Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 100

EXAMENREADER

KUNST ALGEMEEN

VWO 2023-2024
INHOUDSOPGAVE Blz.

Hofcultuur 2
Historische context
Kunsthistorische context
Stijlen en stromingen
Eindtermen en accenten burgerlijke cultuur examen vwo 2024
Begrippenlijst

Burgerlijke Cultuur 28
Historische context
Kunsthistorische context
Stijlen en stromingen
Eindtermen en accenten burgerlijke cultuur examen vwo 2024
Begrippenlijst

Cultuur van het Moderne 47


Historische context
Kunsthistorische context
Stijlen en stromingen
Eindtermen en accenten burgerlijke cultuur examen vwo 2024
Begrippenlijst

Massacultuur 71
Historische context
Kunsthistorische context
Stijlen en stromingen
Eindtermen en accenten burgerlijke cultuur examen vwo 2024
Begrippenlijst

1
HOFCULTUUR
in de 16e en 17e eeuw

UITLEGTEKSTEN BESPIEGELING BIJ HISTORISCHE CONTEXT,


KUNSTHISTORISCHE CONTEXT EN STIJLEN EN STROMINGEN

2
Hofcultuur Leerdoelen VWO
Historische context
• Ik kan uitleggen hoe het leven eruitziet aan renaissance- en vorstenhoven in de zestiende en
zeventiende eeuw (Florence, Rome, Versailles, München, Londen, Madrid en Istanbul)
• Ik kan uitleggen hoe onafhankelijke Italiaanse renaissancehoven en het hof van de absolute
heerser Lodewijk XIV georganiseerd zijn
• Ik kan uitleggen wat de religieuze hervormingen van de Reformatie en de Contrareformatie
inhouden
• Ik kan uitleggen hoe klassieke en humanistische theorieën opnieuw geïnterpreteerd en gebruikt
worden

Kunsthistorische context
• Ik kan uitleggen welke invloed het katholicisme, het protestantisme en de islam op de kunst
hebben
• Ik kan uitleggen hoe de status van de kunstenaar in deze periode verandert (kunstenaar als homo
universalis, opkomst academies in Frankrijk)
• Ik kan uitleggen welke functies kunst heeft voor adellijke en kerkelijke opdrachtgevers (o.a.
propaganda)
• Ik kan uitleggen hoe de klassieken, de christelijke geschiedenis en de wetenschap in kunst kunnen
samenkomen
• Ik kan uitleggen hoe ideeën over de ideale hoveling de kunst beïnvloeden
• Ik kan uitleggen wat de invloed van ontdekkingen op het gebied van perspectief, anatomie en
cartografie zijn op de kunst en welke rol voorschriften (b.v. traktaten) spelen in de kunsten

Stijlen en stromingen
• Ik kan de stijlkenmerken van de renaissance en de barok herkennen en benoemen in een
gegeven kunstwerk
• Ik kan de (stijl)kenmerken van deze specifieke onderwerpen herkennen en benoemen:

a) Architectuur Sint-Pieter, Versailles, paleizen, villa’s, theaters, moskeeën en tuinen.


b) Beeldende kunst Schilders en beeldhouwers in renaissance en barok
c) Dans Ontwikkeling van dans aan het hof
d) Muziek Veranderingen in de kerkmuziek, ontwikkeling instrumentale muziek,
mengvormen vanuit de volks- en militaire muziek, tekstuitbeelding in
de muziek wordt belangrijker
e) Theater Herontdekking klassieke tragedie en komedie, commedia dell’ arte,
Shakespeare
f) Interdisciplinair Theaterspektakel en hoffeesten, ontstaan van opera, balletkomedie
en balletopera

3
Samenvatting van de historische context van de hofcultuur in de 16e en 17e eeuw
– Tekst bij uitlegvideo van de Bespiegling: historische context hoofdstuk 4 hofcultuur –

HET LEVEN AAN RENAISSANCE- EN VORSTENHOVEN


Renaissance
Zoals het woord hofcultuur al aangeeft waren de hoven van de paus en van vorsten in
Europa in deze tijd belangrijk. We kijken eerst naar het leven aan die hoven. Hoe zag dat
eruit? In de 15e eeuw was in Italië de renaissance ontstaan. Die verspreidde zich in de 16e
eeuw over heel Europa. De renaissance hield in dat mensen erg geïnteresseerd waren in
de wetenschap en kunst van de klassieke oudheid.

Het was ook een tijd van humanisme. Humanisten vonden onderwijs en wetenschap erg
belangrijk. Terwijl in de middeleeuwen de nadruk meer lag op het geloof, richtten
humanisten zich op het verzamelen van kennis en ontwikkeling van mensen.

Al die nadruk op kennis en ontwikkeling zag je


vooral aan de hoven van machthebbers. Hier zie
je bijvoorbeeld het antiquarium aan het hof van
München. Het is een grote zaal in renaissancestijl.
Het was de bibliotheek van koning Albert de 5e en
de eregalerij voor zijn grote collectie beelden uit
de klassieke oudheid. Op het beschilderde
plafond vind je ook verwijzingen naar de klassieke
oudheid.
Antiquarium, München
Welke belangrijke hoven waren er dan allemaal in Europa?

In Italië had je allemaal stadstaten en hertogdommen, met


machtige families die het voor het zeggen hadden. Hun hoven
noemen we renaissance hoven. Verder was er in Rome ook
toen al het pauselijk hof. In de rest van Europa waren er
vorsten met een groot rijk, in Duitsland was vooral Beieren
belangrijk. Het hof van de vorst van Beieren zat in München,
dat zagen we net al. Verder had je de koninklijke hoven in
Londen, Madrid en Parijs. En in Istanbul had je het hof van de
sultan van het Ottomaanse rijk. Hyacinthe Rigaud, Lodewijk
XIV van Frankrijk (1701)
Aan het hof woonden niet alleen de vorst of de
machthebber, maar ook een uitgebreide hofhouding. Er
woonden en werkten dus veel mensen aan het hof. Dat
zie je ook wel als je kijkt naar de grootte van de
paleizen, zoal hier in het El Escorial, niet ver van
Madrid.

En voor al die hovelingen was het belangrijk om te El Escorial, vlakbij Madrid


tonen hoe machtig en ontwikkeld ze waren. Ze lazen en
verzamelden boeken en ze stimuleerden de kunsten.
4
Er werd in deze tijd ook veel oorlog gevoerd en de machthebbers, ook de paus, voerden
legers aan. In Europa woedde er een godsdienstoorlog tussen de katholieken en de
protestanten. Spanje streed tegen het islamitische Ottomaanse rijk, het was aan de hoven
dus belangrijk om ook een goede soldaat of veldheer te zijn.

ORGANISATIE HOVEN
Italiaanse renaissancehoven
We kijken nog even wat preciezer naar Italiaanse
renaissance hoven en het hof van Lodewijk de XIVe.
In Italië waren er verschillende hoven, vaak van
machtige en rijke families. De familie de Medici in
Florence, was één van de belangrijkste.

De hoven in Italië stimuleerden het culturele leven in Florentijnse hof van De’Medici
de stad. Er was grote concurrentie tussen de verschillende hoven, elk hof wilde de rijkste
en machtigste zijn. De hoven waren ook kenniscentra, er werkten wetenschappers en
kunstenaars die financieel werden ondersteund.

Hof van Lodewijk XIV


In Frankrijk was Lodewijk XIV een absolute heerser. Alles en iedereen stond ten dienste van
de koning. Aan het eind van de 17e eeuw liet hij een enorm paleis in Versailles bouwen. Dit
paleis werd het regeringscentrum voor heel Frankrijk. Een groot deel van de Franse adel
woonde of logeerde aan het hof en het hele politieke leven speelde zich daar af.

REFORMATIE EN CONTRAREFORMATIE
Reformatie
Wat betreft religie was er in de 16e en 17e eeuw veel aan de hand in Europa. In de eerst
helft van de 16e eeuw groeide het verzet tegen de katholieke kerk. Er was corruptie en de
kerk klopte te veel geld uit de zakken van de gelovigen, vonden de opstandelingen. Het
lukte niet om de kerk van binnenuit te hervormen en daarom ontstonden er protestantse
kerken naast de katholieke kerk. In de protestantse versie van het christendom werden
allerlei tradities en rituelen afgeschaft. Bij protestanten ligt de nadruk op wat er in de
bijbel geschreven staat.

Dit is een spotprent van Lucas Cranach de


Jongere. In het midden rechts zie je de
paus die volgens Cranach het slechte
voorbeeld geeft. De kerk had veel geld
binnen, dat werd besteed aan Processies
en verfraaiing van het kerkgebouw, zoals je
ziet rechtsboven de paus.

In het midden links zie je Maarten Luther


als dominee, die wel het goede voorbeeld Lucas Cranach de Jongere; De ware religie van Christus
geeft. Het woord van god staat centraal en en de foute leer van de antichristen (houtsnede 1546)
pracht en praal spelen geen rol.

5
Contrareformatie
In eerste instantie reageerde de katholiek
kerk niet op de protesten van corruptie. Pas
na ongeveer 30 jaar in 1545 kwam de
katholieke kerk alsnog in beweging. De paus
riep toen de top van de kerk bijeen tijdens
het concilie van Trente. Maar het duurde,
met onderbrekingen, bijna 20 jaar voor ze
hadden besloten welke hervormingen ze
gingen doorvoeren.
Concilie van Trente
De paus bleef de leider van de kerk en het Latijn bleef de voertaal. De katholieke kerk
probeerde gelovigen terug te winnen, bijvoorbeeld door veel aandacht te vragen voor
wonderen en door ze te verleidden met pracht en praal, zoals Prachtige kerkgebouwen en
muziek.

HERGEBRUIK KLASSIEKE EN HUMANISTISCHE THEORIEEN


In de 16e en 17e eeuw werden klassieke en
humanistische theorieën hergebruikt en opnieuw
geïnterpreteerd. Dat gebeurde ook door katholieke
kerk.

De wetenschap en kunst uit de klassieke oudheid


was niet christelijk, want de Grieken en romeinen
hadden hun eigen religie. Maar in de 16e en 17e
eeuw werd er juist een verbinding gezocht tussen de
klassieke oudheid, het humanisme en het christelijk
geloof. Simpel gezegd komt het erop neer dat de
wetenschap en kunst uit de klassieke oudheid lieten
zien hoe perfect de schepping was, in het bijzonder
de schepping van de mens, naar het evenbeeld van
God.

De katholiek kerk gebruikte dus een eigen


interpretatie van wetenschap en kunst uit de
oudheid om de grootsheid van god, de paus en het Gianlorenzo Bernini David (1623-24)
geloof te laten zien.

6
Samenvatting van de kunsthistorische context van de hofcultuur in de 16e en 17e eeuw
– Tekst bij uitlegvideo kunsthistorische context hoofdstuk 4 hofcultuur van de 16e en 17e eeuw –

INVLOED KATHOLICISME OP DE KUNST


Zoals het woord hofcultuur al aangeeft waren de hoven van de paus en van vorsten in
Europa in deze tijd belangrijk voor de ontwikkelingen in de kunst. De kunst en wetenschap
uit de klassieke oudheid maken een comeback in heel West-Europa.

De katholieke kerk en het hof van de paus hadden in deze periode een belangrijke invloed
op de kunst. De kerk was een belangrijke opdrachtgever. De kunst die werd gemaakt in
opdracht van de katholieke kerk moest de grootsheid van god en ede kerk laten zien.

Grootsheid van God en kerk


Kunstenaars ontwierpen daarom
indrukwerkkende gebouwen, vooral
kerken natuurlijk. De Kerken
werden versierd met veel beelden
en fresco’s met Bijbelse
voorstellingen. De kerk liet ook veel
muziek componeren voor tijdens de
mis. Vooral in Rome waar de paus
toen ook al woonde, is enorm veel
gebouwd in opdracht van de kerk
en dat is nu nog steeds te zien.
Interieur Sint-Pietersbasiliek Rome

INVLOED PROTESTANTISME OP DE KUNST


Terug naar de kern van het geloof
In het begin van de zestiende eeuw
hadden de protestanten zich
afgescheiden van de katholieke kerk.
De protestante kerk was geen
belangrijke opdrachtgever voor
kunstenaars. De protestanten wilden
terug naar de kern van het geloof en
vonden al die pracht en praal van de
katholieke kerk niet nodig.

In de protestantse kerk was er daarom


veel minder ruimte voor beeldende
kunst en muziek. De protestanten
haalden de kunst juist weg uit de
kerken. Die kerken zijn dus erg sober,
zoals je hier kunt zien. Vooral in noord Pieter Jansz. Saenredam, Interieur van de Sint-Odulphuskerk
in Assendelft (1649)
Europa, ook in Nederland, waren er
veel protestanten.

7
INVLOED ISLAM OP DE KUNST
Verder naar het oosten, maakte de kunst in de 16e eeuw ook een bloeiperiode door. In
Istanbul, de hoofdstad van het Ottomaanse rijk, had Süleymaniye I het voor het zeggen.
Deze sultan stimuleerde de kunsten, er werd enorm veel gebouwd, bijvoorbeeld
moskeeën.

Aan de binnenkant werden de


moskeeën prachtig versierd met
geglazuurde tegels, met
kleurrijke patronen en
gekalligrafeerde teksten. De
muziekkorpsen van het leger
van de sultan gebruikte veel
blazers en slagwerk. In West-
Europa was men daarvan onder
de indruk en kwamen er vanaf
de 17e eeuw ook meer van dit
soort instrumenten in orkesten Interieur Süleymaniye-moskee, Istanbul
en fanfares.

VERANDERING STATUS KUNSTENAAR


In de 16e en 17e eeuw werkten kunstenaars meestal in dienst van de katholieke kerk, of
van een vorst of andere machthebber. Vrouwen waren maar zelden beroepskunstenaar, ze
moesten het huishouden doen. Voor nonnen en adellijke vrouwen gold dat minder, dus die
waren nog weleens actief als kunstenaar, bijvoorbeeld als schilder of componist.

Sofonisba Anguissola was zelf van adel


en werkte als hofschilder, maar ook als
hofdame van koningin Elisabeth.

De status van kunstenaars veranderde


wel een beetje. Ze werden niet meer
gezien als gewone ambachtslieden,
maar als mensen met een bijzonder
talent en veel kennis. In het ideale
geval was de kunstenaar een homo
universalis, die bijvoorbeeld
wetenschapper, architect, dichter,
schilder en beeldhouwer tegelijk was.

Meer vrijheid
Doordat kunstenaars een soort sterren
werden, kregen ze in deze tijd ook
meer vrijheid om opdrachten naar
eigen inzichten uit te voeren. Sofonisba Anguissola, zelfportret, 1556

8
Eind 16e eeuw ontstonden in
Engeland bijvoorbeeld de eerste
vrije theatergezelschappen die
niet in dienst waren van de
koning, maar wel door hem
werden ondersteund.

Inperking vrijheden
Maar die vrijheid werd aan de
andere kant ook weer beperkt.
Er waren toch wel regels en
Reconstructie Shakespeare’s Globe Theatre, Londen
verwachtingen waar kunstenaars
aan moesten voldoen.
En de Franse koning Lodewijk de 14e richtte bijvoorbeeld academies op, die heel precieze
voorschriften gaven voor alle kunstvormen.

FUNCTIES KUNST ADELLIJKE OPDRACHTGEVERS


Pronken met rijkdom en macht
Vorsten en machtige adellijke families waren belangrijke opdrachtgevers voor kunstenaars.
Veel van hen wilden graag pronken met rijkdom en macht.

Tonen van ontwikkeling


Er waren ook vorsten die minder mee bezig waren met pronken, en wilden laten zien hoe
ontwikkeld ze waren. Daarom lieten ze grote paleizen of huizen bouwen. Bij die paleizen
lieten ze prachtige tuinen aanleggen, met fonteinen en klassieke beeldengroepen.

Vanbinnen waren die paleizen


versierd met schilderijen en
beeldhouwwerken, sommige
adellijke families legden
enorme kunstverzamelingen
aan. Later werden die paleizen
met kunstverzamelingen vaak
musea.
Interieur Palazzo Pitti waar de familie De’Medici verbleef.
Klassieke tragedies en komedies
Er was ook veel interesse in het opvoeren
van tragedies en komedies uit de klassieke
oudheid. Daarvoor werden nieuwe theaters
gebouwd en zo ontstond het lijsttheater.
Ook de opera doet pogingen om klassieke
voorstellingen te reconstrueren.
Propaganda
Kunst was voor sommige adellijke
opdrachtgevers ook propaganda. Dat gold
Jean-Baptiste Lully, Atys (1676)
zeker voor Lodewijk XIV. Alles was bedoeld uitvoering van de Opéra Comique Parijs (2011)
om de macht van de koning te tonen.
9
FUNCTIES KUNST KERKELIJKE OPDRACHTGEVERS
Indruk maken en verleiden
Ook voor de katholieke kerk was kunst
belangrijk om indruk te maken. Dat werd
extra belangrijk na de afsplitsing van de
protestanten.

De kerk moest eruitzien als de hemel op


aarde, dus rijk versierd zijn. De kerkmuziek
moest harmonieus klinken, door het gebruik
van speciale kerktoonladders en de tekst
moest goed te verstaan zijn.

Alles met de bedoeling om indruk te maken


en mensen te verleiden om terug te keren
naar het katholieke geloof. Ook voor de kerk
was kunst dus een vorm van propaganda.

Gianlorenzo Bernini, Baldakijn boven het graf van


de apostel Petrus, Sint-Pieterskerk, Rome (1624–
1633).

DE KLASSIEKEN, CHRISTELIJKE GESCHIEDENIS EN WETENSCHAP IN DE KUNST


De mens is de maat voor alles
Door het bestuderen van de
klassieke oudheid kregen
kunstenaars en
wetenschappers het idee dat de
mens de maat is voor alles.

Omdat in de bijbel staat dat


god mens schiep naar zijn
gelijkenis, vonden ze dat de
verhoudingen van het menselijk
lichaam een afspiegeling waren
van de goddelijke orde.

Zo verbonden ze het
christendom met de klassieke
oudheid en de wetenschap.
Hier zie je een poging van
Leonardo da Vinci om de
goddelijke verhoudingen in het Leonardo da Vinci, Homo quadratus (ca. 1490)
lichaam te tekenen.

10
IDEEEN IDEALE HOVELING EN DE KUNST
Het boek van de hoveling
Aan de Italiaanse en Franse hoven waren er veel
regels over hoe je je hoorde te gedragen. In Italië
was er zelfs een boek over, het boek van de
hoveling. Daarin staat onder andere dat de
ideale hoveling veel moet weten van literatuur,
muziek en theater.

Kennis van kunst werd dus belangrijk gevonden,


vooral van kunst uit de klassieke oudheid. Het boek van de hoveling (Nederlandse
vertaling)
Hovelingen tonen die kennis door hun huis en tuin te
decoreren met klassieke beelden en schilderijen, met
voorstellingen van klassieke mythen.

Frankrijk Lodewijk XIV: perfecte controle


Aan het Franse hof van Lodewijk de 14e was echt alles
voorgeschreven. Overal moest je perfecte controle laten
zien. Dat gold ook voor dans.

De bewegingen moesten heel gestileerd zijn, in plaats van


natuurlijk en spontaan en er was een duidelijke
choreografie. Figuurdansen was daarom populair.

Bij feestelijke gelegenheden werden heel uitgebreide


voorstellingen gemaakt met theater, muziek en dans.

Uiteindelijk ontstond uit de regels en voorschriften het


klassieke ballet, dat ingewikkelde sprongen en Henri de Gissey, Lodewijk XIV als
draaibewegingen vraagt. Daarom werd het niet meer door Apollo (de zonnekoning) (1653)
hovelingen maar door professionele dansers uitgevoerd.

INVLOED NIEUWE ONTDEKKINGEN


Aandacht voor de zichtbare wereld
In de 16e en 17e eeuw werden er veel meer nieuwe
ontdekkingen gedaan dan in de middeleeuwen.

Er kwam steeds meer aandacht voor de zichtbare


wereld en hoe je dingen kon verklaren door
waarneming en logisch redeneren.

Door goed waar te nemen kwam er meer kennis van


de anatomie van het menselijk lichaam. Het Leids anatomisch theater (of
Theatrum Anatomicum), tekening van ets
van Willem Swanenburgh door Jan van ’t
Woudt (begin van de 17e eeuw)

11
Het lijnperspectief was in de 15e eeuw ontwikkeld. De heilige drie-eenheid is een van de
vroegste voorbeelden waarin het lijnperspectief correct is toegepast.

Masaccio, De Heilige Drie-eenheid (1425) Fresco, Ignazio Danti, Venetië (ca. 1580)
Santa Maria Novella, Florence

In de 16e en 17e eeuw wordt de aandacht voor perspectiefwerking verder doorgezet. Er was
ook veel belangstelling voor cartografie en er werden steeds betere kaarten gemaakt. Door
al deze kennis toe te passen werd de beeldende kunst steeds realistischer.

Traktaten met voorschriften


Kennis en vooral ideeën werden vastgelegd in
traktaten, die onderdeel waren van een boek of
zelfstandig werden uitgegeven. Er waren traktaten
met voorschriften over religie en filosofie, maar ook
over kunst.

In een traktaat over theater werd bijvoorbeeld


vastgelegd welk type decor je moest gebruiken voor
welk type voorstelling.
Magische scène, theatraal scèneontwerp
door Sebastiano Serlio, illustratie van
traktaat over architectuur, boek II (1545)

12
Samenvatting van de Stijlen en stromingen van de hofcultuur in de 16e en 17e eeuw
– Tekst bij uitlegvideo Stijlen en stromingen van hoofdstuk 4 hofcultuur van de 16e en 17e eeuw –

STIJLKENMERKEN ZESTIENDE EN ZEVENTIENDE EEUW


Wat waren de stijlkenmerken van de kunst in de 16e en 17e eeuw? We gaan eerst kijken
naar twee stijlen in de beeldende kunst: de renaissance en de barok.

Renaissance
De 16e eeuw was in heel Europa de tijd van de
renaissance, een comeback van de wetenschap
en kunst van de klassieke oudheid.

Kunstenaars gebruikten stijlelementen uit de


klassieke oudheid. Ze probeerden de kunst uit
de oudheid te reconstrueren en voegden daar
soms zelf nog iets aan toe. In de renaissance
lag de nadruk op het denken en dat zie je terug
in de kunst. Rafaël De school van Athene (1509–1510), Stanza
della Segnatura, Apostolisch Paleis Vaticaanstad.
Barok
De 17e eeuw was de tijd van de barok. Ook daar zag je nog elementen uit de klassieke
oudheid, maar kunstenaars gingen er vrijer mee om. De kunst uit de barok was meer
gericht op gevoel. Kunstenaars probeerden heftige emoties op te roepen met hun werk.

RENAISSANCE: BEELDENDE KUNST


Studie van beelden uit de oudheid
Uit de klassieke oudheid zijn veel beeldhouwwerken bewaard
gebleven en die werden in de renaissance verzameld,
bestudeerd en nagemaakt. Beelden uit de hellenistische
periode van de Griekse beeldhouwkunst zijn anatomisch heel
realistisch, maar ook geïdealiseerd. Ze hebben een
expressieve lichaamshouding en tonen emoties.

Bijbelse figuren
Dat inspireerde kunstenaars uit de renaissance. Ze gebruikten
de beelden om schetsen voor schilderijen te maken en
maakten zelf ook nieuwe beelden. De nieuwe
beeldhouwwerken uit de renaissance stelden bijvoorbeeld
figuren uit de bijbel voor, zoals hier David.

Belangstelling voor anatomie


De aandacht voor de uitbeelding van de menselijke figuur
past bij het humanistische idee dat de mens het evenbeeld is Michelangelo, David (1501-
van God. Anatomie, een studie naar de verhoudingen, de 1504)
spieren, de bewegingen en zelfs de ingewanden van het menselijk lichaam staat in de
renaissance volop in de belangstelling.

13
Zichtbare werkelijkheid
De schilderkunst in de renaissance richt zich op de
zichtbare werkelijkheid. Om die zichtbare
werkelijkheid zo goed mogelijk weer te geven
maakten schilders gebruik van perspectief.

Perspectief
Met behulp van perspectief maken ze steeds
realistischere voorstellingen waarin diepte is
gecreëerd. Dit geeft een illusie van ruimtelijkheid op
een plak vlak. De heilige drie-eenheid is een van de
vroegste voorbeelden waarin het lijnperspectief juist
is toegepast.

RENAISSANCE: ARCHITECTUUR

Vitruvius en eigentijdse varianten


We kijken ook even naar de architectuur in de
renaissance. Die was vaak gebaseerd op de ideeën en
boeken van de romeinse architect Vitruvius en op de
klassieke gebouwen die nog overeind stonden. Er
werden geen kopieën gemaakt van die gebouwen,
maar eigentijdse varianten. Vaak werden er Masaccio, De Heilige Drie-eenheid (ca.
1425-1428)
wiskundige vormen gebruikt.

Andrea Palladio plattegrond Villa la Rotonda (1566)

Dit is de villa la Rotonda, een villa die is gebouwd in de tweede helft van de 16 e eeuw.
Klassieke elementen die je terug ziet komen zijn bijvoorbeeld de zuilen, de timpanen, de
koepel, de trappen, en de standbeelden
14
BAROK: SCHILDERKUNST
Moment suprême , beweeglijke compositie en clair-obscur
In de schilderkunst uit de barok leggen kunstenaars het moment suprême vast. Dat is het
moment waarop een belangrijke actie of handeling plaatsvindt. Een diagonale richting of
compositie versterkt de beweging of dynamiek, in het schilderij. De kijkrichting van de
figuren wordt gebruikt op de aandacht te vestigen op dat ene belangrijke moment.

Maar ook clair-obscur helpt hierbij, dit is een groot licht-donker contrast. De belangrijkste
onderdelen in de voorstelling worden in het felste licht gezet. Om de toeschouwer zo veel
mogelijk mee te nemen in het verhaal worden kleding en andere voorwerpen zo
levensecht en herkenbaar mogelijk geschilderd.

In dit schilderij van Gentileschi, zie je een


verhaal uit de bijbel, namelijk Judith die
Holofernes onthooft. Het gaat hier duidelijk om
het moment suprême, het moment van de
actie. De diagonale lijnen in het schilderij
versterken de beweging van de actie. De beide
vrouwen kijken naar het hoofd van Holofernes.
Met de kijkrichting van de figuren wordt
duidelijk gemaakt waar er allemaal gebeurt.

Door het gebruik van clair-obscur wordt onze


aandacht getrokken naar de armen van de Artemisia Gentileschi, Judith onthoofdt
figuren en het hoofd van Holofernes. Het grote Holofernes (ca.1612-1613)
licht-donker contrast versterkt ook nog eens de dramatiek van de voorstelling.

BAROK ARCHITECTUUR
Dynamiek, decoraties, dramatiek
In de barok architectuur gebruikte men veel
beweeglijke vormen. Dat geeft een bouwwerk
een dynamisch karakter. Er werden veel
decoraties toegevoegd, waardoor de
architectuur een uitbundige uitstraling krijgt.
Beeldhouwwerken in bijvoorbeeld kerken
versterken het theatrale effect. Alles is erop
gericht om indruk te maken op de bezoeker.

De st. Pieterbasiliek was al in de renaissance


ontworpen maar er zijn allerlei toevoegingen
gedaan in de stijl van de barok. Er kwamen ook
veel nieuwe monumenten, bruggen, pleinen en
kerken in Rome.
Gianlorenzo Bernini, Baldakijn boven het graf
van de apostel Petrus, Sint-Pieterskerk, Rome
(1624–1633).

15
Een belangrijke Italiaanse architect van de barok is
Gianlorenzo Bernini. Hij ontwierp dit monument in
brons, koper en bladgoud boven het graf van de
apostel Petrus in de St. Pieterbasiliek.

In het baldakijn zie je verschillende kenmerken terug


van de barokarchitectuur, zoals de beweeglijke vormen
in bijvoorbeeld de zuilen, de vele decoraties, en de
beelden bovenop het monument.

MUZIEK
Affectenleer
Laten we nu even kijken naar de muziek in de 16e en 17e eeuw. In de 16e eeuw ging de
inhoud van de tekst steeds meer de muziek bepalen. De theorie die beschrijft hoe je met
muzikale middelen de emotie van het publiek kunt bespelen heet affectenleer. Met
boosheid kun je muziek bijvoorbeeld dreigend laten klinken en de woorden zingen op
dezelfde toonhoogte.

Kerkmuziek
In de kerkmuziek werd de verstaanbaarheid van
de tekst belangrijker. De tekst en de muziek
moesten niet te ingewikkeld zijn, zodat iedereen
het goed kon volgen. Noten die niet pasten in de
afgesproken kerktoonladers werden vermeden.
De muziek klinkt hierdoor meer ingetogen, zoals
je kunt horen in het Kyrie uit de Missa Brevis van
Pierluigi da Palestrina.

Instrumentale luistermuziek
Een andere ontwikkeling was de opkomst van de
luistermuziek. Instrumentale muziek werd niet
alleen meer gebruikt om op te dansen of als
begeleiding van zang, maar er werd ook steeds
meer muziek geschreven die was bedoeld om
gewoon van te genieten.
Pierluigi da Palestrina, Missa Bervis Kyrie (1570)

Mengvormen
Verschillende muziekstijlen werden meer vermengd. Volksmuziek en militaire muziek
waren bijvoorbeeld inspiratiebronnen voor componisten. In West-Europa was men onder
de indruk van de Turkse meterbands, dat zijn militaire muziekkorpsen die veel trommels
en blaasinstrumenten gebruiken. Onder invloed van die Turkse muziek gingen orkesten in
West-Europa meer slagwerk en koperblazers gebruiken en ontstonden er drumbands en
fanfares.

16
THEATER
Herontdekking van tragedie en komedie
Dan gaan we naar theater. In de renaissance ontstond behoefte om theaterstukken uit de
klassieke oudheid op originele wijze op te voeren. Er werden zelfs speciale theaters voor
gebouwd. De klassieke tragedie en komedie werden dus herontdekt.

Commedia dell’arte
In Italië was er daarnaast de commedia
dell’arte populair. Dit was straattheater
met een aantal vaste karakterrollen,
waarin veel werd geïmproviseerd. De
commedia dell’arte had veel invloed op
kluchten en improvisatietheater in heel
Europa.

Shakespeare
De 16e eeuw is ook de tijd van Een commedia dell'arte-toneelgroep afgebeeld op een
Shakespeare. Die wordt gezien als de 16e-eeuws Vlaams schilderij.
eerste moderne toneelschrijver. Hij schreef nieuwe tragedies, komedies en kluchten die
niet gebaseerd waren op bestaande stukken uit het klassieke theater. Omdat zijn
toneelstukken wel over universele thema’s gaan, worden ze nu nog wel steeds gespeeld.

DANS
Ontwikkeling regels voor dans
In de hofcultuur maakte dans ook een belangrijke ontwikkeling door. Aan het hof werd
gedanst volgens strenge regels met een duidelijke choreografie. Ook figuurdansen waren
hierbij populair. Dansers maakten hierbij ruimtelijke patronen op de dansvloer.
Toeschouwers bekijken de dans vanaf een hoog punt, zodat ze de figuren goed kunnen
zien.

Oprichting Academie voor Danskunst


In Frankrijk werd in de tweede helft van de 17e eeuw de
academie voor de danskunst opgericht. De academie was
in eerste instantie geen opleiding maar een instituut dat
voorschreef aan welke eisen dans moest voldoen.

Dans werd zo ingewikkeld, met allerlei sprongen en


draaibewegingen, dat alleen professionele dansers aan
de eisen konden voldoen. De voorschriften van de
academie waren het begin van het ontstaan van het
Klassieke ballet.

Henri de Gissey, Lodewijk XIV als


Apollo (de zonnekoning) (1653)

17
INTERDISCIPLINAIR
Theaterspektakels en hoffeesten
In de 16e en 17e eeuw worden muziek, dans en theater steeds meer met elkaar verweven
in theaterspektakels en hoffeesten.

Er werden toneelstukken opgevoerd, en in die voorstellingen waren er ook tussenspelen,


intermedi, met zang en dans. De intermedi stonden helemaal los van het verhaal.

Opera
In deze mix van theater, muziek en dans kwamen verschillende nieuwe kunstvormen voort.
In Italië ontstond de opera. Een opera is een volledig gezongen toneelstuk, met ook
instrumentale orkestmuziek, en vaak dans.

In Frankrijk ontstonden
de balletkomedie en de
balletopera.

Balletkomedie
Een balletkomedie is
een blijspel, een
toneelstuk dus, dat
wordt onderbroken
door muziek en dans.

Balletopera
De balletopera is een
treurspel een tragedie,
L’Orfeo door de Nederlandse Reisopera (2019)
die helemaal op muziek
is gezet net als de Italiaanse opera. Maar anders dan de Italiaanse opera is de balletopera
altijd gebaseerd op de vaste opbouw van de klassieke tragedie en wordt de voorstelling
altijd onderbroken door dansonderdelen.

18
Hofcultuur in de zestiende en zeventiende eeuw
Accenten binnen het onderwerp:
• renaissancehoven in de zestiende eeuw in Europa (bijvoorbeeld Florence, Rome, München,
Londen); hoven van (absolute) vorsten in de zeventiende eeuw;
• (stads)paleizen, villa's, tuinen; Versailles: inrichting en functie van paleis en tuinen (Lodewijk XIV);
• ontwikkeling in tragedie en komedie (inspiratie klassieken en eigentijdse ontwikkelingen);
• hofdans en hofballet (ballet de cour);
• ontstaan van opera, ontwikkeling van de instrumentale muziek, ontwikkelingen binnen de
kerkmuziek.

Specificaties van het onderwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie:

Kunst en religie, levensbeschouwing


– Verbinding christelijke heilsgeschiedenis, klassieke geschiedenis en mythologie.
– Kunst als propaganda van/voor vorsten via allegorische voorstellingen (bijvoorbeeld Catharina de
Medici, Lodewijk XIV).
– Humanisme: studie van klassieke teksten, levenshouding gericht op het wereldlijke en het individu.
– Reformatie en contrareformatie.

Kunst en esthetica
– Klassieke theorieën over schoonheid (Plato, Aristoteles): schoonheid als eenheid van delen, maat,
verhouding, symmetrie, orde.
– Uomo universale als beschavingsideaal.
– Invloed van contrareformatie op de kunsten.
– Maakbare en beheersbare natuur (bijvoorbeeld tuinen).
– Originaliteit: inventio en aemulatio (bijvoorbeeld 'David' van Michelangelo).
– Retorica en affectenleer.
– Ontwikkelingen binnen theater: aristotelische principes in de tragedie (bijvoorbeeld Jean Racine) en
Engeland (bijvoorbeeld William Shakespeare).
– Lichaamshouding en dans als uiting van beschaving (bijvoorbeeld Baldassare Castiglione: 'Boek van
de hoveling').
– Hofballetten en opera's als poging om het Griekse totaaltheater te reconstrueren.
– Ontwikkelingen in de muziek: prima pratica (polyfonie en homofonie) en seconda pratica (Claudio
Monteverdi): opera, monodie.

Kunstenaar en opdrachtgever; politieke en economische macht


– Organisatie samenleving en bestuur: onafhankelijke stadsstaten in de zestiende eeuw in Italië;
(absolute) monarchieën in de zeventiende eeuw (bijvoorbeeld Frankrijk): centrale bestuursmacht van
de vorst betekent ook economische macht.
– Mythologie als allegorische verwijzing naar politiek en status vorst.
– Status van de kunstenaar: van ambachtsman naar kunstenaar (artes liberales), opkomst
hofkunstenaar (musici, dansmeesters, toneelschrijvers, architecten, schilders) en 'vrije' ondernemer;
academies.
– Positie van vrouwelijke kunstenaars: veelal afhankelijk van afkomst/familie (bijvoorbeeld Artemisia
Gentileschi).
– Opdrachtgevers: hof, kerk, adel, vermogende burgers; patronage/mecenaat.
– Encyclopedische verzamelingen van vorsten en wetenschappers.

Kunst en vermaak
– Mythologische verhalen als bron van vermaak (bijvoorbeeld Metamorphosen, Ovidius).
– Monodie; ontwikkeling instrumentale muziek vanuit de begeleiding van de dans (danssuite).
– Villa's als 'lustoorden' en vermaaksfuncties van tuinen.

19
– Theaterspektakel (intermezzi), Italiaanse en Franse opera.
– Hofdans (gezelschapsdans) en hofballet (theatrale dans).
– Commedia dell'arte: stereotypering en improvisatie.

Kunst, wetenschap en techniek


– Toepassing van wetenschappelijke ontdekkingen in de kunsten: bijvoorbeeld optica, perspectief,
anatomie, landmeten, cartografie, mechanica.
– Ontwikkeling van muziekinstrumenten (bijvoorbeeld uitbreiding van de strijkinstrumenten).
– Empirisch onderzoek van werkelijkheid (Leonardo da Vinci), samenhangend wereldbeeld.
– Tractaten in alle kunsten, naar voorbeeld van Vitruvius (opbouw: theoretisch en praktisch deel).

Kunst intercultureel
– Ontdekkingsreizen en nieuwe zeeroutes, contacten met andere culturen (bijvoorbeeld Ottomaanse
Rijk, Nieuwe Wereld, China).
– Invloed van het Midden-Oosten op de hernieuwde belangstelling voor de klassieke cultuur en op de
ontwikkeling van de wetenschappen (bijvoorbeeld lijnperspectief, cartografie).

20
Begrippen Bespiegeling Hoofdstuk 4 HOFCULTUUR

aemulatio In de kunsten: het overtreffen van oudere voorbeelden. Bijvoorbeeld in de


renaissance: kunst die is geïnspireerd op regels en voorbeelden uit de
klassieke oudheid en deze uiteindelijk weet te overtreffen.

academisch ballet Danstechniek met vijf klassieke dansposities, vastgelegd door de


Koninklijke Academie voor Dans (opgericht door Lodewijk XIV). In de
romantiek aangevuld met dans op spitzen, grote zweefsprongen, lifts
(tilwerk) en duetten. Wordt ook wel klassiek ballet genoemd.

affectenleer Muziektheorie uit de late barok die beschrijft hoe muzikale middelen,
toonsoorten en instrumenten kunnen worden ingezet om gevoelens uit te
drukken.

altaar Tafel in een tempel of kerk waar rituelen worden uitgevoerd of offers
worden gebracht.
amfitheater Ovaal theater met oplopende zitplaatsen (tribune).
anatomie In de beeldende kunst: kennis over de manier waarop het menselijk
lichaam in elkaar zit wat betreft spieren, verhoudingen, bewegingen, etc.
als hulpmiddel bij het weergeven van de menselijke figuur.

aquaduct Waterleiding ondergronds of bovengronds waarmee de Romeinen over


grote afstanden water naar de steden voerden.

aria Lied voor één zangstem met orkestbegeleiding als onderdeel van een
opera, cantate of oratorium. Een aria is wat betreft muziek en tekst ook
zelfstandig, los van de opera of andere context, de moeite waard om te
beluisteren. Voor solisten biedt de aria de mogelijkheid om te excelleren.
Beroemd voorbeeld:
La donna è mobile uit Verdi’s Rigoletto.

baldakijn Afscherming als ‘hemel’dak boven een troon, altaar en dergelijke.

ballet de cour Franse benaming voor hofballet of hoffeest. Festiviteiten ter gelegenheid
van bijvoorbeeld een kroning of huwelijk van een vorst. Een hofballet
bestaat vaak uit meerdere onderdelen, zoals voorstellingen, optochten en
diners met veel muziek, dans en mime. Mythologische thema’s verwijzen
naar de goedheid van de vorst. De combinatie van dans, zang en muziek
vormt een belangrijke bron bij het ontstaan van de Franse ballet-komedie
en de ballet-opera.

21
balletkomedie Blijspel naar het voorbeeld van de klassieke komedie, waarbij het
toneelspel wordt aangevuld met en onderbroken door ballet en muziek.
Ontstaan aan het hof van Lodewijk XIV door de samenwerking van Molière
en Lully.

balletopera Ontwikkeld door Lully aan het hof van Lodewijk XIV door elementen uit de
klassieke tragedie te combineren met ballet de cour en de Italiaanse
opera. Een ballet-opera is van begin tot eind ononderbroken op muziek
gezet en heeft een vaste indeling waarin een proloog (met actuele inhoud)
gevolgd wordt door vijf bedrijven. De onderwerpen zijn ontleend aan de
Grieks-Romeinse mythologie. Dans (in de vorm van divertissements) is
een vast onderdeel bij deze operavorm.

barok Europese stijlperiode die begin zeventiende eeuw in Italië ontstaat en


voortduurt tot in de eerste helft van de achttiende eeuw. Komt voor in alle
kunstvormen. Kenmerkend is de overdadige vorm met veel versieringen
die aanstuurt op heftige emoties bij de kijker of luisteraar. Internationaal
gezien is de barok de stijl van de contrareformatie en het absolutisme.
De laatbarok wordt ook wel rococo genoemd.

basso continuo Doorlopende bas als begeleiding van zangers en musici in de zeventiende
en achttiende eeuw. Men gebruikt hiervoor een verkorte notatie waarbij
alleen de baslijn is genoteerd. Vaak zijn cijfers bij de noten gezet, waaruit
kan worden afgeleid welke akkoorden de componist bedoelt. Wordt ook
wel becijferde bas genoemd.

castraat Mannelijke sopraan- of altzanger die, als gevolg van een jeugdige
castratie, de jongensstem heeft behouden. In de zeventiende eeuw
ontstaat de gewoonte castraten de plaats in de laten nemen van
jongenssopranen.

chanson In de middeleeuwen de benaming voor de nietreligieuze liederen van de


Franse troubadours. Tegenwoordig een meer algemeen benaming voor
Franstalige (literaire) liederen.

clair-obscur Een groot licht-donkercontrast in een schilderij of tekening waarmee een


driedimensionale vorm op een dramatische wijze geaccentueerd wordt.
Veel toegepast in de barok.

commedia dell’arte Komisch en geïmproviseerd (volks)toneel in Italië vanaf eind vijftiende


eeuw. Pantomime en acrobatiek vormen vaak een onderdeel van de
voorstellingen. Binnen een eenvoudig scenario bouwen de
beroepsspelers hun rol al improviserend uit. De toneelvorm kent vaste
typen, zoals de zanni (de knechten), Il Capitano en de gierige Pantalone.

22
Kostuums en maskers vergroten de herkenbaarheid van de r ollen.

contrareformatie Hervormingsbeweging binnen de Katholieke Kerk die aanving in de


zestiende eeuw, deels als reactie op de protestantse reformatie.

contrareformatie Hervormingsbeweging binnen de Katholieke Kerk die aanving in de


zestiende eeuw, deels als reactie op de protestantse reformatie.

coulissen Verplaatsbaar zijstuk van toneeldecor, vaak een doek, dat spelers van het
publiek afschermt.
danssuite Instrumentaal muziekstuk dat bestaat uit een aaneenschakeling van
enkele dansen, vaak voorafgegaan door een korte ouverture. In de
danssuite worden muzikale thema’s herhaald in verschillende tempi en
maten. Deze muziek om op te dansen verzelfstandigde tegen het einde
van de zeventiende eeuw tot concertmuziek.

dissonant Een samenklank die schril (niet harmonieus) klinkt.


divertissement Letterlijk: vermaak of amusement. Een gedanst intermezzo in een opera
of een deel van een ballet waarin de handeling geheel stopt en de nadruk
op de dans ligt. Populair onderdeel van vroege Franse opera’s en
klassiek-romantische balletten.

en dehors Het met de klok mee naar buiten draaien van de benen vanuit de heupen.

figuurdansen Dansen waarbij de (horizontale) patronen (figuren) die de groep dansers


samen vormen een belangrijk onderdeel zijn. Alleen interessant wanneer
dans van bovenaf wordt bekeken, zoals tot de zeventiende eeuw aan de
hoven in Italië en Frankrijk.

fresco's Muur- of plafondschildering aangebracht op een natte kalklaag (al fresco)


waardoor pigmenten bij droging in de muur trekken.

gotiek Laat-middeleeuwse stijl in de architectuur en beeldende kunst.


Kenmerkend voor de bouwkunst zijn luchtbogen, spitsbogen en grote
raampartijen. Kenmerkend voor de beeldende kunst is het streven naar
gedetailleerdheid en realisme.

gregoriaans Benaming van de eenstemmige Latijnse onbegeleide kerkzang in de


Katholieke Kerk.
grotesken Benaming voor een overdaad aan opeengestapelde en symmetrische
versieringen die in de veertiende eeuw zijn aangetroffen bij opgravingen in
Rome van resten van het Paleis van Nero. Het woord is afgeleid van ‘grot’
(onder de grond).

23
homo universalis De mens met veelzijdige kennis en vaardigheden op allerlei gebieden
(kunsten, wetenschappen, literatuur, fysiek). Een ideaal dat zich in de
renaissance ontwikkelt als onderdeel van het humanisme.

humanisme Intellectuele, literaire en wetenschappelijke beweging van de veertiende


tot de zestiende eeuw, die elke vorm van kennis wil baseren op de
literatuur en cultuur van de klassieke oudheid. De mens is Gods
evenbeeld en moet zelf vorm geven aan zijn toekomst (en komt ‘naast’
God/Christus te staan).

imitatio In de kunsten: het navolgen en imiteren van oudere voorbeelden.


Bijvoorbeeld in de renaissance:
proberen kunst te maken zoals de voorbeelden uit de klassieke oudheid.

intermedio Letterlijk: tussendoor. Oorspronkelijk kort tussenspel tussen de bedrijven


van een toneelstuk door. In de renaissance groeien de intermedi uit tot
muziek-, dans- en zangspektakels waarvan de inhoud nog steeds losstaat
van het toneelspel dat hiermee onderbroken wordt. Wordt ook wel
intermezzo genoemd.

jongenskoor Een koor dat uit jongens bestaat die nog in staat zijn om sopraan- of
altpartijen voor hun rekening te nemen. Vaak aangevuld met enkele
volwassenen
die de tenor- en baspartij zingen. Ook wel knapenkoor genoemd.

jongenskoor Een koor dat uit jongens bestaat die nog in staat zijn om sopraan- of
altpartijen voor hun rekening te nemen. Vaak aangevuld met enkele
volwassenen
die de tenor- en baspartij zingen. Ook wel knapenkoor genoemd.

kapelmeester Leider van een kapel, dirigent.


kerktoonladder Vaste tonenreeksen die voor de kerk zijn
vastgesteld maar ook in de populaire muziek worden gebruikt. Ook de
majeur en mineur toonladders behoren tot de kerktoonladders. Afspraken
over kerktoonladders sluiten bepaalde combinaties van tonen uit.

klassieke oudheid Aanduiding in de Westerse geschiedschrijving van de periode van de


Griekse en Romeinse beschaving van ca. 500 voor Christus tot 500 na
Christus.
komedie Dramavorm ontstaan in het antieke Griekenland die zich van de tragedie
onderscheidt door de vrolijke, satirische toon, een volks karakter en vaak
goede afloop.

24
lijsttheater Type theaterzaal waarbij het vaak verhoogde podium omlijst wordt,
waardoor er een scheiding ontstaat tussen het (verhoogde) podium en het
publiek. Het publiek kijkt door de lijst in een soort kijkdoos. Deze scheiding
verhoogt de illusie dat wat zich op het podium afspeelt een andere
werkelijkheid betreft dan die van het publiek. Vanaf de negentiende eeuw
wordt een toneelgordijn gebruikt dat met het openen en sluiten deze illusie
versterkt.

madrigaal Een meerstemmig lied voor een groep zangers, al dan niet met
begeleiding, uit de renaissance of barok op een wereldlijke tekst. Ontstaan
in Italië in de veertiende eeuw, populair in de zestiende en zeventiende
eeuw.

mecenas Persoon die geld beschikbaar stelt voor het maken of behouden van kunst,
bijvoorbeeld door het verstrekken van opdrachten, het verzamelen van
kunst, het financieren van opleidingen, etc.

mehter-band Korps dat het Turkse leger met muziek (Mehter


Marschi) ondersteunt. Ontstaan in het Ottomaanse Rijk. Maakt gebruik van
verschillende soorten slagwerk, klarinetten en koperinstrumenten.

Meistersinger Burgerlijke zangers van eenstemmige liederen in Duitsland in de vijftiende


en zestiende eeuw, met als centrum Neurenberg.

minaret Slanke toren van een moskee, soms losstaand. Vanaf de minaret roept de
moëddzin op tot het gebed.

moresque Snelle, beweeglijke dans in twee- of driedelige maat. Oorspronkelijk een


zwaarddans. De mannelijke dansers zijn vaak verkleed als ‘Moren’ met
kleurrijke kostuums met belletjes eraan. Populaire volksdans van vijftiende
tot achttiende eeuw.

naumachia Nagespeeld zeegevecht met op schaal nagebouwde oorlogsschepen. In


het Romeinse Rijk werd hiervoor bijvoorbeeld het speelveld in het
Colosseum onder water gezet. Later ook aan de hoven in de renaissance
als spectaculair onderdeel van hoffeesten.

opera Muzikaal drama voor zangstemmen en orkest waarbij de muziek en tekst


belangrijk zijn. Zang, instrumentale muziek, dichtkunst, acteerkunst,
decorkunst en vaak ook danskunst vormen de wezenlijke bestanddelen
van de opera.

ouverture Letterlijk: opening. Instrumentale inleiding van een cantate, oratorium,


opera of suite.
palazzo In Italië is een palazzo een groot prestigieus gebouw als woon-en
werkpaleis voor gezaghebbende families of als hoofdkwartier van
instellingen.

25
pantomime Een vorm van toneelspelen waarbij acteurs een situatie of verhaal
uitbeelden met overdreven of gestileerde gebaren, mimiek en lichaamstaal.
De vaak wit geschminkte acteurs spreken niet en gebruiken vaak ook geen
rekwisieten.

patroonheilige Begrip binnen de Katholieke Kerk. Heilige van wie men bij het doopsel de
naam ontvangt, ook wel doopheilige genoemd. Ook (beroeps)verenigingen
kunnen hun eigen patroonheilige hebben; zo is de evangelist Lucas de
patroonheilige van de
(kunst)schilders en is het St.-Lucasgilde een gilde voor kunstschilders.

pilaster Decoratieve, rechthoekige halfzuil die een stukje uit een gevel naar voren
komt. Verwijst meestal naar de klassieke bouworden.

polyfonie Letterlijk: meerstemmigheid. Meerstemmige compositietechniek waarbij elke


stem een zelfstandige melodie volgt.

prima pratica Muziekstijl uit de zestiende eeuw die teruggrijpt op de regels uit de
renaissance. Gebruikt de kerktoonladders (modi) en vermijdt overdaad in
muzikale uitingen en gebruik van instrumenten.

processie Plechtige kerkelijke optocht, waarin vaak heilige voorwerpen worden


meegedragen. Vaak onderdeel van een viering en voorafgaand aan de
dienst of mis, soms als extra inspanning om begane fouten goed te maken.

recitatief Onderdeel van een opera of oratorium waarin de solist een verhaal vertelt
(reciteren betekent voorlezen). De melodie is sober, met weinig
toonhoogteverschillen en kleine intervallen. De begeleiding bestaat uit
ondersteunende harmonieën op de belangrijkste woorden.

reformatie Hervormingsbeweging in de zestiende eeuw binnen de christelijke kerk die


uiteindelijk leidt tot het ontstaan van het protestantisme. Aangevoerd door
Luther, die de Katholieke Kerk in 95 stellingen aanklaagde. Hij wilde de Kerk
zuiveren van de misstanden die er langzamerhand waren ontstaan.

reformatie Hervormingsbeweging in de zestiende eeuw binnen de christelijke kerk die


uiteindelijk leidt tot het ontstaan van het protestantisme. Aangevoerd door
Luther, die de Katholieke Kerk in 95 stellingen aanklaagde. Hij wilde de Kerk
zuiveren van de misstanden die er langzamerhand waren ontstaan.

relieken Overblijfselen van een heilige. Relieken kunnen delen van het stoffelijk
overschot van de heilige betreffen (primaire relieken) of voorwerpen die de
heilige heeft aangeraakt (secundaire relieken). Ze

26
worden meestal bewaard in duur bewerkte houders (reliquiarium) of kasten
(reliekschrijn).
renaissance Opleving van de idealen en kunst van de klassieke oudheid. In de
veertiende eeuw opgekomen in Italië, met als centrum Florence, later
verspreid over heel Europa. Studie en wetenschap staan hoog in aanzien,
het wereldbeeld is humanistisch en de invloed van niet-kerkelijke
opdrachtgevers neemt toe.

retorica De kunst om goed te spreken in het openbaar.


satire In de klassieke oudheid tot ontwikkeling gekomen theatervorm waarbij de
spot wordt gedreven met actuele alledaagse gebeurtenissen en personen.
Niet altijd te onderscheiden van de komedie.

seconda pratica Muziekstijl uit de zestiende eeuw die afstand neemt van de muziekstijlregels
uit de renaissance. Tegenhanger van de prima pratica met meer
compositievrijheid bij het gebruiken dissonantie en contrapunt.

toneelmachinerieën Mechanische installaties waarmee in een theater decors kunnen worden


bediend en theatrale effecten worden bereikt.

tragedie Dramavorm ontstaan in het antieke Griekenland. Heeft een ernstige


handeling – met universele thema’s als liefde, eer, verraad en wraak – en
voorname personages. De hoofdpersoon begaat een groot ongeluk,
meestal door een combinatie van noodlot en eigen handelen, met vaak een
fatale afloop.

traktaat Verhandeling of verklaring over een afgebakend onderwerp, bijvoorbeeld op


het gebied van kunst, filosofie of religie, in de vorm van een pamflet of als
onderdeel van een boek.

zuil Vrijstaande, verticale en cilindervormige ondersteuning. Soms een vrijstaand


monument.
zurna Dubbelriets hobo die veel in de Turkse muziek wordt gebruikt, vaak in
combinatie met slagwerk. Het instrument heeft een scherpe, harde toon en
is geschikt als instrument om in de buitenlucht te bespelen.

27
BURGERLIJKE CULTUUR IN DE
17E EEUW IN NEDERLAND

UITLEGTEKSTEN BESPIEGELING BIJ HISTORISCHE CONTEXT,


KUNSTHISTORISCHE CONTEXT EN STIJLEN EN STROMINGEN

28
Burgerlijke cultuur in de 17e eeuw Leerdoelen VWO

Historische context
• Ik kan uitleggen hoe de Nederlands maatschappij eruitziet in de zeventiende eeuw,
specifiek de rol van de adel, de boeren en de burgerij in de steden
• Ik kan uitleggen welke (internationale) ontwikkelingen het economisch succes van
Nederland in deze tijd beïnvloeden
• Ik kan verschillen tussen de protestantse en katholieke geloofsopvatting benoemen
• Ik kan uitleggen hoe de Republiek een centrum voor wetenschap wordt

• Kunsthistorische context
• Ik kan uitleggen wat drie belangrijke visies op kunst en schoonheid in deze tijd inhouden
(klassiek, protestants en wetenschappelijk)
• Ik kan uitleggen hoe vrouwelijke en mannelijke kunstenaars profiteren van het
economische succes van Nederland, hoe ze werken en hoe ze rondkomen
(opdrachtgevers en vrije markt)
• Ik kan uitleggen welke invloed ontdekkings- en handelsreizen hebben op de kunst, en wat
de rol daarbij is van westers superioriteitsdenken
• Ik kan uitleggen hoe ontwikkelingen in wetenschap en techniek invloed uitoefenen op de
kunst (o.a. cartografie, camera obscura en toneelmachinerieën)
• Ik kan uitleggen waarom Nederlandse burgers in deze tijd een voorliefde hebben voor
rariteitenkabinetten en encyclopedische verzamelingen

• Stijlen en stromingen
• Ik kan de stijlkenmerken van de Nederlandse kunst in de zeventiende eeuw herkennen en
benoemen in een gegeven kunstwerk
• Ik kan de (stijl)kenmerken van deze specifieke onderwerpen herkennen en benoemen:
g) Architectuur Amsterdamse stadhuis op de Dam, de stadsschouwburg van
Amsterdam, stadspaleien, buitenplaatsen
h) Beeldende Genres in de schilderkunst (o.a. genreschilderijken, portretten,
kunst schuttersstukken, (vanitas)stillevens, landschappen,
zeestukken), Chinees porselein en Delfts blauw
i) Dans Dans in het theater en in het sociale leven
j) Muziek Muziek in de kerk en in kleine kring, collegium musicum

k) Theater Rol van de rederijkers (retorica), kluchten, tragedies en


spektakelstukken

29
Uitlegvideo Historische context Burgerlijke cultuur in de 17e eeuw
– Tekst bij uitlegvideo historische context hoofdstuk 5: burgerlijke cultuur in Nederland –

NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ IN DE ZEVENTIENDE EEUW


Republiek
In tegenstelling tot veel andere landen in
Europa was Nederland een republiek. De
naam van deze Republiek was de
Republiek der 7 verenigde Nederlanden.
Het was een bond van 7 min of meer
onafhankelijke staatjes. Daarvan was
Holland verreweg het belangrijkste.

Internationale handel
Door internationale handel was Holland
erg welvarend geworden.
Dirck van Delen, De grote zaal op het Binnenhof tijdens
de grote vergadering der Staten Generaal (1651)
Machtige regenten
De republiek werd bestuurd door de regenten. Een paar honderd families die rijk waren
geworden door de handel, of afstamden van oude adellijke families. De regenten waren
rijk en machtig en hadden veel invloed op de cultuur. De cultuur in de Republiek was dan
ook heel anders dan in de landen waar een vorst aan het hoofd stond.

INTERNATIONALE ECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN


Handel over zee
In de 17e eeuw kwam er steeds meer internationale handel over zee. Amsterdam was een
belangrijke havenstad. Vanuit Nederland werd er eerst vooral gehandeld in graan en hout
met landen rond de Oostzee, dus vrij dichtbij.

Walvisvaart
Later kwam daar de walvisvaart bij. Die walvissen werden vooral gevangen voor hun vet,
dat werd gebruikt om lampenolie, zeep en kaarsen te maken. Daar was veel behoefte aan.

Handel met Azië en Amerika


Daarnaast was er nog de handel met Azië en met
Amerika. De handel met Azië gebeurde vanuit de
VOC, de verenigde Oost-Indische compagnie, die
werd opgericht in 1602.

De handel met Amerika werd gedaan door de WIC, de Hendrik Cornelisz. Vroom, Het uitzeilen
van een aantal Oost-Indiëvaarders
West-Indische compagnie. Deze werd opgericht in
(1600)
1621. De VOC en WIC handelden in producten zoals
koffie, cacao, tabak en goud. Vooral de WIC hield zich
ook bezig met slavenhandel.

30
PROTESTANTSE EN KATHOLIEKE GELOOFSOPVATTING
De bijbel als kern van het geloof
Hoe zat het met het geloof in de 17e eeuw? In de 16e eeuw hadden de protestanten zich
afgescheiden van de rooms-katholieke kerk. De protestanten vonden de kerk veel te rijk
en machtig geworden. Ze wilden terug naar de kern van het geloof. In hun ogen was dat
wat er in de bijbel staat. Het woord van god.

Protestantse soberheid
De protestanten schaften allerlei religieuze rituelen en symbolen af. Daarover stond niets
van in de bijbel dus die waren niet nodig vonden ze. De protestantse kerken zijn daarom
een stuk soberder dan katholieke. Er zijn veel minder versieringen te zien.

Het verschil tussen protestanten en katholieken zie je terug in het schilderij ‘de waag van
het ware geloof’. De protestanten zie je rechts. Ze zijn sober in het zwart gekleed. De
katholieken staan links en dragen
uitbundige en kleurrijke kleding.

In het midden zie je een


weegschaal. De protestanten
leggen hun bijbel op de
weegschaal, de katholieken
allerlei voorwerpen die ze
gebruiken bij hun rituelen.

Het woord van god (de bijbel)


blijkt veel zwaarder te wegen. Anonieme schilder, De waag van het ware geloof (eerste helft 17e
eeuw)

DE REPUBLIEK ALS CENTRUM VAN WETENSCHAP


Opkomst van de wetenschap
Nederland was ook een centrum voor de
wetenschap. Al sinds de renaissance was
de wetenschap in opkomst. Er werd bijv.
onderzoek gedaan naar het menselijk
lichaam zoals je ziet op dit schilderij van
Rembrandt.

Ruimte voor vernieuwende ideeën


Omdat Nederland een republiek was, was Rembrandt van Rijn, De anatomische les van Dr.
er geen koning die alles bepaalde. Dat gaf Nicolaes Tulp (1632)
ruimte voor wetenschappers met vernieuwende ideeën. Boeken die in andere landen
verboden waren werden in Nederland bijvoorbeeld wel gedrukt. Er werden ook nieuwe
universiteiten opgericht, Waar de rijke burgers opgeleid konden worden. Zo werd
Nederland een aantrekkelijke plek om te gaan werken voor wetenschappers uit allerlei
landen.

31
Uitlegvideo Kunsthistorische context Burgerlijke cultuur in de 17e eeuw
– Tekst bij uitlegvideo kunsthistorische context hoofdstuk 5: Burgerlijke cultuur in Nederland –

PROTESTANTSE VERSIE OP KUNST EN SCHOONHEID


De republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was officieel protestants. Er waren nog
wel katholieken, maar die moesten in het geheim bij elkaar komen. Het protestantse
geloof was dus dominant en had veel invloed op de kunsten.

Dit is een protestants kerkgebouw. Zoals je ziet


waren kerkgebouwen van de protestanten sober.
Er was weinig kleur en nauwelijks versiering.

Dansen werd bijvoorbeeld door veel protestanten


afgekeurd. Ze vonden dat veel te losbandig.

Verder was er een belangrijke invloed op de Pieter Jansz. Saenredam, Interieur van de
muziek. De protestantse kerk stond alleen het Nieuwe Kerk Haarlem (1652)
zingen van Bijbelse psalmen toe. Daarom werd er minder muziek gecomponeerd. Er waren
wel openbare orgelconcerten en thuis muziek maken was ook populair.

Kunst was in de republiek vooral ter lering en vermaak. Je mocht er dus wel van genieten,
maar er zat ook vaak een boodschap in. Een wijze les over hoe je je hoort te gedragen.

KLASSIEKE VISIE OP KUNST EN SCHOONHEID


De klassieke visie op kunst en schoonheid was in de
17e eeuw ook belangrijk. Dit is de stijl die verwijst
naar de klassieke oudheid, de tijd van de Grieken en
romeinen.

In het theater werd gekeken naar beschrijvingen van


de Griek Aristoteles, over de regels waaraan een
tragedie moest voldoen.

Hans Jurriaensz. Van Baden, de


schouwburg in 1653
In de architectuur zie je de ideeën van de romein
Vitruvius terug. Hier zie je het Mauritshuis in den
haag. Het is gebouwd in de eerste helft van de 17e
eeuw en is geïnspireerd op ontwerpen uit de
klassieke oudheid.

Mauritshuis, Den Haag

32
WETENSCHAPPELIJKE VISIE OP KUNST EN SCHOONHEID
De wetenschappelijke visie op kunst en schoonheid speelde
ook een rol in de 17e eeuw, kunstenaars gingen de natuur
heel goed bestuderen en hun waarnemingen zo nauwkeurig
mogelijk weergeven.

Dit was een eerbetoon aan de wetenschap en aan de


natuur. De kunst moest laten zien hoe mooi God de natuur
heeft geschapen.

Maria Sibylla Merian, een afbeelding uit


Metamorphosis insectorum Surinamensium

KUNSTENAARS EN HET ECONOMISCH SUCCES


De republiek was welvarend. Hoe profiteerden
kunstenaars daarvan? Er kwamen nieuwe
kunstkopers: de burgers die het voor het zeggen
hadden, wilden graag laten zien hoe rijk en
machtig ze waren. Ze lieten bijvoorbeeld
portretten van zichzelf schilderen.

De stadbesturen gaven ook opdrachten aan


kunstenaars, en wetenschappers hadden
kunstenaars nodig om de nieuwe kolonies in Bartholomeus van der Helst, De overlieden
kaart te brengen. Er kwam dus steeds meer vraag van de Amsterdamse handboogschutters
naar kunst. (1653)
Om aan die vraag te kunnen voldoen gingen
kunstenaars zich specialiseren. Je had
kunstenaars die zich helemaal richtten op één
genre zoals portretten, schutterstukken,
stillevens of landschappen. Dit schilderij van
Rembrandt is bijvoorbeeld een schuttersstuk. Om
zich te onderscheiden ontwikkelden kunstenaars
ook steeds meer een eigen stijl.
Rembrandt van Rijn, De Nachtwacht (1642)
Het kunstenaarschap werd vooral gezien als een
mannenberoep. Een uitzondering hierop is de succesvolle
schilder Judith Leyster, die werd benoemd tot
meesterschilder. Daardoor kon ze een eigen werkplaats
openen en leerlingen aannemen.

Judith Leyster, Zelfportret (1630)

33
INVLOED ONTDEKKINGS- EN HANDELSREIZEN
In de 17e eeuw waren er veel
ontdekkingsreizen en handelsreizen. Die
reizen hadden een belangrijke invloed op
de kunst. Wetenschappers namen
kunstenaars mee op hun reizen. Die
kunstenaars legden bijvoorbeeld de flora
en fauna van de nieuwe overzeese
gebieden vast.

Er werden prachtige encyclopedische


boeken gemaakt met veel illustraties.
Kunstenaars maakten ook kaarten van de Joan Blaeu, wereldkaart (1649)
nieuw veroverde gebieden.

Er ontstonden ook nieuwe genres,


zoals zeestukken, dat zijn
schilderijen waarop je de
Nederlandse vloot in actie ziet.

Dit soort schilderijen waren


populair bij bijvoorbeeld
kooplieden maar ook bij
stadsbesturen. Ze lieten zien dat Hendrik Cornelisz. Vroom, Het uitzeilen van een aantal Oost-
Nederland een belangrijk land was Indiëvaarders (1600)
waar je trots op kon zijn.

Door al die handel werden er ook veel exotische producten


en voorwerpen uit Azië en Amerika meegenomen naar
Nederland. Die producten en voorwerpen zie je vaak terug op
stillevens. Bijvoorbeeld een nautilusschelp uit Azië.

Pieter Claesz., Stilleven met kalkoenpastei (1627)

Als laatste het Delfts blauw. In de 17e eeuw werd er heel veel
Chinees porselein geïmporteerd. Er was veel vraag naar en
daarom werd erin Delft imitatieporselein gemaakt. Delfts blauw is
geen echt porselein, maar dun aardewerk met blauwe
versieringen voor een Chinese uitstraling.

De Metaale Pot (toegeschreven aan), naar Lambertus van Eenhoorn,


Bloempiramide (ca. 1692-ca.1700)

34
In de 17e eeuw waren er allerlei
ontwikkelingen in de wetenschap en
techniek. Nederland stond open voor
vernieuwende ideeën.

Dat wetenschap en techniek in de 17e eeuw


zo belangrijk waren, zie je ook terug in de
kunst. Omdat zeelieden goedgetekende
kaarten nodig hebben, zijn er in Amsterdam
veel cartografen in de 17e eeuw. Zo hadden
ze de meest actuele kennis van de wereld tot
hun beschikking.
Joan Blaeu, kaart van Amsterdam (1640-1652)

In het theater waren er ook


veel technische
ontwikkelingen. Er werden
mechanische installaties
ontwikkeld waarmee je
decors kon bedienen en
waarmee je spectaculaire
effecten kon bereiken. Toneelmachines, Amsterdamse schouwburg
Dit worden toneel machinerieën genoemd.

RARITEITENKABINETTEN EN ENCYCLOPEDISCHE VERZAMELINGEN


Door de overzeese handel ontstond er
onder welvarende Nederlanders een
echte verzamelwoede. Ze
verzamelden allerlei bijzondere en
exotische voorwerpen die ze thuis
tentoonstelden in een kast of zelfs een
speciale kamer.

Zo’n uitstelling heette


rariteitenkabinet of een
naturaliënkabinet.

Met je verzameling kon je laten zien


dat je een man of vrouw van de
wereld was.

De verzamelingen waren ook een


belangrijke bron van kennis voor de
opkomende wetenschappen.
Johann Georg Hinz, Rariteitenkabinet (1666)

35
Uitlegvideo Stijlen en stromingen Burgerlijke cultuur in de 17e eeuw
– Tekst bij uitlegvideo Stijlen en stromingen hoofdstuk 5: Burgerlijke cultuur in Nederland –

STIJLKENMERKEN NEDERLANDSE KUNST 17E EEUW


Wat waren de stijlkenmerken van de Nederlandse
kunst in de 17e eeuw. We gaan kijken naar de
kenmerken van de barok. Eerst kijken we naar de
Nederlandse barokschilderkunst. Daarna naar
muziek, theater en dans.

Verder gaan we kijken naar de kenmerken van


het Hollands classicisme. Dit was een stroming in
de architectuur. Frans Hals, Regentessen van het
Oudemannenhuis (1664)
BAROK
Maar we beginnen met de
barok. In de 17e eeuw was
de barok de belangrijkste
kunststroming van Europa. In
het katholieke Zuid-Europa
was de barokkunst uitbundig,
met religieuze onderwerpen,
bijvoorbeeld een verhaal uit
de bijbel, en ook veel
versieringen. Je weet bijna
niet waar je moet kijken,
zoveel is er te zien.
Andrea Pozzo, Apotheose van de Heilige Ignatius (1691-94) fresco op
het plafond van de San Ignazio, Rome

NEDERLANDSE BAROKSCHILDERKUNST
In de protestantse
Nederlanden was de
barok een stuk soberder,
je ziet minder felle
kleuren en weinig
versieringen.

Ook als er veel te zien is,


zoals hier op de
Nachtwacht, wordt je blik
meteen naar de
belangrijkste figuren
getrokken, hier in het
midden vooraan.
Rembrandt van Rijn, De Nachtwacht (1642)

36
De schilderijen hadden minder vaak Bijbelse onderwerpen en juist vaker wereldlijke
onderwerpen. Er werden bijvoorbeeld veel groepsportretten gemaakt van belangrijke en
rijke burgers.

In de Nederlandse barokschilderkunst zie je bepaalde kenmerken vaak terug. De


schilderijen laten een dynamische scene zien, je ziet dan het moment suprême, dat is het
moment dat de belangrijkste actie of handeling wordt uitgevoerd. Die nadruk op actie
wordt versterkt door diagonale composities. Verder zie je vaak grote licht-
donkercontrasten en een gedetailleerde stofuitdrukking.

Dit schilderij is gemaakt door Rembrandt,


de anatomische les van Nicolaes Tulp. Het
is een duidelijk voorbeeld van
Nederlandse barokschilderkunst.

Het schilderij laat een belangrijk moment


zien, namelijk het moment waarop de arts
iets zichtbaar maakt in het lichaam. Zijn
toehoorders buigen zich bijna allemaal
naar voren om het goed te kunnen zien.

Rembrandt van Rijn, De anatomische les van Dr.


Nicolaes Tulp (1632)
Er is een diagonale lijn te ontdekken van de man die het hoogst in het beeld staat, naar de
voeten van de liggende persoon. Maar het belangrijkste aandachtspunt ligt ongeveer in
het midden van het schilderij, bij de arm van de liggende persoon. Dit wordt versterkt
door het lichtdonker contrast, wat het belangrijkste is, wordt het lichtst weergegeven. In
de kleding van de mannen zie je allerlei details, zoals in het kraagje van de arts. De textuur
van de kleding is heel precies geschilderd, je ziet bijvoorbeeld plooien in de gewaden.

GENRES IN DE SCHILDERKUNST
Er waren in de 17e eeuw verschillende
genres in de schilderkunst, zoals
genrestukken, portretten, schutterstukken,
vanitasstillevens, landschappen en
zeestukken.

Dit schilderij van Jan Steen is een


genrestuk. Het laat een tafereel zien uit het
dagelijks leven en het heeft een
moralistische boodschap. Je ziet mensen
drinken, eten, spelen en flirten. Op zolder
zit een jongetje bellen te plaatsen met
naast zich een doodshoofd. Jan steen wil Jan Steen, Het leven van de mens (ca. 1665)
daarmee zeggen: het leven is prachtig,
maar spat uiteindelijk als een zeepbel uit
elkaar.

37
BAROKMUZIEK
Er waren niet alleen ontwikkelingen in de schilderkunst, maar
ook in de muziek. De meerstemmige renaissancemuziek
maakte plaats voor barokmuziek met een duidelijke
hoofdmelodie. Daardoor werden de teksten beter
verstaanbaar.

De protestantse kerk stond alleen het zingen van Bijbelse


psalmen toe, daardoor werd er in Nederland weinig nieuwe
muziek gecomponeerd. Het was wel populair om zelf te
musiceren. Frans Hals, De luitspeler
(1623-1624)
Er werden liedboeken verkocht zodat je thuis muziek kon maken en burgers kwamen ook
bij elkaar om te musiceren. Dat deden ze in een soort muziek-verenigingen die collegium
musicum werd genoemd.

Buiten de kerkdiensten om organiseerden


stadsbestuurders openbare orgelconcerten in
de kerk.

In Amsterdam was Jan Pieterszoon Sweelinck


vaste organist in de oude kerk. Sweelinck
maakte veel orgelcomposities met echo-
effecten.
Jan Pieterszoon
Bladmuziek Echo Sweelinck:
Fantasia van Sweelinck kopergravure van J.
Müller (1624)

THEATER
Toneel werd in het begin van de 17e eeuw
vooral door burgers beoefenend in
zogenaamde rederijkerskamers.

Pas later ontstonden er schouwburgen


voor professioneel theater. De komst van
de schouwburg leidde tot veel nieuwe
toneel- en dansproducties.

De schouwburgenregenten vroegen
schrijvers om nieuwe toneelstukken te
schrijven. Er werden kluchten, tragedies
en spektakelstukken opgevoerd.

Hans Jurriaensz. van Baden, de schouwburg in 1653.

38
DANS
Wat gebeurde er met dans in de republiek? Dansen werd losbandig gevonden, maar als je
het deed volgens vast formele regels zoals aan het Franse hof, dan kon het.

In grote toneelvoorstellingen
werden zogenaamde
tussendansen ingevoegd, dat
was een pauzemoment
waarin het verhaal werd
verduidelijkt.

Soms eindigde de voorstelling


met een slotballet.

De dansgedeelten werden
uitgevoerd door de spelers
van het toneelstuk.
S. Savry, de schouwburg van Jacob van Campen, naar het toneel
gezien, gravure (1658)
Er waren ook aparte dansvoorstellingen. In de dans werden mythologische of allegorische
verhalen uitgebeeld. De bewegingen van de dansers leken op pantomimespel.

In de voostellingen werd door mannen én door vrouwen gedanst. Dat was uitzonderlijk,
want in veel Europese landen waren er nog geen vrouwen op het toneel. Rijke burgers
namen zelf ook dansles. Dansen werd chique gevonden. Aan het Franse hof werd immers
ook gedanst. En door te dansen konden de burgers hun aanzien vergroten.

HOLLANDS CLASSICISME
Het Hollands classicisme is een architectuurstijl die is geïnspireerd op de architectuur uit
de klassieke oudheid en de Italiaanse renaissance. De gebouwen in deze stijl, zoals het
paleis op de dam in Amsterdam, moesten de welvaart en de macht van de republiek laten
zien.

Paleis op de Dam, Amsterdam.

39
Laten we nog even terugkijken. De tempel links is een voorbeeld van architectuur uit de
klassieke oudheid. Gebouwen uit de renaissance zoals de villa rechts zijn vaak geïnspireerd
op de klassieke architectuur. Daarom vonden Nederlandse architecten uit de 17e eeuw
deze periode ook zo interessant.

Klassieke architectuur, Griekse tempel. Architectuur uit de renaissance, Palladio’s Villa Rotonda.

In het Hollands classicisme zie je deze kenmerken: De gebouwen waren vaak symmetrisch,
gelijke vormen hadden vaak dezelfde afmetingen. Dit noem je ook wel harmonische
proporties. Er werden pilasters tegen de gevels geplaatst en er werd veel gebouwd met
natuursteen. Architecten gebruikten een klassieke maatvoering zoals de gulden snede. Dat
werd gezien als de ideale of goddelijke verhouding tussen de lengte en breedte van een
object.

Dit is het Mauritshuis in den


Haag, ontworpen door
Jacob van Campen en Pieter
Post. Het is een voorbeeld
van Hollands classicisme.

Het gebouw is symmetrisch,


beide helften zijn elkaars
spiegelbeeld. Gelijke
vormen in het gebouw
hebben vaak dezelfde
afmetingen. Alle ramen zijn
bijvoorbeeld even groot. Er
zijn pilasters tegen de
gevels aangeplakt en de
gevels zijn van natuursteen Jacob van Campen en Pieter Post, Mauritshuis, Den Haag (1633-1644)
gemaakt.

40
Burgerlijke cultuur van Nederland in de zeventiende eeuw
Accenten binnen het onderwerp:
• macht van de burger in de Republiek (bijvoorbeeld Stadhuis op de Dam);
• genres in de schilderkunst;
• rederijkers; de eerste stenen schouwburg in Amsterdam;
• dans in het theater en in het sociale leven;
• religieuze en wereldlijke muziek; muzikale genres voor de kleine kring.

Specificaties van het onderwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie:

Kunst en religie, levensbeschouwing


– Visies op geschiedenis: religieus én wereldlijk (bijvoorbeeld geschiedenis Batavieren als inspiratie voor de
kunsten).
– Diversiteit van christelijke levensovertuigingen, pragmatisme en religieuze tolerantie (reformatie en
contrareformatie).
– Diverse moralistische genres in literatuur, schilderkunst en theater; burgerlijke, calvinistische moraal
(bijvoorbeeld emblemata, Vanitas).
– Rol van het orgel en samenzang binnen en buiten de eredienst (Jan Pieterszoon Sweelinck).

Kunst en esthetica
– Calvinistische visie op de kunsten.
– Schoonheid van de zichtbare wereld, naast invloed klassieke theorieën.
– Theater van retorisch-didactisch naar klassieke voorbeelden; theorieën van Aristoteles (bijvoorbeeld Joost van
den Vondel).
– Inventiviteit en specialisatie (genrekunst).
– Zichtbare (goddelijke) natuur (bijvoorbeeld anatomische preparaten van Frederik Ruysch).
– Realisme tegenover idealisering (bijvoorbeeld Rembrandt van Rijn); theorieën van Karel van Mander, Gerard
de Lairesse.
– Kennis van menselijke hartstochten (kluchten en tragedies).
– Affectenleer (muziek).
– Retorica (rederijkers).

Kunstenaar en opdrachtgever; politieke en economische macht


– De Republiek zoekt zijn plaats tussen grootmachten; Amsterdam als centrum van wereldhandel over zee.
– Ateliers van meesterschilders; studiereizen naar Italië; Collegium musicum als 'opleiding'.
– Status van de (geleerde) kunstenaar; studie oudheid belangrijk.
– Positie van vrouwen in de samenleving en in de kunsten (bijvoorbeeld Judith Leyster, Ariana Nozeman-van
den Bergh, Lucretia van Merken).
– Vrije markt; opdrachtgevers: overheden, gezelschappen, verenigingen, burgers.

Kunst en vermaak
– Ter lering en vermaak; vermaak als medicijn.
– Genrestukken (bijvoorbeeld Jan Steen).
– Dans in tragedies en kluchten.
– Kluchten (bijvoorbeeld Gerbrand Adriaansz. Bredero), spektakelstukken (bijvoorbeeld Jan Vos).
– Openbare concerten (bijvoorbeeld Jacob van Eijck).
– Musiceren in huiselijke kring en collegium musicum; liedboeken.

Kunst, wetenschap en techniek


– De Republiek als wetenschappelijke vrijplaats: universiteiten en uitgeverijen.
– Empirisch onderzoek (bijvoorbeeld anatomische theaters); cartografie.
– Uitvindingen (bijvoorbeeld camera obscura).
– Toneelmachines: kunst- en vliegwerk.
– Rariteitenkabinetten; verzamelingen als studiemateriaal (bijvoorbeeld Rembrandt van Rijn);
encyclopedische verzamelingen.

41
Kunst intercultureel
– Westerse expansiedrift en koopmansgeest: moreel besef in de kunsten (bijvoorbeeld Stadhuis op de Dam en
grachtenpanden).
– Handelscontacten: bijvoorbeeld invoer Chinees porselein en ontwikkeling Delfts aardewerk; wederzijdse
beïnvloeding (beeldmotieven en vormgeving); invoer luxe materialen (bijvoorbeeld ebbenhout, zijde).
– Weergave van andere culturen in de kunsten (bijvoorbeeld in liederen en kluchten); reisverslagen met
Hollandse ogen: mensen, kleding, flora, fauna, landschappen (bijvoorbeeld Maria Sibylla Merian).

42
Begrippen Bespiegeling Hoofdstuk 5 Burgerlijke Cultuur

amfitheater Ovaal theater met oplopende zitplaatsen (tribune).

barok Europese stijlperiode die begin zeventiende eeuw in Italië ontstaat en


voortduurt tot in de eerste helft van de achttiende eeuw. Komt voor in alle
kunstvormen. Kenmerkend is de overdadige vorm met veel versieringen die
aanstuurt op heftige emoties bij de kijker of luisteraar. Internationaal gezien is
de barok de stijl van de contrareformatie en het absolutisme.
De laatbarok wordt ook wel rococo genoemd.

beiaard Klokkenspel of carillon. Een met een toetsenbord bespeelbaar


muziekinstrument, bestaande uit één of meerdere series klokken.

blijspel Zie komedie


bloempiramide Een vaas die bestaat uit gestapelde delen waarin tulpen gestoken kunnen
worden. Aanvankelijk alleen als Delfts blauw verkrijgbaar, later ook in
Chinees porselein.

bloemstilleven Schildergenre, stilleven met als voorstelling bloemen.

collegium musicum Gezelschap van burgers die in besloten kring bijeenkomen om voor hun
eigen plezier te zingen en muziek te maken.

contrafact Lied met een nieuwe tekst op een bestaande melodie.

coulisse Verplaatsbaar zijstuk van toneeldecor, vaak een doek, dat spelers van het
publiek afschermt.
Delfts blauw Blauw-wit aardewerk met Chinese decoraties, gemaakt in Delft als goedkoop
alternatief voor Chinees porselein. Gemaakt van roodbakkende klei, die
minder hard en doorschijnend is dan porselein.
Populair in de zeventiende eeuw.

deus ex machina (Latijn: god uit een machine) verteltechniek waarbij sprake is van een
onverwachte ontknoping. Een kunstgreep waarbij vaak opeens een
goddelijke persoon ingrijpt in de afloop van het verhaal.

dubbelportret Portret van twee personen, in sommige gevallen twee losse portretten die bij
elkaar horen, zoals de huwelijksportretten in de zeventiende eeuw in de
Nederlanden. Bij het dubbele huwelijksportret staat de man links en de vrouw
rechts en zijn ze naar elkaar toegekeerd.

emblemata Symbolische plaatjes met moralistische boodschap bestaande uit een


afbeelding met een rijmpje of andere geschreven toelichting.

43
genres Algemene benaming voor categorieën waarin je kunstwerken binnen een
discipline kunt indelen. Binnen de schilderkunst zijn er in de zeventiende eeuw
tientallen genres, zoals het stilleven en het portret.

genrestuk Schilderij met een tafereel uit het dagelijks leven en vaak een verborgen
moralistische boodschap. Zo verwijst een vrouw aan het spinnewiel naar de
deugd van huiselijkheid, verwijst een bellenblazend kind naar de dood, en zijn
jagers die vrouwen patrijzen aanbieden een toespeling op erotiek.

geuzenliederen Liederen met nieuwe tekst op bestaande melodieën uit de Tachtigjarige Oorlog
waarin heldendaden van de Nederlanden worden bejubeld en de tegenstanders
bespot. Bijvoorbeeld: Wilhelmus.

gilde Samenwerkingsverband van ambachtslieden met hetzelfde beroep in een stad.

glazenier Glaskunstenaar die glas-in-loodramen of gebrandschilderde ramen maakt.

groepsportret Zeventiende-eeuws schildergenre van een groep burgers, zoals regenten of


schutters.
gulden snede Ideale of goddelijk genoemde verhouding tussen lengte en breedte van een
object, nl. breedte : lengte = 1 : 1,6. De verhouding wordt veel toegepast in de
architectuur, boekdrukkunst en beeldende kunst.

Hollands Algemene stijlaanduiding voor Nederlandse architectuur die rechtstreeks is


classicisme gebaseerd op voorbeelden uit de klassieke architectuur of eerdere klassiek
georiënteerde stijlen, zoals de Italiaanse renaissance of Franse barok.
Kenmerken zijn o.a. symmetrie, harmonische proporties, pilastergevels en het
gebruik van natuursteen.

klassieke oudheid Aanduiding in de Westerse geschiedschrijving van de periode van de Griekse en


Romeinse beschaving van ca. 500 voor Christus tot 500 na Christus.

klavecimbel Snaarinstrument met toetsen dat populair is in de barok. Via een mechaniek
worden de snaren aangetokkeld als de toetsen worden ingedrukt. Bij het spelen
klinken alle noten even hard.

klucht Komisch toneelstuk over ‘het dagelijks leven’. Het verhaal en de gesproken taal
zijn vaak grof en volks.
komedie Dramavorm ontstaan in het antieke Griekenland die zich van de tragedie
onderscheidt door de vrolijke, satirische toon, een volks karakter en vaak goede
afloop.

landschap In de beeldende kunst: werk (schilderijen, tekeningen, etc.) met het landschap
(natuurlandschap, stadslandschap, zeelandschap) als belangrijkste onderwerp.
Zelfstandig genre vanaf de vijftiende eeuw, populair in de zeventiende en
negentiende eeuw.

44
madrigaal Een meerstemmig lied voor een groep zangers, al dan niet met begeleiding, uit
de renaissance of barok op een wereldlijke tekst. Ontstaan in Italië in de
veertiende eeuw, populair in de zestiende en zeventiende eeuw.

nationalisme Voorliefde voor het eigen volk en de eigen staat. In de kunst worden
verschillen tussen nationale stijlen benadrukt en volksmuziek wordt
verheerlijkt.
Nederlandse Zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderijen met duidelijke barokkenmerken
barokschilderkunst zoals dynamische scenes, focus op het moment supreme, diagonale
composities, grote licht-donkercontrasten en een gedetailleerde
stofuitdrukking. Typisch voor de Nederlandse barok is dat er vaak geen
religieus, maar een een wereldlijk thema wordt afgebeeld, met burgers als
helden.

porselein Hard, doorschijnend en meestal wit keramiek dat aanvankelijk vooral in China
en Japan werd geproduceerd. In de zeventiende eeuw door de VOC ingevoerd
als luxeproduct.

psalm Lied opgenomen in de Bijbel (Oude Testament) dat wordt gezongen in de kerk
en soms ook in huiselijke kring.

putto (meervoud putti) Klein mollig kindfiguurtje, meestal naakte jongetjes, vaak met
vleugels, gebruikt als decoratie of als allegorische figuren in de renaissance,
barok en rococo.

rariteitenkabinet Een kast, kamer of collectie met zowel kunstvoorwerpen als zeldzame of
exotische bijzonderheden uit de natuur. Populair in de zestiende zeventiende
en achttiende eeuw, onder andere in de Nederlanden. Wordt ook wel
kunstkabinet genoemd.

rederijkers Gegoede burgers met een klassieke opleiding die zich in verenigingsverband
bezighielden met toneel, poëzie en voordracht.

reformatie Hervormingsbeweging in de zestiende eeuw binnen de christelijke kerk die


uiteindelijk leidt tot het ontstaan van het protestantisme. Aangevoerd door
Luther, die de Katholieke Kerk in 95 stellingen aanklaagde. Hij wilde de Kerk
zuiveren van de misstanden die er langzamerhand waren ontstaan.

regentenstuk schildergenre typisch voor Nederland in de zeventiende eeuw, groepsportret


waarop regenten (bestuurders) van een liefdadigheidsinstelling of gilde zijn
afgebeeld.

45
renaissance Opleving van de idealen en kunst van de klassieke oudheid. In de veertiende
eeuw opgekomen in Italië, met als centrum Florence, later verspreid over heel
Europa. Studie en wetenschap staan hoog in aanzien, het wereldbeeld is
humanistisch en de invloed van niet-kerkelijke opdrachtgevers neemt toe.

retorica De kunst om goed te spreken in het openbaar.


schuttersstuk Groepsportret in opdracht gemaakt van schutterij. Typisch Nederlands genre in
de schilderkunst van de zeventiende eeuw. De schutterij speelt oorspronkelijk
een rol bij de verdediging van de stad. In de loop van de Tachtigjarige Oorlog
wordt de schutterij meer een sociëteit voor invloedrijke en rijke stedelingen.

speklaag In de bouwkunst een horizontale versiering in een gevel, vaak een band van
lichtgekleurde natuursteen tussen donkere bakstenen.

spektakelstuk Theatervorm met veel spektakel. De plot kent spectaculaire gebeurtenissen,


zoals rampen of gruwelijkheden, en ook de vormgeving is indrukwekkend, dankzij
technische hulpmiddelen (kunst- en vliegwerk).

timpaan Een halfcirkelvormig of driehoekig vlak onder een (dak)lijst of boog of boven een
toegangspoort, met reliëfs als decoratie.

toneelmachinerie Mechanische installaties waarmee in een theater decors kunnen worden bediend
en theatrale effecten worden bereikt.

tragedie of Dramavorm ontstaan in het antieke Griekenland. Heeft een ernstige handeling –
treurspel met universele thema’s als liefde, eer, verraad en wraak – en voorname
personages. De hoofdpersoon begaat een groot ongeluk, meestal door een
combinatie van noodlot en eigen handelen, met vaak een fatale afloop.

trapgevel Renaissance topgevel die zich naar boven toe trapsgewijs versmalt. Kenmerkend
voor grachtenpanden die tussen 1600 en 1665 worden gebouwd.

treurspel Zie tragedie


vanitasstilleven Stilleven waarop de afgebeelde (luxe) voorwerpen symbool staan voor de
eindigheid van het leven. Veel voorkomende voorwerpen zijn: etenswaar, een
schedel, een zandloper en een uitgedoofde of bijna opgebrande kaars. Populair
in de Nederlanden in de zeventiende eeuw.

zeestuk Genre, onder andere in de schilderkunst, dat schepen op zee weergeeft,


bijvoorbeeld een zeeslag of havengezicht. Populair in de Nederlanden in de
zeventiende eeuw. Wordt ook wel zeegezicht genoemd.

46
Cultuur van het Moderne
In de eerste helft van de twintigste eeuw

UITLEGTEKSTEN BESPIEGELING BIJ HISTORISCHE CONTEXT,


KUNSTHISTORISCHE CONTEXT EN STIJLEN EN STROMINGEN

47
Cultuur van het Moderne Leerdoelen VWO

Historische context
• Ik kan uitleggen hoe traditionele maatschappelijke waarden ter discussie komen te staan
door het socialisme, nationalisme en nationaalsocialisme
• Ik kan uitleggen hoe de maatschappelijke positie van vrouwen verandert door
emancipatie en feminisme
• Ik kan uitleggen wat de politieke, economische en maatschappelijke invloed van de Eerste
en Tweede Wereldoorlog is
• Ik kan uitleggen wat de maatschappelijke gevolgen zijn van de introductie van nieuwe
media als de grammofoon, radio en en film

• Kunsthistorische context
• Ik kan uitleggen hoe de rol van kunstenaar in deze periode verandert (o.a. avant-garde,
kunstenaar als individualist, baanbreker en provocateur)
• Ik kan uitleggen hoe kunst door machthebbers gestimuleerd of verboden wordt
• Ik kan uitleggen wat de invloed van psychologisch onderzoek en expressietheorieën is op
de kunst
• Ik kan uitleggen hoe kunstenaars niet-westerse cultuur als inspiratiebron gebruiken
• Ik kan uitleggen hoe kunstenaars samenwerking zoeken over de grenzen van de
kunstdisciplines heen

• Stijlen en stromingen
• Ik kan de stijlkenmerken van expressionisme, abstractie en functionalisme benoemen in
een gegeven kunstwerk
• Ik kan de (stijl)kenmerken van deze specifieke onderwerpen herkennen en benoemen:

a) Architectuur Form follows function, het Nieuwe Bouwen


b) Beeldende kunst Nieuwe stromingen zoals expressionisme, kubisme, futurisme,
en vormgeving dada, De Stijl, constructivisme
c) Dans Expressionisme, ontstaan van moderne theaterdans,
gezelschapsdans
d) Film Russische film, expressionisme, Hollywood, animaties

e) Muziek Expressionisme en atonaliteit, opkomst van blues, ragtime en


jazz, rhythm and blues em swing
f) Theater Psychologisch realisme, episch theater
g) Interdisciplinair (film)musicals, revues

48
Samenvatting van de historische context van de Cultuur van het Moderne
- Tekst bij uitlegvideo historische context hoofdstuk 8 cultuur van het moderne –

Traditionele maatschappelijke waarden ter discussie


De eerste helft van de 20e eeuw was een
veelbewogen periode, met twee wereldoorlogen,
een grieppandemie en een economische crisis.

Door die gebeurtenissen gingen mensen


traditionele maatschappelijke waarden ter discussie
stellen en kwamen er nieuwe ideologieën tot bloei.
We gaan kijken naar het socialisme, het De crisisjaren (1929-1939) - De Grote
Depressie - Werklozen in een stempellokaal
nationalisme en het nationaalsocialisme: in Amsterdam-Noord (1933)
Het socialisme
Het socialisme bestond al langer maar leefde op in de
eerste helft van de twintigste eeuw. Dat kwam vooral
doordat de arbeidersklasse niet altijd meeprofiteerde
door de welvaart van de industrialisatie. Sterker nog, ze
verloren daardoor vaak hun baan. Daarnaast kwamen
de soldaten die moesten vechten aan het front vooral
uit de arbeidersklasse. De onvrede daarover leidde tot
de oprichting van socialistische partijen. In het
socialisme is het collectief belangrijk. Socialisten streden
naar een gelijke verdeling van goederen en diensten. De
eerste wereldoorlog leidde tot de eerste socialistische
revolutie. Deze vond plaats in 1917 in Rusland, de
Elly Tamminga en Joop Flameling,
Oktoberrevolutie. De bevolking eiste het aftreden van
affiche socialistische partij (1932-
de tsaar en een eerlijkere verdeling van geld en macht. 1935)

Het nationalisme
In de 19e eeuw hadden veel Europese landen gebieden aan de andere kant van de wereld
in bezit. Of ze hadden er invloed. Ze wilden allemaal de grootste en machtigste zijn. Dat
leidde ook tot veel nationalistische gevoelens, de liefde voor het eigen land. De eigen
tradities en gebruiken wilde men beschermen en soms ook opdringen aan anderen.

Op de wereldtentoonstelling van 1937 probeerden


de landen indruk te maken op elkaar met hun
paviljoens. Soms met politieke statements. Zo toonde
het Spaanse paviljoen het schilderij Guernica van
Picasso. Daarmee uitte het kritiek op de inmenging
van Hitler-Duitsland in de Spaanse burgeroorlog.
in Parijs (1937 Wereldtentoonstelling)

49
Het nationaalsocialisme (nazisme)
Het nationaalsocialisme kwam op in Duitsland
na de eerste wereldoorlog. Het is een aan het
fascisme verwante ideologie, ook wel bekend
onder de naam nazisme. In 1933 kwam Hitler
aan de macht in Duitsland. Hij verheerlijkte het
Germaanse ras. De nationaalsocialisten gingen
ervanuit dat er een rangorde van
mensenrassen gemaakt kon worden, de
Filmstill uit Triumph des Willens van Leni
zogenaamde rassenleer. De meest perfecte ras Riefenstahl (1935)
in hun ogen mocht andere rassen overheersen
en zelfs uitroeien.

De invloed van de wereldoorlogen op de politiek, de economie en de maatschappij.


Door de eerste wereldoorlog was het
wantrouwen tussen de landen onderling nog
verder toegenomen. Dat had gevolgen voor
de politiek. Landen waren minder gericht op
samenwerking. Er waren harde sancties voor
Duitsland en de onvrede daarover leidde
mede tot het ontstaan tot de tweede
wereldoorlog.
En er was natuurlijk wantrouwen tussen het
eerste socialistische en later communistische Spotprent nationalisme in Europa (eerste helft 20e
eeuw)
Rusland en kapitalistische Europese landen.

De oorlogen hadden ook een grote invloed op de economieën in Europa. Om de productie


van allerlei oorlogsmateriaal te laten draaien was veel geld nodig. Dat geld was geleend bij
banken maar moest natuurlijk wel worden terugbetaald. Dat deed de economieën geen
goed. Duitsland moest na beide oorlogen herstelbetalingen doen en ook dat leidde tot
economische crisis.

De maatschappelijke gevolgen van de oorlogen waren groot. Na de eerste wereldoorlog


was het optimisme en het geloof in de economische en technische vooruitgang voor een
groot deel verloren gegaan. Er was weinig over van de grootmachten in Europa.

50
Verandering maatschappelijke positie van vrouwen

De maatschappelijke positie van vrouwen


veranderde in de eerste helft van de
twintigste eeuw. Dat kwam vooral door
de opkomst van het feminisme. Vrouwen
verenigden zich in vrouwenbewegingen
en streden voor vrouwenkiesrecht en
andere rechten. Dit wordt ook wel de
eerste feministische golf genoemd. Later Strijden voor vrouwenkiesrecht tijdens de eerste
zouden er nog meer golven volgen. feministische golf (1850-1940)

Omdat veel jongens en mannen tijdens de wereldoorlogen opgeroepen werden om te


vechten als soldaat kwamen er veel arbeidsplekken vrij. Vrouwen gingen werken om deze
leeggekomen plekken op te vullen. Dit had dus een gunstig effect op de deelname van
vrouwen op de arbeidsmarkt.

Introductie nieuwe media


De introductie van nieuwe media zoals radio
en film zijn van grote invloed geweest op het
verloop van de eerste helft van de twintigste
eeuw. Door de nieuwe media konden mensen
gemakkelijker op de hoogte worden gebracht
wat er gebeurde in de wereld maar ook in
hun eigen land. Dit zorgde voor meer
verbondenheid en versterkte het nationale
gevoel. Met de nieuwe media kon een groot
publiek worden bereikt. Ook wel de massa
Mensen luisteren naar radio Oranje tijdens de
genoemd. De moderne media worden WOII
massacommunicatiemiddelen.

Massamedia zoals film werden in Rusland en in nazi-Duitsland ingezet als


propagandamiddel. Met propaganda wordt bewust eenzijdige of zelfs verzonnen
informatie verspreid. In propagandafilms werd de terugkeer van Duitsland als grootmacht
steeds opnieuw bevestigd.

51
Samenvatting van de kunsthistorische context van de Cultuur van het Moderne
- Tekst bij uitlegvideo kunsthistorische context hoofdstuk 8 cultuur van het moderne –

Ideologische achtergronden modernisme


De eerste helft van de twintigste eeuw is de periode van
het modernisme. In deze tijd veranderde de westerse
wereld snel. Er waren veel politieke, technologische en
economische veranderingen. Dat had invloed op de kunst
ook die moest veranderen vonden kunstenaars. Ze zetten
zich af tegen bestaande tradities en regels in de
verschillende de kunstdisciplines. Deze kunstenaars
noemden we ook wel avant-garde kunstenaars. Ze
experimenteren met vernieuwing op het gebied van kunst
en cultuur.

De kunstenaars verzetten zich niet alleen tegen bestaande tradities en regels maar wilden
ook bijdragen aan een nieuwe toekomst. Door allerlei crisissen in de eerste helft van de
twintigste eeuw, zoals de twee wereldoorlogen, zochten kunstenaars naar manieren om
met hun kunst bij te dragen aan een betere wereld.

Dat deden ze door te zoeken naar een universele beeldtaal. Een taal die iedereen kan
begrijpen. Sommige kunstenaars vonden deze taal in de abstracte kunst. Andere
kunstenaars waren zo teleurgesteld in de eerste wereldoorlog dat zij niet meer geloofden
in kunst die de maatschappij kan verbeteren. Zij stelden zich vooral de vraag: wat is kunst
nu eigenlijk. De afstand tussen het publiek en de idealen van de avant-garde kunstenaars
bleef groot. En de moderne kunst werd niet door iedereen begrepen en gewaardeerd.

Verandering rol kunstenaar


In de eerste helft van de 20e eeuw veranderde niet alleen de kunst maar ook de rol van de
kunstenaar. In de 19e eeuw werd de kunstenaar vooral als een genie gezien. Iemand met
uitzonderlijke talenten en gaven. In de eerste helft van de 20e eeuw waren de kunstenaars
juist veel bezig met wat er allemaal in de maatschappij gebeurde. Ze werkten soms ook in
opdracht, om bij te dragen aan een ontwikkeling van een nieuwe staat of ideologie.
Ze werden aanjagers van verandering, van het breken met tradities, ook in de kunst.

El Lissitzky ontwierp bijvoorbeeld een poster als


propaganda voor de revolutie in Rusland in een nieuwe
abstracte beeldtaal.
Toch waren er ook kunstenaars die zich niet thuis voelden
in de snel veranderende gehaaste en geïndustrialiseerde
wereld. Zij keerden zich juist naar de binnenwereld van
het gevoel, naar onze diepste emoties. Dit zijn
expressionistische kunstenaars.

52
Invloed machthebbers op kunst
Machthebbers of politieke situaties in een land hebben in deze periode een grote invloed
op de kunst. We kijken eerst naar de situatie in Rusland en daarna naar Duitsland.
Rusland
Tijdens en na de Russische revolutie van 1917 wilden
kunstenaars de revolutie steunen door bijvoorbeeld affiches
en posters te maken en gebouwen te ontwerpen.
Bijvoorbeeld het Leningrad Pravda-gebouw dat open en
transparant werd ontworpen vanuit het idee dat na de
revolutie iedereen eensgezind is en er niets meer te
verbergen valt. De stijl van de revolutie is het
constructivisme.

Rusland werd een communistische staat, de Sovjetunie en


kunstenaars en ontwerpers hielpen mee in de opbouw van
deze nieuwe staat. Toch werd hen dit uiteindelijk niet in
dank afgenomen. Vrij snel na de oprichting van de
communistische staat werden de constructivisten als te
avant-gardistisch bestempeld. Kunst moest realistisch zijn
volgens de machthebbers.

Duitsland
In Duitsland was Hitler aan de macht gekomen in 1933. Hij
liet veel moderne kunst vernietigen. Er werd zelfs een
tentoonstelling georganiseerd onder de naam entartete
kunst, ontaarde kunst. Op die tentoonstelling was werk te
zien van allemaal moderne kunstenaars. De moderne kunst
werd bespot en belachelijk gemaakt.
Kunst was volgens de Nazi’s entartet als het niet de trots en onoverwinnelijkheid liet zien
van het Germaanse volk. De Nazi’s waren wel geïnteresseerd in kunst als
propagandamiddel vooral film, om de mensen te overtuigen van de macht en grootsheid
van het Germaanse rijk.

Invloed psychologisch onderzoek en expressie theorieën op kunst


In de tweede helft van de 20e eeuw werden nieuwe
ontdekkingen gedaan in de psychologie. Begin 20e eeuw
publiceerde de Weense psychiater Sigmund Freud een
beroemd geworden theorie. Deze theorie gaat over hoe onze
driften en emoties weggedrukt worden door opvoeding en
cultuur waarin normen en regels een belangrijke rol spelen.
Kunstenaars lieten zich hierdoor inspireren. Zij ervaarden de
regels in de kunsten, zoals kleurenleer, perspectief of
toonladders als te beperkend. Die regels stonden directe
expressie in de weg, vonden de kunstenaars. Steeds meer
kunstenaars gingen daarom werken in een stijl die afweek
van wat ze geleerd hadden. Die eigen stijl was vaak
eigenzinnig en soms zelfs chaotisch.

53
Andere culturen als inspiratiebron
In de eerste helft van de 20e eeuw waren er ook veel
kunstenaars die zich lieten inspireren door de culturen van
verre landen. Dat had te maken met alle maatschappelijke
veranderingen die er waren geweest sinds de industriële
revolutie. Volgens sommigen had die vooruitgang ook een
keerzijde. Mensen waren niet meer genoeg in contact met
zichzelf en met de natuur. In verre landen, die minder
geïndustrialiseerd waren was dat heel anders, dachten ze.
Daarom lieten ze zich graag inspireren door andere culturen
die in hun ogen nog puur waren.

Soms kwamen verschillende culturen bij elkaar en leidde dit


tot nieuwe stijlen. De jazzmuziek die rond 1900 ontstond in
New Orleans is een mix van verschillende de muzikale
culturen. Mensen met verschillende culturen woonden dicht
bij elkaar in een wijk in New Orleans en wisselden hun
muziekstijlen met elkaar uit. Daaruit kwam de jazzmuziek
voort.

Samenwerking over de grenzen van kunstdisciplines


Het breken met bestaande tradities en regels betekende
ook dat er over de grens van kunstdisciplines heen werd
gekeken en gezocht werd naar samenwerking. Omdat te
veel kennis van bestaande regels directe expressie alleen
maar in de weg stond, stortten de expressionisten zich ook
op disciplines die nieuw voor hen zijn.

Dit leidde tot de ontwikkeling van het gesammtkunstwerk;


een operavorm waarin alle kunstvormen, dichtkunst,
muziek, handeling en vormgeving in volmaakte harmonie
zijn verenigd. Kunstenaars uit verschillende disciplines
werkten samen aan een voorstelling.

Bijvoorbeeld de schilder Kokoschka die het stuk Mörder,


Hoffnung der Frauen schreef, waar de componist Paul
Hindemith muziek bij componeerde en kunstenaar Oskar
Schlemmer de decors en kostuums voor ontwierp. Deze
opera was zo vernieuwend in die tijd dat het heftige
reacties opriep bij het publiek.

Het Russisch balletgezelschap les Ballets Russes kreeg veel succes in Parijs. Artistiek leider
Dhiagilev zocht de samenwerking op met avant-garde kunstenaars voor bijvoorbeeld het
ontwerpen van kostuums en decors.

54
Samenvatting van de Stijlen en stromingen van de Cultuur van het Moderne
Tekst bij uitlegvideo Stijlen en stromingen bij hoofdstuk 8 cultuur van het moderne, over de
vernieuwingen in de verschillende kunstdisciplines.

Stijlkenmerken stijlen en stromingen


In de eerste helft van de twintigste eeuw ontstonden er veel nieuwe stijlen en stromingen in
de kunsten. Dit kwam omdat veel kunstenaars zich afzetten tegen de bestaande regels en
tradities en allerlei nieuwe manieren van kunst maakten ontdekten. Belangrijke stromingen
in deze periode zijn het expressionisme, abstractie en functionalisme.

- Met het expressionisme bedoelen we kunst die nadruk legt


op een ongeremde uitdrukking van emotie en gevoel. Oude
regels werden losgelaten om je vrij expressief te kunnen
uiten. Deze stroming zien we in de beeldende kunst terug,
maar bijvoorbeeld ook in dans en film.

- Bij abstracte kunst wordt de werkelijkheid niet op een


herkenbare manier gerepresenteerd. Dit wordt ook wel non-
figuratieve kunst genoemd. Deze stroming zien we
bijvoorbeeld in de beeldende kunst en architectuur.

- Het functionalisme is een stroming in de architectuur,


waarbij de functie van een object of gebouw als
uitgangspunt wordt genomen voor een ontwerp.

Architectuur

Het nieuwe bouwen


In Nederland werd vanaf 1925 het nieuwe bouwen
ontwikkeld. Het nieuwe bouwen is de verzamelnaam voor
functionalisme in de Nederlandse bouw. Architecten van
het nieuwe bouwen laten alles wat niet functioneel is
weg: form follows function.

Dat betekent overzichtelijke geometrische bouwvolumes, platte daken, geen verwijzingen


naar historische stijlen en geen decoraties en onnodig dure materialen zoals marmer, maar
neutrale en industriële materialen, zoals glas, staal en gepleisterde witte wanden.

Beeldende kunst en vormgeving


Expressionisme, kubisme, futurisme, dadaïsme, de Stijl, constructivisme
Expressionisme
Het expressionisme gaat over het vrij uitdrukken van je emoties en
gevoelens. In de beeldende kunst betekent dit een grove hantering van
verf en kwasten, abstrahering van vormen door vervormingen, felle of
onnatuurlijke kleuren en platte vlakken zonder ruimte en perspectief.

55
Kubisme
Het kubisme werd ontwikkeld door de kunstenaars Picasso en Braque.
Vormen in de natuur werden teruggebracht tot geometrische
basisvormen, zoals cirkels en vierkanten. Een ander kenmerk van het
kubisme is het combineren van verschillende gezichtspunten, je kijkt
dus niet alleen naar de voorkant naar een object, maar tegelijkertijd
ook naar de zijkant en de achterkant. Objecten worden opgedeeld in
allemaal fragmenten en die fragmenten worden gezamenlijk
weergegeven als één object.

Futurisme
Het futurisme was een Italiaanse stroming onder leiding van publicist
Marinetti, rond de eerste wereldoorlog. Naast de beeldende kunst had
je ook bijvoorbeeld futuristisch theater of futuristische architectuur. De
futuristen hadden er plezier in om het publiek te provoceren. Ze wilden
dat de kunst zich richtte op de dynamiek en snelheid die hoort bij het
moderne leven. Futuristische kunstenaars maken ook gebruik van
fragmentatie, om bijvoorbeeld de beweging van een voorbij racende
auto zichtbaar te maken.

Dadaïsme
Dada ontstaat als een reactie op de eerste wereldoorlog en zien we
terug in verschillende kunstdisciplines. Belangrijk voor dada-
kunstenaars is het toeval, de spontaniteit en absurditeit. Dadaïsten
hadden een afkeer van theorie en waren antiburgerlijk en anti-
intellectueel. Een beroemde dada-kunstenaar was de fransman Marcel
Duchamp. Hij werkte veel met alledaagse voorwerpen en verhief die tot
kunst. We noemen dat ook wel een ready-made.

De Stijl
De stijl was een groep Nederlandse kunstenaars die hielden van een
strakke en strenge vormgeving, met geometrische vormen en primaire
kleuren. Ze streven naar innerlijke rust, harmonie en orde in hun kunst.
Piet Mondriaan is één van de medeoprichters van de stijl. Mondriaan
wil niet langer de zichtbare alledaagse werkelijkheid afbeelden, maar de
universele vergeestelijkte waarheid uitbeelden die erachter schuilgaat.
Hij ontwikkelt daarom stap voor stap een volledig abstracte kunst,
waarin geen plaats is voor willekeur of toeval.

Constructivisme
Als laatste het constructivisme. Dit is een kunststroming uit Rusland en
het wordt de stijl van de Russische revolutie in 1917. Constructivistische
kunst is abstract en vaak ruimtelijk. Er was veel aandacht voor
materiaalonderzoek en constructie, zoals in de vele fabrieken producten
in elkaar werden gezet. Vanaf 1917 gaan constructivistische kunstenaars
vooral ontwerpen voor toegepaste kunst, zoals architectuur met veel
staal en glas en abstracte en geometrische vormen zonder versieringen.
Vanaf 1920 verspreidt de invloed van het constructivisme zich over de
rest van Europa.

56
Dans

Expressionistische dans
In de eerste helft van de twintigste eeuw werd de
expressionistische dans ontwikkeld door onder andere danseres
Isadora Duncan en danseres en choreograaf Mary wigman.
Kenmerken van expressionistische dans zijn de krachtige hoekige
en ritmische bewegingen, de nadruk op zwaartekracht waardoor
vallen, stampen en kruipen onderdeel worden van de dans. De
traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen werd
losgelaten, net als de regels van het klassieke ballet.

Het Russische balletgezelschap les Ballets Russes hebben een


belangrijke rol gespeeld in de vernieuwing van de moderne
theaterdans, omdat ze braken met de traditionele regels van het
klassieke ballet. In plaats daarvan lieten de dansers hun diepste
gevoelens en emoties vrij in hun bewegingen.

Gezelschapsdansen
Er ontstonden ook gezelschaps-dansen zoals de lindyhop. Dit is
een swingdans ontstaan in de afro-Amerikaanse wijken in New
York in 1927. De dans is herkenbaar aan vrije ritmische
bewegingen zoals springen, draaien en snelle passen. Dansparen
halen acrobatische toeren met elkaar uit.

Film

Er zijn veel nieuwe technische ontwikkelingen in film in de eerste helft van de twintigste
eeuw. Tot 1927 bestaan er alleen stille films. Vanaf 1917 komt er geluidsfilm, de talky op.

Attractiemontage
In Rusland maakt de filmmaker Sergei Eisenstein in 1927 in opdracht van de
communistische partij de film Oktober. Dit is een stille film, een film zonder direct
opgenomen geluid. Kenmerkend voor de stille films van Eisenstein is de door hem
ontwikkelde attractie-montage. Dit is een montagetechniek, waarbij de betekenis van een
filmbeeld wordt bepaald door meteen erna een ander beeld te laten zien. Dat andere
beeld lijkt niets te maken te hebben met het eerste, maar geeft toch betekenis.

57
Animatiefilm
In de eerste helft van de twintigste eeuw kwam ook de animatiefilm op. Dit is een
filmtechniek waarbij stilstaande beelden één voor één worden opgenomen en zó worden
samengevoegd dat er een illusie van beweging ontstaat. Er kunnen verschillende
technieken worden toegepast, zoals tekenfilm, maar tegenwoordig
ook allerlei digitale animatietechnieken. De filmmaatschappij
Disney in Hollywood maakte veel gebruik van animatiefilms en
richtte zich anders dan de avant-garde juist op de massa.

Expressionistische film
Er werden ook films gemaakt met een expressionistisch karakter.
Een voorbeeld is de film das Cabinett des Dr. Caligari uit 1920 van
regisseur Robert Wiene. Het verhaal maakt een chaotische indruk
door de vele flashbacks. Er is geen poging gedaan om het er echt uit
te laten zien en het spel is overdreven.

Muziek

Klassieke muziek
Atonale muziek en twaalftoonsmuziek
Componist Arnold Schönberg ontwikkelt begin
twintigste eeuw de twaalftoonsmuziek.

Dit is een compositietechniek die uitgaat van een toonreeks, opgebouwd uit de twaalf
tonen uit de octaaf. Voordat een toon herhaald wordt moet de eerste andere elf tonen in
een door de muzikant bepaalde volgorde zijn gebruikt. Hierdoor hoor je geen harmonie
meer. De muziek blijft atonaal, dat wil zeggen dat de muziek niet in een bepaalde
toonsoort is gecomponeerd. De samenhang tussen de melodietoon en de grondtoon van
de toonladder, zoals dat volgens de harmonieleer hoort, wordt losgelaten.

Populaire muziek
In de populaire muziek komen veel nieuwe stijlen op. Blues,
ragtime, jazz, rhythm&blues en swing.

Jazz
Jazz is een muziekstijl die vanaf ongeveer 1900 is ontwikkeld,
door de zwarte bevolking van de Verenigde staten en die zich
geleidelijk verspreidde onder de andere bevolkingsgroepen.
In de jazz hoor je resten van West-Afrikaanse muziek. Vooral
de ritmes, gecombineerd met westerse elementen. In eerste
instantie wordt jazz vooral geïmproviseerd.

In de jaren 30 worden de jazzbands groter. Ze bestaan vaak uit wel 20 muzikanten. Onder
verdeeld in secties. Trompetten, trombones, saxofoons en de ritmesectie. Deze orkesten
ontwikkelen een nieuwe swingstijl. Waarin de achtste noten afwisselend lang-kort-lang-
kort gespeeld worden. Hierdoor ontstaat een stuwend ritme dat lekker dansbaar is.

58
Theater

In de eerste helft van de twintigste eeuw waren er in het theater allerlei ideeën over wat
theater moest bereiken bij het publiek. Om weer psychologische diepgang van de
personages op het podium te krijgen ontwikkelde regisseurs Stanislavski een
acteermethode waarin acteurs zoveel mogelijk moeten vereenzelvigen met hun rol. Daar
komt weerstand tegen. De theatermaker Antonin Artaud richtte in 1932 het theater van de
wreedheid op, gericht op het wakker schudden van het onderbewustzijn bij het publiek.
Dat is iets heel anders dan de Stanislavski-methode waarin het publiek juist zoveel
mogelijk wordt meegenomen in de gevoelens en emoties van de personages.

In Rusland wordt ook van de Stanislavski-methode afgeweken door theatermaker Vsevolod


Meyerhold. Hij wil bij het publiek liever bewustwording bereiken dan beleving.
Ook de Duitse theatermaker Bertolt Brecht zet zich af
tegen de populaire theatertheorie van Stanislavski. Als
alles op het toneel realistisch is, gaat het publiek met
de personages meeleven. En Brecht wil juist dat ze tot
nadenken en actie worden aangezet. Daarom gebruikt
hij in zijn voorstellingen vervreemdingseffecten, die de
illusie verstoren dat wat op het toneel gebeurt echt is.
Brecht noemt dit het episch theater.

Interdisciplinair

Musical
Musicals waren populair in de eerste helft van de twintigste eeuw.
Een musical is een muzikaal theaterspektakel voor een groot
publiek waarin zang, muziek, dans, en toneelspel worden
gecombineerd. In 1927 ontstond na de introductie van de talky,
de geluidsfilm, de musicalfilm in Hollywood. Dit is een genre films
waarin het verhaal deels verteld wordt door muziek, zang en dans
en uitgevoerd wordt door filmpersonages zelf als onderdeel van
hun rol. Filmmusicals zijn bedacht als filmproductie en pas later
als theaterstuk opgevoerd.
Revue
Dan kijken we nog even naar het amusementstheater, de revue in
deze periode. Na het ontstaan van de revue in Frankrijk aan het
einde van de 19e eeuw, stonden in de eerste jaren vooral grappige
sketches centraal, waarin recente gebeurtenissen de revue
passeerden. In de loop van de twintigste eeuw veranderede dit.
De revue ging vooral bestaan uit groots opgezette dans-, zang- en
variéténummers.

59
Cultuur van het moderne in de eerste helft van de twintigste eeuw
Accenten binnen het onderwerp:
• avantgardistische stromingen;
• expressie en abstractie;
• architectuur: functionalisme;
• ontwikkelingen in de kunsten in Rusland (bijvoorbeeld constructivisme);
• psychologisch realisme (Konstantin Stanislavski) en episch theater (Bertolt Brecht);
• vernieuwing van de academische dans (bijvoorbeeld Les Ballets Russes) en ontstaan moderne
theaterdans (bijvoorbeeld Isadora Duncan, Martha Graham); dansrages;
• expressionisme en atonaliteit in de muziek;
• ontstaan nieuwe muzieksoorten: blues en jazz;
• ontwikkelingen en experimenten binnen film (bijvoorbeeld Sergei Eisenstein, Duits expressionisme,
Hollywoodgenres en animaties).

Specificaties van het onderwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie:

Kunst en religie, levensbeschouwing


– Visies op geschiedenis: breuk met het verleden.
– ‘Ontdekking’ van het onderbewuste (Sigmund Freud), esoterische stromingen, filosofische benaderingen
versus christelijk mens- en wereldbeeld.
– Utopieën van een nieuwe tijd: kunst is baanbreker voor die nieuwe tijd; kunst wil maatschappij veranderen.
– Kunst heeft geestelijke waarde en universele betekenis: op zoek naar essentie, abstractie.

Kunst en esthetica
– Van het materiële naar het geestelijke: verwerping natuurgetrouwheid (bijvoorbeeld kubisme); vorm,
verhouding (bijvoorbeeld Piet Mondriaan, De Stijl).
– Uitdrukking van het innerlijke van de kunstenaar.
– Theorievorming (bijvoorbeeld futuristisch manifest, Der Blaue Reiter, An Actor Prepares,
twaalftoonstechniek, Rudolf von Laban).
– Originaliteit als criterium.
– Kruisbestuiving tussen verschillende disciplines, samen met een groep gelijkgestemden het nieuwe brengen.
– Form follows function (bijvoorbeeld Louis Sullivan, Hendrik Petrus Berlage, Frank Lloyd Wright), morele
aspecten van verwerpen van decoratie (Adolf Loos).
– Anti-establishment en anti-kunst (bijvoorbeeld Futuristen, Dada, Erik Satie).

Kunstenaar en opdrachtgever; politieke en economische macht


– Maatschappelijke verhoudingen staan ter discussie (bijvoorbeeld socialisme, nationalisme versus
internationalisme, eerste feministische golf en emancipatie van de vrouw).
– Opleiding: ontstaan van niet-traditionele academies met een onderzoekende, experimentele houding
(bijvoorbeeld Bauhaus); zelfstandige gezelschappen (podiumkunsten).
– Opdrachtgevers: mecenaat en particuliere verzamelaars (bijvoorbeeld Helene Kröller-Müller) steunen de
onafhankelijkheid van kunstenaars en hun zoeken naar nieuwe mogelijkheden; ‘derden’ organiseren
optredens en tournees (bijvoorbeeld Sergei Diaghilev); kunstgalerieën.
– Politiek en kunst: propaganda en/of kritiek; verboden kunst (bijvoorbeeld Entartete Kunst).

Kunst en vermaak
– Film als amusement (bijvoorbeeld musicalfilm, Disney animaties).
– Theatershows (bijvoorbeeld: revue, cabaret, circus, musical, showdans).
– Moderne gezelschapsdans uit de VS (bijvoorbeeld charleston) en Engeland (bijvoorbeeld ballroomdansen.

60
– Muziek: blues, ragtime, jazz, rhythm and blues, swing.

Kunst, wetenschap en techniek


– Kunst probeert de werkwijze van wetenschap te hanteren: grondslagen- en bronnenonderzoek.
– Kunst als 'laboratorium' (bijvoorbeeld Bauhaus); onderzoek nieuwe materialen (bijvoorbeeld gewapend
beton) en toepassingen ervan.
– Experimenten met elektrisch licht in het theater (bijvoorbeeld Loïe Fuller) en met vorm en beweging in de
ruimte (bijvoorbeeld Oskar Schlemmer).
– Experimenten met bewegend beeld (bijvoorbeeld Luis Buñuel, Man Ray).
– Experimenten met klank (bijvoorbeeld Sprechgesang) en klankbronnen (bijvoorbeeld lawaaimachines,
elektrische gitaar).
– Ontwikkeling opnametechnieken en distributie (radio, grammofoon, geluidsfilm).

Kunst intercultureel
– Westerse blik op andere culturen; exotisme en primitivisme: verheerlijking
van het primitieve en zuivere leven (bijvoorbeeld Josephine Baker), kritiek op de
eigen cultuur (bijvoorbeeld Paul Gauguin). – Niet-Europese invloeden op
kunstenaars (bijvoorbeeld Henri Matisse, Antonin Artaud, Ruth St. Denis, Igor
Stravinsky).
– Waardering van de Afro-Amerikaanse muziek (jazz). – Onderzoek
volkscultuur (bijvoorbeeld Béla Bartók).

61
Begrippen Bespiegeling Hoofdstuk 8

abstract Benaming voor kunst waarin de werkelijkheid niet op een herkenbare manier
wordt gerepresenteerd. In de beeldende kunst heet dit non-figuratieve kunst.
Vormgevingsaspecten spelen een eigen, zelfstandige rol.

animatiefilm Filmtechniek waarbij stilstaande beelden één voor één worden opgenomen en zo
worden samengevoegd dat er een illusie van beweging ontstaat. Er kunnen
verschillende technieken worden toegepast, zoals tekenfilm, stopmotionfilm,
kleianimaties, en tegenwoordig ook allerlei digitale animatietechnieken.

atonaal Benaming voor muziek die niet in een bepaalde toonsoort is gecomponeerd. De
samenhang tussen de melodietoon en de grondtoon van de toonladder, zoals dat
volgens de harmonieleer hoort, wordt losgelaten.

attractiemontage Montagetechniek waarbij de betekenis van een filmbeeld wordt bepaald door
meteen erna een ander beeld te laten zien. Dat andere beeld lijkt niets te maken
te hebben met het eerste beeld, maar geeft het toch betekenis. Voor het eerst
gebruikt door Eisenstein.

Ausdruckstanz Duitse expressionistische dans tussen 1920 en 1950. Academische regels


worden genegeerd en pantomime geïntegreerd om de dans een grotere
uitdrukkingskracht te geven.

avant-garde Letterlijk: voorhoede. Benaming voor kunstenaars die tussen 1900 en 1950
experimenteren met vernieuwing op het gebied van kunst en cultuur, zich
verzetten tegen de geldende maatschappelijke en culturele orde en hun tijd (ver)
vooruit zijn.

Bauhaus Internationaal georiënteerde kunstopleiding, opgericht in 1919 in Weimar


(Duitsland). Nadruk op samenwerking tussen de verschillende
kunstdisciplines, toegepaste kunsten en industriële vormgeving.
Richtingbepalend voor latere kunstopleidingen. Op last van de fascistische
regering in 1933 gesloten.

bigband Groot muziekensemble bestaande uit 12 tot 25 muzikanten, vooral geassocieerd


met jazz. Populair tussen 1930 en 1950, de jaren van de swing. Belangrijke
instrumenten voor de bigband zijn saxofoons, trompetten, trombones en een
ritmesectie.

62
biomechanica Door de Rus Meyerhold rond 1920 ontwikkelde bewegingsleer voor toneelspelers.
Training om het menselijk lichaam op mechanische wijze – als een machine – te
kunnen inzetten op het toneel. Het lichaam wordt meer als materiaal gezien dan
als een expressief middel.

blues Een van de oudste vormen van zwarte Amerikaanse muziek, ontstaan tegen het
einde van de negentiende eeuw. De blues kent vaste regels, zoals het twaalfmatig
akkoordschema, het vaak slepende tempo, de drieregelige coupletten en de
droevige inhoud.

boogiewoogie Een pianospeelstijl vanaf 1900 in de Verenigde Staten. Het is een ritmische
speelstijl waarbij de linkerhand een zeer strak ritme speelt en de rechterhand
allerlei bluesloopjes in verschillende maatvoering mag spelen.

cabaret Voorstelling met sketches en liedjes. Ontstaan rond


1880 in de café’s in Parijs (café chantant). Vaak worden in cabaret actualiteiten op
de hak genomen.

cadavre exquis Surrealistische techniek, toepasbaar in o.a. poëzie en de beeldende kunst, waarbij
toeval bepaalt welke woorden en/of beelden gecombineerd worden. Het doel is om
fantasieteksten of beelden te laten ontstaan die met gezond verstand nauwelijks
voor te stellen zijn.

Chicago-stijl Jazzmuziek uit de jaren 20 waarin de gitaar en de contrabas belangrijke


instrumenten zijn, naast drums, trompet, trombone en vleugel. De muzikanten
hebben elk hun eigen solo-improvisaties.

CIAM Congrès Internationaux d’Architecture Moderne. Internationale organisatie voor het


opstellen van richtlijnen voor vernieuwing in de architectuur die rekening houdt met
sociale, economische en technische mogelijkheden. In Nederland is ‘Het Nieuwe
Bouwen’ verwant aan CIAM.

collage Benaming voor tweedimensionale kunstwerken waarbij knipsels, foto’s en


dergelijke geplakt zijn op een ondergrond (drager), al dan niet in combinatie met
een schildering of tekening. Veel gebruikte techniek bij kubisme, dada en
surrealisme.

63
comedyfilm In de tijd van de stille film (tussen 1900 en 1930) wordt met ‘comedyfilm’ vooral de
slapstick bedoeld: lachfilms waarin grappige lichamelijke acties (struikelen,
uitglijden over een bananenschil, etc.) aaneengeregen worden tot een verhaal
zonder veel betekenis. Vanaf 1930 wordt het woord comedy in de filmwereld meer
geassocieerd met het genre komedie zoals dat in de theaterwereld bekend is.

conceptuele Kunst waarbij niet de esthetiek of de vorm, maar het idee of het artistieke concept
kunst dat de kunstenaar wil overbrengen vooropstaat. Komt sterk op vanaf 1960.

constructivisme Kunststroming uit Rusland vanaf 1915. Abstracte, veelal ruimtelijke kunst met het
accent op
(experimenteel) materiaalonderzoek en constructie (fabrieksmatige productie).
Vanaf 1917 vooral ontwerpen voor toegepaste kunst, zoals architectuur met veel
staal en glas (voor transparantie), abstracte en geometrische vormen en zonder
versieringen. Vanaf 1920 verspreidt de invloed van het constructivisme zich over
de rest van Europa.

dada Internationale artistieke beweging tussen 1916 en 1924 op het gebied van
literatuur, beeldende kunst, muziek en theater, ontstaan als reactie op de Eerste
Wereldoorlog. Benadrukt toeval, spontaniteit, absurditeit en is afkerig van theorie,
antiburgerlijk en anti-intellectueel.

De Stijl Groepering Nederlandse kunstenaars tussen 1917 en


1932 rond het tijdschrift ‘De Stijl’. Gaat uit van strenge vormgeving met een zekere
voorkeur voor geometrie en primaire kleurvlekken. Formuleert uitgangspunten voor
beeldende kunst, architectuur en toegepaste vormgeving.

dissonant Een samenklank die schril (niet harmonieus) klinkt.


dixieland Jazzmuziek van orkesten waarin niet-zwarte muzikanten spelen, genoemd naar
het (witte) orkest dat ooit de eerste jazzmuziek op de grammofoonplaat zette.
Dixieland wordt gespeeld in vierkwartsmaat. De banjo, piano en slagwerk spelen
meestal alle vier tellen van de maat. De basinstrumenten (contrabas of tuba,
eventueel samen met de linkerhand van de piano) spelen afwisselend twee of vier
tellen in de maat.

dodecafonie Zie twaalftoonsmuziek.


Entartete Kunst Benaming die door fascistische leiders wordt gebruikt voor modernistische kunst
die zij ‘ontspoord’ vinden. Uit in beslag genomen werk wordt de tentoonstelling
‘Entartete Kunst’ samengesteld.

64
episch theater Theatervorm, ontwikkeld door Bertolt Brecht, die in de jaren twintig in Duitsland
ontstaat met een duidelijke politiek-maatschappelijke achtergrond. Maakt gebruik
van vervreemding om ervoor te zorgen dat het publiek zich niet door emotie laat
meevoeren maar kritisch en met verstand blijft kijken.

expressionisme Algemene benaming voor kunst tussen 1900 en 1920 die de nadruk legt op een
ongeremde uitdrukking van emotie en gevoel. Bij alle kunstdisciplines leidt
expressionisme tot het loslaten van oude regels die het rechtstreeks uitdrukken
van emotie alleen maar in de weg staan.

fonograaf Toestel om geluiden op te nemen met behulp van een wasrol.

functionalisme Denkwijze in de 20ste-eeuwse architectuur en vormgeving waarbij de functie


van een object, bouwonderdeel of gebouw als uitgangspunt wordt genomen
voor de vormgeving. Alleen functionele aspecten bepalen het uiterlijk: ‘form
follows function’. Alle decoraties kunnen worden weggelaten: ‘less is more’

futurisme Italiaanse brede artistieke stroming onder leiding van de publicist Marinetti rond
de Eerste Wereldoorlog, met uitgangspunten voor alle vormen van kunst. De
stroming provoceert doelbewust het publiek, wil dat de kunst zich richt op de
dynamiek en snelheid die hoort bij het moderne leven en maakt gebruik van
fragmentatie als artistiek middel.

Gesamtkunstwerk Streven naar een operavorm waarin alle kunstvormen — dichtkunst, muziek,
handeling en vormgeving — in volmaakte harmonie zijn verenigd, beroemd
geworden door Richard Wagner.

Grahamdans Inmiddels traditionele moderne danstechniek, ontwikkeld door Martha Graham


voor haar expressionistische en dramatische dans, gebaseerd op de
tegenstelling contraction - release.

grammofoonplaat Geluidsdrager in de vorm van een platte ronde schijf van schellak, later bakeliet
en uiteindelijk (na de Tweede Wereldoorlog) vinyl. Aan beide kanten is een
spiraalvormige groef geperst die van de rand naar dichtbij het midden loopt en
waarin geluidsinformatie is opgenomen. De meest gebruikte wijze om muziek in
grote oplage te verspreiden vanaf 1900 tot de opkomst van de CD in de jaren
80 van de vorige eeuw.

65
Harlem Culturele bloeiperiode en bewustwording van AfroAmerikanen ontstaan in en
Renaissance rond Harlem, New York rond 1920. Een ‘Golden Age’ die duurt tot ca. 1932 en
zich vooral manifesteert in literatuur, muziek, theater en beeldende kunst.

het Nieuwe Benaming die in Nederland tussen 1925 en 1940 gebruikt wordt voor moderne
Bouwen architectuur beïnvloed door Bauhaus en CIAM. De architecten die ertoe
gerekend worden, introduceren in Nederland een functionele bouwstijl waarin
voor glas, staal en beton een belangrijke rol is weggelegd. Aandacht voor
industrialisatie van de bouw en stedenbouwkunde.

jazz Muziekstijl die vanaf ongeveer 1900 is ontwikkeld door de zwarte bevolking van
de Verenigde Staten. Verspreidt zich geleidelijk onder andere
bevolkingsgroepen. In de jazz hoor je resten van West Afrikaanse muziek,
vooral de ritmes, die gecombineerd worden met westerse elementen. In eerste
instantie wordt jazz voornamelijk geïmproviseerd. Soms bedoeld om op te
dansen, soms als luistermuziek.

klassieke ballet Danstechniek met vijf klassieke dansposities, vastgelegd door de Koninklijke
Academie voor Dans (opgericht door Lodewijk XIV). In de romantiek aangevuld
met dans op spitzen, grote zweefsprongen, lifts (tilwerk) en duetten. Wordt ook
wel academisch ballet genoemd.

kubisme Stroming in de beeldende kunst, ontwikkeld door Picasso en Braque, waarin


vormen in de natuur teruggevoerd worden tot geometrische basisvormen.
Kenmerkend is de combinatie van verschillende gezichtspunten. Dit heeft tot
gevolg dat objecten worden opgedeeld in een veelheid aan fragmenten of
facetten.

Labannotatie Een notatiesysteem voor dans bedacht door Rudolf Laban. De gebruikte
basissymbolen beschrijven de opeenvolgende posities van alle lichaamsdelen.
De vorm en de arcering van de symbolen geven richting en intensiteit van de
beweging aan, de lengte van de symbolen de timing (duur). Labannotatie wordt
veel gebruikt in ballet.

landschap In de beeldende kunst: werk (schilderijen, tekeningen, etc.) met het landschap
(natuurlandschap, stadslandschap, zeelandschap) als belangrijkste onderwerp.
Zelfstandig genre vanaf de vijftiende eeuw, populair in de zeventiende en
negentiende eeuw.

66
libretto Tekst van een opera, operette, oratorium, cantate of musical: het tekstboek.

Lindy Hop Zwarte swingdans ontstaan in New York in 1927 na de succesvolle solovlucht
van Charles Lindbergh over de Atlantische Oceaan. Een van de vele
dansrages, zoals ook de charleston en boogiewoogie-dans, die elkaar in de
jaren 20 en 30 van de vorige eeuw snel opvolgen.

modern dance Verzamelnaam van danstechnieken gebaseerd op de Grahamdans, waarbij de


regels van het klassieke ballet, zoals het buitenwaarts draaien en het
ontkennen van de zwaartekracht, niet meer gelden

modernisme Verzamelnaam voor nieuwe ontwikkelingen in de westerse kunsten in de


eerste helft van de twintigste eeuw parallel aan snelle politieke, technologische
en economische veranderingen in die periode. Kenmerkend is een radicale
breuk met bestaande
tradities en regels in de verschillende kunstdisciplines.

montage Het verbinden van losse elementen tot een nieuw geheel. In de filmwereld: het
aan elkaar plakken van de losse opnamen (shots) tot een doorlopend geheel.
Door de montage krijgen filmbeelden hun betekenis, ontleend aan de beelden
die er aan voorafgaan of op volgen. Montage bepaalt het ritme en het
tijdsverloop van de film. In meer algemene zin is montage een begrip voor
beeldende kunst, theater en muziek, waarbij losse fragmenten op een niet voor
de hand liggende manier worden gecombineerd met andere fragmenten.

musicalfilm Genre films waarin het verhaal deels verteld wordt door muziek, zang en dans
uitgevoerd door de filmpersonages zelf als onderdeel van hun rol. De
musicalfilm ontstaat in Hollywood na de introductie van de talkie in 1927. Veel
musicals zijn bedacht als filmproductie en pas later als theaterstuk opgevoerd.
Bollywood, de filmindustrie in India, draait op musicalfilms.

New-Orleans-jazz Muziek ontstaan in New Orleans tussen 1900 en 1920 door het samensmelten
van witte en zwarte muziekstijlen zoals spirituals, worksongs, ragtime, blues,
kerkmuziek en marsmuziek. De muziek wordt gekenmerkt door collectieve
improvisatie.

67
opera Muzikaal drama voor zangstemmen en orkest waarbij
de muziek en tekst belangrijk zijn. Zang, instrumentale muziek, dichtkunst,
acteerkunst, decorkunst en vaak ook danskunst vormen de wezenlijke
bestanddelen van de opera.

overall compositie In de beeldende kunst een compositie waarin de gelijksoortige


beeldfragmenten zonder rangorde op het vlak geplaatst zijn waardoor een
patroon ontstaat dat eindeloos, ook buiten het kader, herhaald kan worden.

pantomime Een vorm van toneelspelen waarbij acteurs een situatie of verhaal uitbeelden
met overdreven of gestileerde gebaren, mimiek en lichaamstaal. De

vaak wit geschminkte acteurs spreken niet en gebruiken vaak ook geen
rekwisieten.

pianola Zelfspelende piano, populair tussen 1900 en 1930. Muziekautomaten waarbij


hamertjes met behulp van een pneumatisch systeem tegen de pianosnaren
slaan, aangestuurd door verwisselbare papierrollen met gaatjes, volgens
hetzelfde principe als de boeken van een draaiorgel. Pianola is aanvankelijk
een merknaam, later soortnaam.

radiocantate Korte compositie voor meerdere zangstemmen die is bedoeld om door de radio
te worden uitgezonden.
ragtime Gecomponeerde pianomuziek met in het ritme verrassende en afwijkende
accenten. De begeleiding heeft een strak metrum, de melodie speelt hier
tegenin. ‘Ragged time’ betekent ‘verscheurde maat’.

readymade Letterlijk: kant-en-klaar. Begrip in de beeldende kunst waarbij alledaagse


voorwerpen tot kunst verheven worden. De bekendste kunstenaar die de
readymade gebruikte is dadaïst Marcel Duchamp.

revue Amusementstheater ontstaan in Frankrijk aan het einde van de negentiende


eeuw. In de eerste jaren ligt het accent op grappige sketches waarin recente
gebeurtenissen ‘de revue passeerden’. In de loop van de twintigste eeuw
verschuift het accent naar de groots opgezette dans-, zang- en
variéténummers.

samples In de muziek: fragmenten van bestaande opnamen die gebruikt worden om


nieuwe composities mee te maken.

socialisme Politieke stroming die streeft naar een maatschappij die gebaseerd is op
sociale gelijkheid, solidariteit en een rechtvaardige verdeling van macht en
goederen. Vertegenwoordigers: o.a. Karl Marx, Friedrich Engels en John
Ruskin.

68
spiritual Religieus lied van de zwarte Amerikaanse bevolking. Ontstaan in de
negentiende eeuw op de plantages waar de zwarten als slaven werkten en
beïnvloed door de psalmen van de witte bevolking. In vergelijking met de
gospels ernstiger van toon en inhoud.

Stanislavski Acteermethode, ontwikkeld door Stanislavski, die acteurs stimuleert zich


methode volledig te vereenzelvigen met hun rol. Ontwikkeld om meer naturalisme en
psychologische diepgang van de personages op het podium te bereiken. Na de
Tweede Wereldoorlog in Amerika populair geworden in de Actors’ studio, waar
veel filmacteurs zijn opgeleid. Ook bekend als The Method.

stille film Film zonder direct opgenomen geluid. De eerste films worden bij vertoning
vaak begeleid door livemuziek of een verteller. Wordt ook wel ‘stomme film’ of
‘zwijgende film’ genoemd.

streamlining Designstroming en stijl uit de jaren 1930-1950, afkomstig uit de Verenigde


Staten. De stijl dankt de benaming aan de aerodynamische, ronde, glad
afgewerkte druppelvormen van auto's, treinen, interieurs en zelfs
huishoudelijke apparatuur, die een sterke suggestie van snelheid geven.

strijkkwartet Muziekensemble bestaande uit vier personen: twee


violisten, een altviolist en een cellist. De muziekstukken die voor deze
ensembles zijn geschreven, worden ook strijkkwartet genoemd.

suprematisme Schilderstijl tussen 1915 en 1924, ontwikkeld door de Russische kunstenaar


Malevich. Volledig abstracte kunst met geometrische figuren als
vormelementen met als doel het opwekken van pure (niet aan de
werkelijkheid gekoppelde) gevoelens.

surrealisme Beweging in beeldende kunst, literatuur en film tussen 1920 en 1940. Roept
op tot het verbeelden en uitbeelden van dromen, visioenen en erotische
fantasieën als hogere realiteit achter de uiterlijke verschijningsvorm. Beroept
zich op de psychoanalyse van Sigmund Freud.

swing Jazzvorm die zeer populair is van 1930 tot 1950. Swing is dansmuziek die
wordt uitgevoerd door grote orkesten (bigbands), eventueel aangevuld met
een zanger of zangeres. Het woord swing wordt ook wel gebruikt als
werkwoord voor alle muziek die dansbaar klinkt.

69
symfonisch gedicht Een muzikaal werk voor orkest, waarbij een buitenmuzikaal thema met
muzikale middelen wordt
verklankt, bijvoorbeeld een legende, schilderij of landschap. Vorm van
programmamuziek, veelvoorkomend in de romantische muziek in de
negentiende eeuw. Componisten: o.a. Hector Berlioz en Franz Liszt.

talkie Populaire benaming voor de speelfilm met geluid. Tot 1927 zijn voornamelijk
stille films in omloop gebracht. Vanaf 1927 hebben films gesynchroniseerd
geluid. Dit is niet alleen voor speelfilms van grote betekenis, maar ook voor
bijvoorbeeld filmjournaals en propagandafilms.

technicolor Merknaam, maar later ook meer algemene benaming voor complexe
bewerkelijke techniek tussen 1925 en 1950 om kleurenfilms te vervaardigen.
Technicolor staat bekend om zijn verzadigde kleuren. In de jaren 40 van de
vorige eeuw verdringt de kleurenfilm de zwart-witfilms.

theater van de Ruige theatervorm bedacht door Antonin Artaud. Door acteurs fysiek uit te
wreedheid putten probeert Artaud de rationele controle weg te nemen en hen te laten
spelen vanuit het onderbewuste.

twaalftoonsmuziek Een compositietechniek ontwikkeld door Schönberg die uitgaat van een
toonreeks, opgebouwd uit de twaalf tonen binnen het octaaf. Voordat een
toon herhaald wordt moeten eerst de andere elf tonen in een door de
muzikant te bepalen volgorde zijn gebruikt. Sinds het begin van de twintigste
eeuw.

variété Ontstaan vanuit kroegen en cafés in de tweede helft van de negentiende


eeuw. In vergelijking met de operahuizen en theaters heerst in de variété
theaters een ongedwongen sfeer. Op het podium wisselen komische acts,
pantomime en cabareteske zangnummers elkaar snel af (vandaar ‘gevarieerd
theater’). De bloeitijd van de variété theaters, vooral in de Verenigde Staten
(vaudeville), Engeland en Frankrijk (music hall), is aan het begin van de
twintigste eeuw en komt ten einde na de komst van de geluidsfilm.

vierde wand Speelwijze waarbij de voorzijde van het toneel wordt opgevat als een
denkbeeldige wand tussen het publiek en het podium. Acteurs spreken niet
rechtstreeks tot het publiek, maar in realistische dialogen tot elkaar. Voor het
eerst breed toegepast in het naturalistisch theater. Het effect wordt nog
versterkt door de introductie van elektrisch licht, omdat acteurs door het
frontlicht uit de zaal het publiek minder goed kunnen zien.

worksong Werkliederen gezongen door slaven tijdens het werk. Om het werk te
verlichten komen het ritme en tempo van de liederen overeen met de
lichaamsbewegingen. Voorloper van de blues en jazzmuziek.

70
MASSACULTUUR

UITLEGTEKSTEN BESPIEGELING BIJ HISTORISCHE CONTEXT,


KUNSTHISTORISCHE CONTEXT EN STIJLEN EN STROMINGEN

71
Massacultuur Leerdoelen VWO
Historische context
• Ik kan uitleggen welke politiek en culturele invloed de Verenigde staten hebben op de westerse
samenleving na de Tweede Wereldoorlog;
• Ik kan uitleggen hoe de wereld globaliseert door de opkomst van massacultuur, digitalisering,
kapitalisme en migratie;
• Ik kan uitleggen wat het verband is tussen de afname van politiek en religieuze ideologieën en de
individualisering van westerse burgers.

Kunsthistorische context
• Ik kan uitleggen wat de invloed is van globalisering, commercialisering en digitalisering op de
kunstpraktijk;
• Ik kan uitleggen welke visies op kunst en schoonheid er zijn in deze periode (conceptuele kunst,
minimalisme, postmodernisme, kunst als vermaak, geëngageerde en activistische kunst);
• Ik kan uitleggen hoe massamedia en virtuele werelden de kijk op de werkelijkheid veranderen
(simulacrumtheorie)
• Ik kan uitleggen hoe traditionele grenzen in de kunst in deze periode vervagen (crossovers van
kunstdisciplines, ‘lage’ en ‘hoge kunst’, ‘westerse’ en ‘niet-westerse’ kunst);
• Ik kan uitleggen hoe kunstenaars ingaan op maatschappelijke thema’s als culturele diversiteit,
migratie, emancipatie en duurzaamheid.

Stijlen en stromingen
• Ik kan de stijlkenmerken van kunst na 1945 herkennen en benoemen in een gegeven kunstwerk
• Ik kan de (stijl)kenmerken van deze specifieke onderwerpen herkennen en benoemen:

a) Architectuur Postmodernisme en deconstructivisme;


b) Beeldende Abstraxt expressionisme, Popart, minimal art, mediakunst, Street art;
kunst
c) Dans Pure dans, minimal dance, breakdance, dans in de vrije tijd (rock ’n roll,
disco, house);
d) Film en tv Hollywood’s golden age, musicalfilms, soaps, videoclips, postmoderne
film;
e) Muziek Bebop, cool jazz, free jazz, rock ‘n roll, soul, beatmuziek, festivals,
minimal music, funk, punk, afrobeat, hiphop, dance;
f) Theater Absurd theater, locatietheater, theaterinstallaties, documentair theater;
g) Interdisciplinair Muziektheater, performance, mode, community- en social art, bio-art

72
Historische context van de Massacultuur vanaf 1945
– Tekst bij uitlegvideo historische context hoofdstuk 9 Massacultuur –

POLITIEKE EN CULTURELE INVLOED VERENIGDE STATEN


Politiek
Na de tweede wereldoorlog, dus vanaf 1945, kregen de Verenigde Staten steeds meer
invloed over de hele wereld, maar vooral in Westerse samenlevingen. Die invloed was aan
de ene kant politiek. De Amerikanen hadden meegeholpen bij de bevrijding en
wederopbouw van Europa en de West-Europese landen.

West-Europese landen waren bondgenoten van de Verenigde Staten. Oost-Europa stond


onder invloed van de communistische Sovjetunie. Ook elders in de wereld en bij
internationale conflicten speelden de Verenigde staten een belangrijke rol. De Amerikanen
probeerden de invloed van communistische of linkse regimes tegen te gaan. Denk bijv. aan
de Vietnamoorlog.

Cultureel
Aan de andere kant was er ook een belangrijke culturele invloed van Amerika. Na alle
ellende van de tweede wereldoorlog sprak de Amerikaanse cultuur met het ideaal van
individuele vrijheid veel Europeanen aan. Dat had ook te maken met de American dream.
Het idee dat iedereen gelijke kansen heeft en het kan maken als hij er maar keihard voor
werkt.

Amerikaanse producten zoals kauwgom, Coca-Cola en


jeans hadden een modern en dynamisch imago en
waren populair. En ook Amerikaanse kunstvormen
zoals films, tv-series, soaps, jazz, popmuziek en strips
werden erg geliefd over de hele wereld en bekeken en
beluisterd.

GLOBALISERING
Massacultuur
Sinds de tweede wereldoorlog is er sprake van steeds sterkere globalisering. Dat betekent
dat economische, culturele en politiek processen zich steeds meer internationaal zijn gaan
vermengen. Landen over de hele wereld zijn dus steeds meer met elkaar verbonden. Na de
val van het communisme in Oost-Europa, dus vanaf 1989, werd de globalisering nog
sterker. De opkomst van de massacultuur was belangrijk voor de globalisering.

Massacultuur is populaire cultuur die over de hele wereld bekend is, maar misschien ook
een beetje onpersoonlijk of oppervlakkig. Denk aan de films, popmuziek en strips waar we
het net al over hadden maar ook aan commerciële producten en merken.

73
Digitalisering
De massacultuur verspreidt zich makkelijk via
massamedia. Eerst waren dat vooral tv, radio en
gedrukte kranten en tijdschriften. Via die media leren
de mensen over de hele wereld dezelfde producten en
kunstuitingen kennen. Digitalisering versterkte dat nog
eens.

Ongeveer tegelijk met de val van de muur kwam het


internet op. De massacultuur kon zich zo nog
makkelijker verspreiden.

Maar de komst van het internet had natuurlijk ook tot


gevolg dat internationale communicatie en handel veel gemakkelijker werd. De
economieën van landen over de hele wereld raakten dus meer met elkaar verbonden en
van elkaar afhankelijk.

Kapitalisme
Na het uiteenvallen van het communistische Oostblok werd het kapitalisme wereldwijd het
dominante economische systeem. Ook de meeste voormalige communistische landen
kregen een vrijemarkteconomie waarin binnen en buitenlandse bedrijven met elkaar
konden concurreren. Ook dat zorgde dus voor meer internationale contacten,
samenwerking en handel en voor het verder groeien van multinationals.

Migratie
Tot slot wordt de globalisering ook versterkt door migratie. Vooral in grote wereldsteden
wonen mensen met allerlei verschillende achtergronden bij elkaar.
Hierdoor ontstaat weer allerlei culturele en economische uitwisseling tussen landen en
culturen.

AFNAME IDEOLOGIEËN EN OPKOMST INDIVIDUALISERING


Opkomst individualisering
In de jaren 60 en 70 kregen veel mensen kritiek op het gezag. Steeds meer mensen in de
westerse wereld wilden niet meer dingen doen omdat een ander dat van ze wilde of
verwachtte. Er kwam meer individuele vrijheid om je leven zo in te richten als je dat zelf
wilde. Je hoorde niet meer automatisch bij de religieuze of politieke stroming van je
ouders maar maakte je eigen keuzes. Steeds meer mensen lieten de religieuze en politieke
ideologieën helemaal los.

De val van het communisme als belangrijke ideologie


versterkte deze ontwikkeling nog eens. In de westerse
wereld zijn mensen daardoor steeds meer gericht
geraakt op hun eigen vrijheid en geluk in plaats van
op het bereiken van een ideaal voor de hele
maatschappij.

74
Kunsthistorische context van de massacultuur vanaf 1945
- Tekst bij uitlegvideo kunsthistorische context hoofdstuk 9 massacultuur -

INVLOEDEN OP DE KUNSTPRAKTIJK
Globalisering
De periode na 1945 is een tijd van globalisering. Dit
heeft ook veel invloed op de kunstwereld. Kunstenaars
vertonen en verkopen hun werk over de hele wereld.
Dat geldt ook voor kunstenaars uit niet-westerse
landen. In de multiculturele steden ontstaan nieuwe
stedelijke kunstcentra en festivals.

Commercialisering
Er is ook sprake van commercialisering in de kunst.
Joseph Klibansky, Neon Jungle
Sommige kunstenaars maken toegankelijke kunst,
(2014)
soms in grote oplages. Denk bijvoorbeeld aan kunst die
is gebaseerd op de populaire cultuur en daarom veel mensen aanspreekt.

Digitalisering
Aan het maken van dat soort kunst en soms ook merchandise zoals mokken of speelgoed
kun je goed verdienen. Vanaf de jaren 90 gaan er steeds meer digitale mogelijkheden door
de opkomst van computers en het internet. En vanaf ongeveer 2005 werden digitale
apparaten steeds kleiner en draadloos. Kunstenaars gingen uiteraard gebruik maken van al
die nieuwe mogelijkheden. Ze gebruikten de nieuwe technologie voor experimenteel werk
dat ze wereldwijd konden delen.

Kunstenaars werden zo dus minder afhankelijk musea, galeries of podia om hun werk te
laten zien en horen. Daarnaast maakten kunstenaars ook werken met digitalisering en
globalisering als onderwerp. Zo kan een kunstwerk je laten nadenken over de gevolgen van
de digitalisering van de samenleving.

VISIES OP SCHOONHEID
Conceptuele kunst
In de jaren 60 en 70 werd het idee dat de
kunstenaar wilde overbrengen steeds
belangrijker. Een belangrijke stroming of
visie uit deze tijd is de conceptuele kunst.
Zoals het woord al zegt stond het
artistieke concept hier voorop. Bij
conceptuele kunst gaat het er helemaal
niet om of het mooi is of knap gemaakt Art & Language (Mel Ramsden), Secret Painting (1967)
maar om het idee dat erachter zit.
Bij de conceptuele kunst paste ook een nieuwe kunstvorm waarbij processen centraal
stonden, de performance. Een performance is een theatrale actie zonder verhaallijn
waarbij het vaak draait om de interactie met het publiek. De kunstenaar plaatst het
publiek in een bepaalde situatie en wacht dan af wat er gaat gebeuren.

75
Minimalisme
Een andere kunstvorm die in de jaren 60 in de VS ontstond was het Minimalisme.
Minimalistische kunstenaars wilden geen voorstelling of verhaal of thema weergeven en
dus ook niet een bepaald idee. Wat overbleef was de pure vorm. Het minimalisme heeft
invloed gehad in verschillende kunstvormen. Er is minimalistische beeldende kunst,
minimal art, waarin je eenvoudige geometrische vormen ziet. Er is minimal music met veel
nadruk op ritme en herhaling. En er is zelfs minimal opera.

Postmodernisme
Nog een belangrijke stroming, vanaf
ongeveer eind jaren 70 is
postmodernisme. Letterlijk betekent dit
na het modernisme. Een belangrijk idee
van het postmodernisme is dat
originaliteit en authenticiteit niet
belangrijk zijn. Je kunt dus als kunstenaar
gerust stijlen uit de hele
kunstgeschiedenis en uit de populaire
cultuur en kitsch combineren of
parodiëren. Het resultaat is vaak speels
en grappig of ironisch. Kunst hoeft geen Jeff Koons, Puppy (1992)
serieuze boodschap te hebben voor de
postmodernisten.

Geëngageerde en activistische kunst


Zoals altijd ontstaat er ook weer een
tegenbeweging met kunst die juist wel
een boodschap heeft: geëngageerde
en activistische kunst. Dit is kunst die
maatschappelijke thema’s aansnijdt
en mensen bijvoorbeeld laat
nadenken over misstanden in de
samenleving of zelfs maatschappelijke
verandering probeert af te dwingen.
Vanaf jaren zeventig van de twintigste
Dance Company Nanine Linning/
eeuw en nog steeds wordt er veel van Theater Heidelberg Silver (2015)
dit soort kunst gemaakt.

Kunst reageert dus op maatschappelijke veranderingen of probeert juist maatschappelijke


verandering te bereiken.

Kunst als vermaak


Maar kunst heeft ook nog steeds een andere functie in de samenleving, namelijk vermaak.
En dat zie je het gemakkelijkst terug in de podiumkunsten muziek, dans en theater, en
natuurlijk in film en tv. Maar ook een museum bezoeken doen mensen natuurlijk meestal
voor hun plezier. Kunst die vermaakt sluit engagement niet uit.

76
VERANDERINGEN VAN KIJK OP DE WERKELIJKHEID
Kunst met beeld
Een mooie film of dansbare
muziek kunnen ook een
maatschappelijke boodschap
hebben. Kunst kan je kijk op de
wereld en de werkelijkheid ook
op een andere manier
veranderen, misschien wel
zonder dat je het doorhebt. De eerste virtual reality bioscoop ter wereld, Amsterdam (2017)

Daarbij moet je vooral denken aan kunstvormen die werken met beelden zoals films en tv-
series en games die steeds vaker worden gezien als kunstvorm. Die beelden zijn vaak in
ieder geval voor een deel niet echt. Ze zijn gemaakt door mensen met het idee animatie of
virtual reality.

Simulacra
Die niet echte beelden worden simulacra genoemd. Via de massamedia en digitalisering
bereiken deze simulacra een groot deel van de wereldbevolking en wordt een
hyperrealiteit gecreëerd. De beelden geven je virtuele ervaringen die je niet in het echt
hebt gehad. Je denkt te weten hoe iets is of eruitziet maar baseert dat niet op je eigen
waarneming maar op de simulacra. Zo raak je door deze kunstvormen het contact met de
wereld een beetje kwijt.

Kunstbeleving
Andersom verandert de digitalisering ook de manier waarop mensen naar kunst kijken of
kunst beleven. Doordat bezoekers via sociale media hun kunstervaringen delen ontstaan er
weer nieuwe simulacra, ga je hierdoor steeds meer massaal naar kunstervaringen die het
goed doen op sociale media of die goed passen bij het imago dat je op sociale media wilt
hebben, in plaats van wat je echt aanspreekt.

GRENSVERVAGING IN DE KUNST
Crossovers van
kunstdisciplines
In de tweede helft van de
twintigste eeuw vervagen
veel traditionele grenzen in
de kunst. De grenzen tussen
verschillende disciplines in
de kunst worden
bijvoorbeeld minder
duidelijk door het ontstaan
van cross-overs en de
Andy Warhol, Eight Elvises (1963)
verdere ontwikkeling van
interdisciplinaire kunst.

77
Het is niet altijd gemakkelijk om te zeggen of je kijkt naar beeldende kunst of podiumkunst
en naar welke discipline dan precies. Denk bijvoorbeeld aan een interactieve voorstelling
met theater en beeldende kunst die je thuis via je computer bezoekt en waarbij je kunt
praten en zelfs dansen met andere bezoekers. Of aan samenwerkingsverbanden tussen
DJ’s of VJ’s en theatermakers of tussen een choreograaf en een modeontwerper.
Kunstenaars en ontwerpers werken dan ook steeds vaker samen met wetenschappers of
technici.

‘Lage’ en ‘hoge’ kunst


‘Ook de grenzen tussen hoge en lage kunst vervagen vanaf de jaren zestig.
Met hoge kunst bedoelde men de kunst in de instituten, zoals kunst in de musea,
concertzalen en theaters. Met lage kunst bedoelde men vooral de populaire cultuur zoals
popmuziek, televisie en film. Op deze kunst werd traditioneel neergekeken. In popart en
ook in postmoderne kunst zie je dat kunstenaars de massacultuur niet veroordelen maar
die juist gebruiken en ermee spelen.

‘Westerse’ en ‘niet-westerse’ kunst


De grens tussen westerse en niet-westerse kunst wordt ook minder duidelijk. Door de
globalisering en de toegenomen mogelijkheden voor contact en om te reizen, laten
westerse kunstenaars zich inspireren door niet-westerse kunstenaars en andersom. Verder
zijn er steeds meer samenwerkingsverbanden tussen kunstenaars van verschillende
continenten waardoor er ook mengvormen ontstaan en er zijn natuurlijk ook kunstenaars
die verschillende culturen in zichzelf verenigen en kunst maken met invloeden uit allerlei
culturen.

MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S IN DE KUNST


Maatschappelijke onderwerpen
Zoals we net al zagen gaat kunst ook vaak over
maatschappelijke thema’s. Daarbij moet je denken
aan onderwerpen als culturele diversiteit, migratie,
emancipatie en duurzaamheid. Er zijn verschillende
Guerrilla Girls, Do women have to be naked
manieren waarop kunstenaars dit soort onder- to get into the Met. Museum? (1989)
werpen aan de orde kunnen stellen in hun kunst.
Geëngageerde kunst
In geëngageerde kunst gaat dat bijvoorbeeld door de situatie in beeld te brengen in
bijvoorbeeld een film of door de situatie te beschrijven in de tekst van een song. Een
kunstenaar kan zo aandacht vragen voor een probleem, zoals de positie van zwarte
mensen in westerse samenlevingen of de positie van vrouwen. Het publiek kan er dan over
nadenken en zijn eigen conclusies trekken.

Activistische kunst
Activistische kunst gaat wat verder en probeert zelf maatschappelijke veranderingen af te
dwingen. Je ziet hier bijvoorbeeld een poster van de Guerrilla Girls die letterlijk een vraag
stellen aan een publiek. Dit is dus een veel directer benadering. Activistische kunstenaars
maken duidelijk politiek werk en voeren vaak projecten uit waarmee ze het conflict
opzoeken. Ze proberen bijvoorbeeld een schandaal te veroorzaken en zo een verandering
teweeg te brengen.

78
Stijlen en stromingen van de Massacultuur vanaf 1945
– Tekst bij de uitlegvideo’s stijlen en stromingen deel 1-3 hoofdstuk 9 Massacultuur –

De kunst vanaf 1945 tot nu beperkt zich niet meer tot een paar stijlen en stromingen en is
ook niet altijd tot een specifieke stroming toe te wijzen. Vanaf 1945 ontwikkelen zich ook
steeds meer nieuwe kunstvormen.

ARCHITECTUUR
Postmodernisme
Postmoderne architectuur verzet zich
tegen de strakke blokkendozen en strenge
stijlprincipes van het modernisme. Het
statige en gelijkvormige van de
modernistische architectuur verandert in
de postmoderne architectuur naar
uitbundige kleuren, vrije vormen, speelse Frank Gehry, Biomuseo (1999)
vormen en details en stijlcitaten uit het
verleden die vaak ironisch overkomen. Deze architectuur is een mix van kunsthistorische
stijlen door elkaar waardoor het modernistische idee van ‘less is more’ verandert in ‘less is
a bore’.

Deconstructivisme
Veel postmoderne architecten richten zich op het deconstructivisme. In deze stijl spelen
architecten met geometrische vormen. Het lijkt alsof ze de vormen eerst uit elkaar trekken
om ze vervolgens schots en scheef weer op te bouwen. Hierdoor geeft het gebouw de
indruk dat de constructie van het gebouw gefragmenteerd is.

BEELDENDE KUNST
Abstract expressionisme
Vanaf 1946 ontstond in New York de eerste echte Amerikaanse schilderstroming, het
Abstract expressionisme. Deze schilderstroming is verwant aan het vooroorlogs Europese
expressionisme, maar geeft er een typisch Amerikaanse draai aan, groots en meeslepend.
Door middel van expressieve vormen, veel improvisatie en grote formaten drukte de
kunstenaar zijn emoties uit in het kunstwerk. De signatuur van de maker terug laten zien in
het kunstwerk was voor de abstract expressionisten dus belangrijk.

Popart
Vanaf midden jaren 50 komen de populaire cultuur en de
artistieke voorhoede tegenover elkaar te staan. Popart
overbrugde deze kloof door de massamedia als onderwerp in
de kunst te introduceren. Een merk als Coca-Cola was er voor
iedereen, dus waarom dan niet in de kunst? Popartkunstenaars
veroordeelden de massacultuur niet, maar ze speelden ermee.

Andy Warhol, Campbells Soup


Can (1962)

79
Zo gebruikten ze de beeldtaal van de populaire media, maar ook de industriële technieken
die in de massamedia gebruikelijk zijn. Popartkunstenaars vonden het dus minder
belangrijk, om hun eigen unieke en herkenbare stijl te creëren.

Andy Warhol waarvan je hier ook een kunstwerk ziet afgebeeld was een belangrijke popart
kunstenaar.

Minimal art
In de jaren 60 ontstond het idee van de minimale kunst, oftewel minimal art.
Het enige wat bij deze kunst telde was het minimale, dus de pure vorm van het kunstwerk.
De persoonlijke signatuur van de maker deed er niet toe. Minimal art keerde terug naar
basisvormen als de bol, kegel, cilinder en de kubus. Vaak werkten minimalistische schilders
en beeldhouwers met primaire kleuren en gaven ze hun objecten een industriële
uitstraling, hard, glad en smetteloos.

Streetart
Vanaf de jaren 80 trekken professionele
kunstenaars steeds vaker de wijk in. In
deze wijken trof je ook Street art aan. Dit
is kunst van streetartists die door middel
van spuitbussen met graffiti de straat een
kleur geven. Niet iedereen was altijd blij
met de muurschilderingen en soms
werden ze gezien als vandalisme. Maar
tegenwoordig exposeren steeds meer
musea en galeries Street art.
Jadore Tong, Elephant playing with a balloon (2016)

Street art behoort dus niet alleen tot de straat maar is ook kunst die in instituties getoond
kan worden.

Mediakunst
Een kunstvorm die opkomt aan het einde van de twintigste eeuw is de mediakunst. Hierbij
maken kunstenaars nieuwe media tot onderwerp van kunst en ze maken vaak gebruik van
nieuwe technologie. Denk hierbij aan computers, video’s en animaties. Veel
mediakunstenaars tonen de invloed van de digitale wereld, maar er zijn ook kunstenaars
die de techniek gebruiken om de wereld een stukje beter te maken.

FILM EN TV
Hollywoods Golden Age
De jaren 30 tot 60 waren in Amerika de gouden jaren van de Hollywood films, ofwel
Hollywood Golden Age. Tijdens de Golden Age leverden de filmstudio’s de ene naar de
andere af. Filmstudio’s gingen naar een formule die het goed deed bij het publiek, zoals de
western, waarin stoere cowboys en het melodrama, een liefdesgeschiedenis waarin
meestal een vrouw centraal staat.

80
De Amerikaanse filmstudio’s legden zichzelf censuur op, vastgelegd in de productioncode.
Een verzameling regels waaraan Amerikaanse films moesten voldoen op het gebied van
zedelijk gedrag.

Musicalfilms
Een ander genre films ontstaan in Hollywood zijn de
musicalfilms. In deze films werd het verhaal deels
verteld door muziek, zang en dans en uitgevoerd door
filmpersonages als onderdeel van hun rol. Veel
musicals werden bedacht als filmproductie en pas
later als theaterstuk opgevoerd.

Soaps
De opkomst van de TV maakte een einde aan Filmstill Gene Kelly in Singin’ in the Rain
Hollywood Golden Age. Soapseries werden ongekend (1952)
populair. Soaps zijn langlopende televisieseries die
wekelijks of dagelijks op TV verschijnen. De series hebben meerdere verhaallijnen en
volgen de dagelijkse belevenissen van een aantal vaste personages. Aanvankelijk waren
deze series bedoeld om commercials van huishoudelijke producten bij huisvrouwen onder
de aandacht te brengen. Hieraan danken ze hun naam.

Videoclips
Een ander populair medium op de televisie was de
videoclip. Door middel van de videoclip konden
artiesten hun muziek aan een mondiaal publiek tonen.
Door TV-zender MTV konden videoclips 24 uur lang op
televisie worden getoond. Met name hiphop-
videoclips kwamen op deze muziekzender voorbij. Still uit videoclip Michael Jackson,
Thriller (1984)
Postmoderne film
Tot slot ontstond mede door de opkomst van de televisie ook een nieuw soort films,
namelijk de postmoderne film. Deze films verwijzen vaak naar tv-series, cartoons, reclames
en andere films die veel kijkers zullen kennen van TV. Postmoderne films zijn vaak een mix
van allerlei stijlen zoals misdaad en komedie en bevatten verschillende verhaallijnen die
niet chronologisch worden verteld. Dit zorgt ervoor dat de kijker de samenhang tussen de
scenes pas aan het einde helemaal begrijpt.

81
MUZIEK
Verschillende muziekstijlen vanaf 1945
Bebob
Na de tweede wereldoorlog veranderde de jazz in de Verenigde Staten van dansmuziek in
luistermuziek. Jonge zwarte muzikanten ontwikkelden een nieuwe muziekstijl, de bebop.
Het was een nieuw genre gebaseerd op populaire swingnummers van de jazz, maar met
een hoger tempo en complexere akkoordenwisselingen. De stijl was rauw en snel met veel
improvisatie, meestal uitgevoerd in een kleine bezetting van drums, bas, piano, saxofoon
en trompet.

Cool jazz
Na 1950 kreeg de update-bebop een sobere tegenhanger, de cool jazz. Hierin lag het
tempo lager en waren de akkoorden eenvoudiger. Cool jazz klinkt helder en de puurheid
van de klank staat voorop.

Free jazz
Nog ongeveer dezelfde tijdsperiode ontstaat nog een nieuw soort jazz, de free jazz.
Kenmerkend voor de free-jazz is het bewust afwijken van de conventies binnen de
jazzmuziek zoals vaste akkoordopvolgingen, tonale melodie of een vast metrum. Deze
muziekstijl werd met name veel gespeeld door saxofonisten en drummers.

Rock ’n Roll
In de loop van de jaren 50 ontstond er een muziekgenre dat
voortkwam uit de zwarte rhytm & blues, de country: de rock ‘n
roll. Deze muziekstijl wordt ook wel gezien al moedergenre van
alle popmuziek. Met wereldster Elvis Presley bereikte de een
wereldpubliek. Er werd voor met name de witte jeugd het
boegbeeld van de rock ’n roll. Elvis Presley, Jailhouse Rock
(1957)
Soul
Een andere nieuwe en dansbare muziekstijl die ook gebruikte uit de rhytm & blues is de
soul. Het is een muziekstijl ontstaan als gospelzang. Gospel wordt veel gespeeld in de
zwarte kerk. Bij muziekuitvoeringen van soul zie je een liedzanger, achtergrondzangers,
blazers en een ritmesectie. Zangeres Aretha Franklin kreeg door haar krachtige stem,
enorme bereik en doorleefde vertolkingen de naam de queen of soul.

Beatmuziek
In de jaren 60 veroverde een Britse band de internationale hitlijsten. In 1963 ontstond in
het Britse Liverpool de beatmuziek. Deze mix van rock ‘n roll, rhyth & blues en soul van
bands als de Beatles en de Rolling Stones werd in korte tijd ongekend populair.

82
Festivals
De plek waar deze en andere bands hun muziek
lieten horen waren festivals. De zogeheten
popfestivals trekken duizenden bezoekers.

Woodstock was het eerste grote popfestival in


de geschiedenis en trok 400.000 jonge
muziekliefhebbers die geïnspireerd waren door
de hippiebeweging.

Het programma van Woodstock was een


weergave van de nieuwste muziek, vaak met Arnold Skolnick, Woodstock poster (1969)
een politieke boodschap zoals het verkondigen
van de anti-oorlog-ideeën ten tijde van de
Vietnamoorlog.

Minimal music
Hoewel de vorige muziekstijlen heel aanwezig waren en bedoeld waren voor het grote
publiek ontstond er in de jaren 60 een andere beweging waarbij kunst teruggebracht werd
tot een minimum. Bij beeldende kunst werd al gesproken over het ontstaan van minimal
art. Vrijwel parallel aan de opkomst van minimal art ontstond de minimal music. In deze
muziek was niet langer de ontwikkeling van de harmonie belangrijk maar het ritme.
Componisten werkten vanuit een heldere vorm, waarbinnen eenvoudige motieven werden
herhaald of verschoven. De ritmiek zorgde bij het publiek voor een hypnotiserend effect.

Funk
In de jaren 70 vertakte de popmuziek zich in sterk uiteenlopende genres. De dansmuziek
ontwikkelde zich van soul tot punk met wereldwijd lokale varianten. Funk was dansmuziek
waarbij de nadruk op het ritme lag en waarmee de melodie en akkoordontwikkeling
nauwelijks een rol meer speelde.

Soul en funkzanger James Brown zong in zijn nummers korte zinnetjes en kreten die zich
steeds herhaalden en het publiek aanmoedigden. Funk stond aan de basis van veel latere
muziekstijlen zoals disco, hiphop en house.

Afrobeat
Eind jaren 60 ontstond in Ghana en
Nigeria de Afrobeat, als een
kruisbestuiving tussen jazz, funk en
West-Afrikaanse muziek. Afrobeat
bestaat uit lange grooves met
complexe ritmes met afwisselend
vocalen, koortjes en blazers. Een van
de grondleggers was zanger en
multi-instrumentalist Fela Kuti.
Tegenwoordig halen veel artiesten
hun inspiratie uit de afrobeat. Chileense band Newen Afrobeat (2019)

83
Punk
Een andere muziekstroming ontstaan rond 1974 in de Verenigde Staten en Groot-
Brittannië was punk. Deze muziek was een reactie op de populaire commerciële
popmuziek. Kenmerkend waren een ongepolijste sound, een eenvoudig instrumentarium
en simpele akkoordenschema’s.

In breder verband was punk de benaming voor de jongerencultuur die zich wat betreft
ideeën en uiterlijk afzette tegen burgerlijkheid. ‘Do it yourself’ was de grondhouding van
de punkers. Hun simpele rauwe muziek brachten ze uit op onafhankelijke platenlabels.

Hiphop
Hiphop ontstaat als rond 1976 afro Amerikaanse en latino jongeren in de New yorkse wijk
de Bronx straatfeesten organiseren. Hiphop is een jongerencultuur met een herkenbare
stijl in muziek, dans en beeldtaal. Jongeren breakdancen op pleintjes, rappen op spontane
blockparties of spuiten graffiti op metro’s en treinen. De periode 1986-1997 wordt wel de
golden age van de hiphop genoemd. Inmiddels is hiphop uitgegroeid tot een wereldwijde
beweging. Hiphop muziek kent zowel confronterende als vriendelijke varianten. Sommige
hiphopartiesten zoals Public Enemy willen door middel van hun uitgesproken rapteksten
hun luisteraars bewust maken van sociaal onrecht. Rapgroep a tribe called quest valt juist
op door haar positieve boodschap en relaxte jazzy sound.

Dance
Een andere populaire muziekstijl onder jongeren vanaf de
jaren 90 is dance. Dance ontstaat uit de disco onder invloed
van drumcomputers en synthesizers. Het is elektronische
uitgaansmuziek waarbij diepe bassen en repetitieve
drumtracks centraal staan. In plaats van een groep
muzikanten speelt de dj een hoofdrol. Deze diskjockey laat
verschillende nummers naadloos in elkaar overgaan, zodat
het publiek kan blijven doordansen op een eindeloze beat.
De invloed van dance wordt later ook zichtbaar in andere 2 Unlimited, Tribal Dance (1993)
disciplines zoals dans en theater.

84
DANS
Op muziek wordt natuurlijk vaak gedanst en de ontwikkelingen in de muziek gingen dan
ook vaak samen met de ontwikkelingen in de dans.

Pure dans
In de jaren 60 verzetten jonge New Yorkse
kunstenaars zich tegen de verheven idealen van het
expressionisme. Ze gingen meer uit van het
achterliggende idee van de kunst, oftewel het
concept. Danserchoreograaf Merce Cunningham was
een van deze conceptuele kunstenaars. Hij maakte
voorstellingen samen met zijn partner John Cage, die
de muziek componeerde.
Merce Cunningham Dance Company,
Squaregame (1976)
Als reactie op de expressionistische dans die beladen
was met emoties en symboliek, ontwikkelde Cunningham zijn pure dans. Hij gebruikte
basale bewegingen als lopen, wandelen of huppelen, zonder emoties of verhaal. Door het
Judson Dance Theatre werd de pure dans verder uitgewerkt. In de choreografieën stonden
vaste patronen centraal en alledaagse bewegingen werden steeds benadrukt. De
dansbewegingen waren meestal niet ingewikkeld en werden vaak uitgevoerd zonder
muziek.
Minimal dans
Ook op de ritmische minimal music kon natuurlijk
worden gedanst: minimal dance. Ook hier gaat het
om de pure vorm. Er wordt gedanst met veel
herhaling, passend bij de herhaling in de muziek.
Dansers voeren bewegingen gelijktijdig, dus
simultaan uit. De herhaling kan een hypnotiserend
effect hebben.
Anna Theresa de Keersmaeker Rosas
danst Rosas (1997)
In de professionele dans waren er dus veel ontwikkelingen. Maar ook buiten de theaters
veranderde de dans.

Breakdance
Vanaf midden jaren 70 ontstonden er een nieuw soort jongerencultuur in New York:
hiphop. De acrobatische dans breakdance vormde samen met rap, dj’s en graffiti de vier
basiselementen van hiphop. Mooves als de freeze, headspin en windmill zijn dynamische
elementen uit deze dans. Samen met andere vormen van hiphopdans kreeg breakdance
door de opkomst van tv-zender MTV, die veel hiphop-videoclips, vertoonde een mondiaal
publiek.

Hoewel breakdance nu ook in theaters te zien is, was het van oorsprong een dans die
jongeren in hun vrije tijd deden. Ze dansten op hiphop muziek met stevige drums en
baslijnen, gewoon op straat.

85
DANS IN DE VRIJE TIJD

Rock ’n roll
Er waren natuurlijk ook andere muziekstijlen waar jongeren in
hun vrije tijd op dansten. In de jaren 50 ontstond de rock ‘n
roll, opzwepende en brutale muziek waarop snel en
acrobatisch kon worden gedanst.

Disco
In de jaren 70 ontstond een ander dansbaar muziekgenre:
disco. Disco had een hoog tempo met pakkende zanglijnen en
synthesizers. De discotheek die opkwam in de jaren 60 en waar
disco uiteindelijk is ontstaan was DE dansplek voor jongeren
die los konden gaan op de discomuziek.
John Travolta in
Saturday Night Fever (1977
House
Vanaf de jaren 80 nam een ander muziekgenre de discotheek over: house. House is
elektronische dansmuziek met een typerende basdrum op elke tel van de vierkwartsmaat;
ook wel four on the floor genoemd. Toen de house in 1988 overwaaide naar Europa
ontstonden ook daar massale dansfeesten waarbij jongerenregelmatig onder invloed van
drugs dansten tot in de ochtend.

THEATER
De veranderingen in het theater vanaf 1945

Na de tweede wereldoorlog werd in de meeste grote Europese theaters vooral traditioneel


repertoire gespeeld.

Absurd theater
Dit veranderde met het absurdistisch theater. Deze
vorm van theater benadrukte de irrationele aspecten
van het leven, vaak om de doelloosheid van het bestaan
aan te tonen. Het absurde theater werd geïnspireerd
door de filosofische stroming het existentialisme, die de
zinloosheid en toevalligheid van het bestaan na de
tweede wereldoorlog benadrukte.
Wachten op Godot, Samuel Beckett

86
Locatietheater
Vanaf de jaren 70 ontstond er een
nieuwe soort theater waarbij
theatervoorstellingen op een
andere plaats dan in het
theatergebouw gespeeld worden.
Dit wordt ook wel locatietheater
genoemd. Soms vinden deze
voorstellingen plaats op
onverwachte plekken of in de
buitenlucht.
Locatietheatervoorstelling Chasse Patate van Studio Orka
(2018)
Bij locatietheater maakt de plaats zelf een belangrijk deel uit van de voorstelling. Vaak
wordt voorafgaand aan de voorstelling onderzoek gedaan naar de locatie en kan de
voorstelling alleen daar worden gespeeld.

Documentair theater
Een andere vorm van theater is het documentair theater. Deze theatervorm is gebaseerd
op feitenmateriaal of documentair materiaal uit de werkelijkheid. Het voornaamste doel is
om informatie geven over het thema van de voorstelling. De toeschouwer mag zijn eigen
beeld vormen over wat hij of zij ziet.

Theaterinstallaties
Theaterinstallaties zijn vernieuwende vormen
van theater, bijvoorbeeld interactieve
voorstellingen op locatie, waarbij het publiek
het verloop kan beïnvloeden, bijvoorbeeld als
nabootsing van situaties uit de werkelijkheid.
Theaterinstallaties worden ingezet om kunst en
theater dichter bij de toeschouwer te brengen. Marte Boneschansker, Bloos de mannen (2021)

INTERDISCIPLINAIRE KUNST
Muziektheater
Niet alle kunstvormen horen maar bij één
discipline. Zo ook het muziektheater. Bij
muziektheater staat muziek in het theater centraal.
De muziek wordt vaak aangevuld met dans,
dialogen of mime.

Sommige muziektheatervoorstellingen gaan in op Scene uit Richard III, Orkater 2010


maatschappelijke en culturele problematiek.
Zo ging de muziektheatervoorstelling de Kingdom uit 1984 over de Haïtiaanse revolutie, de
succesvolle opstand van tot slaaf gemaakten, die als inspiratiebron diende voor latere
zwarte onafhankelijkheidsbewegingen.

87
Performance
Een andere vorm van interdisciplinaire kunst is de performance. Dit is een kunstwerk dat in
de vorm van een theatrale actie aan het publiek wordt gepresenteerd. Meestal is de
handeling niet herhalend want vaak kan het publiek in en uitlopen.

Een bekende performancevoorstelling is


‘the artist is present’ van Marina
Abramovic. Voor deze performance zit ze
drie maanden lang van opening tot
sluitingstijd op een stoel in het atrium van
het museum. Bezoekers mogen één voor
één tegenover haar plaatsnemen, en haar
recht in de ogen kijken, zolang ze willen.
Marina Abramovic, the artist is present (2012)
Mode
Ook de mode raakt beïnvloed door de kunsten, onder andere door de muziekstijl Punk.
Zo ging modeontwerpster Vivienne Westwood een samenwerking aan met de punkband
Sex pistols. Westwood maakte provocerende kleding die paste bij de stijl van de band. Ook
deed ze de styling van de band en hielp ze de punklook te populariseren. In de jaren 80
verspreidde deze zich over de wereld.

Community en social art


Sinds de jaren 80 trekken
professionele kunstenaars steeds
vaker de wijk in. Ze verruilen bewust
de kunstmatige omgeving van
theater, concertzaal of museum in
voor de openbare ruimte. Zulke
kunst wordt wel community art
genoemd. Het is kunst die wordt
gemaakt voor, met of door een
Community-art kunstenaars The Mural Mice (2017)
groep mensen uit een bepaalde
gemeenschap of buurt, vaak rondom een sociaal vraagstuk.
Social art is hieraan gerelateerd. Dit gaat namelijk in op de lokale sociaalmaatschappelijke
vragen en problemen.

Bio-art
Een kunstvorm die opkomt vanaf 1997 en waarbij
kunstenaars en ontwerpers flora en fauna als
basismateriaal gebruiken bij biotechnologische
ontwerpprocessen is bio-art. Deze vorm van kunst
gaat samenwerkingen aan met de wetenschap en
technici, met als doel de wereld een beetje beter te
maken. Therese van Dongen, Ambio light (2014):
Bacterien gloeien op door beweging vd lamp

88
Massacultuur vanaf 1950
Accenten binnen het onderwerp:

• invloed van massamedia en internet op de kunsten; globalisering; hoge- en lage cultuur; mainstream
en subculturen; jeugdculturen;
• multidisciplinaire kunst; fusion en cross over;
• popart, postmodernistische kunst;
• engagement; activistische kunst;
• film als bioscoop-, TV- en internetproduct (bijvoorbeeld tv-drama, reality-tv, speelfilms videoclips,
vlogs);
• absurdistisch theater (bijvoorbeeld Samuel Beckett, Harold Pinter), locatietheater, vormingstheater;
• breakdance, hiphop, urban dance; postmoderne dans, minimal dance; veelheid aan
stromingen in pop-, jazzmuziek en klassieke muziek.

Specificaties van het onderwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie:

Kunst en religie, levensbeschouwing


– Veelheid aan visies: fragmentarisch; opgeven van vooruitgangsidee; richtinggevende ideologieën zijn er niet
versus nieuwe grote verhalen (bijvoorbeeld: duurzaamheid en ecologie; technologie en digitalisering;
globalisering, migratie).
– Grote verscheidenheid in levensbeschouwingen (bijvoorbeeld relativisme, existentialisme, absurdisme,
cynisme, hedonisme, nieuwe spiritualiteit); consumptiecultuur, individualisering en kritische reacties hierop
zoals Punk.
– Identiteit; gender (bijvoorbeeld Stromae, Grayson Perry).

Kunst en esthetica
– Geen eenduidige esthetische normen; opvattingen over wat kunst is kunnen botsen en coexisteren
(bijvoorbeeld kunst als nabootsing van de realiteit, kunst om de kunst, kunst als vermaak).
– Overschrijding van grenzen van kunstdisciplines; vervagen van grenzen tussen hoge en lage cultuur.
– Vergaande abstractie en conceptuele kunst (bijvoorbeeld Jackson Pollock, John Cage, Merce Cunningham);
performance art (bijvoorbeeld Marina Abramović).
– Postmodernisme: herwaardering figuratie en ornament, verhalende verwijzingen, clichés en (stijl)citaten
mogen (bijvoorbeeld Robert Venturi), veelheid van betekenissen door citaten en fragmenten; sterrendom;
(nep)sentimentele beelden; geënsceneerde beelden.
– (Nieuw) engagement: politiek activistische kunst (bijvoorbeeld Ai Weiwei, Guerilla Girls).
– Verstilling en versobering in de muziek (bijvoorbeeld Arvo Pärt).
– (Virtuele) realiteiten; simulacrumtheorie (Jean Baudrillard).

Kunstenaar en opdrachtgever; politieke en economische macht


– Zowel academische opleiding als individualistische en eclectische leerroutes.
– Kunstenaar als ondernemer; cultureel ondernemerschap (bijvoorbeeld subsidies, sponsors, marketing en
crowdfunding) gekoppeld aan bijvoorbeeld social media.
– Onderscheid rol ontwerper en uitvoerder (bijvoorbeeld Damian Hirst).
– Macht en invloed van megasterren (commercieel en maatschappelijk).
– Macht van producenten, massamedia en multinationals; veranderde (productie)verhoudingen door
opkomst van internet.
– Kunst als handel en investering.
– Democratisering van de kunst (bijvoorbeeld Punk, Urban en straatkunst).

89
Kunst en vermaak
– Heruitvinden klassieke filmgenres (bijvoorbeeld New Hollywood en onafhankelijke film).
– Online streaming platforms.
– Megatentoonstellingen, manifestaties, festivals.
– Muziektheater.
– Talentenjachten (muziek, dans).
– Soaps, popmuziek, videoclips, musicals.
– Tv, reclame, stripverhalen.
– Mode en lifestyle.

Kunst, wetenschap en techniek


– Reproduceerbaarheid.
– Audiovisuele media, multimedia-installaties, videokunst.
– Digitale toepassingen in de kunsten; virtual reality; augmented reality.
– Nieuwe technieken, vermenging kunst, onderzoek en design (bijvoorbeeld Studio Roosegaarde, Iris van
Herpen).
– Kunst en ethiek (bijvoorbeeld met betrekking tot kunst en biotechnologie).

Kunst intercultureel
– Wereldwijd opereren van kunstenaars (fysiek en/of digitaal).
– Gevolgen van globalisering, identiteit, hybriditeit (bijvoorbeeld Shirin Neshat).
– Cultuurrelativisme versus Westerse kunst als maatstaf (bijvoorbeeld Remy Jungerman, Gordon Bennett,);
autobiografische kunst (bijvoorbeeld Kara Walker, Marlene Dumas).
– Fusion en cross-over: kunst als product van uitwisseling (bijvoorbeeld: Bollywood film, Manga, Butoh, Latin,
reggae).
– Werelddans, wereldmuziek (bijvoorbeeld Miriam Makeba).

90
Begrippen Bespiegeling Hoofdstuk 9 Massacultuur

abstract Amerikaanse stroming in de beeldende kunst die opkomt vanaf 1946.


expressionisme Kenmerkend zijn expressiviteit, improvisatie en grote formaten. Kunstenaars: o.a.
Jackson Pollock, Mark Rothko.

3D-animatie Ruimtelijke animaties die gemaakt worden met behulp van computers.

absurdistisch Toneelgenre ontstaan na de Tweede Wereldoorlog, dat de irrationele aspecten


theater van het leven benadrukt, vaak om de doelloosheid van het bestaan aan te tonen.
Theatermakers: o.a. Samuel Beckett.

afrobeat Muziekgenre ontstaan eind jaren zestig in Ghana en


Nigeria uit een kruisbestuiving tussen jazz, funk en West-Afrikaanse muziek.
Wordt gekenmerkt door lange grooves met complexe ritmes, met afwisselend
vocalen, koortjes en blazers. Artiesten: o.a. Fela Kuti.

anime Japanse teken- en animatiefilms.


avant-garde Letterlijk: voorhoede. Benaming voor kunstenaars die tussen 1900 en
1950 experimenteren met vernieuwing op het gebied van kunst en cultuur,
zich verzetten tegen de geldende maatschappelijke en culturele orde en
hun tijd (ver) vooruit zijn.

beatmuziek Britse rock-’n-roll-variant die ontstaat rond 1963.


Mix van rock-’n-roll, rhythm-and-blues en soul.
Artiesten: o.a. The Beatles.
bebop Rauwe, snelle jazzstijl met veel improvisatie, meestal uitgevoerd in een kleine
bezetting van drums, bas, piano, saxofoon en trompet. Artiesten: o.a. Charlie
Parker.

bigband Groot muziekensemble bestaande uit 12 tot 25 muzikanten, vooral geassocieerd


met jazz. Populair tussen 1930 en 1950, de jaren van de swing. Belangrijke
instrumenten voor de bigband zijn saxofoons, trompetten, trombones en een
ritmesectie.

bio-art Kunstvorm die opkomt vanaf 1997, waarbij kunstenaars en ontwerpers flora en
fauna als basismateriaal gebruiken bij biotechnologische ontwerpprocessen.
Kunstenaars: o.a. Gavin Munro.

blob-architectuur Architectuurstijl ontstaan in de jaren negentig met grillige of golvende vormen,


ontworpen met behulp van computerprogramma’s. Naar binary large object, het
dataformat waarin dergelijke computerontwerpen worden opgeslagen.

91
blockparty Spontaan straatfeest met muziek en dans, populair tijdens de opkomst van de
hiphopcultuur in de Verenigde Staten rond 1976.

blues Een van de oudste vormen van zwarte


Amerikaanse muziek, ontstaan tegen het einde van de negentiende eeuw. De
blues kent vaste regels, zoals het twaalfmatig akkoordschema, het vaak
slepende tempo, de drieregelige coupletten en de droevige inhoud.

breakdance Acrobatische dansstijl, vormt samen met rap, dj’en en graffiti de vier
basiselementen van hiphop.
breaks Korte onderbreking van het lopende ritme in een pop- of jazznummer, vaak
door een drumfill. Breaks van bestaande platen vormen vaak de basis voor
hiphopmuziek.

cliffhanger Spannende scène in tv-serie die abrupt wordt onderbroken, waardoor kijkers de
verdere ontwikkelingen – na het reclameblok of in de volgende aflevering – ook
willen bekijken.

collages Benaming voor tweedimensionale kunstwerken waarbij knipsels, foto’s en


dergelijke geplakt zijn op een ondergrond (drager), al dan niet in combinatie
met een schildering of tekening. Veel gebruikte techniek bij kubisme, dada en
surrealisme.

community art Kunst die wordt gemaakt voor, met of door een groep mensen uit een bepaalde
gemeenschap of buurt, vaak rondom een sociaal vraagstuk.

conceptalbum Popplaat waarbij de nummers een geheel vormen, vaak verbonden door een
overkoepelend thema of verhaal.

conceptuele kunst Kunst waarbij niet de esthetiek of de vorm, maar het idee of het artistieke
concept dat de kunstenaar wil overbrengen vooropstaat. Komt sterk op vanaf
1960.

cool jazz Tegenhanger van de bebop, ontstaan rond 1950. Cool jazz klinkt helder, de
puurheid van klank staat voorop. Artiesten: o.a. Miles Davis.

country Verzamelnaam voor verschillende muziekstijlen, ontstaan op het platteland in


het zuiden van de Verenigde Staten, met wortels in de volksmuziek. Vaak wordt
een zangstem begeleid door gitaar, viool of steelgitaar. Artiesten: o.a. Hank
Williams, Dolly Parton.

dance Verzamelnaam voor elektronische dansmuziek met een prominente rol voor het
ritme en de bas.
Artiesten: o.a. Daft Punk.

92
deconstructivisme Architectuurstijl ontstaan in de jaren tachtig, die de indruk geeft dat de
constructie van het gebouw gefragmenteerd is, door afwezigheid van harmonie.
De benaming is een samenvoeging van de woorden constructivisme en
deconstructie.

disco Dansmuziekgenre ontstaan in de jaren zeventig in discotheken. Disco heeft een


hoog tempo en vaak een glad geproduceerd geluid, met pakkende zanglijnen en
synthesizers. Artiesten: o.a. Donna Summer.

dj Afkorting van diskjockey: iemand die platen draait bij dansfeesten of zorgt voor
de muzikale ondersteuning bij hiphop-optredens.

documentair Theater gebaseerd op feitenmateriaal of documentair materiaal uit de


theater werkelijkheid.
existentialisme Twintigste-eeuwse stroming in de filosofie die leert dat de mens de zin van het
leven niet kent. Het feit dat hij bestaat (existeert) is op zich al zinvol.
Filosofen: o.a. Jean-Paul Sartre en Albert Camus.

expressionisme Algemene benaming voor kunst tussen 1900 en 1920 die de nadruk legt op een
ongeremde uitdrukking van emotie en gevoel. Bij alle kunstdisciplines leidt
expressionisme tot het loslaten van oude regels die het rechtstreeks uitdrukken
van emotie alleen maar in de weg staan.

film noir Duister misdaadverhaal. Genre uit de Golden Age van de Hollywoodfilm.

folk In algemene zin: verhalende muziekstijl gebaseerd op traditionele volksmuziek.


Specifiek: muziekgenre ontstaan in de jaren vijftig in de VS met verhalende
songs en traditionele akoestische instrumenten zoals viool, banjo en gitaar.
Artiesten: o.a. Bob Dylan.

freejazz Avant-gardistische jazzmuziek, ontstaan in de jaren vijftig. Kenmerkend is het


bewust afwijken van de conventies binnen de jazzmuziek, zoals vaste
akkoordopvolgingen, tonale harmonie of een vast metrum. Artiesten: o.a.
Ornette Coleman.

funk Soulvariant waarbij het accent ligt op de ritmesectie en de dansbare herhaling van
muzikale elementen.
Artiesten: o.a. James Brown.

gamelanmuziek Indonesische muziekstijl waarbij er een hoofdrol is weggelegd voor


slaginstrumenten zoals drums, xylofoons en gongs.

geprepareerde Piano waarbij er op of onder sommige snaren of hamers objecten van metaal,
piano plastic of rubber worden geplaatst, waardoor de klankkleur van de snaar
verandert.

93
globalisering Wereldwijde ontwikkeling waarbij economische, culturele en politieke processen
zich steeds meer internationaal vermengen. Komt sterk op na de val van het
communisme vanaf 1989.

gospel Afro-Amerikaanse religieuze kerkmuziek ontstaan in het Zuiden van de


Verenigde Staten. Vaak met een voorganger/solist en een koor dat antwoord.
Artiesten: o.a. Mahalia Jackson.

graffiti Verzamelnaam voor afbeeldingen of teksten die in de openbare ruimte worden


aangebracht, meestal met spuitbus of stift. Moderne graffiti ontstaat midden jaren
zeventig met de opkomst van de hiphopcultuur in New York. Hierbij wordt
onderscheid gemaakt tussen een tag
(handtekening) en een piece (grote afbeelding).

groove Muzikale term voor een voortstuwend ritme dat aanzet tot dansen, meestal
gespeeld door de ritmesectie van een band. In jazzmuziek ook wel swing
genoemd.

headspin Basisbeweging uit de breakdance waarbij de danser ronddraait op zijn hoofd.

hiphop Culturele beweging ontstaan in de jaren zeventig in New York, waarvan rap,
dj’en, breakdance en graffiti de vier basiselementen vormen.

hippiebeweging Populaire subcultuur onder jongeren in de tweede helft van de jaren zestig.
Hippies geloven in een vredige maatschappij die gebaseerd is op spiritualiteit en
(vrije) liefde. Zij verzetten zich tegen o.a. geweld, kapitalistisme en materialisme.

house Elektronische dancemuziek die opkomt in Chicago rond 1980. Typerend voor
house is de basdrum op elke tel van de vierkwartsmaat (four on the floor).

jazz Muziekstijl die vanaf ongeveer 1900 is ontwikkeld door de zwarte bevolking van
de Verenigde Staten. Verspreidt zich geleidelijk onder andere
bevolkingsgroepen. In de jazz hoor je resten van West Afrikaanse muziek, vooral
de ritmes, die gecombineerd worden met westerse elementen. In eerste instantie
wordt jazz voornamelijk geïmproviseerd. Soms bedoeld om op te dansen, soms
als luistermuziek.

kunstmatige Zelflerende computersystemen, ook wel artificial intelligence (AI).


intelligentie

94
lijsttheater Type theaterzaal waarbij het vaak verhoogde podium omlijst wordt, waardoor er
een scheiding ontstaat tussen het (verhoogde) podium en het publiek. Het
publiek kijkt door de lijst in een soort kijkdoos. Deze scheiding verhoogt de illusie
dat wat zich op het podium afspeelt een andere
werkelijkheid betreft dan die van het publiek. Vanaf

de negentiende eeuw wordt een toneelgordijn gebruikt dat met het openen en
sluiten deze illusie versterkt.

locatietheater Theatervoorstelling die wordt gespeeld op een andere plaats dan een
theatergebouw.
manga Japanse strips.
mc Afkorting van master of ceremonies. Aanvankelijk iemand in de hiphop die de dj
aankondigt en het publiek aanmoedigt om te dansen. Later wordt de afkorting mc
synoniem voor rapper.

mediakunst Kunstvorm die opkomt aan het einde van de twintigste eeuw waarbij kunstenaars
nieuwe media tot onderwerp nemen en/of gebruikmaken van
computertechnologie.

melodrama Oorspronkelijk een genre in het klassieke Griekse theater waarbij muziek en
drama werden gecombineerd. In de negentiende eeuw een populair
theatergenre, eveneens met muziek en vaak met stereotype personages,
voorspelbare verhaallijnen en spectaculaire theatereffecten. In de twintigste
eeuw een filmgenre uit de Golden Age van de Hollywoodfilm, met sentimentele
verhalen waarbij het vaak draait om het oproepen van sterke emoties.

method acting Acteertechniek waarbij de acteur zich volledig probeert in te leven in het
personage. De acteur maakt gebruik van zijn eigen emoties en ervaringen om de
uitvoering zo levensecht mogelijk te laten zijn.

minimal art Stroming in de beeldende kunst ontstaan in de jaren


1960 in de VS, als reactie op het in die tijd invloedrijke abstract expressionisme.
Maakt vaak gebruik van spaarzame middelen of eenvoudige geometrische
vormen. Kunstenaars: o.a. Donald Judd.

95
minimal music Stroming in de eigentijdse klassieke muziek ontstaan eind jaren zestig in de VS.
Kenmerkend is het gebruik van herhaling van korte ritmische motieven, vaak met
subtiele variaties of verschuiven. Componisten: Steve Reich, Terry Riley, Philip
Glass.

modernisme Verzamelnaam voor nieuwe ontwikkelingen in de westerse kunsten in de eerste


helft van de twintigste eeuw parallel aan snelle politieke, technologische en
economische veranderingen in die periode. Kenmerkend is een radicale breuk
met bestaande tradities en regels in de verschillende kunstdisciplines.

musical Muzikaal theaterspektakel voor een groot publiek waarin zang, muziek, dans en
toneelspel worden gecombineerd.

musicalfilm Genre films waarin het verhaal deels verteld wordt door muziek, zang en dans
uitgevoerd door de filmpersonages zelf als onderdeel van hun rol. De musicalfilm
ontstaat in Hollywood na de introductie van de talkie in 1927. Veel musicals zijn
bedacht als filmproductie en pas later als theaterstuk opgevoerd. Bollywood, de
filmindustrie in India, draait op musicalfilms.

opera Muzikaal drama voor zangstemmen en orkest waarbij de muziek en tekst


belangrijk zijn. Zang, instrumentale muziek, dichtkunst, acteerkunst, decorkunst
en vaak ook danskunst vormen de wezenlijke bestanddelen van de opera.

operette Luchtige vorm van muziektheater met zang, dans en gesproken dialoog. De
melodieën liggen gemakkelijk in het gehoor. Componisten: o.a.
Jacques Offenbach en Johan Strauss I

overall In de beeldende kunst een compositie waarin de gelijksoortige beeldfragmenten


compositie zonder rangorde op het vlak geplaatst zijn waardoor een patroon ontstaat dat
eindeloos, ook buiten het kader, herhaald kan worden.

performance Kunstwerk dat in de vorm van een (theatrale) actie aan het publiek wordt
gepresenteerd. Meestal is de handeling niet verhalend, vaak kan het publiek in
en uit lopen. Kunstenaars: o.a. Yoko Ono, Marina Abramović.

piece Term uit de graffiti voor een grote muurschildering.

96
popart Kunststroming die ontstaat rond 1950 in o.a. GrootBrittannië en de Verenigde
Staten. Kenmerkend zijn het gebruik van bronnen uit de populaire cultuur, zoals
reclames en stripverhalen en het gebruik van ‘onpersoonlijke’ technieken, zoals
de zeefdruk. Kunstenaars: o.a. Roy Lichtenstein, Andy Warhol, Richard Hamilton
en Marisol.

porselein Hard, doorschijnend en meestal wit keramiek dat aanvankelijk vooral in China en
Japan werd geproduceerd. In de zeventiende eeuw door de VOC ingevoerd als
luxeproduct.

postmodernisme Stijlaanduiding in de kunsten die geldt als tegenhanger of opvolger van het
modernisme. Postmodernisten combineren vaak stijlen en stellen
‘modernistische’ waarden als originaliteit, vernieuwing en het bestaan van één
enkele waarheid ter discussie, vaak met humor en ironie. Kunstenaars: o.a.
Robert Venturi (architectuur), Jeff Koons (beeldende kunst), Quentin Tarantino
(film).

production Verzameling regels waaraan Amerikaanse films moesten voldoen op het gebied
code van zedelijk gedrag tussen 1934 en 1968. Deze code was zelfcensuur door de
Amerikaanse filmindustrie uit angst voor de invoering van overheidscensuur. Films
mochten alleen worden uitgebracht als er geen verwijzingen waren naar
seksualiteit, homoseksualiteit, rassenvermenging, abortus en drugs. Extreem
geweld mocht niet worden uitgebeeld en misdaad moest altijd worden gestraft.

psychedelische Benaming voor progressieve rockmuziek die ontstaat vanaf 1960, waarin
rock geëxperimenteerd wordt met afwijkende instrumenten en met geluidstechnische
foefjes. ‘Psychedelisch’ verwijst naar de drugsroes waar de muzikanten door
beïnvloed zijn of die ze willen uitdrukken. Artiesten: o.a. Jimi Hendrix.

punk Muziekstroming, ontstaan rond 1974 in de VS en Groot-Brittannië als reactie op de


populaire commerciële popmuziek. Kenmerkend zijn een ongepolijste sound, een
eenvoudig instrumentarium en simpele akkoordenschema’s. Artiesten: o.a. The
Ramones, Sex Pistols. In breder verband: benaming voor jongerencultuur die zich,
wat betreft ideeën en uiterlijk, afzet tegen burgerlijkheid.

97
pure dans Moderne dansvorm waarbij de dansbewegingen zelf zowel inhoud als onderwerp
zijn en dus niet iets anders uitdrukken. Grondlegger is Merce
Cunningham, verder ontwikkeld door o.a. Judson Dance Theatre.

R&B Hedendaags muziekgenre met invloeden uit de rhythm-and-blues, soul, funk en


hiphop. Artiesten: o.a. Beyoncé.

rhythm-and- Afro-Amerikaanse dans- en amusementsmuziek waarin jazz, gospel en blues


blues samensmelten. Wordt gezien als voorloper van de rock-’n-roll.

rock-’n-roll Muziekgenre ontstaan rond 1955 uit rhythm-andblues en country. Wordt wel gezien
als het moedergenre van alle popmuziek. Artiesten: o.a.
Chuck Berry, Elvis Presley.

role playing Computerspelgenre waarbij de speler in de huid kruipt van een personage en
game invloed uitoefent op de ontwikkeling van dat personage. Bijvoorbeeld:
Horizon Zero Dawn.

samples In de muziek: fragmenten van bestaande opnamen die gebruikt worden om nieuwe
composities mee te maken.

scat Zingen van woorden zonder betekenis, met name in de jazz. Dit geeft de zanger
de mogelijkheid om te

improviseren op een wijze zoals instrumentalisten dat doen. Artiesten: o.a. Ella
Fitzgerald.

scratchen Techniek uit de hiphopcultuur waarbij een platenspeler als muziekinstrument


wordt gebruikt. Door het ritmisch met de hand heen en weer bewegen van een
grammofoonplaat kan de scratcher korte stukjes muziek of geluid ritmisch
herhalen.

screwball comedy Komisch liefdesverhaal. Genre uit de Golden Age van de Hollywoodfilm.

simulacra Beelden (foto’s, films, computerbeelden) die afgeleid zijn van de werkelijkheid, of
daar zelfs helemaal los van staan. Filosoof Jean Baudrillard stelt dat we leven in
een ‘hypperrealiteit’ waarin we de werkelijkheid baseren op simulacra.

soapserie Langlopende televisieserie die wekelijks of dagelijks op tv verschijnt. De serie


heeft meerdere verhaallijnen en volgt de dagelijkse belevenissen van een aantal
vaste personages.

98
sober theater Theatervorm, ontwikkeld door Jerzy Grotowski, zonder decor, kostuums, licht en
grime. De acteur dient alles af te leren wat hij over theater heeft geleerd en door
middel van fysieke oefeningen ‘blokkades’ op te heffen om ‘zuiver’ te acteren.

social art Kunst die ingaat op lokale sociaal-maatschappelijke vragen en problemen.

soul Zwarte popmuziek ontstaan uit gospelzang en rhythm-and-blues. Vaak


bestaande uit leadzanger, achtergrondzangers, blazers en een ritmesectie.
Artiesten: o.a. Ray Charles, Aretha Franklin, James Brown.

stencils Graffititerm voor muurschilderingen die gemaakt zijn met behulp van sjablonen.

street art Term voor (vaak ongevraagd aangebrachte) visuele uitingen in de openbare
ruimte.
suspense Suspense betekent ‘spanning’, maar in de film is de term verbonden met
regisseur Alfred Hitchcock. Suspense ontstaat als de kijker meer informatie krijgt
dan de spelers.

swing Jazzvorm die zeer populair is van 1930 tot 1950. Swing is dansmuziek die wordt
uitgevoerd door grote orkesten (bigbands), eventueel aangevuld met een zanger
of zangeres. Het woord swing wordt ook wel gebruikt als werkwoord voor alle
muziek die dansbaar klinkt.

tag Graffititerm voor een kleine grafische handtekening, gemaakt met marker of
spuitbus.
techno Elektronische dansmuziek die tegelijkertijd (rond 1980) opkomt met de house, in
de stad Detroit. Techno klinkt minimalistischer en industriëler dan house.

uptempo Muziekterm die duidt op muziek met een hoog tempo.

virtual reality Afgekort: VR.Techniek die een digitale omgeving simuleert via een computer,
meestal met behulp van een stereoscopische bril en koptelefoon.

vj Afkorting van video jockey: artiest die bewegende beeldende kunst (videokunst)
maakt tijdens concerten, in discotheken of op muziekfestivals, vaak in
combinatie met muziek, theater of dans.

vlakkevloertheater Theater zonder verhoogd podium, waarbij het publiek meestal vanaf een
oplopende tribune op het speelvlak kijkt.

western Avontuurlijke (film)verhalen die zich afspelen rond de negentiende eeuw in de


westelijke staten van de
VS. Genre uit de Golden Age van de Hollywoodfilm.

windmill Basisbeweging uit de breakdance waarbij de danser met de rug op de grond


cirkels draait en de benen gespreid als molenwieken door de lucht zwaaien.

zeefdruk Grafische druktechniek waarbij drukinkt door een fijnmazige zeef gedrukt wordt,
veel gebruikt voor het bedrukken van verpakkingen en textiel.

99

You might also like