Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 82

Derdelander

2.3. Gezinshereniging

2.3.1. Inleiding

Gezinsvorming en gezinshereniging zijn de belangrijkste gronden voor migratie. Het recht op gezinsher-
eniging omvat vrij uiteenlopende situaties.

Company: VUB
In dit deel bespreken we de volgende situaties:
– een Belg of vreemdeling met verblijfsrecht laat zijn gezinsleden naar België komen;
– een Belg of vreemdeling met verblijfsrecht huwt een vreemdeling, met het oog op een gezamenlijk
verblijf in België, of sluit er een wettelijk geregistreerd partnerschap mee af;
– een Belg of vreemdeling met verblijfsrecht erkent een kind of adopteert een kind met het oog op een

Download date: 18/04/2022


gezamenlijk verblijf in België.
Na een overzicht van de belangrijkste documenten van de burgerlijke stand, die in alle procedures door-
slaggevend zijn als bewijs van de gezinsband, wordt eerst ingegaan op de situatie van gezinsvorming,
waarbij een vreemdeling met een Belg of verblijfsgerechtigde vreemdeling huwt (of er wettelijk mee
gaat samenwonen) om samen in België te verblijven. Daarna worden achtereenvolgens de regelingen
van gezinshereniging besproken voor de gezinsleden van Belgen, EER-onderdanen en vreemdelingen
uit derde landen (niet-EER). Daarbij genieten EER-onderdanen een ruimere rechtsbescherming, zoals
geregeld in het EU-verdrag en in de verschillende Richtlijnen.
In elk van deze categorieën leggen we eerst uit welke gezinsleden een recht op gezinshereniging kunnen
doen gelden, en vervolgens welke stappen ze moeten ondernemen om dit recht te verwezenlijken.
De regels inzake gezinsvorming en gezinshereniging werden in het laatste decennium grondig gewijzigd
door de wet van 15 september 2006 (BS 6 oktober 2006) en de wet van 25 april 2007 (BS 10 mei 2007).
In 2011 vond opnieuw een grote wetswijziging plaats. De wet van 8 juli 2011 (570) maakt de regels
voor gezinshereniging aanzienlijk strenger, zowel voor familieleden van Belgen, als voor familieleden
van EER-onderdanen en niet-EER-onderdanen. De regels zijn van kracht sinds 22 september 2011, en
hebben sinds 10 oktober 2011 volle uitwerking gekregen, na publicatie van het nodige uitvoeringsbesluit
in het Belgisch Staatsblad. (571)
De wet wijzigt de voorwaarden voor gezinshereniging grondig voor familieleden van derdelanders en
van Belgen. Hij voert een inkomensvoorwaarde in, die wordt bepaald op 120 % van het leefloon voor
gezinnen. Hij maakt eveneens een einde aan de gelijkstelling van de Belgische burger met de EU-burger
wat de voorwaarden voor gezinshereniging betreft. De Belg die geen gebruik maakt van zijn recht op vrij
verkeer zal geen recht op gezinshereniging meer hebben met zijn bloedverwanten in de opgaande lijn
wanneer hij meerderjarig is en er wordt hem een identieke inkomensvoorwaarde opgelegd als die voor
derdelanders. Hij wordt dus op een restrictievere manier behandeld dan de EU-burger. (572)

(570) Wet van 8 juli 2011 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging (BS 12 sep-
tember 2011).
(571) KB van 21 september 2011 tot wijziging van de KB’s van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied,
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoerings-
modaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van 7 mei 2008 tot vaststelling
van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (BS 10 oktober 2011).
(572) Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, Jaarverslag Migratie 2013, p. 111.

358 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

De wet voorzag echter niet in een overgangsregeling. Op het ogenblik van de inwerkingtreding van de
wet waren meer dan 3000 aanvragen, die onder de oude wet werden ingediend, in behandeling bij de
DVZ. (573) Bij gebrek aan overgangsmaatregelen werden de nieuwe voorwaarden van de nieuwe wet
ook op hen toegepast. Aanvragen waarover op 22 september 2011 nog geen definitieve beslissing werd
genomen, moesten dus aangevuld worden met bijkomende bewijsstukken met toepassing van de nieuwe
rechtsregels.

Company: VUB
Verschillende bepalingen van de nieuwe wet werden ter controle voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof,
dat zich hierover op 26 september 2013 uitsprak. (574) Het Hof vernietigt in zijn arrest drie bepalingen,
die we in de relevante onderdelen zullen toelichten. De vernietiging van de bepalingen heeft terugwer-
kende kracht en in principe moeten ook alle toepassingen van deze bepalingen worden vernietigd. Daartoe
beschikken de personen die een beslissing zouden hebben gekregen op basis van een bepaling die door

Download date: 18/04/2022


het Hof werd vernietigd over een nieuwe termijn van zes maanden om een beroep in te dienen tegen deze
administratieve beslissing. Indien de vernietigde norm werd toegepast door een rechtbank beschikt zij
eveneens over een bijzonder rechtsmiddel: de vordering tot intrekking waardoor men een zaak opnieuw
voor de rechtbank kan brengen, die zich eerder over een vernietigde bepaling heeft uitgesproken. (575)
Voorts spreekt het Hof zich uit over een aantal verzoenende interpretaties.
Door middel van een verzoenende interpretatie bepaalt het Hof nader onder welke voorwaarden een
bepaling in overeenstemming is met de grondwettelijke beginselen. Die interpretaties worden zowel
opgelegd aan de administratie als aan de rechtbanken. Ook die zullen we in de relevante delen aan bod
laten komen. In tegenstelling tot een vernietiging geeft een verzoenende interpretatie geen recht op de
indiening van een vordering tot intrekking. (576)
Naar aanleiding van het arrest van het Grondwettelijk Hof publiceerde de Federale Overheidsdienst Bin-
nenlandse zaken op 13 december 2013 een omzendbrief waarin melding wordt gemaakt van vernietigde
bepalingen die intussen het onderwerp van een wetswijziging waren. De omzendbrief gaat ook in op de
bepalingen die door het Hof werden geïnterpreteerd en geeft duiding bij de gevolgen van het arrest op de
behandeling van aanvragen gezinshereniging. (577)
Het aantal verwijzingen is beperkt gehouden. Een verwijzing naar de Verblijfswet (Vw.) doelt op de wet
van 15 december 1980 (BS 31 december 1980); voor het KB Verblijf (Vb.) is dat het KB van 8 oktober
1981 (BS 27 oktober 1981).
De Europese regelgeving ter zake is te vinden in:
– Richtlijn 2004/38 inzake het recht op vrij verkeer van de burgers van de Unie;
– Richtlijn 2003/86 inzake het recht op gezinshereniging;
– Richtlijn 2003/109 betreffende het statuut van langdurig ingezetene.

(573) De Federale Ombudsman, Overgangsmaatregelen gezinshereniging, tussentijds verslag, vierde trimester 2011, p. 2.
­Beschikbaar op www.federaleombudsman.be.
(574) GwH 26 september 2013, arrest nr. 121/2013.
(575) Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, Jaarverslag Migratie 2013, p. 111.
(576) Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, Jaarverslag Migratie 2013, p. 112.
(577) Omzendbrief van 13 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen van de wet van 15 december 1980 be-
treffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wat betreft
de voorwaarden tot gezinshereniging, die door het Grondwettelijk Hof in het arrest nr. 121/2013 van 26 september 2013
geïnterpreteerd werden, BS 20 december 2013.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 359


Derdelander

2.3.2. Documenten van burgerlijke stand

2.3.2.1. Huwelijksakte

Een huwelijk dient bewezen te worden met een geldige akte van burgerlijke stand.
Sinds november 2004 is het nieuwe Wetboek voor Internationaal Privaatrecht van kracht (hierna

Company: VUB
‘WIPR’). (578) Artikelen 27 en 28 WIPR bepalen dat een buitenlandse authentieke akte in België door
alle overheden erkend wordt, zonder enige verdere procedure, indien haar rechtsgeldigheid wordt vast-
gesteld overeenkomstig het krachtens WIPR toepasselijke recht, en indien de vorm van de akte voldoet
aan de voorwaarden volgens het recht van de staat waar zij is opgesteld.

Download date: 18/04/2022


Artikel 47 § 1 bepaalt specifiek voor de huwelijksakte dat de vormvereisten voor de voltrekking van het
huwelijk worden beheerst door het recht van de staat op het grondgebied waarvan het huwelijk voltrok-
ken wordt. De vormvereisten behelzen onder meer de manier waarop de akte van huwelijk moet worden
vastgesteld en overgeschreven.
Zo volstaat bijvoorbeeld als bewijs van een huwelijksband een Australische akte van samenwoonst, in
zoverre die vorm daar dezelfde rechtsgevolgen heeft als een huwelijk. Het kan dan ook nuttig zijn om na
te gaan welke de vormvereisten van een bewijskrachtige akte zijn in het thuisland; in sommige landen
kan een huwelijk met alle middelen bewezen worden.
Om de vormvereisten van het nationale recht na te gaan kan een kopie van de wetgeving gevraagd wor-
den aan de ambassade van dit land in België, of aan de dienst Internationale Rechtsdocumentatie van de
Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken.
De echtheid van de akte dient daarbovenop vastgesteld te worden door de bevoegde instanties in het
thuisland of hun vertegenwoordiging in België (een ambassade of consulaat), en daarna door de Belgi-
sche Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken. Deze controle heet legalisatie en is in principe een
vereiste voor alle akten van burgerlijke stand (zie 2.3.2.3.).
Het wetboek voorziet in de mogelijkheid om een geldig verkregen en gelegaliseerde akte toch te wei-
geren, wanneer zij slechts is verkregen om de Belgische wetgeving te omzeilen (wetsontduiking), als in
casu de Belgische wet door dit wetboek aangewezen zou zijn (art. 18 WIPR). Wie dus in het buitenland
gaat huwen, omdat het om welke reden ook in België niet mogelijk was, kan achteraf die akte niet voor-
leggen als geldig bewijs van het huwelijk.
Als de dienst bevolking of een andere overheid weigert de geldigheid van de akte te erkennen of bij dis-
cussie over de geldigheid, kan een beroep worden ingediend bij de rechtbank van eerste aanleg (art. 27
§ 2 WIPR).
De te volgen procedure is bepaald bij artikel 23 WIPR.
Het kan voorkomen dat een koppel geen huwelijksakte kan voorleggen, bijvoorbeeld wanneer de akte en
de registers in het thuisland verloren zijn gegaan. Artikel 46 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat de akte
dan vervangen kan worden door een ander bewijs of een getuigenverklaring.
In de eerste plaats gaat het om een verklaring of attest, opgemaakt door de bevoegde overheid van de
plaats van het huwelijk.

(578) Wet 16 juli 2004, BS 27 juli 2004.

360 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Wie wel een huwelijksakte kan krijgen, maar geen legalisatie, kan zich in uitzonderlijke gevallen beroe-
pen op de omzendbrief van de minister van Justitie van 17 februari 1993, (579) betreffende de wettiging
van buitenlandse akten van de burgerlijke stand (2.3.2.3.).
Als de verblijfsgerechtigde een erkend vluchteling is, kan zijn echtgenoot de vluchtelingenstatus aan-
vragen op basis van de gezinsrelatie, voor zover hij of zij een eigen vrees voor vervolging kan aantonen.
Deze gezinsrelatie moet niet met akten bewezen worden, maar wel met een coherente en geloofwaardige

Company: VUB
uiteenzetting van de feiten. Indien dat niet het geval is, dan kan de echtgenoot van de erkende vluchte-
lingen de gezinshereniging aanvragen volgens gezinsherenigingsbepalingen en voorwaarden in de Ver-
blijfswet.
Erkende vluchtelingen zelf kunnen voor het opmaken van akten van burgerlijke stand een beroep doen op

Download date: 18/04/2022


de Dienst Documenten van het Commissariaat voor de Vluchtelingen en Staatlozen.

2.3.2.2. Bewijzen van afstamming

2.3.2.2.1. Geboorteakte en akte van adoptie

De afstamming wordt bewezen volgens het nationale recht van het kind. Ze wordt doorgaans vastgesteld
door een geboorteakte of een akte van adoptie. Om erkend te worden in België moeten deze akten gele-
galiseerd worden, tenzij er een vrijstelling van legalisatie geldt of een apostille is toegestaan (2.3.2.3.).
Sinds 1 september 2005 is een nieuwe adoptieregeling van toepassing, (580) samen met een nieuwe
regeling van Internationaal Privaatrecht. (581) Vanaf dat moment kan een interlandelijke adoptie slechts
doorgaan na een beginseltoestemming door de Belgische rechter. Die voorwaarde geldt ook voor adop-
ties gedaan in het buitenland. Een adoptie uitgevoerd in het buitenland waarbij één adoptant zijn verblijf-
plaats gewoonlijk in België heeft of had, moet aan die voorwaarde voldoen, anders wordt de beslissing
of akte niet erkend (art. 72 WIPR). Wie dus via een adoptie een gezin wil vormen met iemand uit het
buitenland, moet eerst naar de Belgische rechter. Die procedure loopt via een erkend voorbereidingscen-
trum, waarvan de adresgegevens te vinden zijn op Kind en Gezin (www.kindengezin.be).
Buitenlandse akten van adoptie tussen vreemdelingen waarbij de adoptant (en) op dat moment nog geen
verblijf hadden in België, kunnen erkend worden met toepassing van de bovengenoemde artikelen 27 en
28 WIPR.

2.3.2.2.2. Andere geldige bewijzen

De wet van 8 maart 2009 (582) wijzigde artikel 12bis van de Verblijfswet.
Deze wijziging van artikel 12bis versoepelt de manier waarop de bloed- en aanverwantschapsbanden kunnen
worden bewezen. Indien wordt vastgesteld dat de vreemdeling de ingeroepen bloed- of aanverwantschaps-
banden niet kan bewijzen door middel van officiële documenten, kan de minister of zijn gemachtigde reke-
ning houden met andere geldige bewijzen die in verband met dit onderwerp worden overgelegd. Indien dat
niet mogelijk is, kan de minister of zijn gemachtigde overgaan of laten overgaan tot een onderhoud met de

(579) BS 16 maart 1993.


(580) Wet 24 april 2003, BS 16 mei 2003.
(581) Artikelen 66-72 WIPR 16 juli 2004.
(582) BS 2 juli 2009, erratum gepubliceerd op 13 juli 2009. Artikel 44 van het KB van 8 oktober 1981 betreffende de toe-
gang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen werd gewijzigd door het KB
van 8 juni 2009 (BS 2 juli 2009), om in soortgelijke bepalingen te voorzien voor de vreemdeling die een verzoek tot
gezinshereniging met een burger van de Europese Unie of een Belg, op basis van artikel 40bis of 40ter van de wet van
15 december 1980, indient.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 361


Derdelander

vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd wordt, of tot elk onderzoek dat noodzakelijk wordt geacht en in
voorkomend geval voorstellen om een aanvullende analyse uit te laten voeren.
Als de aanvrager dus onmogelijk een officiële akte kan voorleggen om de verwantschap met zijn kind te
bewijzen, dan kan de DVZ rekening houden met “andere geldige bewijzen”. (583) De onmogelijkheid
moet ontstaan zijn onafhankelijk van de wil van de aanvrager. Dat is zo wanneer België het betrokken
land niet erkent of wanneer de persoonlijke situatie van de aanvraag moeilijk verzoenbaar is met een

Company: VUB
terugkeer naar de betrokken staat of een contact met zijn overheden. Soms maakt ook de interne situatie
van het betrokken land het onmogelijk om een officiële akte voor te leggen, doordat de documenten ver-
nietigd werden en er geen enkel ander middel bestaat om ze te vervangen, de bevoegde nationale overhe-
den niet naar behoren functioneren, of de bevoegde nationale overheden niet meer bestaan.

Download date: 18/04/2022


Een omzendbrief van 17 juni 2009 (584) geeft een lijst van “andere geldige bewijzen”, waarmee de DVZ
rekening kan houden: geboorteakte, geboortecertificaat, geboorteattest; huwelijksakte die is opgesteld
door de Belgische overheden die bevoegd zijn voor de burgerlijke stand en waarin de afstammingsband
vermeld wordt; notariële akte, gehomologeerd door de bevoegde overheid; affidavit; nationale identi-
teitskaart die de afstammingsband vermeldt.

2.3.2.2.3. DNA-test

Kan men geen officiële geboorteakte of ander geldig bewijs voorleggen dan kan de DVZ een DNA-test
laten uitvoeren. De FOD Buitenlandse Zaken en de FOD Binnenlandse Zaken hebben hiervoor een be-
veiligde procedure uitgewerkt en ingevoerd. Door deze procedure kunnen de aanvragers een beroep doen
op de DNA-procedure om de afstammingsband vast te stellen, in het kader van een aanvraag voor een
visum “gezinshereniging” op grond van artikel 40bis/ter of artikel 10/10bis van de Verblijfswet. (585)
Voor sommige posten vraagt de DVZ zelf een DNA-onderzoek bovenop de voorgelegde geboorteakte,
omdat de akten niet betrouwbaar zouden zijn.
Om de DNA-procedure te starten, ondertekenen de betrokken familieleden eerst een toestemmingsfor-
mulier (bijlage 2bis) bij de ambassade. Voor een minderjarige is de schriftelijke toestemming van de
ouders, van zijn wettelijke voogd of van de vermoedelijke bloedverwant die het ouderlijk gezag heeft,
vereist. Indien het om een niet-begeleide minderjarige vreemdeling gaat, zal worden geëist dat er een
voogd wordt toegewezen vooraleer tot de genetische test wordt overgegaan. Dit formulier wordt vervol-
gens doorgestuurd naar de DVZ, die dan contact opneemt met de ouder om eveneens een toestemmings-
formulier (bijlage 3) te ondertekenen.
De ouder krijgt een uitnodiging tot betaling mee. Er dient een bedrag van 200 EUR per bloedstaal betaald
te worden. Als er dus een verwantschapsband tussen een ouder en een kind moet worden bewezen, dan
moet er 400 EUR worden betaald. Na betaling wordt het kind opnieuw uitgenodigd om een bloedstaal te
nemen. Het onderzoek duurt vier tot zes weken. Na positief resultaat wordt de instructie gegeven om het
visum af te leveren. Die hele procedure neemt gemakkelijk enkele maanden in beslag.
Volgens het Activiteitenrapport 2013 van de DVZ wordt deze procedure toegepast in 33 posten (Abidjan,
Addis Abeba, Islamabad, Kinshasa, Lagos, Lubumbashi, New Delhi, Peking, Sjanghai, Kigali, Nairobi,
Dakar, Bangkok, Manilla, Kampala, Bujumbura, Yaoundé, Caracas, Teheran, Cotonou, Kanton, Bogota,
Kingston, Johannesburg, Damas, Amman, Conakry, Ouagadougou, Bamako, Brazzaville, Luanda, Dar
Es Salaam en Riyad). Sinds het begin van deze procedure (van september 2003 tot 31 december 2013)

(583) Artikel 12bis § 6 Vw.


(584) Omzendbrief van 17 juni 2009 houdende bepaalde verduidelijkingen en wijzigings- en opheffingsbepalingen inzake de
gezinshereniging, BS 2 juli 2009.
(585) Dienst Vreemdelingenzaken, Activiteitenrapport 2013, p. 114.

362 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

werden 9784 aanvragen voor DNA-tests (5207 dossiers) ingediend. De belangrijkste posten zijn Abidjan
voor Ghana (ongeveer 24,9 %), Kinshasa (ongeveer 15,7 %) en Islamabad (voor de Afghanen en Pa-
kistani) (ongeveer 11 %). (586)

2.3.2.2.4. Erkende vluchteling – Subsidiair beschermde

Company: VUB
Artikel 12bis stelt dat gezinsleden van een vluchteling of van een vreemdeling die subsidiaire bescher-
ming geniet, die hun verwantschap niet kunnen bewijzen, het recht hebben op een andere bewijsvoe-
ring. (587) De banden moesten wel al bestaan voor de vluchteling of de vreemdeling die subsidiaire
bescherming geniet België binnenkwam. Deze bewijzen gelden alleen in geval van onmogelijkheid om
officiële documenten in te leveren en zijn onderworpen aan de discretionaire beoordeling van de DVZ.

Download date: 18/04/2022


Om als geldig te worden beschouwd, moeten de “andere bewijzen” van de familieband “een reeks van
voldoende ernstige en overeenstemmende aanwijzingen” vormen, die het mogelijk maken het bestaan
van de beweerde familieband aan te tonen. De omzendbrief van 17 juni 2009 bepaalt de “andere geldige
bewijzen” die aanvaard worden om de bloed- en aanverwantschapsband te bepalen (zie 2.3.2.2.2.).
Als dergelijke bewijzen niet kunnen worden voorgelegd, kan de Belgische overheid een informatief ge-
sprek plannen of een onderzoek instellen (een DNA-test), noodzakelijk om de geldigheid van de feiten of
documenten in kwestie te verifiëren. (588) In de praktijk stelt de Belgische overheid voor om de DNA-
test uit te voeren zodra de buitenlandse geboorteakten zijn geweigerd. In die gevallen kan eventueel de
kortgedingrechter gevraagd worden de DNA-test te bevelen in het belang van het kind, of de rechtbank
van eerste aanleg verzocht worden de afstamming vast te stellen. De wet bepaalt nochtans dat men in
principe slechts in laatste instantie tot de DNA-test mag overgaan nadat er getracht is andere bewijsmid-
delen aan te voeren. (589)

2.3.2.3. Vertaling en legalisatie

2.3.2.3.1. Vertaling

Wanneer een buitenlandse akte wordt voorgelegd aan een Belgische overheid in België of bij een Bel-
gische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland, moet die akte vertaald worden
door een beëdigd vertaler, die de vertaling voor eensluidend verklaart met het origineel.
Voor akten die in het Nederlands, Frans, Engels of Duits zijn opgesteld, wordt door de DVZ of door het
gemeentebestuur in alle verblijfsrechtprocedures geen vertaling gevraagd. Alle andere akten dienen te
worden vertaald in de taal van de procedure van gezinshereniging. De ambtenaar van de burgerlijke stand
van zijn kant kan naar aanleiding van procedures burgerlijke stand (huwelijk, erkenning van een kind,
adoptie e.d.) wel altijd een vertaling vragen in de landstaal die in zijn gemeente van toepassing is, ook al
is de akte zelf opgesteld in een andere landstaal of in het Engels.

(586) Dienst Vreemdelingenzaken, Activiteitenrapport 2013, p. 115.


(587) Art. 12bis § 5 Vw.
(588) Art. 12bis § 6 Vw.
(589) Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen, Gezinshereniging met erkende vluchtelingen in België, juni 2013, p. 24-25.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 363


Derdelander

2.3.2.3.2. Legalisatie

De legalisatie is een controle van de oorsprong van een buitenlands document. De echtheid van de handte-
kening en de hoedanigheid van de ondertekenende ambtenaar worden geverifieerd. Die verificatie wordt
vervolgens gecontroleerd door de Belgische vertegenwoordiging in dat thuisland, wiens h­ andtekening
op haar beurt geverifieerd wordt door de Dienst Echtverklaringen van de Belgische Federale Overheids-

Company: VUB
dienst Buitenlandse Zaken. Van een legalisatie wordt doorgaans vereist dat ze niet ouder is dan drie
maanden. Een legalisatie is geen controle van de vorm (juridische vorm, conformiteit met lokale wetge-
ving), noch een controle van de inhoud (juistheid van de vermelde feiten) van een document.
In uitzonderlijke gevallen, namelijk uitsluitend wanneer legalisatie in het buitenland niet verkregen kan
worden, kan de legalisatie gevraagd worden aan de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van

Download date: 18/04/2022


het thuisland, hier in België, (590) op voorwaarde dat die legalisatie nogmaals gewettigd wordt door de
Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken. Dat de legalisatie onmogelijk is, moet bewezen worden,
bijvoorbeeld door middel van een verklaring van de Belgische vertegenwoordiging in het thuisland.

2.3.2.3.3. Apostille

Niet voor alle nationaliteiten of voor alle akten is die lange procedure nodig. (591) Voor bepaalde landen
is er een vereenvoudigde mogelijkheid tot legalisatie. Dat heet apostille en werd ingevoerd door het Ver-
drag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie voor buitenlandse openbare akten (5 oktober 1961,
’s-Gravenhage). Dit verdrag vervangt de legalisatie van alle akten door een apostille, een eenvormig
attest dat bij de akte gevoegd wordt en op zich internationale geldingskracht heeft. Op dit moment zijn
meer dan honderd landen aangesloten bij het apostilleverdrag.
Indien de Belgische overheid waaraan de akte wordt voorgelegd, twijfelt aan de echtheid ervan, kan zij
steeds eisen dat de gewone legalisatieprocedure wordt gevolgd. In dat geval kunnen de betrokkenen zich
wenden tot het departement van Buitenlandse Zaken om alsnog te proberen een legalisatie te verkrijgen
in het buitenland.

2.3.2.3.4. Vrijstelling van legalisatie en apostille

Voorts zijn er nog enkele landen, waarvoor op basis van internationale en Europese regels een vrijstelling
geldt van legalisatie of apostille voor documenten van onderdanen van die bepaalde landen.
– Voor onderdanen van Denemarken, Italië, Frankrijk, (592) Ierland, Letland en Estland op basis van het
verdrag van Brussel van 25 mei 1987 betreffende de afschaffing van legalisatie van openbare akten.
Documenten uit deze landen kunnen in België worden voorgelegd zonder legalisatie of apostille.
– Ook een aantal bilaterale verdragen voorzien in een vrijstelling. Onder meer voor Bosnië en Her-
zegovina, en Kroatië.

(590) De Belgische ambassades in het buitenland, net als de buitenlandse ambassades in België (of bij gebrek daaraan in een
buurland), zijn te vinden op www.diplomatie.be.
(591) Zie onder meer: de circulaire betreffende de inwerkingtreding en de toepassing van de Overeenkomst betreffende de
afgifte van meertalige uittreksels uit akten van de burgerlijke stand, en Bijlagen, gedaan te Wenen op 8 september 1976,
en van het aanvullend Protocol bij de Overeenkomst inzake de internationale uitwisseling van gegevens op het gebied
van de burgerlijke stand, ondertekend te Istanbul op 4 september 1958, en Bijlage, gedaan te Patras op 6 september 1989
(BS 12 juni 1998).
(592) Samen met Frankrijk: Guadeloupe, Guyana, Martinique, Réunion, Afars en Issas, Comoren, NieuwCaledonië, Frans-Po-
lynesië, Saint-Pierre en Miquelon, Wallis en Futuna.

364 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

– Verordening nr. 2201/2003 van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en


tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid
schaft de legalisatie af voor echtscheidingsvonnissen, vonnissen over de nietigverklaring van hu-
welijken en over de ouderlijke verantwoordelijkheid wanneer deze vonnissen geveld zijn door een
rechterlijke instantie van een EU-lidstaat (met de uitzondering van Denemarken).
– Verordening nr. 44/2001 van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erken-

Company: VUB
ning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken schaft de legalisatie af
voor vonnissen over onderhoudsgeld wanneer zij geveld zijn door een rechterlijke instantie van een
EU-lidstaat (met de uitzondering van Denemarken).
Sinds 15 juni 2016 is er geen legalisatie meer nodig van documenten opgemaakt door diplomatieke
en consulaire ambtenaren uit Europese landen die partij zijn bij de Europese Overeenkomst inzake de

Download date: 18/04/2022


afschaffing van legalisatie van stukken opgemaakt door diplomatieke of consulaire ambtenaren, gedaan
te Londen op 7 juni 1968. Dit betekent dat vanaf die datum documenten afgegeven door diplomatieke
posten uit landen die partij zijn bij de overeenkomst niet meer moeten worden gelegaliseerd of voorzien
van een apostille. Het gaat om Oostenrijk, Cyprus, Tsjechië, Estland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije,
Ierland, Italië, Liechtenstein, Luxemburg, Moldavië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië,
Spanje, Zweden, Zwitserland, Turkije en het Verenigd Koninkrijk.
Voor welke landen de legalisatie, de apostille of de vrijstelling geldt, kan worden nagegaan op
www.diplomatie.be (per categorie van document en per land).

2.3.3. Gezinsvorming met het oog op een verblijf in België

Een vreemdeling die een gezin wil vormen met een Belg of vreemdeling met verblijfsrecht in België
kan, om die redenen, een verblijfsrecht verkrijgen in België. Dat is mogelijk voor een vreemdeling die
in België wenst te huwen met een Belg of vreemdeling met verblijfsrecht in België (2.3.3.1.) of daarmee
een wettelijke samenwoning wenst af te sluiten in het kader van een duurzame relatie (2.3.3.2.).

2.3.3.1. Huwen met het oog op een verblijf in België

2.3.3.1.1. Een huwelijk in België

2.3.3.1.1.1. Algemeen

Een huwelijk in België verloopt volgens de procedure zoals bepaald door het Belgisch recht, wat bete-
kent dat er eerst aangifte moet worden gedaan conform artikel 63 van het Burgerlijk Wetboek. Om na te
gaan of twee personen mogen huwen (de zogenaamde grondvoorwaarden), moet de wet geraadpleegd
worden van de nationaliteit van de toekomstige echtgenoten.
Er worden echter grenzen vastgelegd door de Belgische openbare orde. Zo wordt de kwestie of iemand
oud genoeg is om te huwen bepaald door het eigen recht van de partners, maar als blijkt dat minderjarigen
mogen huwen volgens hun eigen recht stelt de openbare orde van België dat in dat geval een dispensatie
gegeven kan worden zoals bepaald bij artikel 145 van het Burgerlijk Wetboek. De Verblijfswet voert voor
gezinshereniging soms wel een bepaalde leeftijdsvoorwaarde in. Dat komt later in de tekst aan bod. Ook
het sluiten van een tweede huwelijk op het moment dat het vorige nog niet ontbonden is (polygamie), is
in België niet toegestaan.
Omgekeerd is het wel toegestaan dat in België een huwelijk wordt gesloten tussen twee partners van hetzelfde
geslacht, zelfs al heeft een van beide partners de nationaliteit van een land dat geen homohuwelijk toestaat.
Om te kunnen trouwen in België moet minstens een van beide (kandidaat-) partners in België wonen of
de Belgische nationaliteit hebben. De koppels die kunnen trouwen in België zijn zij: (1) waarvan beide

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 365


Derdelander

partners Belg zijn, (2) die geen Belg zijn, (3) waarvan een van beide partners Belg is. In geval (1) en (3)
kunnen de koppels trouwen in België als ze in België wonen (een wettelijk verblijf is niet noodzakelijk)
en ook als ze in het buitenland verblijven, zelfs als ze niet ingeschreven zijn in het nationaal register (het
bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister). Koppels waarvan geen van beide Belg zijn, kunnen alleen
trouwen in België als minstens een van hen hier woont (een wettelijk verblijf is niet noodzakelijk). (593)

Company: VUB
2.3.3.1.1.2. De aangifte van het huwelijk

De aangifte vindt plaats bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar een van de
aanstaande echtgenoten op het ogenblik van de opmaak van de akte van aangifte is ingeschreven in het
bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister.

Download date: 18/04/2022


Wanneer een van beide partners onwettig in het land verblijft, dient de aangifte te gebeuren in de ge-
meente van inschrijving van de legaal verblijvende partner.
Die partner moet ofwel zijn woonplaats in België hebben, ofwel gedurende meer dan drie maanden zijn
gewone verblijfplaats hebben in België (art. 44 WIPR). Het bewijs van gewone verblijfplaats kan met
alle middelen gebeuren.
Als beide partners onwettig verblijven of geen inschrijving hebben in de registers, of indien de ver-
blijfplaats van een van hen of beiden om gegronde redenen niet met de inschrijving overeenstemt (bv.
binnenschippers of de betrokkene bevindt zich in een ziekenhuis), kan de aangifte gebeuren bij de amb-
tenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de actuele verblijfplaats van een van de aanstaande
echtgenoten (zie Omz. 6 september 2013). (594) De ambtenaar van de burgerlijke stand moet de DVZ
informeren over elk voorgenomen huwelijk met een vreemdeling zonder wettig verblijf of in precair ver-
blijf. De ambtenaar moet dan een fiche invullen en opsturen naar de DVZ. Hij moet dat doen zodra hij een
ontvangstbewijs afgeeft aan het koppel dat de huwelijksaangifte wil doen. De DVZ zal binnen 30 dagen
na de ontvangst van de fiche de relevante inlichtingen waarover het beschikt (huwelijk in het buitenland,
geweigerd huwelijk, feitelijke samenwoonst met een andere persoon enz.) overmaken aan de ambtenaar
van de burgerlijke stand. (595)
De aangifte kan ook gebeuren in afwezigheid van een van de partners, op voorwaarde dat de afwezige
partner met een gelegaliseerd schriftelijk bewijs instemt met de aangifte (Omz. 28 augustus 1997). (596)
Zo nodig kan een vertaling van dit document gevraagd worden.

(593) Federaal Migratiecentrum, Brochure: Huwelijk en wettelijke samenwoning in België, april 2014, beschikbaar op
www.diversiteit.be.
(594) Omzendbrief van 6 september 2013 inzake de wet van 2 juni 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van
31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk
Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwonin-
gen, BS 23 september 2009.
(595) Kruispunt Migratie-Integratie, Hoe verloopt de huwelijksaangifte?
www.kruispuntmi.be/thema/gezinshereniging/je-wil-huwen-in-belgie/hoe-sluit-je-een-huwelijk-af-in-belgie/hoe-ver-
loopt-de-huwelijksaangifte.
(596) Omzendbrief van 6 september 2013, BS 23 september 2009.

366 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

De ambtenaar van de burgerlijke stand levert na ontvangst van alle documenten een ontvangstbericht af
aan de aanstaande echtgenoten of aan een van de aanstaande echtgenoten. Indien niet alle documenten
worden voorgelegd, wordt het bericht van ontvangst niet afgeleverd. Als een van beide kandidaat-part-
ners geen wettig verblijf heeft in België en een bevel om het grondgebied te verlaten heeft ontvangen,
bepaalt de omzendbrief van 17 september 2013 dat de vreemdeling in het kader van een huwelijksaan-
vraag beschermd is tegen gedwongen verwijdering. Dit vanaf het ogenblik van het ontvangstbewijs van

Company: VUB
de ambtenaar van burgerlijke stand tot:
– de dag van de beslissing tot weigering van de ambtenaar om het huwelijk te voltrekken;
– het einde van de termijn van zes maanden waarbinnen de huwelijksdatum wordt vastgelegd en het
huwelijk voltrokken moet zijn;
– de dag na de voltrekking van het huwelijk. (597)

Download date: 18/04/2022


Volgens de omzendbrief is het afleveren van een ontvangstbericht niet nodig in de gevallen waar de
ambtenaar van de burgerlijke stand de akte van aangifte van huwelijk onmiddellijk opmaakt. Dat druist
in tegen de wet.
Volgens artikel 64 § 1 van het Burgerlijk Wetboek is de ambtenaar van de burgerlijke stand verplicht een
ontvangstbewijs af te geven zodra alle vereiste documenten overgemaakt werden.
De wet voorziet daarop niet in uitzonderingen.
De akte van aangifte moet worden opgemaakt binnen een maand na de afgifte van dit bericht van ont-
vangst. Deze termijn kan verlengd worden met twee maanden indien de ambtenaar van de burgerlijke
stand twijfelt over de geldigheid of de echtheid van de overgelegde documenten. Indien de ambtenaar van
de burgerlijke stand binnen deze termijn geen beslissing heeft genomen over de geldigheid of de echtheid
van de documenten is hij verplicht de akte van aangifte op te stellen.
Het doel van deze verplichting is de opmaak van de akte van aangifte binnen een redelijke termijn en te
vermijden dat de partijen verschillende maanden moeten wachten vooraleer de akte van aangifte wordt
opgesteld. (598)
Wanneer een verblijfsgerechtigde of Belg met een vreemdeling in onwettig verblijf wenst te huwen,
wordt in sommige steden en gemeenten automatisch een onderzoek naar schijnhuwelijk ingesteld, met
doorgaans een weigering tot gevolg.

2.3.3.1.1.3. De komst naar België en voltrekking van het huwelijk

Voor de aangifte mag een van de partners in het buitenland verblijven, maar voor de huwelijksvoltrekking
moeten beide partners aanwezig zijn. De enige uitzondering op deze regel is de situatie waarin een van
de aanstaande echtgenoten overlijdt nog voor het huwelijk wordt voltrokken, en het toepasselijke recht
een postume huwelijksvoltrekking toestaat (bv. in het Franse recht).
Wanneer de migrerende partner van visum is vrijgesteld, (599) moet die zich, met de nodige documen-
ten, aanbieden bij de burgerlijke stand van de gemeente. Als die partner zich na het huwelijk verder in
België wil blijven vestigen, gebeurt de huwelijksvoltrekking het best binnen de termijn van het korte

(597) Er dient opgemerkt te worden dat niet alle vreemdelingen die bescherming kunnen genieten. De bescherming geldt onder
meer niet voor de vreemdeling die geacht wordt de openbare orde of de nationale veiligheid te schaden; gesignaleerd
staat in het Schengeninformatiesysteem wegens feiten van openbare orde of nationale veiligheid, of omdat hij een ver-
wijderingsmaatregel met inreisverbod opgelegd heeft gekregen die noch opgeschorst noch ingetrokken is; werkt in het
zwarte arbeidscircuit als werknemer of als zelfstandige; enzovoort.
(598) Omzendbrief van 6 september 2013, BS 23 september 2009.
(599) Voor een overzicht van de personen die van een visum zijn vrijgesteld, zie 1.2.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 367


Derdelander

verblijf. (600) Wie huwt met een EER-onderdaan of Belg kan eventueel na verloop van die termijn nog
een verblijfskaart aanvragen (zie 2.3.4.2.3. voor familieleden van Belgen en 2.3.4.3.3. voor familieleden
van EER-onderdanen). Wie met een in België verblijvende niet-EER-onderdaan huwt, kan echter na
verloop van de termijn geen verblijf meer aanvragen en zal eerst moeten terugkeren naar het thuisland,
tenzij hij kan aantonen dat hij zich in uitzonderlijke omstandigheden bevindt die hem verhinderen naar
zijn thuisland terug te keren (zie 2.3.4.4.3.3. voor familieleden van niet-EER-onderdanen met onbeperkt

Company: VUB
verblijfsrecht en 2.3.4.4.4.3. voor familieleden van niet-EER-onderdanen met beperkt verblijfsrecht).
Wanneer de migrerende partner niet van de visumplicht is vrijgesteld, is er in principe een visum met het
oog op huwelijk vereist.

Nodige documenten

Download date: 18/04/2022


De documenten die de aanvrager moet voorleggen aan de Belgische ambassade om een visum te
verkrijgen met het oog op het voltrekken van een huwelijk in België, zijn:
– een geldig nationaal paspoort, dat ten minste twaalf maanden geldig is;
– een medisch getuigschrift (opgemaakt door een door de Belgische ambassade of consulaat er-
kende arts, en niet ouder dan zes maanden);
– een uittreksel uit het strafregister (dat betrekking heeft op de laatste vijf jaar, en niet ouder is
dan zes maanden);
– een bewijs van voldoende middelen van bestaan voor het verblijf in België of een verbintenis
tot tenlasteneming uitgaande van een persoon die voldoet aan de voorwaarden bepaald in arti-
kel 3bis van de wet van 15 december 1980;
– een reisverzekering tot dekking van eventuele uitgaven voor repatriëring om medische redenen,
dringende medische zorgen of spoedbehandeling in een ziekenhuis, geldig op het hele grond-
gebied van de Schengenlanden, voor de gehele duur van het verblijf, met een minimumdekking
van 30.000 euro, en afgesloten in het land van verblijf (indien dat onmogelijk is, moet de ver-
zekering in een ander land afgesloten worden.
Sluit de uit-nodiger een verzekering af, dan moet hij dat in zijn eigen woonplaats doen);
– een bewijs van de huwelijksaangifte (niet ouder dan zes maanden);
– een geboorteakte;
– een bewijs van de ongehuwde staat (niet ouder dan drie maanden);
– een bewijs dat men voldoet aan de door de nationale wet gestelde voorwaarden om een huwe-
lijk aan te gaan, zoals een wetscertificaat (niet ouder dan zes maanden).
De laatste drie documenten kunnen vervangen worden door een attest afgeleverd door de ambtenaar
van de burgerlijke stand waarin hij verklaart dat die documenten, met de bovenvermelde geldigheids-
duur, reeds overgemaakt werden met het oog op de aangifte van het huwelijk.

De vreemdelingen die de vereiste documenten bij de ambassade overmaken, ontvangen een visum type
C. Dat is een visum kort verblijf dat de houder ervan toelaat om gedurende een periode van maximaal
90 dagen te verblijven op het grondgebied van de EU-lidstaten.
Op de visumsticker in kwestie wordt vermeld dat de huwelijksvoltrekking in België dient plaats te grij-
pen binnen een periode van 90 dagen vanaf het betreden van het grondgebied van de genoemde lidstaten.
De vreemdelingen die met visum of visumvrijstelling België binnenkwamen en de vereiste documenten
aan de gemeente overmaken, dienen onmiddellijk de procedure voor huwelijkssluiting te starten of voort
te zetten ingeval reeds aangifte werd gedaan.

(600) Het korte verblijf is meestal 90 dagen geldig, zie 1.

368 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

De voltrekking kan gebeuren vanaf de veertiende dag tot zes maanden en veertien dagen na de datum van
opmaak van de akte van aangifte, zo niet moet een nieuwe aangifte gebeuren. De termijn van veertien
dagen kan met twee maanden verlengd worden als er vermoedens zijn van schijnhuwelijk.
Wanneer de voltrekking geweigerd wordt en tegen die beslissing een beroep aanhangig is, wordt ook de
einddatum van de termijn verlengd.

Company: VUB
2.3.3.1.2. Een huwelijk op de ambassade van het thuisland in België

Een huwelijk is slechts mogelijk als een van beide partners de nationaliteit heeft van het land van de am-
bassade, en als de andere partner niet de nationaliteit heeft van het land waar de ambassade gevestigd is. Dit
principe van internationaal privaatrecht lijkt echter nergens in die woorden in een tekst opgenomen te zijn.

Download date: 18/04/2022


De documenten die vereist zijn om voor een diplomatiek of consulair ambtenaar te kunnen huwen, wor-
den bepaald door de nationale wet van de betrokkenen, en door de ambassade zelf.
Een lijst van alle ambassades in België vindt men op www.diplobel.fgov.be.
Omgekeerd is het sinds 15 juni 2014 niet langer mogelijk om op een Belgisch consulaat te huwen, on-
geacht de nationaliteit. De Belgische consulaten zijn immers niet langer bevoegd om huwelijksakten op
te maken. (601)

2.3.3.1.3. Een huwelijk in het buitenland

De procedure voor huwelijksvoltrekking in het buitenland wordt bepaald door de wet van het land waar
het huwelijk wordt gesloten. Welke documenten voorgelegd zullen moeten worden, wordt dus door die
wet bepaald. Als de procedure een huwelijksaankondiging omvat, dient die aankondiging in België te
gebeuren voor de partner die in België is ingeschreven.
Wanneer na het huwelijk een verblijf in België wordt beoogd, dient een afschrift van de huwelijksakte ge-
legaliseerd te worden door de bevoegde instantie aldaar (meestal het ministerie van Buitenlandse Zaken)
en daarna door de Belgische ambassade (zie 2.3.2.3.). Samen met de andere documenten nodig voor een
aanvraag tot gezinshereniging (2.3.4.2.2.1. voor echtgenoten van Belgen, 2.3.4.3.2.1. voor echtgenoten
van EER-onderdanen, of 2.3.4.4.2.1. voor echtgenoten van niet-EER-onderdanen) kan dan een D-visum
(een visum lang verblijf) aangevraagd worden.
Wanneer de nieuwe partner een visumvrijstelling geniet, kan hij/zij gewoon met de gelegaliseerde akte
naar België reizen om hier een verblijfsaanvraag te doen. Hij/zij moet dan wel binnen de drie maanden
na aankomst in België een aanvraag gezinshereniging indienen bij de gemeente.
Een buitenlandse huwelijk is pas in België geldig als het door de Belgische overheid wordt erkend. De bepa-
lingen van het WIPR zijn van toepassing op de erkenning van buitenlandse huwelijksakten die na 1 oktober
2004 werden opgesteld (art. 126 § 2 WIPR). Voor de erkenning van huwelijksakten bestaat er geen Europese
regelgeving. Een huwelijk gesloten in een lidstaat van de Europese Unie (EU) wordt op dezelfde wijze erkend
als een huwelijk gesloten buiten de EU. Alle Belgische overheden kunnen een buitenlandse authentieke akte
erkennen zonder dat er eerst een procedure gevoerd moet worden. De erkenning kan gebeuren door de amb-
tenaar van de burgerlijke stand zonder enige rechterlijke tussenkomst. De ambtenaar van de burgerlijke stand
moet de buitenlandse authentieke akte wel controleren. Daarvoor moet de buitenlandse huwelijksakte gelega-
liseerd zijn of een apostille hebben. Daarna wordt nagegaan of het huwelijk voldoet aan de grondvoorwaarden
die gelden in het land waarvan de echtgenoten de nationaliteit hebben. Ook de vormvoorwaarden van het land
waar het huwelijk heeft plaatsgevonden, moeten worden gerespecteerd.
Bovendien mag het huwelijk niet strijdig zijn met de openbare orde en ook geen wetsontduiking zijn.

(601) Consulair Wetboek van 21 december 2013, BS 21 januari 2014.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 369


Derdelander

Het WIPR voorziet expliciet in een maatregel om wetsontduiking tegen te gaan bij het afsluiten van een
huwelijk in het buitenland. De overheid kan weigeren de huwelijksakte in aanmerking te nemen van ie-
mand voor wie volgens de Belgische IPR-regels het Belgische recht aangewezen zou zijn als toepasselijk
op het huwelijk, maar die dan niet volgens Belgisch recht huwt omdat dat om een of andere wettelijke
reden niet mogelijk is, en daarop wel in een ander land huwt waar het beletsel niet geldt (art. 18 WIPR).
Tegen de weigering om te akte te aanvaarden staat beroep open bij de rechtbank van eerste aanleg

Company: VUB
(art. 27 WIPR). Wordt de buitenlandse huwelijksakte in België erkend, dan wordt het rijksregister aange-
past van “ongehuwd” of “gescheiden” naar “gehuwd”.

2.3.3.2. Wettelijk samenwonen met het oog op een verblijf in België

Download date: 18/04/2022


Een vreemdeling kan een verblijfsrecht in België verkrijgen indien hij in het kader van een duurzame en sta-
biele partnerrelatie hier wettelijk komt samenwonen met een Belg of vreemdeling met verblijfsrecht in België.

2.3.3.2.1. Wettelijke samenwoning in België

2.3.3.2.1.1. Algemeen

De wettelijke samenwoning werd ingevoerd door de wet van 23 november 1998 (BS 12 januari 1999) en
staat open voor zowel homoseksuele als heteroseksuele partners en niet-partners (familieleden, vrienden,
kennissen…). Het geeft hen meer juridische zekerheid dan een feitelijke samenwoning.
Om een verklaring van wettelijke samenwoning te kunnen afleggen, moeten beide partners meerderjarig
zijn, en mag geen van hen verbonden zijn door een huwelijk of ander geregistreerd partnerschap. De
voorwaarden voor de vaststelling van de relatie en de gevolgen ervan worden beheerst door het recht
van de staat op wiens grondgebied het partnerschap voor het eerst is geregistreerd (602). Vreemdelingen
kunnen een wettelijke samenwoning aangaan in België, ongeacht hun verblijfssituatie, op voorwaarde
dat zij een gemeenschappelijke hoofdverblijfplaats hebben in België. (603)
Alleen de wettelijke samenwoning tussen partners opent een recht op verblijf (niet de wettelijke samen-
woning tussen niet-partners, noch een feitelijke samenwoning tussen partners). Om het recht op verblijf
te openen moet het bovendien gaan om een duurzame en stabiele relatie.
Daarvan is slechts sprake wanneer de partners:
– gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken in België of in een ander
land hebben samengewoond; of
– elkaar sinds ten minste twee jaar kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via
briefwisseling of e-mail met elkaar contact onderhielden, dat zij elkaar voorafgaand aan de aan-
vraag driemaal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen; of
– een gemeenschappelijk kind hebben.

2.3.3.2.1.2. De verklaring van wettelijke samenwoning

De verklaring van wettelijke samenwoning dient afgelegd te worden voor de ambtenaar van de bur-
gerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats van de partners (het gaat hier om hun feitelijke
verblijfplaats, niet de plaats van inschrijving in de rijksregisters). De ambtenaar van de burgerlijke stand
gaat na of de partners aan de wettelijke voorwaarden voldoen, overhandigt hen een ontvangstbewijs, en
vermeldt de wettelijke samenwoning in het rijksregister.

(602) Artikel 60 WIPR.


(603) Artikel 59 WIPR.

370 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

2.3.3.2.2. De komst naar België en de verklaring van wettelijke samenwoning

Wanneer de migrerende partner van visum is vrijgesteld, (604) moet die zich, met de nodige documenten,
aanbieden bij de burgerlijke stand van de gemeente om een verklaring van wettelijke samenwoning af te
leggen. Als die partner daarna in België wil verblijven, gebeurt het afleggen van die verklaring het best
binnen de termijn van het kort verblijf (dus binnen drie maanden na aankomst in België). Wie wettelijk sa-

Company: VUB
menwoont met een EER-onderdaan of Belg, kan eventueel na verloop van die termijn nog een aanvraag tot
verblijf indienen (zie 2.3.4.2.3. voor familieleden van Belgen en 2.3.4.3.3. voor familieleden van EER-on-
derdanen). Wie met een in België verblijvende niet-EER-onderdaan samenwoont, kan echter na verloop
van de termijn geen verblijf meer aanvragen en zal eerst moeten terugkeren naar het thuisland, tenzij hij
kan aantonen dat hij zich in uitzonderlijke omstandigheden bevindt die hem verhinderen naar zijn thuisland

Download date: 18/04/2022


terug te keren (zie 2.3.4.4.3.3. voor familieleden van niet-EER-onderdanen met onbeperkt verblijfsrecht en
2.3.4.4.4.3. voor familieleden van niet-EER-onderdanen met beperkt verblijfsrecht). (605)
Wanneer de migrerende partner niet van de visumplicht is vrijgesteld, is er in principe een visum met het oog
op een verklaring van wettelijke samenwoning nodig (visum type C, in principe geldig voor negentig dagen).

Nodige documenten
De documenten die men moet voorlegen aan de Belgische ambassade om een visum te verkrijgen
met het oog op een verklaring van wettelijke samenwoning, zijn de volgende:
– een geldig nationaal paspoort, dat ten minste twaalf maanden geldig is;
– een medisch getuigschrift (opgemaakt door een door de Belgische ambassade of consulaat er-
kende arts, en niet ouder dan zes maanden);
– een uittreksel uit het strafregister (dat betrekking heeft op de laatste vijf jaar, en niet ouder is
dan zes maanden);
– een bewijs van voldoende bestaansmiddelen voor het verblijf in België of een verbintenis tot
tenlasteneming uitgaande van een persoon die voldoet aan de voorwaarden bepaald in arti-
kel 3bis van de wet van 15 december 1980;
– een reisverzekering tot dekking van eventuele uitgaven voor repatriëring om medische redenen,
dringende medische verzorging of spoedbehandeling in een ziekenhuis;
– een geboorteakte;
– een bewijs van de ongehuwde staat (niet ouder dan drie maanden);
– een bewijs van de duurzame relatie. Dat kan bijvoorbeeld bewezen worden via briefwisse-
ling, telefoonverkeer, ontmoetingen, vliegtickets, bewijs van inschrijving op hetzelfde adres,
geboorteakte van een gemeenschappelijk kind,…;
– het bewijs dat de Belg of vreemdeling met wie men komt samenwonen, reeds in België verblijft
(d.m.v. een kopie van de Belgische identiteitskaart of van de verblijfstitel van de in België ver-
blijvende partner of bewijs van de intentie tot verblijf, bv. een arbeids- of huurcontract).

De vreemdelingen die de vereiste documenten bij de ambassade overmaken, ontvangen een visum type
C. Dat is een visum kort verblijf dat de houder ervan toelaat om gedurende een periode van maximaal
90 dagen te verblijven op het grondgebied van de EU-lidstaten.

(604) Voor een overzicht van de personen die van een visum zijn vrijgesteld, zie 1.2.
(605) Voor (toekomstige) wettelijk samenwonende partners van niet-EER-onderdanen geldt een bijkomende voorwaarde: zij
kunnen slechts op grond van gezinsvorming een verblijfsrecht krijgen in België indien de vreemdeling die zij vervoegen
sinds minimaal twaalf maanden toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van onbeperkte duur, of sedert minimaal
twaalf maanden gemachtigd is zich in België te vestigen. Die termijn van twaalf maanden vervalt indien zij een gemeen-
schappelijk minderjarig kind hebben.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 371


Derdelander

Binnen drie werkdagen na de binnenkomst in België moet de vreemdeling zich melden bij het gemeen-
tebestuur van de gemeente waar hij of zij verblijft. De gemeente levert dan een aankomstverklaring (bij-
lage 3) af (voor Unieburgers is dat een melding van aanwezigheid of bijlage 3ter). Het afleggen van de
verklaring van wettelijke samenwoning dient in principe binnen een periode van drie maanden vanaf het
betreden van het grondgebied te gebeuren, bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Na het afleggen van
die verklaring kan de vreemdeling de procedure tot gezinshereniging aanvatten. (606)

Company: VUB
2.3.4. Verblijf op basis van gezinshereniging

2.3.4.1. Algemeen

Download date: 18/04/2022


Om te weten of iemand recht heeft op een verblijf op basis van gezinshereniging, moet rekening gehou-
den worden met de volgende gegevens.

A. Nationaliteit en statuut van de persoon die al in België is

De regeling is verschillend naargelang een persoon gezinshereniging aanvraagt met een Belg, met een
Unieburger, met een onderdaan van de niet-EU-lidstaten van de EER, of met een vreemdeling met een
andere nationaliteit.
Onder Unieburgers wordt verstaan:
– onderdanen van EU-landen, namelijk België, (607) Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland,
Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen,
Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije,
Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Bij Frankrijk horen Guadeloupe en Martini-
que, Guyana, Réunion en Saint-Pierre en Miquelon. Bij Spanje horen de Canarische eilanden, Ceuta
en Melilla. Bij Nederland horen niet de Nederlandse Antillen en bij Groot-Brittannië ook niet de
Kanaaleilanden, het eiland Man of andere overzeese gebieden;
– onderdanen van Zwitserland met toepassing van de overeenkomst tussen de EU en Zwitserland van
21 juni 1999. (608)
Onderdanen van lidstaten van de EER, die niet tot de EU behoren, zijn onderdanen van Noorwegen, IJs-
land en Liechtenstein, ingevolge het Akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei
1992.
Deze twee categorieën worden samen besproken in punt 2.3.4.3. Het verschil tussen beide is dat ten aan-
zien van de eerste categorie de Vrijverkeerrichtlijn 2004/38 van kracht is sinds 1 mei 2006.
Wat betreft onderdanen uit derde landen (niet-EER) wordt ook nog eens een onderscheid gemaakt tussen
een derdelander met een onbeperkt verblijfsrecht en een derdelander met een beperkt verblijfsrecht.

(606) Zie 2.3.4.2.3. voor familieleden van Belgen, 2.3.4.3.3. voor familieleden van EER-onderdanen, 2.3.4.4.3. voor familie-
leden van niet-EER-onderdanen met onbeperkt verblijfsrecht, en 2.3.4.4.4. voor familieleden van niet-EER-onderdanen
met beperkt verblijfsrecht.
(607) Ook al is België een lidstaat van de EU, toch kunnen de gezinsleden van Belgen in België niet rechtstreeks rechten
putten uit het EU-Verdrag. Zij kunnen dat uitsluitend wanneer de Belg in het verleden zijn recht van vrij verkeer heeft
uitgeoefend. De familie van de Belg moet dus samen met de Belg in een andere lidstaat als economische actieve burger
hebben verbleven. Indien dat niet het geval is, zijn de voorwaarden voor familieleden van Belgen strikter dan die voor
familieleden van EU-burgers, aangezien zij rechten kunnen putten uit het EU-recht.
(608) Zie omzendbrief 11 juli 2002, BS 9 augustus 2002.

372 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

B. De verwantschap met de persoon die al in België is

Er zijn maar enkele gezinsleden die een gezinshereniging kunnen aanvragen. Meestal gaat het om de
echtgenoot of wettelijk samenwonende partner en de kinderen. Bij EER-onderdanen gaat het onder meer
ook om ouders of grootouders en kleinkinderen. Gezinshereniging met een tweede echtgenoot of met een
broer of zus is niet mogelijk. Als een broer of zus of andere familieleden ten laste zijn en in het thuisland

Company: VUB
met de EER-onderdaan samenwoonden, geldt artikel 3 tweede lid van Richtlijn 2004/38 die zegt dat hun
migratie ‘vergemakkelijkt’ zou worden. (609) Sinds 15 mei 2014 hebben ook bepaalde andere familiele-
den van EU-burgers een recht op verblijf in de Verblijfswet (zie 2.3.4.4.2.8.).
Er moet gekeken worden naar de toestand op het moment van de aanvraag: bijvoorbeeld als alleen kin-
deren jonger dan 18 jaar gezinshereniging kunnen krijgen, moeten ze minder dan 18 jaar zijn op het

Download date: 18/04/2022


moment dat de aanvraag, mét alle nodige documenten, ingediend is bij de ambassade of het consulaat in
het thuisland. (610)
Hieronder worden eerst voor elke categorie de ‘begunstigden’ op een rijtje gezet, en wordt vervolgens de
te volgen procedure besproken.

C. Bewijzen en documenten

Om een recht op verblijf te krijgen moet een aantal documenten voorgelegd worden. Bij elke begunstigde
worden de documenten die deze personen nodig hebben, opgesomd.

D. De binnenkomst van degene die gezinshereniging aanvraagt

Iedere vreemdeling die België binnenkomt moet een visum hebben of van visumplicht zijn vrijgesteld.
Wie geen visum of een vervallen visum heeft, kan in principe geen verblijf meer aanvragen, zelfs al is
hij of zij een rechthebbend gezinslid van iemand die in België verblijft. Er is maar één uitzondering:
gezinsleden van een Belg of van een EER-onderdaan kunnen een verblijf krijgen, zelfs als hun visum al
vervallen is (zie 2.3.4.2.3. en 2.3.4.3.3.).

2.3.4.2. Gezinshereniging met een Belg

2.3.4.2.1. Algemeen (art. 40ter Vw.)

Wie als Belg een gezinslid naar België wil halen om hier samen te verblijven, kan hiervoor zelf geen
procedure inleiden. Het is het gezinslid dat hierheen komt, dat het verblijf moet aanvragen.
Sinds 8 juli 2011 werden de regels voor gezinshereniging met Belgen aanzienlijk strenger. (611)
Familieleden van Belgen die geen gebruik hebben gemaakt van hun recht van vrij verkeer worden nu niet
langer gelijkgesteld met familieleden van andere EER-onderdanen. Er werden beperkingen ingevoerd
wat betreft de categorieën van gezinsleden die recht hebben op gezinshereniging met hun Belgische
familielid. Bovendien werd een inkomensvoorwaarde ingevoerd, en moeten Belgen voortaan ook over
voldoende huisvesting beschikken. Tot slot moeten Belgen en hun echtgenoot of partner met wie ze zich
willen herenigen voortaan minstens 21 jaar oud zijn.

(609) Artikel 10 § 2 Richtlijn 1612/68 van de Europese Gemeenschap.


(610) Dat is niet de mening van de overheid, maar het principe wordt wel eenduidig verwoord in een arrest van de Raad van
State: RvS nr. 69.604.
(611) Wet van 8 juli 2011 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf,
de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging (BS 12 september 2011).

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 373


Derdelander

De nieuwe regels zijn van kracht sinds 22 september 2011, en hebben sinds 10 oktober 2011 volle uitwer-
king gekregen, na publicatie van het nodige uitvoeringsbesluit in het Belgisch Staatsblad. (612)
Deze rechtsregels zijn van toepassing op familieleden van Belgen, tenzij de Belg en zijn familielid ge-
bruik maakten van het Europees vrij personenverkeer. Indien Belgen dus op basis van het vrij verkeer
tijdelijk in een ander Europees land verblijven alvorens hun familieleden in België gezinshereniging
aanvragen, wordt de Belg beschouwd als een Unieburger voor de procedure gezinshereniging, en zijn

Company: VUB
de (meer voordelige) voorwaarden voor gezinshereniging met EER-onderdanen van toepassing (zie
2.3.4.3.). De procedureregels voor gezinshereniging met een Belg of een EER-onderdaan zijn daarente-
gen wel volledig gelijk.
Volgens verschillende organisaties leidt de nieuwe wet ertoe dat Belgen inzake gezinshereniging worden

Download date: 18/04/2022


gediscrimineerd ten aanzien van andere EER-onderdanen. Ook met betrekking tot de nieuwe voorwaarde
van toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen, en het invoeren van een ontvankelijkheids-
fase en wachtperiode voor gezinshereniging met niet-EER-onderdanen, worden ernstige juridische be-
zwaren geformuleerd.
Ook wat betreft het respecteren van de bilaterale tewerkstellingsakkoorden van België rijst er twijfel. De
juridisch-technische bezwaren tegen de nieuwe wet hebben ertoe geleid dat ze werd aangevochten voor
het Grondwettelijk Hof, dat zich hierover op 26 september 2013 uitsprak. Waar de rechtspraak van het
Grondwettelijk Hof de bestaande regels heeft vernietigd of een verzoenende interpretatie heeft gegeven,
wordt dat opgenomen in de tekst.
Ook het Europese Hof van Justitie sprak zich in 2011 meermaals uit over het recht van EU-burgers,
inclusief Belgen, om zich te herenigen met hun gezinsleden. In het arrest-Ruiz Zambrano van 8 maart
2011 (613) sprak het Hof zich uit over de draagwijdte van artikel 20 van het Verdrag betreffende de Wer-
king van de Europese Unie (VWEU), namelijk het recht van Unieburgers om op het grondgebied van de
Europese Unie te verblijven. Volgens het Hof leidt dit recht ertoe dat ouders van minderjarige Belgen in
België moeten kunnen verblijven en werken. Een machtiging tot verblijf op grond van artikel 9bis, zoals
vroeger het geval was, is dus niet langer voldoende.
Zij kunnen nu een verblijfsaanvraag indienen op basis van artikel 40ter Vw. (zie 2.3.4.2.2.5.). In mei
2011 oordeelde het Hof in het arrest-McCarthy (614) echter dat het EU-recht niet geldt in ‘zuiver interne
situaties’, met uitzondering van ouders van minderjarige kinderen. Wanneer eigen onderdanen dus geen
gebruikmaken van het vrij personenverkeer om tijdelijk te verblijven op het grondgebied van een andere
EU-lidstaat, kunnen ze zich niet beroepen op het recht op gezinshereniging vervat in de Richtlijn Vrij
Verkeer (2004/38). Dat betekent dat België extra voorwaarden kan opleggen aan familieleden van Belgen
wanneer zij zich bij hun Belgische familielid wensen te voegen. Het Hof van Justitie maakt voorlopig
slechts een uitzondering voor ouders van minderjarige eigen onderdanen. Deze rechtspraak werd later
ook bevestigd in het arrest-Dereci. (615) In dat arrest voegt het Hof daar echter aan toe dat de nationale
rechter geval per geval moet beoordelen of er geen schending is van het EU-recht, meer bepaald of de ei-
gen onderdaan niet het effectieve genot ontzegd wordt van de belangrijkste EU-burgerschapsrechten. Bij
deze beoordeling hecht het Hof veel belang aan de mogelijke economische afhankelijkheid van de eigen

(612) KB van 21 september 2011 tot wijziging van de KB’s van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied,
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoerings-
modaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van 7 mei 2008 tot vaststelling
van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (BS 10 oktober 2011).
(613) H.v.J. 8 maart 2011, Gerardo Ruiz Zambrano v. Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA), Zaak C-34/09.
(614) H.v.J. 5 mei 2011, Shirley McCarthy v. Secretary of State for the Home Department, Zaak C-434/09.
(615) H.v.J. 15 november 2011, Murat Dereci en anderen v. Bundesministerium für Inneres, Zaak C-256/11.

374 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

onderdaan van zijn niet-EU-familielid. (616) Het Hof laat hierbij dus een opening om de Zambrano-uit-
spraak mogelijk uit te breiden in de toekomst. Bovendien moet de nationale rechter ook steeds nagaan of
de weigering van het recht op gezinshereniging geen schending uitmaakt van artikel 8 EVRM (het recht
op een familie- en gezinsleven). Hoewel het Hof voorlopig niet bereid lijkt te zijn om de Zambrano-recht-
spraak uit te breiden naar andere gezinsleden dan de ouders van minderjarige Belgen, lijken de nieuwe
rechtsregels inzake gezinshereniging toch op gespannen voet te staan met de rechtspraak van het Hof.

Company: VUB
De nieuwe wet schaft de mogelijkheid tot gezinshereniging met (groot)ouders van meerderjarige Belgen
immers in alle gevallen af, en laat geen ruimte voor discretionaire bevoegdheid, rekening houdend met
de economische afhankelijkheid van het Belgische familielid van zijn (groot-) ouders.
Hierna worden achtereenvolgens de familieleden besproken die zich kunnen herenigen met hun Belgi-
sche familielid, de voorwaarden en de procedure die zij daarvoor moeten volgen.

Download date: 18/04/2022


2.3.4.2.2. Wie kan een verblijfsrecht aanvragen?

2.3.4.2.2.1. Echtgenoot of gelijkgestelde partner

Echtgenoot
Een echtgenoot of gelijkgestelde partner van een Belg heeft recht op verblijf bij zijn/haar Belgische
familielid, ongeacht of hij/zij ten laste is of niet. De voorwaarde is wel dat het huwelijk erkend wordt.
Dat is niet het geval wanneer het om een schijnhuwelijk zou gaan, om een polygaam huwelijk of om een
huwelijk met een minderjarige voor wie geen ontheffing van leeftijdsvereiste is verkregen. Bovendien
moet de echtgenoot of gelijkgestelde partner de Belg begeleiden of zich bij hem voegen in België.
Gelijkgestelde partner
De wijzigingswet van 27 april 2007 voerde twee categorieën van samenwonende partners in die een recht
hebben op verblijf:
– personen met een geregistreerd partnerschap met een Belg dat gelijkgesteld wordt met een huwelijk
(de ‘gelijkgestelde partner’);
– personen met een geregistreerd partnerschap met een Belg dat niet gelijkgesteld is, maar die wel een
duurzame relatie kunnen bewijzen (de ‘wettelijk geregistreerde partner’, zie 2.3.4.2.2.2.). In België
valt de verklaring van wettelijke samenwoning hieronder.
Het KB van 17 mei 2007 (617) bepaalt dat de geregistreerde partnerschappen afgesloten in de volgende
landen voor een verblijf in België gelijkgesteld worden met een huwelijk:
– Denemarken;
– Duitsland;
– Finland;
– IJsland;
– Noorwegen;
– Verenigd Koninkrijk;
– Zweden.

(616) Zie Standpuntbepaling van advocaat-generaal Mengozzi van 29 september 2011 in Zaak C-256/11.
(617) Artikel 12, BS 31 mei 2007.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 375


Derdelander

Voorwaarden
Samenwonen
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moet de echtgenoot of gelijkgestelde
partner zijn Belgische partner begeleiden of zich bij hem voegen in België. Dat betekent dat de partners
in principe moeten samenwonen. De gehuwde of gelijkgestelde partner kan niettemin een aparte woonst
hebben wegens werkomstandigheden of studies, op voorwaarde dat een effectieve familieband onderhou-

Company: VUB
den wordt en bewezen kan worden. (618)
Leeftijdsvoorwaarde
Om zijn echtgenoot of gelijkgestelde partner naar België te laten komen, moeten zowel de Belg als zijn
echtgenoot of partner sinds de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2011 minstens 21 jaar oud zijn.

Download date: 18/04/2022


Deze minimumleeftijd wordt echter teruggebracht tot achttien jaar indien de echtelijke band of het gere-
gistreerd partnerschap dat als gelijkwaardig wordt beschouwd met het huwelijk reeds vóór de indiening
van het verzoek tot gezinshereniging bestond.
Inkomensvoorwaarde
Bovendien moet de Belg nu bewijzen dat hij over stabiele en toereikende bestaansmiddelen beschikt. Hij
moet daartoe een inkomen kunnen bewijzen van minstens 120% van het leefloon (619) (voor 2016 was
dit bedrag nog vastgesteld op 1 387,83 EUR netto/maand, namelijk het tarief voor een persoon met gezin
ten laste). Dit inkomen mag niet bestaan uit leefloon, maatschappelijke dienstverlening, gezinsbijslag,
wachtuitkering en overbruggingsuitkering. Een werkloosheidsuitkering telt wel mee voor wie bewijst
actief werkzoekend te zijn. Het bedrag van 120% van het leefloon is slechts een referentiebedrag. Indien
het inkomen lager is, zal de aanvraag niet automatisch geweigerd worden. De DVZ moet in dat geval
onderzoeken of het inkomen voldoende is om aan de behoeften van het gezin te voldoen, zonder dat het
ten laste zal vallen van de overheid. De DVZ houdt daarbij rekening met de aard en de regelmatigheid
van de inkomsten. Ook de gezondheidstoestand van de betrokkenen en hun gezinssituatie zijn hierbij
van belang. (620) Deze verplichting om een individuele behoefteanalyse te doen werd bevestigd door de
Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, die de DVZ veroordeelde omdat uit de motivering van de weige-
ringsbeslissing niet bleek of de DVZ deze analyse had gedaan. (621)
Voldoende huisvesting
Ook moet de Belg voortaan over voldoende huisvesting beschikken voor zichzelf en zijn/haar familieleden.
Voldoende huisvesting kan bewezen worden met een geregistreerd huurcontract (eventueel aangevuld met een
plaatsbeschrijving) of de notariële eigendomstitel van de hoofdverblijfplaats van de Belgische echtgenoot of
gelijkgestelde partner. Een dergelijk huurcontract of eigendomstitel creëert immers een weerlegbaar vermoe-
den dat de woning voldoende ruim is om er te wonen, en voldoet aan de elementaire vereisten van veiligheid,
gezondheid en bewoonbaarheid in de zin van artikel 2 van de wet van 20 februari 1991. (622) De DVZ kan de
aanvraag tot gezinshereniging echter weigeren wanneer, zelfs na het overmaken van deze documenten, blijkt

(618) H.v.J. 13 februari 1985, Diatta; H.v.J. 17 april 1997, Kadiman.


(619) 120 % van het bedrag bedoeld in artikel 14 § 1, 3° van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke
integratie.
(620) Arrest van de Rvv van 31 januari 2012, nr. 74.258. Voor het bewijs van ‘stabiele en regelmatige bestaansmiddelen’
aanvaardt de DVZ geen contracten op basis van art. 60 OCMW-wet. Op grond van artikel 8 EVRM vernietigde de RvV
echter een weigeringsbeslissing die op deze grond gebaseerd was, en verklaarde dat de DVZ niet alleen rekening moet
houden met de wettelijke voorwaarden, maar ook met de belangen van het gezin.
(621) Arrest van de RvV van 29 maart 2012, nr. 78.310. De weigeringsbeslissing van de DVZ werd vernietigd, omdat ze geen
verwijzing bevatte naar artikel 42 § 1, tweede lid Vw. of naar een onderzoek van de concrete situatie van het gezin.
(622) KB van 26 augustus 2010 tot wijziging van het KB van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 28 september 2010; wet van 20 februari 1991 houdende
wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake huishuur, BS 22 februari 1991.

376 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

dat de woning toch niet voldoet aan deze vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid. (623) Het
is dus de DVZ die kan oordelen over de voldoende huisvesting en niet de gemeente. De gemeente gaat alleen
na of de vereiste documenten werden overgemaakt.
Ziekteverzekering
Tot slot moet de Belg over een ziekteverzekering beschikken, die ook de risico’s van de echtgenoot of
gelijkgestelde partner dekt.

Company: VUB
2.3.4.2.2.2. Wettelijk geregistreerde partner

Ook de wettelijk geregistreerde partner kan in het kader van gezinshereniging naar België komen. Deze
partner moet wel aantonen dat hij/zij een duurzame en stabiele partnerrelatie heeft met zijn/haar Belgi-

Download date: 18/04/2022


sche partner. (624)
Voorwaarden
Duurzame en stabiele partnerrelatie
Bovendien moeten beide partners de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben, moeten ze ongehuwd zijn, mo-
gen ze geen familie van elkaar zijn, en mogen ze geen duurzame relatie hebben met een andere persoon.
Van een duurzame en stabiele relatie is er slechts sprake wanneer de partners:
– gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken in België of in een ander
land hebben samengewoond; of
– elkaar ten minste twee jaar kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig telefonisch, via briefwis-
seling of mail met elkaar contact onderhielden, dat zij elkaar voorafgaand aan de aanvraag driemaal
ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen; of
– een gemeenschappelijk kind hebben.
Richtlijnen van de Europese Commissie stellen dat België voor het bewijs van de “duurzaamheid” van de
relatie ook andere relevante bewijzen in aanmerking moet nemen, bijvoorbeeld een gemeenschappelijke
lening om een huis te kopen. (625)
De minimumleeftijd wordt teruggebracht tot achttien jaar indien ze, in het geval van een wettelijk gere-
gistreerd partnerschap, bewijzen dat ze vóór de indiening van het verzoek tot gezinshereniging minstens
één jaar hebben samengewoond.
Om de strijd tegen schijnrelaties aan te gaan, besliste de wetgever dat ten aanzien van geen van beide
partners in het verleden een beslissing genomen mag zijn om een huwelijk niet te voltrekken.
Samenwonen
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moet de wettelijk geregistreerde part-
ner zijn Belgische partner begeleiden of zich bij hem voegen in België. Dat betekent dat de partners in
principe moeten samenwonen. De samenwonende partners kunnen niettemin een aparte woonst hebben
wegens werkomstandigheden of studies, op voorwaarde dat een effectieve familieband onderhouden
wordt en bewezen kan worden. (626)

(623) Deze voorwaarden zijn terug te vinden in het KB van 8 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan ten minste
voldaan moet zijn wil een onroerend goed dat wordt verhuurd als hoofdverblijfplaats in overeenstemming zijn met de
elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid, BS 21 augustus 1997.
(624) Art. 40ter iuncto art. 40bis § 2, 2° Vw. Vóór de wetswijziging van 8 juli 2011 sprak de wet van een “naar behoren geat-
testeerde duurzame en stabiele relatie”. De wet van 8 juli 2011 verduidelijkte dat het moet gaan om een “partnerrelatie”.
(625) Kruispunt Migratie-Integratie, Wat zijn de voorwaarden voor gezinshereniging met een Belgische wettelijke partner?,
www.kruispuntmi.be.
(626) H.v.J. 13 februari 1985, Diatta; H.v.J. 17 april 1997, Kadiman.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 377


Derdelander

Inkomensvoorwaarden
Bovendien moet de Belg nu bewijzen dat hij over stabiele en toereikende bestaansmiddelen beschikt. Hij
moet daartoe een inkomen kunnen bewijzen van minstens 120% van het leefloon (627) (voor 2016 was
dit bedrag nog vastgesteld op 1 387,83 EUR netto/maand, namelijk het tarief voor een persoon met gezin
ten laste). Dit inkomen mag niet bestaan uit leefloon, maatschappelijke dienstverlening, gezinsbijslag,
wachtuitkering en overbruggingsuitkering. Een werkloosheidsuitkering telt alleen mee voor wie bewijst

Company: VUB
actief werkzoekend te zijn. Het bedrag van 120% van het leefloon is slechts een referentiebedrag. In-
dien het inkomen lager is, zal de aanvraag niet automatisch geweigerd worden. De DVZ zal in dat geval
onderzoeken of het inkomen voldoende is volgens de eigen behoeften van het gezin, zonder dat het ten
laste mag vallen van de overheid. Ook de gezondheidstoestand van de betrokkenen en hun gezinssituatie
zijn hierbij van belang. (628) Deze verplichting om een individuele behoefteanalyse uit te voeren, werd

Download date: 18/04/2022


bevestigd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, die de DVZ veroordeelde omdat uit de moti-
vering van de weigeringsbeslissing niet bleek of de DVZ deze analyse had gedaan. (629)
Voldoende huisvesting
Ook moet de Belg voortaan over voldoende huisvesting beschikken voor zichzelf en zijn/haar fami-
lieleden. Voldoende huisvesting kan bewezen worden met een geregistreerd huurcontract (eventueel
­aangevuld met een plaatsbeschrijving) of de notariële eigendomstitel van de hoofdverblijfplaats van de
Belgische partner. Een dergelijk huurcontract of eigendomstitel creëert immers een weerlegbaar ver-
moeden dat de woning voldoende ruim is om er te wonen, en voldoet aan de elementaire vereisten van
veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid in de zin van artikel 2 van de wet van 20 februari 1991. (630)
De DVZ kan de aanvraag tot gezinshereniging echter weigeren wanneer, zelfs na het overmaken van
deze documenten, blijkt dat de woning toch niet voldoet aan deze vereisten van veiligheid, gezondheid
en bewoonbaarheid. (631) Het is dus de DVZ die kan oordelen over de voldoende huisvesting en niet de
gemeente. De gemeente gaat alleen na of de vereiste documenten werden overgemaakt.
Tot slot moet de Belg over een ziekteverzekering beschikken, die ook de risico’s van de wettelijk gere-
gistreerde partner dekt.
Een samenwonende partner die niet aan deze voorwaarden voldoet of die bijvoorbeeld het geregistreerd
partnerschap of het huwelijk niet met een gelegaliseerde akte kan bewijzen, kan proberen een machtiging
tot verblijf aan te vragen op grond van artikel 9 van de Verblijfswet, eventueel met vermelding van arti-
kel 3 tweede lid, b) van de Richtlijn 2004/38/EG (zie 2.3.4.1.), zij het met beperkte slaagkansen.

2.3.4.2.2.3. Kinderen en kleinkinderen

Descendenten van een Belg of diens echtgenoot of (al dan niet gelijkgestelde) partner kunnen via gezins-
hereniging naar België komen. Zij moeten daarvoor minder dan 21 jaar oud zijn of ten laste zijn van hun

(627) 120 % van het bedrag bedoeld in artikel 14 § 1, 3° van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke
integratie.
(628) Arrest van de Rvv van 31 januari 2012, nr. 74.258. Voor het bewijs van ‘stabiele en regelmatige bestaansmiddelen’
aanvaardt de DVZ geen contracten op basis van art. 60 OCMW-wet. Op grond van artikel 8 EVRM vernietigde de RvV
echter een weigeringsbeslissing die op deze grond gebaseerd was, en verklaarde dat de DVZ niet alleen rekening moet
houden met de wettelijke voorwaarden, maar ook met de belangen van het gezin.
(629) Arrest van de RvV van 29 maart 2012, nr. 78.310. De weigeringsbeslissing van de DVZ werd vernietigd, omdat ze geen
verwijzing bevatte naar artikel 42 § 1, tweede lid Vw. of naar een onderzoek van de concrete situatie van het gezin.
(630) KB van 26 augustus 2010 tot wijziging van het KB van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 28 september 2010; wet van 20 februari 1991 houdende
wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake huishuur, BS 22 februari 1991.
(631) Deze voorwaarden zijn terug te vinden in het KB van 8 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan ten minste
voldaan moet zijn wil een onroerend goed dat wordt verhuurd als hoofdverblijfplaats in overeenstemming zijn met de
elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid, BS 21 augustus 1997.

378 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Belgische (groot)ouder. Het gaat om alle kinderen, binnen of buiten het huwelijk, gemeenschappelijk of
van een van beide echtgenoten of partners.
Ook een kind uit een tweede bigaam huwelijk heeft dus recht op gezinshereniging in het eerste huwelijk
van zijn vader, mits toestemming van de tweede echtgenoot (in tegenstelling tot bigame kinderen van
niet-EER-onderdanen (zie 2.3.4.4.2.3.)).
Kleinkinderen en zelfs achterkleinkinderen kunnen onder dezelfde voorwaarden een verblijf krijgen,

Company: VUB
ongeacht of hun ouders hen vergezellen, ook weer mits toestemming van de ouders.
In alle gevallen waarin het gaat om een minderjarig kind van wie een van de ouders achterblijft in
het land van herkomst, dient de toestemming van de afwezige ouder vastgesteld te worden aan de
hand van:

Download date: 18/04/2022


– ofwel het akkoord van de ouder die achterblijft in het land van oorsprong, door middel van een
schriftelijk, ondertekend document;
– ofwel het bewijs dat de ouderlijke macht is toegekend aan de ouder in België, door middel van een ge-
legaliseerde kopie conform aan het origineel van een beslissing van de bevoegde nationale instelling.
Die documenten moeten zo nodig voorzien zijn van een voor eensluidend verklaarde vertaling naar het
Nederlands, Frans, Duits of Engels, door een beëdigde vertaler.
De afstamming wordt bewezen met een gelegaliseerde geboorteakte. Is dit document niet voorhanden,
dan kan de verwantschap aangetoond worden door een DNA-onderzoek te ondergaan, of kan een beroep
gedaan worden op artikel 46 BW (zie 2.3.2.).
Het bewijs dat een kind van meer dan 21 jaar nog ten laste is, kan met alle middelen gebeuren. (632)
Het begrip ‘ten laste zijn’ is in geen enkele wettekst gedefinieerd. Dat wordt steeds beoordeeld naarge-
lang de feitelijke situatie in het concrete geval. Enerzijds wordt nagegaan of het kind behoeftig is in zijn
land van oorsprong, anderzijds wordt het bewijs gevraagd van de (financiële) hulp die werd toegekend
voorafgaand aan de visum- of vestigingsaanvraag.
Volgens het Europees Hof van Justitie is “ten laste zijn” een feitenkwestie die met alle middelen bewezen
kan worden. (633) In de praktijk vraagt de DVZ een bewijs van maandelijkse stortingen die minstens
zes maanden onmiddellijk voor de aanvraag teruggaan. Sinds 2006 wordt er ook systematisch een bewijs
gevraagd van afwezigheid van eigen inkomen van het kind. Er moet ook een bewijs worden voorgelegd
dat het kind niet over eigen middelen, noch over enige onroerende eigendom beschikt.
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen keurde de praktijk goed om een bewijs te vragen van deze
maandelijkse stortingen. Het moet om stortingen op naam gaan, of er moet bewezen kunnen worden dat
de sommen effectief naar de betrokkene gingen. (634)
Voorwaarden
Inkomensvoorwaarde
Met de wet 8 juli van 2011 moest de Belg bewijzen dat hij over stabiele en toereikende bestaansmiddelen
beschikt, zowel voor een gezinshereniging met een kind van meer dan 21 jaar dat nog ten laste is, als
voor een minderjarig kind. Het Grondwettelijk Hof vernietigde deze vereiste ten aanzien van de gezins-
hereniging met een minderjarige kind. De oorspronkelijke tekst van de wet legde hen de verplichting op
aan de inkomensvoorwaarde te voldoen om recht te hebben op de hereniging met hun familieleden, met
inbegrip van hun minderjarige kinderen of die van hun echtgenoot (of de persoon met wie de Belg een

(632) Arrest van het Hof van Justitie van 17 februari 2005, C-215/03, Salah Oulane v. Minister voor Vreemdelingenzaken en
Integratie; Arrest van het Hof van Justitie van 9 januari 2007, C-1/05, Yunying Jia v. Migrationsverket.
(633) HvJ 16 januari 2014, Reyes, C-423/12.
(634) Arrest van de RvV van 26 oktober 2007, nr. 3220.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 379


Derdelander

geregistreerd partnerschap equivalent aan een huwelijk heeft afgesloten). De derdelander daarentegen,
die een onbeperkt verblijfsrecht heeft, is in deze hypotheses vrijgesteld van de inkomensvoorwaarde.
Het Hof oordeelde dat dit verschil in behandeling niet verantwoord was en het heeft die bepaling dan
ook vernietigd. Het Hof heeft eveneens gesteld dat de administratie aanvragen voor gezinshereniging
van Belgische personen met deze minderjarige kinderen moet behandelen zonder te eisen dat aan de
inkomensvoorwaarde wordt voldaan. (635) Voor een gezinshereniging met minderjarige kinderen dient

Company: VUB
de Belg dus niet langer te bewijzen dat hij voldoende bestaansmiddelen heeft. Voor gezinshereniging met
het minderjarig kind van de wettelijke partner uit een vorige relatie wel.
Voor gezinshereniging met een meerderjarig kind van meer dan 21 ten laste, moet de Belg wel nog een
inkomen kunnen bewijzen van minstens 120 % van het leefloon (voor 2016 was dit bedrag nog vastge-
steld op 1 387,83 EUR netto/maand, namelijk het tarief voor een persoon met gezin ten laste).

Download date: 18/04/2022


Dit inkomen mag niet bestaan uit leefloon, maatschappelijke dienstverlening, gezinsbijslag, wachtuitke-
ring en overbruggingsuitkering. Een werkloosheidsuitkering telt alleen mee voor wie bewijst actief werk-
zoekend te zijn. Het bedrag van 120% van het leefloon is slechts een referentiebedrag. Indien het inko-
men lager is, zal de aanvraag niet automatisch geweigerd worden. De DVZ zal in dat geval onderzoeken
of het inkomen voldoende is volgens de eigen behoeften van het gezin, zonder dat het ten laste mag vallen
van de overheid. Ook onder meer de gezondheidstoestand van de betrokkenen en hun gezinssituatie zijn
hierbij van belang. (636) Deze verplichting om een individuele behoefteanalyse te doen werd bevestigd
door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, die de DVZ veroordeelde omdat uit de motivering van
de weigeringsbeslissing niet bleek of de DVZ deze analyse had gedaan. (637)
Kort samengevat: de gezinshereniger moet niet bewijzen dat hij voldoende bestaansmiddelen heeft in-
dien het kind:
– met hem komt samenwonen alvorens het 18 jaar oud is; en
– de enige is die de gezinshereniging aanvraagt.
De gezinshereniger moet wel voldoende bestaansmiddelen aantonen als:
– het kind tussen 18 en 21 jaar oud is;
– het kind ouder is dan 21 jaar: in dat geval moet de gezinshereniger bewijzen dat het kind te zijnen
laste is en dat hij over bestaansmiddelen beschikt;
– indien het kind het kind is van zijn partner (wettelijk geregistreerd partnerschap): de gezinshereni-
ger moet bewijzen dat hij over bestaansmiddelen beschikt.
Voldoende huisvesting
Ook moet de Belg over voldoende huisvesting beschikken voor zichzelf en zijn/haar familieleden. Vol-
doende huisvesting kan bewezen worden met een geregistreerd huurcontract (eventueel aangevuld met
een plaatsbeschrijving) of de notariële eigendomstitel van de hoofdverblijfplaats van de Belgische ouder.
Een dergelijk huurcontract of eigendomstitel creëert immers een weerlegbaar vermoeden dat de woning
voldoende ruim is om er te wonen, en voldoet aan de elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en
bewoonbaarheid in de zin van artikel 2 van de wet van 20 februari 1991. (638) De DVZ kan de aanvraag

(635) GwH 26 september 2013, arrest nr. 121/2013, B.58.8.


(636) Arrest van de Rvv van 31 januari 2012, nr. 74.258. Voor het bewijs van ‘stabiele en regelmatige bestaansmiddelen’
aanvaardt de DVZ geen contracten op basis van art. 60 OCMW-wet. Op grond van artikel 8 EVRM vernietigde de RvV
echter een weigeringsbeslissing die op deze grond gebaseerd was, en verklaarde dat de DVZ niet alleen rekening moet
houden met de wettelijke voorwaarden, maar ook met de belangen van het gezin.
(637) Arrest van de RvV van 29 maart 2012, nr. 78.310. De weigeringsbeslissing van de DVZ werd vernietigd, omdat ze geen
verwijzing bevatte naar artikel 42 § 1, tweede lid Vw. of naar een onderzoek van de concrete situatie van het gezin.
(638) KB van 26 augustus 2010 tot wijziging van het KB van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 28 september 2010; wet van 20 februari 1991 houdende
wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake huishuur, BS 22 februari 1991.

380 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

tot gezinshereniging echter weigeren wanneer, zelfs na het overmaken van deze documenten, blijkt dat
de woning toch niet voldoet aan deze vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid. (639) Het
is dus de DVZ die kan oordelen over de voldoende huisvesting en niet de gemeente. De gemeente gaat
alleen na of de vereiste documenten werden overgemaakt.
Ziekteverzekering
Tot slot moet de Belg over een ziekteverzekering beschikken, die ook de risico’s van het kind dekt.

Company: VUB
Samenwonen
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moeten de descendenten hun Belgische
(groot)ouder begeleiden of zich bij hem voegen. Dat betekent dat zij er principe mee moeten samenwonen.
Kinderen kunnen echter een tijdje buiten het gezin wonen om studieredenen, zonder dat daarmee het

Download date: 18/04/2022


recht op gezinshereniging verloren gaat. (640)

2.3.4.2.2.4. Geadopteerde kinderen en pleegkinderen

Een adoptiekind is een kind in de zin van de Verblijfswet voor zover de adoptie door België erkend wordt.
De adoptie wordt bewezen met een gelegaliseerde adoptieakte (zie 2.3.2.).
Als er naar Belgisch recht geen geldige adoptie is, of geen adoptieakte voorgelegd kan worden, kan eerst
een adoptieprocedure worden gestart. De weigering van erkenning van gezinsband wegens het ontbreken
van een adoptieakte is onvoldoende gemotiveerd als de DVZ geen moeite gedaan heeft om na te gaan
hoever de procedure om die akte te verkrijgen inmiddels gevorderd was. (641)
Het feit dat een adoptie, zelfs van een meerderjarige, tot gevolg heeft dat de geadopteerde in België kan ver-
blijven, maakt die adoptie niet aanvechtbaar, zolang ze gebaseerd is op een werkelijke affectieve band. (642)
Sinds 1 september 2005 is er een nieuwe adoptiewet van toepassing, alsook een nieuwe regeling van
internationaal privaatrecht inzake adoptie.
Een adoptie is mogelijk, als ze mogelijk is volgens de nationale wet van de adoptanten, of, als die een
verschillende nationaliteit hebben, volgens de wet van de gewone verblijfplaats van de adoptanten, of
als die ook verschillend is, volgens het Belgisch recht. Bovendien kan de rechter het Belgisch recht toe-
passen als de toepassing van vreemd recht de hogere belangen van de geadopteerde zou schaden en de
adoptanten kennelijk nauwe banden hebben met België. (643)
De nieuwe regeling is de reden waarom bij interlandelijke adoptie vaker het Belgisch recht van toepassing zal
zijn. De Belgische adoptieprocedure bestaat uit twee delen: eerst dient een beginseltoestemming tot adoptie
verkregen te worden, daarna pas kan (relatief eenvoudig) de werkelijke adoptie worden gevraagd. Alle in-
formatie hierover kan aangevraagd worden bij de organisatie Kind en Gezin (www.kindengezin.be/adoptie).
Er bestaat discussie over de vraag of ook pleegkinderen een recht op gezinshereniging hebben. Volgens de
Europese Commissie moeten niet alleen adoptiekinderen, maar ook sommige pleegkinderen beschouwd
worden als ‘descendenten’ in de zin van Richtlijn 2004/38/EG. Dat zou zowel voor pleegkinderen in
permanente voogdij gelden, als voor pleegkinderen in tijdelijke voogdij die een voldoende nauwe band

(639) Deze voorwaarden zijn terug te vinden in het KB van 8 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan ten minste
voldaan moet zijn wil een onroerend goed dat wordt verhuurd als hoofdverblijfplaats in overeenstemming zijn met de
elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid, BS 21 augustus 1997.
(640) RvS 26 juni 1990, Rev.dr.étr. 1991, 63, 129.
(641) RvS nr. 78.711; de uitwijzing van een 16-jarige Rwandese die regelmatig binnenkwam en amper twee jaar verblijf kon
voorleggen met goede schoolresultaten, maakt een schending uit van artikel 8 EVRM voor zover de banden met school-
kameraden en vooral met het onthaalgezin dat een adoptieprocedure startte, verbroken zouden worden.
(642) Rb. Luik 23 januari 1998 en 27 maart 1998, Rev.trim.dr.fam. 1998, 665.
(643) Artikel 67 WIPR 16 juli 2004, BS 27 juli 2004.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 381


Derdelander

hebben met de pleegouder. De lidstaten moeten dat geval per geval beoordelen, rekening houdend met het
belang van het kind. Volgens de DVZ hebben pleegkinderen echter geen recht op gezinshereniging, maar
kunnen zij onder bepaalde voorwaarden een machtiging tot verblijf aanvragen op grond van artikel 9 van
de Verblijfswet (humanitair visum).

2.3.4.2.2.5. Ouders van minderjarige Belgen

Company: VUB
Sinds de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2011, hebben ascendenten van meerderjarige Belgen
geen recht meer op gezinshereniging. Alleen de ouders van minderjarige Belgen kunnen zich nog bij
hun kind in België voegen via de procedure gezinshereniging. Zij kunnen nu een verblijfsaanvraag in-
dienen op grond van artikel 40ter Vw., (644) terwijl dat voorheen slechts mogelijk was via een regula-

Download date: 18/04/2022


risatieprocedure. (645) Het Belgische kind moet daarvoor niet over stabiele, toereikende en regelmatige
­bestaansmiddelen beschikken, noch over voldoende huisvesting en een ziekteverzekering. Er geldt ook
geen voorwaarde van ten laste zijn. Wel moet de ouder het Belgische kind begeleiden of zich bij hem
voegen. Dat betekent dat ze in principe moeten samenwonen.
Het ouderschap wordt bewezen met een geboorteakte. Buitenlandse akten moeten gelegaliseerd en ver-
taald zijn (zie 2.3.2.). Wanneer het onmogelijk is om een officiële akte voor te leggen kan de DVZ reke-
ning houden met ‘andere geldige bewijzen’, zoals een uittreksel van de geboorteregisters, een nationale
identiteitskaart die de afstammingsband vermeldt, een vervangend vonnis of een huwelijksakte opgesteld
door de Belgische ambtenaar van de burgerlijke stand, waarin de afstammingsband wordt vermeld.

2.3.4.2.3. De procedure van gezinshereniging

De procedure voor een verblijfsaanvraag gezinshereniging, en de verblijfsdocumenten die worden afge-


geven, verschillen naargelang het familielid van de Belg zelf een Unieburger is of een derdelander.

2.3.4.2.3.1. Procedure voor familieleden die Unieburgers zijn

A. Verklaring van inschrijving bij de gemeente

Een Unieburger moet sinds 1 juni 2008 geen verblijfsvergunning meer aanvragen, maar moet zich alleen
aanmelden bij de gemeente, die dan een ‘verklaring van inschrijving’ aflevert. Dat dient te gebeuren binnen
drie maanden na aankomst in België, op straffe van een administratieve geldboete van 200 euro. (646) Het
vervallen van de termijn van drie maanden kan, behalve de administratieve geldboete, geen andere sanctie
opleveren. Dat betekent dat een verklaring van inschrijving ook nog na meer dan drie maanden kan gebeuren.
Indien het familielid het bewijs levert van zijn EU-burgerschap, ontvangt hij van de gemeente onmid-
dellijk een bijlage 19 (= aanvraag van de verklaring van inschrijving), en wordt hij ingeschreven in
het wachtregister, in afwachting van de woonstcontrole. (647) Het EU-burgerschap kan bewezen wor-
den door middel van een al dan niet geldig paspoort of identiteitskaart, een melding van aanwezigheid

(644) Art. 40ter eerste lid, tweede streepje Vw. Dit is de enige ascendent van een Belgisch onderdaan die beschikt over een
recht op gezinshereniging met zijn Belgisch kind.
(645) De Belgische wetgever volgde hiermee het Europese Hof van Justitie in het arrest-Ruiz Zambrano van 8 maart 2011 (HvJ
8 maart 2011, C-34/09, Zambrano, zie 2.3.4.2.1.). Het Hof oordeelde dat Belgen inclusief Belgen die geen gebruikmaken
van het vrij personenverkeer, hun Europese burgerschapsrechten moeten kunnen genieten, inclusief het recht om op het
grondgebied van de Europese Unie te verblijven. Volgens het Hof leidt dit recht ertoe dat ouders van minderjarige Belgen
in België moeten kunnen verblijven en werken.
(646) Artikel 42 § 4, tweede lid Vw.
(647) Artikel 50 § 1, eerste lid Vb.; artikel 5 van het KB van 7 mei 2008, BS 13 mei 2008.

382 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

(bijlage 3ter) of een bijzonder doorlaatbewijs (bijlage 10quater). Bij gebrek aan deze documenten, neemt
de gemeente eerst contact op met de DVZ. Indien het EU-burgerschap niet kan worden bewezen, le-
vert de gemeente een bijlage 19quinquies af (= beslissing tot niet-inoverwegingname), waartegen een
niet-schorsend beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen mogelijk is.
Zodra uit de controle van de reële verblijfplaats (= woonstcontrole) blijkt dat de EU-burger op het grond-
gebied van de gemeente verblijft, wordt hij ingeschreven in het vreemdelingenregister. (648)

Company: VUB
Nodige documenten
Bij de aanvraag, of uiterlijk binnen drie maanden na de aanvraag, moet de EU-burger bewijzen dat
hij aan de voorwaarden voor gezinshereniging voldoet. (1) Hij moet hiertoe, naargelang de categorie

Download date: 18/04/2022


van gezinshereniging, de volgende bewijsstukken overmaken:
– Bewijs van verwantschap of partnerschap (huwelijksakte, akte van wettelijk geregistreerd partner-
schap, geboorteakte,…). Indien het gaat om een buitenlandse akte, moet die mogelijk gelegaliseerd
worden, of voorzien van een apostille, en vertaald door een beëdigd vertaler. Bij gebrek aan offi-
ciële akte (onafhankelijk van de wil van de aanvrager), kan de DVZ rekening houden met andere
bewijzen, zoals een notariële akte, een vervangend vonnis of een uittreksel uit het geboorteregister.
– Bewijs van de duurzame en stabiele partnerrelatie in geval van een wettelijk geregistreerd
partnerschap (briefwisseling, telefoonverkeer, e-mails, foto’s, reistickets, geboorteakte van ge-
meenschappelijk kind,…).
– Bewijs van ongehuwdheid voor de echtgenoten, gelijkgestelde partners of wettelijk geregis-
treerde partners (eventueel het bewijs van de ontbinding van een vorig huwelijk/partnerschap
door middel van een expeditie van het echtscheidingsvonnis of een letterlijk afschrift van de
echtscheidingsakte of door de overlijdensakte van de vorige echtgeno (o)t(e)/partner,…).
– Bewijs dat er ten aanzien van geen van beide partners in het verleden een beslissing is genomen
om een huwelijk niet te voltrekken.
– Bewijs van de leeftijd van de echtgenoten of partners (dat kan bijvoorbeeld bewezen worden
met een geboorteakte).
– Bewijs dat het (klein)kind van meer dan 21 jaar oud ten laste is van zijn/haar Belgische (groot)
ouder. Dat is een feitenkwestie die op alle mogelijke manieren bewezen mag worden. Toch past
de DVZ interne criteria toe wat betreft de vereiste bewijsmiddelen (zie 2.3.4.2.2.3.).
– Eventueel de toestemming van de persoon die het ouderlijk toezicht heeft over het kind dat naar
België komt.
– Bewijs van stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen wanneer het gaat om echtge-
noten, partners of (klein)kinderen van een Belg (met uitzondering voor het minderjarige kind).
– Bewijs van voldoende huisvesting wanneer het gaat om echtgenoten, partners of (klein)kinde-
ren van een Belg. Het bewijs van voldoende huisvesting kan geleverd worden met een geregis-
treerd huurcontract (eventueel aangevuld met een plaatsbeschrijving) of de notariële eigendom-
stitel van de hoofdverblijfplaats van het Belgische familielid (weerlegbaar vermoeden).
– Bewijs van een ziekteverzekering wanneer het gaat om echtgenoten, partners of (klein)kinde-
ren van een Belg. Dat kan een bewijs van aansluiting bij een Belgisch ziekenfonds zijn, een
buitenlandse ziekteverzekering of een privéziekteverzekering (die de risico’s in België dekt
gedurende ten minste drie maanden, voor een bedrag van 30.000 euro).
In dat laatste geval moet men ook bewijzen dat de Belg die men komt vervoegen aangesloten is
bij een Belgisch ziekenfonds.
– Betalingsbewijs van bijdrage in administratiekosten (retributie).

(648) Artikel 50 § 1, tweede lid Vb.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 383


Derdelander

Indien de Unieburger niet alle nodige bewijsstukken overmaakt binnen drie maanden na de aanvraag,
wordt de aanvraag geweigerd. De gemeente levert dan een bijlage 20 (= beslissing tot weigering van
verblijf van meer dan drie maanden) af, waarin de vermelding ‘met bevel om het grondgebied te verla-
ten’ wordt geschrapt. De betrokkene heeft dan nog een maand de tijd om alle nodige documenten over te
maken. Indien ook dat niet gebeurt, wordt opnieuw een bijlage 20 afgegeven, ditmaal mét bevel om het
grondgebied te verlaten. (650) Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annulatieberoep worden

Company: VUB
ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

B. Beslissing ten gronde

Wanneer echtgenoten of gelijkgestelde partners en kinderen jonger dan 21 jaar hun bloed- of aanver-

Download date: 18/04/2022


wantschap kunnen bewijzen met officiële, gelegaliseerde en door België erkende documenten, kan de
gemeente hun verblijfsrecht onmiddellijk erkennen. (651) De gemeente levert dan een verklaring van
inschrijving (bijlage 8) af in de vorm van een elektronische E-kaart.
Kan het bloed- of aanverwantschap niet worden bewezen met officiële documenten, of voldoen de be-
trokkenen niet aan de voorwaarden voor gezinshereniging, dan stuurt de gemeente de aanvraag door naar
de DVZ.
Ook voor alle andere categorieën van gezinsherenigers wordt de aanvraag beoordeeld door de DVZ, die
een beslissing moet nemen binnen zes maanden na de datum van de aanvraag. Bij de beoordeling van de
aanvraag moet de DVZ een evenredigheidstoets uitvoeren. Dat betekent dat de DVZ rekening moet hou-
den met alle elementen van het dossier, en de grond voor weigering van de aanvraag moet afwegen tegen
de verblijfsduur, de leeftijd, de gezondheid, de gezins- en economische situatie, de sociale en culturele
integratie in België, en de banden met het herkomstland. (652)
Bij een erkenning, of bij gebrek aan beslissing binnen zes maanden, wordt een elektronische E-kaart
afgeleverd. De E-kaart is vijf jaar geldig, en dekt een onbeperkt verblijfsrecht dat de eerste vijf jaar voor-
waardelijk is. Indien het verblijfsrecht niet wordt erkend, ontvangt het familielid een bijlage 20.
Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annulatieberoep worden ingediend bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen. In dat geval krijgt het familielid een voorlopig verblijfsrecht in de vorm van
een bijlage 35, die maandelijks verlengd kan worden in afwachting van de uitspraak.

2.3.4.2.3.2. Procedure voor familieleden die geen Unieburgers zijn

In tegenstelling tot de EU-familieleden van Belgen, hebben de familieleden uit derde landen wel een
verblijfsvergunning nodig om in België te verblijven. De procedure gezinshereniging voor niet-EU-fa-
milieleden van Belgen kan gestart worden vanuit het buitenland, of vanuit België.

A. Aanvraag vanuit het buitenland

Een visum met het oog op gezinshereniging moet aangevraagd worden bij de bevoegde ambassade of het
bevoegde consulaat van België in het land van herkomst.

(649) Artikel 50 § 2, 7° Vb.


(650) Art. 51 § 1 Vb.
(651) Art. 51 § 3 Vb.
(652) Artikel 42ter § 1, derde lid Vw.

384 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Nodige documenten
De documenten die moeten worden voorgelegd, naargelang de categorie van gezinshereniger, zijn
de volgende:
– Geldig reisdocument (bv. nationaal paspoort) dat ten minste twaalf maanden geldig is.
– Kopie van de Belgische identiteitskaart van het familielid in België.

Company: VUB
– Bewijs van verwantschap of partnerschap (huwelijksakte, akte van wettelijk geregistreerd part-
nerschap, geboorteakte,…). Indien het gaat om een buitenlandse akte, moet die mogelijk ge-
legaliseerd worden, of voorzien van een apostille, en vertaald door een beëdigd vertaler. Bij
gebrek aan officiële akte (onafhankelijk van de wil van de aanvrager), kan de DVZ rekening
houden met andere bewijzen, zoals een notariële akte, een vervangend vonnis of een uittreksel

Download date: 18/04/2022


uit het geboorteregister.
– Bewijs van de duurzame en stabiele partnerrelatie in geval van een wettelijk geregistreerd
partnerschap (briefwisseling, telefoonverkeer, e-mails, foto’s, reistickets, geboorteakte van ge-
meenschappelijk kind,…).
– Bewijs van ongehuwdheid voor de echtgenoten, gelijkgestelde partners of wettelijk geregis-
treerde partners (eventueel het bewijs van de ontbinding van een vorig huwelijk/partnerschap
door middel van een expeditie van het echtscheidingsvonnis of een letterlijk afschrift van de
echtscheidingsakte of door de overlijdensakte van de vorige echtgeno (o)t(e)/partner,…).
– Bewijs dat er ten aanzien van geen van beide partners in het verleden een beslissing is genomen
om een huwelijk niet te voltrekken.
– Bewijs van de leeftijd van de echtgenoten of partners (dat kan bijvoorbeeld bewezen worden
met een geboorteakte).
– Bewijs dat het (klein)kind van meer dan 21 jaar oud ten laste is van zijn/ haar Belgische (groot)
ouder. Dat is een feitenkwestie die op alle mogelijke manieren bewezen mag worden. Toch past
de DVZ interne criteria toe wat betreft de vereiste bewijsmiddelen (zie 2.3.4.2.2.3.).
– Eventueel de toestemming van de persoon die het ouderlijk toezicht heeft over het kind dat naar
België komt.
– Bewijs van stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen wanneer het gaat om echtge-
noten, partners of (klein)kinderen van een Belg (met uitzondering voor het minderjarige kind).
– Bewijs van voldoende huisvesting wanneer het gaat om echtgenoten, partners of (klein)kinde-
ren van een Belg. Het bewijs van voldoende huisvesting kan geleverd worden met een geregis-
treerd huurcontract (eventueel aangevuld met een plaatsbeschrijving) of de notariële eigendom-
stitel van de hoofdverblijfplaats van het Belgische familielid (weerlegbaar vermoeden).
– Bewijs van een ziekteverzekering wanneer het gaat om echtgenoten, partners of (klein)kinde-
ren van een Belg. Dat kan een buitenlandse ziekteverzekering zijn, of een privéziekteverzeke-
ring (die de risico’s in België dekt gedurende ten minste drie maanden, voor een bedrag van
30.000 euro). In dat laatste geval moet men ook bewijzen dat de Belg die men komt vervoegen
aangesloten is bij een Belgisch ziekenfonds.
– Betalingsbewijs van bijdrage in administratiekosten (retributie).

Het familielid dat met een visum gezinshereniging naar België komt, dient zich binnen acht dagen te
melden bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats. In afwachting van een elektronische identiteits-
kaart ontvangt hij dan een bijlage 15. Na een positieve woonstcontrole schrijft de gemeente hem in het
vreemdelingenregister in, en levert een ‘verblijfskaart van een familielid van een Unieburger’ (bijlage 9)
af, in de vorm van een elektronische F-kaart.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 385


Derdelander

B. Aanvraag vanuit België

Indien het familielid geen visum nodig heeft om België binnen te komen, of wanneer het familielid in het
bezit is van een visum kort verblijf, kan de aanvraag gezinshereniging ook in België worden ingediend.
Het familielid van de Belg dient daarvoor binnen drie maanden na aankomst in België een verblijfskaart
aan te vragen bij de gemeente van zijn verblijfplaats, op straffe van een administratieve geldboete van

Company: VUB
200 euro. (653) Het vervallen van de termijn van drie maanden kan, behalve de administratieve geld-
boete, geen andere sanctie opleveren. Dat betekent dat een verklaring van inschrijving ook na meer dan
drie maanden nog kan gebeuren.
Indien het familielid het bewijs levert van zijn bloed- of aanverwantschap of partnerschap met een Belg,
ontvangt hij van de gemeente onmiddellijk een bijlage 19ter (= aanvraag van de verblijfskaart van een

Download date: 18/04/2022


familielid van een Unieburger). (654) Indien hij dat niet kan bewijzen, levert de gemeente een bijlage
19quinquies af (= beslissing tot niet-inoverwegname), waartegen een niet-schorsend beroep bij de Raad
voor Vreemdelingenbetwistingen mogelijk is.
Zodra uit de woonstcontrole blijkt dat het familielid op het grondgebied van de gemeente verblijft, wordt
hij ingeschreven in het vreemdelingenregister, en ontvangt hij een attest van immatriculatie model A
(oranje kaart), met een geldigheidsduur van zes maanden te rekenen vanaf de aanvraag. (655)(656)

Nodige documenten
Bij de aanvraag, of uiterlijk binnen drie maanden na de aanvraag, moet het familielid bewijzen dat
hij aan de voorwaarden voor gezinshereniging voldoet. Hij moet hiertoe, naargelang de categorie van
gezinshereniger, de volgende bewijsstukken overmaken:
– Bewijs van identiteit (geldig nationaal paspoort of identiteitskaart, voorzien van een visum
indien het familielid visumplichtig is). (85) Dit bewijs kan echter ook geleverd worden door
een vervallen nationaal paspoort of identiteitskaart, of enig ander bewijs van de identiteit en de
nationaliteit van het familielid. Indien het familielid zelf geen Unieburger is, kan de identiteit
bovendien bewezen worden met een verblijfskaart van een familielid van een burger van de
Unie, afgegeven door een andere lidstaat van de EER, of een duurzame verblijfskaart van een
familielid van een burger van de Unie, afgegeven door een andere lidstaat van de EER.
– Bewijs van verwantschap of partnerschap (huwelijksakte, akte van wettelijk geregistreerd part-
nerschap, geboorteakte,…). Indien het gaat om een buitenlandse akte, moet die mogelijk ge-
legaliseerd worden, of voorzien van een apostille, en vertaald door een beëdigd vertaler. Bij
gebrek aan officiële akte (onafhankelijk van de wil van de aanvrager), kan de DVZ rekening
houden met andere bewijzen, zoals een notariële akte, een vervangend vonnis of een uittreksel
uit het geboorteregister.
– Bewijs van de duurzame en stabiele partnerrelatie in geval van een wettelijk geregistreerd
partnerschap (briefwisseling, telefoonverkeer, e-mails, foto’s, reistickets, geboorteakte van ge-
meenschappelijk kind,…).
– Bewijs van ongehuwdheid voor de echtgenoten, gelijkgestelde partners of wettelijk geregis-
treerde partners (eventueel het bewijs van de ontbinding van een vorig huwelijk/partnerschap
door middel van een expeditie van het echtscheidingsvonnis of een letterlijk afschrift van de
echtscheidingsakte of door de overlijdensakte van de vorige echtgeno (o)t(e)/partner,…).

(653) Artikel 42 § 4, tweede lid Vw.


(654) Artikel 52 § 1, eerste lid Vb.
(655) Artikel 52 § 1, tweede lid Vb.
(656) Artikel 53 § 2 Vb.

386 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

– Bewijs dat er ten aanzien van geen van beide partners in het verleden een beslissing is genomen
om een huwelijk niet te voltrekken.
– Bewijs van de leeftijd van de echtgenoten of partners (dat kan bijvoorbeeld bewezen worden
met een geboorteakte).
– Bewijs dat het (klein)kind van meer dan 21 jaar oud ten laste is van zijn/haar Belgische (groot)
ouder. Dat is een feitenkwestie die op alle mogelijke manieren bewezen mag worden. Toch past

Company: VUB
de DVZ interne criteria toe wat betreft de vereiste bewijsmiddelen (zie 2.3.4.2.2.3.).
– Eventueel de toestemming van de persoon die het ouderlijk toezicht heeft over het kind dat naar
België komt.
– Betalingsbewijs van bijdrage in administratiekosten (retributie).
– Bewijs van stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen wanneer het gaat om echtge-

Download date: 18/04/2022


noten, partners of (klein)kinderen van een Belg (met uitzondering voor het minderjarige kind).
– Bewijs van voldoende huisvesting wanneer het gaat om echtgenoten, partners of (klein)kinde-
ren van een Belg. Het bewijs van voldoende huisvesting kan geleverd worden met een geregis-
treerd huurcontract (eventueel aangevuld met een plaatsbeschrijving) of de notariële eigendom-
stitel van de hoofdverblijfplaats van het Belgische familielid (weerlegbaar vermoeden).
– Bewijs van een ziekteverzekering wanneer het gaat om echtgenoten, partners of (klein)kin-
deren van een Belg. Dat kan een bewijs van aansluiting bij een Belgisch ziekenfond zijn, een
buitenlandse ziekteverzekering of een privéziekteverzekering (die de risico’s in België dekt
gedurende ten minste drie maanden, voor een bedrag van 30.000 euro).
In dat laatste geval moet men ook bewijzen dat de Belg die men komt vervoegen aangesloten is
bij een Belgisch ziekenfonds.
– Betalingsbewijs van bijdrage in administratiekosten (retributie).

Indien het familielid niet alle nodige bewijsstukken overmaakt binnen drie maanden na de aanvraag of
wanneer uit de woonstcontrole niet blijkt dat het familielid op het grondgebied van de gemeente verblijft,
wordt de aanvraag geweigerd. De gemeente levert dan een bijlage 20 (= beslissing tot weigering van
verblijf van meer dan drie maanden) af, met het bevel om het grondgebied te verlaten. Het attest van
immatriculatie wordt dan ingetrokken. (657) Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annula-
tieberoep worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

C. Beslissing ten gronde

De beoordeling van het verblijfsrecht van familieleden van een Belg, gebeurt door de DVZ. De aanvraag
wordt aan de DVZ overgemaakt door de bevoegde diplomatieke post (bij aanvraag vanuit het buitenland)
of door de gemeente (bij aanvraag vanuit België).
De DVZ moet binnen zes maanden na de aanvraag een beslissing nemen. Bij de beoordeling van de aan-
vraag moet de DVZ een evenredigheidstoets uitvoeren. Dat betekent dat de DVZ rekening moet houden
met alle elementen van het dossier, en de grond voor weigering van de aanvraag moet afwegen tegen
de verblijfsduur, de leeftijd, de gezondheid, de gezins- en economische situatie, de sociale en culturele
integratie in België, en de banden met het herkomstland. (658)
Bij een positieve beslissing of bij gebrek aan beslissing binnen zes maanden, ontvangt het familielid
een ‘verblijfskaart van een familielid van een Unieburger’ (bijlage 9) in de vorm van een elektroni-
sche F-kaart. Indien de F-kaart niet meteen afgeleverd kan worden, wordt het attest van immatriculatie

(657) Artikel 52 § 3 Vb.


(658) Artikel 42quater § 1, derde lid Vw.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 387


Derdelander

verlengd tot de afgifte van de verblijfskaart. (659) Hoewel de elektronische F-kaart in principe een gel-
digheidsduur van vijf jaar heeft, is het verblijfsrecht zelf van onbepaalde duur. Indien het verblijfsrecht
niet wordt erkend, ontvangt het familielid een bijlage 20, al dan niet met het bevel het grondgebied te
verlaten. Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annulatieberoep worden ingediend bij de
Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. In dat geval krijgt het familielid een voorlopig verblijfsrecht in
de vorm van een bijlage 35, die maandelijks verlengd kan worden in afwachting van de uitspraak.

Company: VUB
2.3.4.2.3.3. Kinderen van gescheiden levende ouders – ontvoerde kinderen

De gezinshereniging van kinderen van gescheiden ouders kan bemoeilijkt worden door de onwil van een
van beide ouders om ze al dan niet tijdelijk af te staan.

Download date: 18/04/2022


In de situatie dat beide ouders overeenkomen dat het kind de hoofdverblijfplaats zal hebben bij een ouder
die in België woont, volstaat dus de toestemming van de afwezige ouder. Die toestemming moet schrif-
telijk gegeven worden. Werd bij een gerechtelijke beslissing (bv. een echtscheidingsakte) het hoederecht
toegewezen aan de ouder in België, dan moet een afschrift van die beslissing worden toegevoegd. Is het
een buitenlandse beslissing die de hoede toewees, dan dient het afschrift te worden gelegaliseerd, en
vertaald, tenzij het in het Nederlands, Frans, Duits of Engels is opgesteld.
Wanneer de ouder in het buitenland niet bereid is om toestemming te geven, kan alleen een gezinshereni-
ging worden toegestaan als de burgerlijke rechter het hoederecht toestaat aan de ouder in België. En zelfs
als dat gebeurt, is dat nog geen oplossing. Als het kind de vreemde nationaliteit heeft, kan het wel een
visum krijgen maar zullen de grensbeambten van het thuisland bij controle van het paspoort niettemin
kunnen eisen dat er eerst een toestemming is van de ouder in hun land om überhaupt het land te kunnen
verlaten. Heeft het kind de Belgische nationaliteit, dan kan het reizen met een Belgisch paspoort, en heb-
ben de grensautoriteiten van het thuisland wat dat betreft geen bevoegdheid meer.
Ingeval een onwillige ouder een kind niet of niet meer naar België laat komen, is behalve een poging tot
verzoening of overleg, ook een contact met de Belgische ambassade in het thuisland nuttig, voor afgifte
van een Belgisch paspoort of voor het starten van een procedure ter verkrijging van de Belgische natio-
naliteit. De meeste ambassades zijn ook via e-mail te bereiken (zie www.diplobel.fgov.be).
Voor een groot aantal landen is in geval van ontvoering van minderjarigen het verdrag van ‘s-Graven-
hage van toepassing. Met toepassing van dit verdrag kan voor kinderen jonger dan 16 jaar een procedure
gestart worden door het ministerie van Justitie (Dienst voor wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken,
Waterloolaan 115, 1000 Brussel, tel. 02-542 65 11).
Deze procedure wordt het best gestart zes maanden na het vertrek of de ontvoering van het kind en geldt
uiteraard alleen voor kinderen die tevoren in België verbleven. Bij ontvoering naar een staat die geen
partij is bij het verdrag van ‘s-Gravenhage, dient contact opgenomen te worden met het ministerie van
Buitenlandse Zaken wanneer de in België verblijvende ouder een Belg is. Ouders van een andere natio-
naliteit dienen in die situatie contact op te nemen met hun ambassade.
Voor ontvoeringen naar Tunesië of Marokko gelden specifieke protocollen die een terugkeer bewerkstel-
ligen voor kinderen tot 18 jaar.
Deze problematiek valt verder buiten het bestek van deze tekst, en een gedetailleerd overzicht van de
genoemde verdragen is terug te vinden in een brochure op www.just.fgov.be/index_nl.htm, doorklikken
naar publicaties.

(659) Artikel 52 § 4 Vb.

388 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

2.3.4.2.4. Gevolgen van het toekennen van het verblijfsrecht

Een belangrijke vernieuwing sinds 1 juni 2008 is het invoeren van twee fases na de toekenning van een
verblijfsrecht aan familieleden van Belgen.
Gedurende de eerste vijf jaar is het verblijfsrecht nog aan bepaalde voorwaarden onderworpen. (660)
Daarna is er sprake van een duurzaam verblijfsrecht, dat slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden

Company: VUB
nog ingetrokken kan worden. De nieuwe wet van 8 juli 2011 behield dit onderscheid, en trok de controle-
periode op de algemene voorwaarden voor gezinshereniging op van twee naar drie jaar. Die periode werd
vervolgens met de programmawet van 28 juni 2013 opgetrokken tot vijf jaar. (661)
De termijn van vijf jaar begint te lopen vanaf de aanvraag van een “verblijfskaart van een gezinslid van
een Unieburger”. Dus de datum op de bijlage 19 of 19ter. En niet de datum op de elektronische E- of

Download date: 18/04/2022


F-kaart.
Kreeg de betrokkene vóór de afgifte van de bijlage 19ter een bijlage 15, dan begint de vijf jaar te lopen
vanaf de datum op de bijlage 15 (document afgegeven in afwachting van een woonstcontrole).

2.3.4.2.4.1. Vijf jaar verblijf onder voorwaarden

Tijdens de eerste vijf jaar van het verblijf kan de DVZ bepaalde voorwaarden waaronder het verblijfs-
recht is toegekend, blijven controleren. Voor aanvragen die in België worden ingediend, begint deze
controleperiode te lopen vanaf de datum van de aanvraag van een verblijfsrecht op grond van gezins-
hereniging, en niet vanaf de toekenning van het verblijfsrecht of de afgifte van de E- of F-kaart. Voor
EU-familieleden van Belgen loopt de controleperiode van vijf jaar dus vanaf de afgifte van de bijlage 19,
voor niet-EU familieleden loopt die vanaf de afgifte van de bijlage 19ter (bij aanvragen vanuit België)
of vanaf de afgifte van de bijlage 15 bij aankomst in België (bij visumaanvragen vanuit het buitenland).
Er kan een einde gemaakt worden aan het verblijfsrecht indien de Belg die men begeleidt of vervoegt
zelf België verlaat, of overlijdt. Ook wanneer er een einde komt aan de relatie door echtscheiding, nietig-
verklaring van het huwelijk of beëindiging van het partnerschap of wanneer er geen gezamenlijk relatie
meer is met de Belg, kan het verblijfsrecht worden ingetrokken. (662)
Echtgenoten, partners en meerderjarige (klein)kinderen van Belgen kunnen bovendien hun verblijfsrecht
verliezen wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van stabiele, toereikende en regelmatige
bestaansmiddelen, voldoende huisvesting of ziekteverzekering. (663) Het feit dat een (klein)kind van
meer dan 21 jaar oud niet meer ten laste is van zijn/haar Belgische (groot)ouder vormt geen grond om
een einde te maken aan het verblijfsrecht, aangezien deze voorwaarde slechts geldt voor de periode vóór
de aanvraag tot gezinshereniging.
De DVZ kan echter het verblijfsrecht niet zomaar intrekken wanneer niet meer aan de voorwaarden voor
gezinshereniging wordt voldaan. De wet van 8 juli 2011 voerde een evenredigheidstoets in. Net als bij
de beoordeling van de aanvraag, moet de DVZ rekening houden met alle elementen van het dossier. De
grond voor intrekking van het verblijfsrecht moet afgewogen worden tegen de verblijfsduur, de leeftijd,
de gezondheid, de gezins- en economische situatie, de sociale en culturele integratie in België, en de
banden met het herkomstland. (664)

(660) Art. 42ter § 1.


(661) BS 1 juli 2013.
(662) Artikel 42ter § 1, eerste lid en artikel 42quater § 1, eerste lid Vw.
(663) Artikel 40ter, vierde lid Vw.
(664) Artikel 42ter § 1, derde lid en artikel 42quater § 1, derde lid Vw.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 389


Derdelander

Bij uitzondering verliezen kinderen van Belgen die België verlaten of er overlijden, die in België ver-
blijven en die aan een onderwijsinstelling zijn ingeschreven, hun verblijfsrecht niet tot de voltooiing van
hun studies. (665)
Ook de ouder die de bewaring heeft van deze kinderen, verliest zijn/haar verblijfsrecht niet, zelfs niet
na de meerderjarigheid van het kind. (666) Ook wanneer het familielid van de Belg zelf een Unieburger
is, kan hij zijn verblijfsrecht behouden wanneer hij voldoet aan de regels die gelden voor Unieburgers.

Company: VUB
Niet-EU-familieleden van Belgen die overlijden, kunnen hun verblijfsrecht toch behouden wanneer ze
ten minste één jaar in België verbleven hebben in de hoedanigheid van familielid van een Unieburger,
en ze:
– aantonen dat ze werknemer of zelfstandige zijn in België; of
– over voldoende bestaansmiddelen beschikken voor zichzelf en hun familieleden om te voorkomen

Download date: 18/04/2022


dat ze ten laste vallen van de Belgische sociale bijstand, en een ziektekostenverzekering hebben die
alle risico’s in België dekt, of deel uitmaken van een familie waarvan een persoon voldoet aan deze
voorwaarden. (667)
Ook wanneer er een einde komt aan de relatie met hun Belgische echtgenoot of partner (door echtschei-
ding, nietigverklaring van het huwelijk of beëindiging van het partnerschap) of wanneer er geen geza-
menlijke vestiging meer is, kunnen niet-EU-familieleden hun verblijfsrecht behouden, wanneer:
– het huwelijk of het partnerschap ten minste drie jaar heeft geduurd, waarvan ten minste één jaar in
België (in geval van nietigverklaring van het huwelijk moet de niet-EU-echtgenoot bovendien te
goeder trouw zijn geweest); of
– het recht van bewaring van de kinderen van de Belg is toegewezen aan de partner die geen U
­ nieburger
is, en de kinderen in België verblijven; of
– het omgangsrecht met een minderjarig kind is toegewezen aan de partner die geen Unieburger is, en
de rechter heeft bepaald dat dit recht van bewaring in België moet worden uitgeoefend; of
– in bijzonder schrijnende situaties, bijvoorbeeld indien het familielid tijdens het huwelijk of het
geregistreerd partnerschap slachtoffer was van huiselijk geweld. Dit is ook zo voor situaties van
psychisch geweld. (668)
Om van deze uitzondering gebruik te kunnen maken, moet het niet-EU-familielid:
– aantonen dat hij/zij werknemer of zelfstandige is in België; of
– over voldoende bestaansmiddelen beschikken voor zichzelf en zijn/haar familieleden om te voorko-
men dat hij/zij ten laste valt van de Belgische sociale bijstand, en een ziektekostenverzekering heb-
ben die alle risico’s in België dekt, of deel uitmaken van een familie waarvan een persoon voldoet
aan deze voorwaarden. (669)
De DVZ kan ook altijd het verblijfsrecht intrekken wanneer er sprake is van:
– fraude, die van doorslaggevend belang was voor de erkenning van het verblijfsrecht;
– gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid; en
– gevaar voor de volksgezondheid. Dat gevaar bestaat alleen in geval van ziekten die worden vermeld
in de Verblijfswet, die binnen drie maanden na aankomst op het grondgebied optreden.

(665) Artikel 42ter § 2 en artikel 42quater § 2 Vw.


(666) H.v.J. 23 februari 2010, Ibrahim en Teixeira, Zaak C-480/08 en C-310/08.
(667) Artikel 42quater § 3 Vw.
(668) RvV 1 februari 2016, nr. 161.145.
(669) Artikel 42quater § 4 Vw.

390 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Indien de DVZ beslist om het verblijfsrecht in te trekken, wordt een bijlage 21 afgeleverd, met bevel om
het grondgebied te verlaten. De verklaring van inschrijving of elektronische E-kaart (voor EU-familiele-
den van Belgen) of de verblijfskaart voor familieleden van een Unieburger of elektronische F-kaart (voor
niet-EU-familieleden van Belgen) wordt dan ingetrokken. (670) Hiertegen staat een schorsend beroep bij
de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen open.

Company: VUB
2.3.4.2.4.2. Duurzaam verblijfsrecht

Na vijf jaar ononderbroken verblijf in België, te rekenen vanaf de afgift van de bijlage 19 (voor EU-fami-
lieleden) of de afgifte van de bijlage 19ter of bijlage 15 (voor niet-EU-familieleden) krijgt het familielid
van een Belg een duurzaam verblijfsrecht. EU-familieleden krijgen dit recht automatisch na vijf jaar on-

Download date: 18/04/2022


onderbroken verblijf, te rekenen vanaf de datum van inschrijving in het wachtregister. Ze hoeven hiertoe
dus geen aanvraag in te dienen. Wel kunnen zij een document ter staving van het duurzaam verblijfsrecht
aanvragen bij de gemeente via een bijlage 22 (= aanvraag om duurzaam verblijf). (671)
Een niet-EU-familielid heeft dit duurzaam verblijfsrecht niet automatisch, maar moet het duurzaam ver-
blijf aanvragen bij de gemeente vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn verblijfskaart als
familielid van een Belg (elektronische F-kaart, geldig voor vijf jaar), op straffe van een administratieve
geldboete van 200 euro. Het duurzaam verblijfsrecht wordt voor niet-EU-familieleden erkend na vijf jaar
ononderbroken verblijf (te rekenen vanaf de afgifte van de bijlage 19ter of bijlage 15), op voorwaarde dat
het niet-EU-familielid gedurende de periode van vijf jaar gezamenlijk gevestigd was met de Unieburger
(tenzij de uitzonderingen op het verlies van verblijfsrecht gedurende de eerste vijf jaar van toepassing
zijn: zie 2.3.4.2.4.1.). (672)
Het ononderbroken karakter van het verblijf wordt niet beïnvloed door tijdelijke afwezigheden van niet
meer dan zes maanden per jaar, door afwezigheden van langere duur voor de vervulling van militaire
verplichtingen, door één afwezigheid van ten hoogste twaalf achtereenvolgende maanden om belangrijke
redenen (zoals zwangerschap en bevalling, ernstige ziekte, studie of beroepsopleiding), noch door uitzen-
ding om werkzaamheden te verrichten buiten België (673)
Indien een procedure hangende is voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, wordt de erkenning
van het duurzaam verblijfsrecht geschorst in afwachting van de beslechting van deze procedure. (674)
Het duurzaam verblijfsrecht dient aangevraagd te worden bij het gemeentebestuur via de bijlage 22.
Wanneer het familielid niet alle bewijzen kan overmaken om aan te tonen dat hij voldoet aan de voor-
waarden voor een duurzaam verblijfsrecht, zal de gemeente de aanvraag onontvankelijk verklaren via
de bijlage 23. Tegen deze beslissing kan het familielid een schorsend beroep indienen bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen. In het andere geval maakt het gemeentebestuur de aanvraag over aan de
DVZ, die een beslissing neemt binnen vijf maanden.

(670) Artikel 54 Vb.


(671) Artikel 42quinquies § 1, eerste lid Vw.; artikel 55 Vb.
(672) Artikel 42quinquies § 1, tweede lid Vw.; artikel 56 Vb.
(673) Artikel 42quinquies § 3 Vw.
(674) Artikel 42quinquies § 4 Vw.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 391


Derdelander

Indien de DVZ oordeelt dat niet aan de voorwaarden voor duurzaam verblijf is voldaan, ontvangt de
vreemdeling een bijlage 24 (= beslissing tot weigering van duurzaam verblijf), waartegen een schorsend
beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen openstaat. Indien het duurzaam verblijf wordt er-
kend of indien geen beslissing wordt genomen binnen vijf maanden te rekenen vanaf de afgifte van de
bijlage 22, ontvangt het EU-familielid een document ter staving van duurzaam verblijf (bijlage 8bis) of
elektronische E+-kaart.

Company: VUB
Voor niet-EU-familieleden is dat een duurzame verblijfskaart van een familielid van een Unieburger
(bijlage 9bis) of elektronische F+-kaart. Bovendien wordt het familielid met duurzaam verblijfsrecht
ingeschreven in het bevolkingsregister.
Wanneer de verblijfskaart van een niet-EU-familielid vervalt voordat het duurzaam verblijfsrecht is er-
kend, wordt die afgenomen, en ontvangt het familielid een bijlage 15. Dit document bewijst dat het fa-

Download date: 18/04/2022


milielid een aanvraag om duurzaam verblijf heeft ingediend, en dekt voorlopig het verblijf gedurende de
termijn waarbinnen de DVZ een beslissing moet nemen.
Wanneer een duurzaam recht op verblijf werd verkregen, kan het slechts worden verloren door een af-
wezigheid van meer dan twee achtereenvolgende jaren uit België. (675) Verder kan een familielid met
duurzaam verblijfsrecht slechts worden verwijderd wanneer hij/zij een ernstig gevaar vormt voor de
openbare orde of de nationale veiligheid. Een strafrechtelijke veroordeling op zich is geen voldoende
bewijs van een dergelijk gevaar.
Een familielid met duurzaam verblijfsrecht kan alleen nog verwijderd worden van het grondgebied in
geval van een ernstige aanslag op de nationale veiligheid wanneer het gaat om een gezinslid dat de laatste
tien jaar in België heeft verbleven, of een minderjarig gezinslid (tenzij de verwijdering in het belang zou
zijn van de minderjarige).
Een verwijdering kan uitsluitend plaatsvinden met een KB tot uitzetting en na advies van de Commis-
sie van Advies voor Vreemdelingen. (676) Voorts kan het duurzaam verblijfsrecht steeds ingetrokken
worden in geval van fraude, die van doorslaggevend belang was voor de erkenning van het duurzaam
verblijfsrecht. (677) In dat geval kan de DVZ een bevel om het grondgebied te verlaten afleveren. Tegen
het verlies van het duurzaam verblijfsrecht staat een schorsend beroep bij de Raad voor Vreemdelingen-
betwistingen open.
Let wel, ook bij het intrekken van het duurzaam verblijfsrecht moet de DVZ een evenredigheidstoets in
acht nemen, en rekening houden met alle elementen van het dossier. De grond voor intrekking van het
verblijfsrecht moet afgewogen worden tegen de verblijfsduur, de leeftijd, de gezondheid, de gezinsen eco-
nomische situatie, de sociale en culturele integratie in België, en de banden met het herkomstland. (678)

(675) Artikel 42quinquies § 7 Vw.


(676) Artikel 45-46 Vw.
(677) Artikel 42septies Vw.
(678) Artikel 42ter § 1, derde lid en artikel 42quater § 1, derde lid Vw.

392 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


POSITIEVE WOONSTCONTROLE = INSCHRIJVING VREEMDELINGENREGISTER

Raad voor
Vreemdelingen-
betwistingen NIET ALLE DOCU-
MENTEN INGEDIEND
Geen bijlage 35 BINNEN 3 MAANDEN
VANAF BIJLAGE
19TER OF NEGATIEVE
WOONSTCONTROLE
BIJLAGE 19TER
AANVRAAG BIJLAGE 20 MET
BIJLAGE Raad voor Vreem-
VERBLIJFS- BEVEL
19QUINQUIES delingen-
(gemeente)

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht


BINNEN- AANMEL- NIET- KAART betwistingen
KOMST DING BIJ INOVERWEGING- obv bewijs familie-
GEMEENTE band + EVENTUELE
NAME AANVRAAG Bijlage 35
(binnen 3 MITS BEWIJS INTREKKING
igv geen bewijs
maand na BETALING ORANJE KAART
familieband
binnenkomst) RETRIBUTIE

200 Euro boete + INSCHRIJVING


INDIENING VREEMDELIN
AANVRAAG GENREGISTER
obv
artikel 40ter + ORANJE KAART
(Belg) 6 MAANDEN ALLE DOCUMENTEN
VANAF BIJLAGE INGEDIEND BINNEN BESLISSING
FAMILIELID 19TER 3 MAANDEN VANAF DVZ
= derdelander BIJLAGE 19TER BINNEN NEGATIEVE
+ 6 MAANDEN BESLISSING
POSITIEVE WOONST- VANAF
BINNEN- CONTROLE BIJLAGE BIJLAGE 20
VISUM C BIJLAGE 3
of KOMST 19TER MET BEVEL
(max. 90 dagen) (geen tijdige
visumvrijstelling
BELGISCHE beslissing =
DIPLOMATIEKE positieve
POST VISUM D beslissing)
Raad voor (B.20 of 21)
WEIGERING BIJLAGE 15 (3x 45 dagen)
Vreemdelingen- BINNEN-
VISUM Aanmelding bij gemeente binnen 8
betwistingen KOMST
werkdagen na binnenkomst

393
Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Download date: 18/04/2022 Company: VUB


394
NEGATIEVE WOONSTCONTROLE = GEEN INSCHRIJVING VREEMDELINGENREGISTER
INSCHRIJVING
BEVOLKINGS-
REGISTER
Derdelander

BIJLAGE 23
AANVRAAG ONONTVANKELIJK igv:
- geen bewijs 5 jaar ononderbroken en legaal verblijf
vanaf bijlage 19 of 19ter of 15 (maar uitzonderingen)
- geen familieband meer
- geen 5 jaar gezamenlijke vestiging met Belg
(maar uitzonderingen)

+ BEHOUD F KAART
(gemeente)
DUURZAME
INTREKKING F KAART
RECHT OP DUUR- VERBLIJFSKAART
+ BIJLAGE 21 MET BEVEL
ZAAM VERBLIJF FAMILIELID
igv:
Raad voor UNIEBURGER
- geen gezinsleven meer (maar uitzonderingen) BIJLAGE 22
- geen vervulling financieel-materiële - 5 jaar verblijf vanaf Vreemdelingen-
Raad voor bijage 19ter of 15 betwistingen = F+ KAART
voorwaarden meer (maar uitzonderingen) AANVRAAG
Vreem- (maar uitzonderingen) (5jaar geldig)
- fraude DUURZAAM
delingen- - ononderbroken verblijf
- legaal verblijf VERBLIJF
betwistingen
- 5 jaar gezamenlijke (gemeente)
Bijlage 35 vestiging met Belg BIJLAGE 15
(maar uitzonderingen) igv vervallen
5 JAAR F kaart
VANAF BIJLAGE = ONVOOR- AANVRAAG BESLISSING DVZ
19TER OF 15 WAARDELIJK + ONTVAN-
PERMANENT 5 MAAND (geen tijdige beslissing
KELIJK
VERBLIJFSRECHT (gemeente) = positieve beslissing)
POSITIEVE BESLISSING
GEEN OPSCHORTING
AUTOMATISCHE BESLISSING
VERBLIJFSKAART
ERKENNING igv hangend NEGATIEVE
FAMILIELID UNIEBURGER
(aanvraag verplicht) beroep RvV BESLISSING Raad voor
= F KAART
(5jaar geldig) Vreemde-
BIJLAGE 24 lingen-
+ INSCHRIJVING betwistingen
VREEMDELINGENREGISTER + BEHOUD
F KAART

Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Download date: 18/04/2022 Company: VUB
POSITIEVE WOONSTCONTROLE = INSCHRIJVING VREEMDELINGENREGISTER
INSCHRIJVING
WACHTREGISTER
(zonder woonstcontrole) NIET ALLE
NIET ALLE DOCUMENTEN Raad voor
DOCUMENTEN INGEDIEND Vreemde- HUWELIJK,
INGEDIEND BINNEN 1 lingen- GELIJKGESTELDE
BINNEN 3 MAAND betwis- PARTNER,
BIJLAGE BIJLAGE 19 MAAND VANAF tingen KIND ‹ 21 JAAR
10QUATER AANVRAAG VANAF BIJLAFE 20 igv OFFICIEEL
VERKLARING BIJLAFE 19 Bijlage 35 BEWIJS
(geen geldig paspoort VAN BIJLAGE 20 FAMILIEBAND
of identiteitskaart) INSCHRIJVING BIJLAGE 20 MET BEVEL
AANMEL- ZONDER (gemeente) eventueel ambtshalve

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht


200 Euro boete DING BIJ obv 3ter, 10quater BEVEL beslissing gemeente
GEMEENTE of (vervallen) pas of (gemeente)
(binnen 3 identiteitskaart
BIJLAGE ALLE DOCUMENTEN
maand na
19QUINQUIES INGEDIEND BINNEN
binnenkomst) MITS BEWIJS 1 MAAND
BETALING VANAF BIJLAFE 20 PARTNER DUUR-
BINNEN- 200 Euro boete NIET- ZAME RELATIE,
INOVERWEGING- RETRIBUTIE INTREKKING
KOMST ALLE DOCUMEN- OUDERS,
NAME AANVRAAG TEN INGEDIEND BIJLAGE 20
(gemeente) KIND 21 JAAR of
BINNEN 3 MAAND GEEN OFFICIEEL
igv geen bewijs VANAF BIJLAFE 19 BEWIJS
familieband of FAMILIEBAND
EU-nationaliteit
= altijd beslissing DVZ
(binnen 6 maanden
INDIENING
Raad voor na bijlage 19)
AANVRAAG
Vreemdelingen- (geen tijdige beslissing
obv
betwistingen = positieve beslissing)
artikel 40ter
(Belg)
Geen bijlage 35
FAMILIELID
=
unieburger

395
Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Download date: 18/04/2022 Company: VUB


396
NEGATIEVE WOONSTCONTROLE = AFVOERING WACHTREGISTER wegens geen recht op verblijf/inschrijving
INSCHRIJVING
BEVOLKINGS-
Derdelander

NEGATIEVE REGISTER
Raad voor
BESLISSING Vreemdelingen-
betwistingen
BIJLAGE 20
MET BEVEL Bijlage 35
(DVZ) DOCUMENT TER STAVING
BIJLAGE 23 DUURZAAM VERBLIJF
AANVRAAG
POSITIEVE BESLISSING ONONTVANKELIJK igv: = BIJLAGE 8bis
- geen bewijs 5 jaar ononderbroken en of E+ KAART
VERKLARING VAN legaal verblijf vanaf bijlage 19 of (5jaar geldig)
INSCHRIJVING 19ter of 15 (maar uitzonderingen)
- geen familieband meer NIET VERPLICHT !
= BIJLAGE 8 of E KAART (maar uitzonderingen)
(5jaar geldig)
BEHOUD E KAART
(gemeente)

5 JAAR RECHT OP DUUR-


VANAF ZAAM VERBLIJF
BIJLAFE 19 Raad voor
- 5 jaar verblijf vanaf BIJLAGE 22
Vreemdelingen-
Raad voor bijage 19 betwistingen
(maar uitzonderigen) AANVRAAG
Vreem-
- ononderbroken verblijf DUURZAAM
delingen-
INTREKKING E KAART - legaal verblijf op basis VERBLIJF
betwistingen
of BIJLAGE 8 + BIJLAGE 21 MET BEVEL van vrij verkeer (gemeente)
BIJLAGE 8
igv: Bijlage 35 igv vevallen
- geen gezinsleven meer (maar uitzonderingen) = ONVOOR- E kaart
- geen vervulling financieel-materiële WAARDELIJK +
voorwaarden meer (maar uitzonderingen) PERMANENT AANVRAAG BESLISSING DVZ
- fraude VERBLIJFSRECHT ONTVAN-
5 MAAND (geen tijdige beslissing
KELIJK
AUTOMATISCHE (gemeente) = positieve beslissing)
ERKENNING
(aanvraag niet verplicht) OPSCHORTING
BESLISSING
igv hangend NEGATIEVE
beroep RvV BESLISSING Raad voor
Vreemde-
BIJLAGE 24 lingen-
betwistingen
+ BEHOUD
E KAART

Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Download date: 18/04/2022 Company: VUB
Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

2.3.4.3. Gezinshereniging met een EER-onderdaan

2.3.4.3.1. Algemeen (art. 40bis Vw.)

Wie als EER-onderdaan een gezinslid naar België wil halen om hier samen te verblijven, kan hiervoor
zelf geen procedure inleiden. Het is de partner die hierheen komt, die het verblijf moet aanvragen.

Company: VUB
Sinds 1 juni 2008 zijn de regels inzake gezinshereniging met Unieburgers grondig gewijzigd, naar aanlei-
ding van de omzetting van de Europese Richtlijn 2004/38/EG in Belgisch recht. Aan Unieburgers wordt
geen verblijfskaart meer afgegeven, maar alleen nog een bewijs van inschrijving.
Voor familieleden die zelf geen Unieburger zijn, werden nieuwe verblijfsdocumenten in het leven geroe-
pen. De verblijfsprocedure werd geharmoniseerd, zodat er nu één enkele procedure geldt, ongeacht het

Download date: 18/04/2022


statuut van de in België verblijvende Unieburger. De procedure verschilt alleen naargelang het familielid
van de Unieburger zelf ook een Unieburger is, of niet.
Sinds de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2011 zijn familieleden van Belgen niet langer gelijkge-
steld met familieleden van andere EER-onderdanen. (679) Bovendien verstrengde de wetgever de voor-
waarden voor gezinshereniging met EER-onderdanen, en werd de controleperiode op die voorwaarden
na de toekenning van het verblijfsrecht opgetrokken van twee naar drie jaar.
Die controleperiode werd vervolgens met de programmawet van 28 juni 2013 opgetrokken tot vijf
jaar. (680)
De nieuwe regels zijn van kracht sinds 22 september 2011, en hebben sinds 10 oktober 2011 volle uitwer-
king gekregen, na publicatie van het nodige uitvoeringsbesluit in het Belgisch Staatsblad. (681) De wet
voorziet echter niet in een overgangsregeling. De nieuwe voorwaarden zijn bijgevolg ook van toepassing
op de reeds hangende aanvragen tot gezinshereniging. Aanvragen waarover op 22 september 2011 nog
geen definitieve beslissing werd genomen, moesten dus aangevuld worden met bijkomende bewijsstuk-
ken met toepassing van de nieuwe rechtsregels.
Net als vroeger zijn de regels voor Unieburgers en hun familieleden eveneens van toepassing op onder-
danen van Liechtenstein, Noorwegen en IJsland en hun familie (EER-onderdanen). (682)
Bovendien zijn ze ook van toepassing op familieleden van Belgen wanneer die Belgen gebruikmaken
van het Europees vrij personenverkeer. Indien Belgen dus tijdelijk in een ander Europees land verblij-
ven alvorens hun familieleden in België gezinshereniging aanvragen, wordt de Belg beschouwd als een
Unieburger voor de procedure gezinshereniging, en zijn de (meer voordelige) voorwaarden voor gezins-
hereniging met EER-onderdanen van toepassing.
Unieburgers afkomstig uit sommige nieuwe EU-lidstaten zijn, wat betreft hun recht tot toegang tot onze
arbeidsmarkt, nog aan overgangsmaatregelen onderworpen. De overgangsmaatregelen voor Roemeense
en Bulgaarse werknemers liepen af op 31 december 2013. Sinds 1 januari 2014 hebben zij dus niet lan-
ger een arbeidskaart nodig. Voor Kroatië, dat pas op 1 juli 2013 toetrad tot de Europese Unie, blijven de

(679) Wet van 8 juli 2011 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging (BS
12 september 2011).
(680) BS 1 juli 2013.
(681) KB van 21 september 2011 tot wijziging van de KB’s van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied,
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoerings-
modaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van 7 mei 2008 tot vaststelling
van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (BS 10 oktober 2011).
(682) Artikel 69bis Vb.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 397


Derdelander

overgangsmaatregelen nog gelden tot 30 juni 2015. Sinds 1 januari 2012 geldt er een soepelere verblijfs-
procedure voor nieuwe EU-werknemers. Zij kunnen na aankomst in België net als andere Unieburgers
een verklaring van inschrijving verkrijgen, maar moeten daarvoor wel een arbeidskaart B kunnen voor-
leggen. Wat betreft de regels voor gezinshereniging, volgen familieleden van nieuwe EU-werknemers de
gewone procedure voor gezinshereniging met Unieburgers.
Hierna worden achtereenvolgens de familieleden besproken die zich kunnen herenigen met een EER-on-

Company: VUB
derdaan, en de procedure die zij daarvoor moeten volgen. Er geldt een afwijkende regeling voor gezins-
hereniging met EU-studenten (2.3.4.3.2.6.).

2.3.4.3.2. Wie kan een verblijfsrecht aanvragen?

Download date: 18/04/2022


2.3.4.3.2.1. Echtgenoot of gelijkgestelde partner

Echtgenoot
Een echtgenoot of gelijkgestelde partner van een EER-onderdaan heeft recht op verblijf bij die EER-on-
derdaan, ongeacht de leeftijd van beide partners en ongeacht of hij/zij ten laste is of niet. De voorwaarde
is wel dat het huwelijk erkend wordt. Dat is niet het geval wanneer het om een schijnhuwelijk zou gaan,
om een polygaam huwelijk of om een huwelijk met een minderjarige voor wie geen ontheffing van leef-
tijdsvereiste is gekregen.
Bovendien moet de echtgenoot of gelijkgestelde partner de in België verblijvende EER-onderdaan bege-
leiden of zich bij hem voegen.
Gelijkgestelde partner
De wijzigingswet van 27 april 2007 voerde twee categorieën van samenwonende partners in die een recht
hebben op verblijf: (683)
– personen met een geregistreerd partnerschap met een Unieburger dat gelijkgesteld wordt met een
huwelijk (de “gelijkgestelde partner”);
– personen met een geregistreerd partnerschap met een Unieburger dat niet gelijkgesteld is, maar die
wel een duurzame relatie kunnen bewijzen (de “wettelijk geregistreerde partner”, zie 2.3.4.3.2.2.).
In België valt de verklaring van wettelijke samenwoning hieronder.
Het KB van 17 mei 2007 (BS 31 mei 2007) bepaalt dat de geregistreerde partnerschappen afgesloten in
de volgende landen voor een verblijf in België gelijkgesteld worden met een huwelijk:
– Denemarken;
– Duitsland;
– Finland;
– IJsland;
– Noorwegen;
– Verenigd Koninkrijk;
– Zweden.
Voor echtgenoten en gelijkgestelde partners van economisch niet-actieve Unieburgers gelden er bijko-
mende voorwaarden: de in België verblijvende Unieburger moet dan:
– over voldoende bestaansmiddelen beschikken om te voorkomen dat zijn partner ten laste valt van
de sociale bijstand in België (komen onder meer in aanmerking: een invaliditeitsuitkering, een ver-
vroegd pensioen, een ouderdomsuitkering of een uitkering van de arbeidsongevallen- of beroeps-
ziekteverzekering),

(683) Artikel 40bis § 2, 1° en 2°.

398 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

– en over een ziekteverzekering beschikken die de risico’s van zijn/haar partner dekt (aansluiting bij
het Belgische ziekenfonds, een buitenlandse ziekteverzekering of een privéverzekering die de risi-
co’s in België dekt gedurende minimaal drie maanden, voor een bedrag van 30.000 euro).
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moet de echtgenoot of gelijkgestelde
partner de in België verblijvende EER-onderdaan begeleiden of zich bij hem voegen. Dat betekent dat de
partners in principe moeten samenwonen. De gehuwde of gelijkgestelde partner kan niettemin een aparte

Company: VUB
woonst hebben wegens werkomstandigheden of studies, op voorwaarde dat een effectieve familiale band
onderhouden wordt en bewezen kan worden. (684)

2.3.4.3.2.2. Wettelijk geregistreerde partner

Download date: 18/04/2022


Ook de wettelijk geregistreerde partner kan in het kader van gezinshereniging naar België komen. Deze
partner moet wel aantonen dat hij/zij een duurzame en stabiele relatie heeft met de in België verblijvende
EER-onderdaan. Bovendien moeten beide partners de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben, moeten ze on-
gehuwd zijn, mogen ze geen familie van elkaar zijn en mogen ze geen duurzame relatie hebben met een
andere persoon. (685) De minimumleeftijd is 18 jaar als het geregistreerd partnerschap al bestond vóór
de rechtgevende vreemdeling in België aankwam.
Van een duurzame en stabiele partnerrelatie is er slechts sprake wanneer de partners:
– gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken in België of in een ander
land hebben samengewoond; of
– elkaar sinds ten minste twee jaar kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via
briefwisseling of mail met elkaar contact onderhielden, dat zij elkaar voorafgaand aan de aanvraag
driemaal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen; of
– een gemeenschappelijk kind hebben.
Om de strijd tegen schijnrelaties aan te gaan, besliste de wetgever dat ten aanzien van geen van beide
partners in het verleden een beslissing genomen mag zijn om een huwelijk niet te voltrekken.
Voor wettelijke geregistreerde partners van economisch niet-actieve Unieburgers gelden er bijkomende
voorwaarden: de in België verblijvende Unieburger moet dan:
– over voldoende bestaansmiddelen beschikken om te voorkomen dat zijn partner ten laste valt van
de sociale bijstand in België (komen onder meer in aanmerking: een invaliditeitsuitkering, een ver-
vroegd pensioen, een ouderdomsuitkering of een uitkering van de arbeidsongevallen- of beroeps-
ziekteverzekering),
– en over een ziekteverzekering beschikken die de risico’s van zijn/haar partner dekt (aansluiting bij
het Belgische ziekenfonds (bij aanvraag vanuit België), een buitenlandse ziekteverzekering of een
privéverzekering die de risico’s in België dekt gedurende minimaal drie maanden, voor een bedrag
van 30.000 euro).
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moet de wettelijk geregistreerde partner
de in België verblijvende EER-onderdaan begeleiden of zich bij hem voegen. Dat betekent dat de part-
ners in principe moeten samenwonen. De samenwonende partners kunnen niettemin een aparte woonst
hebben wegens werkomstandigheden of studies, op voorwaarde dat een effectieve familiale band onder-
houden wordt en bewezen kan worden. (686)

(684) H.v.J. 13 februari 1985, Diatta; H.v.J. 17 april 1997, Kadiman.


(685) Artikel 40bis § 2, 2°.
(686) H.v.J. 13 februari 1985, Diatta; H.v.J. 17 april 1997, Kadiman.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 399


Derdelander

In 2014 voerde de wetgever de mogelijkheid in dat ook de partner die niet aanmerking komt voor gezins-
hereniging als “wettelijk geregistreerde partner” van de Unieburger, maar die wel een duurzame relatie
op basis van de wet gezinshereniging kan aanvragen (zie verder 2.3.4.3.2.7.).
Voordien kon de samenwonende partner die niet aan deze voorwaarden voldeed of die bijvoorbeeld het
geregistreerd partnerschap of het huwelijk niet met een gelegaliseerde akte kon bewijzen, een machtiging
tot verblijf aanvragen op grond van artikel 9 van de Verblijfswet, eventueel met vermelding van artikel 3,

Company: VUB
tweede lid, b) van Richtlijn 2004/38/EG (zie 2.3.4.1.), zij het met beperkte slaagkansen.

2.3.4.3.2.3. Kinderen en kleinkinderen

Descendenten van een EER-onderdaan of diens echtgenoot of (al dan niet gelijkgestelde) partner, kunnen

Download date: 18/04/2022


via gezinshereniging naar België komen. Zij moeten daarvoor hetzij minder dan 21 jaar oud zijn, hetzij
ten laste zijn. Het gaat om alle kinderen, binnen of buiten het huwelijk, gemeenschappelijk of van een
van beide echtgenoten of partners. Ook een kind uit een tweede bigaam huwelijk heeft dus recht op ge-
zinshereniging in het eerste huwelijk van zijn vader, mits toestemming van de tweede echtgenoot dit in
tegenstelling tot bigame kinderen van niet-EER-onderdanen (zie 2.3.4.4.2.3.).
Kleinkinderen en zelfs achterkleinkinderen kunnen onder dezelfde voorwaarden een verblijf krijgen,
ongeacht of hun ouders hen vergezellen, ook weer mits toestemming van de ouders.
In alle gevallen dat het gaat om een minderjarig kind van wie een van de ouders achterblijft in het land
van herkomst, dient de toestemming van de afwezige ouder vastgesteld te worden aan de hand van:
– ofwel het akkoord van de ouder die achterblijft in het land van oorsprong, door middel van een
schriftelijk, ondertekend document;
– ofwel het bewijs dat de ouderlijke macht is toegekend aan de ouder in België, door middel van een
gelegaliseerde kopie conform aan het origineel van een beslissing van de bevoegde nationale instel-
ling.
Die documenten moeten zo nodig voorzien zijn van een voor eensluidend verklaarde vertaling naar het
Nederlands, Frans, Duits of Engels en dit door een beëdigde vertaler.
De afstamming wordt bewezen met een gelegaliseerde geboorteakte. Is dit document niet voorhanden,
dan kan de verwantschap aangetoond worden door een DNA-onderzoek, of kan een beroep gedaan wor-
den op artikel 46 BW (zie 2.3.2.).
Het bewijs dat een kind van meer dan 21 jaar nog ten laste is, kan met alle middelen gebeuren.
Het begrip ‘ten laste zijn’ is in geen enkele wettekst gedefinieerd. Dat wordt steeds beoordeeld naar
gelang van de feitelijke situatie in het concrete geval. Enerzijds wordt nagegaan of het kind behoeftig is
in zijn land van oorsprong, anderzijds wordt het bewijs gevraagd van de (financiële) hulp die werd toe-
gekend voorafgaand aan de visum- of vestigingsaanvraag.
De DVZ vraagt wel altijd een bewijs van maandelijkse stortingen die minstens zes maanden teruggaan.
Sinds 2006 wordt er ook systematisch een bewijs gevraagd van afwezigheid van eigen inkomen van het
kind. Er moet ook een bewijs worden voorgelegd dat het kind niet over eigen middelen, noch over enige
onroerende eigendom beschikt.
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen keurde de praktijk goed om een bewijs te vragen van deze
maandelijkse stortingen. Het moet om stortingen op naam gaan, of er moet bewezen kunnen worden dat
de sommen effectief naar de betrokkene gingen. (687)

(687) Arrest van de RvV van 26 oktober 2007, nr. 3220.

400 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Voor descendenten van economisch niet-actieve Unieburgers gelden er bijkomende voorwaarden: de in


België verblijvende Unieburger moet:
– over voldoende bestaansmiddelen beschikken om te voorkomen dat zijn descendent ten laste valt
van de sociale bijstand in België (komen onder meer in aanmerking: een invaliditeitsuitkering, een
vervroegd pensioen, een ouderdomsuitkering of een uitkering van de arbeidsongevallen- of be-
roepsziekteverzekering),

Company: VUB
– en over een ziekteverzekering beschikken die de risico’s van zijn/haar descendent dekt (aansluiting
bij het Belgische ziekenfonds, een buitenlandse ziekteverzekering of een privéverzekering die de
risico’s in België dekt gedurende minimaal drie maanden, voor een bedrag van 30.000 euro).
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moeten de descendenten de in België
verblijvende EER-onderdaan begeleiden of zich bij hem voegen. Dat betekent dat zij er in principe mee

Download date: 18/04/2022


moeten samenwonen. Kinderen kunnen echter een tijdje buiten het gezin wonen om studieredenen, zon-
der dat daarmee het recht op gezinshereniging verloren gaat. (688)

2.3.4.3.2.4. Geadopteerde kinderen en pleegkinderen

Een adoptiekind is een kind in de zin van de Verblijfswet in zoverre de adoptie door België erkend wordt.
De adoptie wordt bewezen met een gelegaliseerde adoptieakte (zie 2.3.2.). Als er naar Belgisch recht
geen geldige adoptie is, of geen adoptieakte voorgelegd kan worden, kan eerst een adoptieprocedure
worden gestart. Weigering van erkenning van gezinsband wegens ontbreken van een adoptieakte is on-
voldoende gemotiveerd als de DVZ geen moeite gedaan heeft om na te gaan hoe ver de procedure om die
akte te verkrijgen inmiddels gevorderd was. (689)
Het feit dat een adoptie, zelfs van een meerderjarige, tot gevolg heeft dat de geadopteerde in België kan
verblijven, maakt die adoptie niet aanvechtbaar, zolang ze gebaseerd is op een werkelijke affectieve
band. (690)
Sinds 1 september 2005 is er een nieuwe adoptiewet van toepassing, alsook een nieuwe regeling van In-
ternationaal Privaatrecht inzake adoptie. Een adoptie is mogelijk, als ze mogelijk is volgens de nationale
wet van de adoptanten, of, als die een verschillende nationaliteit hebben, volgens de wet van de gewone
verblijfplaats van de adoptanten, of als ook die verschillend is, volgens het Belgisch recht. Bovendien
kan de rechter het Belgisch recht toepassen als de toepassing van vreemd recht de hogere belangen van
de geadopteerde zou schaden en de adoptanten kennelijk nauwe banden hebben met België. (691)
De nieuwe regeling is de reden waarom bij interlandelijke adoptie vaker het Belgisch recht van toepas-
sing zal zijn. De Belgische adoptieprocedure bestaat uit twee delen: eerst dient een beginseltoestem-
ming tot adoptie verkregen te worden, daarna pas kan (relatief eenvoudig) de werkelijke adoptie worden
gevraagd. Alle informatie hierover kan aangevraagd worden bij de organisatie Kind en Gezin (www.
kindengezin.be/adoptie/).
Er bestaat discussie over de vraag of ook pleegkinderen een recht op gezinshereniging hebben.
Volgens de Europese Commissie moeten, naast adoptiekinderen, ook sommige pleegkinderen beschouwd
worden als ‘descendenten’ in de zin van Richtlijn 2004/38/EG. Dat zou zowel voor pleegkinderen in
permanente voogdij gelden, als voor pleegkinderen in tijdelijke voogdij die een voldoende nauwe band

(688) RvS 26 juni 1990, Rev.Rev.dr.étr. 1991, 63, 129.


(689) RvS nr. 78.711; de uitwijzing van een 16-jarige Rwandese die regelmatig binnenkwam en amper twee jaar verblijf kon
voorleggen met goede schoolresultaten, maakt een schending uit van artikel 8 EVRM in zoverre de banden met school-
kameraden en met name met het onthaalgezin dat een adoptieprocedure startte, verbroken zouden worden.
(690) Rb. Luik 23 januari 1998 en 27 maart 1998, Rev. trim. dr. fam. 1998, 665.
(691) Artikel 67 WIPR 16 juli 2004, BS 27 juli 2004.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 401


Derdelander

hebben met de pleegouder. De lidstaten moeten dat geval per geval beoordelen, rekening houdend met het
belang van het kind. Volgens de DVZ hebben pleegkinderen echter geen recht op gezinshereniging, maar
kunnen zij onder bepaalde voorwaarden een machtiging tot verblijf aanvragen op grond van artikel 9 van
de Verblijfswet (humanitair visum).

2.3.4.3.2.5. Ouders, grootouders of schoonouders

Company: VUB
Een EER-onderdaan kan ouders en/of (over)grootouders en schoonouders uitnodigen om bij hem te
komen wonen, voor zover zij ten laste zijn van hemzelf of van zijn/haar echtgeno(o)t(e) of partner. Bo-
vendien moet de ascendent de EER-onderdaan begeleiden of zich bij hem voegen.
Voor ascendenten van economisch niet-actieve Unieburgers (en van hun echtgenoten of partners) gelden

Download date: 18/04/2022


er bijkomende voorwaarden.
Het ouderschap wordt bewezen met een geboorteakte, het grootouderschap met twee opeenvolgende
geboorteakten. Buitenlandse akten moeten gelegaliseerd en vertaald zijn (zie 2.3.2.). Wanneer het onmo-
gelijk is om een officiële akte voor te leggen kan de DVZ rekening houden met ‘andere geldige bewij-
zen’, zoals een uittreksel van de geboorteregisters, een nationale identiteitskaart die de afstammingsband
vermeldt, een vervangend vonnis, of een huwelijksakte, opgesteld door de Belgische ambtenaar van de
burgerlijke stand, waarin de afstammingsband wordt vermeld.
Een ouder is ten laste van de EER-onderdaan (en diens echtgenoot of partner) indien hij in de maanden
voorafgaand aan de aanvraag afhankelijk was van de materiële of financiële bijstand van de persoon die
hij komt vervoegen. Het gaat dus om het verleden in het land van herkomst, en niet om de toekomstige
toestand in België. Hoe dat moet worden bewezen, is nergens bepaald. Volgens het Europese Hof van
Justitie gaat het om feitenkwestie, die op alle mogelijke manieren bewezen mag worden. (692) In de
praktijk vraagt de DVZ echter om het bewijs te leveren dat de betrokkene zes maanden tot een jaar feite-
lijk ten laste was van het gezinslid in België. Dat komt neer op een bewijs:
– dat de ouder gedurende minimaal zes maanden ten laste was. Dat kan bewezen worden met maan-
delijkse overschrijvingen, of eventueel andere middelen, zoals belangrijke giften in natura;
– dat er geen eigen inkomen is van de ouder. Er moet een bewijs worden voorgelegd dat de ouder niet
over eigen middelen, noch over enige onroerende eigendom beschikt;
– dat het kind in België voldoende inkomen heeft om de betrokkene ten laste te nemen, te bewijzen
met loonfiches, fiscale aangifte of bankuittreksels, of eventueel een attest van het OCMW dat de
betrokkene nooit bijstand heeft gevraagd.
Van het gezinslid in België wordt steeds een attest van samenstelling van het gezin gevraagd.
Van de ouder in het thuisland is dat niet noodzakelijk, maar wel aan te raden.
Deze criteria van de DVZ zijn mogelijk in strijd met Europese regelgeving. Onder meer de termijn van
zes maanden, en de vereiste van gebrek aan onroerend goed, zijn geen wettelijke vereisten en zijn be-
twistbaar. Wanneer een ouder bijvoorbeeld door plotselinge omstandigheden, zoals ziekte, ten laste valt
van de kinderen, kan de DVZ een weigering niet wettig motiveren door te stellen dat die ouder nog niet
lang genoeg ten laste zou zijn. In dat geval kan, los van de verblijfsprocedure, een inschrijving gevorderd
worden (zie 2.3.4.3.3.).

(692) H.v.J. 9 januari 2007, Jia.

402 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Voor ascendenten van economisch niet-actieve Unieburgers gelden er bijkomende voorwaarden: de in


België verblijvende Unieburger moet:
– over voldoende bestaansmiddelen beschikken om te voorkomen dat zijn ascendent ten laste valt van
de sociale bijstand in België (komen onder meer in aanmerking: een invaliditeitsuitkering, een ver-
vroegd pensioen, een ouderdomsuitkering of een uitkering van de arbeidsongevallen- of beroeps-
ziekteverzekering),

Company: VUB
– en over een ziekteverzekering beschikken die de risico’s van zijn/haar ascendent dekt (aansluiting
bij het Belgische ziekenfonds (bij aanvraag vanuit België), een buitenlandse ziekteverzekering of
een privéverzekering die de risico’s in België dekt gedurende minimaal drie maanden, voor een
bedrag van 30.000 euro).
Om van het recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moet de ascendent de in België ver-

Download date: 18/04/2022


blijvende EER-onderdaan begeleiden of zich bij hem voegen. Dat betekent dat ze in principe moeten
samenwonen.
Voor EU-studenten is de gezinshereniging met hun ouders niet mogelijk (zie 2.3.4.3.2.6.). (693)

2.3.4.3.2.6. Gezinshereniging voor ouders van minderjarige kinderen die Unieburgers zijn

In 2014 keurde het Parlement een wetswijziging (694) goed voor de gezinshereniging van derdelanders (niet-
EER-burgers) die ouders zijn van minderjarige kinderen die Unieburgers zijn. Voordien hadden de ouders
van minderjarige kinderen volgens de Verblijfswet geen recht op verblijf, aangezien ze niet ten laste kunnen
zijn van hun minderjarige kinderen. Het Europese Hof van Justitie oordeelde echter dat het weigeren van een
verblijfsrecht aan een ouder die daadwerkelijk zorg draagt voor een kind met EU-nationaliteit dat over een
verblijfsrecht beschikt op basis van Europese wetgeving, ieder nut ontneemt aan het verblijfsrecht van het
kind zelf. Het verblijfsrecht toegekend aan een minderjarig kind op basis van het Europees recht, impliceert
noodzakelijkerwijs dat dit kind het recht heeft om te worden begeleid door de persoon die er daadwerkelijk
voor zorgt en dat dus deze persoon ook over een verblijfsrecht beschikt.
Deze ouders hebben nu dus een verblijfsrecht op basis van gezinshereniging met hun minderjarig kind,
voor zover het kind ten laste is van hen en ze er effectief het hoederecht over hebben. (695) Volgens het
Grondwettelijk Hof moet de voorwaarde “ten laste zijn” van een Belgisch minderjarig kind, zo worden
geïnterpreteerd dat de ouders (en niet het kind) over toereikende bestaansmiddelen moeten beschikken
voor zichzelf en hun kind. (696) Zolang de vreemde ouders geen last worden voor de Belgische sociale
bijstand is het doel van de wetgever immers bereikt. Ouders die niet over voldoende bestaansmiddelen
beschikken voor zichzelf en hun kinderen, kunnen volgens het Grondwettelijk Hof niet ten laste zijn van
hun minderjarige kinderen, en hebben geen recht op verblijf in de procedure gezinshereniging. Wel kun-
nen zij een machtiging tot verblijf verkrijgen op basis van artikel 9bis van de Verblijfswet.
De gezinshereniging is alleen voorzien voor de ouders van minderjarige Europese kinderen die een ver-
blijfsrecht hebben als Unieburger en die over voldoende bestaansmiddelen beschikken (697) en niet voor
die van kinderen die een verblijfsrecht krijgen als student. (698) De ouder moet ook een ziekteverzeke-
ring hebben en het kind moet ingeschreven zijn als economisch niet-actieve Unieburger.

(693) Artikel 40bis § 4 derde lid Vw.


(694) Wet van 19 maart 2014 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang to het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 5 mei 2014
(695) Art. 40bis § 2, 5° Vw.
(696) GwH 3 november 2009, nr. 174/2009.
(697) Art. 40 § 4, eerste lid, 2° Vw.
(698) Art. 40 § 4, eerste lid, 3° Vw.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 403


Derdelander

De procedure verloopt zoals een gewone procedure gezinshereniging met een Unieburger.

2.3.4.3.2.7. Andere familieleden

De wet van 19 maart 2014 voerde een recht op gezinshereniging in voor andere familieleden van de
Unieburger, door de invoering van een nieuw hoofdstuk Ibis toegevoegd in Titel II van de Verblijfswet

Company: VUB
(art. 47/1-47/3). Deze bepalingen traden op 15 mei 2014 in werking.
Onder “andere familieleden” wordt verstaan:
– De partner met wie de Unieburger een deugdelijk bewezen duurzame relatie heeft, en die niet in
aanmerking komt voor gezinshereniging als “wettelijk geregistreerde partner” van de Unieburger.
Het bewijs van duurzaam karakter kan met elk passend middel bewezen worden. De DVZ houdt

Download date: 18/04/2022


rekening met de intensiteit, de duur en de stabiele aard van de banden tussen de partners. (699)
– Een familielid dat in het land van herkomst ten laste is of deel uitmaakt van het gezin van de
Unieburger, en die niet in aanmerking komt voor gezinshereniging als echtgenoot, gelijkgestelde
partner, wettelijk geregistreerde partner, (stief)(klein)kind of (schoon)(groot)ouder van de Uniebur-
ger. (700) De wet bepaalt geen beperking in de graad van verwantschap.
Volgens de memorie van toelichting moet “ten laste van” conform de rechtspraak van het Hof
van Justitie geïnterpreteerd worden. Dat betekent dat het familielid in het herkomstland feitelijk
afhankelijk was van steun; het betekent niet dat de Unieburger in België een bepaald bedrag aan
bestaansmiddelen zou moeten hebben of dat het familielid volledig ten laste zou moeten blijven in
België. (701) De documenten die aantonen dat het andere familielid ten laste is of deel uitmaakt van
het gezin van de Unieburger moeten uitgaan van de bevoegde overheden van het land van oorsprong
of van herkomst. Bij ontstentenis hiervan kan het feit ten laste te zijn of deel uit te maken van het
gezin van de Unieburger bewezen worden met elk passend middel. (702)
– Een familielid dat wegens ernstige gezondheidsredenen een persoonlijke verzorging door de Unie-
burger nodig heeft, en die niet in aanmerking komt voor gezinshereniging als echtgenoot, gelijkge-
stelde partner, wettelijk geregistreerde partner, (stief)(klein)kind of (schoon)(groot) ouder van de
Unieburger, kan op basis van artikel 47/1 een verblijf aanvragen. (703) De ernstige gezondheids-
redenen, als de noodzaak van verzorging, persoonlijk door de Unieburger, moeten bewezen wor-
den. (704)
De wet preciseert echter niet volgens welke bewijsmodaliteiten dat moet gebeuren. De wet bepaalt
ook geen beperking in de graad van verwantschap.

2.3.4.3.2.8. Bijzondere regeling: gezinshereniging met een EU-student

Er geldt een afwijkende regeling inzake gezinshereniging met EU-studenten.


Zij kunnen minder familieleden naar België laten komen dan andere Unieburgers. Alleen de echtgenoot
of gelijkgestelde partner, de wettelijke geregistreerde partner (in het kader van een duurzame relatie) of
de kinderen van een EU-student (en van diens echtgenoot of partner), hebben een recht op verblijf. (705)
Kleinkinderen kunnen dus niet meekomen. Kinderen moeten bovendien ten laste zijn, ook als ze jonger

(699) Art. 47/1, 1° en art. 47/3, eerste lid Vw.


(700) Art. 47/1, 2° Vw.
(701) Kruispunt migratie-integratie, Wijziging Verblijfswet voor EU-burger en familie, langdurig ingezetene, en varia, 13 mei 2014,
www.kruispuntmi.be/nieuws/wijziging-verblijfswet-voor-eu-burger-en-familie-langdurig-ingezetene-en-varia#andere.
(702) Art. 47/3 § 2 Vw.
(703) Art. 47/1, 3° Vw.
(704) Art. 47/3 § 3 Vw.
(705) Artikel 40bis § 4, derde lid Vw.

404 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

zijn dan 21 jaar. Dat kinderen ten laste zijn, wordt vermoed zolang ze naar school gaan, tenzij de ouders
gescheiden leven. In dat geval moet concreet aangetoond worden welke ouder hen feitelijk ten laste neemt
of wie juridisch het hoederecht heeft. Ouders of grootouders kunnen een student niet komen vergezellen.
De EU-student moet beschikken over voldoende bestaansmiddelen om te voorkomen dat hij ten laste valt
van de sociale bijstand. De voldoende bestaansmiddelen moeten echter niet op voorhand worden bewe-
zen, maar pas achteraf als hij een onredelijke belasting vormt voor de sociale bijstand. In dat geval kan

Company: VUB
de DVZ een einde maken aan het verblijfsrecht.

2.3.4.3.3. De procedure van gezinshereniging

De procedure voor een verblijfsaanvraag in het kader van gezinshereniging, en de verblijfsdocumenten

Download date: 18/04/2022


die worden afgegeven, verschillen naargelang het familielid van de EU-burger zelf ook een EU-burger
is of niet.

2.3.4.3.3.1. Procedure voor EU-familieleden

A. Verklaring van inschrijving bij de gemeente

Een Europees burger moet sinds 1 juni 2008 geen verblijfsvergunning meer aanvragen, maar moet zich
alleen aanmelden bij de gemeente, die dan een ‘verklaring van inschrijving’ aflevert. Dat dient te ge-
beuren binnen drie maanden na aankomst in België, op straffe van een administratieve geldboete van
200 euro. (706) Het vervallen van de termijn van drie maanden kan, behalve de administratieve geld-
boete, geen andere sanctie opleveren. Dat betekent dat een verklaring van inschrijving ook na meer dan
drie maanden nog kan gebeuren.
Indien het familielid het bewijs levert van zijn EU-burgerschap, ontvangt hij van de gemeente onmid-
dellijk een bijlage 19 (= aanvraag van de verklaring van inschrijving), en wordt hij ingeschreven in het
wachtregister, in afwachting van de woonstcontrole. (707) Het EU-burgerschap kan bewezen worden
door middel van een al dan niet geldig paspoort of identiteitskaart, een melding van aanwezigheid (bij-
lage 3ter) of een bijzonder doorlaatbewijs (bijlage 10quater). Bij gebrek aan deze documenten, neemt
de gemeente eerst contact op met de DVZ. Indien het EU-burgerschap niet kan worden bewezen, le-
vert de gemeente een bijlage 19quinquies af (= beslissing tot niet-inoverwegingname), waartegen een
niet-schorsend beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen mogelijk is.
Zodra uit de controle van de reële verblijfplaats blijkt dat de EU-burger op het grondgebied van de ge-
meente verblijft, wordt hij ingeschreven in het vreemdelingenregister. (708)

(706) Artikel 42 § 4, tweede lid Vw.


(707) Artikel 50 § 1, eerste lid Vb.; Artikel 5 van het KB van 7 mei 2008 (BS 13 mei 2008).
(708) Artikel 50 § 1, tweede lid Vb.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 405


Derdelander

Nodige documenten
Bij de aanvraag, of uiterlijk binnen drie maanden na de aanvraag, moet de EU-burger bewijzen dat
hij aan de voorwaarden voor gezinshereniging voldoet. (1) Hij moet hiertoe, naargelang de categorie
van gezinshereniger, de volgende bewijsstukken overmaken:
– Bewijs van verwantschap of partnerschap (huwelijksakte, akte van wettelijk geregistreerd part-

Company: VUB
nerschap, geboorteakte,…). Indien het gaat om een buitenlandse akte, moet die mogelijk ge-
legaliseerd worden, of voorzien van een apostille, en vertaald door een beëdigd vertaler. Bij
gebrek aan officiële akte (onafhankelijk van de wil van de aanvrager), kan de DVZ rekening
houden met andere bewijzen, zoals een notariële akte, een vervangend vonnis of een uittreksel
uit het geboorteregister.

Download date: 18/04/2022


– Bewijs van voldoende bestaansmiddelen en ziekteverzekering wanneer het gaat om familiele-
den van een economisch niet-actieve EU-burger.
– Bewijs van de duurzame en stabiele partnerrelatie in geval van een wettelijk geregistreerd
partnerschap (briefwisseling, telefoonverkeer, e-mails, foto’s, reistickets, geboorteakte van ge-
meenschappelijk kind,…).
– Bewijs dat de ascendent of het kind van meer dan 21 jaar oud ten laste is van de EU-burger. Dat
is een feitenkwestie die op alle mogelijke manieren bewezen mag worden. Toch past de DVZ
interne criteria toe wat betreft de vereiste bewijsmiddelen (zie 2.3.4.3.2.3. en 2.3.4.3.2.5.).
– Bewijs van ongehuwdheid voor de echtgenoten, gelijkgestelde partners of wettelijke geregis-
treerde partners (eventueel het bewijs van de ontbinding van een vorig huwelijk/partnerschap
door middel van een expeditie van het echtscheidingsvonnis of een letterlijk afschrift van de
echtscheidingsakte of door de overlijdensakte van uw vorige echtgeno (o)t(e)/partner,…)
– Bewijs dat er ten aanzien van geen van beide partners in het verleden een beslissing is genomen
om een huwelijk niet te voltrekken.
– Bewijs dat de wettelijk geregistreerde partners meer dan 21 jaar oud zijn (dat kan bijvoorbeeld
bewezen worden met een geboorteakte).
– Eventueel de toestemming van de persoon die het ouderlijk toezicht heeft over het kind dat naar
België komt.

Indien de EU-burger alle nodige bewijsstukken niet overmaakt binnen drie maanden na de aanvraag,
wordt de aanvraag geweigerd. De gemeente levert dan een bijlage 20 (= beslissing tot weigering van ver-
blijf van meer dan drie maanden) af, waarin de vermelding ‘met bevel om het grondgebied te verlaten’
wordt geschrapt. De betrokkene heeft dan nog een maand de tijd om wel alle nodige documenten over
te maken. Indien ook dat niet gebeurt, wordt opnieuw een bijlage 20 afgegeven, ditmaal mét bevel om
het grondgebied te verlaten. Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annulatieberoep worden
ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

B. Beslissing ten gronde

Wanneer echtgenoten of gelijkgestelde partners en kinderen jonger dan 21 jaar hun bloed- of aanver-
wantschap kunnen bewijzen met officiële, gelegaliseerde en door België erkende documenten, kan de
gemeente hun verblijfsrecht onmiddellijk erkennen. De gemeente levert dan een verklaring van inschrij-
ving (bijlage 8) af in de vorm van een elektronische E-kaart.

(709) Artikel 50 § 2, 6° Vb.

406 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Kan het bloed- of aanverwantschap niet worden bewezen met officiële documenten, of voldoen de be-
trokkenen niet aan de voorwaarden voor gezinshereniging, dan stuurt de gemeente de aanvraag door naar
de DVZ.
Ook voor alle andere categorieën van gezinsherenigers wordt de aanvraag beoordeeld door de DVZ, die
een beslissing moet nemen binnen zes maanden na de datum van de aanvraag. Bij de beoordeling van de
aanvraag moet de DVZ een evenredigheidstoets uitvoeren. Dat betekent dat de DVZ rekening moet hou-

Company: VUB
den met alle elementen van het dossier, en de grond voor weigering van de aanvraag moet afwegen tegen
de verblijfsduur, de leeftijd, de gezondheid, de gezins- en economische situatie, de sociale en culturele
integratie in België, en de banden met het herkomstland. (710)
Bij een erkenning, of bij gebrek aan beslissing binnen zes maanden, wordt een elektronische E-kaart

Download date: 18/04/2022


afgeleverd. De E-kaart is vijf jaar geldig, en dekt een onbeperkt verblijf dat de eerste vijf jaar voorwaar-
delijk is. Indien het verblijfsrecht niet wordt erkend, ontvangt het familielid een bijlage 20, al dan niet
met een bevel het grondgebied te verlaten. Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annulatie-
beroep worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. In dat geval krijgt het familielid
een voorlopig verblijfsrecht onder de vorm van een bijlage 35, die maandelijks kan verlengd worden in
afwachting van de uitspraak.

2.3.4.3.3.2. Procedure voor niet-EU-familieleden

In tegenstelling tot de EU-familieleden van de EU-burger, hebben de familieleden uit derde landen wel een
verblijfsvergunning nodig om in België te verblijven. De procedure gezinshereniging voor niet-EU-fami-
lieleden van EU-burgers kan gestart worden vanuit het buitenland, of vanuit België.

A. Aanvraag vanuit het buitenland

Een visum D met het oog op gezinshereniging moet aangevraagd worden bij de bevoegde ambassade of
het bevoegde consulaat van België in het land van herkomst.
De DVZ dient binnen zes maanden volgend op datum van de indiening van de aanvraag een beslissing te
nemen. Wordt er binnen die termijn geen beslissing genomen dan levert het consulaat of de ambassade
het visum af. (711)

Nodige documenten
De documenten die moeten worden voorgelegd, naargelang de categorie van gezinshereniger, zijn
de volgende:
– Geldig reisdocument (bv. nationaal paspoort) dat ten minste twaalf maanden geldig is,
– Kopie van de verklaring van inschrijving van het familielid in België,
– Bewijs van verwantschap of partnerschap (huwelijksakte, akte van wettelijk geregistreerd part-
nerschap, geboorteakte,…). Indien het gaat om een buitenlandse akte, moet die mogelijk ge-
legaliseerd worden, of voorzien van een apostille, en vertaald door een beëdigd vertaler. Bij
gebrek aan officiële akte (onafhankelijk van de wil van de aanvrager), kan de DVZ rekening
houden met andere bewijzen, zoals een notariële akte, een vervangend vonnis of een uittreksel
uit het geboorteregister.

(710) Artikel 42ter § 1, derde lid Vw.


(711) Deze wijziging werd doorgevoerd naar aanleiding van de uitspraak van het Grondwettelijk Hof; GwH 26 september
2013, arrest nr. 121/2013, B.34.5.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 407


Derdelander

– Bewijs van voldoende bestaansmiddelen en ziekteverzekering wanneer het gaat om familiele-


den van een economisch niet-actieve EU-burger.
– Bewijs van de duurzame en stabiele partnerrelatie in geval van een wettelijk geregistreerd
partnerschap (briefwisseling, telefoonverkeer, e-mails, foto’s, reistickets, geboorteakte van ge-
meenschappelijk kind,…).

Company: VUB
– Bewijs dat de ascendent of het kind van meer dan 21 jaar oud ten laste is van de EU-burger. Dat
is een feitenkwestie die op alle mogelijke manieren bewezen mag worden. Toch past de DVZ
interne criteria toe wat betreft de vereiste bewijsmiddelen (zie 2.3.4.3.2.3. en 2.3.4.3.2.5.).
– Bewijs van ongehuwdheid voor de echtgenoten, gelijkgestelde partners of wettelijke geregis-
treerde partners (eventueel het bewijs van de ontbinding van een vorig huwelijk/partnerschap

Download date: 18/04/2022


door middel van een expeditie van het echtscheidingsvonnis of een letterlijk afschrift van de
echtscheidingsakte of door de overlijdensakte van de vorige echtgeno (o)t(e)/partner,…).
– Eventueel de toestemming van de persoon die het ouderlijk toezicht heeft over het kind dat naar
België komt.
– Bewijs dat er ten aanzien van geen van beide partners in het verleden een beslissing is genomen
om een huwelijk niet te voltrekken.
– Bewijs dat de wettelijk geregistreerde partners meer dan 21 jaar oud zijn (dat kan bijvoorbeeld
bewezen worden met een geboorteakte).

Het familielid dat met een visum gezinshereniging naar België komt, dient zich binnen acht dagen te
melden bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats.
In afwachting van een elektronische identiteitskaart, ontvangt hij dan een bijlage 15. Na een positieve
woonstcontrole schrijft de gemeente hem in het vreemdelingenregister in, en levert een ‘verblijfskaart
van een familielid van een EU-burger’ (bijlage 9) af, in de vorm van een elektronische F-kaart.

B. Aanvraag vanuit België

Indien het familielid geen visum nodig heeft om België binnen te komen, of wanneer het familielid in
het bezit is van een visum kort verblijf, kan de aanvraag gezinshereniging ook in België worden inge-
diend. Het familielid van de EU-burger dient daarvoor binnen drie maanden na aankomst in België een
verblijfskaart aan te vragen bij de gemeente van zijn verblijfplaats, op straffe van een administratieve
geldboete van 200 euro. (712)
Indien het familielid het bewijs levert van zijn bloed- of aanverwantschap of partnerschap met de in
België verblijvende EU-burger, ontvangt hij van de gemeente onmiddellijk een bijlage 19ter (= aanvraag
van de verblijfskaart van een familielid van een EU-burger). (713) Indien hij dat niet kan bewijzen, le-
vert de gemeente een bijlage 19quinquies af (= beslissing tot niet-inoverwegingname), waartegen een
niet-schorsend beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen mogelijk is.
Zodra uit de controle van de reële verblijfplaats blijkt dat het familielid op het grondgebied van de
gemeente verblijft, wordt hij ingeschreven in het vreemdelingenregister, en ontvangt hij een attest van
immatriculatie model A (oranje kaart), met een geldigheidsduur van zes maanden te rekenen vanaf de
aanvraag. (714)

(712) Artikel 42 § 4, tweede lid.


(713) Artikel 52 § 1, eerste lid Vb.
(714) Artikel 52 § 1, tweede lid Vb.

408 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Nodige documenten
Bij de aanvraag, of uiterlijk binnen drie maanden na de aanvraag, moet het familielid bewijzen dat hij
aan de voorwaarden voor gezinshereniging voldoet. (145) Hij moet hiertoe, naargelang de categorie
van gezinshereniger, de volgende bewijsstukken overmaken:
– Bewijs van identiteit (geldig nationaal paspoort of identiteitskaart, voorzien van een visum

Company: VUB
indien het familielid visumplichtig is). Dit bewijs kan echter ook geleverd worden door een
vervallen nationaal paspoort of identiteitskaart, of enig ander bewijs van de identiteit en de
nationaliteit van het familielid. Indien het familielid zelf geen EU-burger is, kan de identiteit
bovendien bewezen worden met een verblijfskaart van een familielid van een burger van de
Unie, afgegeven door een andere lidstaat van de EER, of een ‘duurzaam verblijf’- kaart van een

Download date: 18/04/2022


familielid van een burger van de Unie, afgegeven door een andere lidstaat van de EER.
– Bewijs van verwantschap of partnerschap (huwelijksakte, akte van wettelijk geregistreerd part-
nerschap, geboorteakte,…). Indien het gaat om een buitenlandse akte, moet die mogelijk wor-
den gelegaliseerd, of voorzien van een apostille, en vertaald door een beëdigd vertaler. Bij
gebrek aan officiële akte (onafhankelijk van de wil van de aanvrager), kan de DVZ rekening
houden met andere bewijzen, zoals een notariële akte, een vervangend vonnis of een uittreksel
uit het geboorteregister.
– Bewijs van voldoende bestaansmiddelen en ziekteverzekering wanneer het gaat om familiele-
den van een economisch niet-actieve EU-burger.
– Bewijs van de duurzame en stabiele partnerrelatie in geval van een wettelijk geregistreerd
partnerschap (briefwisseling, telefoonverkeer, e-mails, foto’s, reistickets, geboorteakte van ge-
meenschappelijk kind,…).
– Bewijs dat de ascendent of het kind van meer dan 21 jaar oud ten laste is van de EU-burger. Dat
is een feitenkwestie die op alle mogelijke manieren mag bewezen worden. Toch past de DVZ
interne criteria toe wat betreft de vereiste bewijsmiddelen (zie 2.3.4.3.2.3. en 2.3.4.3.2.5.).
– Bewijs van ongehuwdheid voor de echtgenoten, gelijkgestelde partners of wettelijke geregis-
treerde partners (eventueel het bewijs van de ontbinding van een vorig huwelijk/partnerschap
door middel van een expeditie van het echtscheidingsvonnis of een letterlijk afschrift van de
echtscheidingsakte of door de overlijdensakte van uw vorige echtgeno (o)t(e)/partner,…)
– Bewijs dat de wettelijk geregistreerde partners meer dan 21 jaar oud zijn (dat kan bijvoorbeeld
bewezen worden met een geboorteakte).
– Eventueel de toestemming van de persoon die het ouderlijk toezicht heeft over het kind dat naar
België komt.

Indien het familielid niet alle nodige bewijsstukken overmaakt binnen drie maanden na de aanvraag of
wanneer uit de woonstcontrole niet blijkt dat het familielid op het grondgebied van de gemeente verblijft,
wordt de aanvraag geweigerd. De gemeente levert dan een bijlage 20 (= beslissing tot weigering van
verblijf van meer dan drie maanden) af, met het bevel om het grondgebied te verlaten. Het attest van
immatriculatie wordt dan ingetrokken. (716) Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annula-
tieberoep worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

(715) Artikel 52 § 2 Vb.


(716) Artikel 52 § 3 Vb.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 409


Derdelander

C. Beslissing ten gronde

De beoordeling van het verblijfsrecht van familieleden van een EU-burger, gebeurt door de DVZ. De
aanvraag wordt aan de DVZ overgemaakt door de bevoegde diplomatieke post (bij aanvraag vanuit het
buitenland) of door de gemeente (bij aanvraag vanuit België).
De DVZ moet binnen zes maanden na de aanvraag een beslissing nemen. Bij de beoordeling van de aan-

Company: VUB
vraag moet de DVZ een evenredigheidstoets uitvoeren. Dat betekent dat de DVZ rekening moet houden
met alle elementen van het dossier, en de grond voor weigering van de aanvraag moet afwegen tegen
de verblijfsduur, de leeftijd, de gezondheid, de gezins- en economische situatie, de sociale en culturele
integratie in België, en de banden met het herkomstland. (717)

Download date: 18/04/2022


Bij een positieve beslissing of bij gebrek aan beslissing binnen zes maanden, ontvangt het familielid
een ‘verblijfskaart van een familielid van een EU-burger’ (bijlage 9) in de vorm van een elektronische
F-kaart. Indien de F-kaart niet meteen afgeleverd kan worden, wordt het attest van immatriculatie ver-
lengd tot de afgifte van de verblijfskaart. (718) Hoewel de elektronische F-kaart in principe een geldig-
heidsduur van vijf jaar heeft, is het verblijfsrecht zelf van onbeperkte duur, maar is het de eerste vijf jaar
onderworpen aan voorwaarden.
Indien het verblijfsrecht niet wordt erkend, ontvangt het familielid een bijlage 20, al dan niet met een
bevel het grondgebied te verlaten. Hiertegen kan binnen dertig dagen een schorsend annulatieberoep
worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. In dat geval krijgt het familielid een
voorlopig verblijfsrecht onder de vorm van een bijlage 35, die maandelijks kan verlengd worden in af-
wachting van de uitspraak.

2.3.4.3.3.3. Kinderen van gescheiden levende ouders – ontvoerde kinderen

De gezinshereniging van kinderen van gescheiden ouders kan bemoeilijkt worden door de onwil van een
van beide ouders om ze al dan niet tijdelijk af te staan.
In de situatie dat beide ouders overeenkomen dat het kind de hoofdverblijfplaats zal hebben bij een ouder
die in België woont, volstaat dus de toestemming van de afwezige ouder. Die toestemming moet schrif-
telijk gegeven worden. Werd bij een gerechtelijke beslissing (bv. een echtscheidingsakte) het hoederecht
toegewezen aan de ouder in België, dan moet een afschrift van die beslissing worden toegevoegd. Is het
een buitenlandse beslissing die de hoede toewees, dan dient het afschrift te worden gelegaliseerd, en
vertaald, tenzij het in het Nederlands, Frans, Duits of Engels is opgesteld.
Wanneer de ouder in het buitenland niet bereid is om toestemming te geven, kan alleen een gezinsher-
eniging worden toegestaan als de burgerlijke rechter het hoederecht toestaat aan de ouder in België. En
zelfs als dat gebeurt, betekent dat nog geen oplossing. Als het kind de vreemde nationaliteit heeft, kan
het wel een visum krijgen maar zullen de grensbeambten van het thuisland bij controle van het paspoort
niettemin kunnen eisen dat er eerst een toestemming is van de ouder in hun land om überhaupt het land te
kunnen verlaten. Heeft het kind de Belgische nationaliteit, dan kan het reizen met een Belgisch paspoort,
en hebben de grensautoriteiten van het thuisland wat dat betreft geen bevoegdheid meer.
Ingeval een onwillige ouder een kind niet of niet meer naar België laat komen, is behalve een poging tot
verzoening of overleg, ook een contact met de Belgische ambassade in het thuisland nuttig, voor afgifte
van een Belgisch paspoort of voor het starten van een procedure ter verkrijging van de Belgische natio-
naliteit. De meeste ambassades zijn ook via e-mail te bereiken (zie www.diplobel.fgov.be).

(717) Artikel 42quater § 1, derde lid Vw.


(718) Artikel 52 § 4 Vb.

410 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Voor een groot aantal landen is in geval van ontvoering van minderjarigen het Verdrag van ‘s-Graven-
hage van toepassing. Met toepassing van dit verdrag kan voor kinderen jonger dan 16 jaar een procedure
gestart worden door het Ministerie van Justitie, Dienst voor wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken,
Waterloolaan 115, 1000 Brussel, tel. 02-542 65 11).
Deze procedure wordt het best gestart zes maanden na het vertrek of de ontvoering van het kind en geldt
uiteraard alleen voor kinderen die tevoren in België verbleven. Bij ontvoering naar een staat die geen

Company: VUB
partij is bij het Verdrag van ‘s-Gravenhage, dient contact opgenomen te worden met het Ministerie van
Buitenlandse Zaken wanneer de in België verblijvende ouder een Belg is. Ouders van een andere natio-
naliteit dienen in die situatie contact op te nemen met hun ambassade.
Voor ontvoeringen naar Tunesië of Marokko gelden specifieke protocollen die een terugkeer bewerkstel-
ligen voor kinderen tot 18 jaar.

Download date: 18/04/2022


Deze problematiek valt verder buiten het bestek van deze tekst, en een gedetailleerd overzicht van de
genoemde verdragen is terug te vinden in een brochure op www.just.fgov.be/index_nl.htm, doorklikken
naar publicaties.

2.3.4.3.4. Gevolgen van het toekennen van het verblijfsrecht

Een belangrijke vernieuwing sinds 1 juni 2008, is het invoeren van twee fases na de toekenning van een
verblijfsrecht aan familieleden van EU-burgers. Gedurende de eerste twee jaar was het verblijfsrecht
nog aan bepaalde voorwaarden onderworpen. De wet van 8 juli 2011 behield dit onderscheid, en trok de
controleperiode op de algemene voorwaarden voor gezinshereniging op van twee naar drie jaar (behalve
voor familieleden van EU-studenten). De controleperiode werd vervolgens met de programmawet van
28 juni 2013 opgetrokken tot vijf jaar. (719) Daarna is er sprake van een duurzaam verblijfsrecht, dat
slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden nog ingetrokken kan worden.

2.3.4.3.4.1. Vijf jaar verblijf onder voorwaarden

Tijdens de eerste vijf jaar van het verblijf kan de DVZ bepaalde voorwaarden waaronder het verblijfsrecht
is toegekend, blijven controleren. Deze controleperiode begint te lopen vanaf de datum van de aanvraag
van een verblijfsrecht op grond van gezinshereniging, en niet vanaf de toekenning van het verblijfsrecht
of de afgifte van de E- of F-kaart. Voor EU-familieleden loopt de controleperiode van vijf jaar dus vanaf
de afgifte van de bijlage 19, voor niet-EU familieleden loopt die vanaf de afgifte van de bijlage 19ter (bij
aanvragen vanuit België) of vanaf de afgifte van de bijlage 15 bij aankomst in België (bij visumaanvragen
vanuit het buitenland).
Er kan een einde gemaakt worden aan het verblijfsrecht indien de EU-burger die men begeleidt of ver-
voegt zelf zijn verblijfsrecht verliest, België verlaat, of overlijdt. Ook wanneer er een einde komt aan de
relatie door echtscheiding, nietigverklaring van het huwelijk of beëindiging van het partnerschap of wan-
neer er geen gezamenlijke relatie meer is met de EU-burger, kan het verblijfsrecht worden ingetrokken.
Familieleden van economisch niet-actieve EU-burgers kunnen bovendien hun verblijfsrecht verliezen
wanneer ze een onredelijke belasting vormen voor de Belgische sociale bijstand (bv. wanneer ze langdu-
rig een beroep doen op het OCMW). (720)

(719) BS 1 juli 2013.


(720) Artikel 42ter § 1, eerste lid en artikel 42quater § 1, eerste lid Vw.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 411


Derdelander

Ook voor familieleden van EU-studenten is er een controleperiode van vijf jaar. Tijdens de eerste twee
jaar kan een einde gemaakt worden aan het verblijfsrecht om de reeds vermelde redenen.
Tijdens het derde, vierde en vijfde jaar kan de DVZ slechts een einde maken aan het verblijfsrecht wan-
neer er ook elementen zijn die wijzen op een schijnsituatie. (721)
Het feit dat descendenten van meer dan 21 jaar oud of ascendenten niet meer ten laste zijn van hun Eu-

Company: VUB
ropese familielid vormt geen grond om een einde te maken aan het verblijfsrecht, aangezien deze voor-
waarde alleen geldt voor de periode vóór de aanvraag tot gezinshereniging.
De DVZ kan echter het verblijfsrecht niet meer zomaar intrekken wanneer niet meer aan de voorwaarden
voor gezinshereniging wordt voldaan. De wet van 8 juli 2011 voerde een evenredigheidstoets in. Net als
bij de beoordeling van de aanvraag, moet de DVZ rekening houden met alle elementen van het dossier.

Download date: 18/04/2022


De grond voor intrekking van het verblijfsrecht moet afgewogen worden tegen de verblijfsduur, de leef-
tijd, de gezondheid, de gezins- en economische situatie, de sociale en culturele integratie in België, en de
banden met het herkomstland. (722)
Bij uitzondering verliezen kinderen van EU-burgers die België verlaten of overlijden, die in België ver-
blijven, en die aan een onderwijsinstelling zijn ingeschreven hun verblijfsrecht niet tot de voltooiing
van hun studies. Ook de ouder die de bewaring heeft van deze kinderen, verliest zijn/haar verblijfsrecht
niet, (723) zelfs niet na de meerderjarigheid van het kind. (724)
Ook wanneer het familielid van de EU-burger zelf een EU-burger is, kan hij zijn verblijfsrecht behouden
wanneer hij voldoet aan de regels die gelden voor Unieburgers.
Niet-EU-familieleden van EU-burgers die overlijden, kunnen hun verblijfsrecht toch behouden wanneer
ze ten minste één jaar in België verbleven hebben in de hoedanigheid van familielid van een EU-burger,
en ze
– aantonen dat ze werknemer of zelfstandige zijn in België, of
– over voldoende bestaansmiddelen beschikken voor zichzelf en hun familieleden om te voorkomen
dat ze ten laste vallen van de Belgische sociale bijstand, en een ziektekostenverzekering hebben die
alle risico’s in België dekt, of deel uitmaken van een familie waarvan een persoon voldoet aan deze
voorwaarden. (725)
Ook wanneer er een einde komt aan hun relatie met de in België verblijvende EU-burger (door echt-
scheiding, nietigverklaring van het huwelijk of beëindiging van het partnerschap) of wanneer er geen
gezamenlijke vestiging meer is, kunnen niet-EU-familieleden hun verblijfsrecht behouden, wanneer:
– het huwelijk of het partnerschap ten minste drie jaar heeft geduurd, waarvan ten minste één jaar in
België;
– het recht van bewaring van de kinderen van de EU-burger is toegewezen aan de partner die geen
Unieburger is, en de kinderen in België verblijven;
– het omgangsrecht met een minderjarig kind is toegewezen aan de partner die geen Unieburger is, en
de rechter heeft bepaald dat dit recht van bewaring in België moet worden uitgeoefend; of
– in bijzonder schrijnende situaties, bijvoorbeeld indien het familielid tijdens het huwelijk of het
geregistreerd partnerschap slachtoffer was van huiselijk geweld. Dit is ook zo voor situaties van
psychisch geweld. (726)

(721) Artikel 42ter § 1, tweede lid en artikel 42quater § 1, tweede lid Vw.
(722) Artikel 42ter § 1, derde lid en artikel 42quater § 1, derde lid Vw.
(723) Artikel 42ter § 2 en artikel 42quater § 2 Vw.
(724) H.v.J. 23 februari 2010, Ibrahim en Teixeira, Zaak C-480/08 en C-310/08.
(725) Artikel 42quater § 3 Vw.
(726) RvV 1 februari 2016, nr. 161.145.

412 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Om van deze uitzondering gebruik te kunnen maken, moet het niet-EU-familielid:


– aantonen dat hij/zij werknemers of zelfstandige is in België, of
– over voldoende bestaansmiddelen beschikken voor zichzelf en zijn/haar familieleden om te voorko-
men dat hij/zij ten laste valt van de Belgische sociale bijstand, en een ziektekostenverzekering heb-
ben die alle risico’s in België dekt, of deel uitmaken van een familie waarvan een persoon voldoet
aan deze voorwaarden. (727)

Company: VUB
De DVZ kan ook altijd het verblijfsrecht intrekken wanneer er sprake is van:
– fraude, die van doorslaggevend belang was voor de erkenning van het verblijfsrecht;
– gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid; en
– gevaar voor de volksgezondheid. Dat gevaar bestaat alleen in geval van ziekten die worden vermeld
in de Verblijfswet, die binnen drie maanden na aankomst op het grondgebied optreden.

Download date: 18/04/2022


Indien de DVZ beslist om het verblijfsrecht in te trekken, wordt een bijlage 21 afgeleverd, met bevel om
het grondgebied te verlaten. De verklaring van inschrijving of elektronische E-kaart (voor EU-familie-
leden) of de verblijfskaart voor familieleden van een EU-burger of elektronische F-kaart (voor niet-EU-
familieleden) wordt dan ingetrokken. (728) Hiertegen staat een schorsend beroep bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen open.

2.3.4.3.4.2. Duurzaam verblijfsrecht

Na vijf jaar ononderbroken verblijf in België, te rekenen vanaf de afgifte van de bijlage 19 (voor EU-fa-
milieleden) of de afgifte van de bijlage 19ter of bij lage 15 (voor niet-EU-familieleden) krijgt het familie-
lid van een EU-burger een duurzaam verblijfsrecht. EU-familieleden krijgen dit recht automatisch na vijf
jaar ononderbroken verblijf, te rekenen vanaf de datum van inschrijving in het wachtregister. Ze hoeven
hiertoe dus geen aanvraag in te dienen. Wel kunnen zij een document ter staving van het duurzaam ver-
blijfsrecht aanvragen bij de gemeente via een bijlage 22 (= aanvraag om duurzaam verblijf). (729)
Een niet-EU-familielid heeft dit duurzaam verblijfsrecht niet automatisch, maar moet het duurzaam ver-
blijf aanvragen bij de gemeente vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn verblijfskaart als
familielid van een EU-burger (elektronische F-kaart, geldig voor vijf jaar), op straffe van een adminis-
tratieve geldboete van 200 euro. Het duurzaam verblijfsrecht wordt voor niet-EU-familieleden erkend
na vijf jaar ononderbroken verblijf (te rekenen vanaf de afgifte van de bijlage 19ter of bijlage 15), op
voorwaarde dat het niet-EU-familielid gedurende de periode van drie jaar gezamenlijk gevestigd was met
de EU-burger (tenzij de uitzonderingen op het verlies van verblijfsrecht gedurende de eerste drie jaar van
toepassing zijn: zie 2.3.4.3.4.1.). (730)
Het ononderbroken karakter van het verblijf wordt niet beïnvloed door tijdelijke afwezigheden van niet
meer dan zes maanden per jaar, door afwezigheden van langere duur voor de vervulling van militaire
verplichtingen, door één afwezigheid van ten hoogste twaalf achtereenvolgende maanden om belangrijke
redenen (zoals zwangerschap en bevalling, ernstige ziekte, studie of beroepsopleiding), noch door uitzen-
ding om werkzaamheden te verrichten buiten België. (731)

(727) Artikel 42quater § 4 Vw.


(728) Artikel 54 Vb.
(729) Artikel 42quinquies § 1, eerste lid Vw.; artikel 55 Vb.
(730) Artikel 42quinquies § 1, tweede lid en § 6 Vw.; artikel 56 Vb.
(731) Artikel 42quinquies § 3 Vw.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 413


Derdelander

Familieleden van EU-werknemers en EU-zelfstandigen kunnen al vlugger dan na vijf jaar een duurzaam
verblijfsrecht verkrijgen, wanneer de EU-werknemer of EU-zelfstandige vóór de vijf jaar verblijf in Bel-
gië stopt met werken ten gevolge van een blijvende arbeidsongeschiktheid, op voorwaarde dat:
– de EU-werknemer of EU-zelfstandige twee jaar ononderbroken in België heeft verbleven, of
– de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een arbeidsongeval of beroepsziekte waardoor recht
ontstaat op een uitkering die geheel of deels ten laste komt van een Belgische instelling.

Company: VUB
Ook wanneer de EU-werknemer of EU-zelfstandige op het tijdstip waarop hij stopt met werken, de
wettelijke leeftijd heeft bereikt waarop hij aanspraak kan maken op een ouderdomspensioen, kan zijn
familielid al vroeger dan na vijf jaar een duurzaam verblijfsrecht krijgen. Hetzelfde geldt wanneer de
EU-werknemer of EU-zelfstandige overlijdt in de loop van zijn beroepsleven, voordat hij een duurzaam
verblijfsrecht heeft verkregen, op voorwaarde dat:

Download date: 18/04/2022


– de werknemer of zelfstandige op het tijdstip van overlijden gedurende twee jaar ononderbroken in
België verbleven heeft, of
– het overlijden van de werknemer of zelfstandige het gevolg is geweest van een arbeidsongeval of
beroepsziekte. (732)
Indien een procedure hangende is voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, wordt de erkenning
van het duurzaam verblijfsrecht geschorst in afwachting van de beslechting van deze procedure. (733)
Ook familieleden van EU-studenten kunnen een duurzaam verblijfsrecht krijgen na vijf jaar ononderbro-
ken verblijf in België. (734)
Het duurzaam verblijfsrecht dient aangevraagd te worden bij het gemeentebestuur via de bijlage 22.
Wanneer het familielid niet alle bewijzen kan overmaken om aan te tonen dat hij voldoet aan de voor-
waarden voor een duurzaam verblijfsrecht, zal de gemeente de aanvraag onontvankelijk verklaren via
de bijlage 23. Tegen deze beslissing kan het familielid een schorsend beroep indienen bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen. In het andere geval maakt het gemeentebestuur de aanvraag over aan de
DVZ, die een beslissing neemt binnen vijf maanden.
Indien de DVZ oordeelt dat niet aan de voorwaarden voor duurzaam verblijf is voldaan, ontvangt de
vreemdeling een bijlage 24 (= beslissing tot weigering van het duurzaam verblijf), waartegen een schor-
send beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen open staat. Indien het duurzaam verblijf wordt
erkent of indien geen beslissing wordt genomen binnen vijf maanden te rekenen vanaf de afgifte van de
bijlage 22, ontvangt het EU-familielid een document ter staving van duurzaam verblijf (bijlage 8bis) of
elektronische E+-kaart.
Voor niet-EU-familieleden is dat een duurzame verblijfskaart van een familielid van een EU-burger (bij-
lage 9bis) of elektronische F+-kaart.
Bovendien wordt het familielid met duurzaam verblijfsrecht ingeschreven in het bevolkingsregister.
Wanneer de verblijfskaart van een niet-EU-familielid vervalt voordat het duurzaam verblijfsrecht is er-
kend, wordt deze afgenomen, en ontvangt het familielid een bijlage 15. Dit document bewijst dat het
familielid een aanvraag om duurzaam verblijf heeft ingediend, en dekt voorlopig het verblijf gedurende
de termijn waarbinnen DVZ een beslissing moet nemen.

(732) Artikel 42sexies Vw.


(733) Artikel 42quinquies § 4 Vw.
(734) Artikel 42quinquies § 2 Vw.

414 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Wanneer een duurzaam recht op verblijf werd verkregen, kan het slechts worden verloren door een af-
wezigheid van meer dan twee achtereenvolgende jaren uit België. (735) Verder kan een familielid met
duurzaam verblijfsrecht slechts worden verwijderd wanneer hij/zij een ernstig gevaar vormt voor de
openbare orde of nationale veiligheid. Een strafrechtelijke veroordeling op zich is geen voldoende bewijs
van een dergelijk gevaar. Een familielid met duurzaam verblijfsrecht kan alleen nog verwijderd worden
van het grondgebied in geval van een ernstige aanslag op de nationale veiligheid wanneer het gaat om

Company: VUB
een gezinslid dat de laatste tien jaar in België heeft verbleven, of een minderjarig gezinslid (tenzij de
verwijdering in het belang zou zijn van de minderjarige). Een verwijdering kan uitsluitend plaatsvinden
met een KB tot uitzetting en na advies van de Commissie van Advies voor Vreemdelingen. (736) Voorts
kan het duurzaam verblijfsrecht steeds ingetrokken worden in geval van fraude, die van doorslaggevend
belang was voor de erkenning van dat duurzaam verblijfsrecht. (737) In dat geval kan DVZ een bevel om

Download date: 18/04/2022


het grondgebied te verlaten afleveren. Tegen het verlies van het duurzaam verblijfsrecht staat een schor-
send beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen open. Let wel, ook bij het intrekken van het
duurzaam verblijfsrecht moet de DVZ een evenredigheidstoets in acht nemen, en rekening houden met
alle elementen van het dossier. De grond voor intrekking van het verblijfsrecht moet afgewogen worden
tegen de verblijfsduur, de leeftijd, de gezondheid, de gezins- en economische situatie, de sociale en cul-
turele integratie in België, en de banden met het herkomstland. (738)

2.3.4.4. Gezinshereniging met een vreemdeling van buiten de EER

2.3.4.4.1. Algemeen

Wie als niet-EER-onderdaan (een derdelander) met een verblijfsrecht in België een gezinslid naar België
wil halen om hier samen te verblijven, kan hiervoor zelf geen procedure inleiden. Het is het gezinslid dat
hierheen komt, dat het verblijf moet aanvragen.
Sinds 1 juni 2007 gelden er nieuwe regels inzake gezinshereniging met een verblijfsgerechtigde derde-
lander. Deze regels werden aanzienlijk verstrengd door de wet van 8 juli 2011. (739) Zo werd bijvoor-
beeld een inkomensvoorwaarde ingevoerd, en kan de verblijfsaanvraag voor bepaalde familieleden van
derdelanders niet meer in België worden ingediend, maar alleen nog bij de bevoegde Belgische diploma-
tieke of consulaire post in het herkomstland. De nieuwe regels zijn van kracht sinds 22 september 2011,
en hebben sinds 10 oktober 2011 volle uitwerking gekregen, na publicatie van het nodige uitvoeringsbe-
sluit in het Belgisch Staatsblad. (740)
Verschillende organisaties formuleerden ernstige juridische bezwaren met betrekking tot de nieuwe voor-
waarde van toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen, en het invoeren van een ontvankelijk-
heidsfase en wachtperiode voor gezinshereniging met derdelanders. Ook wat betreft het respecteren van
de bilaterale tewerkstellingsakkoorden van België rijst er twijfel.

(735) Artikel 42quinquies § 7 Vw.


(736) Artikel 45-46 Vw.
(737) Artikel 42septies Vw.
(738) Artikel 42ter § 1, derde lid en artikel 42quater § 1, derde lid Vw.
(739) Wet van 8 juli 2011 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging (BS 12 sep-
tember 2011).
(740) KB van 21 september 2011 tot wijziging van de KB’s van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied,
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoerings-
modaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van 7 mei 2008 tot vaststelling
van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (BS 10 oktober 2011).

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 415


Derdelander

De juridisch-technische bezwaren tegen de nieuwe wet hebben ertoe geleid dat de wet werd aangevoch-
ten voor het Grondwettelijk Hof, dat hierover uitspraak deed op 26 september 2013. Waar de rechtspraak
van het Grondwettelijk Hof de bestaande regels heeft vernietigd of een verzoenende interpretatie heeft
gegeven, wordt dat opgenomen in de tekst.
De wet van 8 juli 2011 voerde een wachtperiode in van minstens twaalf maanden verblijf voor de derde-
lander met onbeperkt verblijfsrecht die zich wil laten vervoegen door onder meer zijn echtgenoot. (741)

Company: VUB
Deze voorwaarde geldt niet voor derdelanders met een beperkt verblijfsrecht of voor een gezinshereni-
ging met Belgen of EU-burgers.
Asielzoekers of kandidaat-vluchtelingen beschikken niet over een machtiging tot verblijf van meer dan
drie maanden en kunnen dan ook geen gezinsleden laten overkomen. Artikel 88 van het KB Verblijf stelt

Download date: 18/04/2022


wel dat de gezinsleden in België van een asielzoeker, die over een attest van immatriculatie beschikt, ook
een attest van immatriculatie krijgen.
De rechthebbende gezinsleden zijn doorgaans de minderjarige kinderen ten laste en de echtgenoot of
partner. Kleinkinderen of ouders kunnen normaal gesproken geen gezinshereniging verkrijgen, met uit-
zondering van de ouders van minderjarige erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden.
Hulpbehoevende ouders kunnen wel een beroep doen op een machtiging tot verblijf om humanitaire
redenen met toepassing van artikel 9 Verblijfswet.
Voor onderdanen van Turkije, (742) Tunesië, (743) Algerije (744) en Marokko; (745) Servië, Kroatië,
Macedonië, Bosnië, Montenegro en Kosovo (746) zijn echter nog steeds de bilaterale verdragen inzake
arbeidsmigratie van kracht. Zij bevatten enkele afwijkende bepalingen inzake het recht op gezinshereni-
ging en bieden het voordeel dat ze de meer restrictieve regelingen van de Verblijfswet uitsluiten.
De verdragen met Marokko, Tunesië, Algerije, Servië, Kroatië, Bosnië, Macedonië, Montenegro en Kos-
ovo voorzien in een recht op gezinshereniging na drie maanden tewerkstelling, voor de echtgenoot en de
minderjarige kinderen ten laste. Wel is er een bewijs van voldoende huisvesting vereist. Voor deze landen
geldt geen vereiste van minimumleeftijd van 21 jaar voor gezinshereniging op basis van huwelijk; de
leeftijd van minderjarigheid van de kinderen kan dus verschillen.
Gezinsleden van Turkse onderdanen worden tot binnenkomst toegelaten na één maand tewerkstelling en
voldoende huisvesting, en ‘in bijzondere gevallen’ genieten ook ascendenten ten laste een gezinshereni-
ging. Artikel 12 van het Europees Verdrag betreffende het juridisch statuut van de migrerende werknemer
– behalve op Unieburgers ook van toepassing op Turkse werknemers – voorziet ten slotte in een recht op
gezinshereniging voor de echtgenoot en voor de kinderen zolang ze ten laste zijn.

(741) Art. 10 § 1, eerste lid, 4° Vw. De wet voorziet echter ook in enkele uitzonderingen. Die termijn van twaalf maanden ver-
valt indien de echtelijke band of het geregistreerde partnerschap reeds bestond voor de vreemdeling die vervoegd wordt,
in België aankwam of indien zij een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben, of indien het familieleden betreft van
een vreemdeling die erkend is als vluchteling of die de subsidiaire bescherming geniet.
(742) Akkoord tussen België en Turkije betreffende de tewerkstelling van Turkse werknemers in België, 16 juli 1964, BS
17 juni 1977.
(743) Overeenkomst tussen België en Tunesië betreffende de tewerkstelling van Tunesische werknemer in België, 7 augustus
1969, BS 17 juni 1977.
(744) Akkoord tussen België en Algerije betreffende de tewerkstelling van Algerijnse werknemers in België, 8 januari 1970,
BS 17 juni 1977.
(745) Verdrag tussen België en Marokko betreffende de tewerkstelling van Marokkaanse werknemers in België, 17 februari
1964, BS 17 juni 1977.
(746) De overeenkomst tussen België en Joegoslavië van 23 juli 1970 (BS 17 juni 1977) blijft geldig tussen België en de re-
publieken Slovenië en Kroatië (BS 12 december 1997), Servië en Montenegro (BS 5 april 2006) en Kosovo (BS 14 mei
2010). Voor Bosnië is er nog geen officiële bevestiging maar voor de Dienst Verdragen van het ministerie van Buiten-
landse Zaken staat de geldigheid van het verdrag voor Bosnische onderdanen buiten discussie.

416 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Let wel: sinds de inwerkingtreding van de nieuwe wet van 8 juli 2011 worden deze akkoorden beperkend
geïnterpreteerd. Om van dit ruimere recht op gezinshereniging gebruik te kunnen maken, moet de ver-
blijfsgerechtigde vreemdeling in België:
– zijn verblijfsrecht verworven hebben doordat hij naar België is gereisd omwille van een tewerkstel-
ling in het kader en onder de voorwaarden van die tewerkstellingsovereenkomst; en
– moet de afstammingsband, de echtelijke band of het geregistreerde partnerschap reeds bestaan vóór

Company: VUB
de persoon die vervoegd wordt, in België aankwam. (747)
Familieleden van vreemdelingen die bijvoorbeeld hier geboren zijn, kunnen dus geen aanspraak maken
op deze regelgeving. Bovendien moeten de inhoudelijke voorwaarden tot toepassing van de verdragen
vervuld zijn. Tot slot wordt ook geen recht op gezinsvorming meer toegestaan op basis van de bilaterale
tewerkstellingsakkoorden. De nieuwe wet inzake gezinshereniging volgt hiermee de praktijk die de DVZ

Download date: 18/04/2022


sinds 2010 toepast, naar aanleiding van een arrest van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. (748)
De rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is echter niet eenduidig ter zake. (749) Bo-
vendien voegt de nieuwe wet hiermee extra voorwaarden toe aan de bilaterale akkoorden. Deze akkoor-
den hebben echter nog steeds directe werking, en primeren dus op de nationale wetgeving van België.
Het Europese Hof van Justitie bevestigde onlangs deze rechtstreekse werking in een arrest betreffende
het bilateraal akkoord met Turkije. (750) Dat betekent dat de voordelige bepalingen van de akkoorden
rechtstreeks ingeroepen kunnen worden voor een nationale rechtbank om strijdige nationale rechtsregels
buiten toepassing te laten. Een lidstaat mag dus geen strengere voorwaarden opleggen om van het recht
op gezinshereniging voorzien in een bilateraal akkoord gebruik te kunnen maken. (751)
Hierna worden achtereenvolgens de familieleden besproken die zich kunnen herenigen met hun
niet-EER-familielid in België, en de procedure die zij daarvoor moeten volgen.

2.3.4.4.2. Wie heeft recht op verblijf?

2.3.4.4.2.1. De echtgenoot of gelijkgestelde partner

Artikel 10 Verblijfswet bepaalt onder welke voorwaarden een echtgenoot of daarmee gelijkgestelde part-
ner recht heeft op verblijf, ingeval het gaat om gezinshereniging met een vreemdeling die in België
beschikt over een verblijf van onbepaalde duur. Artikel 10bis, § 2 bepaalt de voorwaarden voor gezins-
hereniging met een derdelander die een beperkt verblijfsrecht heeft.
De begunstigden van dit verblijfsrecht zijn de buitenlandse echtgenoot, en de vreemdeling met wie een
geregistreerd partnerschap is gesloten dat als gelijkwaardig wordt beschouwd met het huwelijk in België,
die met hem komt samenleven, op voorwaarde dat beiden ouder zijn dan 21 jaar. De minimumleeftijd
is 18 jaar als het huwelijk of gelijkgesteld partnerschap al bestond vóór de rechtgevende vreemdeling in
België aankwam.

(747) Artikel 15 van de wet van 8 juli 2011 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinsher-
eniging (BS 12 september 2011).
(748) Arrest van de RvV van 29 april 2009, nr. 26.661.
(749) Zie het arrest van de RvV van 28 mei 2009, nr. 28.068, waarin niet werd geëist dat de gezinshereniger een werknemer
moest zijn die geselecteerd en in dienst genomen werd in het kader van de tewerkstellingsovereenkomst.
(750) Arrest van het Hof van Justitie van 29 maart 2012, Staatssecretaris van Justitie tegen Tayfun Kahveci (C-7/10) en Osman
Inan (C-9/10).
(751) Zie Nieuwsbrief nr. 4-2012 van het Kruispunt Migratie-Integratie van 30 april 2012.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 417


Derdelander

Artikel 10 benadrukt verder dat het niet van toepassing is op een tweede (polygame) echtgenoot, en ook
niet op de kinderen uit een polygaam huwelijk, die afstammen van de andere echtgenoot dan diegene die
in België is.
Welke partnerschappen gelijkgesteld worden met een huwelijk wordt bepaald door een KB van 17 mei
2007 (BS 31 mei 2007). Het zou gaan om partnerschappen die werden aangegaan in de volgende landen:
– Denemarken;

Company: VUB
– Duitsland;
– Finland;
– IJsland;
– Noorwegen;
– Verenigd Koninkrijk;

Download date: 18/04/2022


– Zweden.
Voorwaarden
Inkomensvoorwaarde
De in België verblijvende derdelander moet nu ook bewijzen dat hij over stabiele en toereikende bestaans-
middelen beschikt om zichzelf en zijn gezinsleden te onderhouden en om te voorkomen dat zij ten laste
van de openbare overheden vallen. Hij moet daartoe een inkomen kunnen bewijzen van minstens 120%
van het leefloon (voor 2016 was dit bedrag nog vastgesteld op 1 387,83 EUR netto/maand, namelijk het
tarief voor een persoon met gezin ten laste). Dit inkomen mag niet bestaan uit leefloon, maatschappelijke
dienstverlening, gezinsbijslag, wachtuitkering en overbruggingsuitkering. Een werkloosheidsuitkering
telt alleen mee voor wie bewijst actief werkzoekend te zijn. Het bedrag van 120% van het leefloon is
slechts een referentiebedrag. Indien het inkomen lager is, zal de aanvraag niet automatisch geweigerd
worden. De DVZ moet in dat geval onderzoeken of het inkomen voldoende is volgens de eigen behoeften
van het gezin, rekening houdend met de aard en de regelmatigheid van de inkomsten, zonder dat het gezin
ten laste mag vallen van de overheid. Ook onder meer de gezondheidstoestand van de betrokkenen en hun
gezinssituatie zijn hierbij van belang. (752) Deze verplichting om een individuele behoefteanalyse uit te
voeren, werd bevestigd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, die de DVZ veroordeelde omdat
uit de motivering van de weigeringsbeslissing niet bleek of de DVZ deze analyse had uitgevoerd. (753)
Voldoende huisvesting
Voor alle categorieën geldt dat de rechtgevende vreemdeling moet bewijzen over behoorlijke huisvesting te
beschikken. Er is sprake van voldoende huisvesting wanneer de woning voldoet aan de elementaire vereis-
ten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid in de zin van artikel 2 van de Huurwet van 20 februari
1991. Dat kan bewezen worden met een geregistreerd huurcontract of een notariële eigendomstitel van de
woning waar de verblijfsgerechtigde vreemdeling zijn hoofdverblijfplaats heeft. (754) Wanneer de woning
onbewoonbaar werd verklaard, weigert de DVZ de aanvraag tot gezinshereniging. Ook moet er een ziekte-
kostenverzekering voorhanden zijn die de risico’s in België voor alle gezinsleden dekt.
De voorwaarden van voldoende bestaansmiddelen, behoorlijke huisvesting en ziekteverzekering zijn niet
van toepassing op echtgenoten en gelijkgestelde partners van erkende vluchtelingen, of vreemdelingen

(752) Arrest van de Rvv van 31 januari 2012, nr. 74.258. Voor het bewijs van ‘stabiele en regelmatige bestaansmiddelen’
aanvaardt de DVZ geen contracten op basis van art. 60 OCMW-wet. Op grond van artikel 8 EVRM vernietigde de RvV
echter een weigeringsbeslissing die op deze grond gebaseerd was, en verklaarde dat de DVZ niet alleen rekening moet
houden met de wettelijke voorwaarden, maar ook met de belangen van het gezin.
(753) Arrest van de RvV van 29 maart 2012, nr. 78.310. De weigeringsbeslissing van de DVZ werd vernietigd, omdat ze geen
verwijzing bevatte naar artikel 42 § 1, tweede lid Vw. of naar een onderzoek van de concrete situatie van het gezin.
(754) KB van 26 augustus 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, in werking getreden op 8 oktober 2010.

418 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

die subsidiaire bescherming genieten op voorwaarde dat het huwelijk of partnerschap al bestond voordat
de vreemdeling België binnenkwam, en voor zover de gezinshereniging werd aangevraagd binnen een
jaar na de beslissing tot erkenning als vluchteling, de toekenning van de subsidiaire bescherming.
De voorwaarde van behoorlijke huisvesting geldt ook niet indien de vreemdeling met beperkt verblijfs-
recht die vervoegd wordt de status van langdurigingezetene heeft verkregen in een andere EU-lidstaat,
en gemachtigd is om tijdelijk in België te verblijven. De voorwaarde is wel dat het familielid al deel

Company: VUB
uitmaakte van het gezin van de vreemdeling in de eerste EU-lidstaat.
Medisch attest
Ook moet een medisch attest voorgelegd worden dat bewijst dat men niet lijdt aan een van de ziekten
vermeld in de nieuwe bijlage van de Verblijfswet.

Download date: 18/04/2022


Het gaat om de volgende ziekten, die een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren:
1) tot quarantaine aanleiding gevende ziekten vermeld in het Internationaal Gezondheidsreglement
nr. 2 van 25 mei 1951 van de Wereldgezondheidsorganisatie;
2) tuberculose van de luchtwegen, in een actief stadium of met ontwikkelingstendensen;
3) syfilis;
4) andere besmettelijke door infectie of parasieten teweeggebrachte ziekten, voor zover zij in het ont-
vangende land onder beschermende bepalingen ten aanzien van de inwoners vallen.
Wachtperiode
Voor echtgenoten of gelijkgestelde partners van niet-EER-vreemdelingen met onbeperkt verblijfsrecht
in België voerde de wet een ‘wachtperiode’ in: hun echtgenoten of partners moeten ten minste twaalf
maanden een verblijfsrecht van onbeperkte duur in België hebben of ten minste twaalf maanden een
gevestigde vreemdeling zijn, alvorens zij hun gezinsleden kunnen laten overkomen. De voorwaarde van
twaalf maanden voorafgaand verblijf geldt niet wanneer:
– het huwelijk of partnerschap reeds bestond vóór de gezinshereniger België binnenkwam;
– de echtgenoten of partners een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben; of
– de gezinshereniger een erkend vluchteling of subsidiair beschermde is.
Deze wachtperiode van 12 maanden bij onbeperkt verblijf of vestiging werd ook aangevochten voor het
Grondwettelijk Hof. Het Hof vernietigde de bepaling niet, maar stelde wel dat de bepaling zo geïnter-
preteerd moet worden dat ook een voorafgaand verblijf van beperkte duur (een A-kaart) moet meetellen
voor de berekening van de wachttijd van 12 maanden. (755)
Voordien werd immers geen rekening gehouden met het beperkte verblijfsrecht waarmee de derdelander
reeds in België had verbleven. Deze praktijk was niet in overeenstemming met artikel 8 van de Gezins-
herenigingrichtlijn 2003/86/EG.
Leeftijd
In de oude migratieakkoorden met de hierboven genoemde landen is de minimumleeftijd van 18 of
21 jaar niet opgenomen. Als de verblijfsgerechtigde zelf ooit naar België is gemigreerd en een van deze
akkoorden van toepassing is, geldt dus de huwbare leeftijd zoals bepaald door het nationale recht van die
landen:
– Marokko: 18 jaar voor meisjes en jongens;
– Turkije: 15 jaar voor meisjes en 17 jaar voor jongens;
– Tunesië: 17 jaar voor meisjes en 20 jaar voor jongens.

(755) GwH 26 september 2013, arrest nr. 121/2013, B.7.5.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 419


Derdelander

In de andere landen is net als in België 18 jaar de minimumleeftijd om te huwen.


De tweede (of volgende) echtgenoot in een polygaam huwelijk heeft geen recht op gezinshereniging.
Een tweede echtgenoot heeft slechts recht op verblijf als het eerste huwelijk is ontbonden. (756) Zodra
de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, kan een verblijfsrecht wor-
den toegekend, zelfs als de visumaanvraag of de aanvraag tot machtiging tot verblijf tevoren was in-
gediend. (757) Die echtscheiding kan een verstoting zijn, indien bewezen is dat de echtgenote hiermee

Company: VUB
akkoord ging.
De echtgenoot moet met de verblijfsgerechtigde samenwonen. Het ontbreken van samenwoonst is een
reden om tot niet-toekenning van het verblijf te besluiten. (758)
Cascadeverbod

Download date: 18/04/2022


Ten slotte geldt er ook een cascadeverbod voor echtgenoten en samenwonende partners. Wie zelf als
echtgenoot of gelijkgestelde of wettelijk geregistreerde partner toegelaten werd tot een verblijf, kan zich
slechts beroepen op het recht om zich te laten vervoegen op basis van een huwelijk en gelijkgesteld of
wettelijk geregistreerd partnerschap indien hij kan bewijzen dat hij gedurende twee jaar regelmatig in het
Rijk heeft verbleven. (759)

2.3.4.4.2.2. De wettelijk geregistreerde partner

Voorwaarden
Duurzame en stabiele partnerrelatie
Ook de wettelijk geregistreerde partner van een niet-Unieburger kan in het kader van gezinshereniging
naar België komen. Deze partner moet wel aantonen dat hij/zij een duurzame en stabiele relatie heeft
met de in België verblijvende vreemdeling. Bovendien moeten beide partners de leeftijd van 21 jaar
bereikt hebben, moeten ze ongehuwd zijn, en mogen ze geen duurzame relatie hebben met een andere
persoon. (760) Ze moeten ook samenwonen. De minimumleeftijd is 18 jaar als het geregistreerd part-
nerschap al bestond vóór de rechtgevende vreemdeling in België aankwam. De Belgische verklaring van
wettelijke samenwoning is een wettelijk geregistreerd partnerschap.
Van een duurzame en stabiele partnerrelatie is er slechts sprake wanneer de partners:
– gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken in België of in een ander
land hebben samengewoond; of
– elkaar sinds ten minste twee jaar kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via
briefwisseling of mail met elkaar contact onderhielden, dat zij elkaar voorafgaand aan de aanvraag
driemaal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen; of
– een gemeenschappelijk kind hebben.
Om de strijd tegen schijnrelaties aan te gaan, besliste de wetgever dat ten aanzien van geen van beide
partners in het verleden een beslissing genomen mag zijn om een huwelijk niet te voltrekken.
Inkomensvoorwaarde
Ook hier geldt dat de in België verblijvende derdelander nu moet bewijzen dat hij over stabiele en toe-
reikende bestaansmiddelen beschikt om zichzelf en zijn gezinsleden te onderhouden en om te voorko-
men dat zij ten laste van de openbare overheden vallen. Hij moet daartoe een inkomen kunnen bewijzen

(756) Voor de bescherming door artikel 8 EVRM in dat geval, zie RvS 16 maart 1999, Rev. dr. étr. 103, 258.
(757) RvS nr. 77.261.
(758) De Raad van State stelt de eis van samenwoonst scherp: RvS nr. 64.222, Rev. dr. étr 1995, 616.
(759) Artikel 10 § 3 Vw.
(760) Artikel 10 § 1, eerste lid, 5° Vw.

420 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

van minstens 120% van het (voor 2016 was dit bedrag nog vastgesteld op 1 360,62 EUR netto/maand,
namelijk het tarief voor een persoon met gezin ten laste). Dit inkomen mag niet bestaan uit leefloon,
maatschappelijke dienstverlening, gezinsbijslag, wachtuitkering en overbruggingsuitkering. Een werk-
loosheidsuitkering telt alleen mee voor wie bewijst actief werkzoekend te zijn. Het bedrag van 120% van
het leefloon is slechts een referentiebedrag. Indien het inkomen lager is, zal de aanvraag niet automatisch
geweigerd worden. De DVZ moet in dat geval onderzoeken of het inkomen voldoende is volgens de

Company: VUB
eigen behoeften van het gezin, rekening houdend met de aard en de regelmatigheid van de inkomsten,
zonder dat het gezin ten laste mag vallen van de overheid. Ook onder meer de gezondheidstoestand van
de betrokkenen en hun gezinssituatie zijn hierbij van belang. (761) Deze verplichting om een individu-
ele behoefteanalyse uit te voeren, werd bevestigd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, die
de DVZ veroordeelde omdat uit de motivering van de weigeringsbeslissing niet bleek of de DVZ deze

Download date: 18/04/2022


analyse had gedaan. (762)
Voldoende huisvesting
Bovendien moet de rechtgevende vreemdeling bewijzen over behoorlijke huisvesting te beschikken. Er
is sprake van voldoende huisvesting wanneer de woning voldoet aan de elementaire vereisten van veilig-
heid, gezondheid en bewoonbaarheid in de zin van artikel 2 van de Huurwet van 20 februari 1991. Dat
kan bewezen worden met een geregistreerd huurcontract of een notariële eigendomstitel van de woning
waar de verblijfsgerechtigde vreemdeling zijn hoofdverblijfplaats heeft. (763) Wanneer de woning onbe-
woonbaar werd verklaard, weigert de DVZ de aanvraag tot gezinshereniging. Ook moet er een ziektekos-
tenverzekering voorhanden zijn die de risico’s in België voor alle gezinsleden dekt.
De voorwaarden van voldoende bestaansmiddelen, behoorlijke huisvesting en ziekteverzekering zijn niet
van toepassing op wettelijk geregistreerde partners van erkende vluchtelingen, of vreemdelingen die sub-
sidiaire bescherming genieten, op voorwaarde dat het partnerschap al bestond voordat de vreemdeling
België binnenkwam, en voor zover de gezinshereniging werd aangevraagd binnen een jaar na de beslis-
sing tot erkenning als vluchteling, of de toekenning van de subsidiaire bescherming. Deze uitzondering
kan dan weer door de DVZ opgeheven worden als de gezinshereniging ook mogelijk zou zijn in een
ander land.
De voorwaarde van behoorlijke huisvesting geldt ook niet indien de vreemdeling met beperkt verblijfs-
recht die vervoegd wordt de status van langdurig ingezetene heeft verkregen in een andere EU-lidstaat,
en gemachtigd is om tijdelijk in België te verblijven. De voorwaarde is wel dat het familielid al deel
uitmaakte van het gezin van de vreemdeling in de eerste EU-lidstaat.
Medisch attest
Ook moet een medisch attest voorgelegd worden dat bewijst dat men niet lijdt aan een van de ziekten
vermeld in de nieuwe bijlage van de Verblijfswet.
Het gaat om de volgende ziekten, die een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren:
– tot quarantaine aanleiding gevende ziekten vermeld in het Internationaal Gezondheidsreglement
nr. 2 van 25 mei 1951 van de Wereldgezondheidsorganisatie;
– tuberculose van de luchtwegen, in een actief stadium of met ontwikkelingstendensen;

(761) Arrest van de Rvv van 31 januari 2012, nr. 74.258. Voor het bewijs van ‘stabiele en regelmatige bestaansmiddelen’
aanvaardt de DVZ geen contracten op basis van art. 60 OCMW-wet. Op grond van artikel 8 EVRM vernietigde de RvV
echter een weigeringsbeslissing die op deze grond gebaseerd was, en verklaarde dat de DVZ niet alleen rekening moet
houden met de wettelijke voorwaarden, maar ook met de belangen van het gezin.
(762) Arrest van de RvV van 29 maart 2012, nr. 78.310. De weigeringsbeslissing van de DVZ werd vernietigd, omdat ze geen
verwijzing bevatte naar artikel 42 § 1, tweede lid Vw. of naar een onderzoek van de concrete situatie van het gezin.
(763) KB van 26 augustus 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, in werking getreden op 8 oktober 2010.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 421


Derdelander

– syfilis;
– andere besmettelijke door infectie of parasieten teweeggebrachte ziekten, voor zover zij in het ont-
vangende land onder beschermende bepalingen ten aanzien van de inwoners vallen.
Wachtperiode
Voor wettelijk geregistreerde partners van niet-EER-vreemdelingen met onbeperkt verblijfsrecht in Bel-
gië voerde de wet een ‘wachtperiode’ in: hun partners moeten ten minste twaalf maanden een verblijfs-

Company: VUB
recht van onbeperkte duur in België hebben of ten minste twaalf maanden een gevestigde vreemdeling
zijn, alvorens zij hun gezinsleden kunnen laten overkomen. De voorwaarde van twaalf maanden vooraf-
gaand verblijf geldt niet wanneer:
– het partnerschap reeds bestond vóór de gezinshereniger België binnenkwam; of
– de partners een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben.

Download date: 18/04/2022


Deze wachtperiode van 12 maanden bij onbeperkt verblijf of vestiging werd ook aangevochten voor het
Grondwettelijk Hof. Het Hof vernietigde de bepaling niet, maar stelde wel dat de bepaling zo geïnter-
preteerd moet worden dat ook een voorafgaand verblijf van beperkte duur (een A-kaart) moet meetellen
voor de berekening van de wachttijd van 12 maanden. (764)
Voordien werd immers geen rekening gehouden met het beperkte verblijfsrecht waarmee de derdelander
reeds in België had verbleven. Deze praktijk was niet in overeenstemming met artikel 8 van de Gezins-
herenigingrichtlijn 2003/86/EG.
Cascadeverbod
Ten slotte geldt er ook hier een cascadeverbod. Wie zelf als echtgenoot of gelijkgestelde of wettelijk
geregistreerde partner toegelaten werd tot een verblijf, kan zich slechts beroepen op het recht om zich te
laten vervoegen op basis van een huwelijk en gelijkgesteld of wettelijk geregistreerd partnerschap indien
hij kan bewijzen dat hij gedurende twee jaar regelmatig in het Rijk heeft verbleven. (765)

2.3.4.4.2.3. Kinderen

Al dan niet gemeenschappelijke kinderen kunnen hun ouders vergezellen op voorwaarde dat ze ten laste
en jonger dan 18 jaar zijn. Kleinkinderen of achterkleinkinderen hebben dat recht niet.
Wanneer een minderjarige die bij zijn ouder in België komt wonen, een eigen kind wil meenemen,
moet voor dat kind een machtiging tot verblijf aangevraagd worden met toepassing van artikel 9 van de
­Verblijfswet.
Voor kinderen van een ouder die zelf is gemigreerd, kan een van de bilaterale akkoorden van toepassing
zijn. Een Tunesische onderdaan is bijvoorbeeld minderjarig tot 20 jaar en kan dus tot die leeftijd gezins-
hereniging aanvragen met zijn of haar ouders.
Is er geen bilateraal akkoord van toepassing, dan moet het gaan om kinderen van minder dan achttien
jaar oud, die met de ouder(s) komen samenleven en die niet gehuwd zijn of samenwonen. Als het om
niet-gemeenschappelijke kinderen gaat, moet het kind ten laste zijn en moet de ouder over het recht van
bewaring beschikken, of moet er, ingeval het recht van bewaring gedeeld wordt, toestemming zijn van
de andere ouder.
Het recht op gezinshereniging geldt niet ten aanzien van kinderen uit een polygaam huwelijk. Die moeten
om gezinshereniging aan te vragen een gewone machtiging tot verblijf indienen op grond van artikel 9,
met bijzondere motivatie.

(764) GwH 26 september 2013, arrest nr. 121/2013, B.7.5.


(765) Artikel 10 § 3 Vw.

422 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Er is ook een recht op gezinshereniging voor het alleenstaande gehandicapte kind dat ouder is dan acht-
tien jaar, voor zover het kind een attest overlegt dat uitgaat van een door de Belgische diplomatieke of
consulaire post erkende arts dat aantoont dat het door zijn handicap niet in zijn eigen behoeften kan
voorzien.
Net als bij gezinshereniging door de echtgenoot of samenwonende partner, moet er bij gezinshereniging
voor de kinderen voldoende huisvesting bewezen worden (via een geregistreerd huurcontract of notariële

Company: VUB
eigendomstitel), het voorhanden zijn van een ziektekostenverzekering en van een medisch attest.
Voor gezinshereniging met de gemeenschappelijke minderjarige kinderen geldt de inkomstenvoorwaarde
niet.
Voor gezinshereniging met het eigen (niet-gemeenschappelijke) kind van een wettelijk geregistreerde

Download date: 18/04/2022


partner, moet de in België verblijvende vreemdeling ook stabiele, toereikende en regelmatige bestaans-
middelen kunnen aantonen. Daartoe moet een inkomen worden bewezen van minstens 120% van het
leefloon (voor 2016 was dit bedrag nog vastgesteld op 1 387,83 EUR netto/maand, namelijk het tarief
voor een persoon met gezin ten laste).
Dit inkomen mag niet bestaan uit leefloon, maatschappelijke dienstverlening, gezinsbijslag, wachtuit-
kering en overbruggingsuitkering. Een werkloosheidsuitkering telt alleen mee voor wie bewijst actief
werkzoekend te zijn. Het bedrag van 120% van het leefloon is slechts een referentiebedrag.
Indien het inkomen lager is, zal de aanvraag niet automatisch geweigerd worden. De DVZ moet in dat
geval onderzoeken of het inkomen voldoende is volgens de eigen behoeften van het gezin, rekening
houdend met de aard en de regelmatigheid van de inkomsten, zonder dat het gezin ten laste mag vallen
van de overheid. Ook onder meer de gezondheidstoestand van de betrokkenen en hun gezinssituatie zijn
hierbij van belang. (766) Deze verplichting om een individuele behoefteanalyse te doen werd bevestigd
door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, die de DVZ veroordeelde omdat uit de motivering van
de weigeringsbeslissing niet bleek of de DVZ deze analyse had uitgevoerd. (767)
Ook wie een meerderjarig gehandicapt kind wil laten overkomen, moet bewijzen over stabiele, regelma-
tige en toereikende bestaansmiddelen te beschikken ten behoeve van zichzelf en van zijn familieleden,
om te voorkomen dat zij ten laste van de openbare overheden vallen. Deze bepaling werd aangevoch-
ten voor het Grondwettelijk Hof. Het Hof vernietigde de bepaling niet maar stelde dat de bepaling zo
geïnterpreteerd moet worden dat voor gezinshereniging van een meerderjarig gehandicapt kind die op
basis van artikel 487bis van het BW in een verlengde staat van minderjarigheid is verklaard, geen inko-
mensvoorwaarde vereist mag worden. Die kinderen worden immers, wegens de bijzondere status die bij
de wet is bepaald, gelijkgesteld met minderjarige kinderen, die niet onder het toepassingsgebied van de
inkomensvoorwaarde vallen. (768)
De arts van de Belgische vertegenwoordiging in het thuisland voert een onderzoek uit naar de gezond-
heidstoestand en of het kind om die redenen ten laste is, en niet ten laste van een ander blijkt te zijn.
De voorwaarden van voldoende bestaansmiddelen, behoorlijke huisvesting en ziekteverzekering zijn niet
van toepassing op kinderen van erkende vluchtelingen, en vreemdelingen die subsidiaire bescherming
genieten, op voorwaarde dat de verwantschap al bestond voordat de vreemdeling België binnenkwam,

(766) Arrest van de Rvv van 31 januari 2012, nr. 74.258. Voor het bewijs van ‘stabiele en regelmatige bestaansmiddelen’
aanvaardt de DVZ geen contracten op basis van art. 60 OCMW-wet. Op grond van artikel 8 EVRM vernietigde de RvV
echter een weigeringsbeslissing die op deze grond gebaseerd was, en verklaarde dat de DVZ niet alleen rekening moet
houden met de wettelijke voorwaarden, maar ook met de belangen van het gezin.
(767) Arrest van de RvV van 29 maart 2012, nr. 78.310. De weigeringsbeslissing van de DVZ werd vernietigd, omdat ze geen
verwijzing bevatte naar artikel 42 § 1, tweede lid Vw. of naar een onderzoek van de concrete situatie van het gezin.
(768) GwH 26 september 2013, arrest nr. 121/2013, B.13.3.1.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 423


Derdelander

en voor zover de gezinshereniging werd aangevraagd binnen een jaar na de beslissing tot erkenning als
vluchteling, of de toekenning van de subsidiaire bescherming. Deze uitzondering kan dan weer door de
DVZ opgeheven worden als de gezinshereniging ook mogelijk zou zijn in een ander land.
De voorwaarde van behoorlijke huisvesting geldt ook niet indien de vreemdeling met beperkt verblijfs-
recht die vervoegd wordt de status van langdurig ingezetene heeft verkregen in een andere EU-lidstaat,
en gemachtigd is om tijdelijk in België te verblijven. De voorwaarde is wel dat het familielid al deel

Company: VUB
uitmaakte van het gezin van de vreemdeling in de eerste EU-lidstaat.
Voor kinderen van niet-EER-vreemdelingen met onbeperkt verblijfsrecht in België voerde de wet een
‘wachtperiode’ in: de rechtgevende vreemdeling moet ten minste twaalf maanden een verblijfsrecht van
onbeperkte duur in België hebben of ten minste twaalf maanden een gevestigde vreemdeling zijn, alvo-

Download date: 18/04/2022


rens hij/zij een kind kan laten overkomen. De voorwaarde van twaalf maanden voorafgaand verblijf geldt
niet wanneer:
– het gaat om een gemeenschappelijk minderjarig kind van de gezinshereniger en zijn echtgenoot of
partner; of
– de ouder of gelijkgestelde partner een erkend vluchteling of subsidiair beschermde is.
Deze wachtperiode van 12 maanden bij onbeperkt verblijf of vestiging werd ook aangevochten voor het
Grondwettelijk Hof. Het Hof vernietigde de bepaling niet, maar stelde wel dat de bepaling zo geïnter-
preteerd moet worden dat ook een voorafgaand verblijf van beperkte duur (een A-kaart) moet meetellen
voor de berekening van de wachttijd van 12 maanden. (769)
Voordien werd immers geen rekening gehouden met het beperkte verblijfsrecht waarmee de derdelander
reeds in België had verbleven. Deze praktijk was niet in overeenstemming met artikel 8 van de Gezins-
herenigingrichtlijn 2003/86/EG.

2.3.4.4.2.4. Familieleden van studenten

Voor een student gelden dezelfde voorwaarden, maar wordt er voor alle gezinsleden nog de voorwaarde
aan toegevoegd dat hetzij de student, hetzij het gezinslid het bewijs levert van stabiele, regelmatige en
voldoende middelen van bestaan om in de eigen behoeften en die van de gezinsleden te voorzien. (770)

2.3.4.4.2.5. Familieleden van langdurig ingezeten vreemdelingen

Artikel 10bis § 3 bevat een uitzondering voor vreemdelingen die de status van langdurig ingezetene
hebben. Wanneer zij al een gezin hadden gevormd in een andere EU-lidstaat, geldt de voorwaarde van
voldoende huisvesting niet, en kan het bewijs van voldoende middelen ook door het gezinslid bewezen
worden.

2.3.4.4.2.6. Familieleden van erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden

De voorwaarden van stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen, behoorlijke huisvesting en


ziektekostenverzekering zijn niet van toepassing op de familieleden van een erkend vluchteling of de
vreemdeling die subsidiaire bescherming geniet, op voorwaarde dat de verwantschap of het partnerschap
reeds bestond vóór de vluchteling België binnenkwam, en de aanvraag tot gezinshereniging wordt inge-
diend binnen een jaar na de erkenning als vluchteling of de toekenning van de subsidiaire beschermings-
status. (771)

(769) GwH 26 september 2013, arrest nr. 121/2013, B.7.5.


(770) Art. 10bis § 1 Vw.
(771) Artikel 10 § 2, vierde lid Vw.

424 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

De DVZ kan echter toch eisen dat deze voorwaarden worden vervuld indien de gezinshereniging moge-
lijk is in een ander land, met wie de erkende vluchteling of subsidiair beschermde die vervoegd wordt,
of diens familielid, een bijzondere band heeft, waarbij rekening gehouden wordt met de feitelijke om-
standigheden, de aan gezinshereniging gestelde voorwaarden in dat ander land en de mate waarin de
betrokken vreemdelingen deze voorwaarden kunnen vervullen.
Bovendien kunnen minderjarige vluchtelingen en minderjarige subsidiair beschermden, in tegenstelling

Company: VUB
tot andere niet-EU-vreemdelingen, ook hun ouders naar België laten komen. Hun ouders hebben recht
op gezinshereniging met hun minderjarig kind, indien dat kind België is binnen gekomen zonder bege-
leiding van een krachtens de wet verantwoordelijke meerderjarige vreemdeling en vervolgens niet daad-
werkelijk onder de hoede van een dergelijke persoon gestaan heeft of zonder begeleiding werd achterge-
laten nadat hij België is binnengekomen. (772) De ouders moeten met het kind komen samenleven. Het

Download date: 18/04/2022


gaat alleen om ouders van minderjarige vluchtelingen en subsidiair beschermden, niet om minderjarige
vreemdelingen met een ander verblijfsstatuut.

2.3.4.4.2.7. Ouders ten laste van Turkse onderdanen

Voor Turkse onderdanen die België binnenkwamen als migrant, kunnen met toepassing van het migra-
tieakkoord met Turkije de ouders een recht op gezinshereniging genieten, voor zover ze ten laste zijn en
voor zover er ‘bijzondere omstandigheden’ aanwezig zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulpbehoevend-
heid of gezondheidsredenen.
Om van dit recht gebruik te kunnen maken, moet de verblijfsgerechtigde Turkse onderdaan reeds één
maand gewerkt hebben in België, op het moment van de aanvraag nog steeds tewerkgesteld zijn in Bel-
gië, en over aangepaste huisvesting beschikken om zijn ouders op te vangen.

2.3.4.4.2.8. Andere gezinsleden

Indien andere gezinsleden een gezinshereniging wensen aan te vragen met een verblijfsgerechtigde vreem-
deling, moet daarvoor een machtiging tot verblijf worden aangevraagd met toepassing van artikel 9 en
artikel 9bis van de Verblijfswet. Een dergelijke machtiging wordt alleen toegestaan als er ­behalve de
gezinsband ook andere humanitaire redenen zijn om een verblijf toe te kennen. Het kan dan gaan om
hulpbehoevende ouders of minderjarige kinderen van een broer of zus of andere naaste verwante die om
een bepaalde reden niet meer bij de ouders terechtkunnen en voor wie geen andere degelijke opvang
geregeld is. Voor de procedure, zie 2.7.5.
Voor de volledigheid kan ook verwezen worden naar artikel 10 § 1, tweede lid van de Verblijfswet. Dit
artikel kent een recht op verblijf toe aan vreemdelingen die aan de voorwaarden voldoen om de Belgische
nationaliteit te verkrijgen door nationaliteitskeuze of op grond van artikel 13, 1°, 3° of 4° WBN.
De aanvraag moet in het thuisland ingediend worden, of in België tijdens een legaal verblijf.

(772) Artikel 10 § 1, 7° Vw. Artikel 10 Vw. geldt normaal alleen voor familieleden van derdelanders met een onbeperkt ver-
blijfsrecht in ons land. Het Grondwettelijk Hof bevestigde echter in zijn arrest van 26 september 2013 dat deze bepaling
ook geldt voor ouders van minderjarige subsidiair beschermden met een beperkt verblijfsrecht (GwH 26 september 2013,
arrest nr. 121/2013, B.9.4).

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 425


Derdelander

2.3.4.4.3. Procedure voor gezinshereniging met een vreemdeling met onbeperkt verblijf

2.3.4.4.3.1. Vertrek vanuit het buitenland (artikel 12bis Vw.)

Een derdelander die zich in het buitenland bevindt, moet over geldige binnenkomstdocumenten beschik-
ken en een aanvraag tot gezinshereniging indienen met toepassing van artikel 10 van de Verblijfswet. Hij

Company: VUB
kan daartoe een verzoek tot afgifte van een D-visum met het oog op gezinshereniging indienen bij de
bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire post in het buitenland.

Nodige documenten

Download date: 18/04/2022


De documenten die voorgelegd moeten worden om een visum type D te verkrijgen zijn, afhankelijk
van de categorie van het gezinslid, de volgende:
– een geldig nationaal paspoort;
– de huwelijksakte, gelegaliseerd en vertaald;
– bewijs van stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen
– bewijs van behoorlijke huisvesting (= geregistreerd huurcontract of notariële eigendomstitel);
– bewijs van ziektekostenverzekering;
– indien van toepassing, een echtscheidingsakte of overlijdensakte van de ex-echtgenoot, gelega-
liseerd en vertaald;
– een geboorteakte, gelegaliseerd en vertaald;
– een uittreksel uit het strafregister (niet ouder dan zes maanden), gelegaliseerd en vertaald, voor
de aanvragers die ouders zijn dan 18 jaar;
– een kopie van de verblijfs- of vestigingsvergunning van de vreemdeling die in België verblijft;
– een medisch attest;
– indien van toepassing, een schriftelijke toestemming van de ouder van een minderjarige die
elders verblijft;
– indien van toepassing, bewijs van de langdurige en stabiele relatie;
– indien van toepassing, bewijs van de handicap van het meerderjarige kind;
– betalingsbewijs van bijdrage in administratiekosten (retributie).
Wanneer toepassing gevraagd wordt van de migratieakkoorden, moet daaraan worden toegevoegd:
– het bewijs van de verblijfsgerechtigde tewerkgesteld of zelfstandige is in België (werkgevers-
attest, arbeidsovereenkomst, inschrijving in het handelsregister,…);
– een kopie van de arbeidskaart of beroepskaart van de verblijfsgerechtigde in België;
– het bewijs dat de verblijfsgerechtigde gedurende ten minste drie maanden gewerkt heeft in
België (één maand voor de Turkse onderdanen);
– indien van toepassing, voor Turkse onderdanen, een bewijs dat de ouder(s) ten laste is/zijn,
vertaald door een beëdigd vertaler;
– indien van toepassing, voor Turkse onderdanen, een bewijs dat een meerderjarig kind nog ten
laste is.

Indien de vreemdeling deze documenten overmaakt, krijgt hij/zij een bewijs dat de aanvraag werd in-
gediend, met vermelding van de datum van indiening, in de vorm van een bijlage 15quinquies. Uiterlijk
negen maanden na de aanvraag moet de DVZ een beslissing nemen, en die aan de aanvrager betekenen.
Bij complexe dossiers, of bij een onderzoek naar een schijnhuwelijk of schijnpartnerschap, kan de behan-
delingstermijn maximaal twee keer verlengd worden met een periode van telkens drie maanden.
Wanneer het gezinslid voldoet aan de voorwaarden, of wanneer geen beslissing werd genomen én bete-
kend binnen de maximale behandelingstermijn, krijgt hij/zij een visum type D. Dat is een visum met het

426 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

oog op een lang verblijf waarmee de houder maximaal vijf dagen kan reizen door de Schengenstaten om
in België de gezinshereniging te verkrijgen.
In België wordt dan aan het gemeentebestuur het paspoort met D-visum voorgelegd en pro forma een
gewone kopie van het bewijs van verwantschap, waarna de procedure tot toekenning van verblijf meteen
gestart wordt. Ook worden van elke aanvrager twee kopieën van het paspoort gevraagd en zes foto’s. Van
kinderen ouder dan 12 jaar worden vier foto’s gevraagd, van kinderen jonger dan 12 jaar geen.

Company: VUB
Indien niet aan de voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan, wordt het visum type D geweigerd.
De DVZ moet bij een weigeringsbeslissing steeds rekening houden met de aard en de hechtheid van de
gezinsband, de duur van het verblijf van het gezinslid in België, en het bestaan van familiale, culturele of
sociale banden met het land van herkomst.

Download date: 18/04/2022


Het visum type D kan slechts geweigerd worden indien:
– het familielid niet voldoet aan de voorwaarden voor gezinshereniging;
– de familieleden geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven hebben;
– het familielid een gevaar voor de openbare orde of de volksgezondheid vormt;
– het familielid fraude heeft gepleegd; of
– het gaat om een schijnrelatie.

2.3.4.4.3.2. Aanvraag tijdens legaal verblijf in België (artikel 12bis Vw.)

Een aanvraag tot gezinshereniging met een in België verblijvende derdelander kan in bepaalde gevallen
ook tijdens een wettig verblijf in België worden ingediend. Sinds de inwerkingtreding van de wet van
8 juli 2011 kan een dergelijke aanvraag, behoudens uitzonderingen, echter niet meer ingediend worden
tijdens een legaal kort verblijf.
In de volgende gevallen kan een aanvraag tot gezinshereniging met een derdelander wel worden inge-
diend tijdens een legaal verblijf in België:
– het gezinslid is reeds in een andere hoedanigheid toegelaten of gemachtigd tot een verblijf van meer
dan drie maanden in België (bv. als niet-EU-student), op voorwaarde dat hij vóór het einde van deze
legale verblijfsperiode alle nodige documenten overmaakt;
– het gezinslid heeft in het kader van gezinsvorming een visum verkregen met het oog op het afsluiten
van een huwelijk of partnerschap in België, op voorwaarde dat dit huwelijk of partnerschap effectief
werd gesloten, en alle nodige documenten werden overgelegd, vóór het einde van deze machtiging
(zie 2.3.3.); of
– tijdens een legaal kort verblijf, indien het gaat om de minderjarige kinderen van de niet-EER-on-
derdaan en van zijn/haar echtgenoot of gelijkgestelde partner, of om de ouders van minderjarige
erkende vluchtelingen of minderjarige vreemdelingen die subsidiaire bescherming genieten. Min-
derjarige kinderen van geregistreerde partners, meerderjarige gehandicapte kinderen of andere ge-
zinsleden, kunnen de aanvraag tot gezinshereniging niet indienen tijdens een legaal kort verblijf in
België.
De wet van 19 maart 2014 (773) wijzigde de procedure lichtjes voor een minderjarig kind van een der-
delander met onbeperkt verblijf of zijn echtgenoot of gelijkgestelde partner als zij hun aanvraag indienen
bij de gemeente vanuit een kort wettig verblijf in België en voor de ouder van een minderjarig erkend
vluchteling of subsidiair beschermde die België binnenkwam als niet-begeleide minderjarige vreem-
deling als zij hun aanvraag indienen bij de gemeente vanuit een kort wettig verblijf in België. Vanaf
15 mei 2014 krijgen deze categorieën een bewijs van hun aanvraag en een attest van immatriculatie nadat

(773) Wet van 19 maart 2014 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS, 5 mei 2014.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 427


Derdelander

de DVZ de ontvankelijkheid van de aanvraag heeft nagegaan. Er staat geen wettelijke behandelingster-
mijn op die tussenkomst van de DVZ, maar ze moet wel “onverwijld” gebeuren. (774)

Nodige documenten
De documenten die voorgelegd moeten worden om tijdens een legaal verblijf gezinshereniging aan

Company: VUB
te vragen, zijn, afhankelijk van de categorie van het gezinslid:
– geldige binnenkomstdocumenten (bv. een geldig nationaal paspoort, indien nodig met een vi-
sum);
– bewijs van het wettig verblijf (bv. elektronische A-kaart, aankomstverklaring in het kader van
een legaal kort verblijf,…);

Download date: 18/04/2022


– de huwelijksakte, gelegaliseerd en vertaald;
– bewijs van stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen;
– bewijs van behoorlijke huisvesting (= geregistreerd huurcontract of notariële eigendomstitel);
– bewijs van ziektekostenverzekering;
– indien van toepassing, een echtscheidingsakte of overlijdensakte van de ex-echtgenoot, gelega-
liseerd en vertaald;
– een geboorteakte, gelegaliseerd en vertaald;
– een uittreksel uit het strafregister (niet ouder dan zes maanden), gelegaliseerd en vertaald, voor
de aanvragers die ouders zijn dan 18 jaar;
– een kopie van de verblijfs- of vestigingsvergunning van de vreemdeling die in België verblijft;
– een medisch attest;
– indien van toepassing, een schriftelijke toestemming van de ouder van een minderjarige die
elders verblijft;
– indien van toepassing, bewijs van de langdurige en stabiele relatie;
– indien van toepassing, bewijs van de handicap van het meerderjarige kind;
– betalingsbewijs van bijdrage in administratiekosten (retributie).
Wanneer toepassing gevraagd wordt van de migratieakkoorden, moet daaraan worden toegevoegd:
– het bewijs van de verblijfsgerechtigde tewerkgesteld of zelfstandige is in België (werkgevers-
attest, arbeidsovereenkomst, inschrijving in het handelsregister,…);
– een kopie van de arbeidskaart of beroepskaart van de verblijfsgerechtigde in België;
– het bewijs dat de verblijfsgerechtigde gedurende ten minste drie maanden gearbeid heeft in
België (één maand voor de Turkse onderdanen);
– indien van toepassing, voor Turkse onderdanen, een bewijs dat de ouder(s) ten laste is/zijn,
vertaald door een beëdigd vertaler;
– indien van toepassing, voor Turkse onderdanen, een bewijs dat een meerderjarig kind nog ten
laste is.

De gemeente controleert de binnenkomstdocumenten, het wettig verblijf, en alle andere nodige docu-
menten. Wanneer niet alle vereiste documenten werden voorgelegd, zal de gemeente de aanvraag niet
in overweging nemen, en levert ze een bijlage 15ter af. Tegen deze beslissing staat een niet-schorsend
beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen open.
Indien wel alle nodige documenten worden voorgelegd, dan levert de gemeente een bijlage 15bis af
(= bewijs van aanvraag tot verblijf), en wordt een woonstcontrole uitgevoerd. De gemeente stuurt het
dossier van de aanvraag door naar de DVZ.

(774) Kruispunt Migratie-Integratie, Wijziging Verblijfswet voor EU_burger en familie, langdurig ingezetene en varia, 13 mei
2014, beschikbaar op www.kruispuntmi.be.

428 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

De wet van 8 juli 2011 voerde een ontvankelijkheidsfase in voor aanvragen tot gezinshereniging met
niet-EER-onderdanen die worden ingediend vanuit een legaal verblijf in België. De DVZ heeft nu vijf
maanden de tijd om na te gaan of de aanvraag niet kennelijk ongegrond is. Wanneer de aanvraag ontvan-
kelijk verklaard wordt, of wanneer geen beslissing wordt genomen binnen vijf maanden vanaf de datum
van de aanvraag, informeert de gemeente het gezinslid dat zijn aanvraag ontvankelijk is, en schrijft ze
hem in het Vreemdelingenregister in. Het gezinslid ontvangt dan een Attest van Immatriculatie (oranje

Company: VUB
kaart), geldig voor zes maanden. Indien de aanvraag onontvankelijk wordt verklaard, levert de gemeente
een bijlage 15quater af, eventueel met een bevel om het grondgebied te verlaten.
Tijdens het gegrondheidsonderzoek dat daarop volgt, gaat de DVZ na of het gezinslid aan alle voorwaar-
den voor de gezinshereniging voldoet. De DVZ moet een beslissing nemen binnen negen maanden na
de aanvraag, en die aan de aanvrager betekenen. Bij complexe dossiers, of bij een onderzoek naar een

Download date: 18/04/2022


schijnhuwelijk of schijnpartnerschap, kan de behandelingstermijn maximaal twee keer verlengd worden
met een periode van telkens drie maanden. Het Attest van Immatriculatie wordt dan voor die periode
verlengd.
Met een Attest van Immatriculatie mag men niet reizen. Het is namelijk geen identiteitsdocument; het
moet altijd vergezeld zijn van een paspoort, reispas of nationale identiteitskaart. Wie met deze kaart het
land verlaat, heeft niet het recht om naar België terug te keren. Er geldt wel een uitzondering voor Ma-
rokkaanse, Turkse of Tunesische onderdanen tijdens de vakantieperioden. Elk jaar worden van 1 juni tot
30 september aan de Belgische ambassades van die landen terugkeervisa gegeven aan vreemdelingen die
hier nog een verblijfsprocedure van gezinshereniging hebben lopen, maar inmiddels naar hun thuisland
op vakantie gingen. Met dat visum kunnen ze dan ook naar andere landen reizen, maar uitsluitend met
het oog op doorreis, en voor een maximumduur van vijf dagen per land.
Wanneer het gezinslid voldoet aan de voorwaarden voor gezinshereniging, of wanneer geen beslissing
werd genomen binnen negen maanden, krijgt het gezinslid een bewijs van inschrijving in het vreemdelin-
genregister in de vorm van een elektronische A-kaart, geldig voor één jaar. Het Attest van Immatriculatie
wordt mogelijk verlengd tot de afgifte van dit verblijfsdocument.
Indien niet aan de voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan, wordt het verblijf geweigerd. De DVZ
moet bij een weigeringsbeslissing steeds rekening houden met de aard en de hechtheid van de gezins-
band, de duur van het verblijf van het gezinslid in België, en het bestaan van familiale, culturele of sociale
banden met het land van herkomst.
Het verblijf kan slechts geweigerd worden indien:
– het familielid niet voldoet aan de voorwaarden voor gezinshereniging;
– de familieleden geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven hebben;
– het familielid een gevaar voor de openbare orde of de volksgezondheid vormt;
– het familielid fraude heeft gepleegd; of
– het gaat om een schijnrelatie.
Tegen een beslissing tot weigering van het verblijfsrecht kan binnen dertig dagen een annulatieberoep
worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Indien een beroep wordt ingediend,
ontvangt het gezinslid een bijlage 35, die maandelijks wordt verlengd, in afwachting van een uitspraak
over het beroep.

2.3.4.4.3.3. Aanvraag tijdens irregulier verblijf in België

In uitzonderlijke gevallen kan de aanvraag ook in België gebeuren zonder dat de gezinshereniger over
een wettig verblijf beschikt, namelijk wanneer hij bewijst dat hij zich bevindt in uitzonderlijke om-
standigheden die hem verhinderen terug te keren naar zijn land om het vereiste visum te vragen bij de

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 429


Derdelander

bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger en alle nodige bewijzen overmaakt,


evenals een bewijs van zijn identiteit (art. 12bis § 1, 3°).
Deze wijziging kwam er naar aanleiding van een arrest van het Grondwettelijk Hof (toenmalig Arbitra-
gehof). Het arrest van Arbitragehof 133/ 2005 van 19 juli 2005 stelde een discriminatie vast tussen de
regeling van artikel 9 van de Verblijfswet, dat toeliet om een aanvraag in te dienen in België, in geval van
buitengewone omstandigheden (het befaamde artikel 9 derde lid) en artikel 12bis.

Company: VUB
De DVZ moet nagaan of er zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen. Hiervoor is geen wettelijke
termijn vastgelegd. In de praktijk kan dit een jaar of langer duren. Als de DVZ vindt dat er geen buiten-
gewone omstandigheden zijn, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard en levert de gemeente een
“bijlage 15quater”, eventueel met een bevel om het grondgebied te verlaten. Tegen deze beslissing is een
niet-schorsend beroep mogelijk bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Als de DVZ vindt dat de

Download date: 18/04/2022


buitengewone omstandigheden wel bewezen zijn dan levert de gemeente een bijlage 15bis (= bewijs van
de ontvankelijke aanvraag). De gemeente schrijft de aanvrager in het Vreemdelingenregister in en levert
een attest van immatriculatie (AI) af.
Ook hier moet de DVZ tijdens het onderzoek ten gronde een beslissing nemen binnen negen maanden
na de aanvraag, en die aan de aanvrager betekenen. Bij complexe dossiers, of bij een onderzoek naar een
schijnhuwelijk of schijnpartnerschap, kan de behandelingstermijn maximaal twee keer verlengd worden
met een periode van telkens drie maanden. Wanneer het gezinslid voldoet aan de voorwaarden, of wan-
neer geen beslissing werd genomen binnen zes maanden, krijgt het gezinslid een bewijs van inschrijving
in het vreemdelingenregister in de vorm van een elektronische A-kaart, geldig voor één jaar.

2.3.4.4.4. Procedure voor gezinshereniging met een vreemdeling met beperkt verblijf

Gezinsleden van niet-EER-vreemdelingen met een beperkt verblijfsrecht in België beschikken niet over
een verblijfsrecht van rechtswege, maar kunnen wel een machtiging tot verblijf aanvragen op basis van
artikel 10bis § 2 van de Verblijfswet.
Sinds juli 2016 valt een aanvraag gezinshereniging met een subsidiair beschermde nu in alle gevallen on-
der artikel 10 Vw, ook wanneer de subsidiair beschermde nog een tijdelijk verblijfsrecht heeft. Op grond
van de Kwalificatierichtlijn (Europese richtlijn 2011/95/EU) hebben deze familieleden immers een recht
op verblijf (art. 10 Vw) en geen recht op een machtiging tot verblijf (art. 10bis Vw). Inhoudelijk wijzigt
er niets en blijven deze familieleden onderworpen aan dezelfde voorwaarden voor gezinshereniging als
voorheen. (775)

2.3.4.4.4.1. Aanvraag vanuit het buitenland

Een niet-EER-gezinslid dat zich in het buitenland bevindt, moet over geldige binnenkomstdocumenten
beschikken en een aanvraag tot gezinshereniging indienen met toepassing van artikel 10 van de Verblijfs-
wet. Hij kan daartoe een verzoek tot afgifte van een D-visum met het oog op gezinshereniging indienen
bij de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire post in het buitenland.

(775) Art. 4 wet tot wijziging van de Verblijfswet van 1 juni 2016, in werking getreden op 8 juli 2016.

430 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Nodige documenten
De documenten die voorgelegd moeten worden om een visum type D te verkrijgen zijn, afhankelijk
van de categorie van het gezinslid, de volgende:
– een geldig nationaal paspoort;
– de huwelijksakte, gelegaliseerd en vertaald;

Company: VUB
– bewijs van stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen;
– bewijs van behoorlijke huisvesting (= geregistreerd huurcontract of notariële eigendomstitel);
– bewijs van ziektekostenverzekering;
– indien van toepassing, een echtscheidingsakte of overlijdensakte van de ex-echtgenoot, gelega-
liseerd en vertaald;

Download date: 18/04/2022


– een geboorteakte, gelegaliseerd en vertaald;
– een uittreksel uit het strafregister (niet ouder dan zes maanden), gelegaliseerd en vertaald, voor
de aanvragers die ouders zijn dan 18 jaar;
– een kopie van de verblijfs- of vestigingsvergunning van de vreemdeling die in België verblijft;
– een medisch attest;
– indien van toepassing, een schriftelijke toestemming van de ouder van een minderjarige die
elders verblijft;
– indien van toepassing, bewijs van de langdurige en stabiele relatie;
– indien van toepassing, bewijs van de handicap van het meerderjarige kind;
– betalingsbewijs van bijdrage in administratiekosten (retributie).
Wanneer toepassing gevraagd wordt van de migratieakkoorden, moet daaraan worden toegevoegd:
– het bewijs van de verblijfsgerechtigde tewerkgesteld of zelfstandige is in België (werkgevers-
attest, arbeidsovereenkomst, inschrijving in het handelsregister,…);
– een kopie van de arbeidskaart of beroepskaart van de verblijfsgerechtigde in België;
– het bewijs dat de verblijfsgerechtigde gedurende ten minste drie maanden gearbeid heeft in
België (één maand voor de Turkse onderdanen);
– indien van toepassing, voor Turkse onderdanen, een bewijs dat de ouder(s) ten laste is/zijn,
vertaald door een beëdigd vertaler;
– indien van toepassing, voor Turkse onderdanen, een bewijs dat een meerderjarig kind nog ten
laste is.

Indien de vreemdeling deze documenten overmaakt, krijgt hij/zij een bewijs dat de aanvraag werd in-
gediend, met vermelding van de datum van indiening, in de vorm van een bijlage 15quinquies. Uiterlijk
negen maanden na de aanvraag, moet de DVZ een beslissing nemen, en die aan de aanvrager betekenen.
Bij complexe dossiers, of bij een onderzoek naar een schijnhuwelijk of schijnpartnerschap, kan de behan-
delingstermijn maximaal twee keer verlengd worden met een periode van telkens drie maanden.
Wanneer het gezinslid voldoet aan de voorwaarden, of wanneer geen beslissing werd genomen én bete-
kend binnen de maximale behandelingstermijn, krijgt hij/zij een visum type D. Dat is een visum met het
oog op een lang verblijf waarmee de houder maximaal vijf dagen kan reizen door de Schengenstaten om
in België de gezinshereniging te verkrijgen.
In België wordt dan aan het gemeentebestuur het paspoort met D-visum voorgelegd en pro forma een
gewone kopie van het bewijs van verwantschap, waarna de procedure tot toekenning van verblijf meteen
gestart wordt. Ook worden van elke aanvrager twee kopieën van het paspoort gevraagd en zes foto’s. Van
kinderen ouder dan 12 jaar worden vier foto’s gevraagd, van kinderen jonger dan 12 jaar geen.
Indien niet aan de voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan, wordt het verblijf geweigerd.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 431


Derdelander

De DVZ moet bij een weigeringsbeslissing steeds rekening houden met de aard en de hechtheid van de
gezinsband, de duur van het verblijf van het gezinslid in België, en het bestaan van familiale, culturele of
sociale banden met het land van herkomst.
Het visum type D kan slechts geweigerd worden indien:
– het familielid niet voldoet aan de voorwaarden voor gezinshereniging;
– de familieleden geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven hebben;

Company: VUB
– het familielid een gevaar voor de openbare orde of de volksgezondheid vormt;
– het familielid fraude heeft gepleegd; of
– het gaat om een schijnrelatie.

2.3.4.4.4.2. Aanvraag vanuit legaal verblijf in België

Download date: 18/04/2022


Een aanvraag tot gezinshereniging met een in België verblijvende niet-EER-onderdaan kan in bepaalde
gevallen ook tijdens een wettig verblijf in België worden ingediend. Sinds de inwerkingtreding van de
nieuwe wet van 8 juli 2011 kan een dergelijke aanvraag, behoudens uitzonderingen, echter niet meer
ingediend worden tijdens een legaal kort verblijf.
In de volgende gevallen kan een aanvraag tot gezinshereniging met een niet-EER-onderdaan wel worden
ingediend tijdens een legaal verblijf in België:
– het gezinslid is reeds in een andere hoedanigheid toegelaten of gemachtigd tot een verblijf van meer
dan drie maanden in België (bv. als niet-EU-student), op voorwaarde dat hij vóór het einde van deze
legale verblijfsperiode alle nodige documenten overlegt;
– het gezinslid heeft in het kader van gezinsvorming een visum verkregen met het oog op het afsluiten
van een huwelijk of partnerschap in België, op voorwaarde dat dit huwelijk of partnerschap effectief
werd gesloten, en alle nodige documenten werden overgelegd, vóór het einde van deze machtiging
(zie 2.3.3.); of
– tijdens een legaal kort verblijf, indien het gaat om de minderjarige kinderen van de niet-EER-on-
derdaan en van zijn/haar echtgenoot of gelijkgestelde partner, of om de ouders van minderjarige
erkende vluchtelingen of minderjarige vreemdelingen die subsidiaire bescherming genieten. Min-
derjarige kinderen van geregistreerde partners, meerderjarige gehandicapte kinderen of andere ge-
zinsleden, kunnen de aanvraag tot gezinshereniging niet indienen tijdens een legaal kort verblijf in
België.

Nodige documenten
De documenten die voorgelegd moeten worden om tijdens een legaal verblijf gezinshereniging aan
te vragen, zijn, afhankelijk van de categorie van het gezinslid:
– geldige binnenkomstdocumenten (bv. een geldig nationaal paspoort, indien nodig met een vi-
sum);
– bewijs van het wettig verblijf (bv. elektronische A-kaart, aankomstverklaring in het kader van
een legaal kort verblijf,…);
– de huwelijksakte, gelegaliseerd en vertaald;
– bewijs van stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen;
– bewijs van behoorlijke huisvesting (= geregistreerd huurcontract of notariële eigendomstitel);
– bewijs van ziektekostenverzekering;
– indien van toepassing, een echtscheidingsakte of overlijdensakte van de ex-echtgenoot, gelega-
liseerd en vertaald;
– een geboorteakte, gelegaliseerd en vertaald;
– een uittreksel uit het strafregister (niet ouder dan zes maanden), gelegaliseerd en vertaald, voor
de aanvragers die ouders zijn dan 18 jaar;

432 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

– een kopie van de verblijfs- of vestigingsvergunning van de vreemdeling die in België verblijft;
– een medisch attest;
– indien van toepassing, een schriftelijke toestemming van de ouder van een minderjarige die
elders verblijft;
– indien van toepassing, bewijs van de langdurige en stabiele relatie;

Company: VUB
– indien van toepassing, bewijs van de handicap van het meerderjarige kind;
– betalingsbewijs van bijdrage in administratiekosten (retributie).
Wanneer toepassing gevraagd wordt van de migratieakkoorden, moet daaraan worden toegevoegd:
– het bewijs van de verblijfsgerechtigde tewerkgesteld of zelfstandige is in België (werkgevers-
attest, arbeidsovereenkomst, inschrijving in het handelsregister,…);

Download date: 18/04/2022


– een kopie van de arbeidskaart of beroepskaart van de verblijfsgerechtigde in België;
– het bewijs dat de verblijfsgerechtigde gedurende ten minste drie maanden gearbeid heeft in
België (één maand voor de Turkse onderdanen);
– indien van toepassing, voor Turkse onderdanen, een bewijs dat de ouder(s) ten laste is/zijn,
vertaald door een beëdigd vertaler;
– indien van toepassing, voor Turkse onderdanen, een bewijs dat een meerderjarig kind nog ten
laste is.

De gemeente controleert de binnenkomstdocumenten, het wettig verblijf, en alle andere nodige docu-
menten. Wanneer niet alle vereiste documenten werden voorgelegd, zal de gemeente de aanvraag niet
in overweging nemen, en levert ze een bijlage 41ter af. Tegen deze beslissing staat een niet-schorsend
beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen open.
Indien wel alle nodige documenten worden voorgelegd, dan levert de gemeente een bijlage 41bis af
(= bewijs van aanvraag tot verblijf), en wordt een woonstcontrole uitgevoerd. De gemeente stuurt het
dossier van de aanvraag door naar de DVZ. Bij een positieve woonstcontrole ontvangt het gezinslid een
Attest van Immatriculatie (oranje kaart), geldig voor zes maanden.
De DVZ moet een beslissing nemen binnen negen maanden na de aanvraag, en die aan de aanvrager be-
tekenen. Bij complexe dossiers, of bij een onderzoek naar een schijnhuwelijk of schijnpartnerschap, kan
de behandelingstermijn maximaal twee keer verlengd worden met een periode van telkens drie maanden.
Het Attest van Immatriculatie wordt dan voor die periode verlengd.
Wanneer het gezinslid voldoet aan de voorwaarden, of wanneer geen beslissing werd genomen binnen
negen maanden, krijgt het gezinslid een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister in de vorm
van een elektronische A-kaart, geldig voor één jaar. Het Attest van Immatriculatie wordt mogelijk ver-
lengd tot de afgifte van dit verblijfsdocument.
Indien niet aan de voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan, wordt het verblijf geweigerd.
De DVZ moet bij een weigeringsbeslissing steeds rekening houden met de aard en de hechtheid van de
gezinsband, de duur van het verblijf van het gezinslid in België, en het bestaan van familiale, culturele of
sociale banden met het land van herkomst.
Het verblijf kan slechts geweigerd worden indien:
– het familielid niet voldoet aan de voorwaarden voor gezinshereniging;
– de familieleden geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven hebben;
– het familielid een gevaar voor de openbare orde of de volksgezondheid vormt;
– het familielid fraude heeft gepleegd; of
– het gaat om een schijnrelatie.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 433


Derdelander

Tegen een beslissing tot weigering van het verblijfsrecht kan binnen dertig dagen een annulatieberoep
worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Indien een beroep wordt ingediend,
ontvangt het gezinslid een bijlage 35, die maandelijks wordt verlengd, in afwachting van een uitspraak
over het beroep.

2.3.4.4.4.3. Aanvraag vanuit irregulier verblijf in België

Company: VUB
In uitzonderlijke gevallen kan de aanvraag ook in België gebeuren zonder dat de gezinshereniger over
een wettig verblijf beschikt, namelijk wanneer hij bewijst dat hij zich bevindt in uitzonderlijke om-
standigheden die hem verhinderen terug te keren naar zijn land om het vereiste visum te vragen bij de
bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger en alle nodige bewijzen overmaakt,

Download date: 18/04/2022


evenals een bewijs van zijn identiteit.
De DVZ moet nagaan of er zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen. Hiervoor is geen wettelijke
termijn vastgelegd. In de praktijk kan dit een jaar of langer duren.
Als de DVZ vindt dat er geen buitengewone omstandigheden zijn, wordt de aanvraag onontvankelijk
verklaard en levert de gemeente een “bijlage 41quater”, eventueel met een bevel om het grondgebied te
verlaten. Tegen deze beslissing is een niet-schorsend beroep mogelijk bij de Raad voor Vreemdelingen-
betwistingen. Als de DVZ vindt dat de buitengewone omstandigheden wel bewezen zijn dan levert de
gemeente een bijlage 41bis (= bewijs van de ontvankelijke aanvraag). De gemeente schrijft de aanvrager
in het Vreemdelingenregister in en levert een attest van immatriculatie (AI) af.
Ook hier moet de DVZ tijdens de gegrondheidsfase een beslissing nemen binnen zes maanden na de aan-
vraag, en die aan de aanvrager betekenen. Bij complexe dossiers, of bij een onderzoek naar een schijn-
huwelijk of schijnpartnerschap, kan de behandelingstermijn maximaal twee keer verlengd worden met
een periode van telkens drie maanden. Wanneer het gezinslid voldoet aan de voorwaarden, of wanneer
geen beslissing werd genomen binnen zes maanden, krijgt het gezinslid een bewijs van inschrijving in het
vreemdelingenregister in de vorm van een elektronische A-kaart, geldig voor één jaar.

2.3.4.4.5. Gevolgen van de toekenning van een verblijfsrecht

Het verblijfsrecht dat toegekend wordt aan een gezinslid is per definitie tijdelijk. Bij gezinshereniging
met een vreemdeling met een onbeperkt verblijfsrecht wordt dat tijdelijk verblijf, dat tijdens de eerste vijf
jaar nog aan voorwaarden is verbonden, omgezet in een verblijf van onbeperkte duur na verloop van vijf
jaar. Familieleden van een vreemdeling met beperkt verblijfsrecht kunnen slechts een verblijfsrecht van
onbeperkte duur krijgen als diegene die men vervoegde zelf een onbeperkt verblijfsrecht krijgt.

2.3.4.4.5.1. Familieleden van niet-EER-onderdanen met onbeperkt verblijfsrecht

Bij een positieve beslissing van de DVZ, of wanneer geen beslissing werd genomen binnen de maxi-
male termijn van negen maanden, eventueel verlengd met twee keer drie maanden, krijgt het gezinslid
gedurende drie jaar een tijdelijk verblijfsrecht van een jaar, in de vorm van een elektronische A-kaart.
Dit verblijfsdocument wordt jaarlijks vernieuwd. Het gezinslid moet zelf de vernieuwing van de A-kaart
aanvragen tussen de 45ste en 30ste dag vóór de vervaldatum.
Tijdens deze vijf jaar kan de DVZ het verblijfsrecht intrekken of niet vernieuwen wanneer:
– het gezinslid niet langer voldoet aan de voorwaarden voor gezinshereniging;
– de gezinsleden niet langer samenwonen;
– een van de partners een huwelijk of duurzame relatie heeft met een andere persoon;
– fraude werd gepleegd.

434 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

De DVZ moet bij intrekking wel steeds rekening houden met de aard en de hechtheid van de gezinsband,
de duur van het verblijf van het gezinslid in België, en het bestaan van familiale, culturele of sociale
banden met het land van herkomst.
Bij slachtoffers van familiaal geweld kan het verblijfsrecht niet worden ingetrokken indien het gezinslid
slachtoffers was van verkrachting, opzettelijke verwondingen of slagen, toediening van stoffen die de ge-
zondheid zwaar kunnen schaden of de dood kunnen teweegbrengen. Ook moet de DVZ rekening houden

Company: VUB
met familiaal geweld indien het gezinslid niet langer een gezinscel vormde met het slachtoffer, en het
slachtoffer daarom bescherming nodig heeft (bv. in een vluchthuis).
Indien het verblijfsrecht wordt ingetrokken, ontvangt het gezinslid een bijlage 14ter, met bevel om het
grondgebied te verlaten. Tegen die beslissing staat gedurende 30 werkdagen een schorsend annulatiebe-

Download date: 18/04/2022


roep open bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Tijdens dat beroep ontvangt de vreemdeling een
bijlage 35, die maandelijks wordt verlengd in afwachting van een uitspraak over het beroep.
Na vijf jaar tijdelijk verblijf ontvangt het gezinslid een verblijf van onbeperkte duur, onder de vorm van
een elektronische B-kaart. Het verblijfsrecht kan dan alleen nog worden ingetrokken indien:
– het gezinslid valse of misleidende informatie of valse documenten heeft gebruikt bij de aanvraag tot
gezinshereniging;
– er fraude is gepleegd; of
– er sprake is van een schijnhuwelijk, schijnrelatie of schijnadoptie.
Indien de niet-EER-vreemdeling met verblijfsrecht in België een gevestigde vreemdeling is, kan het
gezinslid onmiddellijk na het verkrijgen van het onbeperkt verblijfsrecht zelf de vestiging aanvragen.
Voor echtgenoten of partners moet er dan wel nog samenwonen met de gevestigde vreemdeling. Indien
de vestiging wordt toegekend, ontvangt het gezinslid een elektronische C-kaart.

2.3.4.4.5.2. Familieleden van niet-EER-onderdanen met beperkt verblijfsrecht

Bij een positieve beslissing van de DVZ, of wanneer geen beslissing werd genomen binnen de maximale
termijn van negen maanden, eventueel verlengd met twee keer drie maanden, krijgt het gezinslid gedu-
rende een tijdelijk verblijfsrecht, onder de vorm van een elektronische A-kaart, met dezelfde geldigheids-
duur als die van de verblijfsvergunning van zijn/haar niet-EER-gezinslid in België. Het gezinslid moet
zelf de vernieuwing van de A-kaart aanvragen tussen de 45ste en 30ste dag vóór de vervaldatum.
De DVZ kan steeds het verblijfsrecht intrekken of niet vernieuwen wanneer:
– het gezinslid niet langer voldoet aan de voorwaarden voor gezinshereniging;
– de gezinsleden niet langer samenwonen;
– een einde komt aan het verblijf van de vreemdeling die vervoegd wordt;
– een van de partners een huwelijk of duurzame relatie heeft met een andere persoon;
– fraude werd gepleegd.
De DVZ moet bij intrekking wel steeds rekening houden met de aard en de hechtheid van de gezinsband,
de duur van het verblijf van het gezinslid in België, en het bestaan van familiale, culturele of sociale
banden met het land van herkomst.
Indien het verblijfsrecht wordt ingetrokken, ontvangt het gezinslid een bijlage 14quater, met bevel om
het grondgebied te verlaten. Tegen die beslissing staat gedurende 30 werkdagen een schorsend annulatie-
beroep open bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Tijdens dat beroep ontvangt de vreemdeling
een bijlage 35, die maandelijks wordt verlengd in afwachting van een uitspraak over het beroep.
Gezinsleden van niet-EER-vreemdelingen met een beperkt verblijfsrecht kunnen slechts een verblijfs-
recht van onbepaalde duur verkrijgen wanneer hun in België verblijvende gezinslid zelf een verblijfsrecht
van onbepaalde duur verkrijgt. In dat geval, zal ook het gezinslid een onbeperkt verblijfsrecht verkrijgen
na drie jaar verblijf in België, te rekenen vanaf de toekenning van het Attest van Immatriculatie.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 435


436
Derdelander

TIJDENS LEGAAL POSITIEVE WOONSTCONTROLE


VERBLIJF

INDIENING ALLE DOCUMENTEN INGEDIEND


ALLE ONTVANKELIJKHEIDS-
DOCUMENTEN BEWIJS AANVRAAG BESLISSING DVZ
ALLE BIJLAGE 15BIS
+ BEWIJS LEGALE DOCUMENTEN
BINNENKOMST (gemeente – DVZ igv buitengewone BINNEN 5 MAANDEN
INGEDIEND omstanigheden)
+ BEWIJS BETALING VANAF BIJLAGE 15BIS
+
RETRIBUTIE (geen tijdige kennisgeving
DZV beslissing aan gemeente
AANMEL-
ONDERZOEK
DING BIJ = positieve beslissing)
BUITENGEWONE OK (GEEN TERMIJN IGV
GEMEENTE
OMSTANDIG- BUITENGEWONE
TIJDENS ILLEGAAL
HEDEN
VERBLIJF OMSTANDIGHEDEN
NIET OK
igv BUITENGEWONE
OMSTANDIGHEDEN ONONTVANKELIJK- + INSCHRIJVING
NIET ALLE DOCU- HEIDSBESLISSING VREEMDELINGENREGISTER
WOONSTCONTROLE
INDIENING MENTEN INGEDIEND DVZ + ORANJE KAART 6
IFV EVENTUELE
ALLE DOCUMENTEN MAANDEN VANAF
LATERE
+ BEWIJS BIJLAGE 15QUATER BIJLAGE 15BIS
INSCHRIJVING NIET-INOVERWEGING-
INDIENING BUITENGEWONE NAME AANVRAAG
OMSTANDIGHEDEN BINNEN 5 MAANDEN
AANVRAAG BIJLAGE 15TER
+ IDENTITEITS- VANAF BIJLAGE
obv (gemeente)
DOCUMENT 15BIS
artikel 10-12bis GEGRONDHEIDSBESLISSING
(GEEN TERMIJN IGV
DVZ
BUITENGEWONE
FAMILIELID
OMSTANDIGHEDEN)
= derdelander BINNEN 6 (9 of 12) MAANDEN
Raad voor Vreemdelingen-
betwistingen NA BIJLAGE 15BIS
(geen tijdige kennisgeving
beslissing aan gemeente
BELGISCHE = positieve beslissing)
DIPLOMATIEKE ONTVANGST- BINNEN- BIJLAGE 15
BESLISSING VISUM D (B.11)
POST BEWIJS KOMST (3x 45 dagen)
BINNEN 6
BIJLAGE 15 Aanmelding bij
(9 of 12)
QUINQUIES gemeente binnen 8
MAANDEN
WEIGERING Raad voor werkdagen na
igv indiening VISUM Vreemdelingen- binnenkomst
(geen tijdige
volledig dossier beslissing = betwistingen
positieve
beslissing)

Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Download date: 18/04/2022 Company: VUB
= INSCHRIJVING VREEMDELINGENREGISTER

Raad voor
Vreem-
delingen-

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht


betwistingen

Bijlage 35

POSITIEVE BESLISSING
3 JAAR VANAF
BEWIJS VAN INSCHRIJVING
NEGATIEVE BIJLAGE 15
IN VREEMDELINGEN-
BESLISSING OF 15BIS OF
BEWIJS VAN REGISTER
AFGIFTE EERSTE
INSCHRIJVING IN – PERMANENT VERBLIJF
BIJLAGE 14 A KAART
VREEMDELINGENREGISTER –
MET BEVEL TIJDELIJK VERBLIJF = B KAART
(5 jaar geldig)

= A KAART Raad voor


(1 jaar geldig INTREKKING A KAART Vreem-
VERLENGING ORANJE KAART + + BIJLAGE 14TER igv: delingen-
(MAX. 2x 3 MAANDEN)
2x vernieuwing betwistingen
igv verlenging gegrondheidsonderzoek met telkens 1 jaar - geen gezinsleven meer (maar uitz.)
mits hercontrole - niet meer vervullen andere Bijlage 35
verblijfsvoorwaarden) verblijfsvoorwaarden
- fraude

437
Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

Download date: 18/04/2022 Company: VUB


Derdelander

2.3.5. Retributie

Wie een verblijfsaanvraag wil indienen, moet sinds 2 maart 2015 een retributie betalen. De program-
mawet van 19 december 2014 voegde een nieuw artikel toe aan de Verblijfswet (776) die een retributie
invoert om de administratieve kosten verbonden met de behandeling van een verblijfsaanvraag te dekken.
De Belgische overheid verantwoordt de invoering van die retributie door het stijgend aantal aanvragen de

Company: VUB
afgelopen jaren en de hogere werklast voor de DVZ die daaruit voortvloeit.
Het KB van 16 februari 2015 legt de bedragen vast. (777) Het bedrag van de retributie is 215 EUR,
160 EUR of 60 EUR en is afhankelijk van de soort aanvraag en de categorie van persoon. Voor gezinshereni-
ging is het vastgelegde bedrag in principe 160 EUR. De wet en het KB voorzien in vrijstellingen en lagere
bedragen voor sommige categorieën van personen, ook in het kader van gezinsherenigingsaanvragen.

Download date: 18/04/2022


Voor de gezinshereniging ziet dat er als volgt uit:
– De EU/niet-EU-vreemdeling die gezinshereniging aanvraagt met een Belg (40ter): 160 EUR
• Vrijgesteld indien:
– de gezinshereniger een Belg is die zijn recht op vrij verkeer heeft uitgeoefend (richtlijn
2004/38/EG);
– de aanvrager een alleenstaand gehandicapt kind is dat ouder is dan achttien jaar en dat een
attest voorlegt dat uitgaat van een – door de Belgische diplomatieke of consulaire post
erkende – arts en aantoont dat het omwille van zijn handicap niet in zijn eigen behoeften
kan voorzien.
– De EU/niet-EU-vreemdeling die gezinshereniging aanvraagt met een EU-burger (40bis): vrij-
gesteld.
– De EU/niet-EU-vreemdeling die gezinshereniging aanvraagt met een niet-EU-vreemdeling die
beperkt verblijf heeft in België (art. 10bis): 160 EUR
• 60 EUR voor de volgende categorie:
– de aanvrager die een familielid is van een vreemdeling aan wie een andere lidstaat de
status van langdurig ingezetene heeft toegekend en deel uitmaakte van het huishouden
van deze langdurig ingezetene in deze andere lidstaat.
• Vrijgesteld indien:
– de aanvrager een begunstigde is van de overeenkomst waarbij een associatie tot stand
wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, die op 12 sep-
tember 1963 ondertekend werd;
– de aanvrager een alleenstaand gehandicapt kind is dat ouder is dan achttien jaar en dat een
attest voorlegt dat uitgaat van een – door de Belgische diplomatieke of consulaire post
erkende – arts en aantoont dat het omwille van zijn handicap niet in zijn eigen behoeften
kan voorzien;
– de gezinshereniger subsidiaire bescherming geniet.
– De EU/niet-EU-vreemdeling die gezinshereniging aanvraagt met een niet-EU-vreemdeling die
onbeperkt verblijf heeft in België (art. 10): 160 EUR
• 60 EUR voor:
– de aanvrager die een familielid is van een vreemdeling aan wie een andere lidstaat de
status van langdurig ingezetene heeft toegekend en deel uitmaakte van het huishouden
van deze langdurig ingezetene in deze andere lidstaat.

(776) Art. 1/1 van hoofdstuk 1bis getiteld ‘Retributie tot dekking van de administratieve kosten’ bij de wet van 15 december
1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
(777) KB van 16 februari 2015 tot wijziging van het KB van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

438 Handboek Verblijfsrecht – Wolters Kluwer


Lang verblijf (verblijf voor meer dan 90 dagen)

• Vrijgesteld indien:
– de aanvrager een begunstigde is van de overeenkomst waarbij een associatie tot stand
wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, die op 12 sep-
tember 1963 ondertekend werd;
– de aanvrager een alleenstaand gehandicapt kind is dat ouder is dan achttien jaar en dat een
attest voorlegt dat uitgaat van een – door de Belgische diplomatieke of consulaire post

Company: VUB
erkende – arts en aantoont dat het omwille van zijn handicap niet in zijn eigen behoeften
kan voorzien;
– de gezinshereniger subsidiaire bescherming geniet;
– de gezinshereniger een vluchtelingenstatus bezit.
De retributie moet betaald worden onafhankelijk of de aanvraag wordt ingediend bij een diplomatieke of

Download date: 18/04/2022


consulaire post of rechtstreeks in België. Het bedrag wordt betaald op de rekening van de DVZ. Betaalt
de aanvrager de retributie niet, dan verklaart de bevoegde gemeente, de DVZ of de diplomatieke of con-
sulaire post de verblijfsaanvraag onontvankelijk.
Deze bijdrage komt bovenop de consulaire taksen (visum D) of de gemeentelijke retributie (verblijfsaan-
vraag of statuutwijziging). De bijdrage kan betaald worden door de aanvrager of een derde. De vreemde-
ling moet het bewijs van betaling leveren bij de indiening van de aanvraag.

2.4. Vreemdelingen die naar België komen om er te studeren

In wat volgt bespreken we de verblijfsmogelijkheden voor vreemdelingen in het kader van studies. Onder
welke inhoudelijke en procedurele voorwaarden heeft een buitenlandse onderdaan het recht in België te
verblijven met het oog op studies?
De bespreking beperkt zich tot de situatie van vreemdelingen voor wie het hoofddoel van hun verblijf is
om in ons land te studeren en die ook om die reden alleen een verblijfsrecht wensen te krijgen. Niet alle
vreemdelingen die aan Belgische onderwijsinstellingen studeren, vallen onder deze categorie. Heel wat
niet-Belgische studenten aan Belgische onderwijsinstellingen verblijven immers om een andere reden in
ons land, bijvoorbeeld in het kader van de asielprocedure of nog, als kind van buitenlandse ouders die zelf
over een verblijfsrecht in België beschikken. De mogelijkheid voor deze buitenlandse studenten om aan
een Belgische onderwijsinstelling te studeren, maakt deel uit van de rechten die hen worden toegekend
op basis van hun regelmatig verblijf op het Belgische grondgebied.
Wat betreft de groep van vreemdelingen voor wie de studies wel het grondmotief van hun verblijf in
België uitmaakt, beperken we de analyse verder tot de niet-EER-onderdanen (of derdelanders). Het ver-
blijfsrecht voor EER-onderdanen die in ons land wensen te studeren, komt aan bod bij de toelichting van
het verblijfsrecht van Unieburgers.
De regelgeving in verband met het verblijfsrecht voor derdelanders in het kader van studies is terug te
vinden in, enerzijds, de Verblijfswet (artikelen 58 tot 61) en het KB Verblijf (artikelen 99 tot 103), en,
anderzijds, in een aantal omzendbrieven. Wat dit laatste betreft kan men verwijzen naar de omzendbrief
van 15 september 1998 betreffende het verblijf van vreemdelingen die in België wensen te studeren.
(778) Deze omzendbrief werd gewijzigd door de omzendbrief van 1 september 2005. (779)
We vatten de bespreking aan met een toelichting bij de inhoudelijke voorwaarden verbonden aan de
verblijfsmogelijkheid voor derdelanders in het kader van studies (zie 2.4.1.). Nadien lichten we de proce-
durele voorwaarden toe (zie 2.4.2.), alsook de beëindiging van het verblijfsrecht in het kader van studies

(778) BS 4 november 1998.


(779) BS 6 oktober 2005.

Wolters Kluwer – Handboek Verblijfsrecht 439

You might also like