Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 4

Ben de Roo

500663871

“Neurorevalidatie bij centraal neurologische aandoeningen”


Samenvatting Geschreven door: Frans van der Brugge
Hoofdstuk 2 Ziekte van Parkinson (ZvP):
De oorzaken van de ziekte van Parkinson berusten op veronderstellingen. De volgende hypothetische
oorzaken worden genoemd:
- Degeneratie van hersencellen en daardoor dus een verminderde aanmaak van de
neurotransmitter dopamine. Pas bij een vermindering van 80% van de productie zullen
verschijnselen optreden van Parkinson;
- Verminderde aanleg van dopamine bij de geboorte;
- Versneld verouderingsproces;
- Verloren gaan van dopamine doordat zich een radicaal zuurstof aan de membraan hecht.

Parkinson is een progressieve Centraal Neurologische Aandoening (CNA). Het tempo waarin hij zich
ontwikkeld is per individu verschillend, en deels afhankelijk van het activiteitenniveau.

De ziekte van Parkinson kan volgens de Hoehn en Yahr-classificatie ingedeeld worden:


Vroege fase:
1: Beginstadium met lichte symptomen aan één lichaamszijde.
1,5: Eenzijdig met beginnende axiale problemen.
2: Tweezijdig, geen balansproblemen. Mogelijk een licht kyfotische houding, traagheid en
spraakproblemen. Houdingsreflexen intact.
2,5: Matige ziekteverschijnselen met herstel op retropulsietest.

Midden fase:
2,5: Matige ziekteverschijnselen met herstel op retropulsietest.
3: Matig tot ernstige ziekteverschijnselen, enkele houdings- en balansproblemen, lopen is
aangedaan, maar mogelijk zonder hulp, fysiek onafhankelijk.
4: Ernstige ziekteverschijnselen, gedeeltelijk hulpbehoevendheid, lopen en staan is aangedaan,
maar nog mogelijk zonder steun.

Eindfase:
5: Eindstadium, volledige invaliditeit, lopen en staan zonder hulp onmogelijk, continue
verpleegkundige zorg noodzakelijk.

De ziekte van Parkinson wordt veroorzaakt door een verstoring in de substantia nigra (gelokaliseerd
in de Basale kernen) en maakt deel uit van het extrapiramidale systeem.
Hier wordt Dopamine geproduceerd en vervolgens getransporteerd naar het corpus striatum.
Deze dopamine ligt opgeslagen in het uiteinde van de axonen. Een axon is een onderdeel van een
zenuwcel, die buiten het cellichaam zelf uit twee onderdelen bestaat:
Axon: Kabelvormig deeltje dat het elektrische signaal vervoert van het cellichaam naar het
uiteinde. Een axon is geïsoleerd met myeline. Zo blijft de prikkel die vervoert wordt
behouden.
Dendrieten: Uitsteeksels aan het uiteinde van het cellichaam. Deze uitsteeksels staan in contact
met de uiteinden van de axonen van andere cellen. In vergelijking met elektriciteit is
een dendriet het stopcontact voor het tegenoverliggende axonuiteinde.

In het einde van het axon zittenblaasjes met een speciale stof: de neurotransmitter. In dit geval
dopamine. Wanneer de dendriet contact maakt met het tegenoverliggende axonuiteinde dan is dat
het signaal dat de neurotransmitter vrijkomt. Dit herhaald zich talloze malen en zo verspreidt het
signaal zich verder.
Ben de Roo
500663871

Wanneer in de substantia nigra minder dopamine geproduceerd wordt zal deze signaaloverdracht
tussen de uiteinden van de axonen stagneren. De informatiestroom tussen de globus pallidus en de
thalamus verloopt hierdoor minder goed. Hierdoor zal het extrapiramidale systeem, via de globus
pallidus, dominanter aanwezig zijn. Dit heeft als gevolg dat inhibitie de axcitatie gaat overheersen, en
dit leidt tot de stereotype symptomen die we bij de Ziekte van Parkinson kunnen constateren.

Symptomatologie bij de Ziekte van Parkinson:


De ziekte van Parkinson wordt gesteld op basis van klinische bevindingen. Er moet sprake zijn van
bradykinesie (traagheid van bewegen) in combinatie met een van de volgende primaire symptomen:
- Tremor;
- Rigiditeit;
- Aanwezigheid van balansproblemen niet veroorzaakt door specifieke disfuncties.

Tremor:
Er zijn twee verschillende typen tremoren
 Intentietremor (circa 6 tot 12 cycli per seconde; 6-12Hz)
 Rust- of alternerende tremor (circa 3 tot 5 cycli per seconde; 3-5Hz)

De tremoren kunnen voorkomen in het gehele lichaam, maar manifesteren zich meestal het eerste in
de bovenste extremiteiten. De tremor verdwijnt wanneer de patiënt slaapt, en kan verergeren in
stress situaties.

Rigiditeit:
Dit is een vorm van tonusdisregulatie, die zich manifesteert in zowel de agonist als de antagonist. Er
is sprake van een hogere tonus in de flexoren dan in de extensoren. Dit is waar te nemen bij passief
bewegen: het tandradfenoneem.
De invloed van rigiditeit op actief bewegen is in wetenschappelijk onderzoek niet vastgesteld. De
rigiditeit kan toenemen onder invloed van stress.

Bradykinesie:
Is een vertraging in het beginnen en de uitvoering van een activiteit, die onafhankelijk is van
rigiditeit. Het is een vermindering van de automatische en spontane motoriek.
Bradykinesie is voor wat betreft de beïnvloeding van de primaire symptomen het belangrijkste
aangrijpingspunt voor paramedische interventie: Dit is met paramedische interventie gunstig te
beïnvloeden.
Bij het aanleren van een activiteit bij iemand gediagnosticeerd met de Ziekte van Parkinson, gaat
het er niet om hoe snel de patiënt iets uitvoert. Ook wordt de automatisering minder belangrijk. Je
probeert de patiënt bewust te maken wat hij doet, zodat dit geen automatisme wordt, en hier de
symptomen minder snel optreden.

Houdingsregulatie en balans:
Bij Parkinson-patiënten zien we houding- en balansproblemen die niet veroorzaak worden door
stoornissen in propriocepsis, visus of in vestibulaire systemen. Het is zeer aannemelijk dat het een
rechtstreeks gevolg is van spieractivatiestoornissen.
Wanneer er exogene balansverstoring plaatsvind is er te veel tijd nodig om de tonus zo te reguleren
dat de evenwicht gehandhaafd kan worden.
Doordat het anticipatoire vermogen afneemt ontstaan problemen in de houding- en
balanshandhaving.
Ben de Roo
500663871

Sensomotorische stoornissen:
Primaire sensomotorische stoornissen:

Spieractivatiestoornissen:
Een Parkinson-patiënt heeft meer tijd nodig om de tonus zodanig te reguleren dat een bepaald
activiteit uitgevoerd kan worden. Tijdens deze activiteit blijft de tonus op een lager niveau steken
dan gewenst.
Dit geld voor activatie en relaxatie van bewegingen. Dit heeft als gevolg dat bepaalde bewegingen
kunnen uitdoven.

Complexe bewegingen en motorplanning:


Het integreren van een aantal deelhandelingen tot een samenhangende activiteit geeft problemen.
Bepaalde synergieën zoals de armzwaai tijdens het gaan, verdwijnen. De sequentie van de ene
handeling die overgaat in de andere raakt eveneens verstoord. Hieruit kunnen we concluderen dat
dubbeltaken voor de Parkinson-patiënt problemen veroorzaken.

Freezing:
Wilt zeggen dat iemand zichzelf niet in beweging krijgt. Cues zoals een lijn op de grond, een
commando geven of ritmische begeleiding kunnen een effectieve bijdrage leveren om de beweging
op gang te brengen.

Secundaire motorische stoornissen:


Bewegingsbeperking:
De stereotype houding die een Parkinson-patiënt gaat ontwikkelen:
Bovenste extremiteit:
Schouder: protractie;
Elleboog: flexie;
Hand: vaak duim en wijsvinger naar elkaar toe.

Onderste extremiteit:
Heup: flexie;
Knie: flexie;
Enkel: plantairflexie.

Romp:
In de romp ontstaat een kyfose en er is weinig rotatiemogelijkheid in de wervelkolom. Daarom is er
weinig armzwaai mogelijk tijdens het gaan.
Dit is in een vroeg stadium met een goede interventie tegen te gaan.

Verminderde vitale capaciteit:


Ten gevolge van de stereotype houding die kan gaan ontstaan worde de longen een kwetsbaar
onderdeel in het systeem van de Parkinson-patiënt. Door de kyfotische houding hebben de longen
minder ruimte om te kunnen inspireren. Hierdoor worden de longen minder geventileerd en kan er
pneunomie ontstaan.
Bij verdere progressie van de ziekte van Parkinson kunnen door de nog verder toegenomen
kyfotische houding en de anteropositie van het hoofd slikproblemen optreden. Hierdoor kan er een
slikpneumonie ontstaan.
Ben de Roo
500663871

Verminderde uithoudingsvermogen:
Doordat het cardiorespiratoire systeem niet optimaal functioneerd door de stereotype houding, zal
dit bijdragen aan een verminderd uithoudingsvermogen.
Daarnaast is het zo dat de Parkinson-patiënt minder initiatief toont om in beweging te komen wat
ook een invloed heeft op het verminderde uithoudingvermogen.

Verminderde kracht:
Door de verstoring in het initiatief nemen zal ook de algehele kracht afnemen. Hierdoor wordt nog
minder gedaan, waardoor het weer verder afneemt. De patiënt beland in een neerwaartsespiraal. Dit
dient door paramedische begeleiding doorbroken te worden.

Communicatieve stoornissen:
Communicatieve stoornissen treden frequent op bij Parkinson-patiënten en zijn van verschillende
aard. Er zijn namelijk problemen in zowel de verbale als non-verbale communicatie.
De volgende verbale en non-verbale communicatieve stoornissen kunnen optreden bij de ziekte van
Parkinson:
- Monotone spraak: Verhaal vertellen zonder wisseling in toonhoogte; intonatie.
- Moeilijk verstaanbaar: Door de monotone spraak.
- Langzame spraak: Door vertraagde informatieverwerking.
- Langzame reacties: Eveneens een gevolg door vertraagde informatieverwerking.
- Verlies van mimiek: Verhaal als zeer saai ervaren; hij/zij wekt de indruk niet geïntresseerd
te zijn.
- Speekselvloed: Kan gevolg hebben tot sociaal acceptatieproblemen

Door deze problemen kan de parkinsonpatiënt in een sociaal isolement terecht komen.

Cognitieve- en gedragsmatige veranderingen:


In een latere fase krijgt de Parkinson-patiënt te maken met problemen bij complexe taken. Dit is het
gevolg van optredende cognitieve functiestoornissen. Ten gevolge van de ziekte van Parkinson
kunnen problemen voorkomen met betrekking tot de volgende cognitieve aspecten.

Informatieverwerking:
Bijna iedere parkinsonpatiënt heeft moeite het tempo van informatievoorziening te volgen. Hierdoor
moet het tempo aangepast worden, onder andere bij het leren van vaardigheden, overschakelen
tussen activiteiten en bij het aanbieden van informatie en voorlichting.

Geheugen:
De parkinsonpatiënt heeft moeite met het aanleren van nieuwe informatie, maar niet met het
ophalen van oude informatie. Dit betekend dat je geduldig moet zijn bij het aanleren van nieuwe
vaardigheden.

Aandacht:
De problematiek uit zich voornamelijk in verdeelde aandacht. Dit is onder andere te verwijten aan
een vertraagde informatieverwerking. Tevens speelt een verminderde mentale flexibiliteit hierin een
rol. Men noemt dit ook wel proactieve interferentie.
De patiënt is zo gefocust op wat hij aan het doen is dat hij niet in staat is om vloeiend over te gaan
naar de andere deelvaardigheid binnen dezelfde activiteit.
Dubbeltaken of vaardigheden waarbij planningsvaardigheden vereist zijn, verlopen vanwege deze
proactieve interferentie minder goed.

You might also like