Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 84

PO Bedrijfseconomie

Jona, Raphael, Ednor, Sem


Inhoudsopgave:
H1
1.1 Verslag gastcollege Sem Cobben p. 2-5

1.2 Verslag gastcollege Raphael Oude Groeniger p. 6-7

1.3 Verslag gastcollege Ednor Pellaers p. 8-10

1.4 Verslag gastcollege Jona van Unen p. 11-13

H2
2.1 Circulair ondernemen Sem Cobben p. 14-21

2.2 Circulair ondernemen Jona van Unen p. 22-26

2.3 Circulair ondernemen Raphael Oude Groeniger p. 27-31

2.4 Circulair ondernemen Ednor Pellaers p. 32-35

H3
3.1 Personeelsbeleid en interne organisatie Jona van Unen p. 36-39

3.1 Personeelsbeleid en interne organisatie Raphael Oude Groeniger p. 40-43

3.3 Personeelsbeleid en interne organisatie Sem Cobben p. 44-47

3.4 Personeelsbeleid en interne organisatie Ednor Pellaers p. 48-52

H4
4.1 Marktverovering Jona van Unen p. 53-56
4.2 Marktverovering Raphael Oude Groeniger p. 57-58

H5
5.1 Onderneem het zelf Ednor Pellaers p. 59-63
5.2 Onderneem het zelf Sem Cobben p. 64-65

H6
6.1 Vragen Interview Manager DSM p. 66-68
6.2 Verslag Interview DSM Manager p. 69-71
6.3 PowerPoint slides p. 72-81

Logboek p. 82-84

1
Verslagen Gastcollege Jorn Boesten

2
1.1 Verslag Gastcollege Jorn Boesten
Sem Cobben
-Op 18 Oktober 2021 kregen de Beco klassen van VWO5 een gast college van DSM topman
Jorn Boesten
-Meneer Boesten is Global segment manager offshore energy & Maritine en hij werkt aan
DSM Protective Materials (Dyneema)
-DSM heeft business groepen; een daarvan ontwikkelt Dyneema vezels, de strekse vezels ter
wereld. Jorn werkt al 25 jaar bij DSM.

Carrière
Mr. Boesten deed vroeger VWO op het Stella Maris in Meerssen en woont nu al een tijd in
Maastricht. Nadat hij slaagde op Stella Maris is hij werktuigbouwkunde gaan studeren op TU
Delft. Mr. Boesten begon zijn carrière bij DSM als proces engineer. Zijn baan hield in dat hij
chemische fabrieken moest inwerpen in het buitenland. Hierdoor heeft Mr. Boesten lang in
het buitenland gezeten en heeft hij veel van de wereld gezien. Voor een van zijn projecten
heeft hij lang in Taiwan gezeten en heeft hij daar een fabriek gebouwd. Na een aantal jaren
als proces engineer is Mr. Boesten de marketing en sales kant op gegaan. Hij werd daar
product manager. Ook voor deze functie moest hij vaak naar het buitenland reizen om
klanten te bezoeken. Nu is Mr. Boesten verantwoordelijk voor alle offshore producten die
DSM maakt en klanten waarmee ze samen werken. Mr. Boesten werkt veel met windenergie
om DSM duurzamer en groener te maken, nu en in de toekomst.

Wat is DSM
DSM had vroeger veel fabrieken in Heerlen. Deze fabrieken zijn grotendeels verkocht aan
andere bedrijven (OCI, Brightlands) en nog maar een klein gedeelte is van DSM zelf. Er is wel
nog een grote campus met een sales afdeling in Geleen, waar Mr. Boesten werkt. DSM heeft
nu fabrieken in Heerlen, China en de Verinnigde Staten. Tot vorig jaar maakte DSM harsen;
deze afdeling is in 2020 voor maar liefst 1,6 miljard verkocht. Ook de kunststoffabrieken die
in Heerlen gevestigd waren zijn over de afgelopen verkocht. Dit is vooral omdat DSM zich nu
focust op andere producten, die ze nu duurzamer produceren dan met de oude
fabrieken. Met simpele producten zoals kunststof en kunstmest was DSM heel afhankelijk
van de wereldmacht en was de winst fluctuerend. Dit is natuurlijk onaantrekkelijk voor
aandeelhouders, die liever stabiliteit willen. DSM heeft nu minder concurrenten en is
daardoor veel stabieler en aantrekkelijker voor aandeelhouders.

Wat doet DSM nu?


DSM is grotendeels gestopt met het produceren van simpele producten en is nu actief in een
heleboel verschillende markten.

De drie grote categorieën waar DSM zich mee bezig houd zijn:

-Materiaal
-Animal nutrition and health
3
-Human nutrition and health

Materiaal
DSM produceert verpakkingen voor allerlei verschillende voedselproducten. Van
melkpakken tot eierdoosjes. Ook maakt DSM plastic dat terug te vinden is in bijna elke
telefoon ter wereld en alle Apple oplaadkabels worden gemaakt met DSM kunststof. Het
belangrijkste materiaal dat DSM maakt is het Dyneema, waar Mr. Boesten later nog
uitgebreid op terug kwam.

Animal nutrition and health


DSM maakt ook kunstmatige vitamines en enzymen. Deze zitten ook in het dieren voedsel
dat DSM maakt en ook de grootste producent ter wereld van zijn.

Human nutrition and health


Zoals eerder gezegd maakt DSM kunstmatige vitamines en enzymen. Dit maken ze niet
alleen voor dierlijk maar ook voor menselijk voedsel. Ze maken Nutritional ingerdients voor
allerlei voedsel producten. Ze maken ook producten zoals haar en skin care

In totaal rekent DSM op een omzet van ongeveer 10 miljard per jaar.

Geschiedenis
-Op het begin van de 20 eeuw startte DSM als een koolmijn.
e

-Daarna begon DSM met het maken van petrochemie (kunstmest) en kunststoffen. Dit
waren de vieze en vervuilende fabrieken waar je aan denkt als je aan DSM denkt.
-Nu focust DSM zich voor een groot deel op voeding en is het een gezondheidsbedrijf.
-Iedereen werkte eerst in Nederland, inmiddels is DSM vooral internationaal heel actief.
DSM denkt veel aan een groene toekomst en voldoet aan duurzame eisen. ------DSM wordt
ook erkend als duurzaam en groen bedrijf.

Voorbeelden duurzame producten:


-Een van de grootste factoren voor de opwarming van de aarde is de uitstoot van
methaangas. Methaangas word vooral uitgestoten door koeien scheten en boeren. Maar
liefst 20% van methaangas op aarde word uitgestoten door koeien en schapen. DSM maakt
enzymen die worden toegevoegd aan het eten van koeien en schapen. Deze enzymen
zorgen er voor dat ze minder boeren en scheten laten en dus minder methaangas
uitgestoten.

-Zalm is een van de gezondste vissen en veel mensen eten zalm. De reden dat zalm zo
gezond is, is omdat zalmen andere vissen eten en daardoor meer gezonde voedingsstoffen
binnen krijgen. Deze goede stoffen haalt DSM direct uit andere vissen en planten waardoor
ze direct deze stoffen kunnen toevoegen aan zalm.

4
DSM Protective Materials

DSM maakt ook lichte kunststof die sterker is dan staal. Deze stof word Dyneema genoemd.
Dyneema word in heel veel beschermende kledingstukken gebruikt zoals kogelvrije vesten
en snijbestendige handschoenen. DSM verkoopt alleen het materiaal, hele kleine
draadjes. Er zijn 5 grote categorieën waar Dyneema word gebruikt:

Dyneema in personal protection:


Kogelvrije kleding en kleding/rugzak die beschermd tegen scherpe voorwerpen

Dyneema in maritiem:
Veel gebruikt in dikke touwen

Dyneema in sport en lifestyle:


Gebruikt in tentjes, wandelstokken, sportsokken, klimbijlen.

Dyneema in Offshore energie:


Sterke hijskabels van Dyneema gebruikt om drilplatvormen te bouwen in de zee

Dyneema in aquaculture:
Kooien waarin vis word gevangen in zee om predators buiten de kooi te houden

My world at DSM

Personeel van DSM gaat naar klanten om ze over te halen Dyneema te gebruiken voor de
kabels op hun boten in plaats van normale kabels.

Windmolens worden tegenwoordig veel gebruikt om energie op te wekken en ze staan


redelijk dicht bij de kust. Dyneema word veel gebruikt bij allerlei verschillende onderdelen
bij het bouwen en vervoeren van de windmolens.
Ook bij grote hijskranen word Dyneema gebruikt omdat het zo licht is.

5
1.2 Verslag Gastcollege
Raphael Oude Groeniger

In de projectweek kwam er iemand van DSM langs om wat over zijn werk te vertellen en wat
er nu precies gebeurt bij DSM. De meneer heet Jorn Boesten en zijn taak bij DSM is Global
segment lead offshore energy and maritime. Ook vertelt hij een beetje van de geschiedenis
van DSM en wat DSM ook in de toekomst wil bereiken.
DSM verkoopt afdelingen aan business groepen. Een daarvan, Dyneema, waar Jorn Boesten
werkt. Dyneema is de sterkste vezel ter wereld en Jorn werkt daar al 25 jaar bij DSM. Hij is
momenteel ook segment manager.

Jorn woont in Maastricht en zat op het Stella Maris college. Hij begon als proces engineer en
ontwierp chemische fabrieken. Hij heeft ook een tijdje in Taiwan gezeten en daar een fabriek
gebouwd. Daarna is hij begonnen met marketing en sales en daar is hij product manager van
geworden. Hij moet ook veel reizen om klanten te zien. Hij is ook verantwoordelijk voor alle
offshore producten die DSM maakt en klanten waarmee ze samenwerken. Jorn is ook heel
veel bezig met windenergie voor een duurzame en betere toekomst.

De meeste fabrieken hier in de buurt van DSM zijn verkocht aan andere bedrijven zoals OCI
en Brightlands. Er is wel een grote campus in Geleen met een sales afdeling waar Jorn werkt.
DSM is heel internationaal en heeft ook fabrieken in Heerlen, China en VS, maar
tegenwoordig wordt heel veel van DSM verkocht aan andere bedrijven. Er is bijvoorbeeld
vorig een stuk van DSM dat harsen maakt verkocht voor 1,6 miljard. Vroeger maakte ze ook
hier in de buurt kunststof maar die fabrieken zijn ook al verkocht omdat ze nu betere en
duurzame producten maken. Met simpele producten was DSM heel afhankelijk van de
wereldmarkt en was de winst erg gefluctueerd, maar DSM heeft nu minder concurrenten en
is zo veel meer stabiel.

DSM is nu bezig met ingrediënten voor shampoos en speciale kunststoffen. Voorbeelden


hiervan zijn Nutritional ingredients voor verschillende producten voor bijvoorbeeld in de
supermarkt. Ze zijn ook bezig met verpakkingen voor eten, hair en skin care, lightweight
fiber en ze zijn de grootste producent voor dieren. DSM verkoopt ook plastic die in elke
telefoon ter wereld is te zien. Ook worden alle Apple kabels gemaakt van DSM kunststoffen.
DSM is ook de grootste producten van vitamines wereldwijd en ze maken ook enzymes.

Het omzet van DSM per jaar is 10 miljard en dat is verdeeld onder 3 categorieën: Materiaal,
Animal nutrition and health en Human nutrition and health.

DSM begon eerst als een kolenmijn en groeide daarna naar een petrochemie, dat heeft te
maken met kunstmest, en kunststoffen. Hierdoor denken veel mensen aan vieze fabrieken
als ze DSM horen maar dat klopt tegenwoordig niet want ontzettend veel van de fabrieken
zijn verkochte dus zijn het andere bedrijven. Na kunstmest en kunststoffen zijn ze begonnen
met voeding en gezondheid waar ze nu momenteel ook mee bezig zijn. DSM denkt veel aan
een groene toekomst en voldoet ook aan duurzame eisen voor een groen bedrijf.

Voorbeelden van duurzame producten waar DSM mee bezig is zijn:

6
Enzymen die ervoor zorgen dat de methaan die wordt uitgestoten van koeien die boeren en
scheten laten minder wordt. De methaan warmt de aarde op en DSM maakt dus enzymen
die in het eten worden gezet zodat koeien minder scheten en boeren laten en dus minder
gas wordt uitgestoten.
Zalmen eten veel andere vissen op waardoor het gezonder wordt om zalm te eten. Deze
goede stoffen haalt DSM direct uit andere vissen en planten waardoor ze direct deze stoffen
kunnen toevoegen aan zalmen.

DSM is bezig met een kunststof maken die lichter is dan staal maar ook veel sterker. Dit
wordt veel gebruikt bij bijvoorbeeld kogelvrije vesten en snijbestendige handschoenen. DSM
verkoopt alleen het materiaal zelf en niet het eindproduct. Ze verkopen dus kleine draadjes.
Deze stof wordt Dyneema genoemd en wordt in heel veel beschermende kledingstukken
gebruikt. Er zijn 5 grote categorieën waar Dyneema wordt gebruikt.
Dyneema in maritiem; Veel gebruikt in dikke touwen
Dyneema in sport en lifestyle; Gebruikt in tentjes, wandelstokken, sportkleding en klim
bijlen.
Dyneema in offshore energie; Sterke hijskabels van Dyneema worden gebruikt om
drilplatvormen te bouwen in de zee.
Dyneema in aquaculture; Kooien waarin vis wordt gevangen in de zee om predators buiten
de kooi te houden om de vissen te beschermen.
Werknemers van DSM proberen vaak hun klanten over te halen om Dyneema te gebruiken
in plaats van het over te laten aan de scheepsbouwer.

Dyneema wordt veel gebruikt bij het bouwen en vervoeren van windmolens langs de kust.
Dit komt omdat het veel lichter en ook veel sterker is dan andere materialen die eerst
hiervoor werden gebruikt om de windmolens te bouwen en vervoeren. Nog een voorbeeld
van veel gebruik van Dyneema is bij hijskranen omdat die vooral erg sterk moeten zijn maar
niet te zwaar.

Natuurlijk is DSM ook actief op social media. Dit kan zijn om de mensen te informeren wat er
gaat gebeuren binnen DSM maar vaak ook voor advertenties. Ze zijn vooral erg actief of
LinkedIn en Facebook. Hier houden ze hun klanten op de hoogte van allerlei zaken.

Op het einde kregen we de mogelijkheid om een paar vragen te stellen. De vragen waren:
Zijn er sterkere materialen dan Dyneema?
Ja maar die materialen worden vooral in het lab gebruikt. Deze materialen zijn dus nog niet
op grote industriële schaal geproduceerd. DSM weet wel hoe ze Dyneema 2 keer zo sterk
kan maken in de toekomst.

Kan Dyneema afval van visnetten het water vervuilen?


Ja dat kan en dat is ook een groot aandachtspunt van DSM. DSM werkt met bijvoorbeeld
Boyan Slat samen om visnetten te ontwikkelen die kunststof uit de zee vissen. DSM werkt
ook aan een manier om oude Dyneema te recyclen. Dyneema wordt normaal van aardolie
gemaakt, maar het kan nu ook gemaakt worden van houtafval. Om ook te voorkomen dat
vissers hun netten weggooien staat er nu ook
een statiegeld op zodat er minder afval is.

7
1.3 Gastcollege verslag 18-10-2021
Ednor Pellaers

Afgelopen Maandag 18 oktober hebben alle leerlingen van bedrijfseconomie een


voorlichting over de PO gekregen, dat wij dit schooljaar moeten voltooien. Verder werden
wij ook ingelicht over het bedrijf DSM door een DSM manager genaamd meneer Boesten. In
dit verslag ga ik hier wat uitgebreider over deze ochtend vertellen.

Om te beginnen introduceerde meneer Janssen de 5 onderwerpen die we zullen behandelen


gedurende het rest van dit schooljaar, daarbij gaf hij een aantal concrete voorbeelden.

De onderwerpen luiden:
1. personeelsbeleid en medezeggenschap
- mensen ontslaan en aannemen
- beoordelen/leiding van werknemers
- ondernemingsraad
 Hoofdstuk 1 tot en met 4 ‘’Personeelsbeleid en interne organisatie’’
2. Organisatie, organisatietheorieën, organisatiestructuren, leiderschap en management
 strakke hiërarchie (‘’een baas heeft een baas’’)
 omgang met deskundige
 Hoofdstuk 5 tot en met 8 ‘’Personeelsbeleid en interne organisatie’’
3. marktverovering: interne en externe bedrijfsomgeving
 klantencontact
 ‘’Marktstrategie en marktmix’’
4. marktstrategie en marktmix
5. ondernemen met effectuation, doelen en circulair ondernemen
 twee werkwijze: management by causation en management by effectuation.
 een doel hebben en kijken hoe je het kunt bereiken of vaste- en vlottende activa
liquide middelen en wat kan je daarmee bereiken.
 actualiteit van circulair ondernemen
 ‘’Onderneem het zelf’’ en ‘’Circulair ondernemen’’

De bedoeling is dat wij in groepjes van 4 verdeeld worden en dat we vervolgens aan de slag
gaan met een aantal onderwerpen, uiteindelijk moeten we dan een willekeurige manager
van DSM vanuit een ander land gaan interviewen. Het eindproduct wordt dan een verslag
over onze ervaringen tijdens onze interview. Het idee erachter is dat we de theorie met
praktijk moeten kunnen linken.

Dit zijn de de dingen die we de komende periodes moeten inleveren:

periode 1:
 een individueel verslag van meneer Boesten en meneer Janssen
 voorstel van je groepssamenstelling
 theorie ‘’Circulair Ondernemen’’ individueel samenvatten
periode 2:

8
 personeelsbeleid & interne organisatie samenvatten met je groep.

periode 3:
 willekeurige onderwerp samenvatten met je groep.
 de interview met een DSM manager 25 vragen maken (1-5 introductie, 6-10
actualiteit en 10-25 onderwerp)

periode 4:
 alles gezamenlijk inleveren
 presentatie geven

De gehele PO telt 20% voor je SE-cijfer.

Presentatie van meneer Boesten

Na afronding van meneer Janssen’s inlichting kregen we de gelegenheid om een 15 minuten


pauze te hebben in de kantine. Kort daarna begon meneer Boesten al snel met zijn
presentatie.

Meneer Boesten stelde zichzelf voor door middel van een aantal slides van zijn presentatie.
Daarin vertelde hij een aantal dingen over zijn privé leven buiten werk, maar ook welke
opleidingen hij heeft gevolgd in zijn jeugd. Na het voortgezet onderwijs koos hij voor een
algemene studie, namelijk bedrijfskunde. Vervolgens had hij een technische opleiding
gevolgd. Meneer Boesten hield erg veel van reizen, dus heeft hij zelfs in 2 verschillende
andere landen, Spanje en Israël, een universitaire studie gedaan.

Al snel na zijn opleiding ging hij bij DSM werken op technisch gebied, hij hielp met het
designen en draaien van een chemisch fabriek in Vietnam. Hij vertelde een beetje over de
cultuurverschillen daar hoe zij liever niet willen toegeven dat ze wat verkeerd hebben
gedaan(gezichtsverlies).

Na een tijdje kwam hij erachter dat hij het sales component van zijn destijdse baan geweldig
vond, dus besloot hij een overstap te maken naar de marketing en sales kant. Uiteindelijk
werd hij sinds 2004 verantwoordelijk voor Dyneema. Hij vond het reizen en het contact
hebben met mensen vanuit andere culturen wel altijd een leuke gedeelten van zijn werk.
Maar nu is de vraag wat met zijn afdeling gaat gebeuren aangezien DSM aankondigde dat ze
al hun faciliteiten gaan verkopen en meer gaan richten op een nieuwe (groene) visie voor
het bedrijf in de toekomst.

Hij ging nu verder praten over de bedrijf DSM in zijn slides.

In de jaren 1996 produceerde DSM vooral bulkproducten, in Eindhoven beschikken ze over


vele fabrieken. Daar voorheen was DSM een mijnbouwbedrijf om kolen uit de grond te
halen, vervolgens stapte ze over naar de kunstmest. Tegenwoordig zijn alle fabrieken in
overgekocht door andere bedrijven. DSM verkoopt hun fabrieken omdat ze steeds meer

9
willen focussen op speciality materials, dus uiteindelijk producten met hogere toegevoegde
waarde. DSM is uitgebreid over allemaal verschillende delen op de wereld.

DSM is met verschillende dingen bezig zoals o.a. voedingsstoffen voor mens en dier,
verpakking voor eten, maar ook vooral met sustainable development goals. Zo heeft DSM
iets gemaakt tegen de Methaangas dat koeien produceren, door een bepaald product aan de
koeienvoer toe te voegen dat de uitstoot vermindert. Echter zei hij dat het lang duurde
voordat innovaties daadwerkelijk ingaan. Het uitstoot-verminderd-koeien voedsel is al 10
jaar geleden bedacht, maar boeren zullen minder snel bereid zijn om meer te betalen, dus
men zal het pas kopen, als het verplicht wordt of als ze er eigen voordelen aan hebben.

Verder vertelde meneer Boesten verder over hun Dyneema uitvinding, Het is 10 keer sterker
dan touw, maar ook 10 keer lichter dan staal. Zo hebben ze er lichtgewichte kogel vesten
gemaakt, maar ook wordt het tegenwoordig in sport & lifestyle producten verwerkt zoals in
merkkleding (bvb. nike en adidas). Ook wordt het verwerkt in scheepvaart producten.
Echter, is het wel 3 keer duurder dan ijzer. Dus het is een flinke investeering, zou je als
bedrijf dit willen.

DSM maakt de producten niet zelf, maar geeft aan de potentiële klanten tips over hoe ze het
product het best kunnen designen met dit materiaal. Dit is niet het geval bij de andere
concurrenten in o.a. China.

Toen meneer Boesten ons de kans gaf om vragen te stellen stelde ik een kritische vraag of
dyneema wel zo milieuvriendelijk is, aangezien hij vertelde dat DSM vooral gericht is om de
wereld te helpen met hun sustainable sustainable goals(doel nummer 2,3,7 en 12). Dyneema
wordt ook gebruikt als materiaal voor visnetten, dus het zal zeker gebeuren dat er dyneema
netten in het oceaan rond zullen zweven die dan niet vernietigd kunnen worden door middel
van het sterke eigenschappen.
Meneer Boesten gaf toe dat dit één van de zwakke punt was van dyneema en dat ze ermee
bezig waren om oplossingen te vinden om dit soort dingen te voorkomen. Een voorbeeld van
zo’n oplossing was om bedrijven te belonen om de oude dyneema materiaal te recyclen, zie
dit alsof je een lege cola fles recyclet om dan statiegeld te ontvangen. Het fijne aan dyneema
is dat het 100% recyclebaar is, omdat het gemaakt kan worden van de restproducten van
hout(groene dyneema).

In de laatste gedeelte van zijn presentatie begon hij meer te praten over zijn werk. En hij
heeft dus vraagstukken zoals “hoe kun je succesvol producten in de markt zetten?”. DSM is
vooral actief op LinkedIn om webinars te geven waarin ze praten hoe dyneema gebruikt kan
worden en nog veel meer, dit is een handige manier om meer potentiële klanten te
verwerven.

Nadat de presentatie was afgelopen vroeg ik nog aan meneer Boesten wat hun
marketingstrategie was. De antwoord van meneer Boesten verbaasde mij een beetje omdat
hij vertelde dat ze alleen maar aan guerilla marketing doen, hiermee kunnen ze vooral geld
besparen. Het is simpelweg veel te duur om te promoten via bijvoorbeeld atleten die hun
producten gebruiken.

10
1.4 Persoonlijk verslag college meneer Boesten
Jona van Unen

In de projectweek op maandag 18 november kregen we een gastcollege van


Jorn Boesten die bij DSM werkt. Hij heeft veel verteld over DSM en over zijn
eigen carrière.

Er zijn dit jaar 5 deelgebieden waar we ons mee bezig houden.

Deel 1
1 t/m 4 personeelsbeleid en interne organisatie

Deel 2
5 t/m 8 personeelsbeleid en interne organisatie

Deel 3
Marktverovering 1 en 2

Deel 4
Marktverovering 3 en 4

Deel 5
Ondernemen effectuation doelen en circulair ondernemen

25 vragen
1-5 introductie
6-10 actualiteit
11-25 onderwerp
Met SWOT analyse

Verslag gastcollege Jorn Boesten

Jorn Boesten
Jørn woont in Maastricht en zat op Stella Maris College Meerssen. Hij heeft bij de TU in Delft
werktuigbouwkunde gestudeerd. Hij begon bij DSM als proces engineer, hij ontwierp
chemische fabrieken. Hij heeft lang in Taiwan gezeten en daar een fabriek gebouwd. Hij is
later de marketing en sales kant op gegaan, daar is hij product manager geworden. Hij
vertelde dat hij veel moet reizen naar het buitenland (om bijvoorbeeld klanten te bezoeken)
en hij dat er juist leuk aan vond. Hij is nu Global segment manager offshore energy &
Maritime, en is verantwoordelijk voor alle offshore producten die DSM maakt en klanten de
relatie waarmee ze samenwerken. Hij werkt veel met windenergie om DSM duurzamer te
maken in de toekomst.

11
Wat is DSM?
Jorn liet een afbeelding zien van de fabrieken die nog van DSM zijn. In het verleden had DSM
heel veel fabrieken, maar ze zijn bijna allemaal verkocht aan bedrijven zoals OCI. Jorn werkt
op dit moment op de grote campus in Geleen met een sales afdeling (die er nog wel is). DSM
is een internationaal bedrijf en heeft ook nog fabrieken in China en Amerika. DSM maakte in
het verleden veel kunststof, ze focussen zich nu meer op duurzame producten maken, en
dat is ook een reden waarom er zoveel fabrieken verkocht zijn. Vroeger was DSM heel
afhankelijk van wereldmacht. DSM heeft nu minder concurrentie, en is daardoor veel
stabieler dan voorheen..

DSM nu?
DSM houdt zich nu vooral bezig met het maken van gespecialiseerde grondstoffen. DSM
houdt zich nu bezig met ‘materiaal’. Hierbij produceert DSM verpakkingen voor voedsel
producten. In bijna alle telefoons en apple oplaadkabels zit plastic dat DSM heeft
geproduceerd. DSM houdt zich nu ook bezig met animal ‘nutrition and health’, en is de
grootste producent van dieren voedsel ter wereld. DSM maakt de kunstmatige vitamines en
enzymen die hierin zitten. Verder houdt DSM zich nu ook bezig met ‘human nutrition and
health’, net als voor dieren maken ze ook kunstmatige vitamines en enzymen voor mensen
voedsel. DSM maakt heel veel grondstoffen die gebruikt worden voor Nutritional ingredients
als haar en skin care, die in allerlei producten in de supermarkt zitten.

Geschiedenis van DSM


DSM startte als een koolmijn, daarna begonnen ze met het maken van petrochemie
(kunstmest) en kunststoffen. DSM focust zich nu vooral op voeding en het is nu een
gezondheidsbedrijf. DSM is verder in de tijd steeds internationaler geworden. DSM focust
zich op het zijn van een groen bedrijf, en ze worden ook erkent als duurzaam en groen
bedrijf.

Voorbeeld van duurzame producten DSM:


De uitstoot van methaangas is een groot probleem bij de opwarming van de aarde.
Methaangas komt vrij door de boeren die koeien laten. DSM maakt enzymen die ze aan het
eten van koeien toevoegen, waardoor ze minder boeren en er minder methaangas vrijkomt.

DSM Protective Materials

Jorn heeft ook heel veel uitgelegd over Dynema. Dynema is een kunsstofvezel die sterker is
dan staal en ook heel licht is. Dynema is de sterkste vezel ter wereld, en DSM weet dat ze
Dynema in de toekomst twee keer zo sterk kunnen maken. DSM produceert Dynema op een
grote schaal. Dynema wordt bijvoorbeeld gebruikt in snijbestendige handschoenen en
kogelvrij vesten.

De vijf verschillende categorieën waarin Dyneema wordt gebruikt:

-Dyneema in personal protection:

12
Wordt gebruikt in kogelvrije kleding die je beschermt tegen scherpe voorwerpen

-Dyneema in maritiem:
Wordt veel gebruikt in dikke touwen die bijvoorbeeld gebruikt worden om boten te trekken.

-Dyneema in sport en lifestyle:


Wordt gebruikt in tentjes, wandelstokken, sportsokken, klimbijlen.

-Dyneema in Offshore energie:


Wordt gebruikt in hijskabels om drilplatvormen te bouwen in de zee, hierbij is het handig
omdat deze hijskabels erg sterk moeten zijn en niet te zwaar.

-Dyneema in aquaculture:
Wordt gebruikt in kooien waarin vissen worden gevangen in zee om predators buiten de
kooi te houden.

My world at DSM

Werknemers van DSM proberen potentiële klanten over te halen om Dyneema te gebruiken
voor hun kabels in plaats van normale kabels.

Omdat zoals eerder gezegd Dynema zo sterk en licht is wordt het gebruikt bij het vervoer en
bouw van windmolens (langs de kust). Ook zoals eerder gezegd wordt Dynema ook gebruikt
in hijskranen.
Sociale media

Jorn liet ook vaak weten dat DSM ook actief is op social media. Ze zijn vooral actief op
Facebook. Ze doen hier dingen als hun klanten op de hoogte houden en ze plaatsen hier ook
veel advertenties.

13
Samenvattingen Circulair ondernemen

2.1 Circulair ondernemen Samenvatting


14
Sem Cobben

1. Een inleiding tot circulair ondernemen


Er zijn allemaal ontwikkelingen gaande over de hele wereld die ervoor zorgen dat het steeds
belangrijker wordt om na te denken over welke economische systemen er gebruikt worden. Een van
de mogelijke veranderingen is de overgang van een traditionele naar een circulaire economie.

1. Waarom een circulaire economie

Op de wereld is een groeiende middenklasse die meer te besteden heeft. Daarnaast is de productie
van goederen goedkoper geworden door industrialisatie en globalisatie. Hierdoor is er steeds meer
vraag naar goederen en komt er meer afval. Er ontstaat een groeiende vraag naar grondstoffen. Niet
alle grondstoffen zijn onbeperkt voorradig. Fossiele energiedragers lijken makkelijker te winnen
maar bij het winnen en gebruiken ervan wordt het milieu vaak beschadigd en komt er
koolstofdioxide vrij. De voorraad van deze fossiele brandstoffen is eindig. Wij als mensen moeten als
rentmeester optreden voor de aarde. Het toepassen van circulaire economie is een manier om deze
taak goed uit te voeren.

2. Onderdeel van maatschappelijk verantwoord ondernemen

John Elkington, een adviseur op het gebied van MVO, maatschappelijk verantwoord ondernemen
adviseerde een harmonieuze combinatie van de termen, people, planet en profit om maatschappelijk
verantwoord te kunnen ondernemen. Deze kernwaarden worden inmiddels door veel organisaties
gebruikt om te meten en aan te tonen in welke mate ze maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Het is een uitdaging om de drie kernwaarden in balans te krijgen.

3. Verschil met traditionele economie

Er zijn 2 grote belangrijke verschillen tussen de traditionele en de circulaire economie.

1. Bij de traditionele economie zie je vaak het take (=grondstoffenwinning) -make-use-waste


model. Het verdienmodel is dat er zoveel mogelijk nieuwe goederen worden verkocht aan de
gebruikers.
In de circulaire economie wordt er gekozen voor take-make-use-remake-reuse model. Ook
wel de kringloopeconomie genoemd. Een goed wordt weer gebruikt om een ander/nieuw
goed te maken. Het maximaliseren van het hergebruik van grondstoffen en het
minimaliseren van afval komt duidelijk naar voren. Producenten moeten goederen
ontwikkelen die die herbruikbaar zijn of waarvan de grondstoffen te hergebruiken zijn.
Daarnaast is het van belang dat de gebruiker het goed niet als afval ziet.

2. Macht en verantwoordelijkheid liggen in de traditionele economie vaak bij verschillende


partijen. De producent heeft in veel gevallen de macht om te bepalen wat en hoe er

15
geproduceerd wordt ten de gebruiker heeft de verantwoordelijkheid om goed om te gaan
met het goed. Om ervoor te zorgen dat het goed of de grondstoffen ook echt worden
hergebruikt zou het veel beter werken als zowel de macht als de verantwoordelijkheid bij 1
partij zou liggen.

4. Vormen van circulaire economie

Er zijn 3 vormen van circulaire economie. Deze kunnen los van elkaar of gecombineerd toegepast
worden

1. Herfabricage
Goederen waarvan de onderdelen van het goed makkelijk weer los van elkaar te halen zijn
en vervolgens te hergebruiken zijn worden remontabele goederen genoemd. Van deze
goederen is herfabricage (=remanufacturing) mogelijk gemaakt. Herfabricage is vaak heel
lastig als bij een goed de grondstoffen aan elkaar of door elkaar worden gebruikt. Het is
belangrijk dat hierover van tevoren na wordt gedacht. Herfabricage wordt mogelijk als
grondstoffen goed te scheiden zijn van elkaar, als het goed niet meer gebruikt wordt, en
weer opnieuw inzetbaar zijn voor eenzelfde of een ander goed. De keten van grondstoffen
heeft geen lineaire lijn meer met een einde maar vormt een gesloten cirkel of kringloop.

2. Levensduurverlenging
In de lineaire economie blijft het lastig om het verkochte goed (gebruiksgoederen) weer
terug te krijgen bij de verkoper voor hergebruik. Een oplossing zou kunnen zijn dat het goed
eigendom blijft van de producent door bijvoorbeeld een leaseconstructie toe te passen
(gebruiksgoederen). Hiervoor moet het verdienmodel aangepast worden. De producent is
niet langer gebaat bij zoveel mogelijk verkoop maar bij zoveel mogelijk gebruikers te
bedienen en de kosten daarbij laag te houden. Niet langer het leveren van goederen maar
het leveren van diensten wordt het verdienmodel. Je spreekt dan van product-dienstmodel.
De producent haalt voordeel uit het zo lang mogelijk goed functioneren van het goed.

Het bekende model van de productlevenscyclus zal hierdoor veranderen. Tijdens de


introductiefase zijn er hoge uitgaven terwijl de omzet dan vaak nog laag is. Daarna volgen de
fasen van groei en volwassenheid waarin de verhoudingen tussen omzet en kosten
veranderen. In het nieuwe model dat bij de circulaire economie past, zal het plaatje van de
levenscyclus gemaakt worden voor elke grondstof die in een goed verwerkt wordt. In de
introductiefase zal de grondstof in een hoogwaardig goed verwerkt zijn. Daarna kunnen
beschadigde onderdelen vervangen worden of geherfabriceerd waarbij zoveel mogelijk
gebruik wordt gemaakt van reeds eerder gebruikte grondstoffen. Van grondstoffen die nog
voldoen kan weer een nieuw goed worden gemaakt. Je noemt dat refurbishing.

3. Diensten in plaats van goederen


Het verkopen van diensten i.p.v. goederen wordt ‘product-dienstmodel’ genoemd. De
fabrikant blijft eigenaar en de consument wordt gebruiker. De fabrikant heeft er belang bij
dat de levensduur zo lang mogelijk is en dat het goed energiezuinig is. Dit al zorgen voor
grote verschuivingen in de bedrijfsvoering. De kostenstructuur zal anders zijn samengesteld
dan voorheen.

16
Een paar voorbeelden:
 De ingekochte grondstoffen zullen voor langere tijd in bezit blijven van de fabrikant, ze
zullen tot de vaste activa oftewel de duurzame productiemiddelen gaan behoren. Omdat
niet alle grondstoffen volledig kunnen worden hergebruikt is er sprake van downcycling.
De fabrikant zal zijn afschrijvingen moeten herijken.

2. Stimulering van circulaire economie door de


overheid
Sinds de industriële revolutie lijkt er niet veel veranderd in het economisch verdienmodel: het
lineaire model van ‘take-make-use-waste’. Tegenwoordig staat de circulaire economie ook op de
agenda van overheden en traditionele organisaties. Overheden kunnen maatregelen nemen om de
circulaire economie te stimuleren.

1. Verschuiving van belasting

Bij Europese overheden komt veel belastinggeld binnen uit belasting op arbeid (52%) en daarna uit
belasting op consumptie zoals btw (belasting toegevoegde waarde) of accijns (28%). Btw is een
consumentenbelasting over de aankoopprijs van producten. Bedrijven zijn geen eindgebruikers en
kunnen de door hun betaalde btw over inkopen terugvragen. De btw die bedrijven ontvangen van de
consument dragen ze af aan de belastingdienst. Btw heeft geen invloed op de hoogte van de winst
maar beïnvloedt toch de opbrengsten en kosten en het gedrag van ondernemers. De overheid
gebruikt accijns om het verbruik van bepaalde goederen te ontmoedigen.
Door globalisatie is het steeds makkelijker geworden om informatie te vergelijken. Belastingen
beïnvloeden de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. Bedrijven zoeken het
land op met het meest gunstige belastingklimaat. Nederland heeft er daarom voor gekozen om de
vergroening van het belastingstelsel meer bij de consument dan bij de bedrijven neer te leggen.

Btw behoort niet tot de kosten van het bedrijf. Het bedrijf is slechts een doorgeefluik. De btw
wordt uiteindelijk betaald door de consument en maakt goederen en diensten duurder. Hierdoor
beïnvloedt het aantal verkochte goederen en diensten en ook de omzet van de ondernemer.
Arbeid is relatief duur waardoor een reparatie vaak duurder is dan het kopen van een nieuw
goed.
Keuzes in het belastingstelsel beïnvloeden het gedrag van consumenten en organisaties. Zo kan
door het verschuiven van belastingen bespaard worden op natuurlijke hulpbronnen, kunnen
diensten betaalbaarder worden, kunnen er meer/andere banen gecreëerd worden, kan
vakmanschap meer gewaardeerd worden en kan creativiteit meer gestimuleerd worden. Ook zal
er minder zwart werk plaatsvinden omdat wit werken beter beloond wordt. Door
belastingverschuivingen kan de circulaire economie een boost krijgen.
producenten een recycling bijdrage. Consumenten worden nu aangemoedigd om oude
producten in te leveren zodat deze gerecycled kunnen worden.

2. Duurzaamheid in aanbesteding

17
Als de overheid een opbracht geeft een ondernemer moet er gekeken worden of er een
Europese aanbestedingsprocedure gevolgd moet worden. De opdracht wordt op een punten
langs de meetlat gelegd waardoor concurrentie gestimuleerd wordt. Omdat de Europese markt
voor een groot deel bestaat uit overheidsopdrachten hoopt de EU, invloed uit te oefenen door
op de markt. Een van de doelstellingen hiervan is: ‘het bevorderen van duurzaamheid en
innovatie.’

3. Stimuleren van gebruik van keurmerken


De overheid kan keurmerken stimuleren zodat een product altijd aan bepaalde regels voldoet.
De overheid kan ook vertrouwen op normen die worden afgesproken tussen bedrijven. Soms
wordt een keurmerk dat in het leven wordt geroepen en de regels gecontroleerd door hetzelfde
bedrijf, dit heet een bedrijfskeurmerk. Deze keurmerken zijn niet slecht maar ze minder goed dan
een echt keurmerk. Het initiatief moet komen van grotere bedrijven die de norm zetten voor de
gehele branche. Normen zijn richtlijnen waar organisaties zich aan moeten houden en ze zijn
gebaseerd op vrijwillige afspraken. Normen zijn meer voor organisaties dan voor consumenten,
ze zijn namelijk in heel moeilijke taal geschreven. Een keurmerk komt vaak voor als beeldmerk
(afbeelding) op een product om te laten zien dat dit product aan bepaalde eisen voldoet. Achter
elk keurmerk zit een keurmerk eigenaar die de eisen opstelt en die eisen zijn streng. Of er wordt
voldaan aan de eisen wordt gecontroleerd door een onafhankelijke certificatie instelling. Deze
organisatie staat ingeschreven bij de raad van accreditatie. Als je dit laat doen heb je een
geaccrediteerd keurmerk en dit is het aller beste. Keurmerken kunnen ook een effect hebben op
de vier p’s; plaats, promotie, product, prijs.

2.4 Rijksbrede programma circulaire economie en grondstoffenakkoord


In januari 2017 tekenden 180 partijen het Nationaalgrondstoffenakkoord. Dat akkoord is
gesloten om een goede start te geven aan het Rijksbrede programma circulaire economie. Daar
staan doelstellingen in om tegen 2050 volledig te draaien op herbruikbare grondstoffen. In het
Rijksbrede programma circulaire economie wordt duidelijk dat het kabinet met 5 verschillende
instrumenten de circulaire economie wil stimuleren.
1. Stimulerende wet- en regelgeving
2. Slimme marktprikkels
3. Financiering
4. Kennis en innovatie
5. Internationale samenwerking

Veel mensen denken dat er juist te veel regels zijn waardoor innovatie wordt juist wordt beperkt.
De overheid wil het aantal regels daarom ook beperken. Door het speciale programma Ruimte in
regels zijn al 80 belemmeringen weggehaald.

3. Consumenten en circulaire economie

1. Zichtbaarheid en circulaire economie

Bij circulair ondernemen kan het afval van de ene keten de hulpstof van een andere zijn, dit voldoet
namelijk aan de eisen om het hergebruik van producten te optimaliseren en waarde vernietiging te
minimaliseren. De waarde van de grondstoffen wordt niet vernietigd, er is wel sprake van
downcycling. Dit is het hergebruik van goederen waarbij ze daarna een mindere waarde krijgen. Dit

18
kan in de vorm van downcycling van grondstoffen en van onderdelen. Upcycling is het is het
hergebruik van producten waarbij een hogere waarde ontstaat. Deze bestaat ook weer uit upcycling
van grondstoffen en van onderdelen. Dit is aantrekkelijk voor zakelijke afnemers die Co2 kunnen
besparen door met de aanbieders in zee te gaan. Dit heeft ook invloed op de bedrijfstak en
bedrijfskolom en de producent kan samenwerkingen aan gaan en invloed uitoefenen. Bij de
bedrijfskolom zijn alle ondernemingen betrokken van grondstof tot detailhandel. Binnen de
bedrijfstak zijn alle ondernemingen die hetzelfde product aanbieden betrokken.

Op de elektronicamarkt komt het steeds vaker voor dat er refurbished goederen aangeboden
worden. De prijs is lager dan de originele prijs en het daarom vaak lastig om aan consumenten uit te
leggen dat refurbished en gebruikt heel wat anders is. Het is soms zelfs beter dan nieuw omdat alle
onderdelen getest worden op alle functies. Bij gerefurbishde goederen worden oude en kapotte
onderdelen vervangen en vernieuwd. Het imago van gerefurbishde goederen is op de markt nog niet
heel goed.

In de automarkt hebben de producenten hun uitstoot de afgelopen jaren flink verminderd en er is


veel vooruitgang gemaakt op het gebied van circulair ondernemen. Bijna alle onderdelen van een
auto zijn inmiddels vervangbaar en kapotte onderdelen kunnen worden hergebruikt, dit heet een
modulair systeem. Op de kledingmarkt zijn ze nog wat minder ver, er is veel maar aanbod dan vraag
waardoor veel kledingstukken over blijven. Vraag en aanbod moet dus op elkaar worden afgestemd .
De kledingmarkt kan van oude stoffen nieuwe kleren maken als oude kleren worden ingeleverd. Ook
moet bij elk seizoen nieuwe kledingcollecties gemaakt worden. Producenten moeten dus steeds
opnieuw kleding maken die in de mode is. Als het slecht gaat met de economie dragen vrouwen
graag langere rokken en als het goed gaat met de economie dragen vrouwen kortere rokken; dit
vond de econoom George Taylor en hij noemde het de Hemline indicator. De afgelopen tijd wordt
veel kleding geleased, dit gaat dan vooral om nette pakken die te duur zijn om te kopen voor een
keer aan te doen. Je leaset dan een pak of een broek voor een prijs per maan en moet het stuk na
een bepaalde tijd weer teruggeven. Dit wordt veel gedaan tussen verschillende bedrijven en niet zo
zeer voor particulieren, dit heet business to business levering genoemd.

Als je als ondernemer de volgende generatie wilt beïnvloeden om andere keuzes te maken begin je
bij de kinderen. A-merken sponsoren daarom de producten die in de kinderkeukentjes te gebruiken
zijn. Kinderen kunnen dan al jaren wennen aan het logo van het merk en pakken het later
(onbewust) makkelijker uit de schappen. In marketingterm wordt dit ‘top of mind awareness
genoemd’. Dit houdt in dat als je iets veel herhaalt mensen vanzelf geneigd zijn dat wat ze herkennen
als goed te zien. Als je kinderen dus laat spelen met producten die circulair zijn dan kan dat grote
invloed hebben op hun koopgedrag in de toekomst.

3.2 Consumentengedrag

Er zijn 3 gedragskenmerken die er voor zorgen dat consumenten geen andere keuzes maken dan die
ze gewend zijn. Het eerste is dat consumenten aan zichzelf denken, het tweede punt is dat
consumenten kortetermijnbeslissingen nemen en het laatste is dat voldoende informatie niet leidt
tot verandering,

Mensen denken eerst aan de gevolgen van zichzelf en niet zo zeer aan die voor andere. Het circulair
goed dat verkocht word moet dus niet veel duurder zijn dan het oorspronkelijke goed dat het
vervangt, anders zullen mensen het niet kopen. Het moet ook op dezelfde plaats verkrijgbaar zijn.
Ook is van belang dat het product er zo aantrekkelijk mogelijk uit ziet.

19
De wereld verbeteren voor de volgende generatie is niet de prioriteit van de meeste mensen. Veel
mensen denken niet aan de gevolgen die hun acties gaan hebben over een aantal tientallen jaren.
Om consumenten anders te laten denken is er vaak financiële impuls nodig of een goed gevoel dat de
consument er aan over houdt.

Als laatste zien we dat mensen snel geneigd zijn om dezelfde keuzes te maken en dat het moeilijk is
zomaar te veranderen. Persoonlijke verhalen zijn een goede aantrekker voor het inzamelen van geld.
Dit zie je vaak terug bij reportages uit landen waar gezinnen weinig eten hebben en gesproken wordt
met die gezinnen. Daarom moeten persoonlijke verhalen meer worden gebruikt om mensen aan te
sporen duurzaam met hun spullen om te gaan en om circulaire goederen te kopen. Als mensen aan
iets gewend zijn en het makkelijk voor hen is, word dit moeilijk om te veranderen.

De financiën in een circulair model


In dit hoofdstuk wordt gekeken naar 5 manieren waarop een verdienmodel kan veranderen
als gevolg van de transitie naar circulair ondernemen en de financiering van deze modellen.

4.1 Verdienmodellen

1. Circulaire inputmodel
De input in dit model verwijst naar de grondstoffen die gebruikt worden. Bij dit
verdienmodel wordt er vooral gewerkt aan het optimaal gebruiken van hernieuwbare
grondstoffen en het vervaardigen van biologisch afbreekbare en recyclebare
grondstoffen. In het model vinden allerlei verschillende activiteiten plaats
2. Afvalwaardemodellen
Bij dit verdienmodel wordt gekeken naar wat er met afval nog kan worden gedaan.
Als grondstoffen worden verwerkt om eenzelfde functie te krijgen noem je dit
recycling. Wanneer grondstoffen een nieuwe of duurzame functie krijgen noem je dit
upcycling. Upcycling vermindert de hoeveelheid afval en reduceert de hoeveelheid
nieuwe grondstoffen.
3. Levensduurmodellen
Bij dit verdienmodel wordt gekeken naar het verlengen van de levensduur van
goederen of grondstoffen. Ook refburbishen, het vervangen van onderdelen hoort
bij dit model.
4. Platformmodellen
Bij dit verdienmodel wordt er samengewerkt tussen ketens waarbij de afval van de
ene keten de grondstof voor de andere keten kan zijn.
5. Product-dienstmodellen
Bij dit verdienmodel wordt een goed niet verkocht maar verhuurd.

4.2 Financiering van de circulaire economie

De grootste verandering in de financiering voor de gebruiker zit bij het model waarbij koop
wordt vervangen door huren of leasen.

20
Voor organisaties is samenwerking belangrijk om nieuwe ontwikkelingen te laten ontstaan.
Het gaat om het delen van kennis en kapitaal. Zo kunnen grotere ondernemingen helpen bij
de financiering van een startup. Als tegenprestatie krijgt de investeerder een aandeel in de
startup.
Er kan ook sprake zijn van samenwerking tussen meerdere kleine ondernemers waarbij er
een relatief kleine bijdrage geleverd hoeft te worden. Dit wordt co-creatie genoemd.
Je kunt als ondernemer ook aankloppen bij private investeerders. Vaak vragen deze om
eerder bewezen successen (trackrecord). Een investering zonder trackrecord wordt ook wel
durfkapitaal genoemd.
Een andere vorm van financiering waarbij het geldbedrag in zeer kleine stukjes wordt
geleend, vaak bij particulieren, wordt crowdfunding genoemd.

21
2.2 Persoonlijke samenvatting circulair ondernemen
Jona van Unen

Hoofdstuk 1

-De groeiende middenklasse heeft een hoger inkomen dan voorheen, waardoor hun
bestedingen toenemen.

-Wegwerpcultuur: ontstaat omdat goederen steeds goedkoper worden (door de


industrialisatie en globalisatie) , daardoor wordt een kapot goed eerder vervangen dan
gerepareerd.

Door deze twee ontwikkelingen ontstaat er steeds meer vraag naar goederen waardoor er
steeds meer afval ontstaat en is de circulaire economie nodig.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)


Drie kernwaarden:

-People: goede zorg voor het welzijn van mensen binnen en buiten het bedrijf.

-Planet: beperken van verspilling van grondstoffen en uitstoot van schadelijke stoffen.

-Profit: als er op de manier waarop er maatschappelijk verantwoord zaken worden gedaan


winst uitkomt.

Circulaire economie:

-Systeem waarbij het de bedoeling is om herbruikbaarheid van grondstoffen en goederen te


maximaliseren en waarde vernietiging te minimaliseren.

-Model: take, make, use, remake

-Macht en verantwoordelijkheid bij één partij proberen te laten liggen.

Industrialisatie: het proces van veranderingen in het productieproces door mechanisatie en


de daaropvolgende veranderingen in de productieorganisatie

Globalisatie: is de wereldwijde handel en alles wat hiermee samenhangt.

Remontabele goederen: goederen waarvan de onderdelen los te gebruiken zijn voor een
nieuw goed.

Recycling economie = circulaire economie waarin meer wordt hergebruikt

22
Herfabricage = goederen waarvan de onderdelen weer los van elkaar zijn te halen en te
hergebruiken zijn. Hiervoor moeten de grondstoffen goed van elkaar te scheiden zijn

Levensduurverlenging = het verdienmodel v.d. producent wordt aangepast, zoveel mogelijk


goederen repareren en verkopen. Producent haalt voordeel uit het zo lang mogelijk
functioneren van het goed en de verkoper zorgt ervoor dat de grondstoffen worden
hergebruikt (product-dienst model)

Diensten leveren i.p.v. goederen = product blijft van de eigenaar, terwijl consumenten het
gebruiken.

Kosten van duurzame productiemiddelen / vaste activa / grondstoffendepots: niet alle


grondstoffen kunnen makkelijk hergebruikt worden, soms is een grondstof na recyclen van
mindere waarde/kwaliteit.

Kosten van arbeid: samenstelling en omvang van arbeidskosten

Deeleconomie:

-Het bij elkaar brengen van mensen die eenzelfde goed willen gebruiken, dit zorgt voor
minder gebruik van grondstoffen maar er is vaak geen sprake van hergebruik maximalisatie.

Traditionele economie

-Model: take, make, use, waste

-Macht en verantwoordelijkheid liggen bij verschillende partijen

Soorten circulaire economie:

-Herfabricage

-Levensduurverlenging

-Diensten in plaats van goederen

23
Hoofdstuk 2

-BTW (belasting op toegevoegde waarde): consumentenbelasting over de aankoopprijs van


producten.

-Internationale concurrentiepositie: hoe goed een bedrijf op de wereldmarkt kan


concurreren met bedrijven uit andere landen.

-Belastingklimaat: de zwaarte van belastingtarieven en regels in een bepaald land.

-Zwart werk: betaald werk verrichten zonder daar sociale premie of belasting over te
betalen.

-Wit werk: hierbij betaal je sociale premies en belasting, die van je brutoloon af gaan.

-Accijns/ verbruiksbelasting: indirecte belasting die wordt geheven op verbruiksgoederen.

-Verwijderings/ recyclingsbijdrage: een bedrag dat de consument moet betalen naast de


prijs van het apparaat, om de recycling te betalen.

-Europese aanbesteding: een aanbesteding volgens Europese richtlijnen.

-Keurmerk: bewijs op een verpakking van voedingsmiddelen dat iets goedgekeurd is en de


vereiste kwaliteit heeft.

-De vier “p’s”: deze staan voor product, prijs, promotie en plaats.

-Bedrijfskeurmerk: een keurmerk dat in het leven geroepen is door een organisatie en
waarbij de regels gecontroleerd worden door dezelfde organisatie.

-Normen: richtlijnen waaraan organisaties zich moeten houden, die meestal gebaseerd zijn
op vrijwillige afspraken.

-Beeldmerk: symbool waaraan je een bedrijf, organisatie, product enzovoort kan


herkennen.

-Keurmerkeigenaar: een onafhankelijke partij die duidelijke eisen heeft gesteld die strenger
zijn dan het wettelijk minimum.

-Raad van Accreditatie (RvA): beoordeelt laboratoria, certificerende instellingen en inspectie-


instellingen op hun deskundigheid en onafhankelijkheid.

-Nationaal Grondstoffenakkoord: een Nederlands akkoord, voortgevloeid uit het door het
kabinet-Rutte II gepresenteerde plan Nederland Circulair in 2050, tussen overheden,

24
bedrijven, vakbonden, natuur- en milieuorganisaties, kennisinstituten, financiële instellingen
en andere maatschappelijke organisaties.

-Rijksbrede programma circulaire economie: het doel hiervan is ervoor zorgen dat Nederland
volledig circulair is in 2050.

-Ruimte in Regels: als ondernemers bij innovatie-investeringen belemmerd worden door


regels kunnen ze dat melden bij het programma Ruimte in Regels.

Hoofdstuk 3:

-Bedrijfskolom: bij een product betrokken bedrijven vanaf de grondstof tot detailhandel.

-Bedrijfstak: bedrijven die eenzelfde of vergelijkbaar product aanbieden.

-Downcycling: hergebruik waarbij een lagere waarde ontstaat.

-Upcycling: hergebruik waarbij een hogere waarde ontstaat.

-Refurbishing/Reviseren: het wordt helemaal getest op alle functies en defecte onderdelen


worden vervangen, hierbij kunnen gereviseerde onderdelen of hele apparaten aangeschaft
worden voor een lagere prijs.

-Modulair: een modulair product kun je als consument zelf in elkaar zetten en hiervan kun je
ook zelf onderdelen vervangen.

-Hemline Indicator: een theorie die suggereert dat de lengte van rokken overeenkomstig
stijgt of daalt met de koers van aandelen.

-Leasen: voor een vooraf afgesproken (lange) termijn huren tegen een vast bedrag, met
name bedrijfsmiddelen zoals machines en auto’s.

-Business to business: bedrijven die aan andere bedrijven producten en diensten leveren en
niet aan individuele consumenten.

-Top of mind awareness: een marketing term die inhoudt dat als je iets veel herhaalt,
mensen van zelf geneigd zijn dat wat ze herkennen als ‘goed’ te zien.

25
Hoofdstuk 4:

-Verdienmodel: beschrijven de manieren hoe een organisatie geld verdient.

-Circulaire inputmodel: bij dit verdienmodel gaat het om het optimaal gebruiken van
hernieuwbare grondstoffen en het vervaardigen van biologisch afbreekbare en recyclebare
grondstoffen.

-Afvalwaardemodel: hierbij wordt er gekeken naar wat er met afval gedaan kan worden.

-Levensduurmodel: hierbij gaat het om de verlenging van de levensduur van goederen of


grondstoffen.

-Platformmodel: hierbij proberen organisaties zelf een platform te creëren, zodat ze niet
afhankelijk worden van tussenhandel.

-Product-dienstmodel: hierbij blijven producten eigendom van de producent en niet meer


van de gebruiker, het goed wordt niet meer verkocht maar verhuurd.

-Startup: een startende onderneming met een vernieuwend idee, dat gebruik maakt van
nieuwe technologie en dat gericht is op snelle groei.

-Co-creatie: een samenwerking tussen meerdere kleine ondernemers. (Elke ondernemer


brengt zijn expertise of geldbedrag in en hoeft maar een relatief kleine bijdrage te leveren,
het risico per ondernemer wordt zo beperkt).

-Durfkapitaal: een investering in een onderneming zonder trackrecord.

-Trackrecord: eerdere bewezen successen van een onderneming of organisatie

-Crowdfunding: een vorm van financiering waarbij het geldbedrag in zeer kleine stukjes
geleend wordt, vaak bij particulieren (publieksfinanciering).

26
2.3 Samenvattingen Circulair Ondernemen
Raphael Oude Groeniger

Hoofdstuk 1

Industrialisatie: Industrialisatie is de veranderingen in het productieproces door


mechanisatie en de daaropvolgende veranderingen in de productieorganisatie.

Globalisatie: Dit is het proces dat de economische, technologische, institutionele en sociale


ontwikkelingen omvat.

Circulaire economie: Circulair Economie is een economie waarbij gebruikte grondstoffen de


basis vormen voor nieuwe producten. Hierdoor is er minder afval en dus beter voor het
milieu.

Grondstof: Grondstof is een materiaal die gebruikt wordt om spullen te maken. Dit gebeurt
meestal in een fabriek.

Fossiele energiedragers: Producten die energie bevatten die kunnen worden gebruikt als
brandstof, warmte of kracht zoals aardolie.

Maatschappelijke verantwoord: Maatschappelijke verantwoord is een vorm van


ondernemen waarbij veel aandacht wordt besteed aan het milieu en de sociale kant.

Ondernemen: Het uitvoeren van een taak. Een persoon die een onderneming heeft noem je
een ondernemer.

Productlevenscyclus: De productlevenscyclus is een marketing- en economisch concept dat


wordt gebruikt om te onderzoeken welke marketingstrategieën op een bepaald moment het
beste op een product kunnen worden gebruikt.

Refurbishing: Refurbishing is onderdelen van kapotte producten opnieuw gebruiken.

Traditionele economie: Take - Make - Use - Waste. Dit hoort bij de traditionele economie en
is in principe gebaseerd op de winning van grondstoffen en worden gebruikt voor de
productie van producten en worden erna weggegooid.

Verbruiksgoederen: Spullen die je verbruikt, die je op maakt.

Gebruiksgoederen: Goederen die zijn gemaakt om te gebruiken en om ze herhaaldelijk of


continu te gebruiken.

Remontabele goederen: Goederen die beter gebouwd zijn om te verplaatsen, veranderen of


hergebruiken van bouwdelen

Levensduur: De tijd dat iets meegaat. Bijvoorbeeld hoelang een product kan functioneren.

27
Product-dienstmodel: De leverancier eigenaar is van het product. Het product wordt niet
verkocht maar als dienst in de markt gezet door middel van een leasemodel of
abonnementsvorm.

Afschrijven: Omdat bedrijfsmiddelen een aantal jaren meegaan, mag u in het jaar van
aanschaf niet alle kosten aftrekken. Je moet dus afschrijven. Dit betekent dat u de kosten
verdeelt over de jaren waarin u het actief gebruikt. U kunt dus jaarlijks een deel van de
kosten aftrekken.

Hoofdstuk 2

Belasting toegevoegde waarde (BTW): Consumenten belasting over de aankoop van


producten. Omzetbelasting die wordt geheven bij de levering van een product of dienst.

Internationale concurrentiepositie: De Internationale concurrentiepositie geeft aan in


hoeverre bedrijven in staat zijn om te concurreren met andere bedrijven.

Belastingklimaat: Indicatie voor de zwaarte van de belastingtarieven en regels in een


bepaald land, oftewel de belastingdruk.

Zwart werk: Zwartwerk is het tegen betaling verrichten van werkzaamheden waarbij noch de
werkgever, noch de werknemer belasting of premies voor de sociale zekerheid betaalt.

Wit werk: Het betalen van sociale premies en belastingen die van je brutoloon af gaan.

Accijns: Accijnzen zijn vormen van indirecte belasting die wordt geheven op de verkoop van
bepaalde goederen zoals verschillende dranken of tabak.

Verbruiksbelasting: Verbruiksbelastingen zijn vormen van indirecte belasting die wordt


geheven op de verkoop van bepaalde goederen zoals verschillende dranken of tabak.

Verwijderingsbijdrage/ recyclingsbijdrage: Producenten van apparaten betalen een extra


bijdragen om de recycling van een apparaat te betalen.

Europese aanbesteding: Een Europese aanbesteding is een aanbesteding volgens bepaalde


Europese richtlijnen. Een aantal richtlijnen van de Europese Unie verplicht Europese
overheden tot het gunnen van overheidsopdrachten boven een bepaald bedrag via de
procedure van een Europese aanbesteding.

Keurmerk: Een keurmerk is een hulpmiddel op de verpakking van voedingsmiddelen voor het
maken van een duurzame of gezonde keuze. Een keurmerk is dus vaak goed voor het milieu.

De vier “p”: De vier ‘’p’’ staan voor: prijs, promotie, product en plaats en vaak de 4Ps
genoemd. Op lange termijn zijn deze elementen te beïnvloeden, maar op de korte termijn
zijn vooral product en plaats moeilijk te beïnvloeden.

28
Bedrijfskeurmerk: Een bedrijfskeurmerk is een keurmerk waarbij de organisatie zelf de regels
controleert. De bedrijf geeft dus zelf zijn producten een keurmerk. ‘’De slager keurt zijn
eigen vlees’’.

Normen: Richtlijnen waaraan organisaties zich moeten houden. Meestal zijn ze gebaseerd op
vrijwillige afspraken.

Beeldmerk: Een beeldmerk is een grafische uiting die met een bedrijfsnaam dan wel met een
organisatie geassocieerd wordt, oftewel een logo.

Keurmerkeigenaar: Een keurmerkeigenaar bepaalt zelf de regels voor zijn keurmerk, de eisen
van een product om bij deze keurmerk te horen.

Raad van Accreditatie (RvA): De Raad voor Accreditatie is een Nederlandse instelling die in
1995 ontstond uit de Nederlandse Kalibratie Organisatie, De Stichting Erkenning Laboratoria
en Inspectie-instellingen.

Nationaal Grondstoffenakkoord: Het Nationaal Grondstoffenakkoord is een Nederlands


akkoord, voortgevloeid uit het door het kabinet-Rutte II gepresenteerde plan Nederland
Circulair in 2050, tussen overheden, bedrijven, vakbonden, natuur- en milieuorganisaties,
kennisinstituten, financiële instellingen en andere maatschappelijke organisaties.

Rijksbrede programma circulaire economie: In het Rijksbrede programma Nederland


Circulair in 2050 schetst het kabinet hoe we onze economie kunnen ombuigen naar een
duurzame , volledig circulaire economie in 2050. Het programma omschrijft wat nodig is om
zuiniger en slimmer met grondstoffen, producten en diensten om te gaan.

Ruimte in Regels: Als ondernemers bij innovatie-investeringen belemmerd worden door


regels kunnen ze dat melden bij het programma Ruimte in Regels. Het Rijk kijkt met diverse
(publieke en private) partners of en op welke wijze belemmeringen in regelgeving kunnen
worden opgelost, zodat knelpunten voor innovaties worden weggenomen.

Hoofdstuk 3

Bedrijfskolom: Bij een product betrokken bedrijven vanaf de grondstof tot detailhandel. De
proces die een product doormaakt.

Bedrijfstak: Bedrijven die eenzelfde of vergelijkbaar product aanbieden

Downcycling: Downcycling is het omzetten van producten in minder waardevolle producten


en materialen.

29
Upcycling: Upcycling is het omzetten van producten in waardevoller producten en
materialen, in tegenstelling tot downcycling.

Refurbishing/Reviseren: Refurbishing is onderdelen van kapotte producten opnieuw


gebruiken.

Modulair: Een modulair systeem is een specifiek bouwsysteem waarbij veel onderdelen
uitwisselbaar zijn met verschillende modellen. De keuze van de consument is groter en de
onderdelen zijn makkelijk te vervangen.

Hemline Indicator: De Hemline Indicator is een theorie die suggereert dat de roklengte
samen met de aandelenkoersen stijgt of daalt. Dus hoe beter de economie is, hoe korter de
rokken.

Leasen: Leasen is een vorm van financiering die je gebruikt voor bedrijfsmiddelen. Denk aan
bedrijfswagens, machines, computers of kopieerapparaten.

Business to business: Business to Business (B2B) is als bedrijven specifieke zaken gaan
onderhandelen met elkaar.

Top of mind awareness: Top-of-mind awareness (TOMA) is een belangrijk begrip in


consumentengedrag, marktonderzoek en marketingcommunicatie. Top-of-mind awareness
is een maatstaf voor hoe goed merken scoren in de hoofden van consumenten.

Hoofdstuk 4

Verdienmodel: Verdienmodellen beschrijven de manieren hoe een organisatie geld verdient.

Circulaire inputmodel: De Circulaire inputmode gaat om het gebruik van grondstoffen die
volledig hernieuwbaar, biologisch afbreekbaar of recyclebaar zijn.

Afvalwaardemodel: De Afvalwaardemodel gaat om wat er nog met afval gedaan kan


worden.

Levensduurmodel: Organisaties die zich bezig houden met de verlenging van de levensduur
van goederen of grondstoffen om zo min mogelijk afval te hebben.

Platformmodel: Door een platform zelf proberen te creëren om niet afhankelijk te zijn van
tussenhandel.

Product-dienstmodel: Een bedrijfsmodel gebaseerd op het verkopen van het gebruik van
een product waarbij het product zelf de eigendom blijft van de bedrijf.

Startup: Een startup is een bedrijf met een vernieuwend idee waarbij een product gemaakt
wordt die schaalbaar en herhaalbaar is. Een startup is een startende ondernemer, maar niet
alle startende ondernemers zijn startups.

30
Co-creatie: Een co-creatie is een samenwerking tussen verschillende kleine ondernemers.
Elke ondernemer brengt zijn expertise of geldbedrag in en hoeft maar een relatief kleine
bijdrage te leveren.

Durfkapitaal: Durfkapitaal wordt gebruikt om ondernemingen die hoge risico's lopen te


financieren. Vaak gaat het hierbij over startende ondernemingen. Dit is ook wel
risicodragend kapitaal genoemd

Crowdfunding: Een vorm van financiering waarbij een geldbedrag in kleine stukjes geleend
wordt, vaak bij particulieren.

31
2.4 Persoonlijke samenvatting
Ednor Pellaers

Hoofdstuk 1:
De productie van goederen steeds goedkoper, men koopt en vervangt sneller dan repareren
---> wegwerpcultuur.

Hierdoor is er een grotere vraag naar grondstoffen maar: sommige grondstoffen zijn beperkt

het is slecht voor het milieu (zoals uitbuiten van fossiele energiedragers)

 MVO (Maatschappelijk verantwoord ondernemen),hieronder verstaan we 3 termen,


namelijk; people-planet-profit
 people: mate van zorg voor de welzijn van mensen binnen en buiten het
bedrijf.
 planet: verspilling van grondstoffen en uitstoot schadelijke stoffen beperkt.
 profit: mate van winst naar het toepassen van VO (verantwoord
ondernemen).

Circulaire economie:

---> Systeem waarbij herbruikbaarheid van grondstoffen en goederen te maximaliseren en


waarde-vernietigingen te minimaliseren. Door goederen makkelijk te maken te repareren
bijvoorbeeld.

---> een circulaire economie is niet altijd een recycling economie, want er kan veel energie
verbruikt en grondstoffen vernietigd worden.

Deeleconomie:

--->Het bijelkaar brengen van mensen die hetzelfde goed willen gebruiken. Ook hierbij vaak
geen sprake van gebruik maximalisatie,

het valt pas samen met de CE (circulaire economie) als er sprake is van het hergebruiken van
de onderdelen.

2 soorten economie processen:

 Traditionele economie

‘’take-make-use-waste’’ --->De macht en de verantwoordelijkheid ligt bij de andere


partijen.

32
 Circulaire economie (kringloop economie)

‘’take-make-use-reuse’’

Vormen circulaire economie:

 herfabricage (remontabele goederen)


 levensduurverlenging
 Diensten in plaats van goederen

Hoofdstuk 2:
 op welke wijze zou de overheid de circulaire economie kunnen stimuleren of de
lineaire economie zou kunnen ontmoedigen?

Btw: belasting toegevoegde waarde---> een soort consumentenbelasting over de


aankoopprijs.

Keuzes in belastingstelsel kan het gedrag van consumenten en organisaties behoorlijk


beïnvloeden

Door het verschuiven van belasting is het mogelijk dat:

 natuurlijke hulpbronnen gespaard kunnen worden


 diensten betaalbaarder kunnen worden
 er meer/andere banen gecreëerd kunnen worden
 vakmanschap meer gewaardeerd kan worden
 creativiteit gestimuleerd kan worden

De overheid kan ook beslissen om het gebruiken van grondstoffen en verbruiken van
hulpstoffen juist duurder te maken.

Bepaalde keurmerken stimuleren of verplichten, zodat een product altijd aan bepaalde
regels voldoet en de consument dit kan zien aan het logo van het keurmerk.

Keurmerk:

---> laat zien dat het goed aan de eisen van dat keurmerk voldoet

33
De bijbehorende certificering is een schriftelijke verklaring waarin staat dat een goed aan
bepaalde eisen van een keurmerk voldoet

---> achter elke certificering en keurmerk zit een keurmerkeigenaar, degene die de eisen
heeft opgesteld.

Hoofdstuk 3:
Bedrijfskolom---> bij een product betrokken bedrijven vanaf de grondstof to detailhandel.

Bedrijfstak---> bedrijven die eenzelfde of vergelijkbaar product aanbieden.

Downcycling---> de samenwerking tussen organisaties heeft er nu voor gezorgd dat het afval niet
naar de verbranding gaat, maar teruggebracht wordt naar herbruikbare grondstoffen.

Upcycling---> hergebruik waarbij een hogere waarde ontstaat.

Refurbishing/Reviseren---> op de markt van elektronica komt het steeds vaker voor dat er
gereviseerde onderdelen of hele apparaten aangeschaft kunnen worden voor een lagere prijs dan
originele prijs.

Modulair---> er wordt steeds vaker gebruikt gemaakt van een modulaire opbouw van de auto. een
modulair product kun je als consument zelf in elkaar zetten en hiervan kun je ook zelf
onderdelen vervangen.

 de keuze van de consument wordt groter


 de onderdelen zijn makkelijk vervangbaar

Hemline Indicator---> de econoom George Taylor toonde een verband aan tussen het economisch
klimaat en de lengte van de rokken die in de mode waren

Leasen---> voor een vooraf afgesproken (lange) termijn huren tegen een vast bedrag, met
name bedrijfsmiddelen zoals machines en auto’s.

B2B---> medewerkers uniformen via het werk aangeboden krijgen(business-to-business)

Top of mind awareness---> houdt in dat als je iets veel herhaalt, mensen vanzelf geneigd zijn dat wat
ze herkennen als “goed” te zien.

Hoofdstuk 4:
Verdienmodel---> beschrijft de manier waarop een organisatie geld verdient.

Circulaire inputmodel---> input verwijst naar de grondstoffen die gebruikt worden.

draait om het gebruik van grondstoffen die volledig hernieuwbaar, biologisch


afbreekbaar of recyclebaar zijn.

Afvalwaardemodel--->draait om wat er nog met afval gedaan kan worden.

34
Levensduurmodel---> organisaties die zich bezighouden met de verlenging van de
levensduur van goederen of grondstoffen.

Platform Model---> door een platform te creëren ben je niet afhankelijk van tussenhandel.

Product-dienst model---> bedrijfsmodel gebaseerd op het verkopen van het gebruik en de


functionaliteit van een product en waarbij het product zelf de eigendom blijft van de
verkooporganisatie.

Startup---> een doorgaans snelgroeiend bedrijf dat aan een marktbehoefte wil
tegemoetkomen door het ontwikkelen van een uitvoerbaar businessmodel rond een
innovatief product of dienst, bedrijfsproces of een platform.

Co-creatie---> een samenwerking tussen meerdere kleine ondernemers. Elke ondernemer


brengt zijn expertise of geldbedrag in en hoeft maar een relatief kleine bijdrage te leveren.

Durfkapitaal---> een investering in een onderneming zonder track record.

Crowdfunding---> vorm van financiering waarbij het geldbedrag in zeer kleine stukjes geleend
wordt, vaak bij particulieren.

35
Samenvattingen Personeelsbeleid en
Interne Organisatie

36
3.1 Samenvatting Jona van Unen H1-2
Hoofdstuk 1: Personeelsbeleid en HRM
Personeelsbeleid richt zich op het optimaal functioneren van het personeel binnen de kaders
van de ondernemingsdoelstelling. Personeelsmanagement en human- resourcemanagement
(HRM) zijn andere gebruikte termen voor personeelsbeleid. Er zijn ook nog vele andere
accenten in het personeelsbeleid aan te duiden.

1.1 Accenten in personeelsbeleid

Integraal personeelsbeleid:

Hierbij staat het afstemmen van kennis, vaardigheden en ambities van het personeel op de
doelstelling van de organisatie centraal. Hoe succesvol een onderneming is hangt af van de
kennis en vaardigheden van het personeel. Kennis gaat daarbij over kennen en vaardigheden
over kunnen

Duurzaam personeelsbeleid:

Duurzaam personeelsbeleid is erop gericht te zorgen dat medewerkers nu en in de toekomst


een meerwaarde vormen voor de organisatie. Duurzaam personeelsbeleid beoogt de
productiviteit, gezondheid en werktevredenheid van medewerkers positief te beïnvloeden,
hierdoor zullen medewerkers beter gemotiveerd zijn en trouw aan een organisatie blijven.
Zo bespaart een organisatie kosten van bijvoorbeeld het beëindigen van arbeidsrelaties.

Levensfasebewust personeelsbeleid:

Hierbij wordt er rekening gehouden met de levensfase van de medewerkers en hun


individuele achtergronden, belastbaarheid, wensen en behoeften. Het uitgangspunt van
levensfasebewust personeelsbeleid is dat medewerkers in elke leeftijdsfase een waardevolle
bijdrage aan de organisatiedoelen kunnen leveren.

Personeelsbeleid:

Omdat al deze accenten focussen op de relatie tussen het personeel en de organisatie,


gebruikt men hiervoor het begrip personeelsbeleid en niet human-resourcemanagement.

37
Hoofdstuk 2: Werving, selectie en aanstelling van personeel

2.1 Personeelsplan, functieprofiel en functiewaardering


Personeelsplan:

Het is belangrijk voor een organisatie om op basis van prognoses zicht te krijgen op de
personeelsbehoefte in de toekomst. De prognose van de personeelsbehoefte noemen we
een personeelsplan of personeelsplanning. Een personeelsplan geeft in kwantitatief en
kwalitatief opzicht inzicht in de behoefte aan personeel op middellange termijn. Hierdoor
weet de organisatie of er nieuw personeel aangetrokken moet worden, welke personen
doorstromen naar andere functies en hoe groot de uitstroom van personeel is dat met
pensioen gaat.

Functieprofiel:

Een functieprofiel of functiebeschrijving beschrijft de inhoud van een functie en geeft aan
welke kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten vereist zijn om die functie adequaat
uit te oefenen. De naam van de functie, de taken die erbij horen, de vereiste kwalificaties en
ervaring etc. zijn aspecten die je vaak tegenkomt in een functieprofiel. Een functieprofiel is
als het ware het kompas bij de zoektocht naar de meest geschikte kandidaat voor de
organisatie.

Functiewaardering:

Functiewaardering of functieclassificatie is het indelen van functies in een bepaalde


rangorde op basis van de relatieve zwaarte van een functie. De meeste
functiewaarderingssystemen werken met punten. Punten worden onder andere gegeven
voor kennis, leiding geven, zelfstandigheid etc. De totale score bepaalt dan klasse of de
salarisschaal die bij de functie hoort. Bij de bepaling van het salaris wordt er ook rekening
gehouden met leeftijd, het aantal jaren ervaring etc.

2.2 Werving en selectie van personeel


Werving van personeel:

Er moet personeel geworven worden als er een tekort aan personeel is. Werving vindt plaats
op de arbeidsmarkt. Welke medium de personeelsafdeling kiest voor werving is afhankelijk
van de beschikbaarheid van de juiste mensen en de aard van de vacature. Het plaatsen van
advertenties is een bekende manier om personeel te werven. Een andere manier is interne
werving, dit heeft als voordeel dat mensen bekend zijn met de organisatie.

Selectie van personeel:

38
Uit sollicitatiebrieven maakt het management of de personeelsafdeling een eerste selectie.
Vervolgens worden de kandidaten opgeroepen voor een sollicitatiegesprek met de
personeelsfunctionaris. Met dit gesprek probeert de personeelsfunctionaris een beter inzicht
te krijgen in de kandidaat. Ervaring, opleiding en leeftijd spelen een belangrijke rol bij deze
selectie. Na de selectie volgt de benoemingsprocedure en wordt er een arbeidscontract
opgesteld.

2.3 Aanstelling van personeel


Soorten banen/ arbeidsovereenkomsten:

Een arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt in


dienst van de werkgever tegen loon arbeid te verrichten. Hierin wordt vastgelegd of het gaat
om een fulltime baan of een baan met beperkte uren, een vaste of tijdelijke baan. Bij een
vaste baan hoort een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een arbeidsovereenkomst
voor bepaalde tijd is een overeenkomst voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar.
Een voordeel van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd is dat de werkgever en
werknemer aan het eind van het contract geen verplichtingen naar elkaar hebben.

Oproepkrachten:

Je bent een oproepkracht als je werkt wanneer je werkgever je oproept. Je hebt dus geen
vast maandloon omdat het aantal uren dat je in een maand werkt niet vastgelegd is.

Wet arbeid in balans (WAB):

Deze wet beoogt de arbeidsmarkt beter te reguleren en verbeteringen aan te brengen in de


werking van de Wet Werk en Zekerheid. De Wet Werk en Zekerheid was bedoeld om de
kloof tussen de rechtspositie van flexwerkers en werknemers met een vast dienstverband te
verkleinen maar heeft geleid tot een afname van vast contracten. Met de Wet arbeid in
balans hoopt men dit weer te kunnen verbeteren.

Ketenbepaling:

2.4 De zzp’er: een andere arbeidsrelatie:


Zzp’er staat voor zelfstandige zonder personeel. Zzp’ers behoren tot de flexibele
arbeidsmarkt. De flexibele arbeidsmarkt bestaat uit alle mensen die werken zonder een
vaste aanstelling of vaste arbeidstijden. Een zzp’er heeft geen arbeidsovereenkomst, maar
levert wel diensten en/of goederen aan klanten of opdrachtgevers.

39
3.2 Samenvatting Raphael Oude Groeniger H3-4

Hoofdstuk 3 Het arbeidsvoorwaardenbeleid

Een individuele arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij, de


werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon
gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
Er moet voldaan aan de volgende voorwaarde:

 De werknemer moet arbeid verrichten


 De werkgever moet loon betalen
 De werknemer is ondergeschikt aan de werknemer
 Er is sprake van een zekere tijd waarin de arbeid wordt verricht

Een individuele arbeidsovereenkomst is een afspraak tussen een werkgever en een


werknemer waarin wederzijds de rechten en plichten zijn vastgelegd.
De collectieve arbeidsovereenkomst is veelal een afgesloten overeenkomst tussen
werknemersorganisaties, vakbonden, en werkgeversorganisaties.
We spreken van een bedrijfstak-cao als het niet met een werkgeversorganisatie maar met
maar een werkgever is afgesloten. Een cao geldt meestal voor een periode van een of twee
jaar en de afspraken in een cao zijn veelal gunstiger dan afspraken over de
arbeidsvoorwaarden in de wet.
Een bedrijfstak omvat alle bedrijven die zich bezighouden met eenzelfde soort productie.
Je hebt primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. De primaire arbeidsvoorwaarden zijn
het loon en de arbeidstijd. De secundaire arbeidsvoorwaarde arbeidsvoorwaarden zijn alle
zaken die die bovenop het loon en de normale arbeidstijd komen, zoals vakantieregelingen
of middagpauzes.
Alle werknemers hebben In Nederland vanaf 21 jaar recht op het wettelijk minimumloon,
voor jongere vanaf 15 jaar die werknemers zijn geldt het wettelijk minimumjeugdloon.
Iedere werkgever moet het wettelijk vastgestelde vakantiegeld uitkeren, dit bedraagt 8% van
het jaarsalaris. Een zzp’er mag werk aannemen onder het minimumloon omdat hij geen
werknemer is.
Voor een werknemer is het loon de belangrijkste bron van inkomsten en voor een werkgever
is het loon een van de belangrijkste kostenposten. Zo stijgt de loonkosten hoe hoger de
lonen. Er is vaak ook sprake van een stijging van de loonkosten gedeeld door het aantal
producten.
Salaris is een vorm van een beloning, maar er zijn ook andere vormen van belonen in plaats
van salaris. Het hoger personeel kan vaak rekenen op een bonus, deze zijn gekoppeld aan
vooraf gesteld doelen. Een bonus kan uitgekeerd worden in geld maar worden vaak ook
uitgekeerd in aandelenopties. Een aandelenoptie geeft een werknemer het recht om tegen
een vooraf vastgestelde prijs aandelen te kopen in de onderneming van zijn werkgever. Een
deel van het winst van een onderneming kan verdeeld worden onder het personeel. Dit heet
Tantièmes. Deze winstdeling kan in contanten maar ook weer in aandelen. Nog een vorm
van belonen is de kans op een promotie.
Organisaties met 50 of meer medewerkers zijn volgens de wet op de
ondernemingsraden verplicht een ondernemingsraad te hebben. Organisaties met
minder dan 50 medewerkers moeten een personeelsvertegenwoordiging hebben of

40
personeelsvergaderingen organiseren. Een ondernemingsraad heeft bevoegdheden/regels
waar je aan moet houden:

 Adviesrecht, hierbij moet de werkgever advies vragen aan de OR bij belangrijke


beslissingen voor de onderneming.
 Instemmingsrecht, voor sommige besluiten die direct betrekking hebben op
personele regelingen moet de OR akkoord gaan anders mag de regeling niet worden
uitgevoerd.
 Initiatiefrecht, dit is dat de OR op eigen initiatief de werkgever voorstellen kan doen
over verschillende zaken in een onderneming.
 Recht op informatie (de werkgever moet de OR alle informatie geven die ze nodig
hebben om hun taken goed uit te kunnen voeren)
In de Wet Medezeggenschap Onderwijs is vastgelegd dat iedere school een
medezeggenschapsraad moet hebben waarin het personeel en de leerlingen/ouders
evenredig vertegenwoordigd moeten zijn.

Binnen een bedrijf worden de belangen van de werknemers behartigt door de OR,
buiten een bedrijf is dit gedaan via vakbonden. Een vakbond behartigt de belangen van alle
werknemers binnen een ondernemingsniveau als op het bedrijfstak- en nationaal niveau. De
vakbond onderhandelt met de werkgevers of werkorganisaties over de collectieve
arbeidsvoorwaarden. Ook op nationaal niveau behartigt de vakbond de belangen van de
werknemers. Vakbonden geven voorlichting en juridische bijstand en behartigt zij de
belangen van werknemers bij een reorganisatie of sluiting van een bedrijf door het
afdwingen van een sociaal plan.

Het sterkste wapen van de vakbond is staken. Als de werknemers oneens over iets zijn zullen
ze gaan staken. Bij een staking doen bijna alle werknemers binnen een of meerdere
vakbonden tegelijk niet werken, hierdoor wordt de werkgever geforceerd om de belangen
van de werknemers te geven en als de werkgever dit niet doet zit die zonder werknemers in
het bedrijf wat ervoor kan zorgen dat er geen omzet meer is. Werknemers hebben wel
stakingskassen waardoor ze niet helemaal zonder inkomen zitten.

Hoofdstuk 4 De begeleiding van het personeel

Functioneringsgesprekken zijn gesprekken tussen een personeelslid en diens leidinggevende.


Doel van dit gesprek is het optimaliseren van het functioneren van het personeelslid in de
organisatie, maar ook van de leidinggevende. Bij een functioneringsgesprek brengen beide
gesprekspartners op elkaar kritiek en bespreken ze ook op andere zaken binnen de
onderneming. Een belangrijke kenmerk van een Functioneringsgesprek is dat het gericht is
op de toekomst en dat er geen rechtspositionele gevolgen aan vast zitten voor de
werknemers.
Een beoordelingsgesprek is een eenzijdige waardering waaraan wel degelijke
rechtspositionele gevolgen verbonden kunnen worden. Een beoordelingsgesprek is op het
verleden gericht en of dit goed genoeg is. Als het niet voldoet aan de eisen of goed genoeg is
kan er salarisverlaging uit volgen en als het wel goed genoeg is kan er een promotie of
salarisverhoging ontstaan.

41
Naarmate de samenleving evolueert en de technologie haar grenzen blijft bereiken, moeten
bedrijven ervoor zorgen dat hun personeel de opleiding krijgt die ze nodig hebben om aan
de eisen van de samenleving te voldoen. Werknemers kunnen hun hele loopbaan in het
bedrijf blijven en geleidelijk aan worden bevorderd naar hogere functies door middel van
promoties. Werknemers kunnen ook hun positie binnen het bedrijf veranderen zonder dat
ze hoger of lager in de hiërarchie binnen het bedrijf hoeven te gaan. Dit wordt "job rotation"
genoemd. Met professionele ontwikkeling probeert het bedrijf zijn medewerkers in het
bedrijf te houden. Een persoonlijke ontwikkelingsplan (POP) is een loopbaantraject voor
werknemers dat wordt gecreëerd tussen een werkgever en zijn ondergeschikten. Dit
definieert wat de persoon kan bereiken met betrekking tot toekomstige functies. Hiervoor
kan een bij- of omscholing nodig zijn, dit staat ook vermeld in het POP.
Werknemers moeten veilig en gezond kunnen werken. Hoe dit geregeld is, is vastgelegd in
de Arbeidsomstandighedenwet. Dit zijn regels voor werkgevers en werknemers om de
gezondheid, veiligheid en het welzijn van werknemers en zelfstandigen te bevorderen.
Werkgevers en werknemers moeten samenwerken om de arbeidsomstandigheden te
verbeteren. Uiteindelijk is de werkgever verantwoordelijk, maar overleg is verplicht. Het
doel van deze wet is het voorkomen van arbeidsongevallen en beroepsziekten. De overheid
heeft niet op details gecontroleerd, met name of alles goed gaat. Velen moeten uit uw eigen
bedrijf komen om het werk zo goed mogelijk te kunnen doen. Het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid controleert of de afspraak wordt nagekomen. Daarnaast is
medewerkerstevredenheid essentieel. Wanneer werknemers tevreden zijn, verbeteren de
productkwaliteit en de productiviteit van de werknemers. Daarom is het erg belangrijk bij
het bereiken van de gestelde doelen. Door middel van onderzoek kunnen werkgevers
ontdekken wat goed en slecht is, en daarop reageren om meer van het betere te
produceren. De mobiliteit van personeel binnen een organisatie is belangrijk voor het
personeelsbeleid. Dit kan op de volgende manieren:

 Promotie, hierdoor worden de prestaties van een medewerker erkend en hierdoor


willen medewerkers zich vol inzetten voor de organisatie.
 Overplaatsing, wanneer een medewerker niet volledig voldoet aan zijn taken, maar
ze hem niet willen ontslaan, kan een organisatie ervoor kiezen om deze persoon over
te plaatsen. Zo kan de medewerker ervaring opdoen, motivatie ontwikkeld en
interesse gestimuleerd.
 Demotie, een medewerker die net voor zijn 68e een overstap stap terug doet om zo
een lagere werkdruk en lager salaris te hebben om vroegtijdig ontslag te voorkomen.
 Ontslag, de medewerker wordt ontslagen volgens het ontslagrecht bij een pensioen,
een arbeidsongeschiktheid, een overlijden, het einde van het contract, de opzegging
van de arbeidsovereenkomst, dringende redenen, bedrijfseconomische
omstandigheden, persoonlijke redenen.

Gaat u om zakelijke redenen, twee jaar ziekte of persoonlijke redenen met pensioen,
dan moet u dit eerst evalueren. Daarna is toestemming nodig om na het verstrijken
van de opzegtermijn met pensioen te kunnen gaan. Dit in tegenstelling tot de
proefperiode, die beide partijen zonder opzegtermijn kunnen beëindigen. Indien er
niets anders in de cao of individuele arbeidsovereenkomst staat is de opzegtermijn 1
maand, maar dit kan langer worden naarmate je langer bij de organisatie in dienst
bent.

42
Werknemers krijgen een voorlopige toeslag van het UWV-WERK bedrijf of de rechter bij de
rechtbank. Het moet echter worden gebruikt om ander werk te vinden. Werknemers hebben
ook recht op een WW-uitkering, die tot 24 maanden kan worden ingetrokken. Na 6
maanden wordt al het werk als passend beschouwd.

Voor deze uitkering dient de werknemer:

- Minimaal 26 weken hebben gewerkt in de 36 weken voordat hij/zij werkloos werd.


- 5 Uur of meer van zijn arbeidsuren per week verliezen en geen recht hebben op loon over
die uren.
- Solliciteren naar passend werk.
- Niet door eigen schuld werkloos worden.
- Als werkzoekende ingeschreven staan bij UWV.

43
3.3 Samenvatting Sem Cobben H5-6
Iedere organisatie heeft een doel. Om dat doel te bereiken worden mensen en middelen ingezet. Het
omzetten van input naar output heet het transformatieproces. Een organisatie heeft bestaansrecht
als de waarde die zij creëren groter is dan de kosten van die zij hiervoor moeten realiseren.
Organisaties dragen mee aan de maatschappij door met nieuwe innovaties de behoeften van mensen
vervullen, werkgelegenheid bieden en belastingopbrengsten genereren die naar de overheid gaan.

Het bestaansrecht van een organisatie komt dus tot uitdrukking in het feit dat ze voorzien in
maatschappelijke behoeften. De maatschappij oefent ook invloed uit op organisaties, zowel kansen
als bedreigingen.

5.2

Er zijn veel verschillende soorten organisaties dus er zijn ook verschillende criteria waarmee we ze
kunnen onderscheiden. Meestal worden criteria gebruikt zoals: de markt waar de organisatie op
actief is, de rechtsvorm en of de organisatie profit of non profit is. Om de grootte van een organisatie
te bepalen wordt vaak gekeken naar omzet en aantal werknemers. Het is beter om de grootte van
een organisatie te bepalen door hun marktaandeel op hun respectieve markt uit te drukken. Dit
wordt gedaan in procenten.

Organisaties kunnen ook worden onderverdeeld op het product dat zij voortbrengen. Hierbij wordt
onderscheid gemaakt tussen goederen en diensten. Diensten zijn kenmerkend doordat ze
immaterieel, onscheidbaar en vergankelijk zijn. Als een bedrijf levert aan een ander bedrijf zijn ze
actief op de producenten markt, als ze leveren aan particulieren zijn ze actief op de
consumentenmarkt. Als een organisatie winst nastreeft is het een commerciële organisatie, een
organisatie die dat niet doet is een niet-commerciële organisatie.

Ook wordt er onderscheid gemaakt in de rechtsvormen. Dit zijn de eenmanszaak, de vennootschap


onder firma, de besloten vennootschap en de naamloze vennootschap. Het is belangrijk om te weten
welke juridische vorm een organisatie heeft, er zijn namelijk grote verschillen. De BV, NV, stichting en
coöperatie hebben rechtspersoonlijkheid. Dit zijn rechtspersonen en zijn geen echte mensen maar
organisaties. Alle handelingen worden verricht in de naam van de organisatie en de eigenaren zijn
niet aansprakelijk voor schulden. De Vof en eenmanszaak zijn persoonlijk aansprakelijk en nemen zelf
bijvoorbeeld schulden van de onderneming aan.

5.3

Organisaties die een ideëel doel nastreven zijn de stichting en de vereniging. Het doel van de
organisaties is iets anders dan geld verdienen. Sterker nog, deze rechtsvormen mogen geen winst
maken en die verdelen onder hun leden. Een vereniging zoals de ANWB heeft een profit en een non-
profit afdeling.

5.4

Een stichting is een rechtspersoon zonder leden en streeft een ideëel doel na. Ook een stichting mag
winst maken maar mag deze niet zomaar uitkeren.

De stichting heeft geen leden maar heeft wel een bestuur. Er is het dagelijks bestuur dat beslissingen
neemt over minder belangrijke zaken, dit blijft wel schuldig aan het algemeen bestuur. In het
onderwijs heb je het college van bestuur dat het bevoegd gezag is en de raad van toezicht houdt
toezicht op hen. De raad van toezicht ontslaat en benoemt bestuursleden.

44
De stichting wordt in het leven gebracht door een notariële akte waarin staat hoe het bestuur
gevormd wordt en hoe het geld wordt uitgegeven. De stichting wordt dan ingeschreven bij de KvK.

Het bestuur neemt alle besluiten en heeft de dagelijkse leiding. De stichting moet hun doel nastreven
en een boekhouding houden. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting ook naar buiten toe. Als er
een directie is heeft de directeur het hoogste gezag.

5.5

De vereniging is een samenwerking tussen meerdere personen die een niet financieel doel willen
bereiken. De leden nemen deel aan de besluiten. Een voorbeeld van een vereniging is de KNVB of
Jekerdal. Een stichting heeft alleen een bestuur dat beslissingen neemt, dat is dus anders bij een
vereniging. Voor het oprichten van een vereniging zijn minstens 2 personen nodig. Het bestuur
bestaat uit leden van de vereniging en is door leden gekozen. Er zijn jaarvergaderingen waar
belangrijke besluiten genomen worden. Vereniging is meer voor in je vrije tijd.

Er zijn formele en informele verenigingen. Formele verenigingen hebben rechtsbevoegdheid (VVR)


en informele niet (VBR). Het zijn allebei rechtspersonen. Een VBR is niet genoteerd in de notariële
akte, de VVR wel. De bestuurders van de VBR zijn aansprakelijk voor schulden.

De VVR heeft statuten die in een notariële akte zijn vastgelegd. Hierin staat wie de oprichters zijn,
wat het doel van de vereniging is, hoe het wordt bestuurd en de bestemming van het saldo bij
ontbinding. Bij een VVR is het bestuur niet persoonlijk aansprakelijk.

Het bestuur is belast met het financiële beheer van de vereniging, het vertegenwoordigen van de
vereniging, het functioneren van de vereniging en het uitvoeren van de besluiten van de algemene
vergadering. De algemene ledenvergadering is het hoogste besluitvorm orgaan van de vereniging.
Alles wordt democratisch besloten. Er worden ook mensen benoemd, ontslagen en geschorst. Qua
doelen en juridische aansprakelijkheid zijn de vereniging en de stichting ongeveer hetzelfde. Het
grootste verschil ligt dus bij het bestuur.

Voor ontvangsten zijn non-profit organisaties afhankelijk van: contributie van leden, giften, bijdragen
van de overheid, sponsors en commerciële activiteiten. Scholen zijn bijvoorbeeld compleet
afhankelijk van het rijk. Dit gebeurt echter niet bij de meeste organisaties, er worden dan alleen
kleine subsidies gegeven.

Stichtingen en verenigingen hoeven geen vennootschapsbelasting te betalen. Dit moet alleen als de
organisatie toch naar winst streeft of als de organisatie activiteiten ontplooit waarmee ze
concurreren met ondernemers. De normale BTW regels gelden voor deze organisaties.

6.1

45
Taylor is de grondlegger van het scientific management. Fayol lanceerde 14 management principes en
stelde richtlijnen voor het besturen van een complexe organisatie. Weber ontwikkelde het rationele
bureaucratie model.

Frederick Taylor lanceerde zijn boek ‘Principles of Scientific Management’ waar zijn ideeën om
productiviteit op de werkvloer te verbeteren in stonden. Taylor vond de oude werkwijze efficiënt en
kwam met nieuwe ideeën. Dit waren: Stel objectieve normen vast voor de belasting die het werk
vraagt, selecteer mensen en zoek werk dat bij hen past en laat de planning over aan de specialisten.
Zijn ideeën werden veel gebruikt in de praktijk en het leed tot een toename in productiviteit. Wel
zorgde het voor heel saai en aan de band lopend werk wat demotiverend was voor arbeiders.

Henri Fayol keek naar het functioneren van het management van een organisatie. Volgens hem bestaat
het leiden van een organisatie uit een aantal activiteiten: vooruitzien en plannen, goed organiseren,
opdrachten geven, coördineren en controleren. Op basis van deze ideeën formuleerde hij de 14
management principes die in elke organisatie moeten worden toegepast.

Max Weber ontwikkelde een theorie over het bureaucratisch management. Volgens hem is het ideale
type van een bureaucratie zakelijk, eerlijk en vrij van vriendjespolitiek en corruptie. De belangrijkste
kenmerken zijn: een duidelijke hiërarchie, veel voorschriften, duidelijke bevoegdheden van van de
werknemers, promotie op basis van technische kunde, objectieve criteria en formele relaties. Zo is
iedereen die niet functioneert vervangbaar en wordt er rationeel nagedacht.

De belangrijkste kenmerken van een klassieke school zijn: organisaties zijn gesloten systemen die
hiërarchisch zijn georganiseerd, arbeiders zijn gemotiveerd door geld, het management handelt vanuit
de centrale doelstelling en een organisatie is een statisch systeem.

6.2

De human relations benadering is een reactie op de klassieke school. Bij deze benadering worden
mensen een centralere rol toegekend binnen de organisatie. Het benadrukken dat de mens een sociaal
wezen is leidt tot betere prestaties. De werknemer wordt dus gezien als een sociaal wezen. De
bedenker hiervan was Elton Mayo

Mayo kwam er achter dat er een positieve relatie was tussen het verhogen van beloningen en
productiviteit. Ook toen de beloningen verminderd werden steeg de productiviteit alsnog. Dit kwam
vooral door de aandacht die de deelnemers van het experiment hadden gekregen en de relaties die ze
met elkaar hadden gevormd. Hieruit concludeerde hij dat niet alleen financiële maar ook sociale
behoeften drijfveer zijn voor hard werken.

Belangrijke uitgangspunten bij een Human Relations benadering zijn:

-Een harmonische gemeenschap waarin mensen goed samenwerken

-De arbeider is een sociaal mens die aandacht en waardering nodig heeft

-Er heerst een positief mensbeeld

-Er is een informelere sfeer dan bij de klassieke school

6.3

Het revisionisme heeft oog voor sociale en technische aspecten van de organisatie. Democratisering en
humanisering van de arbeid staan centraal. Revisionisten pleiten voor:

-Alternatieve vormen van arbeidsverdeling en werkstructurering

46
-Het laten vervallen van de scheiding tussen denken en doen

-Meer aandacht voor medezeggenschap

Hieruit ontstond het linking pin principe waarbij een leider van een lagere groep mag overleggen met
een hogere groep waardoor er een verbindende schakel ontstaat. Er kan dus in twee richtingen
informatie worden gegeven.

Systeembenadering: De activiteiten van ieder subsysteem beïnvloeden elkaar en hebben zowel een
positief als negatief effect op elkaar. Het geheel levert meer op dan de som van de delen. Kenmerken
van de systeembenadering zijn:

-Een organisatie is deel van een groter systeem

-Organisaties bestaan uit subsystemen die met elkaar verbonden zijn

-De mens wil via de organisatie eigen doelen realiseren

-Het beheerproces moet individuele en doelen van de organisatie integreren

De contingentiebenadering: De beste manier van organiseren hangt af van omstandigheden. Er bestaat


dus geen standaard organisatiestructuur. Wat in het ene bedrijf werkt hoeft niet goed te werken in het
andere. Het is belangrijk om te kijken welke methode het paste bij de situatie past. Er wordt dus
gekeken naar bepaalde kenmerken van de omgeving en daar wordt een beslissing op gebaseerd.

Vooral voor de jaren 80 waren de bureaucratische systemen veel in gebruik maar dat veranderde door
meer concurrentie op de markt. Organisaties moeten flexibeler gaan werken als ze nog wilden
concurreren.

6.4

Kenmerkend voor de huidige tijd is verandering. Organisaties opereren in onzekere en snel


veranderende omgevingen. In een stabiele omgeving kan de organisatie een traditionele structuur
hebben. Een veranderende omgeving vereist een flexibel bestuur en goede samenwerking. Het moet
een lerende organisatie worden, dit betekent dat ze samenwerking en communicatie stimuleren en
experimenteren om zich te verbeteren. Bij de lerende organisatie horen de volgende kenmerken:

-Er is een horizontale structuur

-Rolverdeling op basis van empowerment

-Van controlesysteem naar gedeelde informatie

-Een cultuur van aanpassing

3.4 Samenvatting Ednor Pellaers H7-8


Hoofdstuk 7: Organisatiestructuren

47
In een organisatie zijn de werkzaamheden verdeeld over de mensen die in de organisatie werken. Niet
iedereen doet hetzelfde en er bestaat een zekere mate van specialisatie. Door coördinatie kunnen
werkzaamheden op elkaar afgestemd worden.

7.1 Taken en functies

De interne organisatie —> raamwerk dat is opgebouwd uit:

 taken
 functies
 procedures
 gedragsregels

Functies omvatten een aantal samenhangende taken met bijbehorende bevoegdheden(:is het recht tot
het nemen van beslissingen die voor het uitvoeren van een taak noodzakelijk zijn) en
verantwoordelijkheden(: is de morele verplichting om een taak naar beste vermogen uit te voeren).

De taken die bij een functie behoren, worden vastgelegd in een functieomschrijving of functieprofiel
—-> dit voorkomt conflicten in een organisatie omdat meerdere functionarissen denken
verantwoordelijk te zijn voor hetzelfde.

Het verdelen van taken en bevoegdheden en over meerdere personen voorkomt daarbij fraude en
maakt controle mogelijk —-> functiescheiding(: betekent dat medewerkers bevoegdheden en
verantwoordelijkheden krijgen op één bepaald terrein)

Bij werkstructurering(: is een mogelijkheid om de te ver doorgevoerde arbeidsdeling terug te


dringen) zijn taken opnieuw gegroepeerd om zo meer recht te doen aan de capaciteiten van
werknemers. We maken onderscheid in:

 Taakverruiming: hier worden taken van ongeveer gelijk niveau samengevoegd. Een
andere naam hiervoor is taakverbreding.
 Taakverrijking: de werknemer is niet alleen de uitvoerder, maar ook de planner en de
controleerder van een taak na afloop.
 Taakroulatie: met elkaar afwisselen van taken.
 Autonome groepen: het werk is zodanig georganiseerd dat werknemers in groepjes
zelfstandig een eindproduct maken( werkvoorbereiding kwaliteitscontrole,
onderhoud,etc.)

7.2 De structuur van de organisatie

De relaties tussen de verschillende functies zijn vastgelegd in een organisatiestructuur —> geeft een
overzicht van de wijze waarop, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden verdeeld zijn over
personen en afdelingen en de relaties tussen die personen en afdeling. De organisatiestructuur kan
schematisch weergegeven worden in een organisatieschema of organigram(: is een schematische
voorstelling van de taakverdeling en gezagsverhoudingen in een organisatie).

Het aantal hiërarchische niveaus bepaald door de spanwijdte(:het aantal ondergeschikten aan wie
direct leiding wordt gegeven) en het omspanningsvermogen(: het aantal directe medewerkers waaraan
een chef leiding kan geven) van het management op de verschillende niveaus. Hoe groter de
spanwijdte hoe platter de structuur. Omgekeerde leidt een relatief kleine spanwijdte tot een steile
structuur met relatief veel niveaus.

48
De groei van een organisatie gaat veelal gepaard met een steeds verdergaande vertical taakverdeling.
Hierbij worden uitvoerende taken afgestoten naar andere medewerkers.

De vier (verticale) organisatiestructuren:

 De lijnorganisatie:

Dit wil zeggen dat iedere persoon in de organisatie zijn opdrachten krijgt van slechts één persoon en
alleen aan die persoon verantwoording moet afleggen

 De lijn- en staforganisatie:

Kenmerkt zich door het feit dat de leidinggevende wordt bijgestaan door een stafafdeling
bestaande uit deskundigen die het tekort in kennis en vaardigheden van de baas compenseren.

 De functionele organisatie:

In een variant op de lijn- en staforganisatie in die zin dat de stafdiensten nu eigen


bevoegdheden hebben om anderen dwingende voorschriften op te leggen.

 De projectorganisatie(matrixorganisatie)

Is een tijdelijk samenwerkingsverband tussen personen uit verschillende afdelingen in de


organisatie, gericht op het oplossen van een specifiek probleem.

Horizontale taakverdeling—> Taken op eenzelfde hiërarchisch niveau worden verdeeld over meerdere
medewerkers of afdelingen.

1. Functionele indeling(F-indeling): gelijksoortige werkzaamheden worden bij elkaar gevoegd zoals


alle werkzaamheden behorende tot de inkoop of alle werkzaamheden behorende bij de productie.

2. Productindeling(P-indeling): Werkzaamheden aan een bepaald product of dienst worden


samengevoegd.

3. Divisie(G-indeling): werkzaamheden die op dezelfde geografische plaats worden uitgevoerd.

4. Markt indeling(M-indeling): werkzaamheden die dezelfde markt als doelgroep hebben worden
samengevoegd.

Hoofdstuk 8: Management en leiderschap


Een manager is verantwoordelijk voor het beheersen en controleren van processen. Leiderschap gaat
over de vraag hoe managers en medewerkers met elkaar omgaan. Leiding geven of leiderschap is het
op basis van persoonlijk contact beïnvloeden en de prestaties van de medewerkers.

8.1 Taken van het management

49
In een organisatie speelt het management een essentiële rol. De belangrijkste taken van het
management zijn: het plannen, het organiseren, het leiden en het controleren/

8.2 Leiderschapsstijlen

Taakgerichte leiderschapsstijl: hierbij is uitvoering van de werkzaamheden belangrijker dan de groei


of persoonlijke voldoening van de werknemers.

Werknemersgerichte leiderschapsstijl: hierbij streeft men naar wederzijds vertrouwen, respect en


een prettige relatie met werknemers.

De effectiviteit van het leiderschap is afhankelijk van:

 de persoonlijke kwaliteiten van de leider;


 de kennis, ervaring en motivatie van de medewerkers;
 de situatie (complexiteit van het werk: routinematig of complex).

 Autoritair leiderschap

Medewerkers worden in het geheel niet betrokken bij de besluitvorming. De leider neemt alle
beslissingen zelf en er is geen ruimte voor overleg. De leider geeft de opdrachten en de
medewerkers voeren die uit.

 Consultatief leiderschap

De leider raadpleegt vooraf zijn medewerkers maar besluit vervolgens autonoom. Dit is
eigenlijk een tussenvorm tussen autoritair en democratisch leiderschap.

 Democratisch of participatief leiderschap

De medewerkers doen mee aan de besluitvorming van de leider. De beslissingen met


betrekking tot het werk en de werkomstandigheden worden in de afdeling in overleg tussen
leidinggevende en zijn medewerkers genomen. Uitvoering en bijsturing worden - voor zover
mogelijk - overgelaten aan de medewerkers.

Ook hier is de stijl die de leider hanteert afhankelijk van:

 de leider: zijn kennis, opleiding, ervaring en mening over ondergeschikten;


 de ondergeschikten: hun kennis, ervaring en opleiding;
 de aard van het werk: gespecialiseerd en gestandaardiseerd;
 de bedrijfscultuur.

8.3 Bedrijfscultuur en managementstijl

Bij interne focus staat de zorg van het management voor het welzijn en de efficiency van werknemers
voorop. Externe focus betekent dat de nadruk komt te liggen op het welzijn van de organisatie zelf en
haar omgeving. De combinatie van deze twee dimensies levert de vier klassieke managementmodellen
op:

 Het open-systeemmodel combineert externe focus en een flexibele structuur. De dominante


waarde in dit model is het opbouwen van goede relaties met de omgeving om middelen te
betrekken en te groeien in concurrentie met andere organisaties.

50
 Het rationeel-doelmodel combineert de externe focus met structurele controle. De
belangrijkste doelen zijn productiviteit, efficiency en winst. Dit wil de organisatie op
gecontroleerde wijze bereiken.

 Het intern-procesmodel combineert interne focus met structurele controle, De organisatie richt
zich op zorg voor goede verhouding, gekoppeld aan de behoefte van aan stabiliteit,
beheersbaarheid en continuïteit.
 Het Human-relationsmodel combineert interne focus en een flexibele structuur. De organisatie
draagt zorg voor goede interne verhoudingen gekoppeld aan een flexibele structuur die
werknemers meer autonomie en ontplooiingskansen biedt.

De vier concurrerende waarden staan niet los van elkaar, maar krijgen niet allemaal dezelfde prioriteit.
De dominante waarden in een organisatie veranderen soms in de loop van de tijd als de organisatie
geconfronteerd wordt met veranderingen in haar omgeving of een nieuwe topmanager krijgt.

Bij de mensgerichte cultuur staan de medewerkers centraal. Hier wordt veel aandacht besteed aan de
ontwikkelingsmogelijkheden van de medewerkers, aan participatie en teamwork. Bij resultaatgerichte
cultuur staan productiviteit, resultaten, winst en taakgerichtheid centraal. Hier heerst de no-nonsense
mentaliteit. De beheer gerichte cultuur waarbij regels en procedures voorop staan, Regels en
procedures zijn er om nageleefd te worden en medewerkers worden hierop afgerekend. De innovatieve
cultuur richt zich op het ontwikkelen van nieuwe producten. Er is veel ruimte voor vernieuwingen en
creativiteit.

8.4 Motiveren

Hoe sterker het personeel gemotiveerd is, des te beter en sneller kunnen de doelstellingen gerealiseerd
worden. De mate waarin het personeel gemotiveerd is om zich te zetten voor de
organisatiedoelstelling is vooral afhankelijk van het feit of het personeel daarmee haar eigen doelen
en behoeften kan realiseren.

Motivatie zou je kunnen omschrijven als het bewust en uit eigen wil meewerken aan de realisatie van
een bepaald doel. Motivatie heeft betrekking op gevoelens die bij mensen leven en is moeilijk te
meten. Wil het management medewerkers motiveren dan moet het management inzicht hebben in de
behoeften en doelen van de eigen medewerkers.

Theorie X en theorie Y van McGregor

Volgens theorie X - de klassieke theorie - hebben mensen een hekel aan werken, zijn mensen lui en
hebben ze geen ambities, willen mensen liever instructies krijgen en gaan ze verantwoordelijkheden
uit de weg. —> Werk is van secundair belang en managers moeten werknemers dwingen of motiveren
met geld of straf/ontslag. Managers die van dit mensbeeld uitgaan, zullen zich als autoritaire leiders
manifesteren.

Volgens theorie Y - de human-relationstheorie - is werk even natuurlijk als ontspanning en rust.


Mensen willen graag werken en kunnen onder de juiste omstandigheden voldoening halen uit hun
werk.- —> In deze visie zal het management veeleer kiezen voor het delegeren van bevoegdheden en
overdragen van verantwoordelijkheden.

Behoeftehiërarchie van Maslow

Maslow onderscheidt 5 behoefteniveaus:

51
 Fysiologische behoeften
 Behoeften aan veiligheid en zekerheid
 Behoeften aan sociaal contact en liefde
 Behoeften aan waardering
 Behoeften aan zelfverwerkelijking

Indien bekend is in welke categorie iemand zit, kan het gedrag en daarmee de motivatie verklaard
worden. Critici van Maslow stellen dat de behoeftehiërarchie geen universeel menselijke behoeften
beschrijft.

Twee-factorentheorie van Herzberg

Dissatisfiers—> ook wel hygiënefactoren genoemd zijn factoren als beloning,


arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en kwaliteit van de leiding. Deze factoren zijn
werkextrinsieke factoren. Positieve scores voor deze factoren leiden niet tot tevredenheid in
werk, maar leiden tot afwezigheid van ontevredenheid.

Satisfiers—> ook wel motiverende factoren genoemd, zijn factoren als medezeggenschap,
erkenning en waardering, verantwoordelijkheid en groeimogelijkheden. Zij beïnvloeden de
inhoud van het werk (werkintrinsieke factoren). Satisfiers zijn factoren die de werknemers
aansporen tot betere prestaties. Bij afwezigheid van deze factoren ontstaat een neutrale
toestand (dus geen tevredenheid).

Een extra beloning geven aan goede presterende werknemers of het verbeteren van de
arbeidsomstandigheden leidt niet tot een hogere motivatie of tevredenheid. Ze voorkomen ten
hoogste onvrede met het werk.

Samenvattingen Marktverovering

52
4.1

H1, Jona van Unen

B2c-marketing is business-to-consumer-marketing. Bij b2c-marketing is communicatie via


massamedia en mond-tot-mond reclame via vrienden of bekenden spelen een belangrijke rol
bij de koop van producten.

Kenmerken van b2c-marketing zijn:


-De markt is groot en er is sprake van hoge aankoopfrequentie.
-Het koopproces is relatief kort.
-Naast basisbehoeften spelen emotionele behoeften (vertrouwen, status) een belangrijke rol bij
het kopen van producten of diensten.
-De klant is voornamelijk op zoek naar de beste prijs en is bereid om verschillende producten
of diensten te vergelijken totdat het juiste product gevonden wordt.

53
B2b-marketing is business-to-business-marketing. Deze marketing richt zich op partijen die
waarde toevoegen aan een product of dienst. Relatiemarketing is hierbij belangrijk, dit is een
vorm van marketing waarbij het vooral gaat om het creëren en in stand houden van een
langdurige relatie met individuele afnemers. Content Marketing is ook belangrijk, dit is het op
het het juiste moment aanbieden van de juiste informatie op het juiste kanaal. Deze marketing
zorgt voor een voordeel op de concurrenten.

Kenmerken van b2b-marketing zijn onder andere:


-Afnemers zijn vaak professionele inkopers.
-Inkooptrajecten duren langer omdat meerdere mensen bij besluitvorming betrokken zijn.
-Doelmarkten zijn kleiner en de orderwaarde is doorgaans groter.
-Aankoop is gebaseerd op rationele overwegingen.
-Prijzen zijn meer gevoelig voor onderhandelingen, de prijs is geen vast gegeven.

C2b-marketing is consumer-to-business-marketing. Hierbij gaat het om consumenten die


waarde creëren en bedrijven die die waarde consumeren. Voorbeeld van bedrijfsmodellen zijn
crowdsourcing en co-creatie. Het publiek wordt hier direct bij de processen van organisaties
betrokken. Er is sprake van co-creatie wanneer mensen de mogelijkheid hebben om
bijvoorbeeld een eigen sportschoen te ontwerpen door verschillende stoffen, kleuren, zolen,
veters en teksten aan te bieden. Bij c2b-marketing kan er sprake zijn van omgekeerde
veilingen waarbij consumenten die een product of dienst willen kopen zelf aangeven welke
prijs zij hiervoor willen betalen.

C2c-marketing is consumer-to-consumer-marketing. Hierbij ruilen consumenten zonder


tussenkomst van commerciële partijen goederen en diensten met elkaar. Rommelmarkten,
garageverkoop en kofferbakhandel zijn voorbeelden van c2c-marketing. Garageverkoop
worden spullen uit de huishouding die niet meer nodig zijn verkocht. Bij kofferbakhandel
rijden de verkopers met hun auto het marktterrein op en verkopen hun spullen vanuit de
kofferbak van de auto. Met de komst van het internet is c2c erg populair geworden. Op
internet zijn talrijke sites die als intermediair optreden tussen vragers en aanbieders.

H2

Een marketingplan beschrijft de doelstellingen die een organisatie in een bepaalde periode wil
bereiken en hoe dat moet gebeuren. Het marktonderzoek is belangrijk bij het opstellen van
een marketingplan. De bedoeling van het marktonderzoek is het identificeren van de sterktes,
zwaktes, kansen en bedreigingen (de SWOT-analyse). Het onderzoek begint met het zoeken
naar kansen en bedreigingen (externe factoren). Er wordt hierbij als eerste gekeken naar de
bedrijfstak waarin de onderneming actief is (meso-omgeving), daarna wordt er gekeken naar
factoren die buiten de onderneming en bedrijfstak vallen (macro-omgeving). Hierna volgt het
onderzoek op microniveau (interne omgeving), waarbij de sterke en zwakke punten van de
onderneming naar voren komen. De resultaten van het onderzoek worden hierna opgenomen
in een confrontatiematrix die dient als basis voor de marketingstrategie.

Onderzoek van bedrijfsomgeving: vijfkrachtenmodel van Porter:

54
De onderneming krijgt hiermee inzicht in de concurrerende krachten in de bedrijfstak en kan
hierop de marketingstrategie aanpassen.
De vijf krachten die de mate van concurrentie en aantrekkelijkheid van een bepaalde
bedrijfstak bepalen zijn:
-De macht van leveranciers
-De macht van afnemers
-De mate waarin substituten verkrijgbaar zijn
-De dreiging van nieuwe toetreders tot de markt
-De interne bedrijfstakconcurrentie

De macro-omgeving

De volgende stap in het onderzoek naar de externe omgeving van de onderneming is gericht
op de macro-omgeving. Het gaat hierbij om factoren die buiten de onderneming en bedrijfstak
vallen, maar wel van invloed kunnen zijn op de onderneming zoals demografische, macro-
economische en technologische factoren. De onderneming heeft zelf geen invloed op deze
elementen, maar ze kunnen wel van invloed zijn op het marketingbeleid van de onderneming.

De interne omgeving

Hierbij wordt er gekeken naar de sterke en zwakke punten, die hebben altijd betrekking op de
organisatie zelf (interne omgeving).
Voorbeelden van sterke punten zijn: groot marktaandeel, goede communicatie met klanten,
goed imago, beter dan gemiddelde kennis en vaardigheden.
Voorbeelden van zwakke punten zijn: te hoge kosten en daardoor een lage winstmarge,
beperkte financiële middelen, slecht of beschadigd imago, slechter dan gemiddelde kennis en
vaardigheden.

De confrontatiematrix

In een confrontatiematrix worden de interne elementen (sterktes en zwaktes) en externe


elementen (kansen en bedreigingen) aan elkaar gekoppeld. Meestal komen de sterke en
zwakke elementen in de horizontale rijen te staan, en de kansen en bedreigingen in de
verticale kolommen. In iedere kolom deel je de cijfers 5,3 en 1 éénmalig uit. Hierbij geef je de
score 5 aan de meest relevante combinatie, de score 3 voor de op één na meest relevante
combinatie en de score 1 voor de laatste enigszins relevante combinatie.

55
4.2

H3, Raphael Oude Groeniger


Marketingstrategie
Hoe de onderneming waarde wil creëren de klanten.
Waardestrategie:
Operationele uitmuntendheid, gemakkelijk betrouwbare producten en diensten leveren tegen
de laagste kosten, in de minste tijd en met het grootste gemak. Operaties gericht op het
optimaliseren van logistieke processen.
Productleider, gericht op het ontwikkelen van innovatieve producten. Organisaties doen hun
best om volledig op de hoogte te blijven van de laatste trends en ontwikkelingen, om hen
daarbij te ondersteunen.
Customer intimacy, klantgerichtheid. De organisaties blinken uit in relatiemanagement en een
uitstekende dienstverlening. Ze bouwen aan langdurige klantrelaties.
Klantwaarde: het verschil tussen het totale voordeel dat de klant in zijn ogen krijgt en de
kosten die hij ervoor betaalt.
Klantwaardepropositie: de boodschap die een bedrijf aan zijn klanten communiceert.
Marktsegmentatie: Verdeel de markt in klantgroepen met dezelfde kenmerken. Geografie;
Nationale en regionale demografie; Geslacht, leeftijd Sociaaleconomisch; Inkomen, beroep
Overige; Levensstijl, gedrag
Marketingstrategie: Het bedrijf identificeert de (sub)markten (en doelgroepen) waarop het
zich richt. Ongedifferentieerde marketing 1 productvariant, gericht op de hele markt
Gedifferentieerde marketing Meerdere productvarianten, meer deelmarkten Centrale
marketing 1 deelmarkt
Marktdefinitie: Geef duidelijk aan in welk marktsegment/doelgroep het bedrijf actief is.
Positionering: Creëer een unieke positionering voor het product in de markt.
Unique selling proposition: de eigenschap van een product dat het onderscheidt van
vergelijkbare producten
Geconcentreerde marketing: een bedrijf richt zich maar op 1 bepaald marktsegment.

56
Gedifferentieerde marketing: een bedrijf richt zich op meerdere marktsegmenten, maar volgt
voor elk segment een ander marketingbeleid.
Ongedifferentieerde marketing: Het beleid wordt afgestemd op de totale markt, zonder enig
onderscheid

H4

Marketingsmix

Marktaandeel: het aandeel van de totale markt in handen van een bedrijf, het bedrijf met het
grootste marktaandeel is marktleider.

Marktaandeel bedrijf = (afzet bedrijf/totale afzet van de branche) x 100%


of
Marktaandeel bedrijf = (omzet bedrijf/totale omzet van de branche) x 100%

De 4 P’s:

Prijs
De prijs van een nieuw product
Psychologische prijsstelling
Prijzen en tussenhandel
Prijsdifferentiatie
Prijsdiscriminatie

Product
Kwaliteit
Merken
Verpakking
Service
Garantie

Plaats
Directe distributie , meteen verkocht aan de uiteindelijke afnemer
Indirecte distributie , bij gebruik van tussenschakels
Pull and push strategie

Promotie
Reclame
Persoonlijke verkoop
Affiliate marketing
De adverteerder
De publisher
Het affiliate network
Sponsoring
Sales promotion
Promotiemix

57
Sociale media marketing: marketing waarbij sociale media worden ingezet om de
marketingdoelstellingen te bereiken zoals advertenties op Facebook of Instagram.

Samenvattingen Onderneem het zelf

58
5.1

H1, Ednor Pellaers

Causation: Dit verwijst naar de theorie dat gebeurtenissen plaatsvinden als gevolg van bepaalde
andere gebeurtenissen die daaraan vooraf zijn gegaan.

Bij ‘caustion’ staat het doel vast en er wordt gezocht naar middelen waarmee je dit doel kunt bereiken.
De middelen zijn zo gekozen en gedoseerd dat ze ertoe leiden dat je je doelstelling kunt realiseren, ze
veroorzaken de realisatie van de doelstelling.

Effectuation(verwezelijking): Men noemt het ook wel het creatieve beslismodel. Het gaat hierbij om
het handelen van de ondernemer zelf tijdens de opstartfase en de manier waarop hij gebruik maakt
van zijn middelen waarbij door de omgang met anderen zijn middelen kunnen veranderen en dus ook
zijn mogelijke doelen kunnen wijzigen. Er is sprake van een dynamische proces.

Het ‘bird in hand’-principe


Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht luidt een bekend spreekwoord. Kijk welke middelen je
hebt en ga daarmee aan de slag.

[Causation: waarbij het doelgericht handelen voorop staat en vooral precies bepaald wordt welke route
je moet afleggen om van A naar B te komen.]

Effectuation begint met de enige zekerheid en dat zijn middelen die je hebt. De middelen die je hebt,
kun je in de uitgangssituatie boven tafel krijgen door de volgende vragen te stellen:

 Wie ben ik?


 Wat kan ik?
 Wie ken ik?

Voordeel van deze strategie is dat je niet hoeft te wachten tot je alle middelen hebt, maar direct aan de
slag kunt.

Het ‘affordable loss’-principe


Voorafgaand aan het hele proces geef je aan wat je bereid bent om te verliezen bij het opzetten van de
onderneming, daarbij kun je denken aan geld maar natuurlijk ook aan tijd. Investeer niet meer dan je
wilt riskeren.

Vraag jezelf steeds af wat de poging die je onderneemt je waard is. Dit kun je onderzoeken door steeds
de volgende vragen te stellen.
 Is het uitvoerbaar?
 Is het de moeite waard, is er een markt voor?

59
 Kan ik het doen?
 Wil ik het doen?

Het ‘lemonade’-principe
[Causation: ziet het onverwachte als een risico, het is een obstakel bij het bereiken van het doel, het
gooit het hele plan in de war. Daarom wordt er veelal aan risicomanagement gedaan, men probeert
risico’s zoveel mogelijk te voorkomen.]

Effectuation ziet toevallig gebeurtenissen als iets waarmee je altijd te maken krijgt en daar moet je
gewoon mee aan de slag. Probeer verrassingen om te buigen in je eigen voordeel en gebruik ze als
kans.
‘Als er toevallig citroenen op je pad komen, maak dan citroenlimonade.’ Als ondernemer moet je
open blijven staan voor positieve en negatieve signalen uit de markt, dat maakt je sterker als
ondernemer. Kortom gebruik het toeval als hefboom naar succes.

Het ‘crazy quilt’-principe


Samenwerking met partners kan leiden tot nieuwe inzichten en aanpassingen van het plan. De
effectuator geeft stakeholders de kans in te stappen en bij te dragen aan het plan met hun eigen lapje
stof op de plek die zij mooi vinden. Hier is sprake van co-creatie, samen wordt een lappendeken
gemaakt die ieder mooi vindt. De ondernemer staat dus open voor ideeën van zijn potentiële partners.

Het ‘pilot in the plane’-principe


[Een potentiële ondernemer die de causation-redenering aanhangt, zal proberen de toekomst te
voorspellen door middel van marktonderzoek.]

Bij effectuation wil de ondernemer de toekomst niet voorspellen, maar wil hij deze zelf bepalen onder
het motto ‘Als je de toekomst zelf maakt, hoef je haar niet te voorspellen’. Deze ondernemer zal
stedds zoeken naar mogelijkheden om de genomen risico’s te beheersen.

Hij wil de piloot zijn van het vliegtuig om zodoende alles naar zijn hand te kunnen zetten. Zijn keuzes
en beslissingen bepalen wat er gebeurt. Een succesvolle ondernemer focust zich niet op zaken waar hij
geen invloed op heeft, maar focust zich op die dingen die hij wel kan beïnvloeden.

H2

The bird in the hand


Effectuation gaat uit van het ‘bird in hand’-principe. Dat wil zeggen dat je uit gaat van een toevallig
beschikbare groep middelen als gegeven en vervolgens kijkt wat daarmee het beste verwezenlijkt kan
worden. Hierbij zijn middelen meer dan alleen maar geld.

En middelen zijn niet alleen de middelen waarover jezelf beschikt, maar ook de middelen van partners
die met je mee willen werken. Uit elke combinatie ontstaan weer nieuwe middelen en nieuwe ideeën
en verandert het aanvaardbaar verlies. Kortom, wacht niet tot het geniale miljoenenidee je in de schoot
valt, maar ga van start met de middelen die je hebt.

Zelf je waarde bepalen

60
Weten waarom en waartoe je iets doet, is belangrijker dan weten hoe je dat doet of wat je gaat doen.
Want het hoe en het wat verandert snel in deze snel veranderende tijden. Als je weet wat jou drijft en
wat bij jou past, dan vergroot je de kans op succes.

De klant staat centraal


Jij met de klant een oplossing bieden voor de problemen die er te doen. Alleen als jouw product/dienst
er echt toe doet, creëer je meerwaarde(klantwaarde) voor je potentiële klanten. En bedenk dat hoe
klein in het begin de klantenkring ook mag zijn, het is het begin van ondernemen.

Hierna is het belangrijk om aandacht te besteden aan de klanten die jouw product of dienst moeten
afnemen. Verplaats je in de klant en breng hem tot leven in de vorm van een denkbeeldig persoon.
Deze persoon is jouw voorbeeld van het klantsegment waar jij het verschilt wilt maken.

 Wat wil jij betekenen voor jouw klanten?


 Waarom gaat de klant straks jouw product/dienst kopen?

Het probleem van de klant?


Een waardepropositie is een aanbod waarmee een organisatie een probleem voor haar klanten oplost.
Het value proposition canvas besteedt aandacht aan drie elementen:

 Klantdoel: Wat wil de kant bereiken?


 Pains(pijnpunten): Waar ergert de klant zich aan?
 Gains(voordelen): Welke resultaten wil de klant behalen?

Werken aan de oplossing


De klant heeft een probleem waar jij een oplossing voor weet in de vorm van een product of dienst.
Die oplossing leidt tot jouw waardepropositie waarvoor de klant graag wil betalen.

De oplossing beschrijf je door de aanbodkant van het value proposition canvas in te vullen. De
aanbodkant van het value proposition canvas bestaat uit het product of de dienst die je aanbiedt:

 Pain relievers(prijsverzachters): De wijze waarop producten of diensten de pijnpunten van de


klant verzachten.
 Gain creators(voordeelverschaffers): De voordelen die jouw producten of diensten voor klanten
kunnen opleveren.
 Porducten/diensten: Welke producten/diensten bied jij je klanten aan als oplossing voor de
problemen/behoeften van de klant?

Het gaat dus om het aanbieden van producten/diensten waarmee je de pijn van de klant verlicht en/of
een behoefte van de klant vervult.

Business Model Canvas


De negen bouwstenen van het Business Model Canvas zijn de volgende:

1. Klantsegment(en): Voor wie creëer je waarde?


2. Waardepropositie(klantwaarde): Welke problemen help jij oplossen?
3. Kanalen: Hoe komt jouw product of dienst bij de klant?

61
4. Klantrelaties: Hoe onderhoud je contact met de verschillende klantsegmenten?
5. Inkomstenstromen: Wat is je verdienmodel?
6. Kernactiviteiten: Welke activiteiten zijn essentieel om de waardepropositie te creëren en om je
klantrelaties te onderhouden of nieuwe klanten te werven?
7. Kernmiddelen: Wat zijn de belangrijkste hulpbronnen om de waardepropositie te bewerkstellingen?
8. Strategische Partners: Welke partnership zijn essentieel om je aanbod te maken of te co-creëren?
9. Kostenstructuur: Wat zijn de belangrijkste kostenposten zowel vaste als variabele kosten?

Het verdienmodel
Er zijnveel verschillende manieren om geld te verdienen. Hieronder vermelden we enkele voorbeelden
van verdienmodellen:

 Het handelsmodel
 Het abonnement of lidmaatschap
 Verhuur- en leaseconstructies
 Lokaasmodel(vendor lock in)
 Fremiummodel
 Veilingmodel
 Servicemodel
 Advertentiemodel
 Verhuur van (gebruiks-)rechten en patenten
 Koppelverkoop
 Verbruiksmodel

De prijs bepalen
Prijs je voor je product of dienst kunt vragen is de prijsmeter van Peter van Westendorp een goed
instrument. Met de prijsmeter krijg je inzicht in de koopbereidheid van je doelgroep. De prijsmeter
van Peter van Westendorp werkt als volgt. Leg aan een groep potentiële klanten de volgende vier
vragen voor:

 Bij welke prijs vind je dit product of deze dienst goedkoop?


 Bij welke prijs vind je dit product of deze dienst zo goedkoop dat je gaat twijfelen aan de
kwaliteit?
 Bij welke prijs vind je dit product of deze dienst duur, maar overweeg je het toch te kopen?
 Bij welke prijs vind je dit product of deze dienst te duur?

OPS(optimale prijsstelling) is het punt waarbij het geringst aantal personen het product of de dienst te
goedkoop of te duur vindt. Bij die prijs bereik je maximale afzet.

IDP(indifferentiepunt) wordt gezien als de ideale prijs, dat is de prijs die klanten uiteindelijk bereid
zijn te betalen. In dat punt is het aantal personen dat het product of de dienst goedkoop vindt gelijk aan
het aantal personen dat het product duur vindt. Op dat prijsniveau is de afzet weliswaar minder dan bij
OPS, maar de winstmarge is wel hoger.

5.2

H3, Sem Cobben


62
In een ondernemingsplan zet je de plannen van je bedrijf op een rij en kijk je of deze haalbaar zijn. In
een ondernemingsplan wordt aandacht besteed aan:
-Een persoonlijk plan (van de eigenaar)
-De onderneming
-Het marketingplan
-De financiën
Het ondernemingsplan begint met een introductie, dit is een kleine samenvatting van de inhoud.

De ondernemer:
Geef aan wie je bent wat je doelen zijn en wat je motivatie is. Je kunt hierbij denken aan:
-Persoonlijke gegevens
-Je opleiding en werkervaring
-Je motivatie om je onderneming te starten
-Wat je doelen zijn met de onderneming

De onderneming:
Geef de bedrijfsnaam, je KvK nummer, je btw nummer en je domeinnaam. Vermeld war de
onderneming zich vestigt en wat de juridische vorm van onderneming is. Geef ook je algemene
voorwaarden aan. Beschrijf beknopt welke goederen of diensten je wilt gaan leveren en hoe je dit wilt
realiseren. Beschrijf ook op welke markt je actief bent. Besteed ook wat aandacht aan de missie en
visie van de onderneming.

Doelstellingen worden via het SMART principe vastgesteld.


Specifiek, de omschrijving kan niet verkeerd geïnterpreteerd worden
Meetbaar, de resultaten die behaald moeten worden, worden concreet beschreven
Aanvaardbaar, je doelen moeten acceptabel zijn
Realistisch, je doelen moeten behaald kunnen worden
Tijdgebonden, je moet duidelijk aangeven binnen welke termijn de doelstelling gerealiseerd moet
worden.

Het marketingplan:
Een marketingplan is een rapport waarin alle commerciële inspanningen van een organisatie om
bepaalde doelstellingen te behalen, worden beschreven. Je besteed hierin aandacht aan de bedrijfstak
waarin de onderneming actief is. Je brengt de sterke en zwakke punten van de onderneming naar
voren. Je kijkt ook naar de kansen en bedreigingen.
Formuleer een doelstelling en bepaal een strategie. Maak ook een keuze welke marketinginstrumenten
je wilt gaan gebruiken.

De financiën:
Je maakt een financieel plan waarin de investeringsbegroting, financieringsplan, openingsbalans, en
een geprognosticeerde balans, exploitatiebegroting, liquiditeitsbegroting en persoonlijke begroting in
staan.

Investeringsplan:
Je maakt duidelijk wat de onderneming nodig heeft om te starten en te kunnen groeien.

Financieringsplan:
Je geeft een onderbouwing van hoe je je investeringen het beste kan financieren. Je beschrijft of je
eigen vermogen inlegt of dat je gebruik maakt van een lening.

Openingsbalans:
Je stelt met behulp van de vorige 2 plannen maak je een openingsbalans.

63
Liquiditeitsbegroting:
Een prognose van de ontvangsten en uitgaven in de komende maanden. Allen feiten die een
verandering op kas of bank aanbrengen worden opgenomen.

Exploitatiebegroting:
Geeft inzicht in de te verwachten omzet, kosten en winst in de toekomst. Het gaat om opbrengsten en
kosten die het eigen vermogen laten veranderen.

Met behulp van de beginbalans, en de resultaten/liquiditeitsbegroting kan de eindbalans worden


opgesteld. Zo kan je zien of de onderneming liquide is en kan blijven bestaan

Persoonlijke begroting:
Biedt inzicht in de persoonlijke financiële situatie. Je moet rond komen van je opbrengsten.

Interview DSM Manager

64
6.1 Vragen Interview DSM Manager
1. Waar heeft u gestudeerd en welke studie heeft u gedaan? Hoe heeft dit u geholpen om tot uw
huidige positie te komen?
2. Hoe is uw carrière tot nu aan toe verlopen en hoe bent u tot de positie van manager gekomen?
3. Waarom heeft u deze functie gekozen en waarom binnen DSM?
4. In welke richting ziet u uw carrière heen gaan in de toekomst?
5. Wat is uw advies voor mensen die strijven naar de positie van manager?

65
6. Welke waardestrategie neemt DSM aan: Operational excellence, product leadership of customer
intimacy? En hoe wordt deze waarde strategie toegepast
7. Hoe verwerkt DSM deze waarde strategie in haar bedrijfscultuur en marketing?
8. Wat zijn de uitkomsten van de SWOT analyse voor DSM
9. Welke vorm van marktsegmentatie neemt DSM aan?
10. Wat is de unique selling proposition van DSM en welke meerwaarde bied dit voor de klant?
11. Hoe heeft DSM voor hun een ideale positionering in de markt gezorgd?
12. Wat is de concrete klantwaardepropositie van DSM?

13. Hoe gebruikt DSM de 4 p’s om de marketingmix te vormen?

14. Maakt DSM gebruik van causation of effectuation?

15. Is DSM actief in social media marketing op bekende platformen zoals Facebook, Instagram of
TikTok en hoe worden deze platformen gebruikt om promotie te bevorderen.

16. Gebruikt DSM de push (verkoop rechtstreeks aan de consument) of pull (adverteert zijn product
om publieksbekendheid te krijgen) strategie en waarom?

17. Wat is uw huidige marktaandeel in de markt waarin DSM actief is?

18 Hoe beschermt en cultiveert u uw imago van een van de groenste bedrijven, ook al is het product
Dyneema misschien niet groen voor het milieu? Vooral nadat naar buiten is gekomen hoe DSM
milleuvervuilend is geweest op het Chemelot terein in Geleen?

19. Maakt DSM gebruik van prijsdifferentiatie in verschillende markten of verschillende gebieden
waar u uw producten of diensten verkoopt?

20. Hoe bepaalt DSM de prijs van een nieuw product en maakt het gebruik van afroom of
penetratiepolitiek?

21. Overwegende dat Rusland een van de wereldleiders is in de productie van olie en dat de meeste
VN-landen van plan zijn sancties op te leggen aan Russen. Hoe beïnvloedt dit?

22. Zijn er voor DSM kansen ontstaan door de oorlog in Oekraine en wat zijn die kansen?

23. Is DSM van plan om handel te drijven met In Rusland gevestigde bedrijven, zo niet, hoe
beïnvloedt dat uw inkomsten op korte en lange termijn?

24. Wat zijn de gevolgen van de oorlog op het imago aangezien DSM nog deels met Rusland handelt?
25. Wat zijn de gevolgen voor de afdeling Dyneema door de oorlog in Oekraïne, vooral omdat deze
afdeling gepland stond verkocht te worden?

66
6.2 Verslag Interview DSM Manager
Op 19 mei hadden wij ons interview was met Mevrouw Crandall Turner. Crandall is
opgegroeid in North Carolina in Amerika en studeerde communicatie op de Virginia Tech
universiteit. Later haalde ze ook nog een diploma voor Marketing Management en special
events. Als manager moet Turner goed kunnen communiceren met en leiding kunnen geven
aan haar medewerkers, dit zijn precies de skills die je leert tijdens een communicaties studie,
deze studie kwam dus handig van pas bij een rol als manager. Als eerste begon Turner met
een leadership development program. Hierbij worden mensen opgeleid om alle aspecten van
een bedrijf te begrijpen en goed te kunnen functioneren binnen bijna elke leidinggevende
functie in een bedrijf. Binnen dit programma lag Turner’s focus het meest op marketing. Ze
heeft daarna marketing gedaan voor verschillende NFL teams en voor de football teams van
Amerikaanse universiteit. Haar marketing skills is wat haar een baan in DSM heeft
opgeleverd. Ze begon namelijk als medewerker binnen de marketingafdeling in Amerika,
later promoveerde ze naar een globale marketing rol en kreeg ze de leiding over de

67
marketing communicatieafdeling van dyneema. Hierbij bepaalt ze de marketingstrategie van
dyneema op een globaal niveau. Het cluster waarbinnen Turner werkt is het Protective
Materials cluster, en valt dus onder de verkoop aan Avient die op het eind van het jaar rond
zal zijn. Zelf zegt ze dat zij en de rest van de werknemers niet echt weten of er veel gaat
veranderen door de verkoop en dat ze het op het eind van het jaar wel ziet gebeuren. Wel
zegt ze dat ze hard door zal blijven werken en ze hoopt dat ze nog hoger de zakelijke ladder
op kan klimmen. Turner heeft door haar verschillende opleidingen en banen binnen
marketing veel mensen leren kennen en ze heeft een goed netwerk om zich heen kunnen
bouwen. Ze geeft ook aan dat dit heel belangrijk is om tot een hoge positie te komen, vaak is
het kennen van de juiste mensen belangrijker dan je skills. Als je mensen kent in hoge
posities kan je zelf heel makkelijk ook tot een hoge positie komen. Ook is het volgens haar
belangrijk om goed geïnformeerd te zijn over alle aspecten van een bedrijf en het bredere
bedrijfsleven en de economie, zo zit je niet vast aan één branche van het bedrijf en kan je
veel flexibeler bewegen als er ergens een nieuwe kans voor het grijpen ligt.

Nu zijn we aangekomen bij de vragen rondom het onderwerp. Ons onderwerp gaat over de
lesbrieven marktverovering en ondernemend zelf. DSM richt zich heel erg op alle drie de
waarde strategieën: Operational excellence, product leadership en customer intimacy, maar
de nadruk ligt wel op customer intimacy. Ze hebben een hoge waardeketen wat afhankelijk is
van de klanten en zij vinden het erg belangrijk om goede klantrelaties te cultiveren. DSM
verwerkt deze waarde strategieën in haar bedrijfscultuur en marketing door op elke afdeling
de behoeften van de klant voorop te stellen en volop te focussen op een goede service. Veel
marketing branches van grote bedrijven werken met de SWOT analyse om de situatie van
het bedrijf te analyseren, zoals je sterktes, je kansen, je bedreigingen en je zwaktes. Een
voorbeeld hiervan zou het imago kunnen zijn die laatst verstoord werd door de vervuiling in
Chemelot omdat DSM een groen bedrijf is. DSM heeft echter al een tijdje geen SWOT
analyse meer gedaan, maar doen ze verschillende bedrijfssegmenten die ze ondersteunen,
afgestemd op specifieke activiteiten in markten. Ze kijken dan naar de externe dynamiek om
de strategie voor het komende jaar te zien en dan vervolgens uit te voeren. Het
marktsegment van DSM wordt voor het meest georganiseerd door de marketing en sales
branche, maar wat Crandall wel weet is dat de segmenten zijn gebaseerd op grootte en de
inkomsten die DSM binnenbrengt. Hoe groot het bedrijf is en het segment hangt af van hoe
groot de klantenondersteuning is. Daarom krijgen de meest waardevolle klanten bepaalde
privileges zoals korting of worden ze geholpen voordat ze kleinere bedrijven helpen op basis
van de relatie.

Crandall en haar business group zijn gericht op het beschermen van mensen en hun
omgeving. Ze hebben zich de afgelopen 10 jaar gericht op duurzaamheid en ze kijken naar
de end-to-end levensduur duurzaamheid. Ook werkt ze rechtstreeks met klanten, en
focussen ze zich op recycling en levensduur. DSM zorgt ervoor dat beslissingen worden
genomen die gevolgen hebben voor de samenleving als geheel en niet alleen voor klanten.
Dit is DSM’s unique selling proposition en zo onderscheiden ze van hun
concurrenten. Innovatie en samenwerking is een van de grote pijlers rondom DSM’s ideale
positionering in de markt. Wel verschilt hun ideale positionering in hun verschillende
segmenten en doelgroepen. De waarde stuwer verandert echter nooit, maar waarmee DSM
meegaat hangt wel af van de doelgroep.

Kijkend naar de 4 p’s antwoordde Crandall dat DSM doelgericht is en alles gefocust is op
winst, de planeet en mensen. Ze willen ervoor zorgen dat hun winst niet ten koste gaat van
de planeet of de mensen. Met mensen bedoelen ze zowel medewerkers als klanten en
eindgebruikers van DSM. Crandall werkt zelf helemaal niet met de 4 p's, het marketing en

68
sales team doet dit. Ze kijken naar de externe factoren en wat er in elk van de markten
gebeurt. Dat helpt DSM om te kijken naar de prijs en de promotie. Crandall zei dat het
afhangt van factoren buiten hun controle. Gebeurtenissen zoals de oorlog in Oekraïne en
corona die de supply chain verstoren, hebben gevolgen op de interne beslissingen die DSM
neemt. Bij deze interne beslissingen kun je denken aan de voorkeur geven aan sommige
klanten boven andere klanten. Bij uitzonderlijke externe gebeurtenissen zoals de oorlog
gebruikt DSM meer effectuation dan causation. Normaal neemt DSM beslissingen meer
intern, en niet zo gebaseerd op externe factoren zoals de oorlog. Dus het gebruik van
effectuation of causation hangt er eigenlijk van af wat er gebeurt in de buitenwereld. Op
social media is DSM actief op Facebook, LinkedIn, YouTube en Twitter. Niet zozeer op
Tiktok, hoewel DSM dit in de toekomst wel van plan is, maar ze hebben nu gewoon niet de
middelen om zoveel kanalen te beheren. Er zijn nog steeds wel voordelen aan traditionele
media reclames, maar voor het grootste deel ligt hun primaire focus op digitaal, omdat je de
resultaten van reclames beter kunt volgen. DSM steekt dus veel tijd en moeite in de
ontwikkeling van hun sociale en mediamarketing. Volgens Crandall gebruikt DSM zowel de
push- als de pull-strategie, omdat dyneema hoog in de waardeketen staat. Om
naamsbekendheid op consumentenniveau te krijgen, is DSM gefocust op eindgebruikers en
klanten. Ze gaan niet voor algemeen consumentenbewustzijn, maar voor bewustzijn in hun
specifieke branche. Veel van de branches waarin dyneema zich bevindt, zijn voor bedrijven
die een noodzakelijke rol hebben binnen de maatschappij, bijvoorbeeld in het leger, olie
booreilanden of windturbines. De inkoopprocessen van deze klanten duren meerdere jaren
vanwege de toepassing van het materiaal. In die branches werkt het marketing en sales
team rechtstreeks met eindgebruikers, om direct de voordelen van dyneema duidelijk te
maken in vergelijking met andere materialen waar dyneema tegen concurreert. Het huidige
marktaandeel dat DSM heeft, verschilt per industrie. In de mijnbouw bijvoorbeeld worden nog
steeds vooral stalen kabels gebruikt en DSM werkt eraan om die industrie te overtuigen om
te gaan werken met synthetische materialen zoals dyneema. In die markt heeft DSM
bijvoorbeeld een laag marktaandeel. Maar in defensie heeft dyneema volgens Crandall een
groot aandeel van meer dan 50 procent van het marktaandeel in bepantsering van het
Amerikaanse leger. Het marktaandeel hangt dus af van de industrie. DSM dyneema heeft
marktaandelen in verschillende branches, 5 om precies te zijn. Dit zijn: protective materials,
maritiem, sport en lifestyle, offshore energie en aquaculture. Elke branche waaraan DSM
levert heeft andere interesses dus het is belangrijk voor DSM om op verschillende manieren
te marketen om goed in te spelen op verschillende behoeften van elke branche. We kunnen
dus concluderen dat DSM een gedifferentieerd marketingbeleid voert. Naast marketing is het
bepalen van een juiste prijs voor een product ook erg belangrijk. Om deze prijs te bepalen
kijkt DSM eerst naar wat de markt er voor over heeft. Het product wat DSM levert, dyneema
is een luxegoed en is een veel duurzamere en lichtere optie vergeleken met staal en ijzer.
Hierdoor kan DSM de prijs boven deze metalen zetten, volgens Turner wel 3x zo hoog. DSM
kijkt natuurlijk ook naar de kosten per aantal cm’s dyneema. Als alle kosten bij elkaar zijn
opgeteld moet er nog een kleine winstmarge overblijven voor DSM. Verder zei Turner dat
DSM, voor zover zij, wist geen gebruik maakte van één specifieke prijsstrategie zoals afroom
of penetratiepolitiek, DSM let op wat de markt doet en stelt daar haar prijs op af. DSM maakt
ook gebruik van prijsdiscriminatie en niet zo zeer prijsdifferentiatie. DSM vraagt namelijk
verschillende prijzen afhankelijk van de grootte van de order.

In het laatste gedeelte van de interview zijn we wat meer gaan focussen op de actualiteit,
met name de situatie in Oekraïne en het verkoop van Dyneema. Het staat bekend dat
Rusland een van de grootste gas aanbieder is in de wereld. Aangezien Dyneema is gemaakt
van olie om zo synthetische draden te creëren die bestending zijn tegen enorme
weerstanden, zou je denken dat de sancties van Westerse landen op Rusland grote
gevolgen zou hebben op DSM. Tot onze verbazing zei Crandall dat de gevolgen niet heel
groot waren op de hogere productieprijs na. Als je kijkt naar het grote plaatje heeft de oorlog
in Oekraïne geen negatieve invloed, maar “positieve” invloed op de omzet. De vraag naar
DSM’s protective producten is enorm gestegen. Landen willen zichzelf nu snel mogelijk

69
uitrusten tegen potentiële bedreigingen uit het oosten. Een andere verklaring voor de
toename in omzet volgens Mevr. Turner is dat het gevoel voor nationalisme deze afgelopen
periode juist is toegenomen. De eindgebruikers gaan dus liever voor producten die in hun
eigen land of continent zijn gemaakt. Dit komt goed uit voor DSM aangezien ze bijna overal
ter wereld faciliteiten hebben staan, zodat ze dan ‘made in America’ bijvoorbeeld kunnen
verklaren. Daarnaast dreef DSM sinds de MH17 ramp al geen handel meer met Rusland, ze
zijn dus geen grote klanten of een deel van hun afzetmarkt verloren.

De nadelen voor DSM zijn dus vooral de hogere productiekosten omdat dyneema bestaat uit
olie en olieprijzen flink gestegen zijn de afgelopen maanden. We hadden ook nog gevraagd
of er problemen waren met werknemers in Oekraïne en Rusland met betrekking tot
communicatie en soepele functionering. Zover Turner wist was er alleen een gebrek aan
communicatie met een collega van haar omdat hij in Rusland leefde. Hierdoor mocht
gevoelige informatie niet met hem gedeeld worden volgens de protocollen van DSM.
Russische diensten zouden namelijk telefoongesprekken kunnen tappen en e-mails kunnen
onderscheppen. Op deze twee punten na heeft de oorlog dus weinig negatieve impact op
DSM. Turner lichtte ook nog toe dat corona al voor veel problemen heeft gezorgd, met name
de globale logistiek en hogere prijzen. Deze problemen die er dus al waren zijn opgezwollen,
echter zijn er niet zo veel nieuwe problemen bij gekomen. Een andere reden dat DSM niet
erg lijdt onder de oorlog is omdat DSM door de corona crisis goed voorbereid was op nieuwe
supply chain problemen en stijgende prijzen, hierdoor vingen ze de klap beter op dan
andere. Ook denkt Turner dat de verkoop van Dyneema geen hele grote gevolgen voor DSM
gaat hebben. DSM verliest een deel van hun afzetmarkt maar is bereid om dit op te geven
om zich volledig te focussen op hun nieuwe producten in de voedselindustrie. De verkoop
aan Avient zal de verkoop van Dyneema verder niet beïnvloeden.

6.3 PowerPoint Slides

70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
Logboek
Ednor Pellaers
 18-10: Ik ben meteen begonnen met het schrijven van mijn verslag na de presentatie, daar heb
ik er 2 uur aan gewerkt want ik heb veel aantekeningen gemaakt. Aangezien mijn persoonlijke
samenvatting van Circulair ondernemen al klaar was, hoefde ik maar paar dingen aan te
passen. Daar heb ik 10 min aan gedaan.
 12-12: Ik heb de hoofdstuk 7 samenvatting afgerond, 2,5 uur in totaal.
 12-14: Hoofdstuk 8 samenvatting afgerond, 4 uur aan gedaan.

Op vrijdag 18-2 heb ik een samenvatting gemaakt van hoofdstuk 1. Zoals altijd nam ik de tijd
om alles goed door te lezen en te onderstrepen. Ik las ruim 55 minuten en 30 minuten om
alles in te typen. En op zaterdag 19-2 heb ik hoofdstuk 2 afgerond, hiervoor had ik 2,5 uur in
totaal nodig. Omdat Sem verantwoordelijk is voor het uitprinten kwamen we tot een conclusie
om hem 1 hoofdstuk te laten samenvatten, dat is wel zo eerlijk.

18-4-2022: De taken werden eerlijk verdeeld, ik moest drie onderwerp en drie actuele vragen
bedenken. De onderwerp vragen waren vrij makkelijk te bedenken, maar de actuele vragen
niet omdat je wat meer onderzoek moet gaan doen. In totaal heb ik 30 minuten hieraan
besteed.

Om de PO af te sluiten moesten we op 19 mei een interview met Crandall Turner, een DSM manager,
houden met als eindproduct een verslag en een presentatie. Ik geloof dat de essentie van dit is om uit te
zoeken hoe de theorie van onze lesstof in de praktijk wordt uitgevoerd door grote bedrijven, in dit
geval DSM. In totaal moesten wij 25 vragen bedenken; 5 persoonlijk, 15 onderwerp gerelateerde
vragen en ten slotte 5 actuele vragen. Om ervoor te zorgen dat onze interview zo soepel mogelijk
verliep hadden we onze taken verder verdeeld. Raphael stelde alle vragen, de taak van Sem was om
door te vragen, Jona en ik waren verantwoordelijk voor de aantekeningen. Nadat we de interview
hebben afgerond zijn we zo snel mogelijk begonnen aan onze verslag en presentatie, dit werd ook
verdeeld om zo alles op tijd af te krijgen. Op 25 mei ben ik begonnen met het uitwerken van mijn
gedeelte en op 26 mei heb ik alles afgerond. Ik heb hier 2 uur in totaal aan gewerkt.

Jona van Unen


Ik heb tijdens het verslag van meneer Boesten op 18-10 op school meteen aantekeningen gemaakt. Ik
heb tijdens zijn verslag die 3 uur duurde, heel veel dingen van wat hij zei opgeschreven op mijn
telefoon. Toen ik thuis kwam hoefde ik eigenlijk alleen nog alles netjes te maken en een goede lay-out
te maken, dit duurde nog ongeveer uur. Mijn samenvatting van Circulair ondernemen had ik nog van
vorig jaar. Ik had echter niet van alle begrippen de omschrijving, dus ik heb nog ongeveer 1,5 uur
eraan gewerkt om ook van de overige begrippen de omschrijving op te schrijven en er een goed
uitziende samenvatting van te maken. Ik heb op 17-12 ongeveer 1,5 uur gewerkt aan het maken van de
samenvatting van hoofdstuk 1 van Interne organisatie en personeelsbeleid. Ik heb de dag daarna op
zaterdag 18-12 de samenvatting van hoofdstuk 2 van dat boek gemaakt en daar heb ik ongeveer 2 uur
over gedaan.

Ik heb op 19 februari op vrijdag één uur gewerkt aan de samenvatting van hoofdstuk 1 van
marktverovering. Ik heb daarna op zondag 20 februari nog 1,5 uur aan de samenvatting van hoofdstuk
2 van marktverovering gewerkt. We hebben het eerlijk verdeeld, iedereen had 2 hoofdstukken en Sem
had er 1 omdat hij de samenhang en het mapje had geregeld.

17-04-2022: Ik heb in totaal een halfuur over de vragen gedaan. Ik heb voor de 5 vragen over het
onderwerp eerst naar onze samenvatting van marktgedrag gekeken. En met bijna elk onderdeel van
hoofdstuk 3, één vraag geformuleerd. Over de actuele vraag heb ik eerst op het internet naar de
gevolgen van de oorlog gezocht en daar een vraag mee geformuleerd.

81
Als laatste deel van onze po hebben we de DSM manager Crandall Turner geïnterviewd.
Hierbij had iedereen een andere taak. Ik heb aantekeningen gemaakt gedurende het hele
interview dat bijna een uur duurde. We zijn na het interview begonnen met het verdelen van
de taken. De vragen werden verdeeld en iedereen moest voor zijn eigen vragen van de
antwoorden een logisch verslag maken. Ik heb hier dinsdag 24 mei 1 uur aan gewerkt, en
woensdag 25 mei heb ik nog 2 uur gewerkt aan het helemaal afronden van mijn stuk.

Sem Cobben

Tijdens de gastcollege van meneer Boesten heb ik heel veel aantekeningen gemaakt, hierdoor was het
voor mij heel makkelijk om het diezelfde dag nog thuis uit te schrijven en af te ronden. Dit duurde bij
mij ongeveer 1,5 uur. In de herfstvakantie heb alle samenvattingen gemaakt. Dit duurde langer dan ik
dacht omdat ik de samenvatting van vorig jaar niet meer kon vinden. Ik heb in totaal 6 uur aan de
samenvattingen gewerkt.
Ik heb in het weekend van 13 en 14 December de samenvattingen gemaakt van personeelsbeleid en
interne organisatie. Dit heeft mij ongeveer 3,5 - 4 uur geduurd.

Ik heb op zaterdag 19 Februari al mijn werk gedaan. Ik heb het hoofdstuk gelezen en samengevat. De
rest had 2 hoofdstukken en ik maar 1 waardoor mijn werktijd neerkwam op ongeveer 45 minuten tot
een uur. We hebben deze verdeling gemaakt omdat ik verantwoordelijk ben voor het verzorgen van
het Word document en het uitprinten. Met het aanpassen van het Word document ben ik ongeveer 10
minuten bezig geweest. Dit heb ik op 22 Februari gedaan

Op 17 April heb ik mijn deel van de vragen voor het interview met de DSM manager gemaakt. Ik heb
de persoonlijke vragen gemaakt en een paar van de vragen over het onderwerp en het actuele
onderwerp. In totaal heb ik hier 45 minuten aan gewerkt.

Van 25 April tot en met 19 Mei heb ik gemaild met mevrouw Crandall Turner over het afleggen van
het interview. We hadden onze eerste afspraak op maandag 9 Mei, Crandall stuurde ons echter een
mailtje dat ze het niet ging redden en dat het interview verplaatst moest worden. We spraken af om het
te verplaatsen naar maandag 16 Mei. Toen we in de zoom aan het wachten waren kwam ze echter niet
opdagen en we verplaatsten het interview naar donderdag 19 Mei. We hebben het interview toen wel
kunnen doen en het verliep prima. Raphael stelde vragen, Ednor en Jona maakten notities en ik
luisterde en vroeg door. Jona en Ednor stuurde de aantekeningen door en we hebben deze daarna
verwerkt in een eindverslag en presentatie. We hadden elk een deel van het interview dat we moesten
verwerken, deze samenwerking verliep goed en snel.

Op 21 en 22 Mei heb ik mij stuk van het interview verwerkt in een verslag. Op 25 Mei zijn we met z’n
vieren naar het studentenhotel gegaan en hebben we daar samen aan onze presentatie gewerkt. Ik had
van tevoren in mijn eentje op school en in het weekend ervoor een begin aan de presentatie gemaakt.
Die dag hebben we het meeste gedaan, de laatste dingetjes hebben we de dag erna afgerond.

Raphael Oude Groeniger

Tijdens de presentatie van Meneer Boesten op 18-10 heb ik al veel aantekeningen gemaakt waardoor
mijn verslag een stuk makkelijker ging. Ik hoefde alleen dus alles uit te werken op papier wat
ongeveer 2 uur duurde. Mijn samenvatting van circulair ondernemen ging ook erg goed omdat ik dit al
had gemaakt als huiswerk van vorig jaar. Dit heeft mij ongeveer 2 uur geduurd. Ik ben begonnen met
hoofdstuk 3 te lezen op 11 december en ben daarna begonnen met de samenvatting schrijven. Ik heb

82
dit af gekregen na 3 uur omdat ik ook nog een video heb gekeken over vakbonden om de theorie te
snappen. 12 december ben ik begonnen met het maken van de samenvatting van hoofdstuk 4. Hiervoor
heb ik alles doorgelezen en ben ik daarna begonnen met het schrijven. Ik heb er op 12 december
ongeveer 2 uur aan besteed en maandag 13 december heb ik de samenvatting af gemaakt. Dit heeft mij
ook nog eens ongeveer 1 uur geduurd omdat ik de theorie wel snapte omdat mijn vader het heeft
uitgelegd. Ik ben er relatief vroeg mee begonnen met deze bedrijfseconomie PO omdat ik het erg druk
heb in de laatste week voor de kerstvakantie door alle proefwerkweek toetsen die ik moet inhalen.

Op vrijdag 18 Februari heb ik hoofdstuk 3 gemaakt. Voordat ik dit heb gedaan heb ik de tekst grondig
gelezen om eerste de theorie te begrijpen. De dag erna, zaterdag, heb ik hoofdstuk 4 afgemaakt.
Hoofdstuk 3 heeft mij in totaal maar een uurtje geduurd omdat het een kleine hoofdstuk was maar
hoofdstuk 4 duurde wat langer. Namelijk 1¾ uur. Zelf vind ik dat de taken eerlijk zijn verdeeld en dat
we allemaal ons best hebben gedaan om een goede samenvattingen te maken om ook te kunnen
gebruiken voor toekomstige toetsen.

18-4-2022 ben ik begonnen. We hebben alle taken eerlijk verdeeld door iedereen te laten kiezen wat
goed uit kwam. Ik moest 1 vraag maken over de oorlog tussen Ukraine en Rusland en 5 vragen over
hoofdstuk 4 van Marktverovering wat erg goed ging omdat ik nog veel wist van de toets. De vraag
over de oorlog duurde wel wat langer omdat veel van ons hetzelfde had maar uiteindelijk is dat ook
allemaal goed gekomen. In totaal ben ik ongeveer 35 minuten bezig geweest.

19 Mei hebben we een interview gehad met Crandall Turner, een manager van DSM in Amerika.
Na de interview zijn wij met z’n alle meteen aan de slag gegaan met het werken aan onze verslag en
presentatie. We zijn begonnen met het verdelen van de taken en toen zijn we aan de slag gegaan met
het verslag. Dit hebben we met z’n alle goed verdeeld. 25 Mei hebben we het verslag af gemaakt en
zijn we begonnen met het oefen voor de presentaties omdat we de PowerPoint al af hadden gemaakt
wat erg goed uitkwam omdat het ons genoeg tijd heeft gegeven om te oefenen.

83

You might also like