Professional Documents
Culture Documents
Gezinshereniging
Gezinshereniging
2.3. Gezinshereniging
2.3.1. Inleiding
Gezinsvorming en gezinshereniging zijn de belangrijkste gronden voor migratie. Het recht op gezinsher-
eniging omvat vrij uiteenlopende situaties.
Company: VUB
In dit deel bespreken we de volgende situaties:
– een Belg of vreemdeling met verblijfsrecht laat zijn gezinsleden naar België komen;
– een Belg of vreemdeling met verblijfsrecht huwt een vreemdeling, met het oog op een gezamenlijk
verblijf in België, of sluit er een wettelijk geregistreerd partnerschap mee af;
– een Belg of vreemdeling met verblijfsrecht erkent een kind of adopteert een kind met het oog op een
(570) Wet van 8 juli 2011 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging (BS 12 sep-
tember 2011).
(571) KB van 21 september 2011 tot wijziging van de KB’s van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied,
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoerings-
modaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van 7 mei 2008 tot vaststelling
van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (BS 10 oktober 2011).
(572) Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, Jaarverslag Migratie 2013, p. 111.
De wet voorzag echter niet in een overgangsregeling. Op het ogenblik van de inwerkingtreding van de
wet waren meer dan 3000 aanvragen, die onder de oude wet werden ingediend, in behandeling bij de
DVZ. (573) Bij gebrek aan overgangsmaatregelen werden de nieuwe voorwaarden van de nieuwe wet
ook op hen toegepast. Aanvragen waarover op 22 september 2011 nog geen definitieve beslissing werd
genomen, moesten dus aangevuld worden met bijkomende bewijsstukken met toepassing van de nieuwe
rechtsregels.
Company: VUB
Verschillende bepalingen van de nieuwe wet werden ter controle voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof,
dat zich hierover op 26 september 2013 uitsprak. (574) Het Hof vernietigt in zijn arrest drie bepalingen,
die we in de relevante onderdelen zullen toelichten. De vernietiging van de bepalingen heeft terugwer-
kende kracht en in principe moeten ook alle toepassingen van deze bepalingen worden vernietigd. Daartoe
beschikken de personen die een beslissing zouden hebben gekregen op basis van een bepaling die door
(573) De Federale Ombudsman, Overgangsmaatregelen gezinshereniging, tussentijds verslag, vierde trimester 2011, p. 2.
Beschikbaar op www.federaleombudsman.be.
(574) GwH 26 september 2013, arrest nr. 121/2013.
(575) Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, Jaarverslag Migratie 2013, p. 111.
(576) Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, Jaarverslag Migratie 2013, p. 112.
(577) Omzendbrief van 13 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen van de wet van 15 december 1980 be-
treffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wat betreft
de voorwaarden tot gezinshereniging, die door het Grondwettelijk Hof in het arrest nr. 121/2013 van 26 september 2013
geïnterpreteerd werden, BS 20 december 2013.
2.3.2.1. Huwelijksakte
Een huwelijk dient bewezen te worden met een geldige akte van burgerlijke stand.
Sinds november 2004 is het nieuwe Wetboek voor Internationaal Privaatrecht van kracht (hierna
Company: VUB
‘WIPR’). (578) Artikelen 27 en 28 WIPR bepalen dat een buitenlandse authentieke akte in België door
alle overheden erkend wordt, zonder enige verdere procedure, indien haar rechtsgeldigheid wordt vast-
gesteld overeenkomstig het krachtens WIPR toepasselijke recht, en indien de vorm van de akte voldoet
aan de voorwaarden volgens het recht van de staat waar zij is opgesteld.
Wie wel een huwelijksakte kan krijgen, maar geen legalisatie, kan zich in uitzonderlijke gevallen beroe-
pen op de omzendbrief van de minister van Justitie van 17 februari 1993, (579) betreffende de wettiging
van buitenlandse akten van de burgerlijke stand (2.3.2.3.).
Als de verblijfsgerechtigde een erkend vluchteling is, kan zijn echtgenoot de vluchtelingenstatus aan-
vragen op basis van de gezinsrelatie, voor zover hij of zij een eigen vrees voor vervolging kan aantonen.
Deze gezinsrelatie moet niet met akten bewezen worden, maar wel met een coherente en geloofwaardige
Company: VUB
uiteenzetting van de feiten. Indien dat niet het geval is, dan kan de echtgenoot van de erkende vluchte-
lingen de gezinshereniging aanvragen volgens gezinsherenigingsbepalingen en voorwaarden in de Ver-
blijfswet.
Erkende vluchtelingen zelf kunnen voor het opmaken van akten van burgerlijke stand een beroep doen op
De afstamming wordt bewezen volgens het nationale recht van het kind. Ze wordt doorgaans vastgesteld
door een geboorteakte of een akte van adoptie. Om erkend te worden in België moeten deze akten gele-
galiseerd worden, tenzij er een vrijstelling van legalisatie geldt of een apostille is toegestaan (2.3.2.3.).
Sinds 1 september 2005 is een nieuwe adoptieregeling van toepassing, (580) samen met een nieuwe
regeling van Internationaal Privaatrecht. (581) Vanaf dat moment kan een interlandelijke adoptie slechts
doorgaan na een beginseltoestemming door de Belgische rechter. Die voorwaarde geldt ook voor adop-
ties gedaan in het buitenland. Een adoptie uitgevoerd in het buitenland waarbij één adoptant zijn verblijf-
plaats gewoonlijk in België heeft of had, moet aan die voorwaarde voldoen, anders wordt de beslissing
of akte niet erkend (art. 72 WIPR). Wie dus via een adoptie een gezin wil vormen met iemand uit het
buitenland, moet eerst naar de Belgische rechter. Die procedure loopt via een erkend voorbereidingscen-
trum, waarvan de adresgegevens te vinden zijn op Kind en Gezin (www.kindengezin.be).
Buitenlandse akten van adoptie tussen vreemdelingen waarbij de adoptant (en) op dat moment nog geen
verblijf hadden in België, kunnen erkend worden met toepassing van de bovengenoemde artikelen 27 en
28 WIPR.
De wet van 8 maart 2009 (582) wijzigde artikel 12bis van de Verblijfswet.
Deze wijziging van artikel 12bis versoepelt de manier waarop de bloed- en aanverwantschapsbanden kunnen
worden bewezen. Indien wordt vastgesteld dat de vreemdeling de ingeroepen bloed- of aanverwantschaps-
banden niet kan bewijzen door middel van officiële documenten, kan de minister of zijn gemachtigde reke-
ning houden met andere geldige bewijzen die in verband met dit onderwerp worden overgelegd. Indien dat
niet mogelijk is, kan de minister of zijn gemachtigde overgaan of laten overgaan tot een onderhoud met de
vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd wordt, of tot elk onderzoek dat noodzakelijk wordt geacht en in
voorkomend geval voorstellen om een aanvullende analyse uit te laten voeren.
Als de aanvrager dus onmogelijk een officiële akte kan voorleggen om de verwantschap met zijn kind te
bewijzen, dan kan de DVZ rekening houden met “andere geldige bewijzen”. (583) De onmogelijkheid
moet ontstaan zijn onafhankelijk van de wil van de aanvrager. Dat is zo wanneer België het betrokken
land niet erkent of wanneer de persoonlijke situatie van de aanvraag moeilijk verzoenbaar is met een
Company: VUB
terugkeer naar de betrokken staat of een contact met zijn overheden. Soms maakt ook de interne situatie
van het betrokken land het onmogelijk om een officiële akte voor te leggen, doordat de documenten ver-
nietigd werden en er geen enkel ander middel bestaat om ze te vervangen, de bevoegde nationale overhe-
den niet naar behoren functioneren, of de bevoegde nationale overheden niet meer bestaan.
2.3.2.2.3. DNA-test
Kan men geen officiële geboorteakte of ander geldig bewijs voorleggen dan kan de DVZ een DNA-test
laten uitvoeren. De FOD Buitenlandse Zaken en de FOD Binnenlandse Zaken hebben hiervoor een be-
veiligde procedure uitgewerkt en ingevoerd. Door deze procedure kunnen de aanvragers een beroep doen
op de DNA-procedure om de afstammingsband vast te stellen, in het kader van een aanvraag voor een
visum “gezinshereniging” op grond van artikel 40bis/ter of artikel 10/10bis van de Verblijfswet. (585)
Voor sommige posten vraagt de DVZ zelf een DNA-onderzoek bovenop de voorgelegde geboorteakte,
omdat de akten niet betrouwbaar zouden zijn.
Om de DNA-procedure te starten, ondertekenen de betrokken familieleden eerst een toestemmingsfor-
mulier (bijlage 2bis) bij de ambassade. Voor een minderjarige is de schriftelijke toestemming van de
ouders, van zijn wettelijke voogd of van de vermoedelijke bloedverwant die het ouderlijk gezag heeft,
vereist. Indien het om een niet-begeleide minderjarige vreemdeling gaat, zal worden geëist dat er een
voogd wordt toegewezen vooraleer tot de genetische test wordt overgegaan. Dit formulier wordt vervol-
gens doorgestuurd naar de DVZ, die dan contact opneemt met de ouder om eveneens een toestemmings-
formulier (bijlage 3) te ondertekenen.
De ouder krijgt een uitnodiging tot betaling mee. Er dient een bedrag van 200 EUR per bloedstaal betaald
te worden. Als er dus een verwantschapsband tussen een ouder en een kind moet worden bewezen, dan
moet er 400 EUR worden betaald. Na betaling wordt het kind opnieuw uitgenodigd om een bloedstaal te
nemen. Het onderzoek duurt vier tot zes weken. Na positief resultaat wordt de instructie gegeven om het
visum af te leveren. Die hele procedure neemt gemakkelijk enkele maanden in beslag.
Volgens het Activiteitenrapport 2013 van de DVZ wordt deze procedure toegepast in 33 posten (Abidjan,
Addis Abeba, Islamabad, Kinshasa, Lagos, Lubumbashi, New Delhi, Peking, Sjanghai, Kigali, Nairobi,
Dakar, Bangkok, Manilla, Kampala, Bujumbura, Yaoundé, Caracas, Teheran, Cotonou, Kanton, Bogota,
Kingston, Johannesburg, Damas, Amman, Conakry, Ouagadougou, Bamako, Brazzaville, Luanda, Dar
Es Salaam en Riyad). Sinds het begin van deze procedure (van september 2003 tot 31 december 2013)
werden 9784 aanvragen voor DNA-tests (5207 dossiers) ingediend. De belangrijkste posten zijn Abidjan
voor Ghana (ongeveer 24,9 %), Kinshasa (ongeveer 15,7 %) en Islamabad (voor de Afghanen en Pa-
kistani) (ongeveer 11 %). (586)
Company: VUB
Artikel 12bis stelt dat gezinsleden van een vluchteling of van een vreemdeling die subsidiaire bescher-
ming geniet, die hun verwantschap niet kunnen bewijzen, het recht hebben op een andere bewijsvoe-
ring. (587) De banden moesten wel al bestaan voor de vluchteling of de vreemdeling die subsidiaire
bescherming geniet België binnenkwam. Deze bewijzen gelden alleen in geval van onmogelijkheid om
officiële documenten in te leveren en zijn onderworpen aan de discretionaire beoordeling van de DVZ.
2.3.2.3.1. Vertaling
Wanneer een buitenlandse akte wordt voorgelegd aan een Belgische overheid in België of bij een Bel-
gische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland, moet die akte vertaald worden
door een beëdigd vertaler, die de vertaling voor eensluidend verklaart met het origineel.
Voor akten die in het Nederlands, Frans, Engels of Duits zijn opgesteld, wordt door de DVZ of door het
gemeentebestuur in alle verblijfsrechtprocedures geen vertaling gevraagd. Alle andere akten dienen te
worden vertaald in de taal van de procedure van gezinshereniging. De ambtenaar van de burgerlijke stand
van zijn kant kan naar aanleiding van procedures burgerlijke stand (huwelijk, erkenning van een kind,
adoptie e.d.) wel altijd een vertaling vragen in de landstaal die in zijn gemeente van toepassing is, ook al
is de akte zelf opgesteld in een andere landstaal of in het Engels.
2.3.2.3.2. Legalisatie
De legalisatie is een controle van de oorsprong van een buitenlands document. De echtheid van de handte-
kening en de hoedanigheid van de ondertekenende ambtenaar worden geverifieerd. Die verificatie wordt
vervolgens gecontroleerd door de Belgische vertegenwoordiging in dat thuisland, wiens h andtekening
op haar beurt geverifieerd wordt door de Dienst Echtverklaringen van de Belgische Federale Overheids-
Company: VUB
dienst Buitenlandse Zaken. Van een legalisatie wordt doorgaans vereist dat ze niet ouder is dan drie
maanden. Een legalisatie is geen controle van de vorm (juridische vorm, conformiteit met lokale wetge-
ving), noch een controle van de inhoud (juistheid van de vermelde feiten) van een document.
In uitzonderlijke gevallen, namelijk uitsluitend wanneer legalisatie in het buitenland niet verkregen kan
worden, kan de legalisatie gevraagd worden aan de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van
2.3.2.3.3. Apostille
Niet voor alle nationaliteiten of voor alle akten is die lange procedure nodig. (591) Voor bepaalde landen
is er een vereenvoudigde mogelijkheid tot legalisatie. Dat heet apostille en werd ingevoerd door het Ver-
drag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie voor buitenlandse openbare akten (5 oktober 1961,
’s-Gravenhage). Dit verdrag vervangt de legalisatie van alle akten door een apostille, een eenvormig
attest dat bij de akte gevoegd wordt en op zich internationale geldingskracht heeft. Op dit moment zijn
meer dan honderd landen aangesloten bij het apostilleverdrag.
Indien de Belgische overheid waaraan de akte wordt voorgelegd, twijfelt aan de echtheid ervan, kan zij
steeds eisen dat de gewone legalisatieprocedure wordt gevolgd. In dat geval kunnen de betrokkenen zich
wenden tot het departement van Buitenlandse Zaken om alsnog te proberen een legalisatie te verkrijgen
in het buitenland.
Voorts zijn er nog enkele landen, waarvoor op basis van internationale en Europese regels een vrijstelling
geldt van legalisatie of apostille voor documenten van onderdanen van die bepaalde landen.
– Voor onderdanen van Denemarken, Italië, Frankrijk, (592) Ierland, Letland en Estland op basis van het
verdrag van Brussel van 25 mei 1987 betreffende de afschaffing van legalisatie van openbare akten.
Documenten uit deze landen kunnen in België worden voorgelegd zonder legalisatie of apostille.
– Ook een aantal bilaterale verdragen voorzien in een vrijstelling. Onder meer voor Bosnië en Her-
zegovina, en Kroatië.
(590) De Belgische ambassades in het buitenland, net als de buitenlandse ambassades in België (of bij gebrek daaraan in een
buurland), zijn te vinden op www.diplomatie.be.
(591) Zie onder meer: de circulaire betreffende de inwerkingtreding en de toepassing van de Overeenkomst betreffende de
afgifte van meertalige uittreksels uit akten van de burgerlijke stand, en Bijlagen, gedaan te Wenen op 8 september 1976,
en van het aanvullend Protocol bij de Overeenkomst inzake de internationale uitwisseling van gegevens op het gebied
van de burgerlijke stand, ondertekend te Istanbul op 4 september 1958, en Bijlage, gedaan te Patras op 6 september 1989
(BS 12 juni 1998).
(592) Samen met Frankrijk: Guadeloupe, Guyana, Martinique, Réunion, Afars en Issas, Comoren, NieuwCaledonië, Frans-Po-
lynesië, Saint-Pierre en Miquelon, Wallis en Futuna.
Company: VUB
ning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken schaft de legalisatie af
voor vonnissen over onderhoudsgeld wanneer zij geveld zijn door een rechterlijke instantie van een
EU-lidstaat (met de uitzondering van Denemarken).
Sinds 15 juni 2016 is er geen legalisatie meer nodig van documenten opgemaakt door diplomatieke
en consulaire ambtenaren uit Europese landen die partij zijn bij de Europese Overeenkomst inzake de
Een vreemdeling die een gezin wil vormen met een Belg of vreemdeling met verblijfsrecht in België
kan, om die redenen, een verblijfsrecht verkrijgen in België. Dat is mogelijk voor een vreemdeling die
in België wenst te huwen met een Belg of vreemdeling met verblijfsrecht in België (2.3.3.1.) of daarmee
een wettelijke samenwoning wenst af te sluiten in het kader van een duurzame relatie (2.3.3.2.).
2.3.3.1.1.1. Algemeen
Een huwelijk in België verloopt volgens de procedure zoals bepaald door het Belgisch recht, wat bete-
kent dat er eerst aangifte moet worden gedaan conform artikel 63 van het Burgerlijk Wetboek. Om na te
gaan of twee personen mogen huwen (de zogenaamde grondvoorwaarden), moet de wet geraadpleegd
worden van de nationaliteit van de toekomstige echtgenoten.
Er worden echter grenzen vastgelegd door de Belgische openbare orde. Zo wordt de kwestie of iemand
oud genoeg is om te huwen bepaald door het eigen recht van de partners, maar als blijkt dat minderjarigen
mogen huwen volgens hun eigen recht stelt de openbare orde van België dat in dat geval een dispensatie
gegeven kan worden zoals bepaald bij artikel 145 van het Burgerlijk Wetboek. De Verblijfswet voert voor
gezinshereniging soms wel een bepaalde leeftijdsvoorwaarde in. Dat komt later in de tekst aan bod. Ook
het sluiten van een tweede huwelijk op het moment dat het vorige nog niet ontbonden is (polygamie), is
in België niet toegestaan.
Omgekeerd is het wel toegestaan dat in België een huwelijk wordt gesloten tussen twee partners van hetzelfde
geslacht, zelfs al heeft een van beide partners de nationaliteit van een land dat geen homohuwelijk toestaat.
Om te kunnen trouwen in België moet minstens een van beide (kandidaat-) partners in België wonen of
de Belgische nationaliteit hebben. De koppels die kunnen trouwen in België zijn zij: (1) waarvan beide
partners Belg zijn, (2) die geen Belg zijn, (3) waarvan een van beide partners Belg is. In geval (1) en (3)
kunnen de koppels trouwen in België als ze in België wonen (een wettelijk verblijf is niet noodzakelijk)
en ook als ze in het buitenland verblijven, zelfs als ze niet ingeschreven zijn in het nationaal register (het
bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister). Koppels waarvan geen van beide Belg zijn, kunnen alleen
trouwen in België als minstens een van hen hier woont (een wettelijk verblijf is niet noodzakelijk). (593)
Company: VUB
2.3.3.1.1.2. De aangifte van het huwelijk
De aangifte vindt plaats bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar een van de
aanstaande echtgenoten op het ogenblik van de opmaak van de akte van aangifte is ingeschreven in het
bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister.
(593) Federaal Migratiecentrum, Brochure: Huwelijk en wettelijke samenwoning in België, april 2014, beschikbaar op
www.diversiteit.be.
(594) Omzendbrief van 6 september 2013 inzake de wet van 2 juni 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van
31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk
Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwonin-
gen, BS 23 september 2009.
(595) Kruispunt Migratie-Integratie, Hoe verloopt de huwelijksaangifte?
www.kruispuntmi.be/thema/gezinshereniging/je-wil-huwen-in-belgie/hoe-sluit-je-een-huwelijk-af-in-belgie/hoe-ver-
loopt-de-huwelijksaangifte.
(596) Omzendbrief van 6 september 2013, BS 23 september 2009.
De ambtenaar van de burgerlijke stand levert na ontvangst van alle documenten een ontvangstbericht af
aan de aanstaande echtgenoten of aan een van de aanstaande echtgenoten. Indien niet alle documenten
worden voorgelegd, wordt het bericht van ontvangst niet afgeleverd. Als een van beide kandidaat-part-
ners geen wettig verblijf heeft in België en een bevel om het grondgebied te verlaten heeft ontvangen,
bepaalt de omzendbrief van 17 september 2013 dat de vreemdeling in het kader van een huwelijksaan-
vraag beschermd is tegen gedwongen verwijdering. Dit vanaf het ogenblik van het ontvangstbewijs van
Company: VUB
de ambtenaar van burgerlijke stand tot:
– de dag van de beslissing tot weigering van de ambtenaar om het huwelijk te voltrekken;
– het einde van de termijn van zes maanden waarbinnen de huwelijksdatum wordt vastgelegd en het
huwelijk voltrokken moet zijn;
– de dag na de voltrekking van het huwelijk. (597)
Voor de aangifte mag een van de partners in het buitenland verblijven, maar voor de huwelijksvoltrekking
moeten beide partners aanwezig zijn. De enige uitzondering op deze regel is de situatie waarin een van
de aanstaande echtgenoten overlijdt nog voor het huwelijk wordt voltrokken, en het toepasselijke recht
een postume huwelijksvoltrekking toestaat (bv. in het Franse recht).
Wanneer de migrerende partner van visum is vrijgesteld, (599) moet die zich, met de nodige documen-
ten, aanbieden bij de burgerlijke stand van de gemeente. Als die partner zich na het huwelijk verder in
België wil blijven vestigen, gebeurt de huwelijksvoltrekking het best binnen de termijn van het korte
(597) Er dient opgemerkt te worden dat niet alle vreemdelingen die bescherming kunnen genieten. De bescherming geldt onder
meer niet voor de vreemdeling die geacht wordt de openbare orde of de nationale veiligheid te schaden; gesignaleerd
staat in het Schengeninformatiesysteem wegens feiten van openbare orde of nationale veiligheid, of omdat hij een ver-
wijderingsmaatregel met inreisverbod opgelegd heeft gekregen die noch opgeschorst noch ingetrokken is; werkt in het
zwarte arbeidscircuit als werknemer of als zelfstandige; enzovoort.
(598) Omzendbrief van 6 september 2013, BS 23 september 2009.
(599) Voor een overzicht van de personen die van een visum zijn vrijgesteld, zie 1.2.
verblijf. (600) Wie huwt met een EER-onderdaan of Belg kan eventueel na verloop van die termijn nog
een verblijfskaart aanvragen (zie 2.3.4.2.3. voor familieleden van Belgen en 2.3.4.3.3. voor familieleden
van EER-onderdanen). Wie met een in België verblijvende niet-EER-onderdaan huwt, kan echter na
verloop van de termijn geen verblijf meer aanvragen en zal eerst moeten terugkeren naar het thuisland,
tenzij hij kan aantonen dat hij zich in uitzonderlijke omstandigheden bevindt die hem verhinderen naar
zijn thuisland terug te keren (zie 2.3.4.4.3.3. voor familieleden van niet-EER-onderdanen met onbeperkt
Company: VUB
verblijfsrecht en 2.3.4.4.4.3. voor familieleden van niet-EER-onderdanen met beperkt verblijfsrecht).
Wanneer de migrerende partner niet van de visumplicht is vrijgesteld, is er in principe een visum met het
oog op huwelijk vereist.
Nodige documenten
De vreemdelingen die de vereiste documenten bij de ambassade overmaken, ontvangen een visum type
C. Dat is een visum kort verblijf dat de houder ervan toelaat om gedurende een periode van maximaal
90 dagen te verblijven op het grondgebied van de EU-lidstaten.
Op de visumsticker in kwestie wordt vermeld dat de huwelijksvoltrekking in België dient plaats te grij-
pen binnen een periode van 90 dagen vanaf het betreden van het grondgebied van de genoemde lidstaten.
De vreemdelingen die met visum of visumvrijstelling België binnenkwamen en de vereiste documenten
aan de gemeente overmaken, dienen onmiddellijk de procedure voor huwelijkssluiting te starten of voort
te zetten ingeval reeds aangifte werd gedaan.
De voltrekking kan gebeuren vanaf de veertiende dag tot zes maanden en veertien dagen na de datum van
opmaak van de akte van aangifte, zo niet moet een nieuwe aangifte gebeuren. De termijn van veertien
dagen kan met twee maanden verlengd worden als er vermoedens zijn van schijnhuwelijk.
Wanneer de voltrekking geweigerd wordt en tegen die beslissing een beroep aanhangig is, wordt ook de
einddatum van de termijn verlengd.
Company: VUB
2.3.3.1.2. Een huwelijk op de ambassade van het thuisland in België
Een huwelijk is slechts mogelijk als een van beide partners de nationaliteit heeft van het land van de am-
bassade, en als de andere partner niet de nationaliteit heeft van het land waar de ambassade gevestigd is. Dit
principe van internationaal privaatrecht lijkt echter nergens in die woorden in een tekst opgenomen te zijn.
De procedure voor huwelijksvoltrekking in het buitenland wordt bepaald door de wet van het land waar
het huwelijk wordt gesloten. Welke documenten voorgelegd zullen moeten worden, wordt dus door die
wet bepaald. Als de procedure een huwelijksaankondiging omvat, dient die aankondiging in België te
gebeuren voor de partner die in België is ingeschreven.
Wanneer na het huwelijk een verblijf in België wordt beoogd, dient een afschrift van de huwelijksakte ge-
legaliseerd te worden door de bevoegde instantie aldaar (meestal het ministerie van Buitenlandse Zaken)
en daarna door de Belgische ambassade (zie 2.3.2.3.). Samen met de andere documenten nodig voor een
aanvraag tot gezinshereniging (2.3.4.2.2.1. voor echtgenoten van Belgen, 2.3.4.3.2.1. voor echtgenoten
van EER-onderdanen, of 2.3.4.4.2.1. voor echtgenoten van niet-EER-onderdanen) kan dan een D-visum
(een visum lang verblijf) aangevraagd worden.
Wanneer de nieuwe partner een visumvrijstelling geniet, kan hij/zij gewoon met de gelegaliseerde akte
naar België reizen om hier een verblijfsaanvraag te doen. Hij/zij moet dan wel binnen de drie maanden
na aankomst in België een aanvraag gezinshereniging indienen bij de gemeente.
Een buitenlandse huwelijk is pas in België geldig als het door de Belgische overheid wordt erkend. De bepa-
lingen van het WIPR zijn van toepassing op de erkenning van buitenlandse huwelijksakten die na 1 oktober
2004 werden opgesteld (art. 126 § 2 WIPR). Voor de erkenning van huwelijksakten bestaat er geen Europese
regelgeving. Een huwelijk gesloten in een lidstaat van de Europese Unie (EU) wordt op dezelfde wijze erkend
als een huwelijk gesloten buiten de EU. Alle Belgische overheden kunnen een buitenlandse authentieke akte
erkennen zonder dat er eerst een procedure gevoerd moet worden. De erkenning kan gebeuren door de amb-
tenaar van de burgerlijke stand zonder enige rechterlijke tussenkomst. De ambtenaar van de burgerlijke stand
moet de buitenlandse authentieke akte wel controleren. Daarvoor moet de buitenlandse huwelijksakte gelega-
liseerd zijn of een apostille hebben. Daarna wordt nagegaan of het huwelijk voldoet aan de grondvoorwaarden
die gelden in het land waarvan de echtgenoten de nationaliteit hebben. Ook de vormvoorwaarden van het land
waar het huwelijk heeft plaatsgevonden, moeten worden gerespecteerd.
Bovendien mag het huwelijk niet strijdig zijn met de openbare orde en ook geen wetsontduiking zijn.
Het WIPR voorziet expliciet in een maatregel om wetsontduiking tegen te gaan bij het afsluiten van een
huwelijk in het buitenland. De overheid kan weigeren de huwelijksakte in aanmerking te nemen van ie-
mand voor wie volgens de Belgische IPR-regels het Belgische recht aangewezen zou zijn als toepasselijk
op het huwelijk, maar die dan niet volgens Belgisch recht huwt omdat dat om een of andere wettelijke
reden niet mogelijk is, en daarop wel in een ander land huwt waar het beletsel niet geldt (art. 18 WIPR).
Tegen de weigering om te akte te aanvaarden staat beroep open bij de rechtbank van eerste aanleg
Company: VUB
(art. 27 WIPR). Wordt de buitenlandse huwelijksakte in België erkend, dan wordt het rijksregister aange-
past van “ongehuwd” of “gescheiden” naar “gehuwd”.
2.3.3.2.1.1. Algemeen
De wettelijke samenwoning werd ingevoerd door de wet van 23 november 1998 (BS 12 januari 1999) en
staat open voor zowel homoseksuele als heteroseksuele partners en niet-partners (familieleden, vrienden,
kennissen…). Het geeft hen meer juridische zekerheid dan een feitelijke samenwoning.
Om een verklaring van wettelijke samenwoning te kunnen afleggen, moeten beide partners meerderjarig
zijn, en mag geen van hen verbonden zijn door een huwelijk of ander geregistreerd partnerschap. De
voorwaarden voor de vaststelling van de relatie en de gevolgen ervan worden beheerst door het recht
van de staat op wiens grondgebied het partnerschap voor het eerst is geregistreerd (602). Vreemdelingen
kunnen een wettelijke samenwoning aangaan in België, ongeacht hun verblijfssituatie, op voorwaarde
dat zij een gemeenschappelijke hoofdverblijfplaats hebben in België. (603)
Alleen de wettelijke samenwoning tussen partners opent een recht op verblijf (niet de wettelijke samen-
woning tussen niet-partners, noch een feitelijke samenwoning tussen partners). Om het recht op verblijf
te openen moet het bovendien gaan om een duurzame en stabiele relatie.
Daarvan is slechts sprake wanneer de partners:
– gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken in België of in een ander
land hebben samengewoond; of
– elkaar sinds ten minste twee jaar kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via
briefwisseling of e-mail met elkaar contact onderhielden, dat zij elkaar voorafgaand aan de aan-
vraag driemaal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen; of
– een gemeenschappelijk kind hebben.
De verklaring van wettelijke samenwoning dient afgelegd te worden voor de ambtenaar van de bur-
gerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats van de partners (het gaat hier om hun feitelijke
verblijfplaats, niet de plaats van inschrijving in de rijksregisters). De ambtenaar van de burgerlijke stand
gaat na of de partners aan de wettelijke voorwaarden voldoen, overhandigt hen een ontvangstbewijs, en
vermeldt de wettelijke samenwoning in het rijksregister.
Wanneer de migrerende partner van visum is vrijgesteld, (604) moet die zich, met de nodige documenten,
aanbieden bij de burgerlijke stand van de gemeente om een verklaring van wettelijke samenwoning af te
leggen. Als die partner daarna in België wil verblijven, gebeurt het afleggen van die verklaring het best
binnen de termijn van het kort verblijf (dus binnen drie maanden na aankomst in België). Wie wettelijk sa-
Company: VUB
menwoont met een EER-onderdaan of Belg, kan eventueel na verloop van die termijn nog een aanvraag tot
verblijf indienen (zie 2.3.4.2.3. voor familieleden van Belgen en 2.3.4.3.3. voor familieleden van EER-on-
derdanen). Wie met een in België verblijvende niet-EER-onderdaan samenwoont, kan echter na verloop
van de termijn geen verblijf meer aanvragen en zal eerst moeten terugkeren naar het thuisland, tenzij hij
kan aantonen dat hij zich in uitzonderlijke omstandigheden bevindt die hem verhinderen naar zijn thuisland
Nodige documenten
De documenten die men moet voorlegen aan de Belgische ambassade om een visum te verkrijgen
met het oog op een verklaring van wettelijke samenwoning, zijn de volgende:
– een geldig nationaal paspoort, dat ten minste twaalf maanden geldig is;
– een medisch getuigschrift (opgemaakt door een door de Belgische ambassade of consulaat er-
kende arts, en niet ouder dan zes maanden);
– een uittreksel uit het strafregister (dat betrekking heeft op de laatste vijf jaar, en niet ouder is
dan zes maanden);
– een bewijs van voldoende bestaansmiddelen voor het verblijf in België of een verbintenis tot
tenlasteneming uitgaande van een persoon die voldoet aan de voorwaarden bepaald in arti-
kel 3bis van de wet van 15 december 1980;
– een reisverzekering tot dekking van eventuele uitgaven voor repatriëring om medische redenen,
dringende medische verzorging of spoedbehandeling in een ziekenhuis;
– een geboorteakte;
– een bewijs van de ongehuwde staat (niet ouder dan drie maanden);
– een bewijs van de duurzame relatie. Dat kan bijvoorbeeld bewezen worden via briefwisse-
ling, telefoonverkeer, ontmoetingen, vliegtickets, bewijs van inschrijving op hetzelfde adres,
geboorteakte van een gemeenschappelijk kind,…;
– het bewijs dat de Belg of vreemdeling met wie men komt samenwonen, reeds in België verblijft
(d.m.v. een kopie van de Belgische identiteitskaart of van de verblijfstitel van de in België ver-
blijvende partner of bewijs van de intentie tot verblijf, bv. een arbeids- of huurcontract).
De vreemdelingen die de vereiste documenten bij de ambassade overmaken, ontvangen een visum type
C. Dat is een visum kort verblijf dat de houder ervan toelaat om gedurende een periode van maximaal
90 dagen te verblijven op het grondgebied van de EU-lidstaten.
(604) Voor een overzicht van de personen die van een visum zijn vrijgesteld, zie 1.2.
(605) Voor (toekomstige) wettelijk samenwonende partners van niet-EER-onderdanen geldt een bijkomende voorwaarde: zij
kunnen slechts op grond van gezinsvorming een verblijfsrecht krijgen in België indien de vreemdeling die zij vervoegen
sinds minimaal twaalf maanden toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van onbeperkte duur, of sedert minimaal
twaalf maanden gemachtigd is zich in België te vestigen. Die termijn van twaalf maanden vervalt indien zij een gemeen-
schappelijk minderjarig kind hebben.
Binnen drie werkdagen na de binnenkomst in België moet de vreemdeling zich melden bij het gemeen-
tebestuur van de gemeente waar hij of zij verblijft. De gemeente levert dan een aankomstverklaring (bij-
lage 3) af (voor Unieburgers is dat een melding van aanwezigheid of bijlage 3ter). Het afleggen van de
verklaring van wettelijke samenwoning dient in principe binnen een periode van drie maanden vanaf het
betreden van het grondgebied te gebeuren, bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Na het afleggen van
die verklaring kan de vreemdeling de procedure tot gezinshereniging aanvatten. (606)
Company: VUB
2.3.4. Verblijf op basis van gezinshereniging
2.3.4.1. Algemeen
De regeling is verschillend naargelang een persoon gezinshereniging aanvraagt met een Belg, met een
Unieburger, met een onderdaan van de niet-EU-lidstaten van de EER, of met een vreemdeling met een
andere nationaliteit.
Onder Unieburgers wordt verstaan:
– onderdanen van EU-landen, namelijk België, (607) Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland,
Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen,
Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije,
Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Bij Frankrijk horen Guadeloupe en Martini-
que, Guyana, Réunion en Saint-Pierre en Miquelon. Bij Spanje horen de Canarische eilanden, Ceuta
en Melilla. Bij Nederland horen niet de Nederlandse Antillen en bij Groot-Brittannië ook niet de
Kanaaleilanden, het eiland Man of andere overzeese gebieden;
– onderdanen van Zwitserland met toepassing van de overeenkomst tussen de EU en Zwitserland van
21 juni 1999. (608)
Onderdanen van lidstaten van de EER, die niet tot de EU behoren, zijn onderdanen van Noorwegen, IJs-
land en Liechtenstein, ingevolge het Akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei
1992.
Deze twee categorieën worden samen besproken in punt 2.3.4.3. Het verschil tussen beide is dat ten aan-
zien van de eerste categorie de Vrijverkeerrichtlijn 2004/38 van kracht is sinds 1 mei 2006.
Wat betreft onderdanen uit derde landen (niet-EER) wordt ook nog eens een onderscheid gemaakt tussen
een derdelander met een onbeperkt verblijfsrecht en een derdelander met een beperkt verblijfsrecht.
(606) Zie 2.3.4.2.3. voor familieleden van Belgen, 2.3.4.3.3. voor familieleden van EER-onderdanen, 2.3.4.4.3. voor familie-
leden van niet-EER-onderdanen met onbeperkt verblijfsrecht, en 2.3.4.4.4. voor familieleden van niet-EER-onderdanen
met beperkt verblijfsrecht.
(607) Ook al is België een lidstaat van de EU, toch kunnen de gezinsleden van Belgen in België niet rechtstreeks rechten
putten uit het EU-Verdrag. Zij kunnen dat uitsluitend wanneer de Belg in het verleden zijn recht van vrij verkeer heeft
uitgeoefend. De familie van de Belg moet dus samen met de Belg in een andere lidstaat als economische actieve burger
hebben verbleven. Indien dat niet het geval is, zijn de voorwaarden voor familieleden van Belgen strikter dan die voor
familieleden van EU-burgers, aangezien zij rechten kunnen putten uit het EU-recht.
(608) Zie omzendbrief 11 juli 2002, BS 9 augustus 2002.
Er zijn maar enkele gezinsleden die een gezinshereniging kunnen aanvragen. Meestal gaat het om de
echtgenoot of wettelijk samenwonende partner en de kinderen. Bij EER-onderdanen gaat het onder meer
ook om ouders of grootouders en kleinkinderen. Gezinshereniging met een tweede echtgenoot of met een
broer of zus is niet mogelijk. Als een broer of zus of andere familieleden ten laste zijn en in het thuisland
Company: VUB
met de EER-onderdaan samenwoonden, geldt artikel 3 tweede lid van Richtlijn 2004/38 die zegt dat hun
migratie ‘vergemakkelijkt’ zou worden. (609) Sinds 15 mei 2014 hebben ook bepaalde andere familiele-
den van EU-burgers een recht op verblijf in de Verblijfswet (zie 2.3.4.4.2.8.).
Er moet gekeken worden naar de toestand op het moment van de aanvraag: bijvoorbeeld als alleen kin-
deren jonger dan 18 jaar gezinshereniging kunnen krijgen, moeten ze minder dan 18 jaar zijn op het
C. Bewijzen en documenten
Om een recht op verblijf te krijgen moet een aantal documenten voorgelegd worden. Bij elke begunstigde
worden de documenten die deze personen nodig hebben, opgesomd.
Iedere vreemdeling die België binnenkomt moet een visum hebben of van visumplicht zijn vrijgesteld.
Wie geen visum of een vervallen visum heeft, kan in principe geen verblijf meer aanvragen, zelfs al is
hij of zij een rechthebbend gezinslid van iemand die in België verblijft. Er is maar één uitzondering:
gezinsleden van een Belg of van een EER-onderdaan kunnen een verblijf krijgen, zelfs als hun visum al
vervallen is (zie 2.3.4.2.3. en 2.3.4.3.3.).
Wie als Belg een gezinslid naar België wil halen om hier samen te verblijven, kan hiervoor zelf geen
procedure inleiden. Het is het gezinslid dat hierheen komt, dat het verblijf moet aanvragen.
Sinds 8 juli 2011 werden de regels voor gezinshereniging met Belgen aanzienlijk strenger. (611)
Familieleden van Belgen die geen gebruik hebben gemaakt van hun recht van vrij verkeer worden nu niet
langer gelijkgesteld met familieleden van andere EER-onderdanen. Er werden beperkingen ingevoerd
wat betreft de categorieën van gezinsleden die recht hebben op gezinshereniging met hun Belgische
familielid. Bovendien werd een inkomensvoorwaarde ingevoerd, en moeten Belgen voortaan ook over
voldoende huisvesting beschikken. Tot slot moeten Belgen en hun echtgenoot of partner met wie ze zich
willen herenigen voortaan minstens 21 jaar oud zijn.
De nieuwe regels zijn van kracht sinds 22 september 2011, en hebben sinds 10 oktober 2011 volle uitwer-
king gekregen, na publicatie van het nodige uitvoeringsbesluit in het Belgisch Staatsblad. (612)
Deze rechtsregels zijn van toepassing op familieleden van Belgen, tenzij de Belg en zijn familielid ge-
bruik maakten van het Europees vrij personenverkeer. Indien Belgen dus op basis van het vrij verkeer
tijdelijk in een ander Europees land verblijven alvorens hun familieleden in België gezinshereniging
aanvragen, wordt de Belg beschouwd als een Unieburger voor de procedure gezinshereniging, en zijn
Company: VUB
de (meer voordelige) voorwaarden voor gezinshereniging met EER-onderdanen van toepassing (zie
2.3.4.3.). De procedureregels voor gezinshereniging met een Belg of een EER-onderdaan zijn daarente-
gen wel volledig gelijk.
Volgens verschillende organisaties leidt de nieuwe wet ertoe dat Belgen inzake gezinshereniging worden
(612) KB van 21 september 2011 tot wijziging van de KB’s van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied,
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoerings-
modaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van 7 mei 2008 tot vaststelling
van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (BS 10 oktober 2011).
(613) H.v.J. 8 maart 2011, Gerardo Ruiz Zambrano v. Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA), Zaak C-34/09.
(614) H.v.J. 5 mei 2011, Shirley McCarthy v. Secretary of State for the Home Department, Zaak C-434/09.
(615) H.v.J. 15 november 2011, Murat Dereci en anderen v. Bundesministerium für Inneres, Zaak C-256/11.
onderdaan van zijn niet-EU-familielid. (616) Het Hof laat hierbij dus een opening om de Zambrano-uit-
spraak mogelijk uit te breiden in de toekomst. Bovendien moet de nationale rechter ook steeds nagaan of
de weigering van het recht op gezinshereniging geen schending uitmaakt van artikel 8 EVRM (het recht
op een familie- en gezinsleven). Hoewel het Hof voorlopig niet bereid lijkt te zijn om de Zambrano-recht-
spraak uit te breiden naar andere gezinsleden dan de ouders van minderjarige Belgen, lijken de nieuwe
rechtsregels inzake gezinshereniging toch op gespannen voet te staan met de rechtspraak van het Hof.
Company: VUB
De nieuwe wet schaft de mogelijkheid tot gezinshereniging met (groot)ouders van meerderjarige Belgen
immers in alle gevallen af, en laat geen ruimte voor discretionaire bevoegdheid, rekening houdend met
de economische afhankelijkheid van het Belgische familielid van zijn (groot-) ouders.
Hierna worden achtereenvolgens de familieleden besproken die zich kunnen herenigen met hun Belgi-
sche familielid, de voorwaarden en de procedure die zij daarvoor moeten volgen.
Echtgenoot
Een echtgenoot of gelijkgestelde partner van een Belg heeft recht op verblijf bij zijn/haar Belgische
familielid, ongeacht of hij/zij ten laste is of niet. De voorwaarde is wel dat het huwelijk erkend wordt.
Dat is niet het geval wanneer het om een schijnhuwelijk zou gaan, om een polygaam huwelijk of om een
huwelijk met een minderjarige voor wie geen ontheffing van leeftijdsvereiste is verkregen. Bovendien
moet de echtgenoot of gelijkgestelde partner de Belg begeleiden of zich bij hem voegen in België.
Gelijkgestelde partner
De wijzigingswet van 27 april 2007 voerde twee categorieën van samenwonende partners in die een recht
hebben op verblijf:
– personen met een geregistreerd partnerschap met een Belg dat gelijkgesteld wordt met een huwelijk
(de ‘gelijkgestelde partner’);
– personen met een geregistreerd partnerschap met een Belg dat niet gelijkgesteld is, maar die wel een
duurzame relatie kunnen bewijzen (de ‘wettelijk geregistreerde partner’, zie 2.3.4.2.2.2.). In België
valt de verklaring van wettelijke samenwoning hieronder.
Het KB van 17 mei 2007 (617) bepaalt dat de geregistreerde partnerschappen afgesloten in de volgende
landen voor een verblijf in België gelijkgesteld worden met een huwelijk:
– Denemarken;
– Duitsland;
– Finland;
– IJsland;
– Noorwegen;
– Verenigd Koninkrijk;
– Zweden.
(616) Zie Standpuntbepaling van advocaat-generaal Mengozzi van 29 september 2011 in Zaak C-256/11.
(617) Artikel 12, BS 31 mei 2007.
Voorwaarden
Samenwonen
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moet de echtgenoot of gelijkgestelde
partner zijn Belgische partner begeleiden of zich bij hem voegen in België. Dat betekent dat de partners
in principe moeten samenwonen. De gehuwde of gelijkgestelde partner kan niettemin een aparte woonst
hebben wegens werkomstandigheden of studies, op voorwaarde dat een effectieve familieband onderhou-
Company: VUB
den wordt en bewezen kan worden. (618)
Leeftijdsvoorwaarde
Om zijn echtgenoot of gelijkgestelde partner naar België te laten komen, moeten zowel de Belg als zijn
echtgenoot of partner sinds de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2011 minstens 21 jaar oud zijn.
dat de woning toch niet voldoet aan deze vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid. (623) Het
is dus de DVZ die kan oordelen over de voldoende huisvesting en niet de gemeente. De gemeente gaat alleen
na of de vereiste documenten werden overgemaakt.
Ziekteverzekering
Tot slot moet de Belg over een ziekteverzekering beschikken, die ook de risico’s van de echtgenoot of
gelijkgestelde partner dekt.
Company: VUB
2.3.4.2.2.2. Wettelijk geregistreerde partner
Ook de wettelijk geregistreerde partner kan in het kader van gezinshereniging naar België komen. Deze
partner moet wel aantonen dat hij/zij een duurzame en stabiele partnerrelatie heeft met zijn/haar Belgi-
(623) Deze voorwaarden zijn terug te vinden in het KB van 8 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan ten minste
voldaan moet zijn wil een onroerend goed dat wordt verhuurd als hoofdverblijfplaats in overeenstemming zijn met de
elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid, BS 21 augustus 1997.
(624) Art. 40ter iuncto art. 40bis § 2, 2° Vw. Vóór de wetswijziging van 8 juli 2011 sprak de wet van een “naar behoren geat-
testeerde duurzame en stabiele relatie”. De wet van 8 juli 2011 verduidelijkte dat het moet gaan om een “partnerrelatie”.
(625) Kruispunt Migratie-Integratie, Wat zijn de voorwaarden voor gezinshereniging met een Belgische wettelijke partner?,
www.kruispuntmi.be.
(626) H.v.J. 13 februari 1985, Diatta; H.v.J. 17 april 1997, Kadiman.
Inkomensvoorwaarden
Bovendien moet de Belg nu bewijzen dat hij over stabiele en toereikende bestaansmiddelen beschikt. Hij
moet daartoe een inkomen kunnen bewijzen van minstens 120% van het leefloon (627) (voor 2016 was
dit bedrag nog vastgesteld op 1 387,83 EUR netto/maand, namelijk het tarief voor een persoon met gezin
ten laste). Dit inkomen mag niet bestaan uit leefloon, maatschappelijke dienstverlening, gezinsbijslag,
wachtuitkering en overbruggingsuitkering. Een werkloosheidsuitkering telt alleen mee voor wie bewijst
Company: VUB
actief werkzoekend te zijn. Het bedrag van 120% van het leefloon is slechts een referentiebedrag. In-
dien het inkomen lager is, zal de aanvraag niet automatisch geweigerd worden. De DVZ zal in dat geval
onderzoeken of het inkomen voldoende is volgens de eigen behoeften van het gezin, zonder dat het ten
laste mag vallen van de overheid. Ook de gezondheidstoestand van de betrokkenen en hun gezinssituatie
zijn hierbij van belang. (628) Deze verplichting om een individuele behoefteanalyse uit te voeren, werd
Descendenten van een Belg of diens echtgenoot of (al dan niet gelijkgestelde) partner kunnen via gezins-
hereniging naar België komen. Zij moeten daarvoor minder dan 21 jaar oud zijn of ten laste zijn van hun
(627) 120 % van het bedrag bedoeld in artikel 14 § 1, 3° van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke
integratie.
(628) Arrest van de Rvv van 31 januari 2012, nr. 74.258. Voor het bewijs van ‘stabiele en regelmatige bestaansmiddelen’
aanvaardt de DVZ geen contracten op basis van art. 60 OCMW-wet. Op grond van artikel 8 EVRM vernietigde de RvV
echter een weigeringsbeslissing die op deze grond gebaseerd was, en verklaarde dat de DVZ niet alleen rekening moet
houden met de wettelijke voorwaarden, maar ook met de belangen van het gezin.
(629) Arrest van de RvV van 29 maart 2012, nr. 78.310. De weigeringsbeslissing van de DVZ werd vernietigd, omdat ze geen
verwijzing bevatte naar artikel 42 § 1, tweede lid Vw. of naar een onderzoek van de concrete situatie van het gezin.
(630) KB van 26 augustus 2010 tot wijziging van het KB van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 28 september 2010; wet van 20 februari 1991 houdende
wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake huishuur, BS 22 februari 1991.
(631) Deze voorwaarden zijn terug te vinden in het KB van 8 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan ten minste
voldaan moet zijn wil een onroerend goed dat wordt verhuurd als hoofdverblijfplaats in overeenstemming zijn met de
elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid, BS 21 augustus 1997.
Belgische (groot)ouder. Het gaat om alle kinderen, binnen of buiten het huwelijk, gemeenschappelijk of
van een van beide echtgenoten of partners.
Ook een kind uit een tweede bigaam huwelijk heeft dus recht op gezinshereniging in het eerste huwelijk
van zijn vader, mits toestemming van de tweede echtgenoot (in tegenstelling tot bigame kinderen van
niet-EER-onderdanen (zie 2.3.4.4.2.3.)).
Kleinkinderen en zelfs achterkleinkinderen kunnen onder dezelfde voorwaarden een verblijf krijgen,
Company: VUB
ongeacht of hun ouders hen vergezellen, ook weer mits toestemming van de ouders.
In alle gevallen waarin het gaat om een minderjarig kind van wie een van de ouders achterblijft in
het land van herkomst, dient de toestemming van de afwezige ouder vastgesteld te worden aan de
hand van:
(632) Arrest van het Hof van Justitie van 17 februari 2005, C-215/03, Salah Oulane v. Minister voor Vreemdelingenzaken en
Integratie; Arrest van het Hof van Justitie van 9 januari 2007, C-1/05, Yunying Jia v. Migrationsverket.
(633) HvJ 16 januari 2014, Reyes, C-423/12.
(634) Arrest van de RvV van 26 oktober 2007, nr. 3220.
geregistreerd partnerschap equivalent aan een huwelijk heeft afgesloten). De derdelander daarentegen,
die een onbeperkt verblijfsrecht heeft, is in deze hypotheses vrijgesteld van de inkomensvoorwaarde.
Het Hof oordeelde dat dit verschil in behandeling niet verantwoord was en het heeft die bepaling dan
ook vernietigd. Het Hof heeft eveneens gesteld dat de administratie aanvragen voor gezinshereniging
van Belgische personen met deze minderjarige kinderen moet behandelen zonder te eisen dat aan de
inkomensvoorwaarde wordt voldaan. (635) Voor een gezinshereniging met minderjarige kinderen dient
Company: VUB
de Belg dus niet langer te bewijzen dat hij voldoende bestaansmiddelen heeft. Voor gezinshereniging met
het minderjarig kind van de wettelijke partner uit een vorige relatie wel.
Voor gezinshereniging met een meerderjarig kind van meer dan 21 ten laste, moet de Belg wel nog een
inkomen kunnen bewijzen van minstens 120 % van het leefloon (voor 2016 was dit bedrag nog vastge-
steld op 1 387,83 EUR netto/maand, namelijk het tarief voor een persoon met gezin ten laste).
tot gezinshereniging echter weigeren wanneer, zelfs na het overmaken van deze documenten, blijkt dat
de woning toch niet voldoet aan deze vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid. (639) Het
is dus de DVZ die kan oordelen over de voldoende huisvesting en niet de gemeente. De gemeente gaat
alleen na of de vereiste documenten werden overgemaakt.
Ziekteverzekering
Tot slot moet de Belg over een ziekteverzekering beschikken, die ook de risico’s van het kind dekt.
Company: VUB
Samenwonen
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moeten de descendenten hun Belgische
(groot)ouder begeleiden of zich bij hem voegen. Dat betekent dat zij er principe mee moeten samenwonen.
Kinderen kunnen echter een tijdje buiten het gezin wonen om studieredenen, zonder dat daarmee het
Een adoptiekind is een kind in de zin van de Verblijfswet voor zover de adoptie door België erkend wordt.
De adoptie wordt bewezen met een gelegaliseerde adoptieakte (zie 2.3.2.).
Als er naar Belgisch recht geen geldige adoptie is, of geen adoptieakte voorgelegd kan worden, kan eerst
een adoptieprocedure worden gestart. De weigering van erkenning van gezinsband wegens het ontbreken
van een adoptieakte is onvoldoende gemotiveerd als de DVZ geen moeite gedaan heeft om na te gaan
hoever de procedure om die akte te verkrijgen inmiddels gevorderd was. (641)
Het feit dat een adoptie, zelfs van een meerderjarige, tot gevolg heeft dat de geadopteerde in België kan ver-
blijven, maakt die adoptie niet aanvechtbaar, zolang ze gebaseerd is op een werkelijke affectieve band. (642)
Sinds 1 september 2005 is er een nieuwe adoptiewet van toepassing, alsook een nieuwe regeling van
internationaal privaatrecht inzake adoptie.
Een adoptie is mogelijk, als ze mogelijk is volgens de nationale wet van de adoptanten, of, als die een
verschillende nationaliteit hebben, volgens de wet van de gewone verblijfplaats van de adoptanten, of
als die ook verschillend is, volgens het Belgisch recht. Bovendien kan de rechter het Belgisch recht toe-
passen als de toepassing van vreemd recht de hogere belangen van de geadopteerde zou schaden en de
adoptanten kennelijk nauwe banden hebben met België. (643)
De nieuwe regeling is de reden waarom bij interlandelijke adoptie vaker het Belgisch recht van toepassing zal
zijn. De Belgische adoptieprocedure bestaat uit twee delen: eerst dient een beginseltoestemming tot adoptie
verkregen te worden, daarna pas kan (relatief eenvoudig) de werkelijke adoptie worden gevraagd. Alle in-
formatie hierover kan aangevraagd worden bij de organisatie Kind en Gezin (www.kindengezin.be/adoptie).
Er bestaat discussie over de vraag of ook pleegkinderen een recht op gezinshereniging hebben. Volgens de
Europese Commissie moeten niet alleen adoptiekinderen, maar ook sommige pleegkinderen beschouwd
worden als ‘descendenten’ in de zin van Richtlijn 2004/38/EG. Dat zou zowel voor pleegkinderen in
permanente voogdij gelden, als voor pleegkinderen in tijdelijke voogdij die een voldoende nauwe band
(639) Deze voorwaarden zijn terug te vinden in het KB van 8 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan ten minste
voldaan moet zijn wil een onroerend goed dat wordt verhuurd als hoofdverblijfplaats in overeenstemming zijn met de
elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid, BS 21 augustus 1997.
(640) RvS 26 juni 1990, Rev.dr.étr. 1991, 63, 129.
(641) RvS nr. 78.711; de uitwijzing van een 16-jarige Rwandese die regelmatig binnenkwam en amper twee jaar verblijf kon
voorleggen met goede schoolresultaten, maakt een schending uit van artikel 8 EVRM voor zover de banden met school-
kameraden en vooral met het onthaalgezin dat een adoptieprocedure startte, verbroken zouden worden.
(642) Rb. Luik 23 januari 1998 en 27 maart 1998, Rev.trim.dr.fam. 1998, 665.
(643) Artikel 67 WIPR 16 juli 2004, BS 27 juli 2004.
hebben met de pleegouder. De lidstaten moeten dat geval per geval beoordelen, rekening houdend met het
belang van het kind. Volgens de DVZ hebben pleegkinderen echter geen recht op gezinshereniging, maar
kunnen zij onder bepaalde voorwaarden een machtiging tot verblijf aanvragen op grond van artikel 9 van
de Verblijfswet (humanitair visum).
Company: VUB
Sinds de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2011, hebben ascendenten van meerderjarige Belgen
geen recht meer op gezinshereniging. Alleen de ouders van minderjarige Belgen kunnen zich nog bij
hun kind in België voegen via de procedure gezinshereniging. Zij kunnen nu een verblijfsaanvraag in-
dienen op grond van artikel 40ter Vw., (644) terwijl dat voorheen slechts mogelijk was via een regula-
Een Unieburger moet sinds 1 juni 2008 geen verblijfsvergunning meer aanvragen, maar moet zich alleen
aanmelden bij de gemeente, die dan een ‘verklaring van inschrijving’ aflevert. Dat dient te gebeuren binnen
drie maanden na aankomst in België, op straffe van een administratieve geldboete van 200 euro. (646) Het
vervallen van de termijn van drie maanden kan, behalve de administratieve geldboete, geen andere sanctie
opleveren. Dat betekent dat een verklaring van inschrijving ook nog na meer dan drie maanden kan gebeuren.
Indien het familielid het bewijs levert van zijn EU-burgerschap, ontvangt hij van de gemeente onmid-
dellijk een bijlage 19 (= aanvraag van de verklaring van inschrijving), en wordt hij ingeschreven in
het wachtregister, in afwachting van de woonstcontrole. (647) Het EU-burgerschap kan bewezen wor-
den door middel van een al dan niet geldig paspoort of identiteitskaart, een melding van aanwezigheid
(644) Art. 40ter eerste lid, tweede streepje Vw. Dit is de enige ascendent van een Belgisch onderdaan die beschikt over een
recht op gezinshereniging met zijn Belgisch kind.
(645) De Belgische wetgever volgde hiermee het Europese Hof van Justitie in het arrest-Ruiz Zambrano van 8 maart 2011 (HvJ
8 maart 2011, C-34/09, Zambrano, zie 2.3.4.2.1.). Het Hof oordeelde dat Belgen inclusief Belgen die geen gebruikmaken
van het vrij personenverkeer, hun Europese burgerschapsrechten moeten kunnen genieten, inclusief het recht om op het
grondgebied van de Europese Unie te verblijven. Volgens het Hof leidt dit recht ertoe dat ouders van minderjarige Belgen
in België moeten kunnen verblijven en werken.
(646) Artikel 42 § 4, tweede lid Vw.
(647) Artikel 50 § 1, eerste lid Vb.; artikel 5 van het KB van 7 mei 2008, BS 13 mei 2008.
(bijlage 3ter) of een bijzonder doorlaatbewijs (bijlage 10quater). Bij gebrek aan deze documenten, neemt
de gemeente eerst contact op met de DVZ. Indien het EU-burgerschap niet kan worden bewezen, le-
vert de gemeente een bijlage 19quinquies af (= beslissing tot niet-inoverwegingname), waartegen een
niet-schorsend beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen mogelijk is.
Zodra uit de controle van de reële verblijfplaats (= woonstcontrole) blijkt dat de EU-burger op het grond-
gebied van de gemeente verblijft, wordt hij ingeschreven in het vreemdelingenregister. (648)
Company: VUB
Nodige documenten
Bij de aanvraag, of uiterlijk binnen drie maanden na de aanvraag, moet de EU-burger bewijzen dat
hij aan de voorwaarden voor gezinshereniging voldoet. (1) Hij moet hiertoe, naargelang de categorie
Indien de Unieburger niet alle nodige bewijsstukken overmaakt binnen drie maanden na de aanvraag,
wordt de aanvraag geweigerd. De gemeente levert dan een bijlage 20 (= beslissing tot weigering van
verblijf van meer dan drie maanden) af, waarin de vermelding ‘met bevel om het grondgebied te verla-
ten’ wordt geschrapt. De betrokkene heeft dan nog een maand de tijd om alle nodige documenten over te
maken. Indien ook dat niet gebeurt, wordt opnieuw een bijlage 20 afgegeven, ditmaal mét bevel om het
grondgebied te verlaten. (650) Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annulatieberoep worden
Company: VUB
ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Wanneer echtgenoten of gelijkgestelde partners en kinderen jonger dan 21 jaar hun bloed- of aanver-
In tegenstelling tot de EU-familieleden van Belgen, hebben de familieleden uit derde landen wel een
verblijfsvergunning nodig om in België te verblijven. De procedure gezinshereniging voor niet-EU-fa-
milieleden van Belgen kan gestart worden vanuit het buitenland, of vanuit België.
Een visum met het oog op gezinshereniging moet aangevraagd worden bij de bevoegde ambassade of het
bevoegde consulaat van België in het land van herkomst.
Nodige documenten
De documenten die moeten worden voorgelegd, naargelang de categorie van gezinshereniger, zijn
de volgende:
– Geldig reisdocument (bv. nationaal paspoort) dat ten minste twaalf maanden geldig is.
– Kopie van de Belgische identiteitskaart van het familielid in België.
Company: VUB
– Bewijs van verwantschap of partnerschap (huwelijksakte, akte van wettelijk geregistreerd part-
nerschap, geboorteakte,…). Indien het gaat om een buitenlandse akte, moet die mogelijk ge-
legaliseerd worden, of voorzien van een apostille, en vertaald door een beëdigd vertaler. Bij
gebrek aan officiële akte (onafhankelijk van de wil van de aanvrager), kan de DVZ rekening
houden met andere bewijzen, zoals een notariële akte, een vervangend vonnis of een uittreksel
Het familielid dat met een visum gezinshereniging naar België komt, dient zich binnen acht dagen te
melden bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats. In afwachting van een elektronische identiteits-
kaart ontvangt hij dan een bijlage 15. Na een positieve woonstcontrole schrijft de gemeente hem in het
vreemdelingenregister in, en levert een ‘verblijfskaart van een familielid van een Unieburger’ (bijlage 9)
af, in de vorm van een elektronische F-kaart.
Indien het familielid geen visum nodig heeft om België binnen te komen, of wanneer het familielid in het
bezit is van een visum kort verblijf, kan de aanvraag gezinshereniging ook in België worden ingediend.
Het familielid van de Belg dient daarvoor binnen drie maanden na aankomst in België een verblijfskaart
aan te vragen bij de gemeente van zijn verblijfplaats, op straffe van een administratieve geldboete van
Company: VUB
200 euro. (653) Het vervallen van de termijn van drie maanden kan, behalve de administratieve geld-
boete, geen andere sanctie opleveren. Dat betekent dat een verklaring van inschrijving ook na meer dan
drie maanden nog kan gebeuren.
Indien het familielid het bewijs levert van zijn bloed- of aanverwantschap of partnerschap met een Belg,
ontvangt hij van de gemeente onmiddellijk een bijlage 19ter (= aanvraag van de verblijfskaart van een
Nodige documenten
Bij de aanvraag, of uiterlijk binnen drie maanden na de aanvraag, moet het familielid bewijzen dat
hij aan de voorwaarden voor gezinshereniging voldoet. Hij moet hiertoe, naargelang de categorie van
gezinshereniger, de volgende bewijsstukken overmaken:
– Bewijs van identiteit (geldig nationaal paspoort of identiteitskaart, voorzien van een visum
indien het familielid visumplichtig is). (85) Dit bewijs kan echter ook geleverd worden door
een vervallen nationaal paspoort of identiteitskaart, of enig ander bewijs van de identiteit en de
nationaliteit van het familielid. Indien het familielid zelf geen Unieburger is, kan de identiteit
bovendien bewezen worden met een verblijfskaart van een familielid van een burger van de
Unie, afgegeven door een andere lidstaat van de EER, of een duurzame verblijfskaart van een
familielid van een burger van de Unie, afgegeven door een andere lidstaat van de EER.
– Bewijs van verwantschap of partnerschap (huwelijksakte, akte van wettelijk geregistreerd part-
nerschap, geboorteakte,…). Indien het gaat om een buitenlandse akte, moet die mogelijk ge-
legaliseerd worden, of voorzien van een apostille, en vertaald door een beëdigd vertaler. Bij
gebrek aan officiële akte (onafhankelijk van de wil van de aanvrager), kan de DVZ rekening
houden met andere bewijzen, zoals een notariële akte, een vervangend vonnis of een uittreksel
uit het geboorteregister.
– Bewijs van de duurzame en stabiele partnerrelatie in geval van een wettelijk geregistreerd
partnerschap (briefwisseling, telefoonverkeer, e-mails, foto’s, reistickets, geboorteakte van ge-
meenschappelijk kind,…).
– Bewijs van ongehuwdheid voor de echtgenoten, gelijkgestelde partners of wettelijk geregis-
treerde partners (eventueel het bewijs van de ontbinding van een vorig huwelijk/partnerschap
door middel van een expeditie van het echtscheidingsvonnis of een letterlijk afschrift van de
echtscheidingsakte of door de overlijdensakte van de vorige echtgeno (o)t(e)/partner,…).
– Bewijs dat er ten aanzien van geen van beide partners in het verleden een beslissing is genomen
om een huwelijk niet te voltrekken.
– Bewijs van de leeftijd van de echtgenoten of partners (dat kan bijvoorbeeld bewezen worden
met een geboorteakte).
– Bewijs dat het (klein)kind van meer dan 21 jaar oud ten laste is van zijn/haar Belgische (groot)
ouder. Dat is een feitenkwestie die op alle mogelijke manieren bewezen mag worden. Toch past
Company: VUB
de DVZ interne criteria toe wat betreft de vereiste bewijsmiddelen (zie 2.3.4.2.2.3.).
– Eventueel de toestemming van de persoon die het ouderlijk toezicht heeft over het kind dat naar
België komt.
– Betalingsbewijs van bijdrage in administratiekosten (retributie).
– Bewijs van stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen wanneer het gaat om echtge-
Indien het familielid niet alle nodige bewijsstukken overmaakt binnen drie maanden na de aanvraag of
wanneer uit de woonstcontrole niet blijkt dat het familielid op het grondgebied van de gemeente verblijft,
wordt de aanvraag geweigerd. De gemeente levert dan een bijlage 20 (= beslissing tot weigering van
verblijf van meer dan drie maanden) af, met het bevel om het grondgebied te verlaten. Het attest van
immatriculatie wordt dan ingetrokken. (657) Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annula-
tieberoep worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
De beoordeling van het verblijfsrecht van familieleden van een Belg, gebeurt door de DVZ. De aanvraag
wordt aan de DVZ overgemaakt door de bevoegde diplomatieke post (bij aanvraag vanuit het buitenland)
of door de gemeente (bij aanvraag vanuit België).
De DVZ moet binnen zes maanden na de aanvraag een beslissing nemen. Bij de beoordeling van de aan-
vraag moet de DVZ een evenredigheidstoets uitvoeren. Dat betekent dat de DVZ rekening moet houden
met alle elementen van het dossier, en de grond voor weigering van de aanvraag moet afwegen tegen
de verblijfsduur, de leeftijd, de gezondheid, de gezins- en economische situatie, de sociale en culturele
integratie in België, en de banden met het herkomstland. (658)
Bij een positieve beslissing of bij gebrek aan beslissing binnen zes maanden, ontvangt het familielid
een ‘verblijfskaart van een familielid van een Unieburger’ (bijlage 9) in de vorm van een elektroni-
sche F-kaart. Indien de F-kaart niet meteen afgeleverd kan worden, wordt het attest van immatriculatie
verlengd tot de afgifte van de verblijfskaart. (659) Hoewel de elektronische F-kaart in principe een gel-
digheidsduur van vijf jaar heeft, is het verblijfsrecht zelf van onbepaalde duur. Indien het verblijfsrecht
niet wordt erkend, ontvangt het familielid een bijlage 20, al dan niet met het bevel het grondgebied te
verlaten. Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annulatieberoep worden ingediend bij de
Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. In dat geval krijgt het familielid een voorlopig verblijfsrecht in
de vorm van een bijlage 35, die maandelijks verlengd kan worden in afwachting van de uitspraak.
Company: VUB
2.3.4.2.3.3. Kinderen van gescheiden levende ouders – ontvoerde kinderen
De gezinshereniging van kinderen van gescheiden ouders kan bemoeilijkt worden door de onwil van een
van beide ouders om ze al dan niet tijdelijk af te staan.
Een belangrijke vernieuwing sinds 1 juni 2008 is het invoeren van twee fases na de toekenning van een
verblijfsrecht aan familieleden van Belgen.
Gedurende de eerste vijf jaar is het verblijfsrecht nog aan bepaalde voorwaarden onderworpen. (660)
Daarna is er sprake van een duurzaam verblijfsrecht, dat slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden
Company: VUB
nog ingetrokken kan worden. De nieuwe wet van 8 juli 2011 behield dit onderscheid, en trok de controle-
periode op de algemene voorwaarden voor gezinshereniging op van twee naar drie jaar. Die periode werd
vervolgens met de programmawet van 28 juni 2013 opgetrokken tot vijf jaar. (661)
De termijn van vijf jaar begint te lopen vanaf de aanvraag van een “verblijfskaart van een gezinslid van
een Unieburger”. Dus de datum op de bijlage 19 of 19ter. En niet de datum op de elektronische E- of
Tijdens de eerste vijf jaar van het verblijf kan de DVZ bepaalde voorwaarden waaronder het verblijfs-
recht is toegekend, blijven controleren. Voor aanvragen die in België worden ingediend, begint deze
controleperiode te lopen vanaf de datum van de aanvraag van een verblijfsrecht op grond van gezins-
hereniging, en niet vanaf de toekenning van het verblijfsrecht of de afgifte van de E- of F-kaart. Voor
EU-familieleden van Belgen loopt de controleperiode van vijf jaar dus vanaf de afgifte van de bijlage 19,
voor niet-EU familieleden loopt die vanaf de afgifte van de bijlage 19ter (bij aanvragen vanuit België)
of vanaf de afgifte van de bijlage 15 bij aankomst in België (bij visumaanvragen vanuit het buitenland).
Er kan een einde gemaakt worden aan het verblijfsrecht indien de Belg die men begeleidt of vervoegt
zelf België verlaat, of overlijdt. Ook wanneer er een einde komt aan de relatie door echtscheiding, nietig-
verklaring van het huwelijk of beëindiging van het partnerschap of wanneer er geen gezamenlijk relatie
meer is met de Belg, kan het verblijfsrecht worden ingetrokken. (662)
Echtgenoten, partners en meerderjarige (klein)kinderen van Belgen kunnen bovendien hun verblijfsrecht
verliezen wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van stabiele, toereikende en regelmatige
bestaansmiddelen, voldoende huisvesting of ziekteverzekering. (663) Het feit dat een (klein)kind van
meer dan 21 jaar oud niet meer ten laste is van zijn/haar Belgische (groot)ouder vormt geen grond om
een einde te maken aan het verblijfsrecht, aangezien deze voorwaarde slechts geldt voor de periode vóór
de aanvraag tot gezinshereniging.
De DVZ kan echter het verblijfsrecht niet zomaar intrekken wanneer niet meer aan de voorwaarden voor
gezinshereniging wordt voldaan. De wet van 8 juli 2011 voerde een evenredigheidstoets in. Net als bij
de beoordeling van de aanvraag, moet de DVZ rekening houden met alle elementen van het dossier. De
grond voor intrekking van het verblijfsrecht moet afgewogen worden tegen de verblijfsduur, de leeftijd,
de gezondheid, de gezins- en economische situatie, de sociale en culturele integratie in België, en de
banden met het herkomstland. (664)
Bij uitzondering verliezen kinderen van Belgen die België verlaten of er overlijden, die in België ver-
blijven en die aan een onderwijsinstelling zijn ingeschreven, hun verblijfsrecht niet tot de voltooiing van
hun studies. (665)
Ook de ouder die de bewaring heeft van deze kinderen, verliest zijn/haar verblijfsrecht niet, zelfs niet
na de meerderjarigheid van het kind. (666) Ook wanneer het familielid van de Belg zelf een Unieburger
is, kan hij zijn verblijfsrecht behouden wanneer hij voldoet aan de regels die gelden voor Unieburgers.
Company: VUB
Niet-EU-familieleden van Belgen die overlijden, kunnen hun verblijfsrecht toch behouden wanneer ze
ten minste één jaar in België verbleven hebben in de hoedanigheid van familielid van een Unieburger,
en ze:
– aantonen dat ze werknemer of zelfstandige zijn in België; of
– over voldoende bestaansmiddelen beschikken voor zichzelf en hun familieleden om te voorkomen
Indien de DVZ beslist om het verblijfsrecht in te trekken, wordt een bijlage 21 afgeleverd, met bevel om
het grondgebied te verlaten. De verklaring van inschrijving of elektronische E-kaart (voor EU-familiele-
den van Belgen) of de verblijfskaart voor familieleden van een Unieburger of elektronische F-kaart (voor
niet-EU-familieleden van Belgen) wordt dan ingetrokken. (670) Hiertegen staat een schorsend beroep bij
de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen open.
Company: VUB
2.3.4.2.4.2. Duurzaam verblijfsrecht
Na vijf jaar ononderbroken verblijf in België, te rekenen vanaf de afgift van de bijlage 19 (voor EU-fami-
lieleden) of de afgifte van de bijlage 19ter of bijlage 15 (voor niet-EU-familieleden) krijgt het familielid
van een Belg een duurzaam verblijfsrecht. EU-familieleden krijgen dit recht automatisch na vijf jaar on-
Indien de DVZ oordeelt dat niet aan de voorwaarden voor duurzaam verblijf is voldaan, ontvangt de
vreemdeling een bijlage 24 (= beslissing tot weigering van duurzaam verblijf), waartegen een schorsend
beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen openstaat. Indien het duurzaam verblijf wordt er-
kend of indien geen beslissing wordt genomen binnen vijf maanden te rekenen vanaf de afgifte van de
bijlage 22, ontvangt het EU-familielid een document ter staving van duurzaam verblijf (bijlage 8bis) of
elektronische E+-kaart.
Company: VUB
Voor niet-EU-familieleden is dat een duurzame verblijfskaart van een familielid van een Unieburger
(bijlage 9bis) of elektronische F+-kaart. Bovendien wordt het familielid met duurzaam verblijfsrecht
ingeschreven in het bevolkingsregister.
Wanneer de verblijfskaart van een niet-EU-familielid vervalt voordat het duurzaam verblijfsrecht is er-
kend, wordt die afgenomen, en ontvangt het familielid een bijlage 15. Dit document bewijst dat het fa-
Raad voor
Vreemdelingen-
betwistingen NIET ALLE DOCU-
MENTEN INGEDIEND
Geen bijlage 35 BINNEN 3 MAANDEN
VANAF BIJLAGE
19TER OF NEGATIEVE
WOONSTCONTROLE
BIJLAGE 19TER
AANVRAAG BIJLAGE 20 MET
BIJLAGE Raad voor Vreem-
VERBLIJFS- BEVEL
19QUINQUIES delingen-
(gemeente)
393
Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)
BIJLAGE 23
AANVRAAG ONONTVANKELIJK igv:
- geen bewijs 5 jaar ononderbroken en legaal verblijf
vanaf bijlage 19 of 19ter of 15 (maar uitzonderingen)
- geen familieband meer
- geen 5 jaar gezamenlijke vestiging met Belg
(maar uitzonderingen)
+ BEHOUD F KAART
(gemeente)
DUURZAME
INTREKKING F KAART
RECHT OP DUUR- VERBLIJFSKAART
+ BIJLAGE 21 MET BEVEL
ZAAM VERBLIJF FAMILIELID
igv:
Raad voor UNIEBURGER
- geen gezinsleven meer (maar uitzonderingen) BIJLAGE 22
- geen vervulling financieel-materiële - 5 jaar verblijf vanaf Vreemdelingen-
Raad voor bijage 19ter of 15 betwistingen = F+ KAART
voorwaarden meer (maar uitzonderingen) AANVRAAG
Vreem- (maar uitzonderingen) (5jaar geldig)
- fraude DUURZAAM
delingen- - ononderbroken verblijf
- legaal verblijf VERBLIJF
betwistingen
- 5 jaar gezamenlijke (gemeente)
Bijlage 35 vestiging met Belg BIJLAGE 15
(maar uitzonderingen) igv vervallen
5 JAAR F kaart
VANAF BIJLAGE = ONVOOR- AANVRAAG BESLISSING DVZ
19TER OF 15 WAARDELIJK + ONTVAN-
PERMANENT 5 MAAND (geen tijdige beslissing
KELIJK
VERBLIJFSRECHT (gemeente) = positieve beslissing)
POSITIEVE BESLISSING
GEEN OPSCHORTING
AUTOMATISCHE BESLISSING
VERBLIJFSKAART
ERKENNING igv hangend NEGATIEVE
FAMILIELID UNIEBURGER
(aanvraag verplicht) beroep RvV BESLISSING Raad voor
= F KAART
(5jaar geldig) Vreemde-
BIJLAGE 24 lingen-
+ INSCHRIJVING betwistingen
VREEMDELINGENREGISTER + BEHOUD
F KAART
395
Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)
NEGATIEVE REGISTER
Raad voor
BESLISSING Vreemdelingen-
betwistingen
BIJLAGE 20
MET BEVEL Bijlage 35
(DVZ) DOCUMENT TER STAVING
BIJLAGE 23 DUURZAAM VERBLIJF
AANVRAAG
POSITIEVE BESLISSING ONONTVANKELIJK igv: = BIJLAGE 8bis
- geen bewijs 5 jaar ononderbroken en of E+ KAART
VERKLARING VAN legaal verblijf vanaf bijlage 19 of (5jaar geldig)
INSCHRIJVING 19ter of 15 (maar uitzonderingen)
- geen familieband meer NIET VERPLICHT !
= BIJLAGE 8 of E KAART (maar uitzonderingen)
(5jaar geldig)
BEHOUD E KAART
(gemeente)
Wie als EER-onderdaan een gezinslid naar België wil halen om hier samen te verblijven, kan hiervoor
zelf geen procedure inleiden. Het is de partner die hierheen komt, die het verblijf moet aanvragen.
Company: VUB
Sinds 1 juni 2008 zijn de regels inzake gezinshereniging met Unieburgers grondig gewijzigd, naar aanlei-
ding van de omzetting van de Europese Richtlijn 2004/38/EG in Belgisch recht. Aan Unieburgers wordt
geen verblijfskaart meer afgegeven, maar alleen nog een bewijs van inschrijving.
Voor familieleden die zelf geen Unieburger zijn, werden nieuwe verblijfsdocumenten in het leven geroe-
pen. De verblijfsprocedure werd geharmoniseerd, zodat er nu één enkele procedure geldt, ongeacht het
(679) Wet van 8 juli 2011 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging (BS
12 september 2011).
(680) BS 1 juli 2013.
(681) KB van 21 september 2011 tot wijziging van de KB’s van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied,
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoerings-
modaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van 7 mei 2008 tot vaststelling
van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (BS 10 oktober 2011).
(682) Artikel 69bis Vb.
overgangsmaatregelen nog gelden tot 30 juni 2015. Sinds 1 januari 2012 geldt er een soepelere verblijfs-
procedure voor nieuwe EU-werknemers. Zij kunnen na aankomst in België net als andere Unieburgers
een verklaring van inschrijving verkrijgen, maar moeten daarvoor wel een arbeidskaart B kunnen voor-
leggen. Wat betreft de regels voor gezinshereniging, volgen familieleden van nieuwe EU-werknemers de
gewone procedure voor gezinshereniging met Unieburgers.
Hierna worden achtereenvolgens de familieleden besproken die zich kunnen herenigen met een EER-on-
Company: VUB
derdaan, en de procedure die zij daarvoor moeten volgen. Er geldt een afwijkende regeling voor gezins-
hereniging met EU-studenten (2.3.4.3.2.6.).
Echtgenoot
Een echtgenoot of gelijkgestelde partner van een EER-onderdaan heeft recht op verblijf bij die EER-on-
derdaan, ongeacht de leeftijd van beide partners en ongeacht of hij/zij ten laste is of niet. De voorwaarde
is wel dat het huwelijk erkend wordt. Dat is niet het geval wanneer het om een schijnhuwelijk zou gaan,
om een polygaam huwelijk of om een huwelijk met een minderjarige voor wie geen ontheffing van leef-
tijdsvereiste is gekregen.
Bovendien moet de echtgenoot of gelijkgestelde partner de in België verblijvende EER-onderdaan bege-
leiden of zich bij hem voegen.
Gelijkgestelde partner
De wijzigingswet van 27 april 2007 voerde twee categorieën van samenwonende partners in die een recht
hebben op verblijf: (683)
– personen met een geregistreerd partnerschap met een Unieburger dat gelijkgesteld wordt met een
huwelijk (de “gelijkgestelde partner”);
– personen met een geregistreerd partnerschap met een Unieburger dat niet gelijkgesteld is, maar die
wel een duurzame relatie kunnen bewijzen (de “wettelijk geregistreerde partner”, zie 2.3.4.3.2.2.).
In België valt de verklaring van wettelijke samenwoning hieronder.
Het KB van 17 mei 2007 (BS 31 mei 2007) bepaalt dat de geregistreerde partnerschappen afgesloten in
de volgende landen voor een verblijf in België gelijkgesteld worden met een huwelijk:
– Denemarken;
– Duitsland;
– Finland;
– IJsland;
– Noorwegen;
– Verenigd Koninkrijk;
– Zweden.
Voor echtgenoten en gelijkgestelde partners van economisch niet-actieve Unieburgers gelden er bijko-
mende voorwaarden: de in België verblijvende Unieburger moet dan:
– over voldoende bestaansmiddelen beschikken om te voorkomen dat zijn partner ten laste valt van
de sociale bijstand in België (komen onder meer in aanmerking: een invaliditeitsuitkering, een ver-
vroegd pensioen, een ouderdomsuitkering of een uitkering van de arbeidsongevallen- of beroeps-
ziekteverzekering),
– en over een ziekteverzekering beschikken die de risico’s van zijn/haar partner dekt (aansluiting bij
het Belgische ziekenfonds, een buitenlandse ziekteverzekering of een privéverzekering die de risi-
co’s in België dekt gedurende minimaal drie maanden, voor een bedrag van 30.000 euro).
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moet de echtgenoot of gelijkgestelde
partner de in België verblijvende EER-onderdaan begeleiden of zich bij hem voegen. Dat betekent dat de
partners in principe moeten samenwonen. De gehuwde of gelijkgestelde partner kan niettemin een aparte
Company: VUB
woonst hebben wegens werkomstandigheden of studies, op voorwaarde dat een effectieve familiale band
onderhouden wordt en bewezen kan worden. (684)
In 2014 voerde de wetgever de mogelijkheid in dat ook de partner die niet aanmerking komt voor gezins-
hereniging als “wettelijk geregistreerde partner” van de Unieburger, maar die wel een duurzame relatie
op basis van de wet gezinshereniging kan aanvragen (zie verder 2.3.4.3.2.7.).
Voordien kon de samenwonende partner die niet aan deze voorwaarden voldeed of die bijvoorbeeld het
geregistreerd partnerschap of het huwelijk niet met een gelegaliseerde akte kon bewijzen, een machtiging
tot verblijf aanvragen op grond van artikel 9 van de Verblijfswet, eventueel met vermelding van artikel 3,
Company: VUB
tweede lid, b) van Richtlijn 2004/38/EG (zie 2.3.4.1.), zij het met beperkte slaagkansen.
Descendenten van een EER-onderdaan of diens echtgenoot of (al dan niet gelijkgestelde) partner, kunnen
Company: VUB
– en over een ziekteverzekering beschikken die de risico’s van zijn/haar descendent dekt (aansluiting
bij het Belgische ziekenfonds, een buitenlandse ziekteverzekering of een privéverzekering die de
risico’s in België dekt gedurende minimaal drie maanden, voor een bedrag van 30.000 euro).
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moeten de descendenten de in België
verblijvende EER-onderdaan begeleiden of zich bij hem voegen. Dat betekent dat zij er in principe mee
Een adoptiekind is een kind in de zin van de Verblijfswet in zoverre de adoptie door België erkend wordt.
De adoptie wordt bewezen met een gelegaliseerde adoptieakte (zie 2.3.2.). Als er naar Belgisch recht
geen geldige adoptie is, of geen adoptieakte voorgelegd kan worden, kan eerst een adoptieprocedure
worden gestart. Weigering van erkenning van gezinsband wegens ontbreken van een adoptieakte is on-
voldoende gemotiveerd als de DVZ geen moeite gedaan heeft om na te gaan hoe ver de procedure om die
akte te verkrijgen inmiddels gevorderd was. (689)
Het feit dat een adoptie, zelfs van een meerderjarige, tot gevolg heeft dat de geadopteerde in België kan
verblijven, maakt die adoptie niet aanvechtbaar, zolang ze gebaseerd is op een werkelijke affectieve
band. (690)
Sinds 1 september 2005 is er een nieuwe adoptiewet van toepassing, alsook een nieuwe regeling van In-
ternationaal Privaatrecht inzake adoptie. Een adoptie is mogelijk, als ze mogelijk is volgens de nationale
wet van de adoptanten, of, als die een verschillende nationaliteit hebben, volgens de wet van de gewone
verblijfplaats van de adoptanten, of als ook die verschillend is, volgens het Belgisch recht. Bovendien
kan de rechter het Belgisch recht toepassen als de toepassing van vreemd recht de hogere belangen van
de geadopteerde zou schaden en de adoptanten kennelijk nauwe banden hebben met België. (691)
De nieuwe regeling is de reden waarom bij interlandelijke adoptie vaker het Belgisch recht van toepas-
sing zal zijn. De Belgische adoptieprocedure bestaat uit twee delen: eerst dient een beginseltoestem-
ming tot adoptie verkregen te worden, daarna pas kan (relatief eenvoudig) de werkelijke adoptie worden
gevraagd. Alle informatie hierover kan aangevraagd worden bij de organisatie Kind en Gezin (www.
kindengezin.be/adoptie/).
Er bestaat discussie over de vraag of ook pleegkinderen een recht op gezinshereniging hebben.
Volgens de Europese Commissie moeten, naast adoptiekinderen, ook sommige pleegkinderen beschouwd
worden als ‘descendenten’ in de zin van Richtlijn 2004/38/EG. Dat zou zowel voor pleegkinderen in
permanente voogdij gelden, als voor pleegkinderen in tijdelijke voogdij die een voldoende nauwe band
hebben met de pleegouder. De lidstaten moeten dat geval per geval beoordelen, rekening houdend met het
belang van het kind. Volgens de DVZ hebben pleegkinderen echter geen recht op gezinshereniging, maar
kunnen zij onder bepaalde voorwaarden een machtiging tot verblijf aanvragen op grond van artikel 9 van
de Verblijfswet (humanitair visum).
Company: VUB
Een EER-onderdaan kan ouders en/of (over)grootouders en schoonouders uitnodigen om bij hem te
komen wonen, voor zover zij ten laste zijn van hemzelf of van zijn/haar echtgeno(o)t(e) of partner. Bo-
vendien moet de ascendent de EER-onderdaan begeleiden of zich bij hem voegen.
Voor ascendenten van economisch niet-actieve Unieburgers (en van hun echtgenoten of partners) gelden
Company: VUB
– en over een ziekteverzekering beschikken die de risico’s van zijn/haar ascendent dekt (aansluiting
bij het Belgische ziekenfonds (bij aanvraag vanuit België), een buitenlandse ziekteverzekering of
een privéverzekering die de risico’s in België dekt gedurende minimaal drie maanden, voor een
bedrag van 30.000 euro).
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moet de ascendent de in België ver-
2.3.4.3.2.6. Gezinshereniging voor ouders van minderjarige kinderen die Unieburgers zijn
In 2014 keurde het Parlement een wetswijziging (694) goed voor de gezinshereniging van derdelanders (niet-
EER-burgers) die ouders zijn van minderjarige kinderen die Unieburgers zijn. Voordien hadden de ouders
van minderjarige kinderen volgens de Verblijfswet geen recht op verblijf, aangezien ze niet ten laste kunnen
zijn van hun minderjarige kinderen. Het Europese Hof van Justitie oordeelde echter dat het weigeren van een
verblijfsrecht aan een ouder die daadwerkelijk zorg draagt voor een kind met EU-nationaliteit dat over een
verblijfsrecht beschikt op basis van Europese wetgeving, ieder nut ontneemt aan het verblijfsrecht van het
kind zelf. Het verblijfsrecht toegekend aan een minderjarig kind op basis van het Europees recht, impliceert
noodzakelijkerwijs dat dit kind het recht heeft om te worden begeleid door de persoon die er daadwerkelijk
voor zorgt en dat dus deze persoon ook over een verblijfsrecht beschikt.
Deze ouders hebben nu dus een verblijfsrecht op basis van gezinshereniging met hun minderjarig kind,
voor zover het kind ten laste is van hen en ze er effectief het hoederecht over hebben. (695) Volgens het
Grondwettelijk Hof moet de voorwaarde “ten laste zijn” van een Belgisch minderjarig kind, zo worden
geïnterpreteerd dat de ouders (en niet het kind) over toereikende bestaansmiddelen moeten beschikken
voor zichzelf en hun kind. (696) Zolang de vreemde ouders geen last worden voor de Belgische sociale
bijstand is het doel van de wetgever immers bereikt. Ouders die niet over voldoende bestaansmiddelen
beschikken voor zichzelf en hun kinderen, kunnen volgens het Grondwettelijk Hof niet ten laste zijn van
hun minderjarige kinderen, en hebben geen recht op verblijf in de procedure gezinshereniging. Wel kun-
nen zij een machtiging tot verblijf verkrijgen op basis van artikel 9bis van de Verblijfswet.
De gezinshereniging is alleen voorzien voor de ouders van minderjarige Europese kinderen die een ver-
blijfsrecht hebben als Unieburger en die over voldoende bestaansmiddelen beschikken (697) en niet voor
die van kinderen die een verblijfsrecht krijgen als student. (698) De ouder moet ook een ziekteverzeke-
ring hebben en het kind moet ingeschreven zijn als economisch niet-actieve Unieburger.
De procedure verloopt zoals een gewone procedure gezinshereniging met een Unieburger.
De wet van 19 maart 2014 voerde een recht op gezinshereniging in voor andere familieleden van de
Unieburger, door de invoering van een nieuw hoofdstuk Ibis toegevoegd in Titel II van de Verblijfswet
Company: VUB
(art. 47/1-47/3). Deze bepalingen traden op 15 mei 2014 in werking.
Onder “andere familieleden” wordt verstaan:
– De partner met wie de Unieburger een deugdelijk bewezen duurzame relatie heeft, en die niet in
aanmerking komt voor gezinshereniging als “wettelijk geregistreerde partner” van de Unieburger.
Het bewijs van duurzaam karakter kan met elk passend middel bewezen worden. De DVZ houdt
zijn dan 21 jaar. Dat kinderen ten laste zijn, wordt vermoed zolang ze naar school gaan, tenzij de ouders
gescheiden leven. In dat geval moet concreet aangetoond worden welke ouder hen feitelijk ten laste neemt
of wie juridisch het hoederecht heeft. Ouders of grootouders kunnen een student niet komen vergezellen.
De EU-student moet beschikken over voldoende bestaansmiddelen om te voorkomen dat hij ten laste valt
van de sociale bijstand. De voldoende bestaansmiddelen moeten echter niet op voorhand worden bewe-
zen, maar pas achteraf als hij een onredelijke belasting vormt voor de sociale bijstand. In dat geval kan
Company: VUB
de DVZ een einde maken aan het verblijfsrecht.
Een Europees burger moet sinds 1 juni 2008 geen verblijfsvergunning meer aanvragen, maar moet zich
alleen aanmelden bij de gemeente, die dan een ‘verklaring van inschrijving’ aflevert. Dat dient te ge-
beuren binnen drie maanden na aankomst in België, op straffe van een administratieve geldboete van
200 euro. (706) Het vervallen van de termijn van drie maanden kan, behalve de administratieve geld-
boete, geen andere sanctie opleveren. Dat betekent dat een verklaring van inschrijving ook na meer dan
drie maanden nog kan gebeuren.
Indien het familielid het bewijs levert van zijn EU-burgerschap, ontvangt hij van de gemeente onmid-
dellijk een bijlage 19 (= aanvraag van de verklaring van inschrijving), en wordt hij ingeschreven in het
wachtregister, in afwachting van de woonstcontrole. (707) Het EU-burgerschap kan bewezen worden
door middel van een al dan niet geldig paspoort of identiteitskaart, een melding van aanwezigheid (bij-
lage 3ter) of een bijzonder doorlaatbewijs (bijlage 10quater). Bij gebrek aan deze documenten, neemt
de gemeente eerst contact op met de DVZ. Indien het EU-burgerschap niet kan worden bewezen, le-
vert de gemeente een bijlage 19quinquies af (= beslissing tot niet-inoverwegingname), waartegen een
niet-schorsend beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen mogelijk is.
Zodra uit de controle van de reële verblijfplaats blijkt dat de EU-burger op het grondgebied van de ge-
meente verblijft, wordt hij ingeschreven in het vreemdelingenregister. (708)
Nodige documenten
Bij de aanvraag, of uiterlijk binnen drie maanden na de aanvraag, moet de EU-burger bewijzen dat
hij aan de voorwaarden voor gezinshereniging voldoet. (1) Hij moet hiertoe, naargelang de categorie
van gezinshereniger, de volgende bewijsstukken overmaken:
– Bewijs van verwantschap of partnerschap (huwelijksakte, akte van wettelijk geregistreerd part-
Company: VUB
nerschap, geboorteakte,…). Indien het gaat om een buitenlandse akte, moet die mogelijk ge-
legaliseerd worden, of voorzien van een apostille, en vertaald door een beëdigd vertaler. Bij
gebrek aan officiële akte (onafhankelijk van de wil van de aanvrager), kan de DVZ rekening
houden met andere bewijzen, zoals een notariële akte, een vervangend vonnis of een uittreksel
uit het geboorteregister.
Indien de EU-burger alle nodige bewijsstukken niet overmaakt binnen drie maanden na de aanvraag,
wordt de aanvraag geweigerd. De gemeente levert dan een bijlage 20 (= beslissing tot weigering van ver-
blijf van meer dan drie maanden) af, waarin de vermelding ‘met bevel om het grondgebied te verlaten’
wordt geschrapt. De betrokkene heeft dan nog een maand de tijd om wel alle nodige documenten over
te maken. Indien ook dat niet gebeurt, wordt opnieuw een bijlage 20 afgegeven, ditmaal mét bevel om
het grondgebied te verlaten. Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annulatieberoep worden
ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Wanneer echtgenoten of gelijkgestelde partners en kinderen jonger dan 21 jaar hun bloed- of aanver-
wantschap kunnen bewijzen met officiële, gelegaliseerde en door België erkende documenten, kan de
gemeente hun verblijfsrecht onmiddellijk erkennen. De gemeente levert dan een verklaring van inschrij-
ving (bijlage 8) af in de vorm van een elektronische E-kaart.
Kan het bloed- of aanverwantschap niet worden bewezen met officiële documenten, of voldoen de be-
trokkenen niet aan de voorwaarden voor gezinshereniging, dan stuurt de gemeente de aanvraag door naar
de DVZ.
Ook voor alle andere categorieën van gezinsherenigers wordt de aanvraag beoordeeld door de DVZ, die
een beslissing moet nemen binnen zes maanden na de datum van de aanvraag. Bij de beoordeling van de
aanvraag moet de DVZ een evenredigheidstoets uitvoeren. Dat betekent dat de DVZ rekening moet hou-
Company: VUB
den met alle elementen van het dossier, en de grond voor weigering van de aanvraag moet afwegen tegen
de verblijfsduur, de leeftijd, de gezondheid, de gezins- en economische situatie, de sociale en culturele
integratie in België, en de banden met het herkomstland. (710)
Bij een erkenning, of bij gebrek aan beslissing binnen zes maanden, wordt een elektronische E-kaart
In tegenstelling tot de EU-familieleden van de EU-burger, hebben de familieleden uit derde landen wel een
verblijfsvergunning nodig om in België te verblijven. De procedure gezinshereniging voor niet-EU-fami-
lieleden van EU-burgers kan gestart worden vanuit het buitenland, of vanuit België.
Een visum D met het oog op gezinshereniging moet aangevraagd worden bij de bevoegde ambassade of
het bevoegde consulaat van België in het land van herkomst.
De DVZ dient binnen zes maanden volgend op datum van de indiening van de aanvraag een beslissing te
nemen. Wordt er binnen die termijn geen beslissing genomen dan levert het consulaat of de ambassade
het visum af. (711)
Nodige documenten
De documenten die moeten worden voorgelegd, naargelang de categorie van gezinshereniger, zijn
de volgende:
– Geldig reisdocument (bv. nationaal paspoort) dat ten minste twaalf maanden geldig is,
– Kopie van de verklaring van inschrijving van het familielid in België,
– Bewijs van verwantschap of partnerschap (huwelijksakte, akte van wettelijk geregistreerd part-
nerschap, geboorteakte,…). Indien het gaat om een buitenlandse akte, moet die mogelijk ge-
legaliseerd worden, of voorzien van een apostille, en vertaald door een beëdigd vertaler. Bij
gebrek aan officiële akte (onafhankelijk van de wil van de aanvrager), kan de DVZ rekening
houden met andere bewijzen, zoals een notariële akte, een vervangend vonnis of een uittreksel
uit het geboorteregister.
Company: VUB
– Bewijs dat de ascendent of het kind van meer dan 21 jaar oud ten laste is van de EU-burger. Dat
is een feitenkwestie die op alle mogelijke manieren bewezen mag worden. Toch past de DVZ
interne criteria toe wat betreft de vereiste bewijsmiddelen (zie 2.3.4.3.2.3. en 2.3.4.3.2.5.).
– Bewijs van ongehuwdheid voor de echtgenoten, gelijkgestelde partners of wettelijke geregis-
treerde partners (eventueel het bewijs van de ontbinding van een vorig huwelijk/partnerschap
Het familielid dat met een visum gezinshereniging naar België komt, dient zich binnen acht dagen te
melden bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats.
In afwachting van een elektronische identiteitskaart, ontvangt hij dan een bijlage 15. Na een positieve
woonstcontrole schrijft de gemeente hem in het vreemdelingenregister in, en levert een ‘verblijfskaart
van een familielid van een EU-burger’ (bijlage 9) af, in de vorm van een elektronische F-kaart.
Indien het familielid geen visum nodig heeft om België binnen te komen, of wanneer het familielid in
het bezit is van een visum kort verblijf, kan de aanvraag gezinshereniging ook in België worden inge-
diend. Het familielid van de EU-burger dient daarvoor binnen drie maanden na aankomst in België een
verblijfskaart aan te vragen bij de gemeente van zijn verblijfplaats, op straffe van een administratieve
geldboete van 200 euro. (712)
Indien het familielid het bewijs levert van zijn bloed- of aanverwantschap of partnerschap met de in
België verblijvende EU-burger, ontvangt hij van de gemeente onmiddellijk een bijlage 19ter (= aanvraag
van de verblijfskaart van een familielid van een EU-burger). (713) Indien hij dat niet kan bewijzen, le-
vert de gemeente een bijlage 19quinquies af (= beslissing tot niet-inoverwegingname), waartegen een
niet-schorsend beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen mogelijk is.
Zodra uit de controle van de reële verblijfplaats blijkt dat het familielid op het grondgebied van de
gemeente verblijft, wordt hij ingeschreven in het vreemdelingenregister, en ontvangt hij een attest van
immatriculatie model A (oranje kaart), met een geldigheidsduur van zes maanden te rekenen vanaf de
aanvraag. (714)
Nodige documenten
Bij de aanvraag, of uiterlijk binnen drie maanden na de aanvraag, moet het familielid bewijzen dat hij
aan de voorwaarden voor gezinshereniging voldoet. (145) Hij moet hiertoe, naargelang de categorie
van gezinshereniger, de volgende bewijsstukken overmaken:
– Bewijs van identiteit (geldig nationaal paspoort of identiteitskaart, voorzien van een visum
Company: VUB
indien het familielid visumplichtig is). Dit bewijs kan echter ook geleverd worden door een
vervallen nationaal paspoort of identiteitskaart, of enig ander bewijs van de identiteit en de
nationaliteit van het familielid. Indien het familielid zelf geen EU-burger is, kan de identiteit
bovendien bewezen worden met een verblijfskaart van een familielid van een burger van de
Unie, afgegeven door een andere lidstaat van de EER, of een ‘duurzaam verblijf’- kaart van een
Indien het familielid niet alle nodige bewijsstukken overmaakt binnen drie maanden na de aanvraag of
wanneer uit de woonstcontrole niet blijkt dat het familielid op het grondgebied van de gemeente verblijft,
wordt de aanvraag geweigerd. De gemeente levert dan een bijlage 20 (= beslissing tot weigering van
verblijf van meer dan drie maanden) af, met het bevel om het grondgebied te verlaten. Het attest van
immatriculatie wordt dan ingetrokken. (716) Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annula-
tieberoep worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
De beoordeling van het verblijfsrecht van familieleden van een EU-burger, gebeurt door de DVZ. De
aanvraag wordt aan de DVZ overgemaakt door de bevoegde diplomatieke post (bij aanvraag vanuit het
buitenland) of door de gemeente (bij aanvraag vanuit België).
De DVZ moet binnen zes maanden na de aanvraag een beslissing nemen. Bij de beoordeling van de aan-
Company: VUB
vraag moet de DVZ een evenredigheidstoets uitvoeren. Dat betekent dat de DVZ rekening moet houden
met alle elementen van het dossier, en de grond voor weigering van de aanvraag moet afwegen tegen
de verblijfsduur, de leeftijd, de gezondheid, de gezins- en economische situatie, de sociale en culturele
integratie in België, en de banden met het herkomstland. (717)
De gezinshereniging van kinderen van gescheiden ouders kan bemoeilijkt worden door de onwil van een
van beide ouders om ze al dan niet tijdelijk af te staan.
In de situatie dat beide ouders overeenkomen dat het kind de hoofdverblijfplaats zal hebben bij een ouder
die in België woont, volstaat dus de toestemming van de afwezige ouder. Die toestemming moet schrif-
telijk gegeven worden. Werd bij een gerechtelijke beslissing (bv. een echtscheidingsakte) het hoederecht
toegewezen aan de ouder in België, dan moet een afschrift van die beslissing worden toegevoegd. Is het
een buitenlandse beslissing die de hoede toewees, dan dient het afschrift te worden gelegaliseerd, en
vertaald, tenzij het in het Nederlands, Frans, Duits of Engels is opgesteld.
Wanneer de ouder in het buitenland niet bereid is om toestemming te geven, kan alleen een gezinsher-
eniging worden toegestaan als de burgerlijke rechter het hoederecht toestaat aan de ouder in België. En
zelfs als dat gebeurt, betekent dat nog geen oplossing. Als het kind de vreemde nationaliteit heeft, kan
het wel een visum krijgen maar zullen de grensbeambten van het thuisland bij controle van het paspoort
niettemin kunnen eisen dat er eerst een toestemming is van de ouder in hun land om überhaupt het land te
kunnen verlaten. Heeft het kind de Belgische nationaliteit, dan kan het reizen met een Belgisch paspoort,
en hebben de grensautoriteiten van het thuisland wat dat betreft geen bevoegdheid meer.
Ingeval een onwillige ouder een kind niet of niet meer naar België laat komen, is behalve een poging tot
verzoening of overleg, ook een contact met de Belgische ambassade in het thuisland nuttig, voor afgifte
van een Belgisch paspoort of voor het starten van een procedure ter verkrijging van de Belgische natio-
naliteit. De meeste ambassades zijn ook via e-mail te bereiken (zie www.diplobel.fgov.be).
Voor een groot aantal landen is in geval van ontvoering van minderjarigen het Verdrag van ‘s-Graven-
hage van toepassing. Met toepassing van dit verdrag kan voor kinderen jonger dan 16 jaar een procedure
gestart worden door het Ministerie van Justitie, Dienst voor wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken,
Waterloolaan 115, 1000 Brussel, tel. 02-542 65 11).
Deze procedure wordt het best gestart zes maanden na het vertrek of de ontvoering van het kind en geldt
uiteraard alleen voor kinderen die tevoren in België verbleven. Bij ontvoering naar een staat die geen
Company: VUB
partij is bij het Verdrag van ‘s-Gravenhage, dient contact opgenomen te worden met het Ministerie van
Buitenlandse Zaken wanneer de in België verblijvende ouder een Belg is. Ouders van een andere natio-
naliteit dienen in die situatie contact op te nemen met hun ambassade.
Voor ontvoeringen naar Tunesië of Marokko gelden specifieke protocollen die een terugkeer bewerkstel-
ligen voor kinderen tot 18 jaar.
Een belangrijke vernieuwing sinds 1 juni 2008, is het invoeren van twee fases na de toekenning van een
verblijfsrecht aan familieleden van EU-burgers. Gedurende de eerste twee jaar was het verblijfsrecht
nog aan bepaalde voorwaarden onderworpen. De wet van 8 juli 2011 behield dit onderscheid, en trok de
controleperiode op de algemene voorwaarden voor gezinshereniging op van twee naar drie jaar (behalve
voor familieleden van EU-studenten). De controleperiode werd vervolgens met de programmawet van
28 juni 2013 opgetrokken tot vijf jaar. (719) Daarna is er sprake van een duurzaam verblijfsrecht, dat
slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden nog ingetrokken kan worden.
Tijdens de eerste vijf jaar van het verblijf kan de DVZ bepaalde voorwaarden waaronder het verblijfsrecht
is toegekend, blijven controleren. Deze controleperiode begint te lopen vanaf de datum van de aanvraag
van een verblijfsrecht op grond van gezinshereniging, en niet vanaf de toekenning van het verblijfsrecht
of de afgifte van de E- of F-kaart. Voor EU-familieleden loopt de controleperiode van vijf jaar dus vanaf
de afgifte van de bijlage 19, voor niet-EU familieleden loopt die vanaf de afgifte van de bijlage 19ter (bij
aanvragen vanuit België) of vanaf de afgifte van de bijlage 15 bij aankomst in België (bij visumaanvragen
vanuit het buitenland).
Er kan een einde gemaakt worden aan het verblijfsrecht indien de EU-burger die men begeleidt of ver-
voegt zelf zijn verblijfsrecht verliest, België verlaat, of overlijdt. Ook wanneer er een einde komt aan de
relatie door echtscheiding, nietigverklaring van het huwelijk of beëindiging van het partnerschap of wan-
neer er geen gezamenlijke relatie meer is met de EU-burger, kan het verblijfsrecht worden ingetrokken.
Familieleden van economisch niet-actieve EU-burgers kunnen bovendien hun verblijfsrecht verliezen
wanneer ze een onredelijke belasting vormen voor de Belgische sociale bijstand (bv. wanneer ze langdu-
rig een beroep doen op het OCMW). (720)
Ook voor familieleden van EU-studenten is er een controleperiode van vijf jaar. Tijdens de eerste twee
jaar kan een einde gemaakt worden aan het verblijfsrecht om de reeds vermelde redenen.
Tijdens het derde, vierde en vijfde jaar kan de DVZ slechts een einde maken aan het verblijfsrecht wan-
neer er ook elementen zijn die wijzen op een schijnsituatie. (721)
Het feit dat descendenten van meer dan 21 jaar oud of ascendenten niet meer ten laste zijn van hun Eu-
Company: VUB
ropese familielid vormt geen grond om een einde te maken aan het verblijfsrecht, aangezien deze voor-
waarde alleen geldt voor de periode vóór de aanvraag tot gezinshereniging.
De DVZ kan echter het verblijfsrecht niet meer zomaar intrekken wanneer niet meer aan de voorwaarden
voor gezinshereniging wordt voldaan. De wet van 8 juli 2011 voerde een evenredigheidstoets in. Net als
bij de beoordeling van de aanvraag, moet de DVZ rekening houden met alle elementen van het dossier.
(721) Artikel 42ter § 1, tweede lid en artikel 42quater § 1, tweede lid Vw.
(722) Artikel 42ter § 1, derde lid en artikel 42quater § 1, derde lid Vw.
(723) Artikel 42ter § 2 en artikel 42quater § 2 Vw.
(724) H.v.J. 23 februari 2010, Ibrahim en Teixeira, Zaak C-480/08 en C-310/08.
(725) Artikel 42quater § 3 Vw.
(726) RvV 1 februari 2016, nr. 161.145.
Company: VUB
De DVZ kan ook altijd het verblijfsrecht intrekken wanneer er sprake is van:
– fraude, die van doorslaggevend belang was voor de erkenning van het verblijfsrecht;
– gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid; en
– gevaar voor de volksgezondheid. Dat gevaar bestaat alleen in geval van ziekten die worden vermeld
in de Verblijfswet, die binnen drie maanden na aankomst op het grondgebied optreden.
Na vijf jaar ononderbroken verblijf in België, te rekenen vanaf de afgifte van de bijlage 19 (voor EU-fa-
milieleden) of de afgifte van de bijlage 19ter of bij lage 15 (voor niet-EU-familieleden) krijgt het familie-
lid van een EU-burger een duurzaam verblijfsrecht. EU-familieleden krijgen dit recht automatisch na vijf
jaar ononderbroken verblijf, te rekenen vanaf de datum van inschrijving in het wachtregister. Ze hoeven
hiertoe dus geen aanvraag in te dienen. Wel kunnen zij een document ter staving van het duurzaam ver-
blijfsrecht aanvragen bij de gemeente via een bijlage 22 (= aanvraag om duurzaam verblijf). (729)
Een niet-EU-familielid heeft dit duurzaam verblijfsrecht niet automatisch, maar moet het duurzaam ver-
blijf aanvragen bij de gemeente vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn verblijfskaart als
familielid van een EU-burger (elektronische F-kaart, geldig voor vijf jaar), op straffe van een adminis-
tratieve geldboete van 200 euro. Het duurzaam verblijfsrecht wordt voor niet-EU-familieleden erkend
na vijf jaar ononderbroken verblijf (te rekenen vanaf de afgifte van de bijlage 19ter of bijlage 15), op
voorwaarde dat het niet-EU-familielid gedurende de periode van drie jaar gezamenlijk gevestigd was met
de EU-burger (tenzij de uitzonderingen op het verlies van verblijfsrecht gedurende de eerste drie jaar van
toepassing zijn: zie 2.3.4.3.4.1.). (730)
Het ononderbroken karakter van het verblijf wordt niet beïnvloed door tijdelijke afwezigheden van niet
meer dan zes maanden per jaar, door afwezigheden van langere duur voor de vervulling van militaire
verplichtingen, door één afwezigheid van ten hoogste twaalf achtereenvolgende maanden om belangrijke
redenen (zoals zwangerschap en bevalling, ernstige ziekte, studie of beroepsopleiding), noch door uitzen-
ding om werkzaamheden te verrichten buiten België. (731)
Familieleden van EU-werknemers en EU-zelfstandigen kunnen al vlugger dan na vijf jaar een duurzaam
verblijfsrecht verkrijgen, wanneer de EU-werknemer of EU-zelfstandige vóór de vijf jaar verblijf in Bel-
gië stopt met werken ten gevolge van een blijvende arbeidsongeschiktheid, op voorwaarde dat:
– de EU-werknemer of EU-zelfstandige twee jaar ononderbroken in België heeft verbleven, of
– de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een arbeidsongeval of beroepsziekte waardoor recht
ontstaat op een uitkering die geheel of deels ten laste komt van een Belgische instelling.
Company: VUB
Ook wanneer de EU-werknemer of EU-zelfstandige op het tijdstip waarop hij stopt met werken, de
wettelijke leeftijd heeft bereikt waarop hij aanspraak kan maken op een ouderdomspensioen, kan zijn
familielid al vroeger dan na vijf jaar een duurzaam verblijfsrecht krijgen. Hetzelfde geldt wanneer de
EU-werknemer of EU-zelfstandige overlijdt in de loop van zijn beroepsleven, voordat hij een duurzaam
verblijfsrecht heeft verkregen, op voorwaarde dat:
Wanneer een duurzaam recht op verblijf werd verkregen, kan het slechts worden verloren door een af-
wezigheid van meer dan twee achtereenvolgende jaren uit België. (735) Verder kan een familielid met
duurzaam verblijfsrecht slechts worden verwijderd wanneer hij/zij een ernstig gevaar vormt voor de
openbare orde of nationale veiligheid. Een strafrechtelijke veroordeling op zich is geen voldoende bewijs
van een dergelijk gevaar. Een familielid met duurzaam verblijfsrecht kan alleen nog verwijderd worden
van het grondgebied in geval van een ernstige aanslag op de nationale veiligheid wanneer het gaat om
Company: VUB
een gezinslid dat de laatste tien jaar in België heeft verbleven, of een minderjarig gezinslid (tenzij de
verwijdering in het belang zou zijn van de minderjarige). Een verwijdering kan uitsluitend plaatsvinden
met een KB tot uitzetting en na advies van de Commissie van Advies voor Vreemdelingen. (736) Voorts
kan het duurzaam verblijfsrecht steeds ingetrokken worden in geval van fraude, die van doorslaggevend
belang was voor de erkenning van dat duurzaam verblijfsrecht. (737) In dat geval kan DVZ een bevel om
2.3.4.4.1. Algemeen
Wie als niet-EER-onderdaan (een derdelander) met een verblijfsrecht in België een gezinslid naar België
wil halen om hier samen te verblijven, kan hiervoor zelf geen procedure inleiden. Het is het gezinslid dat
hierheen komt, dat het verblijf moet aanvragen.
Sinds 1 juni 2007 gelden er nieuwe regels inzake gezinshereniging met een verblijfsgerechtigde derde-
lander. Deze regels werden aanzienlijk verstrengd door de wet van 8 juli 2011. (739) Zo werd bijvoor-
beeld een inkomensvoorwaarde ingevoerd, en kan de verblijfsaanvraag voor bepaalde familieleden van
derdelanders niet meer in België worden ingediend, maar alleen nog bij de bevoegde Belgische diploma-
tieke of consulaire post in het herkomstland. De nieuwe regels zijn van kracht sinds 22 september 2011,
en hebben sinds 10 oktober 2011 volle uitwerking gekregen, na publicatie van het nodige uitvoeringsbe-
sluit in het Belgisch Staatsblad. (740)
Verschillende organisaties formuleerden ernstige juridische bezwaren met betrekking tot de nieuwe voor-
waarde van toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen, en het invoeren van een ontvankelijk-
heidsfase en wachtperiode voor gezinshereniging met derdelanders. Ook wat betreft het respecteren van
de bilaterale tewerkstellingsakkoorden van België rijst er twijfel.
De juridisch-technische bezwaren tegen de nieuwe wet hebben ertoe geleid dat de wet werd aangevoch-
ten voor het Grondwettelijk Hof, dat hierover uitspraak deed op 26 september 2013. Waar de rechtspraak
van het Grondwettelijk Hof de bestaande regels heeft vernietigd of een verzoenende interpretatie heeft
gegeven, wordt dat opgenomen in de tekst.
De wet van 8 juli 2011 voerde een wachtperiode in van minstens twaalf maanden verblijf voor de derde-
lander met onbeperkt verblijfsrecht die zich wil laten vervoegen door onder meer zijn echtgenoot. (741)
Company: VUB
Deze voorwaarde geldt niet voor derdelanders met een beperkt verblijfsrecht of voor een gezinshereni-
ging met Belgen of EU-burgers.
Asielzoekers of kandidaat-vluchtelingen beschikken niet over een machtiging tot verblijf van meer dan
drie maanden en kunnen dan ook geen gezinsleden laten overkomen. Artikel 88 van het KB Verblijf stelt
(741) Art. 10 § 1, eerste lid, 4° Vw. De wet voorziet echter ook in enkele uitzonderingen. Die termijn van twaalf maanden ver-
valt indien de echtelijke band of het geregistreerde partnerschap reeds bestond voor de vreemdeling die vervoegd wordt,
in België aankwam of indien zij een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben, of indien het familieleden betreft van
een vreemdeling die erkend is als vluchteling of die de subsidiaire bescherming geniet.
(742) Akkoord tussen België en Turkije betreffende de tewerkstelling van Turkse werknemers in België, 16 juli 1964, BS
17 juni 1977.
(743) Overeenkomst tussen België en Tunesië betreffende de tewerkstelling van Tunesische werknemer in België, 7 augustus
1969, BS 17 juni 1977.
(744) Akkoord tussen België en Algerije betreffende de tewerkstelling van Algerijnse werknemers in België, 8 januari 1970,
BS 17 juni 1977.
(745) Verdrag tussen België en Marokko betreffende de tewerkstelling van Marokkaanse werknemers in België, 17 februari
1964, BS 17 juni 1977.
(746) De overeenkomst tussen België en Joegoslavië van 23 juli 1970 (BS 17 juni 1977) blijft geldig tussen België en de re-
publieken Slovenië en Kroatië (BS 12 december 1997), Servië en Montenegro (BS 5 april 2006) en Kosovo (BS 14 mei
2010). Voor Bosnië is er nog geen officiële bevestiging maar voor de Dienst Verdragen van het ministerie van Buiten-
landse Zaken staat de geldigheid van het verdrag voor Bosnische onderdanen buiten discussie.
Let wel: sinds de inwerkingtreding van de nieuwe wet van 8 juli 2011 worden deze akkoorden beperkend
geïnterpreteerd. Om van dit ruimere recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moet de ver-
blijfsgerechtigde vreemdeling in België:
– zijn verblijfsrecht verworven hebben doordat hij naar België is gereisd omwille van een tewerkstel-
ling in het kader en onder de voorwaarden van die tewerkstellingsovereenkomst; en
– moet de afstammingsband, de echtelijke band of het geregistreerde partnerschap reeds bestaan vóór
Company: VUB
de persoon die vervoegd wordt, in België aankwam. (747)
Familieleden van vreemdelingen die bijvoorbeeld hier geboren zijn, kunnen dus geen aanspraak maken
op deze regelgeving. Bovendien moeten de inhoudelijke voorwaarden tot toepassing van de verdragen
vervuld zijn. Tot slot wordt ook geen recht op gezinsvorming meer toegestaan op basis van de bilaterale
tewerkstellingsakkoorden. De nieuwe wet inzake gezinshereniging volgt hiermee de praktijk die de DVZ
Artikel 10 Verblijfswet bepaalt onder welke voorwaarden een echtgenoot of daarmee gelijkgestelde part-
ner recht heeft op verblijf, ingeval het gaat om gezinshereniging met een vreemdeling die in België
beschikt over een verblijf van onbepaalde duur. Artikel 10bis, § 2 bepaalt de voorwaarden voor gezins-
hereniging met een derdelander die een beperkt verblijfsrecht heeft.
De begunstigden van dit verblijfsrecht zijn de buitenlandse echtgenoot, en de vreemdeling met wie een
geregistreerd partnerschap is gesloten dat als gelijkwaardig wordt beschouwd met het huwelijk in België,
die met hem komt samenleven, op voorwaarde dat beiden ouder zijn dan 21 jaar. De minimumleeftijd
is 18 jaar als het huwelijk of gelijkgesteld partnerschap al bestond vóór de rechtgevende vreemdeling in
België aankwam.
(747) Artikel 15 van de wet van 8 juli 2011 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinsher-
eniging (BS 12 september 2011).
(748) Arrest van de RvV van 29 april 2009, nr. 26.661.
(749) Zie het arrest van de RvV van 28 mei 2009, nr. 28.068, waarin niet werd geëist dat de gezinshereniger een werknemer
moest zijn die geselecteerd en in dienst genomen werd in het kader van de tewerkstellingsovereenkomst.
(750) Arrest van het Hof van Justitie van 29 maart 2012, Staatssecretaris van Justitie tegen Tayfun Kahveci (C-7/10) en Osman
Inan (C-9/10).
(751) Zie Nieuwsbrief nr. 4-2012 van het Kruispunt Migratie-Integratie van 30 april 2012.
Artikel 10 benadrukt verder dat het niet van toepassing is op een tweede (polygame) echtgenoot, en ook
niet op de kinderen uit een polygaam huwelijk, die afstammen van de andere echtgenoot dan diegene die
in België is.
Welke partnerschappen gelijkgesteld worden met een huwelijk wordt bepaald door een KB van 17 mei
2007 (BS 31 mei 2007). Het zou gaan om partnerschappen die werden aangegaan in de volgende landen:
– Denemarken;
Company: VUB
– Duitsland;
– Finland;
– IJsland;
– Noorwegen;
– Verenigd Koninkrijk;
(752) Arrest van de Rvv van 31 januari 2012, nr. 74.258. Voor het bewijs van ‘stabiele en regelmatige bestaansmiddelen’
aanvaardt de DVZ geen contracten op basis van art. 60 OCMW-wet. Op grond van artikel 8 EVRM vernietigde de RvV
echter een weigeringsbeslissing die op deze grond gebaseerd was, en verklaarde dat de DVZ niet alleen rekening moet
houden met de wettelijke voorwaarden, maar ook met de belangen van het gezin.
(753) Arrest van de RvV van 29 maart 2012, nr. 78.310. De weigeringsbeslissing van de DVZ werd vernietigd, omdat ze geen
verwijzing bevatte naar artikel 42 § 1, tweede lid Vw. of naar een onderzoek van de concrete situatie van het gezin.
(754) KB van 26 augustus 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, in werking getreden op 8 oktober 2010.
die subsidiaire bescherming genieten op voorwaarde dat het huwelijk of partnerschap al bestond voordat
de vreemdeling België binnenkwam, en voor zover de gezinshereniging werd aangevraagd binnen een
jaar na de beslissing tot erkenning als vluchteling, de toekenning van de subsidiaire bescherming.
De voorwaarde van behoorlijke huisvesting geldt ook niet indien de vreemdeling met beperkt verblijfs-
recht die vervoegd wordt de status van langdurigingezetene heeft verkregen in een andere EU-lidstaat,
en gemachtigd is om tijdelijk in België te verblijven. De voorwaarde is wel dat het familielid al deel
Company: VUB
uitmaakte van het gezin van de vreemdeling in de eerste EU-lidstaat.
Medisch attest
Ook moet een medisch attest voorgelegd worden dat bewijst dat men niet lijdt aan een van de ziekten
vermeld in de nieuwe bijlage van de Verblijfswet.
Company: VUB
akkoord ging.
De echtgenoot moet met de verblijfsgerechtigde samenwonen. Het ontbreken van samenwoonst is een
reden om tot niet-toekenning van het verblijf te besluiten. (758)
Cascadeverbod
Voorwaarden
Duurzame en stabiele partnerrelatie
Ook de wettelijk geregistreerde partner van een niet-Unieburger kan in het kader van gezinshereniging
naar België komen. Deze partner moet wel aantonen dat hij/zij een duurzame en stabiele relatie heeft
met de in België verblijvende vreemdeling. Bovendien moeten beide partners de leeftijd van 21 jaar
bereikt hebben, moeten ze ongehuwd zijn, en mogen ze geen duurzame relatie hebben met een andere
persoon. (760) Ze moeten ook samenwonen. De minimumleeftijd is 18 jaar als het geregistreerd part-
nerschap al bestond vóór de rechtgevende vreemdeling in België aankwam. De Belgische verklaring van
wettelijke samenwoning is een wettelijk geregistreerd partnerschap.
Van een duurzame en stabiele partnerrelatie is er slechts sprake wanneer de partners:
– gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken in België of in een ander
land hebben samengewoond; of
– elkaar sinds ten minste twee jaar kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via
briefwisseling of mail met elkaar contact onderhielden, dat zij elkaar voorafgaand aan de aanvraag
driemaal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen; of
– een gemeenschappelijk kind hebben.
Om de strijd tegen schijnrelaties aan te gaan, besliste de wetgever dat ten aanzien van geen van beide
partners in het verleden een beslissing genomen mag zijn om een huwelijk niet te voltrekken.
Inkomensvoorwaarde
Ook hier geldt dat de in België verblijvende derdelander nu moet bewijzen dat hij over stabiele en toe-
reikende bestaansmiddelen beschikt om zichzelf en zijn gezinsleden te onderhouden en om te voorko-
men dat zij ten laste van de openbare overheden vallen. Hij moet daartoe een inkomen kunnen bewijzen
(756) Voor de bescherming door artikel 8 EVRM in dat geval, zie RvS 16 maart 1999, Rev. dr. étr. 103, 258.
(757) RvS nr. 77.261.
(758) De Raad van State stelt de eis van samenwoonst scherp: RvS nr. 64.222, Rev. dr. étr 1995, 616.
(759) Artikel 10 § 3 Vw.
(760) Artikel 10 § 1, eerste lid, 5° Vw.
van minstens 120% van het (voor 2016 was dit bedrag nog vastgesteld op 1 360,62 EUR netto/maand,
namelijk het tarief voor een persoon met gezin ten laste). Dit inkomen mag niet bestaan uit leefloon,
maatschappelijke dienstverlening, gezinsbijslag, wachtuitkering en overbruggingsuitkering. Een werk-
loosheidsuitkering telt alleen mee voor wie bewijst actief werkzoekend te zijn. Het bedrag van 120% van
het leefloon is slechts een referentiebedrag. Indien het inkomen lager is, zal de aanvraag niet automatisch
geweigerd worden. De DVZ moet in dat geval onderzoeken of het inkomen voldoende is volgens de
Company: VUB
eigen behoeften van het gezin, rekening houdend met de aard en de regelmatigheid van de inkomsten,
zonder dat het gezin ten laste mag vallen van de overheid. Ook onder meer de gezondheidstoestand van
de betrokkenen en hun gezinssituatie zijn hierbij van belang. (761) Deze verplichting om een individu-
ele behoefteanalyse uit te voeren, werd bevestigd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, die
de DVZ veroordeelde omdat uit de motivering van de weigeringsbeslissing niet bleek of de DVZ deze
(761) Arrest van de Rvv van 31 januari 2012, nr. 74.258. Voor het bewijs van ‘stabiele en regelmatige bestaansmiddelen’
aanvaardt de DVZ geen contracten op basis van art. 60 OCMW-wet. Op grond van artikel 8 EVRM vernietigde de RvV
echter een weigeringsbeslissing die op deze grond gebaseerd was, en verklaarde dat de DVZ niet alleen rekening moet
houden met de wettelijke voorwaarden, maar ook met de belangen van het gezin.
(762) Arrest van de RvV van 29 maart 2012, nr. 78.310. De weigeringsbeslissing van de DVZ werd vernietigd, omdat ze geen
verwijzing bevatte naar artikel 42 § 1, tweede lid Vw. of naar een onderzoek van de concrete situatie van het gezin.
(763) KB van 26 augustus 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, in werking getreden op 8 oktober 2010.
– syfilis;
– andere besmettelijke door infectie of parasieten teweeggebrachte ziekten, voor zover zij in het ont-
vangende land onder beschermende bepalingen ten aanzien van de inwoners vallen.
Wachtperiode
Voor wettelijk geregistreerde partners van niet-EER-vreemdelingen met onbeperkt verblijfsrecht in Bel-
gië voerde de wet een ‘wachtperiode’ in: hun partners moeten ten minste twaalf maanden een verblijfs-
Company: VUB
recht van onbeperkte duur in België hebben of ten minste twaalf maanden een gevestigde vreemdeling
zijn, alvorens zij hun gezinsleden kunnen laten overkomen. De voorwaarde van twaalf maanden vooraf-
gaand verblijf geldt niet wanneer:
– het partnerschap reeds bestond vóór de gezinshereniger België binnenkwam; of
– de partners een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben.
2.3.4.4.2.3. Kinderen
Al dan niet gemeenschappelijke kinderen kunnen hun ouders vergezellen op voorwaarde dat ze ten laste
en jonger dan 18 jaar zijn. Kleinkinderen of achterkleinkinderen hebben dat recht niet.
Wanneer een minderjarige die bij zijn ouder in België komt wonen, een eigen kind wil meenemen,
moet voor dat kind een machtiging tot verblijf aangevraagd worden met toepassing van artikel 9 van de
Verblijfswet.
Voor kinderen van een ouder die zelf is gemigreerd, kan een van de bilaterale akkoorden van toepassing
zijn. Een Tunesische onderdaan is bijvoorbeeld minderjarig tot 20 jaar en kan dus tot die leeftijd gezins-
hereniging aanvragen met zijn of haar ouders.
Is er geen bilateraal akkoord van toepassing, dan moet het gaan om kinderen van minder dan achttien
jaar oud, die met de ouder(s) komen samenleven en die niet gehuwd zijn of samenwonen. Als het om
niet-gemeenschappelijke kinderen gaat, moet het kind ten laste zijn en moet de ouder over het recht van
bewaring beschikken, of moet er, ingeval het recht van bewaring gedeeld wordt, toestemming zijn van
de andere ouder.
Het recht op gezinshereniging geldt niet ten aanzien van kinderen uit een polygaam huwelijk. Die moeten
om gezinshereniging aan te vragen een gewone machtiging tot verblijf indienen op grond van artikel 9,
met bijzondere motivatie.
Er is ook een recht op gezinshereniging voor het alleenstaande gehandicapte kind dat ouder is dan acht-
tien jaar, voor zover het kind een attest overlegt dat uitgaat van een door de Belgische diplomatieke of
consulaire post erkende arts dat aantoont dat het door zijn handicap niet in zijn eigen behoeften kan
voorzien.
Net als bij gezinshereniging door de echtgenoot of samenwonende partner, moet er bij gezinshereniging
voor de kinderen voldoende huisvesting bewezen worden (via een geregistreerd huurcontract of notariële
Company: VUB
eigendomstitel), het voorhanden zijn van een ziektekostenverzekering en van een medisch attest.
Voor gezinshereniging met de gemeenschappelijke minderjarige kinderen geldt de inkomstenvoorwaarde
niet.
Voor gezinshereniging met het eigen (niet-gemeenschappelijke) kind van een wettelijk geregistreerde
(766) Arrest van de Rvv van 31 januari 2012, nr. 74.258. Voor het bewijs van ‘stabiele en regelmatige bestaansmiddelen’
aanvaardt de DVZ geen contracten op basis van art. 60 OCMW-wet. Op grond van artikel 8 EVRM vernietigde de RvV
echter een weigeringsbeslissing die op deze grond gebaseerd was, en verklaarde dat de DVZ niet alleen rekening moet
houden met de wettelijke voorwaarden, maar ook met de belangen van het gezin.
(767) Arrest van de RvV van 29 maart 2012, nr. 78.310. De weigeringsbeslissing van de DVZ werd vernietigd, omdat ze geen
verwijzing bevatte naar artikel 42 § 1, tweede lid Vw. of naar een onderzoek van de concrete situatie van het gezin.
(768) GwH 26 september 2013, arrest nr. 121/2013, B.13.3.1.
en voor zover de gezinshereniging werd aangevraagd binnen een jaar na de beslissing tot erkenning als
vluchteling, of de toekenning van de subsidiaire bescherming. Deze uitzondering kan dan weer door de
DVZ opgeheven worden als de gezinshereniging ook mogelijk zou zijn in een ander land.
De voorwaarde van behoorlijke huisvesting geldt ook niet indien de vreemdeling met beperkt verblijfs-
recht die vervoegd wordt de status van langdurig ingezetene heeft verkregen in een andere EU-lidstaat,
en gemachtigd is om tijdelijk in België te verblijven. De voorwaarde is wel dat het familielid al deel
Company: VUB
uitmaakte van het gezin van de vreemdeling in de eerste EU-lidstaat.
Voor kinderen van niet-EER-vreemdelingen met onbeperkt verblijfsrecht in België voerde de wet een
‘wachtperiode’ in: de rechtgevende vreemdeling moet ten minste twaalf maanden een verblijfsrecht van
onbeperkte duur in België hebben of ten minste twaalf maanden een gevestigde vreemdeling zijn, alvo-
Voor een student gelden dezelfde voorwaarden, maar wordt er voor alle gezinsleden nog de voorwaarde
aan toegevoegd dat hetzij de student, hetzij het gezinslid het bewijs levert van stabiele, regelmatige en
voldoende middelen van bestaan om in de eigen behoeften en die van de gezinsleden te voorzien. (770)
Artikel 10bis § 3 bevat een uitzondering voor vreemdelingen die de status van langdurig ingezetene
hebben. Wanneer zij al een gezin hadden gevormd in een andere EU-lidstaat, geldt de voorwaarde van
voldoende huisvesting niet, en kan het bewijs van voldoende middelen ook door het gezinslid bewezen
worden.
De DVZ kan echter toch eisen dat deze voorwaarden worden vervuld indien de gezinshereniging moge-
lijk is in een ander land, met wie de erkende vluchteling of subsidiair beschermde die vervoegd wordt,
of diens familielid, een bijzondere band heeft, waarbij rekening gehouden wordt met de feitelijke om-
standigheden, de aan gezinshereniging gestelde voorwaarden in dat ander land en de mate waarin de
betrokken vreemdelingen deze voorwaarden kunnen vervullen.
Bovendien kunnen minderjarige vluchtelingen en minderjarige subsidiair beschermden, in tegenstelling
Company: VUB
tot andere niet-EU-vreemdelingen, ook hun ouders naar België laten komen. Hun ouders hebben recht
op gezinshereniging met hun minderjarig kind, indien dat kind België is binnen gekomen zonder bege-
leiding van een krachtens de wet verantwoordelijke meerderjarige vreemdeling en vervolgens niet daad-
werkelijk onder de hoede van een dergelijke persoon gestaan heeft of zonder begeleiding werd achterge-
laten nadat hij België is binnengekomen. (772) De ouders moeten met het kind komen samenleven. Het
Voor Turkse onderdanen die België binnenkwamen als migrant, kunnen met toepassing van het migra-
tieakkoord met Turkije de ouders een recht op gezinshereniging genieten, voor zover ze ten laste zijn en
voor zover er ‘bijzondere omstandigheden’ aanwezig zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulpbehoevend-
heid of gezondheidsredenen.
Om van dit recht gebruik te kunnen maken, moet de verblijfsgerechtigde Turkse onderdaan reeds één
maand gewerkt hebben in België, op het moment van de aanvraag nog steeds tewerkgesteld zijn in Bel-
gië, en over aangepaste huisvesting beschikken om zijn ouders op te vangen.
Indien andere gezinsleden een gezinshereniging wensen aan te vragen met een verblijfsgerechtigde vreem-
deling, moet daarvoor een machtiging tot verblijf worden aangevraagd met toepassing van artikel 9 en
artikel 9bis van de Verblijfswet. Een dergelijke machtiging wordt alleen toegestaan als er behalve de
gezinsband ook andere humanitaire redenen zijn om een verblijf toe te kennen. Het kan dan gaan om
hulpbehoevende ouders of minderjarige kinderen van een broer of zus of andere naaste verwante die om
een bepaalde reden niet meer bij de ouders terechtkunnen en voor wie geen andere degelijke opvang
geregeld is. Voor de procedure, zie 2.7.5.
Voor de volledigheid kan ook verwezen worden naar artikel 10 § 1, tweede lid van de Verblijfswet. Dit
artikel kent een recht op verblijf toe aan vreemdelingen die aan de voorwaarden voldoen om de Belgische
nationaliteit te verkrijgen door nationaliteitskeuze of op grond van artikel 13, 1°, 3° of 4° WBN.
De aanvraag moet in het thuisland ingediend worden, of in België tijdens een legaal verblijf.
(772) Artikel 10 § 1, 7° Vw. Artikel 10 Vw. geldt normaal alleen voor familieleden van derdelanders met een onbeperkt ver-
blijfsrecht in ons land. Het Grondwettelijk Hof bevestigde echter in zijn arrest van 26 september 2013 dat deze bepaling
ook geldt voor ouders van minderjarige subsidiair beschermden met een beperkt verblijfsrecht (GwH 26 september 2013,
arrest nr. 121/2013, B.9.4).
2.3.4.4.3. Procedure voor gezinshereniging met een vreemdeling met onbeperkt verblijf
Een derdelander die zich in het buitenland bevindt, moet over geldige binnenkomstdocumenten beschik-
ken en een aanvraag tot gezinshereniging indienen met toepassing van artikel 10 van de Verblijfswet. Hij
Company: VUB
kan daartoe een verzoek tot afgifte van een D-visum met het oog op gezinshereniging indienen bij de
bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire post in het buitenland.
Nodige documenten
Indien de vreemdeling deze documenten overmaakt, krijgt hij/zij een bewijs dat de aanvraag werd in-
gediend, met vermelding van de datum van indiening, in de vorm van een bijlage 15quinquies. Uiterlijk
negen maanden na de aanvraag moet de DVZ een beslissing nemen, en die aan de aanvrager betekenen.
Bij complexe dossiers, of bij een onderzoek naar een schijnhuwelijk of schijnpartnerschap, kan de behan-
delingstermijn maximaal twee keer verlengd worden met een periode van telkens drie maanden.
Wanneer het gezinslid voldoet aan de voorwaarden, of wanneer geen beslissing werd genomen én bete-
kend binnen de maximale behandelingstermijn, krijgt hij/zij een visum type D. Dat is een visum met het
oog op een lang verblijf waarmee de houder maximaal vijf dagen kan reizen door de Schengenstaten om
in België de gezinshereniging te verkrijgen.
In België wordt dan aan het gemeentebestuur het paspoort met D-visum voorgelegd en pro forma een
gewone kopie van het bewijs van verwantschap, waarna de procedure tot toekenning van verblijf meteen
gestart wordt. Ook worden van elke aanvrager twee kopieën van het paspoort gevraagd en zes foto’s. Van
kinderen ouder dan 12 jaar worden vier foto’s gevraagd, van kinderen jonger dan 12 jaar geen.
Company: VUB
Indien niet aan de voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan, wordt het visum type D geweigerd.
De DVZ moet bij een weigeringsbeslissing steeds rekening houden met de aard en de hechtheid van de
gezinsband, de duur van het verblijf van het gezinslid in België, en het bestaan van familiale, culturele of
sociale banden met het land van herkomst.
Een aanvraag tot gezinshereniging met een in België verblijvende derdelander kan in bepaalde gevallen
ook tijdens een wettig verblijf in België worden ingediend. Sinds de inwerkingtreding van de wet van
8 juli 2011 kan een dergelijke aanvraag, behoudens uitzonderingen, echter niet meer ingediend worden
tijdens een legaal kort verblijf.
In de volgende gevallen kan een aanvraag tot gezinshereniging met een derdelander wel worden inge-
diend tijdens een legaal verblijf in België:
– het gezinslid is reeds in een andere hoedanigheid toegelaten of gemachtigd tot een verblijf van meer
dan drie maanden in België (bv. als niet-EU-student), op voorwaarde dat hij vóór het einde van deze
legale verblijfsperiode alle nodige documenten overmaakt;
– het gezinslid heeft in het kader van gezinsvorming een visum verkregen met het oog op het afsluiten
van een huwelijk of partnerschap in België, op voorwaarde dat dit huwelijk of partnerschap effectief
werd gesloten, en alle nodige documenten werden overgelegd, vóór het einde van deze machtiging
(zie 2.3.3.); of
– tijdens een legaal kort verblijf, indien het gaat om de minderjarige kinderen van de niet-EER-on-
derdaan en van zijn/haar echtgenoot of gelijkgestelde partner, of om de ouders van minderjarige
erkende vluchtelingen of minderjarige vreemdelingen die subsidiaire bescherming genieten. Min-
derjarige kinderen van geregistreerde partners, meerderjarige gehandicapte kinderen of andere ge-
zinsleden, kunnen de aanvraag tot gezinshereniging niet indienen tijdens een legaal kort verblijf in
België.
De wet van 19 maart 2014 (773) wijzigde de procedure lichtjes voor een minderjarig kind van een der-
delander met onbeperkt verblijf of zijn echtgenoot of gelijkgestelde partner als zij hun aanvraag indienen
bij de gemeente vanuit een kort wettig verblijf in België en voor de ouder van een minderjarig erkend
vluchteling of subsidiair beschermde die België binnenkwam als niet-begeleide minderjarige vreem-
deling als zij hun aanvraag indienen bij de gemeente vanuit een kort wettig verblijf in België. Vanaf
15 mei 2014 krijgen deze categorieën een bewijs van hun aanvraag en een attest van immatriculatie nadat
(773) Wet van 19 maart 2014 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS, 5 mei 2014.
de DVZ de ontvankelijkheid van de aanvraag heeft nagegaan. Er staat geen wettelijke behandelingster-
mijn op die tussenkomst van de DVZ, maar ze moet wel “onverwijld” gebeuren. (774)
Nodige documenten
De documenten die voorgelegd moeten worden om tijdens een legaal verblijf gezinshereniging aan
Company: VUB
te vragen, zijn, afhankelijk van de categorie van het gezinslid:
– geldige binnenkomstdocumenten (bv. een geldig nationaal paspoort, indien nodig met een vi-
sum);
– bewijs van het wettig verblijf (bv. elektronische A-kaart, aankomstverklaring in het kader van
een legaal kort verblijf,…);
De gemeente controleert de binnenkomstdocumenten, het wettig verblijf, en alle andere nodige docu-
menten. Wanneer niet alle vereiste documenten werden voorgelegd, zal de gemeente de aanvraag niet
in overweging nemen, en levert ze een bijlage 15ter af. Tegen deze beslissing staat een niet-schorsend
beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen open.
Indien wel alle nodige documenten worden voorgelegd, dan levert de gemeente een bijlage 15bis af
(= bewijs van aanvraag tot verblijf), en wordt een woonstcontrole uitgevoerd. De gemeente stuurt het
dossier van de aanvraag door naar de DVZ.
(774) Kruispunt Migratie-Integratie, Wijziging Verblijfswet voor EU_burger en familie, langdurig ingezetene en varia, 13 mei
2014, beschikbaar op www.kruispuntmi.be.
De wet van 8 juli 2011 voerde een ontvankelijkheidsfase in voor aanvragen tot gezinshereniging met
niet-EER-onderdanen die worden ingediend vanuit een legaal verblijf in België. De DVZ heeft nu vijf
maanden de tijd om na te gaan of de aanvraag niet kennelijk ongegrond is. Wanneer de aanvraag ontvan-
kelijk verklaard wordt, of wanneer geen beslissing wordt genomen binnen vijf maanden vanaf de datum
van de aanvraag, informeert de gemeente het gezinslid dat zijn aanvraag ontvankelijk is, en schrijft ze
hem in het Vreemdelingenregister in. Het gezinslid ontvangt dan een Attest van Immatriculatie (oranje
Company: VUB
kaart), geldig voor zes maanden. Indien de aanvraag onontvankelijk wordt verklaard, levert de gemeente
een bijlage 15quater af, eventueel met een bevel om het grondgebied te verlaten.
Tijdens het gegrondheidsonderzoek dat daarop volgt, gaat de DVZ na of het gezinslid aan alle voorwaar-
den voor de gezinshereniging voldoet. De DVZ moet een beslissing nemen binnen negen maanden na
de aanvraag, en die aan de aanvrager betekenen. Bij complexe dossiers, of bij een onderzoek naar een
In uitzonderlijke gevallen kan de aanvraag ook in België gebeuren zonder dat de gezinshereniger over
een wettig verblijf beschikt, namelijk wanneer hij bewijst dat hij zich bevindt in uitzonderlijke om-
standigheden die hem verhinderen terug te keren naar zijn land om het vereiste visum te vragen bij de
Company: VUB
De DVZ moet nagaan of er zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen. Hiervoor is geen wettelijke
termijn vastgelegd. In de praktijk kan dit een jaar of langer duren. Als de DVZ vindt dat er geen buiten-
gewone omstandigheden zijn, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard en levert de gemeente een
“bijlage 15quater”, eventueel met een bevel om het grondgebied te verlaten. Tegen deze beslissing is een
niet-schorsend beroep mogelijk bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Als de DVZ vindt dat de
2.3.4.4.4. Procedure voor gezinshereniging met een vreemdeling met beperkt verblijf
Gezinsleden van niet-EER-vreemdelingen met een beperkt verblijfsrecht in België beschikken niet over
een verblijfsrecht van rechtswege, maar kunnen wel een machtiging tot verblijf aanvragen op basis van
artikel 10bis § 2 van de Verblijfswet.
Sinds juli 2016 valt een aanvraag gezinshereniging met een subsidiair beschermde nu in alle gevallen on-
der artikel 10 Vw, ook wanneer de subsidiair beschermde nog een tijdelijk verblijfsrecht heeft. Op grond
van de Kwalificatierichtlijn (Europese richtlijn 2011/95/EU) hebben deze familieleden immers een recht
op verblijf (art. 10 Vw) en geen recht op een machtiging tot verblijf (art. 10bis Vw). Inhoudelijk wijzigt
er niets en blijven deze familieleden onderworpen aan dezelfde voorwaarden voor gezinshereniging als
voorheen. (775)
Een niet-EER-gezinslid dat zich in het buitenland bevindt, moet over geldige binnenkomstdocumenten
beschikken en een aanvraag tot gezinshereniging indienen met toepassing van artikel 10 van de Verblijfs-
wet. Hij kan daartoe een verzoek tot afgifte van een D-visum met het oog op gezinshereniging indienen
bij de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire post in het buitenland.
(775) Art. 4 wet tot wijziging van de Verblijfswet van 1 juni 2016, in werking getreden op 8 juli 2016.
Nodige documenten
De documenten die voorgelegd moeten worden om een visum type D te verkrijgen zijn, afhankelijk
van de categorie van het gezinslid, de volgende:
– een geldig nationaal paspoort;
– de huwelijksakte, gelegaliseerd en vertaald;
Company: VUB
– bewijs van stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen;
– bewijs van behoorlijke huisvesting (= geregistreerd huurcontract of notariële eigendomstitel);
– bewijs van ziektekostenverzekering;
– indien van toepassing, een echtscheidingsakte of overlijdensakte van de ex-echtgenoot, gelega-
liseerd en vertaald;
Indien de vreemdeling deze documenten overmaakt, krijgt hij/zij een bewijs dat de aanvraag werd in-
gediend, met vermelding van de datum van indiening, in de vorm van een bijlage 15quinquies. Uiterlijk
negen maanden na de aanvraag, moet de DVZ een beslissing nemen, en die aan de aanvrager betekenen.
Bij complexe dossiers, of bij een onderzoek naar een schijnhuwelijk of schijnpartnerschap, kan de behan-
delingstermijn maximaal twee keer verlengd worden met een periode van telkens drie maanden.
Wanneer het gezinslid voldoet aan de voorwaarden, of wanneer geen beslissing werd genomen én bete-
kend binnen de maximale behandelingstermijn, krijgt hij/zij een visum type D. Dat is een visum met het
oog op een lang verblijf waarmee de houder maximaal vijf dagen kan reizen door de Schengenstaten om
in België de gezinshereniging te verkrijgen.
In België wordt dan aan het gemeentebestuur het paspoort met D-visum voorgelegd en pro forma een
gewone kopie van het bewijs van verwantschap, waarna de procedure tot toekenning van verblijf meteen
gestart wordt. Ook worden van elke aanvrager twee kopieën van het paspoort gevraagd en zes foto’s. Van
kinderen ouder dan 12 jaar worden vier foto’s gevraagd, van kinderen jonger dan 12 jaar geen.
Indien niet aan de voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan, wordt het verblijf geweigerd.
De DVZ moet bij een weigeringsbeslissing steeds rekening houden met de aard en de hechtheid van de
gezinsband, de duur van het verblijf van het gezinslid in België, en het bestaan van familiale, culturele of
sociale banden met het land van herkomst.
Het visum type D kan slechts geweigerd worden indien:
– het familielid niet voldoet aan de voorwaarden voor gezinshereniging;
– de familieleden geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven hebben;
Company: VUB
– het familielid een gevaar voor de openbare orde of de volksgezondheid vormt;
– het familielid fraude heeft gepleegd; of
– het gaat om een schijnrelatie.
Nodige documenten
De documenten die voorgelegd moeten worden om tijdens een legaal verblijf gezinshereniging aan
te vragen, zijn, afhankelijk van de categorie van het gezinslid:
– geldige binnenkomstdocumenten (bv. een geldig nationaal paspoort, indien nodig met een vi-
sum);
– bewijs van het wettig verblijf (bv. elektronische A-kaart, aankomstverklaring in het kader van
een legaal kort verblijf,…);
– de huwelijksakte, gelegaliseerd en vertaald;
– bewijs van stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen;
– bewijs van behoorlijke huisvesting (= geregistreerd huurcontract of notariële eigendomstitel);
– bewijs van ziektekostenverzekering;
– indien van toepassing, een echtscheidingsakte of overlijdensakte van de ex-echtgenoot, gelega-
liseerd en vertaald;
– een geboorteakte, gelegaliseerd en vertaald;
– een uittreksel uit het strafregister (niet ouder dan zes maanden), gelegaliseerd en vertaald, voor
de aanvragers die ouders zijn dan 18 jaar;
– een kopie van de verblijfs- of vestigingsvergunning van de vreemdeling die in België verblijft;
– een medisch attest;
– indien van toepassing, een schriftelijke toestemming van de ouder van een minderjarige die
elders verblijft;
– indien van toepassing, bewijs van de langdurige en stabiele relatie;
Company: VUB
– indien van toepassing, bewijs van de handicap van het meerderjarige kind;
– betalingsbewijs van bijdrage in administratiekosten (retributie).
Wanneer toepassing gevraagd wordt van de migratieakkoorden, moet daaraan worden toegevoegd:
– het bewijs van de verblijfsgerechtigde tewerkgesteld of zelfstandige is in België (werkgevers-
attest, arbeidsovereenkomst, inschrijving in het handelsregister,…);
De gemeente controleert de binnenkomstdocumenten, het wettig verblijf, en alle andere nodige docu-
menten. Wanneer niet alle vereiste documenten werden voorgelegd, zal de gemeente de aanvraag niet
in overweging nemen, en levert ze een bijlage 41ter af. Tegen deze beslissing staat een niet-schorsend
beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen open.
Indien wel alle nodige documenten worden voorgelegd, dan levert de gemeente een bijlage 41bis af
(= bewijs van aanvraag tot verblijf), en wordt een woonstcontrole uitgevoerd. De gemeente stuurt het
dossier van de aanvraag door naar de DVZ. Bij een positieve woonstcontrole ontvangt het gezinslid een
Attest van Immatriculatie (oranje kaart), geldig voor zes maanden.
De DVZ moet een beslissing nemen binnen negen maanden na de aanvraag, en die aan de aanvrager be-
tekenen. Bij complexe dossiers, of bij een onderzoek naar een schijnhuwelijk of schijnpartnerschap, kan
de behandelingstermijn maximaal twee keer verlengd worden met een periode van telkens drie maanden.
Het Attest van Immatriculatie wordt dan voor die periode verlengd.
Wanneer het gezinslid voldoet aan de voorwaarden, of wanneer geen beslissing werd genomen binnen
negen maanden, krijgt het gezinslid een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister in de vorm
van een elektronische A-kaart, geldig voor één jaar. Het Attest van Immatriculatie wordt mogelijk ver-
lengd tot de afgifte van dit verblijfsdocument.
Indien niet aan de voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan, wordt het verblijf geweigerd.
De DVZ moet bij een weigeringsbeslissing steeds rekening houden met de aard en de hechtheid van de
gezinsband, de duur van het verblijf van het gezinslid in België, en het bestaan van familiale, culturele of
sociale banden met het land van herkomst.
Het verblijf kan slechts geweigerd worden indien:
– het familielid niet voldoet aan de voorwaarden voor gezinshereniging;
– de familieleden geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven hebben;
– het familielid een gevaar voor de openbare orde of de volksgezondheid vormt;
– het familielid fraude heeft gepleegd; of
– het gaat om een schijnrelatie.
Tegen een beslissing tot weigering van het verblijfsrecht kan binnen dertig dagen een annulatieberoep
worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Indien een beroep wordt ingediend,
ontvangt het gezinslid een bijlage 35, die maandelijks wordt verlengd, in afwachting van een uitspraak
over het beroep.
Company: VUB
In uitzonderlijke gevallen kan de aanvraag ook in België gebeuren zonder dat de gezinshereniger over
een wettig verblijf beschikt, namelijk wanneer hij bewijst dat hij zich bevindt in uitzonderlijke om-
standigheden die hem verhinderen terug te keren naar zijn land om het vereiste visum te vragen bij de
bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger en alle nodige bewijzen overmaakt,
Het verblijfsrecht dat toegekend wordt aan een gezinslid is per definitie tijdelijk. Bij gezinshereniging
met een vreemdeling met een onbeperkt verblijfsrecht wordt dat tijdelijk verblijf, dat tijdens de eerste vijf
jaar nog aan voorwaarden is verbonden, omgezet in een verblijf van onbeperkte duur na verloop van vijf
jaar. Familieleden van een vreemdeling met beperkt verblijfsrecht kunnen slechts een verblijfsrecht van
onbeperkte duur krijgen als diegene die men vervoegde zelf een onbeperkt verblijfsrecht krijgt.
Bij een positieve beslissing van de DVZ, of wanneer geen beslissing werd genomen binnen de maxi-
male termijn van negen maanden, eventueel verlengd met twee keer drie maanden, krijgt het gezinslid
gedurende drie jaar een tijdelijk verblijfsrecht van een jaar, in de vorm van een elektronische A-kaart.
Dit verblijfsdocument wordt jaarlijks vernieuwd. Het gezinslid moet zelf de vernieuwing van de A-kaart
aanvragen tussen de 45ste en 30ste dag vóór de vervaldatum.
Tijdens deze vijf jaar kan de DVZ het verblijfsrecht intrekken of niet vernieuwen wanneer:
– het gezinslid niet langer voldoet aan de voorwaarden voor gezinshereniging;
– de gezinsleden niet langer samenwonen;
– een van de partners een huwelijk of duurzame relatie heeft met een andere persoon;
– fraude werd gepleegd.
De DVZ moet bij intrekking wel steeds rekening houden met de aard en de hechtheid van de gezinsband,
de duur van het verblijf van het gezinslid in België, en het bestaan van familiale, culturele of sociale
banden met het land van herkomst.
Bij slachtoffers van familiaal geweld kan het verblijfsrecht niet worden ingetrokken indien het gezinslid
slachtoffers was van verkrachting, opzettelijke verwondingen of slagen, toediening van stoffen die de ge-
zondheid zwaar kunnen schaden of de dood kunnen teweegbrengen. Ook moet de DVZ rekening houden
Company: VUB
met familiaal geweld indien het gezinslid niet langer een gezinscel vormde met het slachtoffer, en het
slachtoffer daarom bescherming nodig heeft (bv. in een vluchthuis).
Indien het verblijfsrecht wordt ingetrokken, ontvangt het gezinslid een bijlage 14ter, met bevel om het
grondgebied te verlaten. Tegen die beslissing staat gedurende 30 werkdagen een schorsend annulatiebe-
Bij een positieve beslissing van de DVZ, of wanneer geen beslissing werd genomen binnen de maximale
termijn van negen maanden, eventueel verlengd met twee keer drie maanden, krijgt het gezinslid gedu-
rende een tijdelijk verblijfsrecht, onder de vorm van een elektronische A-kaart, met dezelfde geldigheids-
duur als die van de verblijfsvergunning van zijn/haar niet-EER-gezinslid in België. Het gezinslid moet
zelf de vernieuwing van de A-kaart aanvragen tussen de 45ste en 30ste dag vóór de vervaldatum.
De DVZ kan steeds het verblijfsrecht intrekken of niet vernieuwen wanneer:
– het gezinslid niet langer voldoet aan de voorwaarden voor gezinshereniging;
– de gezinsleden niet langer samenwonen;
– een einde komt aan het verblijf van de vreemdeling die vervoegd wordt;
– een van de partners een huwelijk of duurzame relatie heeft met een andere persoon;
– fraude werd gepleegd.
De DVZ moet bij intrekking wel steeds rekening houden met de aard en de hechtheid van de gezinsband,
de duur van het verblijf van het gezinslid in België, en het bestaan van familiale, culturele of sociale
banden met het land van herkomst.
Indien het verblijfsrecht wordt ingetrokken, ontvangt het gezinslid een bijlage 14quater, met bevel om
het grondgebied te verlaten. Tegen die beslissing staat gedurende 30 werkdagen een schorsend annulatie-
beroep open bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Tijdens dat beroep ontvangt de vreemdeling
een bijlage 35, die maandelijks wordt verlengd in afwachting van een uitspraak over het beroep.
Gezinsleden van niet-EER-vreemdelingen met een beperkt verblijfsrecht kunnen slechts een verblijfs-
recht van onbepaalde duur verkrijgen wanneer hun in België verblijvende gezinslid zelf een verblijfsrecht
van onbepaalde duur verkrijgt. In dat geval, zal ook het gezinslid een onbeperkt verblijfsrecht verkrijgen
na drie jaar verblijf in België, te rekenen vanaf de toekenning van het Attest van Immatriculatie.
Raad voor
Vreem-
delingen-
Bijlage 35
POSITIEVE BESLISSING
3 JAAR VANAF
BEWIJS VAN INSCHRIJVING
NEGATIEVE BIJLAGE 15
IN VREEMDELINGEN-
BESLISSING OF 15BIS OF
BEWIJS VAN REGISTER
AFGIFTE EERSTE
INSCHRIJVING IN – PERMANENT VERBLIJF
BIJLAGE 14 A KAART
VREEMDELINGENREGISTER –
MET BEVEL TIJDELIJK VERBLIJF = B KAART
(5 jaar geldig)
437
Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)
2.3.5. Retributie
Wie een verblijfsaanvraag wil indienen, moet sinds 2 maart 2015 een retributie betalen. De program-
mawet van 19 december 2014 voegde een nieuw artikel toe aan de Verblijfswet (776) die een retributie
invoert om de administratieve kosten verbonden met de behandeling van een verblijfsaanvraag te dekken.
De Belgische overheid verantwoordt de invoering van die retributie door het stijgend aantal aanvragen de
Company: VUB
afgelopen jaren en de hogere werklast voor de DVZ die daaruit voortvloeit.
Het KB van 16 februari 2015 legt de bedragen vast. (777) Het bedrag van de retributie is 215 EUR,
160 EUR of 60 EUR en is afhankelijk van de soort aanvraag en de categorie van persoon. Voor gezinshereni-
ging is het vastgelegde bedrag in principe 160 EUR. De wet en het KB voorzien in vrijstellingen en lagere
bedragen voor sommige categorieën van personen, ook in het kader van gezinsherenigingsaanvragen.
(776) Art. 1/1 van hoofdstuk 1bis getiteld ‘Retributie tot dekking van de administratieve kosten’ bij de wet van 15 december
1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
(777) KB van 16 februari 2015 tot wijziging van het KB van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
• Vrijgesteld indien:
– de aanvrager een begunstigde is van de overeenkomst waarbij een associatie tot stand
wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, die op 12 sep-
tember 1963 ondertekend werd;
– de aanvrager een alleenstaand gehandicapt kind is dat ouder is dan achttien jaar en dat een
attest voorlegt dat uitgaat van een – door de Belgische diplomatieke of consulaire post
Company: VUB
erkende – arts en aantoont dat het omwille van zijn handicap niet in zijn eigen behoeften
kan voorzien;
– de gezinshereniger subsidiaire bescherming geniet;
– de gezinshereniger een vluchtelingenstatus bezit.
De retributie moet betaald worden onafhankelijk of de aanvraag wordt ingediend bij een diplomatieke of
In wat volgt bespreken we de verblijfsmogelijkheden voor vreemdelingen in het kader van studies. Onder
welke inhoudelijke en procedurele voorwaarden heeft een buitenlandse onderdaan het recht in België te
verblijven met het oog op studies?
De bespreking beperkt zich tot de situatie van vreemdelingen voor wie het hoofddoel van hun verblijf is
om in ons land te studeren en die ook om die reden alleen een verblijfsrecht wensen te krijgen. Niet alle
vreemdelingen die aan Belgische onderwijsinstellingen studeren, vallen onder deze categorie. Heel wat
niet-Belgische studenten aan Belgische onderwijsinstellingen verblijven immers om een andere reden in
ons land, bijvoorbeeld in het kader van de asielprocedure of nog, als kind van buitenlandse ouders die zelf
over een verblijfsrecht in België beschikken. De mogelijkheid voor deze buitenlandse studenten om aan
een Belgische onderwijsinstelling te studeren, maakt deel uit van de rechten die hen worden toegekend
op basis van hun regelmatig verblijf op het Belgische grondgebied.
Wat betreft de groep van vreemdelingen voor wie de studies wel het grondmotief van hun verblijf in
België uitmaakt, beperken we de analyse verder tot de niet-EER-onderdanen (of derdelanders). Het ver-
blijfsrecht voor EER-onderdanen die in ons land wensen te studeren, komt aan bod bij de toelichting van
het verblijfsrecht van Unieburgers.
De regelgeving in verband met het verblijfsrecht voor derdelanders in het kader van studies is terug te
vinden in, enerzijds, de Verblijfswet (artikelen 58 tot 61) en het KB Verblijf (artikelen 99 tot 103), en,
anderzijds, in een aantal omzendbrieven. Wat dit laatste betreft kan men verwijzen naar de omzendbrief
van 15 september 1998 betreffende het verblijf van vreemdelingen die in België wensen te studeren.
(778) Deze omzendbrief werd gewijzigd door de omzendbrief van 1 september 2005. (779)
We vatten de bespreking aan met een toelichting bij de inhoudelijke voorwaarden verbonden aan de
verblijfsmogelijkheid voor derdelanders in het kader van studies (zie 2.4.1.). Nadien lichten we de proce-
durele voorwaarden toe (zie 2.4.2.), alsook de beëindiging van het verblijfsrecht in het kader van studies