Full Chapter Cambridge Igcse and O Level Computer Science 2Nd Edition David Watson and Helen Williams PDF

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 24

Cambridge IGCSE and O Level

Computer Science 2nd Edition David


Watson And Helen Williams
Visit to download the full and correct content document:
https://textbookfull.com/product/cambridge-igcse-and-o-level-computer-science-2nd-e
dition-david-watson-and-helen-williams/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant
download maybe you interests ...

Cambridge IGCSE and O Level: Economics 2nd Edition Paul


Hoang

https://textbookfull.com/product/cambridge-igcse-and-o-level-
economics-2nd-edition-paul-hoang/

Cambridge IGCSE and O Level Environmental Management


Workbook Cambridge International IGCSE Gary Skinner

https://textbookfull.com/product/cambridge-igcse-and-o-level-
environmental-management-workbook-cambridge-international-igcse-
gary-skinner/

Cambridge International AS and A Level Computer Science


Coursebook 2nd Edition Sylvia Langfield

https://textbookfull.com/product/cambridge-international-as-and-
a-level-computer-science-coursebook-2nd-edition-sylvia-langfield/

Cambridge International AS and A Level Physics Workbook


with CD ROM Cambridge International Examinations 2nd
Edition David Sang

https://textbookfull.com/product/cambridge-international-as-and-
a-level-physics-workbook-with-cd-rom-cambridge-international-
examinations-2nd-edition-david-sang/
Cambridge IGCSE® Mathematics Core and Extended
Coursebook 2nd Edition Karen Morrison

https://textbookfull.com/product/cambridge-igcse-mathematics-
core-and-extended-coursebook-2nd-edition-karen-morrison/

Cambridge International AS A Level Marine Science


Workbook 2nd Edition Matthew Parkin

https://textbookfull.com/product/cambridge-international-as-a-
level-marine-science-workbook-2nd-edition-matthew-parkin/

Cambridge IGCSE Arabic as a First Language Coursebook


Cambridge International IGCSE Abdul Hameed

https://textbookfull.com/product/cambridge-igcse-arabic-as-a-
first-language-coursebook-cambridge-international-igcse-abdul-
hameed/

Marine Science for Cambridge International AS A Level


Coursebook 2nd Edition Matthew Parkin

https://textbookfull.com/product/marine-science-for-cambridge-
international-as-a-level-coursebook-2nd-edition-matthew-parkin/

Cambridge IGCSE Biology Workbook with Digital Access 2


Years Cambridge International IGCSE 4th Edition Mary
Jones

https://textbookfull.com/product/cambridge-igcse-biology-
workbook-with-digital-access-2-years-cambridge-international-
igcse-4th-edition-mary-jones/
Another random document with
no related content on Scribd:
Doch wordt weder door vier districten gedragen naamlijk:

Zevenhooven, Mijdrecht, Wilnis, Uithoorn.

Amstelveen ¼
Ouderkerk ¼

Deeze sluis lag reeds in 1413: bij dezelve behoort de visscherij in het
Nieuwe diep.

De Diemerdammer sluis, anders genaamd, de Sluis van Claas


Jacobsz., in het jaar 1599 gemaakt, wordt voornaamlijk onderhouden
door Weesp.

Weesper Carspel (waar onder ’t Gein, de Gaasp en de Bijlemermeir


behooren,) Diemen, Abcoude, Nigtevegt, Overdiemen.

Oudtijds plagt hier nog een sluis te liggen, die men noemde de Kost
verloren sluis, doch van weinig nut zijnde, is zij gestopt en vernietigd.

REGEERING

Dezelve bestaat, volgends de conditie van verkoop, uit de Bailliuw van


Amstelland in het Crimineele; een Schout Civil.

Zeven Schepenen, die zo wel den eed aan de Bailliuw in het


Crimineele, als in het Civile aan den Ambachtsheer doen.

Zes Buurtmeesteren die over de gaêring en dorps omslagen zitten, en


een Secretaris.

De Bailliuw van Amstelland wordt geëligeerd door Hun Edele Groot


Mogenden, uit een drietal, dat Burgemeesteren der stad Amsteldam
overgeeven: Schepenen nomineeren in Januarij veertien persoonen,
den Gereformeerden Godsdienst toegedaan, en uit [10]dezelven kiest
de Ambachtsheer den 2 Februarij, zeven tot Schepenen: gemeenlijk
worden er twee, die het voorige jaar gediend hebben daar onder
gekozen, edoch volgends de koopconditien van de
Ambachtsheerlijkheid, staat zulks aan den Ambachtsheer: de Schout
en Secretaris wordt gesteld door Burgemeesteren der stad Amsteldam,
als Ambachtsheeren.

Buurtmeesteren kiezen op voorsz. datum, twaalf persoonen waar van


zes tot Buurtmeesteren, door den Ambachtsheer, verkozen worden:
somwijlen laat de Ambachtsheer één’, ook wel twee van het voorige
jaar aan blijven.

Een Hoog-Heemraad van Amstelland, wordt door den Ambachtsheer


gesteld, ’t geen gemeenlijk de Schout Civil is.

Schout en Schepenen hebben, als Heemraaden het recht om den


zeedijk te schouwen, en de binnenwegen te doen opmaaken, in welk
recht zij van tijd tot tijd zijn gemaintineerd, tegen de meening van de
zulken die hen daarin zochten te turbeeren: thans echter hangt er over
het opmaaken der binnenwegen, voor den Hove Provinciaal, een
proces, tusschen dit gerecht en poldermeesteren van de School- en
Hopmans-polders.

Nog heeft men een Dijk-Collegie onder de benaaming van Dijkgraaf en


Hogendijk-heemraaden van de Zeeburg en Diemerdijk, wier amt is,
den dijk die door Schout en Schepenen van Diemen geschouwd is,
nateschouwen, en te belaaken, en voords een directie te voeren over
het hout en ijzer van den beplaaten dijk, doch dit hout en ijzer is thans
weggenomen, en in deszelfs plaats zijn steenen gelegd: het Collegie
bestaat uit den Bailluw van Amstelland, als Dijkgraaf, den jongsten
Burgemeester der stad Amsteldam, één uit Muiden, Weesp, één uit
Weesper Carspel, één uit Loosdrecht, één uit Loenen, Kroonenburgs
gerecht, één uit het Sticht van Utrecht, één uit Kortenhoef, één uit
Breukelen gezeten in Johans Gerechte van Nienrode, één uit
Abcoude, en één uit Nichtevecht: dit Collegie is ad vitam, en heeft een’
Secretaris en Boden.

VOORRECHTEN.

In de eerste plaats heeft het Gerecht een privilegie van het schouwen
van den hoogen Zeeburg Diemerdijk, in gevolge diverse privilegiën. [11]

En om de beesten op dezelve weidende te schutten.

Het recht van de jagt is mede aan den kooper van deeze Heerlijkheid
gegeven; voords het recht van parate executie.

De kooper heeft de eigendom van de Diemerbrug, en het recht om van


alle schuiten enz. tol te vraagen.

Het Gerecht heeft privilegie van de Op- en In-gezetenen tot


onderhouding van het dorp, eenig geld te mogen vraagen, ’twelk
eertijds neusgeld genaamd word, doch nu volgends privilegie van
1755, dorps kosten heet. De Ingezetenen kunnen vonnis haalen te
Amsteldam, in gevolge ’t privilegie van Hertog Albrecht, de dato 15
Maart 1387 (1388.)

Het Gerecht heeft het voorrecht om de gevangenen te Amsteldam in


de boejen te laaten brengen, en die aldaar in de gewoonlijke
verhoorkamer te verhooren.

BEZIGHEDEN

Oudtijds bestond dezelve in schepen te maaken; er stond weleer een


kruidmakerij, op de plaats waar naderhand de traankokerij is geweest:
te Diemen woonden groote reders in de walvischvangst; er waren
wasbleeken, een wolwasserij: voords waren de opgezetenen voor het
grootste gedeelte karnmelksboeren en visschers, thans is de
landbouw, en groenboerswerk, hunne hoofdbezigheid.
De boeren brengen ’s morgens hun melk na de stad om ze aldaar
uitteventen.

GESCHIEDENISSEN

Diemen welk eerst aan den Bisschoplijken stoel van Utrecht, en daar
na aan de Graaven van Holland leenroerig was, werd weleer door
Heer Gysbrecht van Amstel bezeten, die in den jaare 1225 het
zelve, benevens Muiden en Weesp, met de tollen en visscherijen, voor
altijd van Bisschop Otto den Tweeden van Utrecht, voor dertig
ponden ’s Jaarlijks verkreeg, en even daarin, als in alle andere dorpen
van Amstelland, het gebied voerde; dan in den jaare 1296, mede deel
gehad hebbende aan den moord van Graaf Floris den Vyfden, en
deswegen buitenlands moest vlugten, werd Diemen met alle dorpen in
Amstelland, verbeurd [12]verklaard, en der Graaflijkheid van Holland
ingelijfd; waarin het tot den 18 October 1731 is gebleven, als wanneer
de stad Amsteldam het zelve voor een somma van ƒ 10300 van de
Staaten van Holland kocht en verleid op de Heer Gerrit Corver,
Heer van Velsen, Burgemeester der stad Amsteldam.

Diemen is zeer dikwijls door hooge watervloeden overstroomd, en


ongelukkig geworden.

Bij den Juliaans vloed, van 1164, werd deeze ban gantschlijk
overstroomd; de meeste bewooners werden met schuitjens van de
daken hunner huizen gehaald, terwijl een groot gedeelte door het
water werden verzwolgen.

1219 trof dit Ambacht het zelfde ongeluk, en honderden van menschen
verdronken.

1477, is het Land door een doorbraak in den dijk geïnundeerd, en


daarin verscheide waalen gespoeld.
1509 brak de dijk door, en Amsteldam leed bij deeze doorbraak zeer
veel.

1516 en 1530, brak de dijk weder en op verscheide plaatsen door,


waardoor het land onder water gezet werd.

1570 braken bij eenen sterken springvloed, uit het noordwesten,


dertien gaten in den Diemerdijk, zettende niet alleen gantsch Diemen,
maar ook gedeeltelijk Amsteldam onder.

Diemen is mede van tijd tot tijd zeer ongelukkig geworden door den
oorlog, zijnde het geheele Ambacht meermaals niet alleen door het
krijgsvolk afgeloopen, maar de opgezetenen ook geplunderd, en
geheel geruïneerd.

In het jaar 1572 werd door het staats krijgsvolk onder den Graave Van
der Mark, het dorp Diemen gedeeltelijk, met de kerk, afgebrand.

1573 verschanste Sonoi zig bij Jaaphannes op IJpersloot, en liet veele


der landerijen ruïneeren, om die schansen te maaken: stak eindelijk bij
Jaaphannes den dijk door: daar na werd hij uit zijn schans verdreven,
en een groot gedeelte huizen door het geschut en de vlammen
geruïneerd.

1576 werd Diemen mede door het krijgsvolk afgelopen, en het weinige
dat overbleef geroofd.

1610 was het water zo hoog, dat het over den dijk liep, Diemen
overstroomde, en alle de kelders te Amsteldam, tot aan [13]de
Warmoesstraat onder water zettede, terwijl een gat van eenige roeden
in den Diemerdijk scheurde.

1621 waaide al het paalwerk van den dijk omver, en het water liep als
een zee er over, en inundeerde het land.
1651 brak de Diemerdijk weder door, het water inundeerde Diemen, de
Diemermeir, en liep te Amsteldam tot aan den Dam: 1665, 1675 en
1682, werd Diemen weder overstroomd.

Diemen is tweemaal een prooi van het vuur geweest, de laatste keer in
1652, wanneer het Schoutshuis, benevens eenige huizen van
particulieren zijn afgebrand, deezen vuurnood heeft ook verscheide
privilegie-brieven verteerd.

1702 braken andermaal verscheide gaten in den dijk, en zettede het


land onder water.

1717 vloeide het water over den dijk, en inundeerde de polders.

In 1732 kwam er in het paalwerk ook het bekende gewormte, dat al het
zelve doorknaagde, en den dijk in het uiterste gevaar bragt.

Dikwijls na, en vóór deeze tijden zijn er hooge vloeden geweest, die
geheel het Ambacht dreigden ondertezetten, doch door God ’s
goedheid en door menschlijke hulp, werd het gevaar gekeerd; zo als
nog korts geleden in de hooge vloeden van 1790 en 1792.

1787 heeft het dorp eerst door de troepen van den Staat en naderhand
door den inval der Pruissen, voor welken het land geïnundeerd was,
veel geleden.

De ingezetenen van Diemen kunnen niet gezegd worden, de


Patriotsche partij 1 toegedaan geweest te zijn, ten minsten, veelen van
hun niet, het welk te besluiten is uit de ontmoetingen van hun thans
rustend Predikant, Bernardus Bosch, de beroemde dichter van het
alom geprezen Dichtstuk De Eigenbaat, desaangaande gehad
hebbende: hij was, om de inundatie [14]en de Pruissische troupen,
genoodzaakt zig naar Amsteldam te begeeven, gelijk zulks meer
andere Dorpleeraars hebben moeten doen; doch na het vertrek der
soldaaten voornoemd, ging hij weder na Diemen om te prediken, zijnde
zijn Wel-Eerw. de eerste der gewekene Buitenpredikanten, die dat
werk weder op zijne standplaats verrichtte: na het afloopen van den
dienst, is hij op eene zeer onheusche wijze aangevallen, ook door
zulken van zijne gemeente, die hem nog voor weinige dagen betuigd
hadden, dat ze veel zegen onder zijnen dienst genoten.

Allertreffendst zeker zijn de verdere lotgevallen van zijn Wel-Eerw. ten


opzichte van het jongstleden volksverschil, waardoor gantsch Nêerland
zulk een gevoeligen neep is toegebragt, dat het er nog werkelijke de
grievende naweën van gevoelt.

Na men zijn Wel-Eerw. van niet minder had getracht te beschuldigen,


dan dat hij de Obligatiën der kerke had laaten steelen, en na ook van
dien blaam gezuiverd te zijn geworden, had zijn Wel-Eerw. ijver
genoeg in zijnen moejelijken post, liefde genoeg voor zijne nu bijna
herderlooze kudde, en vertrouwen genoeg op zijnen God, om
andermaal zijn beroep te gaan waarneemen, ofschoon men zijn Wel-
Eerw. vooraf hadde doen weeten dat men hem, in gevalle hij zulks
dorst bestaan, ’t zeer euvel zoude afneemen; na het eindigen dier
leerrede, werd hij ook door eene groote menigte omringd, en met de
hevigste aandoeningen overladen—na te vergeefsch om bescherming
verzocht te hebben, vond zijn Wel-Eerw. niet ongepast geraden, zijn
beroep nederteleggen, ’t geen hem vergund werd met behoud van eer
—zijne vijanden waren hier mede niet voldaan, (hoe verre kan eene
domme opvatting, of de verleiding van anderen, een mensch niet
vervoeren!) men beschuldigde zijne Wel-Eerw. van landen
geïnundeerd te hebben, en zelf mede geëxerceerd te hebben; niet
tegenstaande zijn Wel-Eerw., wat de inundatie betreft, dezelve heeft
getracht te verhinderen, en nimmer zelf geëxerceerd heeft, ofschoon,
zijn Wel-Eerw. betuigd heeft, er sterk vóór geweest te zijn, op grond
dat de Souverain het exerceeren ten platten lande had bevolen, ’t was
derhalven den pligt van zijn Wel-Eerw. het oogmerk van zynen
Souverain te bevorderen; deeze laster is zelfs zoo verre gegaan dat
men een spotprent op zijn Wel-Eerw. in openbaaren [15]druk deed
uitgaan, waarop hij, naar ons voorstaat, als predikant en soldaat, op de
belagchelijkste, en lafste wijze wordt uitgebeeld; men wierp hem mede
in ’t openbaar een dichtjen naar ’t hoofd, van dezen inhoud,

Heraut der muiterij, in schijn van Gods gezant,


Zorg voor de zielen van uw boeren, enz.

’T gelust ons niet meer daar van uitteschrijven, gelijk wij ook van dit
punt der Historie van Diemen afstappen, oordeelende genoeg gezegd
te hebben, om te doen begrijpen hoedanig in de jongstledene
troubelen de zaaken desaangaande, aldaar stonden.

BIJZONDERHEDEN

Zijn op dit dorp niet voorhanden; ’t geen er te bezien valt, zijn alleenlijk
de gebouwen, hier voor beschreven: intusschen vergete men niet het
kerkhof rond te wandelen, om de Batavische en menschlievende
Jonkvrouw Catharina Amaria Best, die aldaar begraven ligt, in
zegening te gedenken: haar graf is kenbaar aan een blauwen zerk,
schuin liggende op een gemetselden voet: dat zij bij alle menschen
met erkentenis gedacht behoort te worden, is te bewijzen uit het geen
op haar zerk gelezen wordt: dus luidende:

Voor Jonkvrouw
CATHARINA MARIA BEST
Geboren den 16 Maart 1740,
overleden in Amsteldam
den 4 februarij 1782.
en begraven den 9 dito. [16]

Zij wier verheven geest,


Geduurende haar leven,
Den minsten sterfling stof
Tot klagen heeft gegeven,
Verkoos, op dat haar lijk
Ook niemand nadeel gav’,
Van kerkelijken praal
Dit kerkhof tot haar graf.

Thans verdient ook in oogenschouw genomen te worden, de batterij


die men bezig is aan Diemerdam, te leggen, uit vrees, zeide men, van
een aanval der Franschen.

LOGEMENTEN

’T huis genaamd Zeeburg, aan den Diemer Zeedijk.


Vischlust, en Pampuszicht.
In Diemen ’t zogenaamde Rechthuis.
Aan Diemerbrug, ’t huis te Rust.
De Vergulde Wagen, en de Rijger.
Aan Diemerdam, ’t huis genaamd Diemerdam, nevens nog eenige
kleine tappers, zo te Diemen aan Diemerbrug als in Overdiemen.

REISGELEGENHEDEN

Men vaart geregeld met de Weesper en Muider schuiten, dagelijks, tot


aan de Diemerbrug, daar dezelve schuiten een weinig tijds vertoeven:
Diemen heeft ook een eigen schipper, die tweemaal ’s weeks,
maandag en vrijdag, visa versa vaart, bezorgende vrachtgoederen en
andere benodigdheden voor de Ingezetenen: nog vaart er ’s zondags
’s morgens ten 8 uure, een kerkschuit, van de Tolbrug in de Meir, na
Diemen, zo tot gemak voor de bewoonders van de Meir als andere
lieden die begeeren te Diemen in de kerk te gaan, vertrekken de zelve
schuiten wederom terug met het uitgaan van de kerk, en voor de
geene die begeeren te wandelen, gaat men door de Meir tot aan
Diemerbrug, of den Diemerdijk langs tot aan den afloop na Diemen,
waarna men in een quartier uurs op het dorp kan weezen. [1]
1 Onze geëerde Correspondent in deezen, zwijgt van de volgende omstandigheden
des dorps: wij hebben echter geloofd, om de volkomenheid onzes werks te
bevorderen, dezelven hier te moeten inlassen. ↑
[Inhoud]
DE
DIEMER-
OF
WATERGRAFTS-MEIR.

Onder de aangenaame wandelingen waarmede het wereldberoemd


Amsteldam, in zijnen ommekring pronkt, behoort ongetwijfeld de
vermaaklijke Diemer- of Watergrafts-meir, te aanmerkelijker daar
dezelve door de hand der kunst, en door het taai geduld van den
noesten arbeid uit het water voordgebracht is; waarom zeker dichter
te recht zingt:

Waar de gladde vischjens zwierden


In het spieglend element,
En daar ’t taaje fuikjens cierden
Zijn nu kluitjens voor de lent.

De

LIGGING,

Deezer bekoorelijke plaats, kan gezegd worden te zijn, ten noorden


aan den Outewaaler polder, ten oosten, en gedeeltelijk ten zuiden
aan de banne van Diemen, en verder ten zuiden [2]aan de
Duivendrechtsche polder, in de banne van Ouderkerk; ten westen
wordt zij door den Amstelstroom afgescheiden van de rechtbanne
van Amstelveen—zo vermaaklijk als de Meir zelve is, zo vermaaklijk
zijn ook de wegen derwaards, van Amsteldam af; deezen zijn
naamlijk, een langs de rivier de Amstel voornoemd, tot op een vierde
uurs, of omtrent 400 roeden van de stads cingel, alwaar de
zogenaamde Schulpbrug ligt, en de ringdijk waarin de Meir besloten
is, zijn begin neemt; hetzelfde pad vervolgende, naamlijk langs den
Weesperweg, komt men aan het begin van den Kruisweg der Meir,
alwaar men derhalven ook daarin kan komen: de andere weg, die de
Oudewaaler weg geheten wordt, ligt op meer dan een vierde minder
ver van de stad af, naamlijk buiten de Muiderpoort, en is een zeer
vermaaklijke weg, aan wederzijde beplant met boomen; aan den
eenen kant is een genoegzaam breed pad voor de wandelaars door
een tweede rei boomen afgebakend, welk pad weleer zeer zindelijk
onderhouden werd met smids koolen; nog was in vroegere jaaren
tusschen gezegde boomen, eene heining van haagedoorn geplant,
die, vooral als zij bloeide, eene zeer aangenaame vertooning
maakte; ook waren de bestuurders der Meir tot zo verre daarmede
vooringenomen, (en niet zonder reden,) dat op zondag, en vooral op
hoogtijdsdagen, met naame hemelvaartsdag, een oppasser langs
dezelve ging, om, (wegens de bij zulks gelegenheid ongemeenen
toevloed van wandelaars,) alle baldaadigheden te voorkomen; doch
sedert is die cieraad der Meir geheel te niet gegaan, zo dat men
thans, dat hoogst te beklaagen is, niets meer van die haag ontmoet.
—Zie verder ons artijkel aanleg en grootte.

De grond van deeze droogmaak, is ongemeen vet en vruchtbaar,


men heeft er de schoonste wei- en warmoes-landen: de landen
liggen ter diepte van 14 voeten beneden het buitenwater, zo dat het
overige polderwater, ter hoogte van 15 voeten, moet worden
opgemalen: tot in den jaare 1743, geschiedde zulks met vier
watermolens, welken elkander het water toemaalden, doch ten
gemelden jaare, of daaromtrent, gaf zekere Anthonij [3]de Jong,
Koopman te Amsteldam, aan Dijkgraaf en Heemraaden van de Meir,
een middel aan de hand om het gezegde opmaalen te doen met
slechts twee molens, mits de schepladen uit dezelven te ligten, en
zijne nieuw uitgevondene en geoctrooieerde waterschijven in
derzelver plaatse te stellen, waarvan hij eene proef, ten zijnen koste,
aan bood: dit werd toegestaan, en na dat men, den gehelen winter
door dezelve in ’t werk gesteld, en aan de verwachting
beantwoordende bevonden had, besloot het collegie van Dijkgraaf
en Heemraaden, een beding met gemelden uitvinder, en zijnen
medestander Huibert Ketelaar, te maaken; om de Meir met twee
schijfmolens te bemaalen en droog te houden; waartoe hij in de
herfst van den jaare 1744, moest gereed weezen: deeze
overeenkomst heeft sedert, zelfs boven verwachting, aan het
oogmerk beantwoord; blijkens twee getuigschriften, een de dato 13
Mei des jaars 1745, en een van den 25 Mei 1747: „Beiden deeze
molens,” leezen wij, „op eenen behoorelijken afstand geschikt, doen
niet alleen het werk van de voorige vier molens; maar geraken ook
met den minsten wind aan den gang, en slaan het water met veel
gemak, uit, in den gemeenen boezem van Amstelland; zij blijven
zelfs in den hardsten vorst doormaalen, en zijn instaat de Meir,
vroegtijdig, van het overtollig water te ontlasten:” het gemak dat
deeze molens, behalven de vermindering van kosten, aanbrengen,
verdient, naar onze gedachte, alle mogelijke lof, en navolging.

NAAMSOORSPRONG.

Diemermeir wordt dit verrukkelijk oord genoemd, om dat het nabij


Diemen ligt; doch de oorsprong van den naam Watergraftsmeir is
geheel onzeker; wij zouden echter met sommigen eene bedenking
kunnen maaken over de mogelijkheid, of niet het water van deeze
Meir eerst bestaan heeft in een graft, die door de overstrooming tot
een Meir is aangegroeid, waardoor voor [4]den naam van
Watergrafts-meir, dat is de Meir, die weleer slechts een graft, een
watergraft was, eenen oorspronk zoude gevonden weezen. Hoe het
hier mede zij, dit is zeker dat de waterplas, vóór de bedijking, groot
genoeg geweest is, en ook diepte genoeg gehad heeft om met
oorlogschepen bevaren te kunnen worden: niet ten onpasse wordt
ten bewijze daarvan het volgende bijgebragt: „Omtrent den jaare
1508,” zegt men, „in den Gelderschen oorlog, die Hertog Karel
tegen de Hollanders voerde, na den dood van Filips van Oostenrijk,
verweerden zig die van Amsteldam, uit eene schans bij de IJpe-
sloot, weleer een buurt, daar het Nieuwe diep de landen sedert heeft
overstroomd; deeze schans werd gedekt door verscheidene
schepen, op het IJ, en één op de Diemer-Meir; waardoor de
Gelderschen genoodzaakt werden aftewijken—en dergelijk middel
van galeiën op de Meir,” vervolgt men, „met onderstand van schepen
op het IJ, verdreef ook, in den jaare 1573, het volk van Sonnoij, het
welk den Diemerdijk bemagtigd had, om Haarlem te verligten en
Amsteldam, ’t welk toen de Spaansche zijde hield, te benaauwen;
doch deeze benden werden zelven benaauwd, en een wakkere
tegenstand konde haar niet bevrijden van den hongersnood door het
missen van toevoer, waarom zij de opgeworpene schans bij IJpe-
sloot moesten verlaaten.”

AANLEG en GROOTTE.

De aanleg deezer Meir moet zekerlijk gebragt worden op den tijd


haarer bedijking, en droogmaaking: reeds vóór gezegde bedijking
was de plas een eigendom van Burgemeesteren van Amsteldam,
„die in den jaare 1624,” dus luidt de beschrijving desaangaande:
„met kennis en goedvinden van den Raad der stad, besloten deeze
Meir te bedijken, en tot land te maaken; waartoe zij, in den zelfden
jaare, octrooi van de Staaten van Holland en Westfriesland
verkregen, met vele vrijdommen, [5]die gemeenlijk bij dergelijke
onderneemingen worden vergund: dit octrooi werd in den jaare 1626
uitgebreid, door de vergunningen van de landen, kaden, wegen, als
anderszins, ’t welk tot de bedijking nodig was van de eigenaars te
mogen overneemen: volgends deeze octroojen, werd het werk der
bedijking en droogmaaking tot stand gebragt, en de Meir was droog
in den jaare 1629,” weshalven de aanleg van dit verrukkelijke oord
moet gesteld worden tusschen 1624 en 1629: Burgemeesteren van
Amsteldam verkochten ook aanstonds de drooggemaakte landen,
die naderhand, op de 31 julij des jaars 1631, gekaveld, en dus bij
kavelingen van tien morgen, aan de koopers toegedeeld werden; en
ten opzichte van die landen welken langs den ringmuur liggen, met
eene toegift van omtrent één morgen, voor het oude land, aan den
voorigen zoom van de Meir.

Wat de grootte van dit Amstels paradijs betreft, de dijk waarin


hetzelve begrepen is, gemeenlijk de ringdijk genaamd, heeft eenen
omtrek van 2500 roeden, en is rondsom, behalven aan den Amstel
en het Nieuwe-diep, omvangen van eene bekwaame ringsloot,
waarvan de visscherij aan de stad Amsteldam behoort, doch
Burgemeesteren van die stad, zijn gewoon dit recht aan Dijkgraaven
en Heemraaden der Meir, voor een zekere somme gelds in ’t jaar,
ten behoeve dier plaatse, in pacht te laaten, die dit water in
verscheidene parten weder aan visschers verhuuren.

Verder vinden wij wegens de grootte der Meir het volgende


aangetekend: „Bij het kavelen der landen in de Meir, werden 705
morgen lands uitgegeven; waarvan echter maar 662 morgen 301¾
roeden in de omslagen en gemeene lasten gelden: Burgemeesteren
behielden alleen 30 morgen ten behoeve der stad Amsteldam, en uit
dien hoofde het recht om als Hoofdingelanden zitting te hebben, tot
het hooren van de jaarlijksche rekeningen, en te helpen
beraadslaagen en besluiten over zaaken, die ’t Heemraadschap
betreffen.”

De aanleg is zeer regelmaatig geschiedt; de grond in zijn geheel is


kruiswijs doorsneden, met twee breede gemeene wegen,
[6]waardoor de Meir in vier deelen gedeeld wordt: de voornaamste
deezer doorsneden is de Middenweg, langs welke verscheidene
lantaarns, tot gerief van de bewooneren en de reizigers geplaatst
zijn; er staan ook lantaarns langs den Ringdijk van de Schulpbrug tot
aan het Rechthuis; de gezegde schoone breede laan, loopt van de
Outewaaler, of zogenaamde Tolbrug, naar de Hartsvelder of Diemer-
brug; gezegde Outewaaler-brug, draagt den naam van Tolbrug, om
dat op dezelve een tolhek staat, aan ’t welke voor ieder Rijtuigen,
een paard of hoornbeest, enz. dat er overgaat, iet moet betaald
worden. Voor de schaapen betaalt men geen tol.

De kruisweg, die den middenweg omtrent het midden doorsnijdt,


begint aan het zandpad over den grooten Duivendrechtschen polder,
en eindigt aan het Nieuwe-diep: beide deeze hoofdlaanen zijn
grootendeels met opgaande ijpen- en linde-boomen beplant, die een
schoon sieraad geeven, door de netheid waarmede zij onderhouden
worden; „Verscheidene laanen,” dus luidt eene beknopte
beschrijving deezer Meir, welke beschrijving echter veeleer nog te
flaauw is dan dat zij eene onwaarheid zoude bevatten;
„(Verscheidene laanen,) vermeerderen den luister deezer bedijking;
de Schagerlaan is eene der aanzienlijksten, en heeft eenen rijweg
naar de midden- en kruis-weg; zij strekt voor eene aangenaame
wandeling onder het lommer der net geschorene ijpen-boomen, ter
wederzijde van den weg, tot verlustiging van de wandelaaren die
hier in den zomer menigvuldig zijn; de andere der voornaamste
laanen die er gevonden worden zijn de Paauwenlaan, de Groene- of
Burghorst-laan, en de Klooster- of Schulp-laan, die echter geenen
doortogt hebben: alle deeze laanen en wegen, pronken met
aangenaame tuinen, en deftige lusthoven, waarvan veele der
landhuizen elkander in pracht trotseeren; ook wordt de
bekoorelijkheid vermeerderd door de verscheidenheid der gezichten
over de vruchtbaare weilanden, en net beplante moestuinen, terwijl
het oor in de lente gestreeld wordt, door ’t gezang der schelle
nachtegaalen, die in deeze oord bijzonder [7]haaren zetel verkozen
hebben.” Zegt dan de zoetvloejende Willink wel te veel, wanneer hij
van deeze Meir dus zingt:
Zie hier het groene Diemermeir,
Met al zijn hoven, al zijn tuinen,
Hier over ’t veerijk veld, zo zeer
Verheft zijn hooggestegen kruinen;
Het ruime meir dat, prat en fier,
Zijn hollen boezem ziet ontslagen
Van ’t zeenat, dat, met woest getier,
Zijn ouden erfgrond zit te knaagen,
Door dijken veilig afgeweerd,
Op dat geen vloed zijn welvaart deert.

Verrukkend Meir, dat ieder wenkt


En nodigt op uw hofbanketten,
Waarmeê ge uw minnaars voedt en drenkt,
Zo mild en rijklijk voortezetten,
Gij lokt, gij trekt mij derwaards aan,
Om door uw breede en groene dreeven,
Naar uwe ruime maliebaan,
Langs veld en hoven heen te streeven,
Bij ’t klinken van het zoet geluid,
Van ’t nachtegaalen orgelfluit.

Aan iederen toegang tot de Meir, als ook aan het nieuwe diep en bij
de kruislaan, aan het zandpad of de weespervaart, is een wachthuis
geplaatst, tot verblijf der nachtwachten; voorheen werd door hen
ronde gedaan, doch dit is sinds verscheidene jaaren niet meer in
gebruik: er houden nu in ieder wachthuis twee man, en alzo tien
zamen post; in den zomer van negen uuren des avonds, en ’s
winters van half negen uuren, tot ’s morgens een half uur na het
openen der poorten te Amsteldam: voords is ieder nachtwacht met
een geladen geweer, een rondstok, en een hond gewapend. Er
wordt in de Meir ook een goede brandspuit onderhouden, ten
dienste van welke de inwooners verpligt zijn, ten ware zij voor het
ontslag van dien dienst betaalen. [8]

Het getal der huizen, waaronder met recht gezegd wordt, dat veele
deftige en aanzienlijke landhuizen behooren, werdt in den jaare 1730
bepaald, op 227; dit getal is merkelijk verminderd, om dat sinds
eenige jaaren verscheidene aanzienlijke buitenplaatsen gesloopt, en
tot wei- of warmoesiers-land gemaakt zijn: deeze huizen worden
bewoond, indien men er de gezinnen welken op de buitenplaatsen
den zomer komen doorbrengen, bij telt, door 250 huisgezinnen; de
eigenlijke bewooners der Meir, schat men op een tal van 500, de
dienstboden daaronder niet begrepen: deezen zijn nagenoeg voor
de helft den Gereformeerden Godsdienst toegedaan, die te Diemen
of te Amsteldam ter kerke gaan; de overige bewooners zijn van den
Roomschen Godsdienst, (uitgezonderd eenige weinige
Lutherschen,) behoorende voor een gedeelte onder Diemen, een
gedeelte te Amsteldam, en het overige onder de kerk op het
Hoedemaakerspad.

Het

WAPEN.

Dit is een zwaan in waterriet; op het lijf der zwaane is een gewoon
wapenschild, waarop de letters W. G. M. (Watergraftsmeir.)

GODSDIENSTIGE GEBOUWEN.

Onder dit artijkel kunnen wij voegelijk plaatsen het school, aldaar
aangelegd in den jaare 1786, toen, (op den 1sten Augustus) het
onderwijs begon: het staat aan den Ringdijk, niet verre van de
Schulpbrug, en is een allezins aan het oogmerk voldoend gebouw;
alle de kinderen uit de Meir worden aldaar ter schoole besteld, van
wat kerk de ouders ook mogen weezen; betaalende daarvoor niet
aan den Meester, die door de Regeering van de Meir op een
bepaald tractement aangesteld wordt, maar aan gemelde Regeering
zelve; ofschoon de Meester ook de vrijheid hebbe kinderen van
buiten het district der Meir in zijne school te ontvangen, na alvoorens
door de ouders derzelven, met Heeren [9]Gecommitteerden, (welke
ook regeringsleden zijn) dieswegen is gesproken, en als dan een
order-briefjen van dezelve aan hem wordt vertoond.

Alle jaaren word ook door de opgemelde Heeren in de school, een


examen met de kinderen gehouden, en eenige dagen na dat zulks is
afgelopen, gaan alle de kinderen onder het opzigt van den meester
twee aan twee naar het rechthuis op de zaal, alwaar als dan de
geheele Regering vergadert, benevens een aantal aanzienlijke
persoonen, welke ’s jaarlijks mildadig tot dit leerschool
contribueeren, en wordt als dan aan alle de aanweezende
persoonen den staat en balans van het school opengelegd, en
vervolgends aan de meestgevorderde kinderen eenige boeken tot
prijzen geschonken: de meester is ook verpligt de kinderen der
geallimenteerden en de weezen in zijn school te onderwijzen.

Een arm- of wees-huis, is in de Meir niet; de armen en weezen


worden bij de ingezetenen besteed; de laatsten echter draagen
geene onderscheidende, maar burger kleding.

WERELDLIJKE GEBOUWEN.

Het Rechthuis staat aan den hoek van den ringdijk, en de


middenweg; is een allezins aanzienlijk gebouw, in den jaare 1777
geheel nieuw, en vierkant, van gebakkene steenen opgehaald;
rondsom heeft het schuifraamen, en van vooren een bordes op
colommen rustende: het pronkt ook met een geëvenredigd torentjen,
met een slaande klok daarin; echter is in de kap van het gebouw een

You might also like