Thomas Van Aquino - Over de Wet - I-II - QQ 90-92

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 22

Thomas van Aquino

Over de Wet
{Summa TheologicaI-Il, qq.90-97]

Vertaald,ingeleid en van aantekeningen voorzien


door M.A.J.M. Buijsen

Uitgeverij Meinema
Zoetermeer
30 OVER DE WET 31

gerezen eveneens ruimte biedt voor de weerlegging van de bezwaren, volstaat Tho-
masin het argumentsed contra met een verwijzing naar de gezaghebbende tekst. Over de Wet
Zie de argumentensed contra van de artt. 3 en 4 van vraagstelling 95. [SummaTheologicaI-II, qq.90-97]
21. In eendiscipline als de theologie weegt het gewicht van een auctoritas uit het Oude
of het Nieuwe Testamentuiteraard zwaarder dan een gezaghebbende uitspraak van
een klassieke, voorchristelijke geleerde. In de theologie moet bepaalde kennis
immers door goddelijke openbaring tot de mens komen. Desalniettemin zijn in
Over de Wet ook deze auctoritates nooit bepalend voor de slotsom van een eigen rede-
nering.
22. In devraagstellingen 98 tot en met 108 wordt de goddelijke wet afzonderlijk behan-
deld. De bespreking van deoverigesoorten in devraagstellingen 93 toten met 97 is Inhoud
veel beknopter. Thomas’belangstelling gaat dan ook primair uit naarde voorschrif-
ten van de goddelijke wet. Gezien de strekking van de Summa Theologica ligt dit voor VRAAGSTELLING 90. OVER HET WEZEN VAN DE WET 35
de hand. Het algemenegedeelte,de vraagstellingen 90 tot en met 92, en hetbijzon- Artikel 1. Ofde wetiets van de redeis 35
dere gedeelte tot en met vraagstelling 97 moeten daarom vooral gezien worden als Artikel2. Of de wetaltijd tot het gemeenschappelijke goede geordendis 38
een algemeneinleiding op de behandeling van de goddelijke wet. In deze algeme- Artikel3. Ofde rede van eenieder een wet kan maken 41
ne inleiding worden echter detraditionele vraagstukken van de rechtsfilosofie, Artikel4. Of afkondiging tot het wezen van een wet behoort 43
namelijk die van de aard en de bindende krachtvan rechtsregels, behandeld.
23. J.A. Weisheipl, Friar Thomas d’Aquino,p.361. VRAAGSTELLING 91. OVER DE VERSCHEIDENHEID VAN DE WETTEN 46
24. Detekstis te vindenin het in 1892 gereedgekomen zevende deel van hetverzamel- Artikel 1. Of er een eeuwige wetis 46
de werk. Zie tomus VII, pp.149-192. Artikel 2. Of er in ons een natuurlijke wet is 48
Artikel 3. Of er een menselijke wetis 51
Artikel4. Of het nodig is geweest dat er een goddelijke wet is 54
Artikel 5. Of er slechts één goddelijke wet is 57
Artikel 6. Ofer een wet van de neiging tot de zondeis 60

VRAAGSTELLING 92. OVER DE GEVOLGEN VAN DE WET 64


Artikel 1. Of het goed maken van mensen een gevolg van de wetis 64
Artikel2. Of de handelingenvan de wetjuist aangegeven worden 67
VRAAGSTELLING 93. OVER DE EEUWIGE WET 71
Artikel 1. Of de eeuwige wet het hoogste in God bestaande begrip is 71
Artikel 2. Of de eeuwige wet aan allen bekendis 74
Artikel3. Of iedere wet van de eeuwige wet afgeleid is
Artikel4. Of noodzakelijke en eeuwige dingen aan de eeuwige wet
onderworpenzijn 80
Artikel 5. Oftoevallige natuurlijke dingen aan de eeuwige wet
onderworpenzijn 82
Artikel6. Of alle menselijke aangelegenheden aan de eeuwige wet
onderworpen zijn 85
32 OVER DE WET

VRAAGSTELLING 94. OVER DE NATUURLIJKE WET 90


Artikel1. Of de natuurlijke wet een hebbelijkheidis 90
Artikel2. Of de natuurlijke wet meerdere voorschriften bevat of
slechts één 93
Artikel3. Ofalle handelingen van de deugden door de wet van de
Thomas van Aquino
natuur voorgeschreven zijn 97
Artikel4. Of de wet van de natuur voorallen dezelfde is 100
Artikel5. Ofde wet van de natuur veranderd kan worden 104
Over de Wet
Artikel6. Ofde wetvan de natuur uit het hart van de mens gewist
kan worden 107 (SummaTheologica 1-II,qq.90-97]

VRAAGSTELLING 95. OVER DE MENSELIJKE WET 110


Artikel1. Ofhetnuttig is geweest dat bepaalde wetten door mensen
gesteld zijn
Artikel2. Ofiedere gestelde menselijke wet van de natuurlijke wet
afgeleid is 114
Artikel3. Of Isidorus’ weergave van de hoedanigheid van de positieve
werjuist is 117
Artikel4. OfIsidorus’ verdeling van de menselijke wettenjuistis 120

VRAAGSTELLING 96. OVER DE MACHT VAN DE MENSELIJKE WET


124
Artikel 1. Of de menselijke wetin het algemeen ofin het bijzonder
gesteld moet zijn 124
Artikel z. Of hettot de menselijke wet behoort om alle ondeugden te
onderdrukken 127
Artikel 3. Of de menselijke wet de handelingen vanalle deugden
voorschrijft 130
Artikel 4. Of de menselijke wet de mens in geweten bindt 133
Artikel 5. Ofallen aan de menselijke wet onderworpen zijn 136
Artikel 6. Ofhij die aan de wet ondergeschikt is, buiten deletter van
de wet om mag handelen 139

VRAAGSTELLING 97. OVER DE VERANDERING VAN DE WETTEN


143
Artikel 1. Of de menselijke wet op een of andere wijze veranderd
moet worden 143
Artikel2. Of de menselijke wettelkens behoort te worden veranderd
wanneerzich iets beters voordoet
Artikel 3. Of de gewoonte kracht van wetkan verkrijgen 148
Artikel4. Of de bestuurders van de menigte van de menselijke wetten
kunnenvrijstellen 151
VRAAGSTELLING 90 35

Delege
Over de wet

QUAESTIO XC VRAAGSTELLING 90
De legibus. - In quatuorarticu- Over het wezen van de wet:
los divisa. In vier artikelen verdeeld

Consequenter consideran- Vervolgens moeten de uitwendige beginselen


dum est de principiis exteriori-
van de handelingen in ogenschouw genomen wor-
bus actuum.
Principium autem exterius den. ©
ad malum inclinans est Diabo- Welnu, het tot het kwade neigende uitwendí-
lus,de cuius tentationein primo ge beginsel is de duivel, over wiens bekoring in het
dictum est. Principium autem Eerste Deel gesprokenis. Het tot het goede nei-
exterius movens ad bonum est gende uitwendige beginsel daarentegen is God, die
Deus, qui et nos instruit per ons door de wet onderricht en ons bijstaat door de
legem,et iuvat pergratiam. genade.
Undeprimo, de lege; secun-
Dientengevolge moeteerst de wet besproken
do, de gratia dicendum est.
Circa legem autem, primo worden, vervolgens de genade.
oportet considerare de ipsa lege Met betrekking tot de wet nu moet de wet eerst
in communi; secundo,de parti- in hetalgemeen bezien worden,vervolgens op haar
buseius. onderdelen.
Circa legem autem in com- Met betrekking tot de wet in het algemeen
muni tria occurruntconsideran- moetenvoorts drie dingen overwogen worden: ten.
da, primo quidem, de essentia
eerste haar wezen; ten tweede de verschillende
ipsius; secundo, de differentia
legum; tertio, de effectibus legis.
soorten wetten; ten derdede gevolgen van de wet.
Circa primum quaeruntur Met betrekking tot de eerste overweging wor-
quatuor. Primo, utrum lex sit den vier vraagpunten onderzocht: 1. of de wet iets
aliquid rationis. Secundo,de fine van de redeis; 2. het doel van de wet; 3. haar oor-
legis. Tertio, de causa eius. Quar- zaak; 4. haarafkondiging.
to, de promulgatione ipsius.

Artikel 1
Articulus primus
Ofde wet iets van de redes is
Utrum lex sit aliquid rationis.
Ten aanzien van heteerste vraagpunt wordtals
Ad primum sic proceditur. volgt geargumenteerd.
Videtur quod lex nonsit aliquid 1. Het schijnt dat de wetnietiets van de rede is.
rationis. Dicit enim apostolus, Dé postel zegt immers in zijn Briefaan de Romei-
ad Rom. VII,video aliam legem in
nen: ‘Ik zie een andere wet in mijn ledematen,’
membris meis,et cetera. Sed nihil
enzovoorts. Maar niets dat van de redeis, is in de
quod est rationis, est in mem-
ledematen, omdatde rede zich niet van een licha-
VRAAGSTELLING 90 37

36 OVER DE WET

unoquoque autem genere id Nuis datgene watin iedere afzonderlijke klas-


de wet niet iets
bris, quia ratio non utitur orga- melijk orgaan bedient.5 Bigevolg is quodest principium,est mensu- serhet eerste beginselis, de maaten deregel van
no corporali. Ergo lex non est ali- van de rede. ra et regulaillius generis, sicut die klasse, zoals de eenheid in de klasse van de
end vermogen, unitas in genere numeri, et
quid rationis. 2. Voorts is in de rede uitsluit getallen en deeerste beweging in de klasse van de
Praeterea, in ratione nonest wetis niet motus primus in genere
hebbelijkheid en handeling. Maar de bewegingen. Hieruit volgt dat de weriets is wat tot
nisi potentia, habitus et actus. evenminis zij een motuum. Unde relinquitur
het vermogen zelf van de rede; de rede behoort.7
Sed lex non est ipsa potentia tde heb- quodlex sit aliquid pertinens ad
of andere hebbelijkheid van derede, omda
rationis. Similiter etiam non est e deugden rationem.
belijkheden van de rede de intellectuel Ad primum ergo dicendum Naaraanleiding van de eerste tegenwerping
aliquis habitus rationis, quia en zelfs iszij
zijn, waarover tevoren gesprokenis7 quod, cum lex sit regula quae- moer bijgevolg gezegd wordendat, daar de wet een
habitus rationis sunt virtutes van een han-
intellectuales, de quibus supra geen handeling, omdat bij het staken dam et mensura,dicitur duplici- bepaalderegel en maat is, zij op twee wijzen in iets
ij sla-
dictum est. Nec etiam est actus deling van de rede de wet zou staken, zoalsb ter esse in aliquo. Uno modo, kan zijn. Op de ene wijze in datgene wat meet en
niet iets van de sicut in mensuranteet regulan-
rationis, quia cessante rationis pende mensen. Bijgevolg is de wet regelt, en omdatdit eigen aan de redeis, is de wet
actu, lex cessaret, puta in dor- rede. te. Et quia hoc est proprium
op deze wijze uitsluitend in de rede. Op de andere
mientibus. Ergo lex nonest ali- aan de rationis, ideo per hunc modum.
3. Voorts beweegt de wet degenen die wijze in datgene wat gemeten en geregeld wordt,
quid rationis. het goede. lex est in ratione sola. Alio modo,
wet onderworpenzijn, tot het doen van en aldus is de werin alles wattot iets krachtens een
Praeterea, lex movet eos qui ort juist tot de sicut in regulato et mensurato.
Maar bewegen tot handelen beho Et sic lex est in omnibus quae of andere wet geneigd is. Zo kan iedere krachtens
subiiciuntur legi, ad recte agen- er gezegd is.
dum. Sed movere ad agendum wil, zoals blijkt uit datgene wat eerd inclinanturin aliquid ex aliqua een of andere wet aan het licht tredende neiging
, maar
proprie pertinet ad voluntatem, Bijgevolg behoort de wet niet tot de rede lege,ita quod quaelibetinclina- een wet genoemd worden, niet wezenlijk, maar
met wat de tio proveniensex aliqua lege,
ut patetex praemissis. Ergo lex meer tot de wil, hetgeen overeenstemt door deelhebbing.18 En op deze wijze wordt de nei-
non pertinet ad rationem, sed
heeft, heeft potest dici lex, non essentialiter,
Jurist zegt: ‘Wat de vorst besloten ging zelf van de ledematentot het zinnelijke ‘de
magis ad voluntatem, secun- kracht van wet.” sed quasi participative. Et hoc
wet van de ledematen’ genoemd.
dum quod etiam jurisperitus modoinclinatio ipsa membro-
dicit, quod placuit principi, legis eden en tum ad concupiscendum lex
— Maarhier staat tegenover dat het gebi ‘Naaraanleiding van de tweede tegenwerping
habetvigorem. Het bevelen is membrorum vocatur.
Sed contraest quod ad legem het verbieden tot de wet behoren. Ad secundum dicendum moet gezegd wordendat zoals in uitwendige han-
ren gesteldis.1°
pertinet praecipere et prohibere. echter eigen aan derede, zoals tevo quod,sicutin actibus exteriori- delingen de werkzaamheid en het gedane werk,bij-
Sed imperare est rationis, ut Bijgevolg is de wet iets van de rede. ‘bus est considerare operationem voorbeeld het bouwen en het gebouwde, te
supra habitum est. Ergo lex est et operatum, puta aedificatio- beschouwenzijn, ook in de handelingen van de
aliquid rationis. de wet cen nem et aedificatum;ita in operi-
IK ANTWOORD mette zeggen dat rede de handeling zelf, het begrijpen en het redene-
is, waar- bus rationis est considerate
bepaalde regel en maatvan handelingen ren, beschouwd kan worden, alsook datgene wat
Respondeo dicendum quod lex of van ipsum actum rationis, qui est
door iemand tot handelen wordt aangezet door een dergelijke handeling gevormd wordt. In
quaedam regula est et mensura komt intelligere et ratiocinari,et ali-
handelen wordt afgehouden. ‘Lex [wet] quid per huiusmodi actum con- de beschouwenderedeis dit: ten eerste de bepaling;
actuum, secundum quam indu- hand elen
citur aliquis ad agendum, vel ab
immers van ligare [binden], omdat zij tot stitutum. Quod quidem in spe- ten tweedede bewering; ten derde de redenering of
but moet :
agendo retrahitur, dicitur enim binden © 4 culativa ratione primo quidem. de bewijsvoering.19 En omdat ook de praktische
ke han-
lex a ligando, quia obligat ad Nuis de regel en de maat van menselij est definitio; secundo, enuncia- rede gebruikmaakt van een bepaalde redenering
nsel van de tio; tertio vero, syllogismus vel
agendum. ‘Regula autem et delingen de rede,53die het eerste begi metbetrekking tot datgene wat gedaan moet wor-
mensurahumanorum actuum elij k blijkt argumentatio. Et quia ratio
menselijke handelingenis, zoals duid den,zoals tevoren gesteldis,» overeenkomstig het-
est ratio, quaeest primum prin- rs eigen aan etiam practica utitur quodam
uit wateerder gezegd is.+ Het is imme geen deFilosoofleertin zijn Ethiek,? is in de prak-
cipiumactuum humanorum, ut dat het eerste syllogismoin operabilibus, ut
de rede te ordenen tot het doel, tische redeiets te vinden watzich op dezelfde wijze
ex praedictis patet, rationis enim. s volgens supra habitum est, secundum
beginsel in praktische aangelegenhedeni quod philosophusdocet in Vil tot de werkzaamheden verhoudtals de bewering
est ordinare ad finem, qui est
primum principium in agendis, de Filosoofin zijn Physica.5 Ethic, ideo est invenire aliquid tot de gevolgtrekkingen in de beschouwende rede.
secundum philosophum. In
39
VRAAGSTELLING 90
OvER DE WET

- re bonum ordinatur. 3. Voorts zegt Isidorus in zijn Etymologieén: ‘Als


n van de tot han
se Dergelijke universele beweringe Praeterea, Isidorusdicit, in de wet overeenkomstig de rede opgesteldis, dan is
in ratione practica quod ita he rede zijn wetten.
t se delingen geordende praktisc libro Etymol.siratione lex constat, ieder ding dat overeenkomstig de rede opgesteld is,
habeat ad operationes, sicu
eens daadwerkelijk lex erit omne quod ratione constite-
habet propositio in ratione spe- Deze beweringen worden nu een wet.” Maar derede is niet alleen de basis van
culative ad conclusiones. Et
kheidz: door de rit. Sed ratione consistit non
overdacht, dan weer als een hebbelij wat geordendis tot het gemeenschappelijke goede,
huiusmodi propo-sitiones uni- rede gehouden. solum quod ordinatur ad
maar ook van datgene wat geordendis tot het par-
versalesrationis practicae ordi- bonum commune, sed etiam
o- quod ordinatur ad bonum priva-
ticuliere goedevan de enkeling.Bijgevolgis de wet
natae ad actiones, habent rati enwerping
‘Naar aanleiding van de derde teg niet alleen geordend tot het gemeenschappelijke
nem legis. Quae quidem de kracht van het tum. Ergo lex non ordinatur
moet gezegd worden dat de rede solum ad bonum commune, sed goede, maar ooktot hetparticuliere goede van de
propositiones aliquandoactuali- s tevoren gezegd
ter considerantur, aliquando bewegen van de wil verkrijgt, zoal etiam ad bonum privatum enkeling.
wil, beveelt de
vero habitualiter a ratione is.23 Juist omdat iemand een doel unius.
nd zijn tot het Sed contra est quod. Isidorus
tenentur. rede omtrent de dingen die georde — Maarhierstaattegenoverdat Isidorusin zijn
Ad tertium dicendum quod ng tot de dingen. dicit, in V Etymol., quodlex est
doel. Maar om de wil met betrekki Etymologieën zegt dat‘de wet niet een particulier
ratio habet vim movendi a , moet hij op nullo privato commodo,sed pro com-
die bevolen worden wette laten. zijn belang dient, maar het algemene nut van de bur-
yoluntate, ut supra dictum est, geregeld zijn. muni utilitate civium conscripta.
de een of andere wijze door de rede ges > Typuin Borruins CECH) syriun
ex hoc enim quodaliquis vult gde wordenver-
En op deze wijze moet het geze
finem,ratio imperatde his quae ht van wet heeft’, Respondeo dicendum quod,
sunt ad finem.Sed voluntas de staan dat ‘de wil van de vorst krac sicut dictum est, lex pertinet ad IKANTWOORD mette zeggen dat, zoals gezegd is
kheid dan wet
his quae imperantur, ad hoc daar anders deze wil eerder onbillij id quod est principium huma- in het voorgaande artikel, de wet tot datgene
quod legis rationem habeat, zou zijn. norum actuum, ex co quod est behoort wat beginsel van menselijke handelingen
oportet quodsit aliqua ratione regula et mensura. Sicut autem is, omdatzij regel en maatis. Zoals nu de rede het
regulata. Et hoc modo intelligi- ratio est principium humano-
beginsel van menselijke handelingenis, zois voorts
tur quod voluntas principis rum actuum, ita etiam in ipsa
in de redezelf iets wat beginsel is met betrekking
habet vigorem legis, alioquin ratione est aliquid quodest prin-
cipium respectu omnium alio- tot al het andere. Vandaardat de wet voornamelijk
voluntas principis magis esset
iniquitas quam lex. rum. en hoofdzakelijk tot dit beginsel moet behoren,
-de Wde Aln maah „kaf
Unde ad hoc oportet quod
Artikel 2 principaliter et maxime pertine-
ke Nuis het eerste beginsel in praktische aangele-
ArticulusIL Ofde wetaltijd tot het gemeenschappelij at lex. Primum autem princi- genheden, die voorwerp zijn van de praktische
Utrum lex ordinetur semper ad goede geordend is piumin operativis, quorum est redie uiteindelijke doel. Voortsis het geluk of
bonum commune. ratio practica, est finis ultimus.
de gelukZaligheid het uiteindelijke doel van het
agpunt wordt
Ten aanzien van het tweede vra Bpque m leisfnisgm menselijke leven, zoals tevoren gesteld is.26 Van-
Ad secundum sic proceditur. nae vitae ideas vel ‘beatitudo,
als volgt geargumenteerd. daar dat de wet zich hoofdzakelijk op de vethou-
Viderur quodlex non ordinetur jd tot het ut supra habitum est. Unde
1. Het schijnt dat de wet niet alti oportet quod lex maxime respi- ding tot de gelukzaligheid moet betrekken. Boven-
semper ad bonum commune is. Tot de wet
sicut finem. Ad legem enim per- gemeenschappelij ke goede geordend ciat ordinem quiest in beatitu- dien, daar ieder deel geordendis tot het geheel,
en verbieden. Maar
tinet praecipere et prohibere. Sed behoort immers het gebieden dinem. Rursus, cum omnis pars zoals het onvolmaakte tot het volmaakte en de
bepaalde afzonder-
praecepta ordinantur ad quae- voorschriften zijn geordend tot ordinetur ad totum sicut imper- enkeling tevensdeelis van de volmaakte gemeen-
dam singularia bona. Nonergo enschappelijke fectum ad perfectum; unus
lijke goeden.Bi jgevolg is het geme schap,is het noodzakelijk dat de wet zich in het
semperfinis legis est bonum wet. autem homoest pars communi- p-
goedenietaltijd het doel van de bijzonder op de verhouding tot de gemeenscha
commune. Voor tsle idt de wet de mens bij het handelen. tatis perfectae, necesse est quod
2. pelijke gelukzaligheid moet betrekken.27 Vandaar
Praeterea, lex dirigit homi- enbe trekking lex proprie respiciat ordinem ad
Maar menselijke handelingen hebb felicitatem communem. Unde et ook dat de Filosoof na de bepaling van wettelijke
nem ad agendum. Sed actus Bijg evol g is ook
humanisuntin particularibus. op bijzondere aangelegenheden. philosophus, in praemissa defi- regelingen melding maaktvan zowel de gelukza-
goe d geor dend.
Ergo et lex ad aliquod particula- de wet tot een of ander bijzonder
40 OVER DE WET VRAAGSTELLING 90 41

nitione legalium, mentionem ligheidals de politieke gerneenschap, want in zijn sicut nihil constat firmiter Naaraanleiding van de derde tegenwerping
facit et de felicitate et commu- Ethiek zegt hij dat ‘wij wettelijke regelingen recht- secundum rationem speculati- moet gezegd worden dat, zoals niets zeker vastge-
nionepolitica. Dicit enim, in V vam nisi per resolutionem ad
vaardig noemen, wanneerzij de gelukzaligheid en steld is door de beschouwende rede dan doorherlei-
Ethic., quodlegalia iusta dicimus primaprincipia indemonstrabi-
haar bijzonderhedenin de politieke gemeenschap ding tot eerste niet-bewijsbare beginselen, zo ook
Factiva et conservativafelicitatis et lia,ita firmiter nihil constat per
particularum ipsius, politica com- kunnen bewerkstelligen en bewaren’: De vol- rationem practicam nisi per niets doorde praktische redezeker vastgesteld is
municatione, perfecta enim com- maakte gemeenschap is immers de politieke ordinationem ad ultimum dan doorordeningtot het uiteindelijke doel, wat
munitas civitas est, ut dicitur in gemeenschap, zoals gezegd wordt in de Politiek.2? finem, qui est bonum commu- het gemeenschappelijke goedeis. En datgene wat op
Polit. In quolibet autem genere Nu is in iedere klasse datgene wat het grootste ne. Quod autem hoc modoratio- deze wijze doorderedevastgesteldis,is een wet.32
id quod maxime dicitur, est genoemd wordt, het beginsel van de overige dingen, ne constat, legis rationem habet.
principium aliorum, et alia en worden de overige dingen aanditzelfde beginsel
dicuntur secundum ordinem ad
ondergeschikt genoemd, zoals het vuur, dat het
ipsum,sicut ignis, qui est maxi- ArticulusIII
warmste is, de oorzaak van de warmte genoemd Artikel 3
me calidus, est causa caliditatis Utrum ratio cuiuslibetsit facti-
in corporibus mixtis, quae
wordtin gemengdelichamen,die in zoverre warm Ofde rede van eenieder een wet kan maken
valegis.
intantum dicuntur calida, genoemd worden, voor zoverzij aan het vuur deel-
inquantum participant de igne. hebben. Vandaar dat, omdat de wet voornamelijk op Ad tertium sic proceditur. Ten aanzien van het derde vraagpunt wordt als
Unde oportet quod, cum lex het gemeenschappelijke goede betrekkingheeft, Videtur quod cuiuslibetratio sit volgt geargumenteerd.
maxime dicatur secundum ordi- ieder ander voorschrift met betrekking tot een bij- factiva legis. Dicit enim aposto- 1. Het schijnt dat de rede van eenieder een wet
nem ad bonum commune, zonderwerknietiets van een wet zal hebben,tenzij lus, ad Rom.II, quod cumgentes, kan maken. De Apostel zegt immers in zijn Brief
quodcumquealiud praeceptum quaelegem non habent, naturaliter
voor zoverhet tot het gemeenschappelijke goede aan de Romeinen dat ‘wanneer de heidenen die de
de particulari opere non habeat ea quaelegis suntfaciunt,ipsi sibi
geordend is. En daarom is iedere wet tot het wet niet hebben, van nature de dingen doen die
rationem legis nisi secundum suntlex. Hoc autem communiter
ordinem ad bonum commune. gemeenschappelijke goede geordend. de omnibus dicit. Ergo quilibet van de wetzijn,zij zichzelf een wet zijn’.3 Nu zegt
Et ideo omnis lex ad bonum potestfacere sibilegem. hij dat overallen in het algemeen. Bijgevolg kan
communeordinatur. Naaraanleiding van de eerste tegenwerping Praeterea, sicut philosophus eeniederzichzelf de wetstellen.
Ad primum ergo dicendum moetbijgevolg gezegd worden dat een voorschrift dicit,in libroII Ethic., intentio 2. Voorts, zoals de Filosoofzegt in zijn Ethiek, ‘is
quod praeceptum importat toepassing veronderstelt op de dingendie door de legislatoris estut inducat hominem het de bedoeling van de wetgever de menstot de
applicationem legis ad ea quae ex wet geregeld worden. De orde tot het gemeen- ad virtutem. Sed quilibet homo deugd te voeren’.34 Maar ieder mens kan een ander
lege regulantur. Ordo autem ad potest alium inducere ad virtu-
schappelijke goede, waartoe de wetstrekt,is echter tot de deugd voeren. Bijgevolg is de rede van iede-
bonum commune,quipertinet tem. Ergo cuiuslibet hominis
ad legem,est applicabilis ad sin- toepasbaar op afzonderlijke doelen. En dienover- re mensin staat om een wet te maken.
ratio est factivalegis.
gulars fines. Et secundum hoc, eenkomstig worden voorschriften met betrekking Praeterea, sicut princeps 3. Voorts, zoals de vorst van een politieke
etiam de particularibus quibu- tot bepaalde bijzondere doelen gegeven.3° civitatis est civitatis gubernator, gemeenschap de bestuurder van de politieke
sdam praecepta dantur. ita quilibet paterfamilias est gemeenschap is, zo is iedere huisvaderde bestuur-
Ad secundum dicendum Naaraanleiding van de tweede tegenwerping gubernator domus. Sed princeps der van een huisgezin. Devorst van een politieke
quod operations quidem suntin moet gezegd worden dat werkzaamheden welis- civitatis potest legem in civitate gemeenschap kan echter voor de politieke gemeen-
particularibus, sedilla particula- facere. Ergo quilibet paterfami-
waar betrekking hebbenop bijzondere aangele- schap de wet maken. Bijgevolg kan iedere huisva-
ria referri possunt ad bonum lias potest in sua domofacere
genheden, maar datdie bijzonderheden herleid der het huisgezin de wetstellen.
commune, non quidem com- legem.
munitate generis vel speciei, sed kunnen wordentot het gemeenschappelijke goede, Sed contra est quod Isidorus
communitate causae finalis, niet tot een gemeenschappelijke klasse of soort, dicit, in libro Etymol., et habetur - Maarhier staat tegenover het gezegde van Isí-
secundum quod bonum com- maar tot een gemeenschappelijke doeloorzaak, in decretis, dist. Ulex est constitu- dorus in zijn Etymologieën en wordt er in de Decre-
mune dicitur finis communis. daarhet gemeenschappelijke goede het gemeen- tio populi) secundum quam maiores ten gesteld:‘De wetis een regeling van het volk,
Ad tertium dicendum quod, schappelijke doel genoemd wordt. natu simul cum plebibus aliquid waarbij de edellieden, tezamen met het gewone
VRAAGSTELLING 90 43
42 OVER DE WET

sanxerunt. Non est ergo cuiusli- volk, iets hebben bekrachtigd.’35 Bijgevolg is het autem est communitas perfecta, straffen toekomt, zoals verder gezegd zal worden:
bet facere legem. niet aan eenieder om een wet te maken. ut dicitur in I Politic. Et ideo En daarom komt uitsluitendaan hem het maken
sicut bonum unius hominis non van wetten toe.
Respondeo dicendum quodlex est ultimus finis, sed ordinatur
IK ANTWOORD mette zeggen dat een wet, in ad commune bonum;ita etiam.
proprie, primoet principaliter Naaraanleiding van de derde tegenwerping
eigenlijke zin, in de eerste plaats vooral op het et bonum unius domusordina-
tespicit ordinem ad bonum moet gezegd worden dat een mens weliswaar deel
commune. Ordinare autem ali- gemeenschappelijke goedebetrekking heeft. Nuis tur ad bonum unius civitatis,
het ordenen van iets tot het gemeenschappelijke quae est communitas perfecta. uitmaakt van een huisgezin, maar dat het huisge-
quid in bonum communeestvel
totius multitudinis, vel alicuius goede voorbehouden aan de gehele menigte van Undeille qui gubernat aliquam zin eendeel is van de politieke gemeenschap. Nuis
gerentis vicem totius multitudi- “mensen, of aan een of ander behartigend deel van familiam, potest quidem facere de politieke gemeenschap een volmaakte gemeen-
nis. Et ideo condere legem vel de gehele menigte. En daarom komt het vaststel- aliqua praecepta vel statuta; non schap, zoals gezegd wordt in de Politiek.39 En daar
pertinet ad totam multitudi- tamen quae proprie habeant het goedevan één mens niet het uiteindelijke doel
len van een wet ofwel toe aan de gehele menigte
nem,vel pertinet ad personam rationem legis. is, maar geordend is tot het gemeenschappelijke
van mensen, ofwel aan een publieke persoon die de
‚publicam quae totius multitudi- goede,zo is ook het goede van één huisgezin geor-
zorg heeft voor de gehele menigte, omdat ook in
nis curam habet. Quia et in
alle andere dingen het ordenen tot een doel aan dendtot het goede van de politieke gemeenschap,
omnibusaliis ordinarein finem
degene toekomt, wiens doel heteigenlijk is. die een volmaakte gemeenschapis. Vandaar dat hij
est eius cuius est proprius ille
finis. die een familiebestuurt,zeker enige voorschriften
Ad primum ergo dicendum Naar aanleiding van de eerste tegenwerping of bepalingen kan maken, evenwel niet die welke
quod, sicut supra dictum est, lex moetbijgevolg gezegd worden dat, zoals tevoren in eigenlijke zin wetzijn.
est in aliquo non solum sicutin gezegdis in art. 1 van dezevraagstelling, naar aan-
regulante, sed etiam participati-
leiding van de eerste tegenwerping, de wet niet
vesicut in regulato. Ethocmodo Artikel 4
unusquisque sibi est lex, uitsluitend in iemand is, zoals in iemand die Articulus IV
regelt, maar ook door deelhebbing in iemand is, Of afkondiging tot het wezen van een wet
inquantum participat ordinem Utrum promulgatiosit de
rationelegis. behoort
alicuius regulantis. Undeet ibi- zoals in iemand die geregeld wordt. En op deze
dem subditur, qui ostendunt opus wijze is eeniederafzonderlijk een wet voorzichzelf,
legis scriptum in cordibus suis. voorzoverhij deelheeft aan de orde van iemand die Ad quartum sic proceditur. Ten aanzien van hetvierde vraagpunt wordt als
Ad secundum dicendum Videtur quod promulgatio non volgt geargumenteerd. {jyui) :
regelt. Vandaar ook dat er op dezelfde plaats wordt
quodpersona privata nonpotest sit de ratione legis. Lex enim 1. Het schijnt dat afkondiging niet tot het
toegevoegd: ‘Die betonen het werk van de in hun
inducereefficaciter ad virtutem. naturalis maxime habetratio- wezen van een wet behoort. De natuurlijke wetis
harten geschreven wet.'36 nem legis. Sed lex naturalis non
Potest enim solum monere, sed
immers het meest van al een wet, maar de natuur-
si sua monitio non recipiatur, indiget promulgatione. Ergo
Naaraanleiding van de tweede tegenwerping non est de ratione legis quod lijke wet ontbeert afkondiging. Bijgevolg behoort
non habet vim coactivam; quam
debet habere lex, ad hoc quod moet gezegd worden dat een particuliere persoon promulgetur. hetniet tot het wezen van de wetdat zij afgekon-
efficaciter inducat ad virtutem, niet krachtdadig tot de deugd kan aanzetten, want Praeterea, ad legem pertinet digd wordt.
ut philosophus dicit,in X Ethic. hij kan namelijk uitsluitend vermanen. Indien proprie obligare ad aliquid 2. Voorts is het eigen aan de wet teverplichten
Hancautem virtutem coactivam faciendum vel non faciendum. om iets te doenof iets niet te doen. Maar niet alleen
zijn vermaning nietter harte mocht worden geno-
habet multitudo vel persona Sed non solum obligantur ad zij aan wie de wet afgekondigdis, wordenverplicht
men, heeftzij niet de dwingendekracht, zoals de implendam legem illi coram
publica, ad quam pertinet poe- om de wet na te komen, anderen evenzeer. Bijge-
nas infligere, ut infra dicetur. Et wet moet hebben, om krachtdadig tot de deugd te quibus promulgatur lex, sed
kunnen voeren, zoals de Filosoof zegt in zijn volg behoort afkondigingniet tot het wezen van de
ideo solius eius est leges facere. etiam alii. Ergo promulgatio
Ethiek.37 Deze dwingende kracht komt echter ofwel nonest derationelegis. wet.
Ad tertium dicendum quod,
sicut homo est pars domus, ita toe aan de gehele menigte van mensen,ofwel aan Praeterea, obligatio legis 3. Voortsstrekt de verplichting van de wet zich
domus est pars civitatis, civitas een publieke persoon aan wie het toebrengen van extenditur etiam in futurum, ook uit over de toekomst, omdat ‘wetten voor toe-
VRAAGSTELLING 90 45
OVER DE WET

Ad tertium dicendum quod genomen door bemiddeling van anderen, nadat de


quialeges futuris negotiis neces- komstige aangelegenheden dwang opleggen’, zoals
promulgatio praesens in futu- afkondiging geschied is.
sitatem imponunt, ut iura de Rechtsgeleerden zeggen.*° Maar afkondiging rum extenditur perfirmitatem
dicunt. Sed promulgatio fit ad betreft de aanwezigen. Bijgevolgis afkondiging Scripturae, quae quodammodo Naar aanleiding van de derde tegenwerping
praesentes. Ergo promulgatio niet noodzakelijk voor een wet. semper eam promulgat. Unde
non est de necessitate legis. moet gezegd worden dateen tegenwoordige afkon-
Isidorus dicit, in IL Etymol., quod
Sed contra est quod dicitur diging zich uitstrekt over de toekomst naargelang
- Maar hier staat tegenoverdat in de Decreten lex a legendovocataest, quia scripta
in decretis, IV dist., quodlleges de duurzaamheid van hert geschrift, waardoor de
ideaBS promulgangs, r) gezegd wordt dat ‘wetten worden ingesteld wan- est. )
wetin zekere zin voortdurend afgekondigd wordt.
neer ze worden afgekondigd’.#
+ de Let = Lin LE VandaardatIsidorus in zijn Etymologieën zegt dat
Respondeo dicendum quod,
sicut dictum est, lex imponi- Loorgduuin Audi. ‘lex genoemdis naar legere (voorlezen), omdatzij
IKANTWOORD mette zeggendat, zoals gezegdis
tur aliis per modum regulaeet geschreven is’.44 LL
imart. 1 van deze vraagstelling, de wet aan anderen
mensurae. Regula autem et
opgelegd wordt bij wijze van regel en maat. Nu
mensura imponitur per hoc
wordeneen regel en een maat opgelegd, doordat ze
quodapplicatur his quae regu-
lantur et mensurantur. Unde toegepast worden op degenen die geregeld en
ad hoc quodlex virtutem obli- gemeten moeten worden. Vandaar dat de wet,
gandiobtineat, quodest pro- opdatzij bindende krachtverkrijgt, hetgeen eigen
prium legis, oportet quod aan de wetis, toegepast zal moeten worden op de
applicetur hominibus qui mensen die door haar geregeld moeten worden.
secundum eam regulari debent. Nuvindt een zodanige toepassing plaats doordat
Talis autem applicatio fit per
hun kennis van de wet afkomstig is van haar
hoc quod in notitiam eorum
deduciturex ipsa promulgatio-
afkondiging. Vandaar dat afkondiging noodzake-
ne. Unde promulgatio necessa- lijk is, opdat de wet haar kracht zal hebben.
tia est ad hoc quodlex habeat En aldus kan uit de vier voorgaandeartikelen
suam virtutem. tot de bepaling van de wet gekomen worden, die
Et sic ex quatuorpraedictis niets anders is dan een bepaalde afgekondigde
potestcolligi definitio legis, quae ordening van de rede met betrekking tot het
nihil est aliud quam quaedam gemeenschappelijke goede, en afkomstig van hem
rationis ordinatio ad bonum
die de zorg voor de gemeenschap heeft.4
commune, ab eo qui curam com-
munitatis habet, promulgata.
Ad primum ergo dicendum Naar aanleiding van de eerste tegenwerping
quod promulgatio legis naturae moetbijgevolg gezegd worden datde afkondiging
est ex hoc ipso quod Deus eam. van de wet van de natuur blijkt uic het feit dat God
mentibus hominum inseruit haarin de geesten van de mensen heeft geplant om
naturaliter cognoscendam. haar van naturete kennen.43
Ad secundum dicendum
quodilli coram quibus lex non
Naar aanleiding van de tweede tegenwerping
promulgatur, obligantur ad
legem servandam, inquantum moet gezegd wordendat diegenen in wiens tegen-
in corum notitiam devenit per woordigheid de wet niet wordt afgekondigd, ver-
alios, vel devenire potest, pro- plichtzijn tot het in acht nemenvande wet, voor
mulgationefacta. zover er kennis van genomenis of kan worden
VRAAGSTELLING 91 47
46 OVER DE WET

Respondeo dicendum quod, IK ANTWOORD mette zeggen dat, zoals tevoren


VRAAGSTELLING 91 sicut supra dictum est, nihil est gezegd is in het hoofdgedeelte van art. 4 van de
QUAESTIO XCI
aliud lex quam quoddam voorgaande vraagstelling, de wet niets andersis
Over de verscheidenheid van de wetten’ dictamen practicae rationis in daneen uitspraak? van de praktischerede, afkom-
De legum diversitate. — In sex
In zes artikelen verdeeld principe qui gubernataliquam
articulos divisa. stig van de vorst die een volmaakte gemeenschap
communitatem perfectam.
Manifestum est autem, supposi- bestuurt. Nu is het duidelijk dat, gesteld dat de
Deinde considerandum est © Vervolgens moet de verscheidenheid van de wereld door de goddelijke Voorzienigheid geleid
to quod mundus divina provi-
de diversitate legum.Etcirca hoc wetten in ogenschouw genomen wordenen dien- wordt, zoals in het Eerste Deel gesteld is,+ de
dentia regatur,ut in primo habi-
quaeruntur sex. Primo, utrum aangaande wordenzes vraagpunten onderzocht: 1. tum est, quod tota communitas gemeenschap van het heelal bestuurd wordt door
sit aliqua lex aeterna. Secundo, ofer een eeuwige wet is; z. ofer een natuurlijke wet universi gubernatur ratione de goddelijke rede. En daarom is het begrip van het
utrum sit aliqua lex naturalis.
is; 3. of er een menselijke wetis; 4. ofer een godde- divina. Et ideo ipsa ratio guber- bestuur van de dingen, dat in God als vorst van het
Tertio, utrum sit aliqua lex
lijke wet is; 5.of er slechts één goddelijke weris, of nationis rerum in Deo sicut in
humana. Quarto, utrum sit ali- heelal bestaat, een wet. En omdat de goddelijke
meerdere; 6. of er een wet van de zondeis. principe universitatis existens,
qualex divina. Quinto, utrum. rede niets vormtin detijd, maar een eeuwig begrip
legis habet rationem. Et quia
sit una tantum,vel plures.Sexto, heeft, zoals gezegd wordt in het boek Spreuken,
divina ratio nihil concipit ex
utrum sit aliqualex peccati. moet een wet van deze soort eeuwig genoemd wor-
tempore, sed habet aeternum
Artikel 1 dens = ea} gui .
conceptum,ut dicitur Prov.VIII;
Articulus primus Ofer een eeuwige wet is inde est quod huiusmodilegem
Utrum sit aliqualex aeterna.
oportet dicere aeternam. Naar aanleiding van de eerste tegenwerping
Tenaanzienvan het eerste vraagpunt wordtals Ad primum ergo dicendum moetbij gevolg gezegd worden dat die dingen die
Ad primum sic proceditur. Vide-
volgt geargumenteerd. quodea quaein seipsis non sunt,
tur quod nonsit aliqualex aeter niet op zichzelfzijn, in God bestaan, voor zoverzij
1. Het schijnt dat er geen eeuwige wetis. ledere apud Deum existunt, inquan-
na. Omnis enim lex aliquibus door Hem gekend en voorbestemdzijn, dit volgens
tum suntab ipso praecognita et
imponitur.Sed nonfuit ab aeter- wet wordtimmersiemand opgelegd. Maar er is niet de Briefaan de Romeinen: ‘Die roept die dingen die
praeordinata; secundum illud
no aliquis cui lex posset imponi, iemand van de eeuwigheid geweest aan wie de wet niet zijn als dingendie zijn.7 Dienovereenkomstig
Rom. IV, quivocat ea quae non sunt,
solus enim Deusfuit ab aeterno. zou kunnen worden opgelegd, wantuitsluitend God tanquam ea quae sunt. Sic igitur is het eeuwige begrip van de goddelijke wet een
Ergo nulla lex est aeterna. is van de eeuwigheid. Bijgevolg is geen wet eeuwig. aeternus divinaelegis conceptus eeuwige wet, voor zover het door God tot het
Praeterea, promulgatio est
2. Voorts behoort afkondiging tot het wezen habet rationem legis aeternae, bestuur van de door Hem tevoren gekende dingen
de rationelegis. Sed promulgatio
van een wet. Maar afkondiging kan niet van de secundum quod a Deo ordinatur
non potuitesse ab aeterno, quia geordend is.
eeuwigheid zijn, omdat er niemand van de eeu- ad gubernationem rerum ab
nonerat ab aeterno cui promul-
ipso praecognitarum.
garetur. Ergo nulla lex potest wigheid was aan wie afgekondigd zou kunnen Naaraanleiding van de tweede tegenwerping
Ad secundum dicendum
esse aeterna. worden. Bijgevolg kan geen wet eeuwig zijn. moet gezegd wordendat afkondiging zowel mon-
quod promulgatiofit et verbo et
Praeterea,lex importat ordi- 3. Voorts impliceert een wet de gerichtheid op deling als schriftelijk geschiedt. En op beide wij-
scripto; et utroque modo lex
nem ad finem. Sed nihil est een doel. Maarniets dat tot een doel geordend kan aeterna habet promulgationem zen is de eeuwige wet door God afgekondigd,
aeternum quod ordinetur ad worden,is eeuwig, wantuitsluitend het uiteinde- ex parte Dei promulgantis, quia omdat zowel het goddelijke Woord als het boek des
finem,solus enim ultimus finis
lijke doelis eeuwig. Bijgevolg is geen wet eeuwig. et verbum divinum est aeter- levens dat geschreven zal worden, eeuwig zijn.
est aeternus. Ergo nulla lex est
num,et Scriptura libri vitae est
aeterna. Maar van de kant van het horende ofziende schep-
— Maar hier staat tegenover wat Augustinus in aeterna. Sed ex parte creaturae
Sed contra est quod Augusti- sel kan de afkondiging niet eeuwig zijn.
audientis aut inspicientis, non.
nus dicit,inI de Lib. Arb.,lex quae zijn boek Overde vrije wilskeuze zegt: ‘De wetdie de
potest esse promulgatio aeterna.
summaratio nominatur, non potest hoogste redelijkheid genoemd wordt, kan niet Naar aanleiding van de derde tegenwerping
Ad tertium dicendum quod
cuipiam intelligenti non incommu- anders wordenbegrepen danals onveranderlijk en moet gezegd worden dat de wet ordening tot een.
lex importat ordinem ad finem
tabilis aetemaquevideri. eeuwig? active, in quantum scilicet per doelactief impliceert, aangezien door haar name-
VRAAGSTELLING 91 49
48 OVER DE WET

bus animalibus, propter liberum ge zijn vrije wilskeuze,die hij op de andere zin-
worden;
eamordinanturaliquain finem, lijk bepaalde dingentot een doel geordend arbitrium, quod praealiis ani- tuiglijk levende wezens voorheeft. Daar derhalve
en, de wet
non autem passive, idest quod daarentegenniet passief, dat wil zegg malibus habet. Cum igitur alia anderezintuiglijk levende wezensniet onderwor-
j
tenzi op bij- animalia non subdantur legi
ipsalex ordinetur ad finem,nisi zelf wordt niet geordend tot een doel, pen zijn aan de natuurlijke wet, zal de mens even-
per accidens in gubernante cuius s doel buiten naturali, nec homo alicui legi
komstige wijze in de bestuurder wien min aan een natuurlijke wet onderworpen zijn.
finis est extra ipsum, ad quem wet geordend naturali subditur.
hemzelf gelegen is en waartoe zijn
etiam necesseest ut lex eius ordi- goddelijke Sed contra est quod, Rom.II,
moet worden. Maar het doel van het - Maar hierstaat tegenoverdat over een gedeel-
netur.Sedfinis divinae guberna- iets geschei- superillud,cumgentes, quae legem
bestuuris God zelf en Zijn wetis niet non habent, naturaliter ea quae legis te uit de Brief aan de Romeinen: ‘Wanneer de bei
tionis est ipse Deus, nec eius lex ige wet niet
est aliud ab ipso. Undelex aeter- den van Hemzelf. Vandaar dat de eeuw suntfaciunt,dicit Glossa, etsi non denen die de wet niet hebben, van sede din-
na non ordinatur in alium toteen ander doel geordendis. habent legem scriptam, habent gen doen die van de wet zijn’,'° de gewone Glosse
finem. tamen legem naturalem, qua quili- zegt dat ‘het waar is dat zij de geschreven wet niet
bet intelligit etsibi conscius est quid hebben, maardat zij toch de natuurlijke wet heb-
sit bonum et quid malum.
ben, waardooreenieder begrijpt en zich bewust is,
ArticulusIL Artikel 2 Respondeo dicendum quod,
wat goed is en wat kwaad.’" Gosa ij? beadvl
( geen=P dr 5 ge>).j bcéomiiaun.
Utrum sit in nobis aliqua lex Ofer in ons een natuurlijke wet is sicut supra dictum est,lex, cum
naturalis. sit regula et mensura, dupliciter IK ANTWOORD met te zeggen dat, zoals tevoren
t potestessein aliquo, uno modo, gesteldis in art. 1 van de voorgaande vraagstelling,
Ten aanzien van het tweede vraagpunt word
Adsecundumsic proceditur. sicutin regulante et mensuran- naar aanleiding van deeerste tegenwerping, de
Videtur quod nonsit in nobis als volgt geargumenteerd. te; alio modo,sicutin regulato et
e wet wet, daarzij regel en maat is, op twee wijzen in iets
aliqua lex naturalis. Sufficienter 1. Het schijnt dat er in ons geen. natuurlijk mensurato, quia inquantum
rs vold oend e best uurd kan zijn. Op de ene wijze zoals in degene dieregelt
enim homo gubernatur per is. De mens word t imme participat aliquid de regula vel
Augu stin us zegt in zijn en meet. Op de andere wijze zoals in datgene wat
legem aeternam, dicit enim door de eeuwige wet, want mensura, sic regulatur vel men-
t ‘de eeuw ige wet dat- suratur. Unde cum omnia quae
geregeld en gemeten wordt, omdat iets geregeld of
Augustinus, in I de Lib. Arb., boek Over de vrije wilske uzeda
quodlex aeternaest qua tustum est alle dingen divinae providentiae subduntur, gemeten wordt voor zover het deelheeft aan een
gene is, waardoor het rechtmatigis dat
ut omnia sint ordinatissima. Sed de natuur a lege aeterna regulentur et regel of een maat. Vandaardar, doordatalle dingen
het meest geordend zullen zijn’» Maar
natura non abundat in super- zoals zij mensurentur, utex dictis patet; die aan de goddelijke Voorzienigheid onderworpen
fluis, sicut nec deficit in necessa-
loopt niet over van overtollige dingen, manifestum est quod omnia
dingen. Bij- zijn, door de eeuwige wet geregeld en gemeten
riis. Ergo non est aliqua lex evenmin tekortschiet in noodzakelijke participant aliqualiter legem
mens. worden, zoalsblijkt uit wat gezegdis in het voor-
homininaturalis. gevolg is er geen wet natuurlijk voor de aeternam, inquantum scilicet ex
de wet in zijn hande- gaandeartikel, het duidelijk is dat alle dingen op
Praeterea, per legem ordina- 2. Voorts is de mens door impressione eius habentinclina-
een of andere wijze deelhebben aan de WIJ eeuwige
tur homo in suis actibus ad ren gesteld tiones in proprios actus etfines. LO = Ofek,
lingen tot een doel geordend, zoals tevo
finem, ut supra habitum est. Sed ing. Maar Inter cetera autem rationalis wet, namelijk voor zover zij door de indruk van de
is in art. 2 van de voorgaande vraagstell
ordinatio humanorum actuum lijke hand elin gen tot een creatura excellentiori quodam eeuwige wet neigingen hebbentotde eigen han-
de ordening van mense ce natuur =P GITO vie
ad finem non est per naturam, zoals het geval modo divinae providentiae delingen en doelen. C nu Sunme Taio)
doel geschiedt niet door de natuur,
sicut acciditin creaturis irratio- uitend subiacet, inquantum etipsafit PNu is in vergelijking met de overige dingen het
nabilibus, quae solo appetitu is bij niet-redelijke CE, die uitsl providentiae particeps, sibiipsi
gevoerd redelijke schepsel echter op een bepaalde meer ver-
naturali agunt propter finem, door hun natuurlijke begeerte tot een. doel et aliis providens. Undeet in ipsa
tot het doel heven wijze aan de goddelijke Voorzienigheid
sed agit homo propter finem per worden. De mens daarentegen wordt participatur ratio aeterna, per
volg is er onderworpen, namelijk voor zover het redelijke
rationem et voluntatem. Ergo gevoerd doorzijn rede en zijn wil. Bijge quam habetnaturalem inclina-
mens . schepsel deelheeft aan de Voorzienigheid, doordat
nonest aliqualex homini natu- geen wet natuu rlijk voor de tionem ad debitum actum et
ralis. rhij finem.Et talis participatio legis het zichzelf en anderen leidt. Vandaar namelijk dat
3. Voorts, hoevrijer iemandis, des te minde
Praeterea, quanto aliquis est mens is vrijer aeternae in rationali creatura lex hetredelijke schepsel deelheeft aan de eeuwige
onderworpen is aan de wet. Maar de
liberior, tanto minus est sub k leven de weze ns vanwe- naturalis dicitur. Unde cum rede, waardoor het een natuurlijke neiging heeft
danalle andere zintu iglij
lege. Sed homoest liberior omni-
ur Bie. At. Xa
Kanu. Cl
VRAAGSTELLING 91 51
50 OVER DE WET

En een est aliquid rationis, ut supra dic- rede deelhebben, evenals het met rede begaafde
Psalmista dixisset, sacrificate tot de verschuldigde handeling en het doel. tum est. In creatura autem irra-
ing van het redel ijke schep sel schepsel. Maar omdat het met rede begaafde schep-
sacrificium iustitiae, quasi qui- zodanige deel hebb tionali non participatur rationa-
e wet sel op verstandelijke en redelijke wijze aan haar
busdam quaerentibus quae sunt aan de eeuwige wet wordt de natuurlijk liter, unde non potestdici lex
nadat hij deelheeft, wordt de deelhebbing van hetredelijke
iustitiae opera, subiungit, mult: genoemd. Vandaar dat de Psalmist, nisi per similitudinem.
dicunt, quis ostendit nobis anden van de gerec htig- schepsel aan de eeuwige wet een wetin eigenlijke
gezegd had: ‘Offer t de offer
bona? Cui quaestioni respon- men onder tusse n vroeg welke zin genoemd: de wetis immers iets van de rede,
heid’, toevoegt, alsof
dens,dicit, signatum est super zeg- zoals tevoren gezegdis in art. 1 van de voorgaande
de werken van de gerechtigheid zijn: Velen
nos lumen vultus tui, domine, ’ Op die vraagstelling. Door de niet-redelijke schepselen
quasi lumen rationis naturalis, gen: wie zal ons de goede dingen doen zien?
aan- wordt echterniet op redelijke wijze deelgenomen.
quo discernimus quidsit bonum vraag antwoordendzegt hij: ‘Hetlicht van Uw
r licht van Vandaar datbij hen niet van wet gesproken kan
et malum, quod pertinet ad schijn is ons ingeprent, 0 Heer’;alsofhe
n worden, behalve bij wijze van gelijkenis.14
naturalem legem, nihil aliud sit de natuurlijke rede, waarmee we onderscheide
quam impressio divini luminis kwaad ,het geen eigen is aan de
wat goed is en wat
in nobis. Unde patet quod lex uk in Artikel3
natuurlijke wet,niets andersis dan de indr Articulus III
naturalis nihil aliud est quam. lijke licht. Vand aar dat de Utrum sit aliqua lex humana. Ofer een menselijke wet is
ons van het godde
participatio legis aeternae in sblij kt te zijn dan de
natuurlijke wet niets ander
rationali creatura. sel aan de eeu- Ad tertium sic proceditur. Ten aanzien van het derde vraagpunt wordtals
deelhebbing van hetre delij ke schep
Ad primumergo dicendum Videtur quodnonsit aliqua lex volgt geargumenteerd.
quodratio illa procederet,si lex wige wet. humana. Lex enim naturalis est 1. Het schijnt dater niet een of andere mense-
naturalis esset aliquid diversum participatio legis aeternae, ut
ng lijke wetis. De natuurlijke wet is immersde deel-
a lege aeterna. Non autem est Naar aanleiding van deeerste tegenwerpi dictum est. Sed per legem
nisi quaedam participatioeius, d word en dat die reden ering hebbing aan de eeuwigewet, zoals gezegdis in het
moet bijgevolg gezeg aeternam omnia suntordina-
ut dictum est. anders tissima, ut Augustinusdicit,in voorgaandeartikel. Maar door de eeuwigewet‘zijn
zou opgaan,indien de natuurlijke wet iets
Ad secundum dicendum is niets Ide Lib. Arb. Ergo lex naturalis alle dingen het meest geordend’, zoals Augustinus
zou zijn dan de eeuwige wet. Maar zij
quod omnis operatio, rationis et gezegd sufficit ad omnia humanaordi- zegt in zijn boek Over de vrije wilskeuze.15 Bijgevolg
voluntatis derivatur in nobis ab
anders dan een deelhebbing aanhaar, zoals
hetart ikel. nanda. Non est ergo necessa- is de natuurlijke wet voldoende om alle menselij-
is in het hoofdgedee lte van
eo quod est secundum naturam, rium quodsit aliqua lex huma- ke aangelegenhedente ordenen. Bijgevolg is het
ut supra habitum est, nam na.
niet noodzakelijk dat er een menselijke wet is.
omnis ratiocinatio derivatur a Naar aanleiding van de tweede tegenwerping Praeterea, lex habet ratio-
van 2. Voortsis een wet een maat, zoals gezegd is in
principiis naturaliter notis, et moet gezegd worden datiedere werkzaamheid nem mensurae, ut dictum est.
omnis appetitus eorum quae afgele idis van datge ne wat de artt. 1 en 2 van de voorgaande vraagstelling.
de rede en de wil in ons Sed ratio humana non est men-
sunt ad finem,derivatur a natu- zoals tevo- sura rerum,sed potius e conver-
Maar de menselijke redeis niet een maat van de
in overeenstemming met de natuur is,
rali appetitu ultimi finis. Et sic rs so, ut in X Mertaphys. dicitur. dingen, veeleer is het omgekeerde het geval, zoals
ren gesteld is.'3 ledere redenering wordt imme
etiam oportet quod prima direc- van natur e beke nd Ergo ex ratione humana nulla in de Metaphysica gezegd wordt.:$ Bijgevolg kan
afgeleid van begin selen die ons
tio actuum nostrorum adfinem, lex procedere potest. geen wet uit de menselijke rede voortkomen.
zijn, en iedere neigi ng tot de midd elen word t afge-
fiat per legem naturalem. Praeterea, mensura debet 3. Voortsmoet een maat uiterst zekerzijn, zoals
nde-
Ad tertium dicendum quod leid van de natuurlijke begeerte tot het uitei esse certissima, ut dicitur in X
zal ook de eerst e richt ing gezegd wordtin de Metaphysica.7 Maar een uit-
etiam animalia irrationalia par- lijke doel. En bijge volg Metaphys. Sed dictamen huma-
ticipant rationem aeternam suo t het doel door de natuu rlijk e spraak van de menselijke rede mertbetrekking tot
van ons handelento naerationis de rebus gerendis
modo, sicutet rationalis creatu- de dingen die gedaan moeten worden,is onzeker,
wet gedaan moeten worden. est incertum; secundum illud
ra. Sed quia rationalis creatura Sap. IX, cogitations mortalium timi- dit volgens het boek Wijsheid: ‘De gedachten van
participat eam. intellectu-aliter dae,et incertae providentiae nostrae. sterfelijken zijn vreesachtig, en onze overwegingen
Naar aanleiding van de derde tegenwerping
et rationaliter, ideo participatio g- Ergo ex ratione humananulla wankel.’8 Bijgevolg kan geen wet uit de menselij-
legis aeternae in creatuta tatio- moet gezegd worden dat ook niet-redelijke zintui
manier aan de eeuwi ge lex procedere potest. ke rede voortkomen.
nali proprielex vocatur, nam lex lijk levende wezens op hun
+, providekbece ali, * wij dn Me
Sn À lie ambtacemakg : Ni
OO arena OArÁ odarrss: verdes Tike MLD
RUN ti AIME

VRAAGSTELLING 91 53
52 OVER DE WET

stinus in rationis divinae, sed suo modo et van de goddelijkerede, maarop zijn eigen wijze en
Sed contra est quod Augusti- _ Maar hier staat tegenover dat Augu
soor ten wetten imperfecte. Et ideo sicut ex parte onvolmaakt. Bijgevolg, zoals van de kant van de
zijn boek Over de vrije wilskeuze twee
nus,in] de Lib. Arb., ponit duas rationis speculativae, per natu- beschouwende rede door een natuurlijke deelheb-
lijke, die hij
leges, unam aeternam et aliam onderscheidt: een eeuwige, en een tijde ralem participationem divinae
bing aan de goddelijkeWijsheid, in ons de kennis is
temporalem, quam dicit esse menselijk noemt.” sapientiae, inest nobis cognitio
humanam. van bepaalde algemenebeginselen, maar geen
quorundam communium prin-
a dat, zoals tevoren eigenlijke kennis vaniedere afzonderlijke waar-
IK ANTWOORD mette zeggen cipiorum, non autem cuiuslibet
Respondeo dicendum quod, sicut aagstelling, veritatis propria cognitio, sicut heid zoals deze in de goddelijke Wijsheid gehou-
gezegdis inart. 1 van de voorgaandevr
supra dictum est, lex est quod- aanl eidi ng van de in divina sapientia continetur; den wordt, heeft de mens nu van de kant van de
in het hoofdgedeelte en naar
dam dictamenpracticaerationis. een. bepa alde uit- ita etiam ex parte rationis prac- praktische rede van naturedeel aan de eeuwige wet
Similis autem processus esse tweedetegenwerping, de wet ticae naturaliter homopartici-
. Nu word t in de met betrekking tot bepaalde algemenebeginselen,
invenitur rationis practicae et spraak van de praktischeredeis pat legem aeternam secundum
red e eenge lijke niet echter met betrekking tot debijzondere rege-
speculativae, utraque enim ex praktische en de beschouwende quaedam communiaprincipia,
ad qua- en imme rs bepa al- lingen van afzonderlijke gevallen, die evenwel in
quibusdam principiis werkwijze gevonden: beide leid non autem secundum particula-
sdam concl usion es proce dit, ut lde begi nsel en af, de eeuwige wet vervat zijn. Endaarom is het
de gevolgtrekkingen uitbepaa res directiones singulorum, quae
superius habitum est. Secundum s gestel dis. Dien ten- tamenin aeternalege continen- uiterst noodzakelijk dat de menselijke rede verder
zoals tevoren op dezelfde plaat
hoc ergo dicendum est quod, zoals in de tur. Et ideo necesseest ulterius bepaalde afzonderlijke regelingenafleidt.
gevolge moet gezegd worden dat,
sicut in ratione speculativa ex sbare , van natu- quod ratio humana procedat ad
principiis indemonstrabilibus beschouwende rede uit niet-bewij
ekki ngen van de particulares quasdam legum Naar aanleiding van de tweedetegenwerping
naturaliter cognitis producuntur re gekende beginselen, de gevolgtr sanctiones.
word en, waarvan dr moet gezegd worden dat de menselijke redeniet
conclusiones diversarum scien- diverse wetenschappen afgeleid Ad secundum dicendum
est natu ur is toeb edeeld, zit d zelf de regel van de dingenis. Maar de beginselen
tiarum, quarum cognitio non de kennis ons niet door de quod ratio humana secundum
r indic a, sed per van de rede verw or-t® die haar van nature toegevoegd zijn,zijn bepaalde
nobis naturalite maar door de werkzaamheid se non est regula rerum, sed
indu stri am ratio nis inven ta; ita de wit de voors chrif - algemene regels en maten van alle dingen die door
yenis,zo ook de menselijkere principia ei naturaliter indita,
etiam ex praeceptis legis natura- alde alge- sunt quaedam regulae generales de mens gedaan moeten worden, en waarvan de
ten van de natuurlijke wet, als uit bepa
lis, quasi ex quibusdam principiis nselen, meer et mensurae omnium eorum natuurlijke rede regel en maat is, ofschoon het niet
mene, en, 5 niet;pewijsbare begi
communibus et indemonstrabi- Diebijzonde- quae suntper hominem agenda, de maat is van de dingen die tot de natuur beho-
libus, necesse est quod ratio bijzondererégelingen afleiden moet. quorum ratio naturalis est regu-
de mense lijkerede, ren.”
humana procedat ad aliqua re regelingen,uitgedacht door la et mensura,licet non sit men-
emd, mits ook aan
magis particulariter disponenda. worden menselijke wetten geno sura eorum quae sunt a natura.
tot het weze n van de Naar aanleiding van de derde tegenwerping
Etistae particulares dispositiones de andere voorwaardendie Ad tertium dicendum quod
adinventae secundum rationem geze gdis in de voor- moet gezegd worden dat de praktische redebetrek-
wet behoren, zoals tevoren ratio practica estcirca operabilia,
humanam, dicuntur leges aan. Vand aar dat Tul-7-/»,, quae sunt singularia et contin- king heeft op praktische aangelegenheden, die
gaandevraagstelling, is vold
humanae, servatis aliis conditio- zegt dat ‘het begi n gentia, non autem circa necessa- afzonderlijk en toevallig?zijn. Zij heeft daarente-
lius in zijn boek Over vinding
nibus quae pertinent ad ratio- tkomt; daaropzijn ria, sicut ratio speculativa. Et genniet betrekking op noodzakelijke dingen, zoals
nem legis, ut supra dictum est. van het recht uit de natuur voor
rden om rede- ideo leges humanae non possunt de beschouwende rede. En daarom kunnen de
Undeet Tullius dicit, in sua Rhe- bepaalde dingentot gewoonte gewo illam infallibilitatem habere
die zijn voortge- menselijke wetten niet die onfeilbaarheid hebben.
tor. quodinitium iuris est a natura nenvan nut; laterzijn de dingen quam habent conclusions
urd door de die de bewezen gevolgtrekkingen van de weten-
profectum;deinde quaedam in con- komen uit de natuur en goedgeke demonstrativae scientiarum.
en eerbied voor de schappen bezitten. Evenmin behoeft iedere maat
suetudinem ex utilitate rationis vene- gewoonte, bekrachtigd uit vrees Nec oportet quod omnis mensu-
runt; postea res et a natura profectas ta sit omni modoinfallibilis et volkomen onfeilbaar en zekerte zijn: het mogelij-
wetten’.?°
et a consuetudine probatas legum certa, sed secundum quod est ke in de eigen klasse volstaat.
metus etreligio sanxit. nwerping possibile in genere suo.
Naar aanleiding van. de eerste tege
Ad primum ergo dicendum end at de mens elijke.
quodratio humana non potest moet bijgevolg gezegd word
hebb en aan de uits praak
participare ad plenum dictamen rede nietvolledig kan deel
VRAAGSTELLING91 - 55
54 OVER DE WET | it
i wun
> DV
Artikel 4 habere legem divinam. Et hoc Ten eerste, omdat de mens door de wet geor-
Articulus IV
propter quatuor rationes. Primo dend wordt tot hetverrichten van de hem geëigen-
Utrum fuerit necessarium esse Ofhet nodig is geweest dat er een
quidem, quia per legem dirigitur | de handelingenmet het oog
aliquam legem divinam. goddelijke wet is op zijn uiteindelijke
homoad actus propriosin ordi-
doel. Indien de mensslechts geordend zouzijn tot
ne ad ultimum finem.Etsi qui-
Ad quartum sic proceditur. een doel dat in een gelijke verhouding zou staan tot
Ten aanzien van het vierde vraagpunt wordt als dem homo ordinaretur tantum
Videtur quod nonfuerit necessa- het natuurlijke vermogen van de mens, zou de
volgt geargumenteerd. ad finem qui nonexcederet pro-
rium esse aliquam legem divi- mens niet een richtinggeving van de kant van zijn
1. Het schijnt dat hetniet nodig geweest is dat portionem naturalis facultatis
nam. Quia, ut dictum est, lex
hominis, non oporteret quod rede behoeven naastde natuurlijke wet en degestel-
naturalis est quaedam participa- er een goddelijke wet is, omdat, zoals gezegd is in
homo haberet aliquid directi- de menselijke wet die van haar afgeleid is. aad
tion legis aeternae in nobis. art. 2 van dezevraagstelling, de natuurlijke wet een
yum. ex parte rationis, supra omdat de mens geordendis tot het doel van de eeu-
Sed lex aeterna est lex divina, ut bepaalde deelhebbing in ons is aan de eeuwige wet. legem naturalem et legem
dictum est. Ergo non oportet Maar de eeuwige wetis een goddelijke wer, zoals wige gelukzaligheid, dat nietin eengelijke verhou-
humanituspositam,quae ab ea
quod praeter legem naturalem, gezegd is in art. 1 van deze vraagstelling. Bijgevolg ding staat tot zijn natuurlijke vermogen,zoals tevo-
derivatur. Sed quia homoordina-
etleges humanas ab ea derivatas, ren gesteld is,?$is het nodig geweest dathij tot zijn
is een goddelijke wet naast de natuurlijke weten de tur ad finem beatitudinis aeter-
sit aliquaalia lex divina. doel geordend wordt door een naast de natuurlijke
van haar afgeleide menselijke wetten niet nodig. nae, quae excedit proportionem
Praeterea, Eccli. XV dicitur
2. Voorts wordtin het boek Wijsheid van Jezus naturalis facultatis humanae, ut en menselijke wet gegeven goddelijke wet.
quod Deus dimisit hominem in
Sirach gezegd dat ‘God de mensaan zijn eigen over- supra habitum est; ideo necessa-
manu consilii sui. Consilium
rium fuit ut supra legem natura- F Ten tweede, omdat het vanwege de onzekerheid
autem est actus rationis, ut weging overgelaten heeft’.23 Nuis overweging een
lem et humanam,dirigeretur van het menselijke oordeel, in het bijzonder met
supra habitum est. Ergo homo handeling van de rede, zoals tevoren gesteld is.+ etiam ad suum finem lege divi-
dimissus est gubernationi suae Bijgevolg is de mens overgelaten aan het bestuur betrekking tottoevallige en bijzondere aangelegen-
nitus data. Secundo, quia propter
rationis. Sed dictamenrationis vanzijn rede. Maar een uitspraak van de menselij- heden, voorkomt dat verschillende mensen ver-
incertitudinem humaniiudicii,
humanaeest lex humana, ut dic- schillend oordelen over menselijke dingen,zijn ook
ke redeis een menselijke wet, zoals gezegd is in het praecipue de rebus contingenti-
tum est. Ergo non oportet quod verschillendeen strijdige wetten het gevolg. Opdat
voorgaandeartikel. Bijgevolg is het niet nodig dat buset particularibus, contingit
homoalia lege divina guberne-
de mens door een goddelijke wet geregeerd wordt. de actibus humanis diversorum bijgevolg de mens zonder enige twijfel kan weten
tur.
esse diversa iudicia, ex quibus wat hij moet doen en wat hij moet laten, is het
Praeterea, natura humana 3. Voorts voorziet de menselijke natuur in meer
etiam diversae et contrariae leges nodig geweest dat hij in de hem geëigende hande-
est sufficientior irrationalibus dingen dan de niet-redelijke schepselen. Maar
procedunt. Utergo homo absque lingen gericht wordt door een goddelijke wet,
creaturis. Sed irrationales crea- niet-redelijke schepselen hebbennieteen of ande- omni dubitatione scire possit
turae non habentaliquam legem re goddelijke wet naast de hen opgelegde natuur- waarvan vaststaat dat zij zich niet kan vergissen. 4—
quid ei sit agendum et quid
divinam praeterinclinationem
lijke neiging. Bijgevolg heeft eerì redelijk schepsel vitandum, necessarium fuit utin
naturalem eis inditam. Ergo Ten derde, omdat de mens slechts wetten kan
veel minder behoefte aan een goddelijke wet naast actibus propriis dirigeretur per
multo minus creaturarationalis maken metbetrekking tot de dingen waarover hij
“de natuurlijke wet. legem divinitus datam,de qua
debet habere aliquam legem
constat quod non potesterrare. kan oordelen.*8 Nu kan de mensniet oordelen over
divinam praeter naturalem
Tertio, quia de his potest homo inwendige handelingen,die verborgen zijn, maar
legem. - Maar hierstaat tegenover dat David van God
legem ferre, de quibus potest alleen over uitwendige handelingen,die zichtbaar
Sed contra est quod David verlangt om hem een wette stellen, wanneer hij iudicare. Iudicium autem homi- zijn. Desalnietteminwordt voordevolle ontwik-
expetit legem a Deo sibi poni, zegt: ‘Stel mij de wet, Heer, de weg van Uw recht- nis esse non potest deinteriori-
dicens,legem pone mihi, domine, in vaardigingen.’5 keling van de deugd verlangd dat de mens in de
bus motibus, qui latent, sed
via iustificationum tuarum. beide soorten handelingen goed geleid wordt.
solum de exterioribus actibus,
IK ANTWOORD mette zeggen dat het nodig is qui apparent. Et tamen ad perfec- Daarom is de menselijke wet niet voldoende in
Respondeo dicendum quodprae-
geweest om naast de natuurlijke wet en de menselij- tionem virtutis requiritur quod staat geweest de inwendige handelingen te onder-
ter legem naturalem et legem
ke weteen goddelijke wette hebben voorde richting in utrisqueactibus homo rectus drukken en te ordenen, en om deze reden is het
humanam,necessarium fuit ad
existat. Et ideo lex humana non nodig geweest dat de goddelijke wet te hulp kwam.
directionem humanae vitae van het menselijke leven. En dit om vier redenen.
FO y a rt behe uele C
VRAAGSTELLING 91 57
56 Over DE WET

uszegt in Nec sufficit quod procedat ex wege hetgeen gezegd is in het hoofdgedeelte van
potuit cohibereet ordinaresuffi- F Ten vierde, omdat, zoals Augustin principiis naturaliter inditis, dit artikel, maar is het nodig dat bepaalde andere
elijke wet
cienter interiores actus, sed zijn boek Over de vrije wilskeuze, de mens quae sunt praecepta legis natu- beginselen toegevoegd worden, namelijk de voor-
eden.
necessarium fuit quod ad hoc niet alle kwade dingen kan bestraffen of verbi rae, propter praedicta, sed opor-
zou will en schriften van de goddelijke wet.
superveniretlex divina. Quarto Indien zij alle kwade dingen weg tet quod superaddantur quae-
quia,sicut Augustinus dicit, inl e dingen weg- dam alia principia, scilicet
nemen, zou volgen dat ook veel goed
de Lib. Arb., lex humana non en- praecepta legis divinae.
Naar aanleiding van de derde tegenwerping
genomen zouden worden en zou het geme moet gezegd worden datniet-redelijke schepselen
potest omnia quae male fiunt, zake lijk is Ad tertium dicendum quod
schappelijke nut van het goede, dat nood niet geordend wordentot een doel dat hogeris dan.
punire vel prohibere, quia dum en gehinderd. creaturae irrationales non ordi-
auferrevellet omnia mala, seque- voor het menselijke verkeer,” word
boden en nanturad altiorem finem quam hetgeenin een gelijke verhouding staattot hun
retur quod etiam multa bona Opdat bijgevolg geen kwaad niet-ver sit finis qui est proportionatus natuurlijke krachten. En daarom gaatdevergelij-
wet nodig
tollerentur, etimpediretur utili- ongestraft blijft, is de goddelijke naturali virtuti ipsarum.Et ideo king niet op.
doora lle
tas boni communis, quod est geweest om bijstand te verlenen, waar non est similis ratio.
conversati
necessarium ad fonve aeonem
zonden verboden worden.
Ab LANGE HU
malum improhibitum et impu- in de Articulus V Artikel 5
En die vier redenen worden aangestipt
nitum remaneat, necessarium de Heeri s Utrumlex divinasit una tan- Ofer slechts één goddelijke wet is
Psalmen, waar gezegd wordt:‘De wet van
fuit supervenire leger divinam, de smet van. tum.
per quam omnia peccata prohi- vlekkeloos’, hetgeen wil zeggen datzij Ten aanzien van hetvijfde vraagpunt wordt als
omdatzij
bentur. Et istae quatuor causae de zonde niet toestaat; ‘zielen bekerend’, Ad quintumsic proceditur.
maar ook volgt geargumenteerd. * gedag wl enal
tangunturin Psalmo XVIII, ubi niet alleen uitwendige handelingen, Videtur quod lex divina sit una
van e 1. Het schijnt dater slechts één goddelijke wet
dicitur, lex domini immaculata, inwendige handelingenricht; ‘het getuigenis tantum. Unius enim regis in
rhei d van de is. In het koninkrijk van één koning is er immers
idest nullam peccati turpitudi- de Heer is waarachtig’,vanwegede zeke uno regnoest unalex. Sed totum.
nem permittens; convertens ani- d;3 ‘wijs heid slechts één wet. Nu verhoudt de mensheid als
waarheid en de rechtgeordendhei humanum genus comparatur ad
mas, quia non solum exteriores demens Deum sicut ad unum regem; geheel zich tot Godals tot één koning,dit volgens
bewijzendaan degeringen’> voor zover zij de Psalmen: ‘God is de Koning van de gehele
actus, sed etiam interiores diri- doel ordent. secundum illud PsalmiXLVI,rex
git; testimonium dominifidele,
tot een bovennatuurlijk en goddelijk wereld.’3: Bijgevolgiser slechts één goddelijke wet.
nwer ping omnis terrae Deus. Ergo est una
proptercertitudinem veritatis et Naaraanleiding van de eerste tege tantum lex divina.
natu ur- 2. Voorts is iedere wet geordend tot het doel dat
rectitudinis; sapientiam prae- moet bijgevolg gezegd worden dat door de Praeterea, omnis lex ordina- de wetgever voorheeft met degenen aan wie hij de
geno men
stans parvulis, inquantum ordi- lijke wet aan de eeuwige wet wordt deel tur ad finem quem legislator
hiktheid van wet geeft. Maar wat God voorheeft metalle men-
nat hominem ad supernatura- in een gelijke verhouding tot de gesc intenditin eis quibus legemfert.
delijke sen is een en hetzelfde, dit volgensde Eerste Brief
lem finem et divinum. de menselijke natuur. Maar tot hetuitein Sed unum et idem est quod Deus
Ad primum ergo dicendum op een ande- intendit in omnibus hominibus;
aan Timotheus: ‘Hij wil dat alle mensen verlost
bovennatuurlijke doel moet de mens
quod per naturalem legem par- word en. En secundum illud1ad Tim.II, vult worden, en tot inzicht van de waarheid geraken.’33
re en meer verheven wijze geordend Bijgevolgis er slechts één goddelijke wet.
ticipaturlex aeterna secundum toeg evoe gd, omnes homines salvosfieri, et ad
proportionem. capacitatis huma- daarom is een gegeven goddelijke wet agnitionem veritatis venire. Ergo 3. Voortsschijnt de goddelijke wet dichter te
ige wet
nae naturae.Sed oportet ut altio- waardoor op een andere wijze aan de eeuw una tantum est lex divina. staan bij de eeuwige wet, die één is, dan de natuur-
ri mododirigatur homoin ulti- deelgenomen wordt. Praeterea,lex divina propin- lijke wet, want de openbaring van de genade is
mum finem supernaturalem. Et quioresse videturlegi aeternae,
zoveel hoger dan kennis van de natuur. Maareris
ideo superadditur lex divinitus ‘Naar aanleiding van de tweede tegenwerping quaeest una, quam lex naturalis,
bepaald één natuurlijke wet vooralle mensen.Bijgevolg is
data, per quam lex aeterna parti- moet gezegd worden dat raadgeving een quantoaltior est revelatio gra-
cipaturaltiori modo. lde begin- tiae quam cognitio naturae. Sed de goddelijke wer veel meeréén.
onderzoek is; vandaar datzij van bepaa
Ad secundum dicendum datzij lex naturalis est una omnium
selen moet uitgaan. Evenmin volstaat het - Maarhier staattegenover wat de Apostel in
quod consilium est inquisitio selen ,die de hominum. Ergo multo magis lex
quaedam, unde oportet quod uitgaat van van nature gegeven begin divina. zijn Brief aan de Hebreeën zegt:‘Want uit een ver-
ur zijn, van-
procedatex aliquibus principiis. voorschriften van de wet van de natu
VRAAGSTELLING 91
58 OVER DE WET ——

* ‚ cts harnfoumato Oude Maar LET.


ad regnum caelorum in suae nelijk en hemels goedzijn, en tot dit doel ordent
Sed contra est quod aposto- andering van priesterschap volgt noodzakelijk ook praedicationis principio invita- de nieuwe wet. Vandaar dat Christus terstond in
lus dicit, ad Heb. VI,translato een ‘yan wet.’34 Maar hetpriesterschap vit, dicens, poenitentiam agite, het begin van zijn preken tot het koninkrijk der
sacerdotio, necesseest ut legis tran- is tweevoudig, zoals op dezelfde plaats gezegd appropinquavit enim regnum caelo-
slatio fiat. Sed sacerdotium est hemelen uitgenodigd heeft met de woorden:
wordt, namelijk hetlevitische priesterschap, en rum, Matth. IV. Et ideo Augusti-
duplex, ut ibidem dicitur, scili- ‘Weest boetvaardig, want het koninkrijk der heme-
hetpriesterschap van Christus. Bijgevolg is ook de nusdicit, in IV contra Faustum,
cet sacerdotium leviticum, et quod temporalium rerum promis- len is nabij.’38 En daarom zegt Augustinus in zijn
goddelijke wet tweevoudig, namelijk de oude wet
sacerdotium Christi. Ergo etiam. Siones testamentoveteri continentur, boek Tegen Faustus dat‘de beloften van tijdelijke
duplex estlex divina,scilicet lex en de nieuwe wet.
etideo vetus appellatur,sed aeternae dingen in het Oude Testament gehouden worden,
vetus, et lex nova. vitae promissio ad novum pertinet dat daarom ‘Oud’ genoemd wordt, maar debelof-
IKANTWOORD mette zeggen dat,zoalsin het Eer- testamentum. Secundo ad legem te van het eeuwige leven van het Nieuwe Testa-
Respondeo dicendum quod, ste Deel gezegd is,35 onderscheid de oorzaak is van pertinet dirigere humanosactus mentis’.39
sicut in primo dictum est, deveelheid. Nu zijn sommige dingen op twee wij- secundum ordinem iustitiae. In
distinctio est causa numeri. zen onderscheiden. Op de ene wijze, als dingen die quo etiam superabundat lex
Dupliciter autem inveniuntur novalegi veteri, interiores actus Ten tweede behoorthetrichten van menselij-
geheel en al tot een verschillende soort behoren,
aliqua distingui. Uno modo, animi ordinando; secundum ke handelingen overeenkomstig de orde van de
zoals een paard en een os. Op de andere wijze, als
sicut ea quae sunt omninospecie illud Matth. V,nisi abundaverit gerechtigheid tot de wet,4° waarin de nieuwe wet
diversa, ut equuset bos. Alio een volmaaktding en een onvolmaakt ding in een
iustitia vestra plus quam Scribarum de oude wet ook meer dan overtreft door de inwen-
modo,sicut perfectum et imper- en dezelfdesoort, zoals een jongen en een man. En
et Pharisaeorum, nonintrabitis in dige handelingen van de geestte ordenen,dit over-
fectum in eadem specie, sicut op deze wijze is de goddelijke wet onderscheiden in regnum caelorum. Et ideo dicitur eenkomstig het Evangelie van Jezus Christus vol-
pueretvir. Et hoc modolex divi- een oude wet en een nieuwe wet. Vandaar dat de quodlex vetus cohibet manum,lex
na distinguitur in legem vete- gens Mattheus: ‘Tenzij jullie gerechtigheid
Apostel, in zijn Brief aan de Galaten,de positie van nova animum. Tertio ad legem
rem et legem novam. Unde apo- overvloediger geweest zal zijn dan die van de
de oude wetvergelijkt met de positie van een kind pertinet inducere homines ad
stolus, ad Gal. III, comparat observantias mandatorum. Et Schriftgeleerdenen de Farizeeën,zullen jullie het
dat onderhet gezagstaatvan een opvoeder; de posi-
statum veteris legis statui pueri- hoc quidem lex vetus faciebat koninkrijk der hemelen niet binnengaan/# En
li existenti sub paedagogo,sta-
tie van de nieuwe wet vergelijkt hij daarentegen
timore poenarum, lex autem daarom wordt gezegd dat ‘de oude wet de hand
tum autem novaelegis comparat met de positie van een volwassen man die niet lan-
novafacit hoc per amorem,qui beteugelt, de nieuwe wet de geest’.42
statuiviri perfecti, qui iam non ger onder het gezag van een opvoeder staat.36
in cordibusnostris infunditur
est sub paedagogo. Attenditur ® Nu moet de volmaaktheid en de onvolmaakt- per gratiam Christi, quae in lege Ten derde behoort het aanzetten van mensen
autem perfectio et imperfectio heid van de wet bezien worden aan de hand van de nova confertur,sed in lege veteri
utriusque legis secundum tria tot het in acht nemenvan de bevelentotde wet, en
drie dingen die, zoals tevoren in de artt. 2, 3 en 4 figurabatur. Et ideo dicit Augu-
quae ad legem pertinent, ut dit deed de oude wet namelijk door de vrees voor
van de voorgaandevraagstelling gezegdis, tot de stinus, contra Adimantum
supra dictum est. Primo enimad Manichaei discipulum, quodbre- straf. De nieuwe wet doet dit daarentegen door de
wet behoren.
legem pertinet ut ordinetur ad vis differentiaest legis et Evangelii, liefde die in onze harten wordt uitgestort door de
bonum commune sicut ad timoret amor. genade van Christus, die in de nieuwe wet wordt
finem, ut supra dictum est. Teneerste behoort het namelijk tot de wet dat
Ad primum ergo dicendum. overgebracht, maar in de oude wet gevormd werd.
Quod quidem potest esse zij geordendis tot het gemeenschappelijke goede, quod, sicut paterfamilias in En daarom zegt Augustinus in zijn boek Tegen Adi-
duplex. Scilicet bonum sensibile als tot haar doel, zoals tevoren gezegdis in art. 2 domo alia mandata proponit
mantus dat ‘er weinig verschil is tussen de Wet en
et terrenum, et ad tale bonum van de voorgaandevraagstelling. Nu kan dit goede pueris et adultis, ita etiam unus
ordinabar directe lex vetus; unde het Evangelie, tussen vrees en liefde’.43
tweevoudig zijn. Het kan namelijk een zinnelijken tex Deus, in uno suo regno,aliam.
statim, Exodi III, in principio legem dedit hominibus adhuc
aards goed zijn, en tot een zodanig goed ordende
legis, invitatur populus ad imperfectis existentibus; et aliam. Naar aanleiding van de eerste tegenwerping
de oude wetrechtstreeks. Vandaar datterstond in
regnum terrenum Chananaeo- perfectiorem iam manuductis moet bijgevolg gezegd worden datzoals de huisva-
rum. Etiterum bonumintelligi- het begin van de wet,in het boek Exodus, het volk
per priorem legem ad maiorem derin zijn huis andere bevelen aan een kind geeft
bile etcaeleste, et ad hoc ordinat uitgenodigd wordt tot het aardse koninkrijk van
capacitatem divinorum. dan aan een volwassene, ook de ene koning God in
lex nova. Unde statim Christus de Kanaänieten.En voorts kan het een bovenzin-
60 OVER DE WET VRAAGSTELLING 91 61

Ad secundum dicendum zijn ene rijk zo een wet gegeven heeft aan nog deviat. Ergo fomes non habet veeleer van de rede af. Bijgevolg is de neiging tot de
quod salus hominum non pote- onvolmaakte mensen en een andere aan meer vol- rationem legis. zonde geen wet.
rat esse nisi per Christum; Praeterea, omnis lex obliga-
maakte, reeds door de voorgaande wettot een gro- 2. Voortsis iedere wet verplichtend, zodatzij
secundum illud Act. IV, non est toria est, ita quod qui ipsam non
tere geschiktheid voor goddelijke dingen gevorm- die haarniet in acht nemen overtreders genoemd
aliud nomen datum hominibus, in servant, transgressores dicuntur.
quo oporteatnos salvosfieri. Et ideo de mensen. worden. Maar de neiging tot de zonde maakt
Sed fomes non constituit ali-
lex perfecte ad salutem omnes Naaraanleiding van de tweedetegenwerping iemand niet tot overtreder wanneerhij de neiging
quem trans-gressorem ex hoc
inducens, dari non potuit nisi moet gezegd worden dat deverlossing van de men- quod ipsum non sequitur, sed tot de zondeniet gehoorzaamt, maar veeleer wan-
post Christi adventum. Antea sen niet geschieden kon dan door Christus, dit vol- magis transgressor redditursi neer hij dit wel doet. Bijgevolg is de neiging tot de
vero dari oportuit populo ex quo gens de Handelingen vande Apostelen: ‘Wanteris quis ipsum sequatur. Ergo fomes zonde geen wet.
Christus erat nasciturus, legem geen andere naam gegeven aan de mensen, waarin non habet rationemlegis. 3. Voorts is de wet tot het gemeenschappelijke
praeparatoriam ad Christi Praeterea, lex ordinatur ad
wij verlost moeten worden.’#4 En daarom kon de goede geordend, zoals tevorenin art. 2 van de voor-
susceptionem, in qua quaedam bonum commune, ut supra
wet die alle mensen volledig tot de verlossing gaande vraagstelling gesteld is. Maar de neiging
rudimenta salutaris iustitiae habitum est. Sed fomes non
continerentur. voert, niet gegeven worden dan na de komst van tot de zonde voert niet tot het gemeenschappelij-
inclinat ad bonum commune,
Ad tertium dicendum quod Christus. Maar hetis waar dat een wet, waarin ter ke goede, maar meertot het particuliere goede. Bij-
sed magis ad bonum privatum.
lex naturalis dirigit hominem voorbereiding van de komst van Christus bepaal- Ergo fomes non habetrationem gevolgis de neiging tot de zondegeen wet.
secundum quaedam praecepta de eerste proeven van gerechtigheid totverlossing legis.
communia, in quibus conve- (Pauls)
vervatzijn, gegeven moest worden aan het volk Sed contra est quod aposto- - Maarhier staat tegenover wat de Apostel in
niunt tam perfecti quam imper- lus dicit, Rom. VII, video aliam
waaruit Christus geboren moest worden. zijn Brief aan de Romeinen zegt: ‘Ik zie een andere
fecti, et ideo est una omnium. legem in membris meis, repugnan-
Naaraanleiding van de derde tegenwerping wet in mijn ledematen, die de wet van mijn geest
Sed lex divina dirigit hominem tem legi mentis meae.
etiam in quibusdam particulari- moet gezegd worden dat de natuurlijke wet de weerstaat.’
bus, ad quae non similiter se mensricht overeenkomstig bepaalde algemene
Respondeo dicendum quod,
habent perfecti et imperfecti. Et voorschriften die betrekking hebben op zowel vol- sicut supra dictum est, lex essen- IK ANTWOORD mette zeggen dat, zoals gezegd is
ideo oportuit legem divinam maakte als onvolmaakte mensen, en daarom is er tialiter inveniturin regulante et in art. 1 van de voorgaandevraagstelling, naar aan-
esse duplicem, sicut iam dictum één voor allen. Maar de goddelijke wer leidt de mensurante, participative leiding van de eerste tegenwerping, de wet wezen-
est.
mensook in bepaaldebijzondere aangelegenhe- autem in eo quod mensuraturet lijk gevonden wordt in degene die regelt en meet,
den, waartoe de volmaakten en de onvolmaakten tegulatur; ita quod omnis incli- door deelhebbing daarentegen in datgene wat
niet in een gelijke verhouding staan, en daarom natio vel ordinatio quae inveni-
geregeld en gemeten wordt, zodatiedere neiging
moest de goddelijke wet tweevoudig zijn, zoals tur in his quae subiecta sunt
legi, participative diciturlex, ut
of ordening die gevonden wordt in de dingen die
reeds gezegd is in het hoofdgedeelte. aan de wet onderworpen zijn, door deelhebbing
ex supradictis patet. Potest
autem in his quae subduntur wet genoemd wordt, zoals gebleken is uit datgene
legi, aliqua inclinatio inveniri wat voorheen gezegdis in art. 2 van deze vraagstel-
Artikel 6 dupliciter a legislatore. Uno ling.
Articulus VI Ofer een wet van de neiging tot de zonde isss modo, inquantum directe incli- Nu kan het zijn dat diegenen dieaan,dewet
Utrum sit aliqualex fomitis. nat suos subditosad aliquid; et
onderworpenzijn, op twee wijzen een neiging ver-
Ten aanzien van hetzesde vraagpunt wordtals diversos interdum ad diversos
Ad sextum sic proceditur. krijgen van de kant van de wetgever. Op de ene wijze
actus; secundum quem modum
Videtur quod non sit aliquallex volgt geargumenteerd. rechtstreeks, voor zover hij zijn onderdanendoet nei-
potest dici quodalia est lex mili-
fomitis) Dicitenim Isidorus, in V 1. Het schijnt dat er geen wet van de neiging tot tum,et alia est lex mercatorum. gen tot een ofandere handeling, en soms verschillen-
Etymol., quod lexratione consistit. de zondeis.Isidorus zegt immersin zijn Etymolo- Aliomodo,indirecte, inquantum de onderdanen totverschillende handelingen; en op
Fomes autem non consistit gieën dat ‘de wet in de rede bestaat’.46 De neiging scilicet per hoc quod legislator deze wijze kan gezegd worden dat de ene wet een wet
ratione, sed magis a ratione tot zonde bestaatechter nietin de rede, maar wijkt destituit aliquem sibi subditum van de soldaten is en de andere een wet van de koop-
62 OVER DE WET VRAAGSTELLING 91 63

aliqua dignitate, sequitur quod lui. Op de andere wijze niet rechtstreeks, voor zover per divinam iustitiam homo spronkelijke gerechtigheid en de kracht van de
transeat in alium ordinem et namelijk de wetgever een of andere onderdaan van destituituroriginali iustitia et rede, en geleid wordt doorhet zinnelijke verlan-
quasi in aliam legem, puta si een of andere waardigheid ve gevolg vigore rationis, ipse impetus
gen,is zij een wet, voor zoverzij tot straf dient en
miles ex militia destituatur, sensualitatis qui eum ducit,
dathij tot een andere orde overgaat en als het ware de goddelijke wet tot gevolg heeft dat de mens
transibit in legem rusticorum haber rationem legis, inquan-
vel mercatorum. Sic igitur sub onder een andere wet komt, zoals wanneer een sol- beroofd is van de eigen waardigheid. 49
tum est poenalis et ex lege divi-
Deo legislatore diversaecreatu- daat uit de legerdienst ontslagen wordt, hij tot de na consequens, hominem desti-
rae diversas habent naturales wet van de boeren of van de kooplui overgaat. tuente propria dignitate. Naar aanleiding van de eerste tegenwerping
inclinationes,ita ut quod uni est Aldus hebben onder God(de wetgever}e ver- Ad primum ergo dicendum moetbijgevolg gezegd worden datdie redenering
quodammodolex,alteri sit con- schillende schepselen derhalve verschillende quodratio illa procedit de fomi- de neiging tot de zondeop zichzelf beschouwt,
tra legem,utsi dicam quod furi- natuurlijke neigingen, zodat wat in zekere zin een te secundum se considerato, voor zover de neiging tot het kwaadvoert. Aldus
bundum esse est quodammodo prout inclinat ad malum.Sic
wet is voor de een, in strijd zal zijn met de wet van heeft zij niet het wezen van wet, zoals gezegdis in
lex canis, est autem contra legem enim non habetrationem legis,
een ander, zoals ik kan zeggen dat de onstuimig- het hoofdgedeelte van hetartikel. Zij heeft dit wel
ovis vel alterius mansueti ani- ut dictum est, sed secundum
malis. Est ergo hominis lex, heid, die in zekere zin de wet van een hondis, in voor zoverzij een gevolg is van de gerechtigheid
quod sequitur ex divinae legis
quam sortitur ex ordinatione strijd is met de wet van een schaap ofvan een ander iustitia, tanquam si dicereturlex van de goddelijke wet, zoals ook datgeneals wet
divina secundum propriam con- mak dier. Bijgevolgis het de wet van de mens, die esse quodaliquis nobilis, propter omschreven zou kunnen worden wat een of ande-
ditionem, ut secundum ratio- verkregen is uit hoofde van een goddelijke rege- suam culpam,ad servilia opera re edelman wegens een vergrijp tot slaafs werk
nem operetur. Quae quidem lex ling, in overeenstemming met de eigen natuur, dat induci permitteretur. aangezet heeft.se
fuit tam valida in primostatu,ut hij overeenkomstig de rede moet handelen; een Ad secundum dicendum
nihil vel praeter rationem, vel quod obiectioilla procedit de eo
wet die zekerin de eerste toestand zo krachtig is Naaraanleiding van de tweede tegenwerping
fv contra rationem posset See quodestlex quasi regula et men-
geweest, dat niets buiten of in strijd met de rede de moet gezegd worden dar die redenering de wet als
por? ‘1e homini. Sed dumi homo a Deo sura, sic enim deviantes a lege
q mens kon binnensluipen. Maartoen de mens God
Tecessit, incurrit in hoc quod transgressores constituuntur. regel en maat beschouwt, want aldus worden
feratur secundum impetum afgevallenis, is hij onder de invloed geraakt van de Sic autem fomes nonest lex, sed degenen die instrijd met een wet handelen, over-
sensualitatis, et unicuique etiam ingevingen van het zinnelijke verlangen. En een- per quandam participationem, treders genoemd. In deze zin is de neiging tot de
particulariter hoc contingit, ieder overkomt dit ook afzonderlijk naarmate hij ut supra dictumest. zonde echter geen wet, maaris zij dit door een
quanto magis a ratione recesse- meervan derede verwijderdis, zodat hij in zekere Ad tertium dicendum quod bepaalde deelhebbing, zoals tevoren gezegd is in
rit, ut sic quodammodobestiis mate gelijk wordt aan de dieren, die door hetzin- ratio illa procedit de fomite
het hoofdgedeelte van hetartikel.
assimiletur, quae sensualitatis quantum ad inclinationem pro-
impetu feruntur; secundum priam, non autem quantum ad
illud Psalmi XLVIII, homo, cum in
Ë ,
Psaimen"Demens,cere à
f Naar aanleiding van de derdetegenwerping
suam originem. Et tamen sicon-
honoreesset, non intellexit, compa- niet begrepen; hij is vergeleken met stommelast- sideretur inclinatio sensualitatis moet gezegd worden dat deze redenering uitgaat
ratus est iumentis insipientibus,et dieren, en hij is als hen geworden.’48 proutestin aliis animalibus,sic van de neiging tot de zondeals neiging en niet van
similisfactus estillis. Sicigitur ipsa Aldus valt derhalve de neigingzelf tot het zin- ordinatur ad bonum commune, haar herkomst. Als evenwel de zinnelijke neiging
sensualitatis inclinatio, quae nelijke, die de neiging tot de zonde genoemd idest ad conservationem naturae bezien wordt zoals zij in de andere dierenis, blijkt
fomes dicitur, in aliis quidem wordt, ook in de andere dieren eenvoudigweg in specie velin individuo. Et hoc zij geordend te zijn tot het gemeenschappelijke
animalibus simpliciter habet onder het begrip van wet, voor zover tenminstebij est etiam in homine, prout sen-
goede, dat wil zeggen tot de instandhouding van
tationemlegis,illo tamen modo sualitas subditur rationi. Sed
die dieren van wet gesproken kan worden overeen- de natuur van de soort of van hetindividu. En dit
quo in talibus lex dici potest, fomes dicitur secundum quod
secundum directam inclinatio- komstig de rechtstreekse neiging van de wet. Bij exit rationis ordinem. is ook bij de menshet geval, voor zoverde zinne-
nem. In hominibus autem mensen echtervalt zij in deze zin niet onder het lijkheid onderworpenis aan de rede. Maar neiging
secundum hoc nonhabetratio- begrip van wet, maaris zij meer een afwijking van tot zonde wordt datgene genoemd war de orde van
nemlegis, sed magis est deviatio de wervan de rede. Voor zover de mens echter door de rede te buiten gegaanis.
a lege rationis. Sed inquantum de goddelijke gerechtigheid beroofd is van de oor-
OVER DE WET VRAAGSTELLING 92 65
64

legem pertinet quod faciat het eigen dingen betreft. Bijgevolg behoort het
VRAAGSTELLING92 homines bonos. niet tot de wet dat zij mensen goed maakt.
QUAESTIO XCII ern Praeterea, quaedam leges 1 4. Voorts zijn bepaalde wetten tiranniek, zoals
De effectibus legis. -In duos Over de gevolgen van de wet’ sunt tyrannicae, ut philosophus
de Filosoofzegt in zijn Politiek.s Een tiran staat ech-
articulos divisa. In twee artikelen verdeeld dicit, in sua politica. Sed tyran-
ter niet het goede van zijn onderdanen voor ogen, „
nus non intendit ad bonitatem
subditorum, sed solum ad pro- maar uitsluitend het eigen nut. Bijgevolg is het p.67
Deinde considerandum est Vervolgens moeten de gevolgen van de wet in
de effectibus legis. Et circa hoc priam utilitatem. Non ergolegis goed maken van mensen niet eigen aan de wet.
ogenschouw genomen worden en dienaangaande
quaeruntur duo. Primo, utrum est facere hominesbonos.
worden twee vraagpunten onderzocht: 1. het
effectus legis sit hominesfacere Sed contra est quodphiloso- - Maarhier staattegenover dat de Filosoofin
goed maken van mensen een gevolg van de wetis; phus dicit, in II Ethic., quod
bonos. Secundo, utrum effectus zijn Ethiek zegt dat ‘het de wil van iedere wetgever
of het bevelen, het verbieden, het toestaan en het ,
legis sint imperare, vetare, per- voluntas cuiuslibet legislatoris haec \is om de burgers goed te maken’.£
mittere et punire,sicut legispe- straffen gevolgen van de wet zijn, zoals de Jurist est, utfaciat cives bonos.

ritusdicit. zegt.
Respondeo dicendum quod, IK ANTWOORD mette zeggendat, zoals tevoren
sicut supra dictum est, lex nihil gezegd is in de artt. 1 en 4 van vraagstelling 90, de
aliud est quam dictamenratio- wetniets anders is dan een uitspraak van de rede
Artikel: € diii)
Articulus primus nis in praesidente, quo subditi van degenedie aan hethoofdstaat, door wie de
Ofhet goed maken van mensen een gevolg van de gubernantur. Cuiuslibet autem
Utrum effectuslegis sit facere onderdanen bestuurd worden. Nu behoorthet tot
homines bonos.
wetis ( (ompire) subditivirtus est ut bene subda- de deugd van iedere onderdaandat hij goed onder-
tur ei a quo gubernatur,sicut
worpenis aan degene door wie hij bestuurd wordt,
Ad primumsic proceditur. Ten aanzien vanheteerste vraagpunt wordt als videmus quodvirtusirascibilis
zoals het tot de deugd van de weerstrevende en
Videtur quodlegis nonsit facere volgt geargumenteerd. et concupiscibilis in hoc consi-
stit quod sint bene obedientes begerende vermogens behoort datzij goed gehoor-

a) En
homines bonos. Homines enim 1. Het schijnt dat het goed maken van mensen
rationi. Et per hunc modum vir- zaam zijn aan de rede.7 En op deze wijze ‘behoort
sunt boni pervirtutem,virtus niet eengevolg van de wet is. De mensen zijn
enim est quae bonum facit tus cuiuslibet subiecti est ut bene het tot de deugd van iedere onderdaan dat deze
immers goed door de deugd, want de deugdis dat-
habentem,utdicitur in II Ethic. subiiciaturprincipanti, ut philoso- goed onderworpenis aan de vorst’, zoals de Filosoof
gene wat de ‘houder goed maakt’, zoals gezegd phus dicit, in I Polit. Ad hoc
Sed virtus est hominia solo Deo, zegt in de Politiek.8 Maar het doel van iedere afzon-
wordt in de Ethiek.3 Maar de deugd krijgt de mens autem ordinatur unaquaeque
ipse enim eam facit in nobis sine derlijke wet is dat zij gehoorzaamd zal worden door
nobis, ut supra dictum est in uitsluitend van God, want Hij ‘maakt haar in ons lex, ut obediatur ei a subditis.
de eraan onderworpenen. Om dezereden is duide-
definitione virtutis. Ergo legis zonderons’, zoals tevoren gezegdis bij de bepaling Unde manifestum est quod hoc
lijk dat het eigen aan de wetis om de ondergeschik-
non est facere homines bonos. van de deugd.4 Bijgevolg is het goed maken van sit proprium legis, inducere
subiectos ad propriam ipsorum ten aan te zetten tot hun eigenlijke deugd. Daar de
Praeterea, lex non prodest mensen niet eigen aan de wet.
virtutem. Cum igitur virtus sit deugd derhalve datgene is wat de houder goed
homininisi legi obediat. Sed hoc x 2. Voorts levert de wet de mens niets op, tenzij
ipsum quod homoobeditlegi, quae bonum facit habentem, maakt, zo volgt dat het goed maken van degenen
hij de wet gehoorzaamt. Maar dat de mens de wet
est ex bonitate. Ergo bonitas pra- sequitur quod proprius effectus aan wie de wet gegeven wordt, in alle opzichten of
gehoorzaamt,is uit goedheid. Bijgevolg vereist de legis sit bonosfacere eos quibus
eexigitur in homine ad legem. in een bepaald opzicht, een eigen gevolg van de wet
wet goedheid in de mens. Derhalve maakt de wet datur, vel simpliciter vel secun-
Nonigitur lex facit homines isAls het eins Svan de maker immers het ware
bonos. mensen niet goed. dum quid. Si enim intentio
goede is, hetgeen het gemeenschappelijke goedeis,
Praeterea, lex ordinatur ad # 3. Voorts is de wet geordend tot het gemeen- ferencis legem tendarin verum
bonum, quod est bonum com- geregeld overeenkomstig de goddelijke gerechtig-
bonum commune, ut supra dic- schappelijke goede, zoals tevoren gezegd isin art.
mune secundum iustitiam divi- heid, dan heeft de wet tot gevolg dat de mensen in
tum est. Sed quidam bene se 2 van vraagstelling 90. Maar toch zijn er mensen
nam regulatum, sequitur quod alle opzichten goed worden. Voert de bedoeling van
habentin his quae ad commune die zich goed plegente gedragen waar het gemeen-
pertinent, qui tamen in propriis per legem homines fiant boni een wetgever evenwel tot een goed dat nietin alle
schappelijke aangelegenhedenbetreft en niet waar simpliciter. Si vero intentio legi-
non bene se habent. Non ergo ad opzichten goed is, maar dat slechts nuttig of aan-

se anna LUE
66 OVER DE WET VRAAGSTELLING 92 67

slatoris feratur ad id quod non genaamis voor hemzelf, of datin strijd ismet de nisi sit bene proportionatus maakt van de politieke gemeenschap, is het onmo-
est bonum simpliciter, sed utile goddelijke gerechtigheid, dan maakt de wet de bono communi, nec totum gelijk dat een mens goedis, wanneerhij niet evenre-
vel delectabile sibi, vel repu- potest bene consistere nisi ex
mensen niet in alle opzichten goed, maar in een’] dig aan het gemeenschappelijke goede goed is. Ook
gnans iustitiae divinae; tunc lex
bepaald opzicht, namelijk met betrekking tot een partibus sibi proportionatis.
non facit homines bonossimpli- Unde impossibile est quod
het geheel kan niet goedzijn, tenzij door de evenre-
citer, sed secundum quid,scilicet zodanig bestuur. Aldus wordt het goede zelfs dige goedheid van de delen. Vandaar dat het onmo-
bonum commune civitatis bene
in ordine ad tale regimen. Sic gevonden in het in zichzelf slechte; zo wordt gelijk is dat het gemeenschappelijke goede van de
se habear, nisi cives sint virtuosi,
autem bonum invenitur etiam iemand een goedebandiet genoemd, omdat hij
ad minus illi quibus convenit politieke gemeenschap gedijt als de burgers niet
in per se malis, sicut aliquis dici- handelt op een wijze die voorzijn doel geschiktis. principari. Sufficit autem,quan- deugdzaam zijn, althans diegenen die regeren moe-
tur bonus latro, quia operatur (goed Furkiondun) tum ad bonum communitatis, ten. Voor watbetreft het goede van de gemeenschap
accommodead finem. Naar aanleiding van de eerste tegenwerping quod alii intantum sintvirtuosi
Ad primumergo dicendum is het echter voldoendedat de anderen in zoverre
moetbijgevolg gezegd worden dat de deugd twee- quod principum mandatis obe-
quod duplex est virtus, ut ex deugdzaam zijn dat zij de bevelen van hun vorsten
voudig is, zoals blijkt uit hetgeen tevoren gezegd diant. Et ideo philosophus dicit,
supradictis pater, scilicet acqui- in III Polit., quod eadem est virtus
gehoorzamen. En daarom zegt deFilosoofin de Poli-
sita, et infusa. Ad utramque isnamelijk verworven en ingegoten. Nu draagt tiek dat ‘de deugd van een vorst dezelfdeis als die van
principis et boni viri; non autem
autem aliquid operatur operum het gewennen aan een handeling bij tot beide, een goede man, maar de deugd van iedere burger is
eadem est virtus cuiuscumquecivis et
assuetudo, sed diversimode, maar op verschillende wijzen: het veroorzaakt
boni viri. niet dezelfde als die van een goede man’.3
nam virtutem quidem acquisi- namelijk de verworven deugd, terwijl het ontvan- Ad quartum dicendum quod
tam causat; ad virtutem autem kelijk maakt voor de ingegoten deugd, en hand- lex tyrannica, cum non sit
infusam disponit, et eam iam
& Naaraanleiding van devierde tegenwerping
haaft en bevordert het de ingegoten deugd als deze secundum rationem, non est
habitam conservatet promovet. moet gezegd worden dateen tirannieke wet, daar
reeds bezeten wordt. En omdat de wer gegevenis simpliciter lex, sed magis est
Et quialex ad hoc daturut diri- zij niet in overeenstemming met de redeis,niet in
metals doel het richten van menselijke handelin- quaedam perversitas legis. Et
gat actus humanos, inquantum tameninquantum habetaliquid alle opzichten een wetis, maar meer een bepaalde

~ om
actus humani operantur advir- gen, maakt de wetin zoverre mensen goed, voor verdorvenheid van de wet. Voor zover zij evenwel
de rationelegis, intendit ad hoc
tutem,intantum lex facit homi- zover de menselijke handelingen bijdragentot de
quodcives sint boni. Non enim iets van een wet heeft, beoogtzij de burgers goed
nes bonos. Unde et philosophus deugd. Vandaardat de Filosoofin de Politiek en in habetde rationelegis nisi secun- te maken, wantzij heeft slechts iets van een wet
dicit, II Polit., quod legislatores de Ethiek zegt dat ‘wetgevers mensen goed maken dum hoc quodest dictamenali- voor zoverzij een uitspraak is, afkomstig van
assuefa-cientesfaciunt bonos. doorze aan goede handelingente laten wennen’.t° cuius praesidentis in subditis, et
Ad secundum dicendum iemand die aan het hoofd staat en gerichttotzijn
ad hoctendit ut subditi legi sint
quod non semperaliquis obedit onderdanen, en voor zoverzij beoogt dat de onder-
Naar aanleiding van de tweede tegenwerping bene obedientes; quod est eos
legi ex bonitate perfecta virtutis, worpenen de wet goed zullen gehoorzamen, wat
moet gezegd worden dat iemandniet altijd de wet esse bonos, non simpliciter, sed
sed quandoque quidem ex timo- in ordine ad tale regimen. hetzelfdeis als ze goed maken! niet in alle opzich-
Te poenae; quandoque autem ex gehoorzaamt uit volmaakte goedheid van de ten, maar metbetrekkingtot een zodanig bestuur.
solo dictaminerationis, quod est deugd, maar soms namelijk uit vrees voor straf, en vanen Dg Ct hp
quoddam principium virtutis, soms echteralleen als gevolg van een uitspraak van ip heb cle dea
Tune >= (i Oe
ut supra habitum est. de rede, wat een bepaald begin van deugd is, zoals Articulus II Artikel 2
Ad tertium dicendum quod tevoren gesteld is. Utrum legis actus convenienter
bonitas cuiuslibet partis consi- Ofde handelingen van de wetjuist aangegeven
assignetur.
deratur in proportione ad suum. worden
Naar aanleiding van de derde tegenwerping
totum, unde etAugustinus dicit, Ad secundum sic proceditur.
in III Confess., quod turpis omnis moet gezegd worden dat de goedheid van iederdeel Ten aanzien van het tweede vraagpunt wordt
Videtur uodlegis actus non sint
pars est quae suo toti non congruit. beschouwd wordt in de verhouding totzijn geheel. als volgt geargumenteerd.
convenienter assignati in hoc
Cum igitur quilibet homosit Vandaar datAugustinus in zijn Belijdenissen zegt dat
quod dicitur quodlegis actus est 1. Hetschijntdat de handelingen van de wet
pars civitatis, impossibile est “ieder deel ontsierendis, dat niet overeenkomt met imperare, vetare, permittere et nietjuist aangegeven zijn, wanneer gezegd wordt
quodaliquis homosit bonus, het geheel’.r2 Daar derhalve iedere mens deel uit- punire. Lex enim omnis praecep- dat ‘bevelen, verbieden, toestaan en straffen’ de
68 OVER DE WET VRAAGSTELLING 92 69

tum communeest, utlegiscon- handelingen van de wetzijn.14 Wantiedere wetis praecepto peraliquid. Praecepta anders.18 Vandaar dat, zoals de rede in demonstra-
sultus dicit. Sed idem est impe- een algemeenvoorschrift, zoals de rechtsgeleerde autem legis sunt de actibus tieve wetenschappen een gevolgtrekking zal aan-
rare quod praecipere. Ergo alia humanis, in quibuslex dirigit,
Papinianus zegt.15 Maar bevelen is hetzelfde als nemen uit bepaaldebeginselen,’ zij ook een voor-
tria superfluunt. ut supra dictum est. Sunt autem
voorschrijven. Bijgevolg zijn de overige drie over- schrift van de wet zal aannemen uitiets.
Praeterea, effectus legis est tres differentiae humanorum
ut inducat subditos ad bonum, bodig. Nu hebben de voorschriften van de wet betrek-
actuum. Nam sicut supra dic-
sicut supra dictum est. Sed con- 2. Voortsis het een gevolg van de wet dat de king op menselijke handelingen, die de wetricht,
tum est, quidam actus sunt boni
silium est de meliori bono quam onderdanen aangezet worden tot het goede, zoals ex genere, qui sunt actus virtu- zoals tevoren gezegdis in de artt. 1 en 2 van vraag-
praeceptum. Ergo magis perti- tevoren gezegd is in het voorgaande artikel. Maar tum,et respectu horum,poni- stellinggo en art. 4 van vraagstelling 91. Nu zijn er
net ad legem consulere quam raadgeving beoogt een hoger goed dan een voor- tur legis actus praecipere vel drie verschillende soorten menselijke handelin-
praecipere. imperare; praecipit enim lex
schrift. Bijgevolg behoort het geven van raad meer gen, want, zoals tevoren gezegd is,z bepaalde han-
Praeterea, sicut homo ali- omnesactus virtutum,ut dici-
tot de wet dan het voorschrijven. C AUUtwun} delingen, de handelingen van de deugden,zijn
quis incitatur ad bonum per tur in V Ethic. Quidam vero
poenas,ita etiam et per praemia. 3. Voorts wordt iedere mens behalve dóorstraf- naar hun aard goed en met betrekking tot deze
suntactus mali ex genere, sicut
Ergo sicut punire ponitureffec- fen ook door beloningen tot het goede aange- wordt gesteld dat de handeling van de wet het
actusvitiosi, et respectu horum,
tuslegis, ita etiam et praemiare. spoord. Bijgevolg moet ook het belonen, evenals lex habet prohibere. Quidam voorschrijven of het bevelen is, want ‘de wet
Praeterea, intentio legislato- hetstraffen, gezien wordenals een gevolg van de vero ex genere suo sunt actus schrijft alle handelingen van de deugden voor’,
ris est ut hominesfaciat bonos, wet. —e P-Te CThanuu: } indifferentes, et respectu zoals wordt gezegd in de Ethiek.2: Bepaalde hande-
sicut supra dictum est. Sed ille 4. Voortsis het de bedoeling van een wetgever horum,lex habet permittere. Et lingen zijn evenwel naar hunaard slecht, zoals ver-
qui solo metu poenarum obedit possuntetiam indifferentes dici
dat hij mensen goed maakt, zoals tevoren gezegd dorven handelingen, en met betrekking tot deze
legi, non est bonus, nam timore omnes illi actus qui sunt vel
isin het voorgaande artikel. Maar degenedie uit- moet de wet verbieden. Bepaalde handelingen zijn
Servili, qui est timor poenarum,etsi parum boni vel parum mali. Id
bonum aliquis faciat, non tamen sluitend de wet gehoorzaamt uit vrees voor straf- evenwel naar hun aard goed noch slecht en met
autem per quod inducit lex ad

gs
bene aliquid fit, ut Augustinus fen, is niet goed, want‘doorde slaafse vrees die de betrekking tot deze moet de wettoestaan, waarbij
hoc quod sibi obediatur, est
dicit. Non ergovidetur esse pro- vrees voorstraffenis, zal iemandeen goediets kun- timor poenae, et quantum ad al die handelingen die niet goed genoeg of niet
prium legis quod puniat. nen doen, evenwelzalhij het niet goed doen’, zoals hoc, poniturlegis effectus puni- slecht genoeg zijn, ook ‘goed noch slecht’ genoemt
ed contra est quod Isidorus Augustinuszegt in zijn boek Tegen twee Brieven van re. kunnen worden. = andiffcurnie L
dicit, in V Etymol., omnis lex aut de Pelagianen.“Bijgevolg schijnthetniet eigen aan Ad primum ergo dicendum Nu is de vrees voor de straf datgene waardoor
permittit aliquid, ut, virfortis prae- quod,sicut cessare a malo habet
de wette zijn datzij straft. de wet beweegt om haarte gehoorzamen, en in dit
mium petat. Autvetat, ut, sacrarum quandam rationem boni, ita
virginum nuptias nulli liceatpetere. opzichtis het straffen een gevolg van de wet.
etiam prohibitio habet quan-
Aut punit, ut, qui caedem fecerit, ° _Maarhier staat tegenoverwatIsidorusin zijn
dam rationem praecepti. Et
capite plectatur. Etymologieën zegt: ‘ledere wetstaatiets toe, zoals:
secundum hoc,large accipiendo Naaraanleiding van de eerste tegenwerping
x ‘Een moedig man mag een beloning verlangen’, of praeceptum, universaliter lex moetbijgevolg gezegd worden dat zoals het belet-
Respondeo dicendum quod, verbiedt Niemandtoege- praeceptum dicitur. ten van het kwaad een bepaald soort goed is, ook
sicut enuntiatio est rationis dic- wijde maagden ten huwelijk vragen’, of straft, Ad secundum dicendum een verbod zo een bepaald soort voorschrift is en
tamen per modum enuntiandi, zoals: ‘Hij die een moord begaan heeft, moetter quod consulere non est proprius dienovereenkomstig, door ‘voorschrift’ ruim op te
ita etiam lex per modum praeci- actus legis, sed potest pertinere
dood gebracht worden’.17 vatten,is een wet in alle opzichten een voorschrift.
piendi. Rationis autem pro- etiam ad personam privatam,
prium est ut ex aliquo ad aliquid
< Li WUE Op bit.
cuius non est condere legem.
inducat. Undesicut in demon- IKANTWOORD mette zeggendat, zoals de bewe- Naaraanleiding van de tweede tegenwerping
Unde etiam apostolus,I ad Cor.
strativis scientiis ratio inducit ring een uitspraak van de redeis op de wijze van VII, cum consilium quoddam moet gezegd worden dat het geven van raad geen
ut assentiatur conclusioni per het beweren,ook de wetzo een uitspraak is van de daret,dixit, ego dico, non domi- eigenlijke handeling van de wet is, maar ook kan
quaedam principia, ita etiam rede op de wijze van het voorschrijven. Nu is het nus. Et ideo non poniturinter toekomen aan een particuliere persoon aan wie het
inducit ut assentiatur legis (Gn aan de rede om
vaniets over te gaan op iets effectus legis. maken van een wet niet toekomt. Vandaar ook dat
7 pCakande woe
70 OVER DE WET
VRAAGSTELLING 93 71

Ad tertium dicendum quod de Apostel zegt in zijn Eerste Brief aan de Corin-
etiam praemiare potest ad VRAAGSTELLING 93
thiërs, nadat raad werd gegeven:‘Ik zeg, niet de
quemlibetpertinere, sed punire
non pertinet nisi ad ministrum
Heer.'3 En daarom wordt hetniet tot de gevolgen QUAESTIO XCII
van de wet gerekend. De lege aeterna. - In sex articu- Over de eeuwige wet
legis, cuius auctoritate poena
infertur. Et ideo praemiare non los divisa. In zes artikelen verdeeld
ponitur actus legis, sed solum ¥
‘ Naaraanleiding van de derdete genwerping i
punire.
Deinde considerandum est Vervolgens moet iedere wet afzonderlijk in
moetgezegd worden dat eenieder ook kan belonen.
de singulis legibus. Et primo, de ogenschouw genomen worden: ten eerste de eeu-
Ad quartum dicendum quod Straffen komtechter uitsluitend de uitvoerder van
per hoc quod aliquis incipit lege aeterna; secundo, de lege
de wettoe, op wiens gezag de straf toegebracht wige wet; ten tweedede natuurlijke wet; ten derde
assuefieri ad vitandum mala et naturali; tertio, de lege humana;
de menselijke wet; ten vierde de oude wet;ten vijf-
ad implendum bona propter
wordt. Daarom wordthet belonen niet tot de han- quarto,de lege veteri; quinto, de
lege nova, quae est lex Evangeli. dede nieuwe wet, die de wet van het Evangelieis;
metum
delingen van de wet gerekend, maaralleen het
poenae, perducitur
straffen.24 De sexta autem lege, quae estlex voorts ten zesde een wet die de wet van de neiging
quandoquead hoc quod delecta-
biliter et ex propria voluntate fomitis, sufficiat quod dictum tot de zonde is,ten aanzien van welke volstaan zal
hocfaciat. Et secundum hoc,lex © Naar aanleiding vande vierde tegenwerping est cum de peccato originali age- worden met wat voorheen gezegd is, toen de erf-
etiam puniendoperducit ad hoc retur. zonde behandeld werd.
moet gezegd worden dat, doordat men uit vrees
quod homines sintboni. Circa primum quaeruntur Met betrekking tot de eeuwige wet worden zes
voorstrafgewoon begintte worden om het kwade sex. Primo, quid sit lex aeterna.
vraagpunten onderzocht:1. wat de eeuwige wetis;
te latenen het goede te doen, men te zijnertijd ook Secundo, utrum sit omnibus
€ met genoegen en uit eigen wil hiertoe bewogen nota. Tertio, utrum omnislex ab 2. ofzij aaniedereen bekendis; 3. of iedere wet van
wordt. En dienovereenkomstig beweegt de wet ea derivetur. Quarto, utrum haar afgeleid is; 4. ofalle noodzakelijke dingen aan
necessaria subiiciantur legi de eeuwige wet onderworpen zijn; 5. of toevallige

~
zelfs door testraffen, opdat de mensen goed zullen
zijn. aeternae. Quinto, utrum contin- natuurlijke dingen aan de eeuwige wet onderwor-
gentia naturalia subiiciantur legi penzijn; 6. ofalle menselijke aangelegenheden aan
aeternae. Sexto, utrum omnes res haar onderworpenzijn.
humanaeei subiiciancur.

—r Dae dem. goed. handi hoe mut Od saf


Mik vAn de deugd. Articulus primus
Utrum lex aeternasit summa Ofde eeuwige wet het hoogste inGod bestaande
ratio in Deo existens. begriptis CQoAduhr;he Va
Ad primumsic proceditur. Ten aanzien van heteerste vraagpunt wordtals
Videtur quodlex aeterna nonsit volgt geargumenteerd. A
ratio summain Deoexistens. Lex
1. Hetschijnt dat de eeuwige wetniet het hoog-
enim aeterna est una tantum. Sed
rationes rerum in mente divina
ste in Godbestaandebegripis. Eris immersslechts
sunt plures, dicit enim Augusti- één eeuwige wet. Maarindé goddelijke geest zijn
nus, in libro octoginta trium meerdere begrippen van dingen, want Augustinus
quaest., quod Deus singula fecit zegt in zijn boekOverdrieëntachtig uiteenlopende
propriis rationibus. Ergo lex aeter- vraagstukken dat‘Godalle dingen heeft gemaakt
na non videtur esse idem quod hun eigen begrippen’3 Bijgevolg
ratio in mente divina existens. schijnt,de eeuwige wet niet hetzelfde te zijn als het
Praeterea, de ratione legis est
begrip darbestaatin de goddelijke geest.
quod verbo promulgetur, ut

You might also like