Professional Documents
Culture Documents
Full Chapter Switched A Twin Swap Sweet Omegaverse Romance Super Sweet Omegaverse Book 1 1St Edition Romy Lockhart 2 PDF
Full Chapter Switched A Twin Swap Sweet Omegaverse Romance Super Sweet Omegaverse Book 1 1St Edition Romy Lockhart 2 PDF
Full Chapter Switched A Twin Swap Sweet Omegaverse Romance Super Sweet Omegaverse Book 1 1St Edition Romy Lockhart 2 PDF
https://textbookfull.com/product/switched-a-twin-swap-sweet-
omegaverse-romance-super-sweet-omegaverse-book-1-1st-edition-
romy-lockhart-2/
https://textbookfull.com/product/my-after-school-tutor-a-sweet-
ya-romance-sweet-mountain-high-year-2-a-sweet-ya-romance-series-
book-1-1st-edition-randi-rigby-sweet-heart-books-rigby/
https://textbookfull.com/product/gigi-and-the-gym-rats-
contemporary-sweet-rh-omegaverse-the-candyverse-book-2-1st-
edition-mona-black/
https://textbookfull.com/product/shifting-hearts-hybrid-shifters-
book-2-1st-edition-romy-lockhart/
https://textbookfull.com/product/cry-wolf-claimed-by-
wolves-1-1st-edition-romy-lockhart/
https://textbookfull.com/product/swapped-bride-twin-swap-1-1st-
edition-cassie-mint-mint/
https://textbookfull.com/product/double-xl-a-mfm-menage-romance-
sweet-treats-book-10-1st-edition-s-e-law-law/
https://textbookfull.com/product/run-omega-run-choose-me-
omegaverse-book-2-1st-edition-r-a-alyse/
Another random document with
no related content on Scribd:
The Project Gutenberg eBook of Lord Lister
No. 0305: De schijndooden
This ebook is for the use of anyone anywhere in the United States
and most other parts of the world at no cost and with almost no
restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it
under the terms of the Project Gutenberg License included with this
ebook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the
United States, you will have to check the laws of the country where
you are located before using this eBook.
Language: Dutch
[1]
[Inhoud]
[Inhoud]
DE SCHIJNDOODEN.
HOOFDSTUK I.
Een Adellijke Bandiet.
Eens waren er een paar bezoekers gekomen, die hem als Brown
hadden aangesproken—maar het was naderhand gebleken, dat de man
dezen naam zeker niet kon dragen.
Hoe hij dan wel heette? Dat kwam men niet te weten.
Hij was, door messteken zwaar gewond, des nachts door een paar
mannen naar het gasthuis gebracht, die verklaarden, dat zij den keurig
gekleeden vreemdeling aldus op het trottoir hadden zien liggen,
kermend en om hulp roepend.
Reeds den volgenden dag, nadat hij was binnengebracht, [2]had zich
een zeer schoone jonge vrouw aangemeld die gesmeekt had bij den
gewonde te worden toegelaten, maar die evenmin zijn naam had
genoemd.
Den dag vóór dat ons verhaal een aanvang neemt, waren er laat op den
avond twee mannen verschenen, die den zoogenaamden Brown
wegens een zeer ernstige zaak verlangden te spreken.
Dit was slechts ten halve gelukt, want de twee bezoekers hadden,
ondanks alle pogingen om hen met een zoet lijntje op de ziekenzaal te
houden, reeds in de lift plaats genomen en hadden de vestibule reeds
bereikt toen de politiebeambte met een helper aankwam en de twee
mannen in verzekerde bewaring stelde.
Hij gaf voor, niet juist te weten, wat de beide bezoekers van hem wilden,
maar dat zij gepoogd hadden, hem geld af te zetten, en verzocht zóó
dringend hem met rust te laten, dat men aan dit verzoek gevolg gaf.
Hij had nog een kort gesprek onder vier oogen met den detective en
vervolgens, blijkbaar een weinig gerust gesteld, was hij ingeslapen.
De gewonde had een vrij rustigen nacht doorgebracht, maar zoodra het
daglicht door de hooge vensters naar binnen kwam schijnen, dat wil
zeggen, omstreeks acht uur in den morgen van een triestigen
Novemberdag, begon hij zich heen en weder te werpen, ofschoon de
hoofdverpleegster hem dringend had vermaand stil te liggen.
Blijkbaar werd hij verteerd door een onrust, die machtiger was dan zijn
wil.
De gewonde had het jonge meisje met de oogen gevolgd en zag nu,
hoe de beide vrouwen eenige woorden met elkander wisselden en
daarbij den blik op hem gevestigd hielden.
Zijn hart begon met wilde slagen te bonzen—blijkbaar was dit korte
gesprek voor hem van de grootste beteekenis.
De hoofdverpleegster kwam nu met snelle schreden langs het breede
gangpad aanloopen, trad op zijn bed toe, en zeide op vriendelijken toon:
Er had zich een lichte blos over het bleeke gelaat van den gewonde
uitgestrekt, terwijl hij de hand van de hoofdverpleegster krampachtig
omvat hield.
—Ik dank u voor uw mededeeling, zuster, zij zal meer bijdragen tot mijn
herstel dan al uw drankjes en pillen!
Hij liet zich met een zucht achterover in de kussens vallen en sloot de
oogen. Maar als de hoofdverpleegster wat nauwkeuriger had
toegeluisterd, had zij hem kunnen hooren mompelen:
Hij werd pas vele uren later weder wakker, een uur ongeveer vóór de
familieleden bij de zieken zouden worden toegelaten.
—Gij zult hier niet langer blijven liggen, mijnheer Brown. Zoodra het met
het oog op uw toestand mogelijk is—dat wil zeggen over een paar
dagen—zult gij naar het paviljoen vervoerd worden en daar een kamer
voor u alleen krijgen. Uw vriendin heeft zooeven getelefoneerd, dat zij
twee weken verplegingskosten vooruit zal betalen. Dat zal u wel
bevallen, want gij zult het daar vrij wat prettiger krijgen.
—Ik wist wel, dat zij zoo iets doen zou! riep Brown uit, terwijl er een
glimlach om zijn bloedelooze lippen speelde.
Nog een kwartier—en het uur voor het reglementaire bezoek was
aangebroken.
Maar juist ging de deur open, twee dragers droegen op een baar een
nieuwen bewoner van de groote zaal binnen, die honderd twintig
bedden telde, waarvan er honderd tien bezet waren.
Daarop verwijderden zij zich weder met de draagbaar, en voor zoover zij
zich bewegen konden, richtten alle zieken hun blikken nieuwsgierig in
de richting van het zooeven bezette bed.
De man, die daar lag en die thans door een van de verpleegsters
zorgvuldig werd toegedekt, had een zeer bleek gelaat en lag met
wijdgeopende oogen naar de zoldering te staren.
Naast haar liep een grijsaard met bijna spierwit haar, dat op den schedel
reeds begon te dunnen, en in krullen op zijn schouders neerviel.
—Ik heb je dus weer, mijn lieveling! Je weet niet, wat ik geleden heb!
Raffles heeft je dus weten te bevrijden? [4]
De jonge vrouw knikte, terwijl zij op haar beurt het haar van den
gewonde zachtjes met haar lange witte vingers streelde.
—Alles is hem dus gelukt? vroeg Brown fluisterend. Waar is hij nu?
—Is hij dat? Is dat John Raffles? vroeg de gewonde fluisterend, terwijl
hij den grijsaard met groote oogen aanstaarde. Maar dat lijkt mij
onmogelijk toe.
De vrouw had zeer zachtjes gesproken en zij kon er nu zeker van zijn,
dat niemand zou kunnen hooren wat zij zeide, daar twee bedden ter
rechter zijde en één links van den gewonde onbezet waren.
—Ik beken, dat het niet bepaald een pleziertochtje was, hernam Raffles
glimlachend, maar het geluk was aan onze zijde!
—Wilt ge mij niet zeggen, hoe alles gegaan is? vroeg Raoul Beaupré,
dien wij nu hebben leeren kennen als een lid van een Parijsche
dievenbende, die naar Londen was gekomen, om zich op te werpen als
chef van het Genootschap van den Gouden Sleutel.
Beaupré had verbaasd toegeluisterd, en hij vroeg zich nu af, over welke
geheimzinnige macht deze man beschikte, dat hij kon slagen in een
onderneming, waarbij ieder andere zou hebben gefaald.
—Ik bewonder u! Het is waar, dat wij elkander bestreden hebben en het
later nog wel zullen doen, maar wat gij gedaan hebt, grenst aan het
wonderbaarlijke! Maar zooeven zeidet gij, dat Marthe zich nog steeds in
gevaar bevindt! Waarom denkt gij dat?
—Laat Fox zich voor mij in acht nemen, zoodra ik van mijn ziekbed kan
opstaan! Hij heeft mij in dezen toestand gebracht! In een stikdonker
gemaakt vertrek hebben wij elkander met messen bestreden, maar de
verraderlijke schurk had het vloerkleed gegrepen en dit om zijn linker
arm en bovenlijf gewikkeld, waardoor hij veel beter beschermd was dan
ik.
—Op die wijze hebt gij dus om de macht geduelleerd? vroeg Raffles.
—Het wordt morgen in orde gemaakt—hij mag niet vóór over een paar
dagen vervoerd worden. De patiënt is zeer zwak, en iedere druppel
bloedverlies meer, zou hem den dood kunnen brengen.
—Hoe staat het toch met den naam van onzen patiënt? Wij willen
natuurlijk volstrekt niet doordringen in uw particuliere aangelegenheden,
maar wij moeten toch een naam opgeven.
Marthe Debussy wisselde een snellen blik met haar minnaar en
antwoordde toen:
—Weet gij wel, dat er hier vreemde dingen zijn voorgevallen? Scotland
Yard weet in het geheel niets af van de arrestatie, die hier gisternacht
heeft plaats gehad. Gij zult toch wel van de zaak weten?
Zij achtte het echter het verstandigste, na Raffles snel met den blik
geraadpleegd te hebben, om zich van alles onkundig te houden, en
zeide daarom:
—Ja, miss, van twee mannen, die den patiënt hier waren komen
bezoeken, naar de detective zeide, om geld af te zetten. Er waren twee
particuliere detectives hier, maar Scotland Yard verklaarde, van de
geheele zaak volstrekt niets af te weten.