenigen.

Kan ten aanzien van veel van hetgeen tijdens en na de be-

zetting is gebeurd een streep door het verleden worden

gehaald, ten aanzien van bepaalde handelingen zal de rechter

uitspraak moeten doen, daar anders het rechtsgevoel geen


bevrediging zou vinden. Diegenen, die willens en wetens aan

hun medeburgers kwaad hebben berokkend, hetzij door vrij-

248
willige samenwerking met de vijand, of door het plegen van

of aanstoken tot misdrijven tegen personen en goederen,


zullen ter verantwoording moeten worden geroepen.
Ook zal, zoveel dat nog mogelijk is, een ieder behoren te
worden hersteld in hetgeen rechtmatig
zijn eigendom was,

wanneer hem dit door de vijand of door anderen is ontroofd.

Het vraagstuk van de oorlogschade zal daarbij afzonderlijk


moeten worden behandeld de oplossing daarvan zal
en bij
rekening moeten worden gehouden met de draagkracht der

betrokkenen enerzijds en met de draagkracht der gehele sa-

menleving anderzijds, terwijl ook daarbij het herstel van de

volkswelvaart het belangrijkste richtsnoer moet zijn.


Ten slotte zullen de wapens, die de vijand wederrechtelijk aan

onbevoegden heeft uitgeleverd, of die door bepaalde personen


zijn geroofd, aan de geallieerden moeten worden overgedragen

zal het alleen geoorloofd kunnen zijn


en dragen van wapens
aan hen, die daartoe krachtens hun functie of krachtens een

vergunning van het wettige gezag gerechtigd zijn.

Het gehele land wacht op het ogenblik, waarop de herbouw


kan beginnen en de ellende, waarin velen verkeren, kan
worden verzacht. De Regering ziet met grote bezorgdheid
door misverstand en opwinding de tegenstellingen groeien.
Zij is overtuigd, dat aan beide zijden de wil bestaat om uit

het conflict te komen en tot constructieve arbeid te geraken.


Zij heeft met het bovenstaande de weg voor allen aangegeven,

waarlangs aan de onvruchtbare strijd een einde kan worden

gemaakt.

249
BIJLAGE V.

Het staatkundig program van de overeenkomst

van Linggadjati.

Artikel 2.

de spoedige vestiging vaneen souvereine, demo-


cratische staat op federatieve grondslag, genaamd de Ver-

enigde Staten van Indonesië.

Artikel 3.

De Verenigde Staten van Indonesië zullen omvatten het

gehele grondgebied van Nederlandsch-Indië, met dien ver-

stande, dat, indien de bevolking van enig gebiedsdeel, ook na

overleg met de overige gebiedsdelen, langs democratische weg


te kennen geeft niet of nog niet tot de Verenigde Staten van

Indonesië te willen tóetreden, voor dat gebiedsdeel een bijzon-


dere verhouding tot deze Staten en het Koninkrijk der

Nederlanden in het leven kan worden geroepen.

Artikel 4.

(1) Samenstellende staten van de Verenigde Staten van

Indonesië zullen zijn onverminderd het recht van

de bevolking van enig gebiedsdeel om langs democratische

weg te kennen te geven, dat zij haar plaats inde Verenigde


Staten van Indonesië op andere voet geregeld wenst te zien.
(2) Onverminderd het bepaalde in artikel 3en in het eerste

lid van dit artikel, kunnen de Verenigde Staten van Indonesië

een bijzondere regeling treffen ten aanzien van het grond-


gebied van haar hoofdstad.

Artikel 5.

(l) De grondwet van de Verenigde Staten van Indonesië zal

worden vastgesteld dooreen constituerende vergadering, die

zal zijn samengesteld uit op democratische wijze aangewezen


vertegenwoordigers van de toekomstige deelgeno-
ten der Verenigde Staten, met inachtneming van het bepaalde

in het volgend lid van dit artikel.

(2) deelneming aan deze constituerende verga-


dering door de niet of onvoldoende vertegenwoor-
digde bevolkingsgroepen.

250
Artikel 6.

(1) de vorming vaneen Nederlands-Indonesische

Unie, waardoor het Koninkrijk der Nederlanden, omvattende

Nederland, Nederlandsch-Indië, Suriname en Curagao, wordt


omgezet in genoemde Unie, bestaande enerzijds uit het

Koninkrijk der Nederlanden, omvattende Nederland, Suriname

en Curagao, en anderzijds de Verenigde Staten van Indonesië.

Artikel 7.

(1) Ter behartiging van dein het voorgaande artikel ge-


noemde belangen zal de Nederlands-Indonesische Unie

beschikken over eigen organen.

(2) Deze organen zullen worden samengesteld door de rege-

ringen van het Koninkrijk der Nederlanden en van de Ver-

enigde Staten van Indonesië, eventueel mede door de Volks-

vertegenwoordigingen dier landen.

(3) Als gemeenschappelijke belangen zullen worden aange-


merkt samenwerking inzake buitenlandse betrekkingen,
defensie en, voorzover nodig, financiën, alsmede nopens onder-

werpen van economische en culturele aard.

Artikel 8.

Aan het hoofd van de Nederlands-Indonesische Unie staat de

Koning der Nederlanden. De Besluiten ter behartiging van de

gemeenschappelijke belangen zullen door de organen der

Unie worden genomen in naam des Konings.

Artikel 9.

Ter behartiging van de belangen van de Verenigde Staten

van Indonesië in Nederland en van het Koninkrijk der Neder-

landen in Indonesië zullen door de onderscheiden regeringen


Hoge Commissarissen worden benoemd.

Artikel 10.

Het statuut van de Nederlands-Indonesische Unie zal voorts

onder meer bepalingen bevatten over:

a. de verzekering van de rechten van beide partijen jegens


elkander en de waarborgen voor de nakoming hunner

onderlinge verplichtingen;
b. de wederzijdse uitoefening van het staatsburgerschap door

Nederlandse en Indonesische staatsburgers;

251
c. een regeling houdende voorziening voor het geval in or-

ganen der Unie geen overeenstemming kan worden

verkregen;
d. een regeling van de wijze, waarop en de voorwaarden

waaronder de organen van het Koninkrijk der Nederlan-


den bijstand zullen verlenen aan de Verenigde Staten van

Indonesië, zolang deze niet of onvoldoende over eigen


organen beschikken;

e. de verzekering in beide delen van de Unie van de funda-

mentele menselijke rechten en vrijheden, waarnaar ook het

Handvest der Verenigde Naties verwijst.

Artikel 11.

(1) Het Statuut zal worden ontworpen dooreen conferentie


tussen vertegenwoordigers van het Koninkrijk der Neder-
landen en van de toekomstige Verenigde Staten van Indonesië.

(2) Het Statuut treedt in werking na goedkeuring door de

onderscheiden volksvertegenwoordigingen.

Artikel 13.

De Nederlandse Regering zal onmiddellijk stappen nemen

opdat, na de totstandkoming van de Nederlands-Indonesische

Unie, de Verenigde Staten van Indonesië als lid van de

organisatie der Verenigde Naties worden toegelaten.

Artikel 15.

Ten einde de Indische Regering te hervormen op zodanige


wijze, dat zij in haar samenstelling en werkwijze zo goed
mogelijk aansluit op de ontworpen staatsrechtelijke
structuur, zal de Nederlandse Regering bevorderen, dat

aanstonds wettelijke maatregelen worden getroffen om, in

afwachting van de totstandkoming der Verenigde Staten van

Indonesië en der Nederlands-Indonesische Unie, de staats- en

het Koninkrijk der Nederlanden


volkenrechtelijke positie van

daarop te laten aansluiten.

252
BIJLAGE VI.

Batavia, 20 Juli 1947.

Aan de Regering van de Republiek Indonesia.

Namens de Nederlandse Regering zie ik mij tot Haar en

mijn leedwezen genoodzaakt U het volgende mede te delen.

De verwerping van de laatste voorstellen, welke ik aan

Uw Minister-President mocht doen op de 15de van deze

maand, heeft de Nederlandse Regering tot de overtuiging


gebracht, dat de Regering van de Republiek hetzij niet bereid,

hetzij niet in staat is om een aan redelijke eisen voldoende

uitvoering te geven aan het op 14 October 1946 gesloten


bestand en aan de op 25 Maart 1947 tot stand gekomen
overeenkomst.

De feiten hebben uitgewezen, dat het bestand in wer-

kelijkheid door de republikeinse strijdkrachten nimmer is

nagekomen. Bij voortduring hebben van Indonesische kant

vijandelijkheden plaats gevonden op de demarcatielijnen;


vijandelijkheden, die zich zowel richtten tegen onze strijd-
krachten, als tegen de binnen het door
bevolking ons

beschermde gebied. In sommige gevallen namen deze aanval-

len een zodanig georganiseerd karakter aan en werden zij


op zo duidelijke wijze door de militaire leiders van de

Republiek geïnstrueerd of goedgekeurd, dat wij ons genood-


zaakt zagen daartegen krachtig op te treden en door bepaalde

uitbreidingen van het bezette gebied te trachten een veiliger


en draaglijker toestand te scheppen. Doch ook deze beperkte
maatregelen en de daarop gevolgde onderhandelingen hebben
niet kunnen leiden tot staking de
een van vijandelijkheden
van republikeinse zijde.
Evenzo is het gewelddadig optreden vanuit het republikeinse
gebied tegen de daarbuiten vallende delen van Indonesië

nimmer gestaakt. Ook het recente ontslag van de tot voor

kort, in strijd met de overeenkomst van Linggadjati gehand-


haafde republikeinse gouverneurs voor die gebieden, heeft

niet met zich gebracht een staking van de activiteit der

binnen de Republiek bestaande organisaties, wier doelstelling


het is om ook met gewelddadige middelen de onrust en

agitatie in bepaalde delen van Oost-Indonesië en Borneo

gaande te houden.

253
De afsluiting van bepaalde steden, zoals Medan, van het
omliggende republikeinse gebied, als gevolg waarvan belang-
rijke delen vooral ook de Chinese
van bevolkingsgroep met
hongersnood werden bedreigd, is niet opgeheven, ondanks de
toezegging en mededeling van republikeinse zijde, dat daartoe
reeds meer dan een week geleden bevelen zouden worden en

zijn gegeven.

Daarbij zijn ook, met name gedurende de laatste maanden,


de vernielingen in en buiten de demarcatielijnen niet gestaakt,
doch hebben zij integendeel gedurende de laatste weken een

steeds ernstiger karakter aangenomen.

Ten slotte heeft ook de Republikeinse Regering geweigerd


een duidelijke stap te doen, die werkelijk tot staking van

de vijandelijkheden had kunnen leiden, zonder dat daarmede


aan het gezag van de Republiek iets tekort zou zijn gedaan.
Zij is teruggevallen op een voorstel, dat in wezen niets anders
is dan een herhaling van de bestandsbepalingen,
vroegere
die nimmer door de republikeinse bevelhebbers zijn nageleefd,
ook niet in gebieden als het Regentschap Modjokerto, waar

maatregelen voor de demilitairisering reeds waren overeen-

gekomen.
Wat de overeenkomst betreft, werden op 27 Mei j.l. door de
Commissie-Generaal een aantal eindvoorstellen tot uitvoering
aan de Republikeinse Regering medegedeeld. Van deze voor-

stellen is moeizaam
na en langdurig overleg een deel, op
papier althans, aanvaard. Daaronder viel de door de Neder-

landse Regering voorgestelde, snelle ruime


zeer en uitvoering
van artikel 15 voor de
instelling van de federale raad, die in
wezen de regering zou vormen gedurende de overgangsperiode,
zij het met behoud van de bevoegdheden de jure van de

Vertegenwoordiger van de Kroon. Voorts is, onder niet zeer

duidelijk voorbehoud, het voorstel aanvaard aangaande de


buitenlandse betrekkingen welk voorstel niet anders was dan
een zeer royale uitvoering van hetgeen terzake uitdrukkelijk
was overeengekomen. Niettemin is de Republikeinse Rege-
ring, zowel na de ondertekening van de overeenkomst, als na

de bovengenoemde aanvaarding bedoelde


van voorstellen,
voortgegaan met het aanknopen van met die overeenkomst
volstrekt strijdige buitenlandse relaties en met hand-

having van functionarissen, die in het overeengekomen stelsel


niet passen.

254
De aanvaarding van de economische voorstellen kan slechts

gezien worden in samenhang met het voorstel omtrent de

bijzondere politie, daar zonder een werkelijk effectief gemeen-

schappelijk apparaat voor het herstel en de handhaving van

orde en veiligheid de uitvoering van bedoelde economische

voorstellen ónmogelijk moet worden geacht. Dit laatste

voorstel werd echter op zijn hoofdpunt, n.l. de samenwerking


tussen Nederlandse en Indonesische politie-eenheden, door de

Republikeinse Regering verworpen.

Onder deze omstandigheden moet de Nederlandse Regering


verklaren, dat Zij zich na een zo langdurig en vruchteloos

pogen om van republikeinse kant een werkelijk vreedzame

samenwerking te verkrijgen, niet meer ten opzichte van de

Republiek gebonden kan achten, noch aan het bestand, noch

aan de overeenkomst. Zij kan de verantwoordelijkheid niet

blijven dragen voor een toestand, die op zichzelf onhoudbaar


is en die tot een steeds verdere verzwakking moet leiden van

de economische alleen de
en geestelijke grondslagen, waarop
souvereine Verenigde Staten van Indonesië en de Neder lands-

Indonesische Unie snel en deugdelijk kunnen worden gebouwd.


Zij herneemt derhalve Haar vrijheid van handelen en zal

zodanige maatregelen treffen, dat aan die onhoudbare toe-

stand een einde wordt gemaakt en die voorwaarden van orde

en veiligheid worden geschapen, welke de uitvoering van

genoemd programma, zoals dat vervat is inde overeenkomst

van Linggadjati, mogelijk maken.

De Lt. Gouverneur-Generaal van

N ederlandsch-Indië,

w.g. H. J. VAN MOOK.

255

You might also like