Dutchies to be

Learn Dutch with Kim

Fill in the gaps in the dialogue.

Fill in the right forms. Some are in the imperfectum, and the others you have to turn into the past
participles for the perfectum. Not all verbs are irregular! So, for the regular ones, you have to apply
the Sexy Softketchup rule. Also, keep in mind how to make past participles of separable verbs, such
as opbellen = opgebeld. You can find the correct answers in the other PDF, and you can listen to the
audio file for the full dialogue.

Tom: Heb je gisteren het nieuws ________?

gezien (zien)

Kim: Nee, wat is er ________?

gebeurd (gebeuren)

Tom: Er ________
gingen heel veel jongeren de straat op (gaan)
en ze hebben heel veel kapot ________!
gemaakt (maken)

Kim: Oh nee! Waarom ________

deden ze dat? (doen)

Tom: Omdat ze het leuk ________

vonden om dingen kapot te maken. (vinden)

meegenomen
Kim: Zijn er veel van hen door de politie ________? (meenemen)

Tom: Ik denk 180 jongeren. Dat is niet super veel

want het waren
________ veel meer mensen! (zijn)
Naja, laten we het over iets anders hebben…
Wat heb jij gisteren ________?
gedaan (doen)

Kim: Nou, ik ________om

werd 7.00 wakker, (worden)
maar heb toen nog een uurtje in bed ________.
gelegen (liggen)
Om 8.00 ben ik ________
opgestaan en heb ik lekker ________.
ontbeten (opstaan + ontbijten)
Ik heb de krant ________
gelezen (lezen)
en ben daarna naar mijn werk ________.
gelopen (lopen)
Op mijn werk ________
moest ik eerst een uur vergaderen. (moeten)
Dat is altijd zo saai!
Maar daarna heb ik een leuk artikel ________
geschreven (schrijven)
mocht
over een onderwerp dat ik zelf ________ kiezen. (mogen)
Tijdens de lunch had ik met Daisy ________.
afgesproken (afspreken)
Het ________
was leuk haar weer te zien (zijn)
want ik had haar al zó lang niet ________!
gesproken (spreken)
We hebben lekker een pizza voor lunch ________.
gegeten (eten)
Eindelijk even geen broodje kaas!
De pizza ________
kwam vers uit de oven. (komen)

© Copyright 2023 – www.learndutchwithkim.com

 Dutchies to be
Learn Dutch with Kim

Hij was lekker vers ________. (bakken)

Daarna heb ik nog een paar uurtjes ________. (werken)
Ik heb stiekem een beetje online ________ (winkelen)
en nieuwe kleding ________ . (kopen)
Ja, ik ________ echt nieuwe shirts nodig! (hebben)
De meeste zijn te vaak ________ en zijn nu kapot. (dragen)
En ik heb ze denk ik ook te vaak ________. (wassen)
Om 17.00 uur ben ik naar huis ________. (gaan)
Ik ________ niet lopen (willen)
dus ik ben met een collega ________. (meerijden)
Mijn vriend had lekker voor me ________. (koken)
Maar toevallig had hij ook pizza ________! (maken)
Twee keer pizza op 1 dag!
Mijn dag ________ niet meer stuk! (kunnen)
Daarna heb ik een nieuwe Spaanse serie ________ . (kijken)
Ik ________ het te volgen (proberen)
maar ik ________ en ________ er helemaal niks van! (verstaan + begrijpen)
Ik heb nog niet hard genoeg ________, denk ik. (studeren)
Ik heb toen de ondertiteling maar ________ (aanzetten)
Maar toen ________ ik nog steeds niet alle woorden! (kennen)
Ik ________ niet dat ik zo slecht ________! (weten + zijn)
Maar goed, ik ________ al om 21.00 uur in bed (liggen)
en ________ al om 21.30 uur! (slapen)
Zo, en jij?

Tom: Uhhhhhh….. Mijn dag ________ oké. (zijn)

Ik ben de hele dag binnen ________. (blijven)

Kim: Dat ________ het? (zijn)

Tom: Ja… En ik moet weer gaan, doei!

Kim: Oh, oke.. Doei!

© Copyright 2023 – www.learndutchwithkim.com