Professional Documents
Culture Documents
VBO Statistisch Zakboekje 2011 ©: Duurzaam Loonbeleid, Structurele Indicatoren, Lonen, Werk, Werkloosheid, Arbeidsorganisatie en Sociale Zekerheid
VBO Statistisch Zakboekje 2011 ©: Duurzaam Loonbeleid, Structurele Indicatoren, Lonen, Werk, Werkloosheid, Arbeidsorganisatie en Sociale Zekerheid
Denkkader 1: Van loonkostenontsporing naar jobintensieve groei Denkkader 2: Van knelpunt- naar participatie-economie Denkkader 3: Van verlofstelsels naar flexibele arbeidstijden Denkkader 4: Van vervroegde uittrede naar langer werken Kerncijfers voor het sociaaleconomisch overleg
Sociaal departement
VBO vzw Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel T + 32 2 515 08 11 F + 32 2 515 09 99 info@vbo-feb.be Klaas Soens The Mailshop, Patrick Fierens DRUK: Geers Offset VERANTWOORDELIJKE UITGEVER: Charles Gheur Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel WETTELIJK DEPOT: D/0140/2011/5
REDACTIE: VORMGEVING:
Brussel, juni 2011 Beste lezer, De regering heeft een ambitieus, maar noodzakelijk meerjarentraject voor de begroting bij Europa ingediend. Het doel is duidelijk: een begrotingsevenwicht of een sanering van ongeveer 17 miljard euro tegen 2015. De weg is ook duidelijk: via structurele ingrepen in de overheids- en socialezekerheidsdomeinen. Nu moeten er knopen doorgehakt worden in concrete dossiers. Met dit statistisch zakboekje, dat voor het vijfde opeenvolgende jaar de structurele problemen op sociaaleconomisch gebied tracht te duiden, willen wij alvast de aandacht vestigen op vier belangrijke denkkaders: 1 Onze loonkosten blijven verder ontsporen tegenover de buurlanden. Is het dan wel sociaal een debat over de index uit de weg te gaan, o.a. wegens het verdere concurrentie- en jobverlies dat we daarmee opbouwen? 2 Zou de huidige knelpunteconomie via doortastende maatregelen op het vlak van onderwijs, begeleiding en activering van werklozen niet de weg moeten banen voor een participatie-economie, waar iedereen die kan werken, effectief aan het werk is? 3 Moet er op het vlak van de combinatie arbeid en gezin geen rem gezet worden op de vele verlofstelsels, die ons andermaal uniek in Europa maken, ten voordele van andere maatregelen zoals glijdende werkuren en toegankelijke kinderopvang? 4 Ten slotte, kunnen we, om de vergrijzingsuitdaging aan te gaan, anders dan de logica van alle andere EU-lidstaten volgen? Langer leven moet ook bij ons, beter laat dan nooit, aanleiding geven tot langer werken. De themas zijn bekend, de analyses worden in dit zakboekje andermaal geduid, en de mogelijke beleidskeuzes worden ditmaal samengevat in vier denkkaders voor de toekomst. Zonder daarbij concrete maatregelen aan te reiken, wensen wij positieve en duurzame keuzes voor te leggen in plaats van de kop in het zand te steken. Dit om het debat over de te maken beleidskeuzes te voeden en aan te zwengelen. Het statistisch zakboekje is een werkstuk van het Sociaal departement en werd voorbereid door een expertswerkgroep1. Voor verdere vragen en suggesties tot verbetering kunt u terecht bij Klaas Soens (ks@vbo-feb.be), cordinator van dit zakboekje. Het zakboekje is gratis te verkrijgen in gedrukte versie (zie colofon), alsook terug te vinden op onze website www.vbo.be, onder de rubriek Publicaties / Cijfers en feiten. Wij wensen u veel leesplezier.
STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO
Inhoud
DENKKADER 1: VAN LOONKOSTENONTSPORING NAAR JOBINTENSIEVE GROEI ........................................................ 6 - 7 Loonkosten stijgen sneller dan buurlanden ......................................................................................................... 8 Loonkostenontsporing loopt verder op ............................................................................................................... 9 Loonkostenontsporing vernietigt jobs ............................................................................................................... 10 DENKKADER 2: VAN KNELPUNT- NAAR PARTICIPATIE-ECONOMIE .............................................................................. 12 - 13 Technische studies springplank naar werk ......................................................................................................... 14 Belgische werkloosheidsuitkeringen weinig degressief .................................................................................... 15 Sterke daling langdurige werkloosheid sinds opvolging werklozen ................................................................. 16 DENKKADER 3: VAN VERLOFSTELSELS NAAR FLEXIBELE ARBEIDSTIJDEN ................................................................ 18 - 19 Verlofrechten voor gezinnen al zeer uitgebreid ................................................................................................ 20 Verloven bestendigen klassieke rolpatronen ..................................................................................................... 21 900 miljoen euro subsidies voor deeltijdse jobs ................................................................................................ 22 DENKKADER 4: VAN VERVROEGDE UITTREDE NAAR LANGER WERKEN .................................................................... 24 - 25 Instroom brugpensioen neemt verder toe ......................................................................................................... 26 Tijdskrediet bovenop brugpensioen .................................................................................................................. 27
STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO
Langer leven, langer werken .............................................................................................................................. 28 KERNCIJFERS VOOR HET SOCIAALECONOMISCH OVERLEG Belgi .......................................................................................................................................................... 29 - 30 Eurozone ............................................................................................................................................................ 31
Denkkader 1: Van loonkostenontsporing naar jobintensieve groei Denkkader 2: Van knelpunt- naar participatie-economie Denkkader 3: Van verlofstelsels naar flexibele arbeidstijden Denkkader 4: Van vervroegde uittrede naar langer werken Kerncijfers voor het sociaaleconomisch overleg
Van LoonkoSTEnonTSporIng
Een stijging
van de olieprijs doet de inflatie in Belgi, net als in andere landen, versnellen. Dit betekent dat het leven duurder wordt, wat de vraag naar compensatie via hogere lonen doet ontstaan. Deze loonaanpassing aan de levensduurte gebeurt in Belgi automatisch en direct, via het systeem van automatische loonindexering. Dit leidt tot onzekerheid bij de werkgevers de loonevolutie in het komende jaar kunnen zij maar bij benadering inschatten , maar ook tot ontsporende loonkosten, wanneer de inflatie hoger uitvalt dan voorzien. In andere landen wordt de loonkostenevolutie immers op voorhand voor een bepaalde periode onderhandeld en is deze evolutie zeker, los van lagere of hogere inflatie dan voorzien. In een volgende onderhandelingsronde wordt er mogelijk verder rekening gehouden met de inflatie van de voorbije periode. In Belgi wordt er daarentegen onderhandeld op
basis van de verwachte inflatie voor de komende periode, die sterk kan afwijken van de uiteindelijke, feitelijke inflatie. Voor diegenen met een sterke positie op de arbeidsmarkt, zij die een job hebben of goede competenties kunnen aanbieden op de arbeidsmarkt, zorgt de automatische indexering voor hogere lonen. Hierdoor wordt de koopkracht ondanks de aantrekkende inflatie gevrijwaard. Een behoud van koopkracht voor diegenen met een sterke positie op de arbeidsmarkt ondersteunt de consumptie. Een loonkostenontsporing daarentegen, bijvoorbeeld wanneer de Belgische loonkosten sterker toenemen dan in de buurlanden, geeft ook aanleiding tot een verslechtering van onze concurrentiepositie en een verlies aan jobs voor de outsiders op de arbeidsmarkt.
Ook in 2011 hebben de aantrekkende wereldeconomie en de politieke onrust in het Midden-Oosten reeds voor een snellere stijging van de olieprijzen gezorgd dan op voorhand was verwacht. Er valt te vrezen dat onze concurrentiepositie hierdoor verder zal verslechteren. Via een studie en op basis hiervan een hervorming van ons huidig systeem van automatische loonindexering, moet het nochtans mogelijk zijn om de impact van een olieprijsschok op de Belgische loonkostenontwikkeling te beheersen en de aanpassingen aan dit systeem onder sociale partners vorm te geven. Hierdoor zou een meer evenwichtige loonkostenontwikkeling ontstaan, waardoor onze concurrentiepositie o.m. tegenover de buurlanden verbetert. Dit heeft een directe positieve impact op
het aantrekken van investeringen en het behouden en winnen van marktaandelen. Een evenwichtige loonkostenontwikkeling is een belangrijke vereiste indien we tegen 2020 inderdaad 73,2% van de bevolking tussen 20 en 64 jaar aan het werk willen krijgen.2 Deze doelstelling, zon 570.000 bijkomende jobs, is om verschillende redenen van cruciaal belang. Niet alleen is ze broodnodig om de vergrijzingsuitdaging succesvol aan te gaan. Meer mensen aan het werk zal zich eveneens vertalen in een lagere armoedegraad.
2 Belgische doelstelling in het kader van de EU 2020-strategie. Bron: minister Milquet (15/04/2011), Een ambitieus Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) met voorrang voor de werkgelegenheid.
LoonkoSTEnonTSporIng
het oplopen was (cf. infra), kwam de Groep van Tien eveneens overeen om een studie rond ons systeem van automatische indexering te maken. Meer bepaald zou er onderzocht worden hoe de impact van een olieprijsschok op de loonkostenontwikkeling gematigd zou kunnen worden. Daar het ontwerp van interprofessioneel akkoord (IPA) verworpen werd door de socialistische en liberale vakbonden,
105
heeft de federale regering conform de wet van 1996 op het concurrentievermogen het dossier naar zich toe getrokken. De regering bevestigde in haar bemiddelingsvoorstel dat er in 2011 geen enkele marge bovenop de index bestaat en dat deze in 2012 maximaal 0,3% van de loonkosten bedraagt.
3 Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (09/11/2010), Technisch Verslag november 2010.
104
103,9
103
102
101
100
99 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010e
LoonkoSTEnonTSporIng
6% 5% 4% 3% 2%
5,5%
0,5%
3,9%
0,2% 1,8%
2,0%
3,0%
1% 0%
1,9%
LoonkoSTEnonTSporIng
3,0% 2,5% 2,0% 27.830 18.385 8.940 0,5% 0,0% 2.000 41.730
Verband tussen de evolutie van de loonkostenhandicap en de tewerkstelling wanneer men de loonkostenhandicap sinds 1996 afbouwt (in vgl. met wanneer men dit niet zou doen)
(Bron: Federaal Planbureau)
1,5% 1,0%
50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0
2012
2013
2014
2015
2020
10
Denkkader 1: Van loonkostenontsporing naar jobintensieve groei Denkkader 2: Van knelpunt- naar participatie-economie Denkkader 3: Van verlofstelsels naar flexibele arbeidstijden Denkkader 4: Van vervroegde uittrede naar langer werken Kerncijfers voor het sociaaleconomisch overleg
11
Van knELpunTEconomIE
Sinds
een aantal jaren kampt de Belgische economie met een toenemend aantal knelpuntvacatures. De voornaamste redenen hiervoor zijn: (1) een gebrek aan uitstroom uit het onderwijs van technisch geschoolden (zowel op secundair, bachelor als master niveau), terwijl deze competenties juist zeer gegeerd zijn in de huidige kenniseconomie; (2) de combinatie van vergrijzing en ontgroening, wat ertoe leidt dat er vandaag heel veel werknemers de arbeidsmarkt verlaten, terwijl het aantal jonge intreders beperkter is. Dit leidt tot krapte op de arbeidsmarkt; (3) daarnaast zijn er ook heel wat knelpuntvacatures voor ongeschoolden, waar de loon- en arbeidsvoorwaarden blijkbaar te weinig verschillen van een vervangingsinkomen, wat leidt tot de zogenaamde werkloosheidsval. Het gevolg is een toenemend aantal knelpuntvacatures. Zelfs in het crisisjaar 2010 blijkt dat 1 op 4 bedrijven in de privsector vacatures heeft moeten stopzetten bij een gebrek aan kandidaten.6
Gezien de activering van werklozen vrij beperkt is in Belgi (weinig degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen + opvolging werklozen slechts na 15 of 21 maanden werkloosheid en beperkt tot de leeftijd van 50 jaar), is er van daaruit onvoldoende druk om bijvoorbeeld de vacatures waarvoor er geen of slechts een korte scholing vereist is, in te vullen. Veel van deze jobs worden in de praktijk ingevuld door buitenlanders (bv. uitvoerende arbeiders, bouw, dienstencheques,). Het gevolg is een opwaartse druk op de lonen n vacatures die niet ingevuld kunnen worden. Dit leidt zowel op micro- als op macroniveau tot een vertraging van de economische groei en minder jobs en welvaart. Na de hoge loonkosten in Belgi zijn de knelpuntvacatures de bezorgdheid nummer 2 van veel bedrijfsleiders geworden.
12
naar parTIcIpaTIE-EconomIE
Het probleem van de knelpunteconomie dient dus aan de basis en via een meersporenbeleid aangepakt te worden. Eerst en vooral moeten technische beroepen populairder gemaakt worden bij jongeren. Bedrijfsfederaties, maar ook onderwijs en studieadviescentra, hebben hier een belangrijke taak te vervullen. Daarnaast moet de arbeidsmarkt voor heel wat profielen (bv. uitvoerende arbeiders, bouw, onderzoekers, ingenieurs,) nog meer opengesteld worden voor buitenlanders. Arbeidsmigratie is geen bedreiging voor de eigen welvaart of de eigen werklozen. Beroepsactieve migranten zijn geen kosten, maar een opbrengst voor de sociale zekerheid en ingevulde jobs leiden tot groei en de creatie van nieuwe jobs. Gezien heel wat knelpuntvacatures geen diploma of ervaring vereisen, is arbeidsmarktgerichte scholing onvoldoende. Een activerend werkloosheidsbeleid, met degressieve en in de tijd beperkte werkloosheidsuitkeringen zoals in alle ons omringende landen (!), is essentieel om de arbeidsmarkt dynamischer en mobie-
ler te maken. Landen met een hoge werkzaamheidsgraad kennen een hoge mobiliteit op de arbeidsmarkt. Meer technische scholing, arbeidsmigratie en activering van werklozen zullen leiden tot meer ingevulde vacatures. Alleen al de activering van langdurig werklozen heeft op 6 jaar tijd geleid tot 70.000 langdurige werklozen minder in de groep die aan de opvolging van het zoekgedrag van werklozen door de RVA onderworpen is (langdurige werklozen tot 50 jaar). Het gevolg is meer economische groei en een hoge arbeidsparticipatie. Belgi bevindt zich met een werkzaamheidsgraad van 67,6% (20-64 jaar) nog ruim onder de EU 2020-doelstelling van 75% werkenden. REACTIE OP DIT DENKKADER? Bart Buysse, adjunct-directeur Sociaal departement bb@vbo-feb.be
13
knELpunTEconomIE
binnen het jaar werk gevonden. Van de geschoolden secundair onderwijs 60% tot 80% en van de ongekwalificeerde uitstroom 60% of minder.8
7 Wellicht speelt hier een duidelijk effect van het dienstenchequestelsel: in 2009 waren er bij de VDAB 13.759 vacatures voor particuliere schoonmakers, 5.299 voor professionele schoonmakers en 402 voor industrile schoonmakers. In het Waals Gewest is deze functie niet opgenomen in de lijst van meest voorkomende knelpuntvacatures. 8 VDAB (2010), Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen, 2008-2009. Le Forem (2010), Linsertion au travail des jeunes demandeurs demploi wallons sortis de lenseignement en 2009.
Verpleegkundige Callcenter operator Thuisverkoper Technicus bouw Technisch installateur Onderhoudstechnicus Vertegenwoordiger (diensten) Vertegenwoordiger (goederen) Kok Technisch monteur
14
knELpunTEconomIE
fiscale en parafiscale werknemerslasten afgehouden wordt.9 Meer degressiviteit is dus absoluut geen kwestie van mr middelen, maar van een betere besteding van de middelen!10 In geval van een beperking in de tijd en een sterkere degressiviteit zouden er eventueel meer middelen naar de initile werkloosheidsperiode kunnen gaan.
9 Bron: OESO, Taxing Wages 2009. 10 Belgi besteedt 3,3% van zijn bbp aan het werkloosheidsbeleid in ruime zin, dit is het hoogste percentage van alle OESO-landen (Bron: OESO, Employment Outlook 2010).
71% 65%
Evolutie van de netto vervangingsratio van de werkloosheidsuitkeringen, op 5 jaar tijd, gemiddelde voor 2 loonniveaus en 4 gezinstypes
(Bron: EC en OESO, 2011)
SE EU-15 UK
35%
63%
ES
NL
LU
EL
IT
15
knELpunTEconomIE
Door de sterke toename bij de 50-plussers, die niet aan deze maatregel onderworpen zijn, is de daling van de globale werkloosheid niet zo opvallend: vandaag zijn er 469.628 beschikbare werkzoekenden op de arbeidsmarkt (8,4% werkloosheidsgraad) tegenover 486.489 in 2004 (eveneens 8,4%). Wat tevens zorgen baart, zijn de nog steeds bestaande stelsels van vrijgestelde werklozen: 9.861
vrijgestelden om sociale en familiale redenen, 89.193 vrijgestelde oudere werklozen en 117.509 vrijgestelde bruggepensioneerden dienen niet beschikbaar te zijn voor een job. Zij vertegenwoordigen een kost aan de sociale zekerheid van 2,6 miljard euro, tegenover 4,3 miljard euro voor de beschikbare werkzoekenden.11
11 Bron: RVA (2011), Jaarverslag 2010.
194.396
Evolutie van de langdurige werkloosheid, in de groep -50 jaar en de groep +50 jaar
(Bron: RVA)
25.000 0 2004 2005 2006 2 jaar 2007 2008 2009 2010 Ouder dan 50 jaar, werkloos Jonger dan 50 jaar, werkloos 2 jaar
16
43.584
90.880 124.216
Denkkader 1: Van loonkostenontsporing naar jobintensieve groei Denkkader 2: Van knelpunt- naar participatie-economie Denkkader 3: Van verlofstelsels naar flexibele arbeidstijden Denkkader 4: Van vervroegde uittrede naar langer werken Kerncijfers voor het sociaaleconomisch overleg
17
Van VErLoFSTELSELS
In de 20ste
eeuw is de toetreding van de vrouwen tot de arbeidsmarkt n van de opvallendste maatschappelijke transities gebleken. Waar er in 1960 slechts 29% van de vrouwen op arbeidsleeftijd aan het werk was, was dat in 1985 al 37% en vandaag 56%. Van een kostwinnersmodel zijn we gevolueerd naar een tweeverdienersmodel, met vaak een moeilijke combinatie tussen arbeid en gezin tot gevolg. De wetgever en ook de sociale partners hebben oplossingen voor deze uitdaging gezocht via de invoering van talrijke verlofrechten, zoals het ouderschapsverlof (1998), het tijdskrediet (2002), de landingsbanen (2005), enz. Dit heeft geleid tot een opeenstapeling van verlofstelsels: wie het goed aanpakt, kan vanaf zijn 40ste ononderbroken in voltijdse of deeltijdse verlofsystemen stappen tot aan zijn pensioen. Vooral de 1/5de onderbrekingen zijn daarbij populair. Deze eenzijdige verlofbenadering in combinatie met het feit dat we in Belgi een relatief lage werkzaamheidsgraad kennen 68% van de 20-64-jarigen is aan het werk,
tegenover 71% gemiddeld in Europa en 75% EU-doelstelling , geeft de nodige problemen. Er ontstaat een hogere werkdruk bij de collegas en in de knelpunteconomie van vandaag kan er niet zomaar een vervanger gevonden worden. Voor hogere profielen is het onbegonnen werk om voor 1 dag per week een vervanger te zoeken. Ook voor kritieke functies (bv. de kraanman op een bouwwerf) is dit verre van evident. Het gevolg zijn organisatorische problemen op de werkvloer, die jaar na jaar toenemen. Volgens een enqute van de Dublin Foundation wordt 61% van de Belgische ondernemingen geconfronteerd met personeelsleden op familiaal verlof over een periode van 3 jaar, tegenover 51% gemiddeld in Europa.12 Daarnaast zijn er de toenemende directe kosten voor de sociale zekerheid (1,3 miljard euro aan verlof in 2010)13 en zijn het vaak vrouwen die deze verlofrechten opnemen. Dit geeft aanleiding tot de bestendiging van de klassieke rolpatronen.
12 European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions (2007), Parental leave in European companies. 13 Indirect zijn de kosten voor de sociale zekerheid veel groter, omdat periodes van tijdskrediet in ruime mate gelijkgesteld worden met gewerkte periodes, voor de toegang tot en berekening van pensioen en brugpensioen.
18
Het zou ook anders kunnen. Door de verlofrechten korter te maken (bv. een loopbaankrediet met een maximum) en flexibele arbeidstijden meer ingang te doen vinden op de werkvloer, zou er een moderne arbeidsorganisatie kunnen ontstaan met meer gelijke loopbaankansen voor mannen en vrouwen. Een goede omkadering door de overheid, via de uitbouw van beschikbare en betaalbare kinder- en naschoolse opvang, is daarbij van essentieel belang. De werkgever zou kunnen rekenen op werknemers die meer uren presteren, maar die tegelijk tevreden zijn over het evenwicht tussen arbeid en gezin. De werknemer zou flexibel kunnen inspelen op onverwachte problemen (bv. ziekte van een kind) en meer geevalueerd worden op basis van prestaties dan op basis van een 9-to-5 aanwezigheid op de werkvloer. Een bijkomend gevolg is een betere verdeling van de gezinslast. Kortere verloven met een hogere uitkering zullen meer vaders stimuleren om ervan gebruik te maken. Een meer genderneutrale
opname van de diverse verlofstelsels is zeker een aandachtspunt, maar overstijgt evenwel de relatie werknemer-werkgever. Een meer evenwichtige verdeling van gezins- en huishoudelijke taken moet kaderen binnen een ruimer maatschappelijk debat. Kortere verloven zullen leiden tot een hogere arbeidsparticipatie dan vandaag het geval is en een moderne welvaartsstaat. Iedereen die kan werken, draagt zijn steentje bij aan de gemeenschap, zodat een hoog niveau van sociale bescherming kan geboden worden aan wie vrijwillig of onvrijwillig een tijdje of voor langere tijd aan de kant moet blijven.
19
VErLoFSTELSELS
70 60
Aantal maanden
5j 8m 5j 3m 4j 8m
50 40
Geheel van mogelijke familiale verlofstelsels in Europa, voor een koppel met 2 kinderen, excl. stelsels voor 50+
(Bron: VBO-analyse)
Vergoede loopbaanonderbreking om familiale redenen, excl. 50+ (in VTE) Ouderschapsverlof Moeder-/vaderschapsverlof
20
VErLoFSTELSELS
Moeder-/vaderschapsverlof (2009)
40% 60%
Mannen Vrouwen
Ouderschapsverlof
21
Zorg-/palliatief verlof
VErLoFSTELSELS
Moederschapsverlof
425 mio
36 mio
66 mio
Loopbaanonderbreking
235 mio
Voltijdse uitkering
Deeltijdse uitkering
22
Denkkader 1: Van loonkostenontsporing naar jobintensieve groei Denkkader 2: Van knelpunt- naar participatie-economie Denkkader 3: Van verlofstelsels naar flexibele arbeidstijden Denkkader 4: Van vervroegde uittrede naar langer werken Kerncijfers voor het sociaaleconomisch overleg
23
steeds langer. Wie vandaag zijn pensioen aanvangt, zal gemiddeld 83 jaar worden, tegenover 80 jaar in 1990 en 77 jaar in 1970.20 We studeren ook langer. Steeds meer jongeren vatten hogere studies aan en treden later toe tot de arbeidsmarkt.
We leven
De leeftijd voor vervroegd pensioen bedraagt echter al 60 jaar bij de mannen sinds de jaren 1940 en sinds de jaren 1950 ook bij de vrouwen. Daarbij komen de brugpensioenen, vaak op nog jongere leeftijd, die nog steeds verder blijven aangroeien. Sinds 2010 zijn er meer mensen die de arbeidsmarkt verlaten (de babyboomgeneratie) dan dat er jongeren zijn die de arbeidsmarkt betreden (minder geboortes). Onze te korte loopbanen doorbreken het piramidale evenwicht tussen de actieven aan de basis, zij die bijdragen aan de sociale zekerheid en de schatkist, en de inactieven aan de top, zij die kosten aan de sociale zekerheid.
Twee begrotingsposten die, mede door de vergrijzing van de bevolking en onze korte loopbanen, sterk toenemen, zijn de gezondheidszorg (+37% nominaal tussen 2005 en 2009) en de pensioenen (+24% nominaal tussen 2005 en 2009).21 Daarentegen groeit de bevolking op arbeidsleeftijd, zij die belastingen en sociale bijdragen kunnen betalen, minder dan voorheen en zou ze vanaf 2020 beginnen afnemen. Bij een ongewijzigd beleid gaan we dus vandaag reeds en niet morgen naar een hogere schuld en/of hogere belastingen. Er is een maatschappelijke consensus over een derde weg, namelijk langer werken, alleen blijven effectieve maatregelen uit.
20 Bron: OECD, Pensions at a Glance 2011. Het gaat hier om de levensverwachting op pensioengerechtigde leeftijd, die hoger ligt dan de levensverwachting bij de geboorte. 21 Bron: FOD Sociale Zekerheid (2011), VadeMecum van de financile en statistische gegevens over de sociale bescherming in Belgi 2011.
24
Langer leven zou dus ook kunnen en moeten gepaard gaan met langer werken. Dit is een tendens waaraan geen enkele Europese lidstaat ontsnapt. In Belgi is momenteel nog 37% van de 55-plussers aan het werk, tegenover 46% gemiddeld in Europa, 58% in Duitsland en Denemarken en 71% in Zweden. Landen met veel werkenden slagen erin hun model van sociale bescherming te vrijwaren, zonder de werkende generatie met extra belastingen op te zadelen. De belastingdruk op een alleenstaande werknemer is niet toevallig nergens ter wereld hoger dan in Belgi: 55% belastingen22 tegenover 45% netto. In Duitsland bedraagt dit belastingpercentage 49%, in Denemarken 42% en in Zweden 47%.23 Een lagere belastingdruk leidt nochtans direct tot lagere loonkosten en meer groei en jobs. Het gevolg zou een hoge arbeidsparticipatie zijn, met een efficinte besteding van socialezekerheidsmiddelen voor zij die het
echt nodig hebben. In plaats van vandaag soms relatief weinig te geven aan velen, zouden we meer moeten geven aan weinigen. Met een hogere werkzaamheidsgraad dan vandaag het geval is, wordt de taart groter en kunnen de pensioenen veiliggesteld of zelfs verhoogd worden. Pas dan zal Belgi een voorbeeldige leerling zijn in de Europese klas.
22 Sociale werknemers- en werkgeversbijdragen + personenbelasting, tegenover de totale loonkosten. Dus exclusief andere sociale lasten als bijdragen aan fondsen voor bestaanszekerheid, 23 Bron: OECD (2010), Taxing wages 2009.
REACTIE OP DIT DENKKADER? BRUGPENSIOEN: Annick Hellebuyck, adviseur Sociaal departement ah@vbo-feb.be
PENSIOEN: Bernadette Adnet, eerste adviseur Sociaal departement ba@vbo-feb.be
25
VErVroEgdE uITTrEdE
gepensioneerden uitstromen, maar bij gelijkblijvend beleid zullen er ook ongeveer 81.106 nieuwe gerechtigden instromen.24
Uit bovenstaande cijfers kunnen we dus niet anders dan besluiten dat de talrijke maatregelen in het Generatiepact slechts voor een beperkte mentaliteitsverandering hebben gezorgd (bv. hogere gemiddelde brugpensioenleeftijd), maar dat deze dringend verscherpt en effectiever gemaakt moeten worden.
24 Dit was de instroom in de periode 2006-2010.
Aantal personen
26
VErVroEgdE uITTrEdE
18.000
4.655
12.545
16.000
15.171
4.000
2.000 0 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 jaar
Tijdskrediet/loopbaanonderbreking 50+ (2009) Brugpensioen (2010)
3.425
6.000
27
VErVroEgdE uITTrEdE
tieve uittredeleeftijd met 3 jaar in Belgi zou de kosten van de vergrijzing kunnen beperken van 3,7% tot 2,3% van het bbp tegen 2030.25
25 Bron: Hoge Raad van Financin, Studiecommissie voor de vergrijzing (2010), Jaarlijks verslag, juni 2010.
67
66
66
70 65
STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO
64
64
63
62
62
62
62
62
62
62
62
62
61
60
60
59
59
55
28
57
60
59
Bbp-groei productiviteit nominale loonkostengroei per eenheid product nominale loonkostengroei uurlonen Belgi nominale loonkostengroei uurlonen - buurlanden WERK (Bronnen: Eurostat, rSZ. n.b.: niet beschikbaar)
INDICATOR
Werkzaamheidsgraad 20-64 jaar (Eu 2020 = 75%) Bij de vrouwen Bij de mannen Werkzaamheidsgraad 55-64 jaar deeltijds werk Bij de vrouwen Bij de mannen contracten bepaalde duur (incl. interim) Loontrekkende tewerkstelling privsector (30 juni) Industrie Bouw diensten Social profit Loontrekkende tewerkstelling publieke sector (30 juni) Zelfstandigen (Eurostat) Werkgevers privsector met personeel (30 juni)
INDICATOR
65,8% 66,5% 66,5% 67,7% 68,0% 67,1% 67,6% 56,0% 58,6% 58,8% 60,3% 61,3% 61,0% 61,6% 75,5% 74,3% 74,0% 75,0% 74,7% 73,2% 73,5% 26,3% 31,8% 32,0% 34,4% 34,5% 35,3% 37,3% 18,9% 22,0% 22,2% 22,1% 22,6% 23,4% 24,0% 37,4% 40,5% 41,1% 40,6% 40,9% 41,5% 42,3% 5,5% 7,6% 7,4% 7,5% 7,9% 8,6% 9,0% 9,1% 8,9% 8,7% 8,6% 8,3% 8,2% 8,1% 2.301.922 2.468.485 2.507.803 2.570.621 2.639.287 2.607.908 2.637.261 668.139 620.450 614.290 608.682 599.572 573.995 556.019 182.889 190.110 198.330 204.876 211.461 210.572 211.757 1.097.303 1.214.933 1.240.062 1.287.992 1.323.684 1.294.112 1.356.858 353.591 442.992 455.121 469.071 504.570 529.229 512.627 725.780 731.185 730.747 721.588 727.941 734.192 736.559 702.639 694.054 698.058 705.019 718.221 720.090 n.b. 215.136 216.200 219.218 221.048 220.454 220.857
2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010
STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO
WERKLOOSHEID (Bronnen: Eurostat, rSZ. n.b.: niet beschikbaar) Werkloosheidsgraad Langdurige werkloosheidsgraad ( 2j) Werkzoekenden na voltijdse job na studies 6,9% 3,7% 385.222 250.927 107.591 8,5% 4,4% 500.770 337.450 132.269 8,3% 4,2% 490.175 33.586 126.010 7,5% 3,8% 458.378 312.635 116.452 7,0% 3,3% 432.498 295.443 108.403 7,9% 3,5% 464.031 324.178 109.942 8,3% 4,1% 469.628 328.458 109.967
29
ARBEIDSORGANISATIE (Bronnen: rVa, oESo, Securex. n.b.: niet beschikbaar) rVa-verloven Voltijds tijdskrediet deeltijds tijdskrediet Voltijdse loopb.ond. deeltijdse loopb.ond. Voltijdse thematische verloven deeltijdse thematische verloven jaarlijkse arbeidsduur loontrekkenden absentesme (0-1 maand)
INDICATOR
SOCIALE ZEKERHEID (Bronnen: Eurostat, oESo, Fod Sociale zekerheid, rVa. n.b.: niet beschikbaar) armoederisico Working poor Inactiviteitsgraad (20-64j) Effect. uittredeleeftijd m Effect. uittredeleeftijd V Budget pensioenen Budget gezondheidszorg Budget brugpensioenen Budget rVa-verloven Budget werklozen (excl. brugpensioen) Inkomsten uit sociale bijdragen Inkomsten uit algemene middelen 58,5 57,1 13,9% 3,9% 30,9% 58,7 57,5 24.561 16.173 1.254 552 6.395 33.486 12.369 14,5% 4,1% 30,5% 59,0 57,8 25.668 17.735 1.297 606 6.364 34.400 13.146 14,6% 4,3% 29,7% 59,6 58,7 26.761 18.873 1.374 645 6.088 36.322 13.987 13,9% 4,8% 28,2% 59,8 58,6 28.858 20.703 1.435 703 6.179 38.392 15.042 14,0% 4,6% 30,1% 2 59,1 59,1 30.463 22.128 1.507 747 7.269 39.156 15.111 n.b. n.b. 7,0% n.b. n.b. n.b. n.b. 1.591 782 7.259 n.b. n.b.
30
Bbp-groei productiviteit nominale loonkostengroei per eenheid product WERK (Bron: Eurostat)
INDICATOR
Werkzaamheidsgraad 20-64 jaar (Eu 2020 = 75%) Bij de vrouwen Bij de mannen Werkzaamheidsgraad 55-64 jaar deeltijds werk Bij de vrouwen Bij de mannen contracten bepaalde duur (incl. interim) WERKLOOSHEID (Bron: Eurostat)
INDICATOR
Werkloosheidsgraad Langdurige werkloosheidsgraad ( 2j) ongekwalificeerde schoolverlaters (Eu 2020: 10%) jongeren met hogere scholing (Eu 2020: 40%) ARBEIDSORGANISATIE (Bron: oESo)
INDICATOR
1.559
2000
1.534
2005
1.533
2006
1.525
2007
1.533
2008
1.509
2009
n.b.
2010
STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO
61,3 60,1
31
Verbond van Belgische ondernemingen vzw ravensteinstraat 4 1000 Brussel T + 32 2 515 08 11 F + 32 2 515 09 99 www.vbo.be