Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 4

13 LOF DER ZINTUIGEN

Locke, Hume en het empirisme

13.1

Hobbes heeft een materialistische kijk op de mens, het denken is een bijzaak van het lichamelijke.

In engeland was Descartes (dacht dat je vanaf je geboren hebt alle kennis hebt maar ze moet
activeren) niet zo populair, vonden het gek.  John Locke en David Hume.  EMPIRISME,
tegengestelde van het rationalisme. Hebben wel veel gemeenschappelijk.

Geijkenissen:

1) Opnieuw beginnen, nieuwe start  keren terug naar oude teksten


2) Obsessie over absolute zekerheid, typisch 17e eeuw

Verschillen in hoe ze naar de zekerheid gaan.

13.2

John Locke (1632-1704)

Geest is leeg bij de geboorte, andersom van Descartes.

Hij gaat geneeskunde studeren en baseert zich op experimentele wetenschappelijk onderzoek. Komt
in contact met mensen die later Royal Society zullen oprichten.

Kennis komt tot stand door ervaringen, niet aangeboren. Niet elke ervaring zorgt voor zekere
kennis.

 Onderscheid tussen “sensations en reflections”


Sensations = waarneming
Reflections = het inbeelden, verbeelden, reactie op sensations

Betrouwbare kennis komt door “sensations” en niet door “reflections” want die zijn persoonlijk en
subjectief van aard.

Ook sensations kunnen subjectief zijn  2 soorten sensations

1) Sensations van primaire kwaliteiten: Kunnen meestal uitgedrukt worden in een cijfer, zoals
snelheid, gewicht, vorm, aantal
2) Sensations van secundaire kwaliteiten: kleur, geur, smaak  subjectief

 Basseert zich op sensations van primaire kwaliteit voor kennis, objectief


Werd privé-arts in 1667 voor Ashley-Cooper  hoofd van partij  hierdoor kende hij de politiek
goed  ze hadden banden met Nederland. Moest uiteindelijk naar hier vluchten om niet vervolgd te
worden door katholieke troonopvolgers.

Had bewonderinv voor Spinoza. Bieden tegenstanders van Hobbes’ politieke theorie.  splitsing
religie en staat, geen geweld gebruiken om iemand een religie te forceren  vrijheid van godsdienst.

Heeft opvattingen over wat een religie mag en niet mag:

- Mag de persoon niet tegen de wet keren


- Geen trouw eisen aan een buitenlandse vorst
- Atheïsme niet tolereren

De god die Locke bedoelde is niet hetzelfde als Spinoza’s natuur “god”.

Burgers zijn geen onderdanen van de staat en de staatsmacht wordt hen niet opgedrongen, maar zij
kiezen die staatsmacht en ook hoe het wordt bestuurd. (niet zoals Hobbes)

 Macht gaat van koning naar volk


 Volkssoeverniteit

Ooit waren mensen in de natuur gelijkwaardig en vrij  conflicten op den duur  burgerlijk bestuur
 terug garanderen van die vrijheid en gelijkheid. Het volk mag de macht terugpakken als deze
macht niet goed wordt gebruikt voor het belang van het volk.

Dit gebeurde in VK, constitutionele monarchie  best verdeeld in 3

1) Wetgevende (volk)
2) Uitvoerende
3) Federatieve kracht

13.3

Hertog van Hannover wordt in 1714 vorst van VK zodat de katolieken niet aan de macht komen 
erg voor Leibinz.  alles was “goed”  vooruitgangen in de VK, culturele en intellectuele bloei.

David Hume (1771 – 1776)

Wil Locke verder zetten.

Schreef zowel toegankelijke essays die hem roem bezorgde en anderzijds zal hij zijn filosofisch boek
van 3 delen Treatise, Essays Moral, Politica land literary die slecht ontvangen was, herwerken tot
afzonderlijke boeken. 1739

 Over kennis, ethiek en religie

Humane understanding, 1748:

- Denkt de empiristische denkwijze van Locke heel ver na, zodat ook de beperkingen van het
empririsme aanbod komen  wordt een scepticus.
- Hij deelt de waarneming als basis voor kennis  impressions: levendige indrukken van de
wereld.
- Naast impressions heb je ideeën  minder krachtig,wanneer we nadenken over impressies.
- We denken via uiterlijke/innerlijke ervaring  alle gedachten kunnen ontleden worden om
zo tot enkelvoudige ideeën teruggebracht te worden.
- Niet enkel ervaring, maar ook geweninng en verbeelding (gewoontes) zijn noodzakelijke
componenten om als mens iets over de wereld te kunnen zeggen. Zoniet blijven we steken
bij niet meer dan losse impressies, en is van kennis geen sprake.
- Vanuit empiristisch benadering  onze kennis is structureel onzeker  wordt depressief en
twijfelt over wat hij eigenlijk allemaal kan weten.
 Zekere kennis is onhaalbaar  wordt melancholiek, hopeloos gevoel dat hij niets in
duidelijkheid kan krijgen.
 De vebeelding trekt ons uit de sceptisisme van onzekere kennis. Maar tegelijk verder kennis
opzoeken en filosoferen is ook een manier.
- Want filosoferen is niet hetzelfde als verbeelden
Verbeelden is risicovol;

 Men mag nooit te zelfzeker worden over kennis en filosofie door de onzekere context
waarbinnen men werkt.
 Er is geen garantie voor zekerheid.

13.4

Hume heeft een 3 tal jaar in frankrijk gewoon waar hij zijn 2e basiswerk schreef: On human
nature.

Ontmoette Rousseau en ze gingen samen naar London. Rousseau moest vluchten van frankrijk
wegens zijn politieke en religieuze standpunten en Engeland werd als een vrijer land gezien, op
artistiek en intellectueel niveau. Hume had hem geholpen.

Werd in deze tijd volbloed verlichtings filosoof;

An inquiry concerning the principles of morals, 1751

Gaat over morele gevoel dat de mens van nature met zich meebrengt en men iets doet wanneer
het niets positief voor hen meebrengt.

Hobbes en Locke zagen het tegengestelde: eigenbelang en eigenliefde = basisdrift van mensen,
wat je dus voor anderen doet, doe je ook uiteindelijk voor je eigen.

Hume: ethisch handelen en in behartigen van ’t algemeen belang vanuit de moral sense.

3e graaf van Shaftesbury (1671-1713), grondlegger van deze benadering: morele gevoel is iets
onvernietigsbaar en onmiskenbaar in mensen.

Francis Hutcheson (1694 – 1746), was ook een aanhanger van deze benadering.

The natural history of religion, 1754

Hier laat Hume zijn scepticisme los op de godsdienst. Gaat de oorsprong van godsdienst
onderzoeken  menselijk onbegrip van de natuur en kosmos  vorm van ordening en
bescherming. Eerst in vorm van meerdere goden en daarna 1 enkel persoon. Polytheïsme is
minder schadelijk voor de moreel van de mens volgens hem. En uiteindelk zal het monotheïsme
terug evolueren in polytheïsme.

Filosofen die hun “religie” baseren op natuur  zal hij zeggen dat het onzeker is.

Dialogues concerning natural religion 1797, na zijn dood

- Klassiek theoloog, scepticus en aanhanger van natural religion dialogeren


- Cleantes = klassieke theoloog
- Aanhanger van natural religion: Samuel Clarck (1675 – 1729), Bouwde via wetenschap een
godsbewijs.  physio-theologie
- Scepticus: Philo, kaart antropomorfisme aan: het projecteren van menselijke eigenschappen
op de wereld. Zaken in de cultuur zijn door mensen bedacht en gemaakt zijn  natuur die
zeer complex is moet ook gemaakt zijn door iemand.

 Philo voert de discussie hier aan en reguleert en stuurt die ook aan: Men gaat ervan uit dat
Hume zijn eigen identificeert met hem.  de scepticus kan zich met geen enkel religieuze
systeem verbinden zelfs het atheïsme.

You might also like