Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 4

Woordgroepen

= constituenten = wat samen gebouwd is

= bestaat uit meerdere woorden


= van zodra een zinsdeel uit meer dan één woorden bestaat

!! de lidwoorden bij een substantief (=zelfstandig naamwoord) zijn geen voorbepalingen, maar gewoon
noodzakelijk = determinator
-> toch is niet fout als je dat als voorbepaling aanduid

Bouw van een woordgroep:

1) hoofd of kern

= je kan het niet weglaten (de weglatingsproef)


= de voor- en nabepalingen zijn optioneel

2) herkennen van woordgroepen

 localiteit
= elementen die samen woordgroep vormen staan samen
= maar soms toch uitzondering
Vb. Voor zover wij weten is hij nooit lid geweest van één of andere extremistische beweging.

 eenzinsdeelproef
= alles wat voor de persoonsvorm staat is één zinsdeel en dus één woordgroep

 vervangingstest
= alles wat vervangen kan worden door bv. een pronomen/ bijwoord, kan gezien worden als een
woordgroep

Vb. Zijn oudste broer die vorig jaar naar Amerika verhuisd is, komt zaterdag op bezoek
 Hij komt zaterdag op bezoek.

3) soorten woordgroepen

 naamwoordelijke/ nominale constituent


determinator voorbepaling kern complement nabepaling
x x Zelf nw x x
x Zelfst Vnw x

 adjectivische constituent
= maakt vaak deel uit van andere (naamwoordelijke) constituent of zin

 bijwoordelijke/ adverbiale constituent

 voorzetselconstituent/ prepositionele constituent

 werkwoordelijke/ verbale constituent


4) de bouw van de soorten woordgroepen

 naamwoordelijke/ nominale constituent


> zelfstandig naamwoordsgroep
> voornaamwoordsgroep

determinator voorbepaling kern complement nabepaling


x x Zelf nw x x
x Zelfst Vnw x

DETERMINATOR
= lidwoord

KERN:

o de kern is een substantief/ zelfstandig naamwoord


vb. het boek

o OF een zelfstandig voornaamwoord vb. dat, zij, iedereen, iets


(geen lidwoord, kan ook ‘het boek’ zijn maar blijft onbepaald)

=> de naamwoordelijke constituenten zeggen iets meer over de kern


=> hoe de kern IS = koppelwoord = naamwoordelijk

VOORBEPALING:

o voorbepaling met een substantief/ zelfstandig naamwoord = adjectivisch


vb. het mooie lederen boek

o voorbepaling met een zelfstandig voornaamwoord = bijwoordelijk


vb. bijna iedereen (helemaal, hartstikke, heel, zeer, hier, elders)

COMPLEMENT:
o kan eruit zien als een voorzetselconstituent (te beginnen met voorzetsel)
vb. het gesprek over de zin van het bestaan
= op, achter, met, voor, aan, bij, over

o kan eruit zien als een zin = complementszinnen


vb. de bewering dat in Nederland de gemiddelde werkloze meer verdient dan de
gemiddelde werknemer
= met voegwoord of vraagwoord
= of, wie, wat, dat

!! geen complementen in een naamwoordelijke constituent met voornaamwoord of


eigennaam als kern

NABEPALING:
o kan eruit zien als voorzetselconstituent

o kan eruit zien als zin


vb. iets uit de tuin, het gesprek in de tuin, die man die ik gisteren tegenkwam

o inleiding met bijvoeglijk/ betrekkelijk voornaamwoord = voorzetselconstituent


vb. de man die, diegenen die
-> dat zijn dan betrekkelijke of bijvoeglijke bijzinnen
-> kunnen ook door ‘om’ ingeleid worden
Vb. een beer om te knuffelen, iets te eten (heb ik niet)

o kan eruit zien als naamwoordelijke constituent


o kan eruit zien als een bijwoordelijke constituent

o kan eruit zien als een constituent voorafgegaan door een voegwoord

o naamwoordelijke constituent met zelfstandig voornaamwoord als kern


-> nabepaling kan adjectivisch zijn met buigings-s: wat lekkers, wat eetbaars
-> nabepaling kan telwoord met -en zijn: wij vieren, wij tweeën

 adjectivische constituent

= bijvoeglijk op bijvoeglijk, kern = adjectief


= maakt meestal deel uit van een andere (naamwoordelijke) constituent of zin

Vb. Naast de schuur stond een hoge boom.


-> Naast de schuur stond een hele hoge boom.
= attributief gebruik van de adjectivische constituent

Vb. Het Linnaeusklokje is in de Benelux zeldzaam geworden.


-> Het Linnaeusklokje is in de Benelux erg zeldzaam geworden.
= niet-attributief gebruik van de adjectivische constituent
= hier maakt het deel uit van het naamwoordelijk gezegde

KERN:
o altijd verplicht aanwezig
o kern = adjectief, als adjectief gebruikt deelwoord

+ TOEVOEGINGEN:
vb. Een zeer hard gesteente.
hard = kern (adjectief)
zeer = toevoeging op kern (adjectief)

o kan perfect weggelaten worden


o kan voor het adjectief staan = voorbepaling
o kan na het adjectief staan = nabepaling
o kan gedeeltelijk voor de kern & gedeeltelijk na de kern = omsluitende bepaling
vb. (ik zal het) zo kort mogelijk (houden)

OF COMPLEMENTEN:
o kan niet vrijelijk weggelaten worden (<-> toevoeging)
o de adjectief-kern vraagt die aanvulling = hechte band met kernadjectief
o meestal met vast voorzetsel
vb. tuk op vergaderen, de op wraak beluste milities

= geen scherpe grens tussen toevoeging en complement

-> voorzetselconstituent/ prepositionele constituent


= kan beschouwd worden als deel van een adjectivische constituent of als één die
erbuiten staat en zelfstandig bestaat (bijwoordelijke bepaling) -> Decock kiest voor
één die erbuiten staat!
 bijwoordelijke/ adverbiale constituent
vb. Hij liegt (vrijwel) nooit.

o kern = bijwoord -> noodzakelijk aanwezig


vb. hier, daar, nu, altijd, nooit,
o kern + begeleidende elementen of toevoegingen -> weglaatbaar
o voor de kern = voorbepaling
o na de kern = nabepaling

 voorzetselconstituent/ prepositionele constituent


= kan beschouwd worden als deel van een adjectivische constituent of als één die erbuiten
staat -> Decock kiest voor één die erbuiten staat!

Bouw:
voorzetsel (voorzetseluitdrukking) + complement + eventueel nog begeleidende elementen

o je kan het voorzetsel niet weglaten, maar ook het zelfstandig naamwoord niet, dus
er is niet echt een kern = exocentrisch
vb. in het huis, met vakantie, voor bij het eten

o meestal staat het voorzetsel eerst, maar het kan ook achter staan in de
voorzetselconstituent
= dan zijn het vaak voorzetselconstituenten die de functie van bijwoordelijke
bepaling van richting hebben in de zin
= achter geplaatst constituent
Vb. (hij holde) de trap af, (hij sprong meteen) het water in, …

o Er bestaat ook een voorzetselconstituent die bestaat uit twee voorzetsels met een
complement (het ene staat er dan voor, en het andere erna)
Vb. (ze liepen) om de vijver heen

+ in een voorzetselcompliment = ook toevoegingen links en rechts van de kern


Vb. vlak voor de brug = links vd kern = voorbepaling
Vb. bij Frank in huis = rechts vd kern = nabepaling (+ bij moeder op schoot)

 werkwoordelijke/ verbale constituent

= groeperingen van werkwoordsvormen die bij zinsontleding als werkwoordelijk gezegde


worden benoemd
vb. hij heeft geschilderd -> heeft geschilderd = ww gezegde

pv
+ deelwoord of deelwoordsgroep
+ infinitief of infinitiefgroep
+ te + infinitief of infinitiefgroep
+ voorzetsel (+ te) + infinitief of infinitiefgroep

You might also like