Professional Documents
Culture Documents
Boekje Hardy Weinberg 2018 Antwoorden
Boekje Hardy Weinberg 2018 Antwoorden
Niveau 1
1 Cacia’s
Het allel voor zwart is dominant (A). Het allel voor wit is recessief (a).
In een populatie van 1000 cavia’s zijn er 250 wit (aa), 500
heterozygoot zwart (Aa) en 250 homozygoot zwart (AA). Wat is de
allelfrequentie van A en van a? Noteer de berekening.
2 Tekkels
Het allel voor ruw haar bij tekkels (H) is dominant over dat voor glad haar (h). In een groep van 42
tekkels komen 32 homozygoot ruwharige tekkels ,8 heterozygote tekkels en 2 gladharige tekkels
voor. Wat is de allelfrequentie van H en van h? Noteer de berekening.
Antwoord:
32 tekkels HH = 64 allelen H
2 tekkels hh = 4 x allel h
Totaal dus H: 72 en h: 12
3 Konijntjes
Het allel voor bruin bij konijntjes is dominant (A). Het allel voor wit is
recessief (a). In een populatie van 633 konijntjes is de allel frequentie
van A = 0,6 en van a =0,4
Noteer de berekening.
4a Rozen
De kweker heeft 500 homozygoot dominante paarse rozen en 500 witte rozen gekocht en voegt
deze populatie bij elkaar. Deze laat hij met elkaar kruisen. Er ontstaan 10.000 nakomelingen.
Antwoord:
500 AA = 1000 A
500 aa = 1000 a
4c De kweker laat deze rozen een aantal jaren random met elkaar kruizen. Welk percentage van de
rozen zal heterozygoot zijn?
A=P=0,5 en a=q=0,5 Dus heterozygoten zijn 2pq dus 2x0,5 x 0,5 = 0,5
5 kippen
Antwoord
Dit betekend dat het allel KZ 100 keer voorkomt en KW ook 100 keer
100 zwarte hanen betekent dat het allel KZ 200 keer voorkomt.
6 Bloemkleur
Antwoord
Antwoord
Van de 2000 allelen (want er zijn 1000 planten) zijn er 1300 A en 700 a.
c.Neem aan dat bij de bestuiving en bevruchting die leiden tot de volgende generatie de twee allelen
A en a lukraak (at random) combineren.
o Wat zijn dan in de volgende generatie de relatieve frequenties van de drie genotypen AA, Aa
en aa?
allel A allel a
♂-allelen 0,65 0,35
(♂-gameten)
0,65
o En wat zijn dan in de nieuwe generatie de absolute frequenties van de drie genotypen AA, Aa
en aa? (Neem aan dat deze nieuwe generatie opnieuw duizend planten telt.)
Antwoord
Rood 0,423 (absoluut 423), roze 0,455 (absoluut 455), wit 0,122 (absoluut 122).
De som van de relatieve frequenties is 1,0 (per definitie), de som van de absolute
frequenties is 1000.
Antwoord:
(En dat zal voor een volgende generatie dus ook weer gelden.)
Antwoorden Hardy-Weinberg
Niveau 4
7 Konijntjes
Antwoord:
P=0,5 dus p2 = 0,25. 25% is dus homozygoot zwart en dat zijn dus 0,25 x 300 = 75 konijntjes.
8 Kortharigen / langharigen
Antwoord
Kortharigen / langharigen
36% = kortharig q2=0,36 dus q = 0,6 dus p = 0,4 Dus aandeel heterozygoten = 2.p.q = 2 x 0,4 x 0,6
=0,48 = 48 %
Antwoorden Hardy-Weinberg
Niveau 5
9 Britse muiters
Antwoord: a. In de groep zitten in totaal 6 + 2 allelen blauw (b), nl van 3 blauwogigen en twee
heterozygoten. Op dezelfde manier bepaal je dat er zijn: 24 bruin-allelen (B). De verhouding is dus
B: b = 3: 1
Antwoord: Stel frequentie B = p, b = q. Uit vraag 1 blijkt: p= ¾ en q=¼; dan is de frequentie blauw
(bb)= q x q = ¼ x ¼ = 1/16; frequentie bruin (Bb) = 2 x pq = 2 x ¼ x ¾ = 6/16; frequentie bruin (BB)=
q x q = ¾ x ¾ = 9/16
c. Dr. H.L. Shapiro vond in 1935, zes generaties ná de vestiging, dat 5,6 % van de inwoners van de
Pitcairn-eilanden 'lichte' ogen had. Neem aan dat dit blauwogig is zoals hierboven beschreven.
Geef drie mogelijke verklaringen (zo nodig afwijkingen van de vooronderstellingen) voor het verschil
in de bij vraag 1 berekende waarde en de door Shapiro waargenomen waarde.
Antwoord: Meer genen spelen een rol, toeval is groot in kleine populaties, partner wordt gekozen
op oogkleur.
1 Gestreepte katten
2 Shorthorn runderen
C 0,57
5 Schapen
Noem het recessieve allel voor gehoornd bij vrouwtjes e.
Stel de frequentie van allel e bij de vrouwtjes q, de frequentie van allel E bij de
vrouwtjes p
(p + q = 1).
Bij de vrouwtjes komen de genotype EE, Ee en ee voor met de frequenties p2, 2pq en
q2.
Gehoornde vrouwtjes (75 van de 300) hebben het genotype ee.
– frequentie genotype ee = q2 = 75/300 = 0,25 q = 0,5 1 punt
P = 1 – q,p = 0,5
– frequentie genotype Ee = 2pq = 2 x 0,5 x 0,5 = 0,5 1 punt, max. 2 punten
6 Experimenten met fruitvliegjes
7 Kale koppen
Stel: frequentie voor het gen voor kaalheid A is p
en frequentie a is q; in de populatie geldt:
Juiste berekening:
1 punt
Of:
– vrouwen die niet kaal zijn:
– Aa of aa; 2pq + q2 = 2 x 0,85 x 0,15 + (0,85)2
= 0,9775. 1 punt
– 0,9775 van 10 000 = 9775 niet kale vrouwen.
1 punt
8 Ute-Indianen
Allelfrequentie M: 0,59 + (½ . 0,34) = 0,76
Verwachte genotypen-verhouding:
NN = 0,0576
Controle! Som is 1.
9 Cholesterol
tabel 2
categorie 1 2 3
frequentie in de de grote
1/500 1/1.000.000
populatie meerderheid
cholesterol-
niet verhoogd verhoogd sterk verhoogd
gehalte
LDL-gehalte van
100 250 500
plasma (%)
LDL-receptoren
Antwoord: Categorie heeft 1: AA Categorie 2 heeft Aa en categorie aa
Dus q2= 1/1000.000 en dus q= 0.001
10 Pleksgewijze kaalheid
Gen pleksgewijze kaalheid bij mannen dominant en bij vrouwen recessief. Genfrequentie =0,3
Bij Vrouwen zijn alleen homozygoot recessieven kaal Dus: q=0,3 dus q2 0,09 = 9% vd vrouwen = kaal
Bij mannen zijn de heterozygoten kaal en de homozygoten met het gen. Dus 2pq= 2x0,3x0,7=0,42 en
9% dus 0,51 = 51%
11 Nertsen
ruige vacht:
5,3 %
Gevorderden / pittig / toepassing
1
A: 0,47
B: 0,48
C Gemiddelde: 2(0,485 x 0,515)= 0,50
2
q5 = 0,7 + (0-0,7)(1-0,1)5 = 0,287
q10 =0,7 + (-0,7) (0,9)10 = 0,456
3
a.
Blanken zijn de `donorpopulatie’, dus qC = 0,422.
q0 = 0,0 en q10 = 0,045, t = 10.
Dit invullen in de formule (tip: gebruik altijd deze formule en niet q1(t+1) = (1-m) q1(t) + mqc,
die geldt alleen voor de volgende generatie en niet voor bijvoorbeeld de tiende
generatie)
q1(t) = qC + (q1(0) - qC) (1 – m)t