Samenvatting Historisch Onderzoek

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 37

Door Babette Van Dijck

1ste bachelor geschiedenis KU Leuven


2021-2022

SAMENVATTING:
Inleiding Historisch Onderzoek

Op basis van de hoorcolleges, powerpoints en documenten opgesteld door professor Heleen


Wyffels

Inhoudstafel
Les 1: Inleiding
1.1 Wat is geschiedenis?

Carr: boek: ‘What is history’


 Geen consensus
 Door zowel historici als maatschappij bepaald

2
a) Connotaties: subjectief, perceptie/ emoties
1) pejoratief (saai bv.)
2) positief (belangrijk bv.)
3) moraliserend (nostalgie, voorspellend, conservatief bv.)
-> combo mogelijk

HISTORICI BIEDEN EEN ANTWOORD


1) relevantie aantonen
-> Heden = continuïteit en verandering
2) relativeren, op lange termijn wijzen
-> Context (bv. van wereldrecord)
3) geen oordeel mogen vellen, geen voorspelling
-> Anders zijn van verleden

b) Definities: 2 verschillende: 2 aforismen


1) The past is a foreign country; they do things differently there.
-> geschiedenis verwijst naar verleden: onderzoeksobject
2) History: an account mostly false, of events unimportant, which are brought
about by rulers mostly knaves [schelmen], and soldiers mostly fools.
-> = verhaal: wat historie maakt, onderzoek, geschiedschrijving

 wijst op fundamenteel onderscheid

1) als verleden: bestaat niet meer


2) verhaal over verleden: bestaat nog

 Ontologisch onderscheid

Grote variaties aan verhalen/ kennis over verleden


- Ongeschreven (mondeling, materieel)
- Geschreven (brede waaier)
 Geschiedschrijving
In enge zin: = onderzoeksverslag met originele bronnen!
Ontstaan bij Herodotos:
volgens Cicero ‘vader van de geschiedschrijving’
Historiën: verslag van onderzoek (mensen ipv goden,
beoordeelt bronnen, litteraire ambitie)
Vader van de leugen???

Geschiedenis: probleem = naamgeving: studie?? Onderzoek??

1.2 Is geschiedenis een wetenschap

Epistemologisch antwoord
 Filosofische studie naar fundamenten van wetenschappelijke kennis

Kunnen historici kennis/waarheid produceren?


Antwoord heeft een historische dimensie
 Eeuwenlange artes liberalis
 19e eeuw: ja
 1960 postmoderne

3
1. Rankeaanse evolutie
19e eeuw
 Verwetenschappelijking Leopold von Ranke (prof)
 Vader historisch wetenschap
o Belang objectief!
o Waarheid in bronnen
o Volledigheid bv. archiefbronnen
o Toepassen historisch kritiek
o Ethisch relativisme (eigen periode, eigenheid, geen periode is slecht of goed)
o Impuls aan institutionalisering (seminaries, etc…)
o Literaire dimensie

2. Neo-Rankeaanse evolutie
Leerlingen
o Uitzuivering vd methode
o Groot belang voor de heuristiek (zoeken en vinden van bronnen)
o Regels classificeren/analyseren
o Archief cfr. Labo
 Historisme

Geschiedenis = wetenschap?
 Hangt af van taalgebied

3. Postmoderne uitdaging

 Kritiek op deze epistemologie: stroming postmodernisme


o termen zoals waarheid, objectief afkraken
o ontmaskeren grote verhalen (bv. kapitalisme, religie…)
o geschiedenis onder vuur:
 afwiijzen van vooruitgang/zingeving
 verleden = onbereikbaar
 onvermeidelijke subjectiviteit
o nadruk op taal = stuurt de werkelijkheid = niet objectief
 linguistic turn in alle menswetenschappen

 doorbraak in geschiedenis Hayden White

4
o elke historici = scenarist
o verhaal construeren (maken begin, plot…) = belang emplotment en historical
imagination
o geschiedenis = meer literatuur (verwant)

 Keith Jenkins systematiseerde deze kritiek


o Vele verhalen over verleden dus eindeloos veel intrepretaties
o Persoonlijkheid en samenleving geven kleur aan wat historici schrijft

 Onmegelijk te negeren kritiek


o Scepticisme: alerter kloof heden verleden (ja)
o Relativisme: altijd dynamisch (ja)
o Hyperrelativisme: sterk tegenin (nee)

 Kijken wat historici doen ipv wat geschiedenis is

Les 2: Vragen
2.1 Inleiding: vaardigheden?

Welke vaardigheden bezit je binnen 4 jaar als historicus?


- Goede bronnen onderscheiden van slechte: voorbeeld

Niet zo zeer mechanische vaardigheden -> quote Jordanova: door te beoefenen betere skills
ontwikkelen

Jordanova: ‘History in practice’


o Gaat in tegen theorie ‘wij zijn encyclopedie die feitjes gooit’
o Belangrijk waar bronnen vinden en nuttig inzetten
o Skills moet je wel altijd inzetten

Fundamentele types:
- Technische: bv. paleografie (lezen van oude handschriften)
Bv. statistiek, numismatiek (studie van geld)

5
- Bron gebaseerd: vinden van bronnen (heuristiek) en selecteren van informatie
- Interpretatieve: argument construeren

o Basis skills voor historisch probleem aan te pakken


o Maar eerst identificeren en formuleren van historische vragen
o Niet onderzoeken, omdat iets bestaan heeft, vertrekken vanuit puzzel,
iets wat vraag oproept

We scherpen dit aan door historische praktijk


- Ook Jordanova: ‘History, the discipline, is indeed about what historians do’

o Geschiedenis als wetenschap en ambacht: geen vaste set theorieën, set


of practices om vanuit te starten, lenen bij andere vakken om onderzoek
tot goed einde te brengen (bv. sociologie), geschiedkunde

2.1 Historische praktijk

Opdracht: casestudy: een boek over Karel De Grote schrijven

Uitgever wil dat je KDG’s propaganda onderzoek, hoe verkocht hij dat grote rijk aan de
bevolking

Startpunt: inlezen: dubbel werk vermijden, idee van debat dat gaande is
Je zal al snel stoten aan werk van Henri Pirenne:
 Belgische historischi Ugent
 Rankiaanse methode
 bronnen!!!
 sociaal economische aanpak
 laatste boek over KDG: ‘pirennethese’: volksverhuizingen waren niet
einde van culturele eenheid en economische systeem rond middellandse
zee, pas bij Islamitische veroveringen: Germaanse assimilatie: dingen van
Romeinen meenemen

ook zal je Einhard tegenkomen :


 tijdgenoot KDG
 bouwmeester, dichter, deel van Karolingische renesainnse
 biografie over KDG: ‘Vita Karoli Magni’: in het Latijn

Werk/literatuur: Pirenne
o product van onderzoek
o monografie (boek geschreven door 1 auteur)
o artikel: meer afgebakend onderzoeksverslag
o secundair
o literatuurstudie

Bron: Einhard
o courant: herkomst alle informatie
o historici: inlichtingen UIT het verleden
o brede waaier (geschreven, mondeling, materieel, visueel)
o primair (essentiële bouwstenen voor ieder onderzoek)
o historische kritiek

6
Onderscheid: moeilijk
o hangt af van vraagstelling
o kan beide zijn
o hangt niet louter af van ouderdom
o status werk kan veranderen (bv. Herodotos: bij ontstaan werk, vandaag bron,
omdat meeste eigen bronnen verdwenen zijn en hij 1 vd weinige nog is)
o opdeling altijd maken in bibliografie

Na initiële fase: 5 opeenvolgende stappen


1) werken raadplegen
2) bronnen raadplegen
3) analyse, bewijsvoering
4) verslag schrijven, synthese
5) verhaal communiceren

o alle stappen doorheen proces lopen doorheen

1) oriënterende lezing: hulpmiddelen om breed kader op te bouwen en later bronnen te


interpreteren

REFERENTIEWERKEN SYNTHESEWERKEN
Bv. encyclopedie: lemma’s , basisfeiten, bij Bundelen decennia onderzoek
wetenschappelijke: korte opsomming Door specialisten
literatuur Gespecialiseerde bibliografie

-> Ook zoeken naar verdere literatuur

-> bibliografie opstellen: 2 functies: leeslijst voor jezelf en voor onderzoeksverslag om voor
andere toegankelijk te maken

BIBLIOGRAFISCH REPERTORIUM EIGEN LECTUUR


Thematisch opgesteld Bijhouden welke bronnen en werken
Lijst alle nieuwe titels uitgebracht rond kunnen lezen en nota’s bijmaken
thema Je gaat al selectiever zijn, want specifiëren
Exhaustief (volledig), makkelijke toegang op onderzoeksvraag
Kunnen retrospectief zijn (niet meer Later belangrijk voor onderzoek te
aanvullen) maar blijft interessant verantwoorden
Of lopend: blijven aanvullen

o door lezen idee van: status quaestionis (stand van onderzoek, wat al
gebeurt..), deelname aan historisch debat en wat kan jij toevoegen
(bij deze casus: jij gaat niet naar militaire kijken, maar naar propaganda)

2) archieven raadplegen
!heuristiek! en zoek strategieën (nadenken welke bronnen, waar zoeken)
o tot divers volledig bronnencorpus komen, representatief

7
o voor deze case: Einhard, Kapel, troon, miniatuur, mondelinge traditie =
OKE
o historische kritiek op toepassen:
o vormelijk: authentiek of vervalst? Context?
(verhaal Karel en Elegast valt af (latere datering), ook troon (niet
uit die tijd))
o inhoudelijk: betrouwbare getuige?
(Einhard?: eerste zicht wel, maar sterk beïnvloedt door
Romeinse keizer en wilde daaraan linken, dus eerder eerbetoon,
ook enkele dingen weggelaten, kapel net hetzelfde geïnspireerd
naar die van Ravenna)

o contextualiseren en interpreteren

3) moeilijkste stap: uit chaos info argument construeren


Interessante inzichten kunnen oppoppen
o voorzichtig tot hypothese komen (argumenten pro en contra afwegen)

4) wanneer rond: geschiedschrijving, hypothese wordt stelling, antwoord op vraag van begin
(in het begin propaganda belangrijker dan veldslagen: verhouding macht en media)
o openheid!: goed aangeven waar je stelling op gebaseerd = transparantie
en controleerbaarheid
o peerreview! Bv. op congressen, ook door anonieme referenten en hun
kritiek verplicht verwerken

5) academisch bv. congres, monografieën, vulgariseren, vertalen naar breder publiek,


onderwijs… in publieke ruimte

1.2 Historische vragen

Nathalie Zemon Davis: vroeg modernisme, cultural turn


o op drie manieren inspiratie voor nieuw onderzoek
o bron in archief: idee
o historiografie: debat in het veld
o maatschappij: hedendaagse bezorgdheden (bv. identiteit,
migratie)

Goede historische vraag


o niet evident
- probleemgericht: niet te beschrijvend
- afgebakend: geografisch, temporeel en thematisch
- falsifieerbaar
o veel werk, de bronnen reiken de vraag niet aan
o Davis: verwondering voor startpunt (nieuwsgierigheid)

PROBLEEMGERICHT: bij Ranke vooral beschrijvend


 interbellum: reactie Franse historische: geïnspireerd door WOII: historici hadden
meer kunnen doen door verleden meer te problematiseren
o Wat aanvullen met waarom
o ‘histoire problème’

8
o Noemen we de Annalschool : geschiedenis mens- en
maatschappijwetenschap (sociaal economische verhoudingen), verwijst
naar Romeinse Annales = lijst met belangrijke gebeurtenissen (selectie)
o Analytische vragen

2 belangrijke mannen aan gekoppeld aan Annalschool:

1) Lucien Febvre: specialist 16de eeuws boek Autour de l’Heptaméron (= reeks


kortverhalen)
Introductie = poser la question (op school verplicht taken te schrijven alles wat je
weet)
o wil antwoord vinden op specifiek probleem
o Schrijfster was vroom, maar schreef geen vrome teksten, waarom?
o Hofhouding: ook kamermeisjes met volksverhalen
2e boek: Le problème de l’incroyance au XVIe siècle
o Onderzoekt Rabelais: ‘eerste atheïst’: kritiek op 16de eeuwse kerk
o Onderzoeksvraag: ‘wat betekende geloven in de 16de eeuw?’
o Mentaliteit bood geen ruimte voor atheïsme

3e boek: Une question mal posée


o Onderzoek naar reformatie NIET via Luther (we hebben daar teveel op
gefocust, was maar 1 man)
o ‘Welke overtuigingen leefden in de samenleving?’
o Luther kon doordringen, want er was al veel hervormingsgezindheid

2) Marc Bloch: mediëvist: agrarische en culturele geschiedenis, focus op alle lagen


van bevolking, bij WOII onderduiken en verzet tegen Duitsland (Jood)
zoon vraagt nut geschiedenis
o Apologie pour l’histoire ou le métier d’historien (postuum, gefusileerd)
o Kritische historici die juiste vragen stellen kunnen oorlogen voorkomen:
maatschappelijk belang
o Afrekening met Charles Seignobos (lln von Ranke) (beleefd) (vragen
stellen wél belangrijk)

Hoe van beschrijvende vraag naar analytische?

WOII: casus

Beschrijvend: chronologische opstelling van gebeurtenissen: pijlt naar feiten en data

Analytisch: bv. waarom werd WOII een conflict wereldwijd?


o Verdere afbakening nodig!!!

AFGEBAKEND

o Onderwerp (thematisch)
o Tijd (chronologisch)
o Plaats (geografisch)
o Historische context

Gebrek aan ambitie?

9
- Beheersbaarheid: Onmogelijk om alle relevante bronnen te bekijken
- Betere antwoorden: Concrete context verandert talloze keren: niet begrijpbaar

o Contextualiseren = kerntaak historici


o Multicausaliteit: verschillende aspecten van maatschappij

Eenheid in verscheidenheid onder historici

Casus WOII: vanaf 1939 in Amsterdam


o Flexibiliteit! (bv. te weinig bronnen: vraag ruimer of andere invalshoek)

FALSIFIEERBAAR

Einproduct moet weerlegbaar en tegenspreekbaar zijn, kunnen ontkracht worden


= contra-intuïtief

o Anders veek te breed en nietszeggend (ahistorisch)

Antwoorden historici altijd gelden in specifieke context en complex en multicausaal


(geen voorspellend karakter)

Paul Kennedy: ‘The rise and fall of our great powers’


- Voorspellend karakter geprobeerd
- Imperial overstretch: op bepaald moment rijk te groot: alles klapt dicht: goede
historische analyse
- Analyse liep tot 2000: Amerika werd eigenlijk nog groter: voorspelling maar half waar

o Verleden, heden en toekomst zijn contingent

Karl Popper: 20ste eeuw: ‘the poverty of historicism’


- Verkende hoe nazi’s en SU omgingen met geschiedenis (legitimatie)
- Nazi’s: ‘lebensraum’
- Communisten: economie en sociale weefsel

- Idee ‘geschiedenis aan mijn kant’: kritisch


- Historicism: verleden toont waar heden naartoe moet
- = ondemocratisch en totalitair

o Historici moeten historisch en democratisch door goed af te bakenen


(notenapparaat en bibliografie)

Casus: These: Duitse agressie lag aan basis van WOII: goed: kan weerleggen door bv. nieuw
bronmateriaal

Wat moet historici doen? Vaardigheden


- Goede vragen stellen
- Literatuur verwerken adhv literatuurstudie
- Bronnen opsporen (heuristiek) en beoordelen (historische kritiek)
- Bouwt bewijsvoering (analyse/synthese/methode)
- Formuleren in betoog (geschiedschrijving)

10
Examenvraag

De Universitaire Pers Leuven heeft je aangeworven voor een interdisciplinair historisch


onderzoek over de ervaringen van soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maak voor je
uitgever een wetenschappelijk rapport met een vraagstelling, en een toelichting over de
methode en bronnenselectie van je onderzoek. Bepaal ook volgens de regels van de
historische kritiek of je de oorlogsbrieven en -notities van historicus en frontsoldaat Marc
Bloch zou gebruiken in je studie. Sinds 1997 zijn deze teksten van Bloch door de Parijse
uitgeverij Colin gebundeld als diens Écrits de guerre, 1914-1918.

Analytisch, afbakenen, falsifieerbaar

Vb: hoe doen


¨ Status quaestionis
¨ Goede vraag formuleren:
• Hoe gebeurde de vrijetijdsbesteding van Franse soldaten aan de Belgisch-Franse
frontlinie tussen 1914 en 1915? (Bredere vraag: impact oorlog op soldaten)
• Pas op: Franse soldaten is geen geografische afbakening, ze vechten niet in
‘Frankrijk’, wel aan de frontlinie rondom de Belgisch-Franse grens.
• Eerste Wereldoorlog is als chronologische afbakening misschien te ruim, wees
concreet!

Les 3: Bronnen
11
3.1 Ad Fontes

Humanisten

Naar kunst en cultuur oudheid

Erasmus: ‘ad fontes’ (16e eeuw)


 Context: bijbel vertaling: niet concreet genoeg, nieuwe vertaling in Latijn

Justus Lipsius (16e eeuw)


Stoïcijn
Moribus antiquis: terug naar oudheid

Vivès: (15e eeuw)


En de tweelingsbronnen: Grieks en Latijns waar al het humanisme uit voortstroomt

Bronnen:

Bronnen raadplegen (stap 2)


- In functie van de vraagstelling (efficiënt, anders overspoeld)
- Nooit zonder literatuurstudie: status quaestionis
o Gevaar: dubbel werk/ foute intrepretaties
o Type bron leren kennen: helpen bij context

Onderzoeksvraag -> status quaestionis -> bronnen

(artikel: oefening: zie ppt)

3.2 Brontypologie

Opdeling maken volgens:


- Authentiek vs. vervalst
- Gezaghebbend vs. onbetrouwbaar (vaak politiek: welke stemmen belangrijk)
- Materieel vs. immaterieel (bv. ambachten, cantus)
- Plaats/tijd

 Historici: vormelijke kritiek

- Altijd mengvormen (visueel, mondeling, schriftelijk)


- Vorm bepaalt info en onderzoek
- Vroegere specialisatie vervangen door diversiteit
- Vele hulpwetenschappen (glossarium)

Geschreven bronnen

- Paleografie: transcripte van (oude) handschriften

12
Helpt bij datering/ lokalisaties
- Cryptografie: ontcijfering van gecodeerde boodschappen

ARCHIVALISCHE BRONNEN VERHALENDE BRONNEN


- Opgesteld door mensen ‘in - Opgesteld uit vrije wil
functie’ (bv. ambtenaren) - Vaak in privébezit
- Vaak in openbare archieven (of - = niet gekleurd of subjectief
bv. kabinetsarchieven) - = niet per se subjectief of
- = niet per se neutraal of gekleurd
objectief

Er zijn mengvormen
Bv. met eigen notities

ARCHIVALISCHE BRONNEN:

- Juridische bronnen:
o Oog op bewijskracht (bv. trouwen, vredesverdragen)
o Risico: vervalsing
o Diplomatiek: vormvereisten en stijlkenmerken = hulpwetenschap

notariële bronnen
 Bv. arrestaties, getuigschriften…
 Nederlanden: vanaf 16e eeuw notariaat
 Breder in Ancien Régime

Justitiële bronnen
 Processiedossiers: onderzoek naar criminaliteit! (bv. verhoor)
 Pas op voor vertekend beeld: verteld enkel over wat afweek van norm
 Gebruiken voor banale verslagen (konijn steelt bladeren -> weet je iets
over arbied)

Normatieve bronnen
 Normen, regels, wetten…
 Vaak over gewenste ipv echte situatie (in praktijk niet aan houden)

- Administartieve bronnen
o Vastleggen en beheren van situatie, geen bewijskracht
o ‘ambtelijk bescheiden’
o Ambtbücherlehre: vorm-en stijlkenmerken = hulpwetenschap
o Hiaten opvangen met historische statistiek = hulpwetenschap

GESCHREVEN BRONNEN

Normatief, verhalend karakter primeert


Von Ranke: geen fan van dit
Met postmodernisme (opnieuw) op voorgrond: linguistic turn: zegt veel over samenleving
Bewuste en onbewuste informatie (discouranalyse = hulpwetenschap: taal)

13
- Informatieve bronnen
o Nieuwsvergaring en informatieverspreiding
o Avvisi (It, 16e eeuw): kranten ontstaan (nieuws over buitenland)
o Vaak voor propaganda

- Polemische bronnen
o Publieke opinies: in woelige periodes
o Pamfletten, manifesten, satires…
o Vaak goedkoop papier, snelheid en lage prijs!
o Published opinion = niet de public opinion

- Egodocumenten
o Dagboeken, memoires, brieven, reisverhalen…
o Duidelijk ‘ik’ (soms ghostwriter)
o Risico: zelfverheerlijking, Hineininterpretierung (na feiten ander beeld dan
tijdens)
o Vaak door verschillende mensen censuren aangebracht
o daarom niet minder boeiend

Mondelinge bronnen:

Elke inlichtingsvorm met mondelinge oorsprong en overdracht


Ook al zijn die daarna opgeschreven (bv. sprookjes)
o niet noodzakelijk schriftelijke registratie

Jan Vansina: volken die niet schrijven zijn niet per se primitief

 historici zelf betrokken (bv. interview)

Visuele bronnen

Alles wat via beelden inlichtingen uit verleden overdraagt


o historici: oog voor meer dan het artistieke

- ook banale beelden


- bewuste misleiding?
o Damnatio memoriae

Materiële bronnen

Ieder artefact (stoffelijk overblijfsel), vaak toevallig bewaard

- Numismatiek: munten

Material Turn
- ’90: voor meer dan enkel materiële cultuur (leefpatronen, sociale verhoudingen…)

Waarom een typologie?

- Eerste onderzoeksresultaten

14
- Cross-check van diverse brontypes: contextualiseren en interpreteren
- Indeling in bibliografie

3.3 Ontstaan van bronnen

Nauw verbonden met technologische mogelijkheden


o Hoge mate van contingentie

Overzicht van (westerse) mediageschiedenis

Schrift:

Traditionele startpunt van ‘geschiedenis’


- Prehistorie is relatieve aanduiding
- Pejoratieve betekenis van ‘primitief’
- Heel andere communicatiesystemen

Vlottende overgangen
- Kleitablet spijkerschrift
- Hiërogliefen
- Alfabet

Hulpwetenschappen
- Epigrafie: harde ondergrond
- Papyrologie: papyrus
- Codicologie: perkament/ inbinden (codices)

Boekdrukkunst:

Mechanisering -> grotere oplages/verspreiding


Papier!!!! (China 100 v.Chr.)
o Productie van lompenpapier
o Gutenberg: losse metalen letters 1450
 Typografie
 Boekgeschiedenis
= niet rechtlijnig proces

Mechanisering van het drukken en zetten

Mechanisering van individueel schrift: typmachine

(ook veel mislukkingen: geen rechtlijnig proces)

Audiovisuele media

Nieuwe massaproducten (foto, film, radio: subdisciplines)


 Fotografie
 Film: suggestie van beweging door opeenvolging beelden
 Fonografie: radio uit ontstaan

Digitale media

15
Geluid en beeld in cijfers
Reproductie zonder kwaliteitsverlies

Problemen bewaring en raadpleegbaarheid:


- Vluchtig (wissen/ encryptie = versleuteld)
- Data rot (foutjes)
- Wisselende technologieën: data niet omgezet naar nieuwe

 Digital dark age? Informatie gaat verdwijnen?

3.4 Bewaring

Meeste dat werd vervaardigd, ging verloren


 Hoge mate van contingentie
 Impact van vraagstelling (soms nooit antwoord)

Incidentele redenen

- Verantwoordelijkheid maker: vond het niet nodig te bewaren


- Weinig duurzame drager (papyrus, schimmels…)
- (natuur)rampen
- Oorlogen

Structurele redenen: het archief

Schrift -> archief (bv. Ebla Syrië kleitabletten) -> huidige vorm van ME -> paus, Vaticaan ->
Bisdommen, vorsten doen na -> staatsbezit

Franse revolutie bv. veel depots opgericht

- Mythische status (cf. historische sensatie)


- Ontwikkeling
- Niet neutraal! -> kiezen wat bij te houden: archivistiek, nu aparte discipline = hoe
archieven goed beheren

3.5 Raadpleging

- Eigendomsrechten en privacy primeren en consultatierecht


- Privébezit
- Fragiel materiaal
- Ontbreken van inventarisatie (niemand weet welke delen waar)
 Opnieuw: grote mate van contingentie

Privaat of openbaar archief

PRIVAAT OPENBAAR
In beheer van particulieren (bv. adel, KDOK) Public Record Office (1838)…
Overdrachten aan (private) archieven Vaak beperkte toegankelijkheid
- Graadmeter van democratie (veel te

16
verbergen: blokkades)
- Addertjes in wetgeving
(repressiedossiers: 2013
ontoegankelijk wanneer eerherstel)

Bron, reproductie of uitgave

- Fetisjisme van het origineel: materiële voordelen, soms omslachtig


- Reproducties:
o Bescherming van origineel
o Verschillende vormen (bv. microfiches)
- Wetenschappelijke bronuitgave: voordelen
o Oorsprong in humanisme, impuls 19e eeuw natiestaat
o Contextualisatie volgens historische kritiek
o Bronnenrepertoria, diplomatische uitgaves, kritische uitgaves

 Typologie: elke bron om bepaalde (contingente) redenen is ontstaan, bewaard en (niet)


te raadplegen
 Kritische benadering!

17
Les 4: Kritiek
4.1 Geschiedenis van de historische kritiek

Uitsrpaak Prevenier: tussenpersonen = subjeciviteit


 Wel interessant bv. pamfletten 80-jarige oorlog

°humanisme
Ad fontes: herstel van het klassieke Latijn

Lorenzo Valla: De laso credita et ementita Canstantini donatio (15e eeuw)


Koning had probleem: eiste wereldlijke macht: beroep op donatio constantini
 Vader historische kritiek
- Ontmaskering vd donatio constantini (315): anachronismen
- Vormelijk -> taal 8ste eeuw
- Inhoudelijk -> na 4de eeuw (legendes)

Ranke en leerlingen
- Boeken opstellen
- Verbreding: taal naar algemene bronnenkritiek
- Voornamelijk geschreven (archivalische) bronnen

 Recenter verbreding (mondeling, visuele en materiële bronnen)

4.2 vormelijke kritiek

Contextualiseren (nog niet interpreteren)

Echtheidskritiek: authentiek of vervalst?

 Gradaties!

- Vormelijk/ materieel falsum ontmaskering


o Pseudo-origineel
o Niet uit de tijd, niet door beweerde maker door
- Inhoudelijk/ intellectueel falsum hulpwetenschappen
18
o Onwetendheid / moedwilligheid / pragmatisme
o Wel door maker, inhoudelijk niet correct (bv. fraude)
- Pastiche
o Dunne grens met plagiaat
o Kenmerken nagebootst uit eerbetoon
o Renaissance = kunde

 Han van Meegeren (19e – 20ste eeuw)


 Emmaüsgangers
 Vormelijk/ materieel falsum
 Adolf Hitlers dagboek
 Vormelijk/ materieel falsum
 Inhoud spectaculair: vriendelijk opgesteld, wist niets van
Endlösung

Authenticiteit is moeilijk begrip


 Vervalsingen brengen ook iets bij

Herstelkritiek: origineel of kopie

Ontdekken van verwijzingen en manipulaties bij overleveringen


Voor geschreven bronnen, ook manieren ontwikkeld voor visueel en materieel

Origineel:
- aanvankelijke tekst, opgesteld door auteur
- duplicaat: identiek tweede exemplar (bv. Contract)
- autograaf: door auteur zelf geschreven (<-> aktes of oorkondes)
o minuut: =kladversie, ouder, toch niet origineel!
- apograaf: rechtstreeks afschrift van origineel (Meestal niet door auteur, wel
juridisch statuut)
o vidimus op afschriften (met origineel naast, goede weergave)
o bv. diploma

Kopie:
- nabootsing (~ vervanging / verspreiding)
- nooit feilloos (kans kleiner digital)
o ongewild/ onbewust
o bewust (censuur) (schrik op verbod bv.)
- waarde: reactivatie van een origineel

Poging tot reconstructie


- origineel beschikbaar?
o Paleografie
- één kopie beschikbaar
o conjecturale kritiek = gissend : met kennis stijl auteur
- meerdere afschriften beschikbaar?
o Beste kopie gebruiken

19
 Achterhalen via stemma codicum (= stamboom van versies)
 Methode- Lachmann (2 kopiïsten maken nooit dezelfde fouten op hetzelfde
moment)

- Voor kritische uitgave: één kiezen / evt. combinatie


- Ouderdom van kopieën is irrelevant voor prototypes
- Vandaag (deels) geautomatiseerd

Oorsprongskritiek: wie, wanneer, waar

 Contextualisatie van herkomst bron

Auteur
Meerdere soorten
- Intellectuele/geestelijke auteur = opsteller/bedenker
- Materiële auteur = netversie opgeschreven
- Juridische auteur = verantwoordelijkheid van uitgave
- Individueel of collectief

Opgegeven = nominatief
- Verdere verificatie nodig
- Pseudoniemen (bv. onder naam man roman publiceren)
- Pseudepigrafisch = per ongeluk aan iets verkeerde auteurnaam gegeven (bv.
pseudo dionisius)
- Apocrief = identificaties die niet anvaard zijn (bv. evangelies die niet aan het
canon zijn geraakt)

Niet opgegeven = anoniem


- verloren/ongewenst
- auteurschap als recente notie (niet de nood vroeger om zich te identificeren)
- te achterhalen (woordstatistiek / context)

Tijd (van vervaardiging)


Expliciet opgegeven = absolute datering
- verdere verificatie nodig (antidatering: bv. Logboek paar dagen vergeten:
schrijven op datum)
- standaardformules

20
- omrekening (via chronologie)
- chronogrammen of jaardichten (in gedicht datum verwerkt)

bv. Van Brugge: ooggetuige moord Karel De Goede

geen opgave = relatieve datering


- via hulpwetenschappen (vormelijk/stilistisch)
- tijdsvork proberen op te stellen (zo nauw mogelijk)
o terminus post quem (vroeg mogelijkste datum opgesteld)
o terminus ante quem (laatst mogelijke datum)

plaats (vervaardiging)
expliciet opgegeven = absolute lokalisering
- huidige plaatsnaam achterhalen via toponymie en/of historische cartografie

geen opgave = relatieve lokalisering


- achterhalen via levensloop, vormelijke kenmerken
(o.a. watermark: idee welke regio)

Onleningskritiek: oorspronkelijk of ontleent

haast altijd invloed van bestaande modellen/makers


Soorten ontleningen
- letterlijk/expliciet (Justius Lipsius: vermelden in kantlijn inspiratie)
- letterlijk/impliciet
o wisselende normen rond plagiaat
- niet-letterlijk = parafrases
o reminiscenties: allusies op bekende citaties
o culturele baggage van auteur: bv. Verwijzing in film naar andere film
o postmodernisme en intertekstualiteit: verbanden teksten die ontlenen

4.3 Inhoudelijke kritiek : interpreteren

Intentiekritiek: Waarom?

- vele mogelijke motieven


- expliciete opgave ≠ garantie (toetsen met oorsprongskritiek)
- getuigenis op eigen initiatief
o relevantie van subjectiviteit
- getuigenis in opdracht
o relatie onderzoeken!

Waartoe en voor wie?

- Op buitenstaanders gericht? (<-> privédagboek bv.)


- Boodschap op doelpubliek afgestemd
o Communicatiemodel van Lasswell

21
Bevoegdheidskritiek: wat (niet)?

Geloofwaardigheidskritiek

- Bewerken van informatie


o wilde de auteur wel betrouwbare informatie geven? (satire bv.)
o verhalende bronnen hebben altijd een plot

- Kwalitatieve analyse
o was de auteur getuige/betrokkene?
o nooit neutraal!
- Kwantitatieve analyse
o zoektocht naar dominante opinies, connotaties…
o frequentieanalyse (hoe vaak woorden)/ intensiteitsanalyse (impact
woorden)

Interpretatiekritiek: hoe?

- Altijd een mate van bias: woordkeuze – bijbedoelingen (bv. Gustave Le Bon: de
menigte)
- Lexicologisch/ etymologisch: sociaal-historische betekenis achterhalen
- Discoursanalyse: sociaal-culturele dimensie (hoe erover gesproken wordt)

4.4 Oordeel

- na afweging van vormelijke en inhoudelijke kritiek wisselwerking


- eindoordeel in functie van vraagstelling
 is een bron aangewezen voor een specifiek onderzoek?

- innovatie via onverwachte vraagstellingen (bv. Montaillou)

 bronnen bieden meerdere interpretaties

4.5 Dagboek van Anne Frank: casus

(Zie tweede les)


Analytisch: welke impact had het militaire conflict op het leven van joden in
Amsterdam van 42 tot 45
 dagboek geschikte bron?

22
Vooronderzoek:

typologie

Verhalende bron, egodocument

Ontstaan

Bewaring

Meerdere versies
- A: schriftje
- B: 324 losse folio’s
- Enkele pagina’s niet voor publicatie

Raadpleging
 meerdere opties

Vormelijke kritiek

Echtheidskritiek

Jaren 50: verdachtmaking door negationisten

Zeer gedetailleerd onderzoek


- paleografie (identieke hand)
- diplomatiek (papier en inkt voor ’50) AUTHENTIEK
- forensisch onderzoek NOD

23
Herstelkrietiek

Origineel (autograaf) beschikbaar


 alleen via fascimile

Kritische uitgave: stemma codicum

Oorsprongskritiek

Wie?
- gekende (geestelijk/materieel) auteur
- andere namen veranderd

Waar?
- Thuis: achterhuis

Wanneer?

VERSIE A
- vanaf 12 juni 1942
- antidateringen

VERSIE B
- 28 maart 1944 als terminus post quem tijdsvork
- 4 augustus 1944 als terminus ante quem

Ontleningskritiek

Oorspronkelijk
Rechtstreeks getuige
In eigen bewoording
Maar vele ontleningen
Mooie-zinnen-boek (= intertekstualiteit = geen plagiaat)

Stilistische verschuiving van dagboek naar Roman

Inhoudelijke kritiek

Waarom?

Explicitie motivatie voor dagboek


 Psychologisch (structuur, troost en houvast)

24
 Literair (ambities)

Waartoe en voor wie?

Verschuiving versie A (privaat) en versie B (publiek)


Niemand mag dit ooit lezen

Wat?

- heel alledaagse dingen…


- …maar geen logboek
- Cross-check?
o Andere getuigenissen
o <-> afstand / hineininterpretierung

Hoe?

Taalregister en woordgebruik
 Vgl’n A en B

- Overgang kind naar puber


- meer gestileerd en trefzeker
 meer volwassen discours

Eindoordeel

 ja voor deze vraag een aangewezen bron


 noga andere dagboeken bewaard (comparatief onderzoek)

C’est d’ailleurs cet automatisme de la critique historique


qui distingue l’historien de profession de l’historien amateur.
(Jacques Pycke, 1992)

25
Les 5: Synthese
Van hypothese naar synthese (stap 3-4)

Geschiedschrijving als een proces


- vergelijken/afwegen
- ordenen/herschikken
- interpreteren
- stelling uitwerken/formuleren

5.1 Vergelijken

Geschiedenis als comparatieve wetenschap:


Verschillende invalshoeken afwegen, bronnen verzamelen…
<-> 2 mogelijke problemen:
- unanimiteit vs contradicties
- tekort vs overdaad aan bronnen

welk scenario kies je?


- te weinig bronnen, maar ze bevestigen elkaar: 1
- te weinig bronnen, en ze spreken elkaar tegen: 2
- te veel bronnen, maar ze bevestigen elkaar: 3
- te veel bronnen, maar ze spreken elkaar tegen: 4

Unanimiteit/ contradicties: Watergate

- Amerikaanse presidentsverkiezingen 1968: Hubert Humphrey (D) vs Richard Nixon (R)


- campagne 1972: George McGovern (D) als uitdager (radical)

17 juni 1972: inbraak in hoofdkwartier Democraten


<-> witte huis: dom incident: success: geen schandaal
7 nov: victory for Nixon

Jan 73: inbrekers veroordeeld

 bronnen lopen tegelijk

Washington Post onderzoek verder


Jun 73: senaatscommisie verhoort

 minderheid doorbreekt unanimiteit

opnames als bewijs?


- Nixon weigert vrijgave eerst
- Apr 74: gekuiste transcripties: reputatie achteruit
- Jul 74: tapes met belastende verklaring -> impeachment
- Aug 74: smoking gun -> treedt af

 Mythe van unanimiteit


FASE 1: alle bronnen bevestigen elkaar

26
FASE 2: meerderheid
FASE 3: smoking gun: onomstotelijk bewijs
 Tegenspraak in bronnen dwingt tot kritsiche blik
(hoe meer bronnen, hoe meer kans)

Aantal bronnen: tekort/overvloed

Bv. Montaillou door Le Roy 1975 (Analschool)


Dorpje onderzoeken: groep die gelooft dat aarde beheerst wordt door de duivel: inquisiteurs
Slechts 1 bron: dossier met ondervragingen door Fournier
- Wetenschappelijke uitgave 58
- Ditmaal: sociaal economische vraagstelling ipv religieuze
- Studie dagelijks leven
 Micro-analyse

Bijkomende bronnen voor regressieve analyse


- 16e eeuwse optekeningen gewoonterecht (al zeer lang mondeling, veranderde traag)
- Kadaster 1826 (bijna alle grond van de adel)
- Gevaar: element moet je kunnen terug reflecteren

Archieven omliggende dorpen: analogische inductie


- Gevaar: appelen met peren vergelijken

Techniek van argumentum ex silentio


Van stilte informatie maken (bv. pausin Johanna (verkozen: als man): legende, want nergens
vernoemd)

 Goed, maar risico’s!

OVERVLOED:

 Gevaar: opsluiten in eigen gelijk

Casus: oorzaken Grote Oorlog

28 jun 14 moord Ferdinand


= symbolisch startpunt
 Kan nooit oorzaak zijn van zoiets groot

Versailles 19: Dui = agressor


= monocausale uitleg

Diplomatieke geschiedenis: alle partijen horen


 Multicausale verklaring

‘ineenstorting internationale allianties’: door systeemfout geëscaleerd

 Blijkt gemanipuleerde uitgave

DUITSE AGRESSIE (Fischer) RAILWAY THESIS (Taylor)

27
- Sonderweg: vertrouwen in sterke - Alle grote staten maakten plannen
leiders, middenklasse geen rol in tegen elkaar
democratisering, agressieve - Van activatie naar escalatie
politiek: binnenlandse troubles
wegwerken door buiten conflicten
te zoeken
- Het September-programm als
bewijs
Beide goede argumenten

Strategieën
- Divers selecteren
- Case study (algemeen of 1 bepaalde groep/ familie…)
- Typerende analyse (met oog voor afwijkingen) (patronen onderzoeken)
- Kwantitatieve analyse (met cijfers)

Welk scenario verkies je?

- te veel bronnen, maar ze spreken elkaar tegen: 4

 Comfortabeler werken met grote hoeveelheid


 Tegenspraak houdt onderzoeker alert

5.2 Interpreteren

Geen exacte wetenschap met vaste formules


= werkwijze in 3 stappen

A) Ordenen

Op basis van inhoud

Bij analyse telkens opnieuw naar bronnen kijken en (her)ordenen


Belang van database (metadata/ inhoudelijke aspecten) bv. Zotero

Courante classificaties:
- Chronologisch
- Topografisch (bv. type huizen in type wijken)
- Persoons- of groepsgebonden (bv. mannen vs vrouwen)

B) Interpreteren

VALKUILEN:
- teleologie: redenering vanuit (gekende) afloop
o risico van anachronism (idee van vandaag toepassen)
- determinisme: alles uit één verklaringsfactor (ecologisch: enige reden)
- tunnelvisie: onvoldoende oog voor tegenspraak

Waarom bestond Weimar-Duitsland zo kort?


 David Abraham: ‘kapitalisten steunden Hitler’
 Hexter: tegenstelling: weerspannig materiaal niet negeren

28
- A priori: uitgaan op stellingen die niet onderzocht zijn (bv. vrouwen hadden geen rol in
ME)
- Post hoc, ergo propter hoc: chronologie en causaliteit verwarren
- A fortiori: x doet y, andere casus met x doet ook y

C) Stelling

Op basis van (a) en (b): these of historische stelling


Antwoord op onderzoeksvraag
- = niet eigen mening
o onderbouwd door bronnen/werken
o bewijs na afweging pro/contra
o kritische dimensie
- als rode draad door uitgeschreven analyse
- kritisch, maar best ook hoffelijk en bescheiden
- sluit aan op afbakening van vraagstelling

5.3 Redigeren

Resultaten helder communiceren

Schrijven is een vaardigheid

- imitatie van een bepaalde praktijk (bv. schrijfstijl)


- … maar zonder vaste voorschriften
- Wel enkele basisregels: stijl – structuur – annotatie
o Onderscheid met essayistiek/ journalistiek

Academische stijl

NIET WEL
- Journalistieke stijl - Boeiend en vlot
- Ouderwets of verheven - Correct, helder en eenduidig
- Taalgebruik uit bronnen niet - Kritisch tegenover discours
zomaar overnemen
- Onbepaalde/ passieve constructies - Voldoende concreet (actoren, tijd,
ruimte)
- Voorkeur voor onvoltooid verleden
tijd

29
Vaste structuur

- Microstructuur: schikken / verbinden van zinnen en alinea’s (1 gedachte per alinea)


- Macrostructuur
o Inleiding
o Corpus -> neerslag van empirisch onderzoek
o Besluit - logische ordening
- analytisch ipv louter beschrijvend
- verhalende dimensie

Annotaties:

noten en bibliografie

- Vorm van beleefdheid


o herkomst van informatie
o visitekaartje van werkwijze
- betrouwbaarheid via transparantie
o democratisch gehalte van wetenschap
o controle en weerwerk mogelijk
- consistentie
o niet uitstellen

plagiaat

- letterlijke overnames en parafrases (beter te veel dan te weinig)


- bedrog komt uit
- ethische dimensie (deontologie)
- juridische dimensie (intellectueel eigendom)

I would argue that the most important act historians perform is that of writing, because it is
through writing
that their disparate ideas are integrated into a single whole
(Jordanova, p. 161)

30
Les 6: Schaal
6.1 Historische methode

= niet uniform
Methodenpluralisme (in functie van wat we gaan doen, beste methode zoeken)

Gemeenschappelijk: zoektocht naar historische context


= ‘een in ruimte en tijd gebonden script dat het spel van historische actoren stuurt
en dat ruimte laat voor improvisatie’

- vragen van tijd/ruimte → schaal van onderzoek


- sturing/improvisatie → structuur en agency[les 7]
- vaak interdisciplinair (les 8)

 komplexitätorientierte bewijsvoering (mensen onderzoeken over allerlei soorten


factoren)

Schaal?

Spel tussen tijd en ruimte

Diachroon: door hele periode


Synchroon: kortere tijd, binnenin vergelijken
Spatial turn: ruimte is geen neutraal begrip

9/11

- unieke gebeurtenis
- ruimere impact
o processen van continuïteit en verandering?
o plaatselijke of globale gevolgen?

6.2 Tijd

Geen privilege van historici

Astronomie en fysica: absoluut naar relatief

Historici

Tijd als cultureel fenomeen

31
- indeling = conventie
- meerdere kalenders
<-> eurocentrisme (bv. beurzen in onze tijd)

Tijdsnotatie

Iden van maart, 710 ab urbe condita’

Anno domini (525)


BC (17e eeuw)

<-> BCE als neutraal alternatief?

Chronologie

Hulpwetesnchap
- omrekening
- studie van tijdsindeling

Juliaanse kalender (45 vC)


- 365 dagen
- Schrikkeljaren
Gregoriaanse kalender (1582)
- Sprong van 11 dagen
- Juridische/ ideologische problemen (bv. contracten, katholieke hoek)
Republikeinse kalender (18e eeuw)
- 12 maanden van 3 décades en 10 daagse weken
- afgevoerd
- Metriek stelsel wel behouden

Lineair vs cyclisch

- joods-christelijk stelsel (‘heilsgeschiedenis’)


- Verlichting (overwinning van rationaliteit), marxisme (slaven naar klassenlooos)
 Idee van tijdslijn
 Inherent vooruitgangsidee

Cyclisch vs lineair

- waarneming van natuur (seizoenen)


- mensenleven (rites de passage)
- economie (conjuncturen, zie tekening)
- beschavingen

32
Spengler:
- beschavinng als levend organisme
- Cyclische geschiedenis: geboorte, hoogtepunt, verval
Onafwendbaar
Cultuurpessimisme

Toynbee
- Response en challenge: denkt in uitdagingen: stilvallen of versnellen
- Minder dwingend/ pessimistisch

Relatieve tijdsopvatting

Tijd kent meerdere snelheden (bv. politiek heel snel)

Braudel
Krijgsgevangene
Mens vanuit meerdere perspectieven bekijken
Histoire immobile van geografie (handelsroutes gekenmerkt: traag veranderen)
Conjuncture van economische cycli (tijd sneller)
Courte durée van politieke evenementen (relatief weinig belang)
 Kritiek: deterministisch, weinig aandacht voor vrije wil, cultuur en religie

9/11
Courte durée -> militaire reactie Bush
Conjuncture -> jarenlange economische impact (bv. toerisme, schulden)
Longue durée -> blijvende polarisatie (Westen vs Islam)

Periodiseren = zoeken naar cesuren

Datum Gebeurtenis dood Caesar


Chronologie Opeenvolging Augustus
Periode Tijdvak republiek naar keizerrijk

Tegenargumenten

- Nooit eensgezindheid over data


o Bv. einde ME
- Altijd artificieel / elitair (terwijl het niet direct een grote impact heeft)
- Altijd continuïteit

Tijdvakken

- benamingen zijn altijd conventioneel


- assumpties/connotaties (bv. Donkere ME)
-> historicus moet deze problematiseren

Vb. Cromwell’s Groot-Britannië: (commonwealth(breuk) of interregnum(:monarchie))


18e eeuw = ‘eeuw van verlichting’?

Tradtionele indeling (oudheid – ME ..) = niet minder artificieel


Nwste t: Fr rev als nieuwe breuk

33
Nwe t: humanisten: vroegmodern? Impliceert richting: aanlooopje
 vormen van ‘modernisme’ (verleden als voorbereiding)

313/ 476? 1776/ 1789/ 1848? 1945/ 1989?


 Politieke (geen sociaal of economische) breuken

DYNASTIEKE INDELING CULTURELE / ARTISTIEKE BENAMING


In politiek blijven steken Esthetische voorkeur
Miskenning van oppositie Vorm van projectie op verleden
Bv. Renaissance
- Eerst Vassari 16e eeuw
- Eerdere ‘renaissances’ voorbij/
beperkte impact die het had op de
bevolking

Numerieke indeling?
- Eeuwen worden verkort/ verlengd (bv. lange 19e eeuw)
- decennia krijgen connotaties (bv. Roaring 20s)
- zelfs term als fin de siècle is niet neutral

Alternatieven verkend door Hobsbawn


 inhoudelijk meer zinvolle opdeling van ‘lange’ 19de eeuw (Fr en industriële samen
bestuderen)
 prima voorbeeld van geëxpliciteerde keuzes

6.3 Plaats

Spatial turn (’90): ruimte = niet neutraal

9/11

Stedelijk kader?
- Burgemeester NYC
Nationaal kader? Heel ander onderzoek
- Aanval op American Dream expliceren!
Globaal kader?
- ‘terreur’ van opposanten

Eigen staat

lang het ‘natuurlijke’ kader voor geschiedschrijving


- Griekse polis, Romeinse imperium
- inherent nationalisme bij Ranke en volgelingen
- gevaar van anachronismen

 grenzen zijn sociale constructies (niet naartoe gewerkt)

staatsgrenzen = problematisch
 welke afbakening dan wel?

34
Geografische geschiedenis en ecologisch

Annales
- Febvre: Fr is geen hexagone
- Bloch: les pays autour de Paris: meervoud: variabele grenzen
- Braudel: niet de landen rond de Méditerrannée, wel geografische ruimte

Ecologische geschiedenis en geografisch

’70: vernietigende impact van mens


’90: wisselwerking mens natuur

Comparatieve geschiedenis

Vergelijkingen tussen staten


= verschillen en gelijkenissen

Bloch
- Les rois thaumaturges (1924) (handoplegging)
- La société féodale (1939)
 Studie van nationale bewegingen (bv. Vlaamse beweging)

9/11
- vergelijking impact VS – Saudi-Arabië – Afghanistan
- vergelijking receptie België - Nederland
 landen intern verscheiden

Deconstructie van de natie

Anderson (20ste eeuw): imagined communities


- natie: onmogelijk iedereen persoonlijk te kennen
- → verbeelde gemeenschap met gedeelde identiteit
- printed nationalism (door drukkunst)
- top-down benadering
Hobsbawn & Ranger: invented traditions
- ‘eeuwenoude’ praktijken in proces van natievorming (schotse kilts)
- verbinding van heden en verleden
- reactie op breuk 19e eeuw: op zoek naar verbintenissen

Nora: Lieux de mémoire: eind 20ste eeuw


- hoe nog nationale geschiedenis schrijven?
- ‘ankerplaatsen van het geheugen’
o niet enkel fysiek
o symbolen, praktijken, objecten, gedachten

kritiek: niet echt afstand van nationaal kader

Postkoloniale en globale geschiedenis

Ook postmodernisme deconstructie van eurocentrisme

35
Orientalism: Said
- westerse blik (kunst/wetenschap) ≠ neutraal
- gevoelens van superioriteit
o voyeuristisch: nadruk op sensualiteit
o pejoratief
 Westen bepaalt de norm

Postkolonialisme
- Dekolonisatie
- Maar toch blijvende afhankelijkheid van Westen

- Studie van patronen van dominantie
- Onderdrukten aan het woord: niet enkel Westen onderzoeken

Global History
- altijd meerdere centra en culturen
- aandacht voor wisselwerking en uitwisseling
- probleem: overvloed/variatie aan bronnen
- focus op tussenpersonen die beide kennen

Transnationale geschiedenis
- uitwisselingen tussen staten (bv. Al Qaida)
- vooral voor Nieuwste tijd

Histoire croisée
- ook eerdere periodes
- meerdere perspectieven

ü precieze invulling van ruimtelijke omschrijving


ü afbakening expliciteren/verantwoorden

6.4 Schaal

Keuzes inzake plaats en tijd: schaal van onderzoek


2 uitersten
- lange termijn, ruim gebied: algemene structuren
- korte termijn, beperkt gebied: dieptestudie

Beide zijden van het spectrum

Big history: ook chemie en fysica betrekken

Micro: handelingsvrijhied!

36
Jeux d’échelles

In historisce praktijk: dikwijls combo van schaal


 mesoschaal

snel schakelen als troef van historici


= jeux d’échelles (Revel)
o zo vermijden van determinisme
o zo vermijden van presentisme

37

You might also like