Professional Documents
Culture Documents
Uitvoerbaar Beslag 2
Uitvoerbaar Beslag 2
com
Company: Kluwer JuraCampus.
UITVOEREND BESLAG 331
451 i) Voor onderhoudsgelden kunnen geen termijnen van respijt worden gevraagd (zie hoger,
Wanneer een ouder aan wie de uitoefening van het ouderlijk gezag werd toevertrouwd, als wette-
lijke vertegenwoordiger van het kind een onderhoudsgeld vordert op grond van artikel 203, § 1 BW
(obligatio), dan kan, zodra het kind meerderjarig is geworden, alleen dit kind de uitvoering van de
titel verder benaarstigen. Het kind hoeft geen nieuwe titel meer te verkrijgen.
Het is ook mogelijk dat de ouder in eigen naam onderhoudsgeld vordert om de andere ouder (wat
de onderlinge verhouding ook weze: gehuwd, gescheiden, nooit gehuwd) te doen bijdragen in de
kosten van het onderhoud, opvoeding en opleiding van de gemeenschappelijke kinderen (contri-
butio; art. 203bis BW met verwijzing naar art. 203, § 1 BW). Aldus kan die ouder zelfs een on-
derhoudsbijdrage vorderen vanwege de andere ouder voor een meerderjarig kind (Cass. 14 maart
1980, RW 1981-82, 480, noot Pauwels en Arr.Cass. 1979-80, nr. 446; Gent 21 mei 1990, RW
1991-92, 126), zij het in dat geval onverminderd de rechten van het kind zelf. Dit betekent dat die
ouder, althans voor de toekomst, slechts kan optreden voor zover hij voor een groter aandeel dan
hetgeen zijn wettelijke plicht hem oplegt, instaat voor het onderhoud, de opvoeding en de oplei-
ding van het kind, inzonderheid zo het bij hem verblijft. Dat het kind van dat ogenblik af ook over
een eigen vorderingsrecht beschikt, dingt daar niet aan af. Evenmin dat het kind die vordering in-
middels heeft ingesteld of zelfs persoonlijk een titel voor onderhoudsgeld heeft verkregen. Zolang
de aan de ouder toegekende onderhoudsbijdrage niet werd afgeschaft, blijft die titel uitvoerbaar
(Beslagr. Veurne 20 februari 1991, RW 1991-92, 129, noot Wylleman).
AFDELING III
PROCEDURE
§ 1. Betekening
Een uitzondering op dit principe betreft het geval dat de schuldvordering is neerge-
legd in een n o t ar i ë l e a k t e. In die hypothese wordt de debiteur immers geacht de
titel te kennen, zodat een betekening overbodig is. Enkel wanneer de tenuitvoerleg-
ging gebeurt tegen de erfgenamen, kan die eerst vervolgd worden na verloop van
acht dagen na de betekening van de titel aan de persoon of aan de woonplaats van
de erfgenamen (art. 877 BW).
§ 2. Bevel
A. BETEKENIS
De wet stelt deze eis dus niet bij uitvoerend derdenbeslag omdat zulks ertoe zou
leiden dat dit beslag van aanvang aan vruchteloos zal blijken te zijn.
Het bevel tot betalen is een la at ste s ommatie gericht aan de debiteur om zich
naar de uitvoerbare titel te schikken en hem alsnog de mogelijkheid te bieden het
beslag te vermijden. De wet legt daarom een wachttermijn op die in acht moet
worden genomen alvorens het beslag kan worden gelegd. Bij roerend beslag be-
draagt die één dag; bij onroerend beslag vijftien dagen. Bij scheepsbeslag mag
daarentegen het beslag dadelijk na de vervulling van de formaliteiten van het bevel
worden gelegd (art. 1549).
Het bevel moet enkel worden betekend aan de debiteur wiens goederen zullen
worden uitgewonnen en dus niet aan solidaire medeschuldenaren tegen wie geen
vervolging wordt ingesteld (Gent 12 december 1986, onuitg.).
Heeft het bevel dus een eigen betekenis te onderscheiden van de betekening van de titel, dan kun-
nen titel en bevel betekend worden in hetzelfde exploot.
459 De betekening van het bevel geldt als ingebrekestelling en heeft ook tot ge-
volg dat de verjaring wordt gestuit (art. 2244 BW) en dat de moratoire rente is
verschuldigd. In de regel zijn die gevolgen reeds ingetreden door andere handelin-
gen (ingebrekestelling, dagvaarding, bewarend beslag, …).
460 Het bevel heeft niet de onbeschikbaarheid van de goederen van de debiteur
tot gevolg. Bij onroerend beslag heeft de overschrijving van het bevel wel een be-
perking van de beschikkingsbevoegdheid van de debiteur tot gevolg (zie verder,
nr. 789).
B. VERMELDINGEN
461 Het bevel wordt betekend bij exploot dat derhalve de algemene vermeldin-
gen uit artikel 43 moet bevatten:
1 de dag, de maand en het jaar en de plaats van de betekening;
2 de naam, de voornaam, het beroep, de woonplaats en, in het voorkomend geval,
het gerechtelijk elektronisch adres of het adres van elektronische woonstkeuze,
de hoedanigheid en de inschrijving in de Kruispuntbank van ondernemingen
van de schuldeiser;
3 de naam, de voornaam, de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats, de
verblijfplaats, en in voorkomend geval het gerechtelijk elektronisch adres of
het adres van elektronische woonstkeuze, de hoedanigheid en de inschrijving
in de Kruispuntbank van ondernemingen van de persoon voor wie het exploot
is bestemd;
4 de naam, voornaam en, gebeurlijk, de hoedanigheid van de persoon aan wie
het afschrift ter hand is gesteld, of in het geval bedoeld in artikel 38, § 1, het
achterlaten van het afschrift, of de afgifte van het exploot ter post in de gevallen
bedoeld in artikel 40;
m
Company: Kluwer JuraCampus.
334 PROCEDURE
462 In de regel heeft de beslagene reeds kennis van de uitvoerbare titel die hem
moet zijn betekend of die hij heeft ondertekend (notariële akte). In die gevallen
dient de uitvoerbare titel niet te worden betekend met het bevel. Het volstaat dat het
bevel ver w i j st naar de t i t el en de aard en het bedrag in hoofdsom en accessoria
van de schuldvordering nauwkeurig omschrijft en, in geval van een gerechtelijke
beslissing, melding maakt van de voorafgaande betekening (zie o.m.: G. De
Leval, Traité, 603, nr. 285). Enkel in geval van onroerend beslag dient gelet te
worden op de bijkomende formaliteiten vervat in artikel 1564 (zie verder, nr. 792).
Gelet op het doel moet het bevel de debiteur aanmanen om zijn verplichtingen te
voldoen en de uitwinning van zijn goederen in het vooruitzicht stellen bij gebreke
hiervan. Deze dreiging met beslag moet niet uitdrukkelijk gebeuren (G. De Leval,
Traité, 600, nr. 282). Het bevel moet ook niet de goederen aanduiden waarop de
dreiging van beslag betrekking heeft. Het bevel kan dienen voor meerdere besla-
gen (Pand.b., v° Saisie-exécution, nr. 360). Indien het bevel een bepaalde vorm van
beslag in het vooruitzicht stelt (bv. op een bepaald goed), dan kan het geen steun
bieden voor een andere vorm van beslag. Bij onroerend beslag is de aanduiding
van de in beslag te nemen onroerende goederen enkel noodzakelijk met het oog op
de overschrijving van het bevel (art. 1564, vierde lid).
463 Het bevel vermeldt ook de woons tkeuze die de beslaglegger moet doen in
het raam van de tenuitvoerlegging. Deze domiciliekeuze wordt opgelegd in het
belang van de debiteur: hij kan aan die woonplaats alle betekeningen doen, ook van
het aanbod tot gerede betaling en van hoger beroep (art. 1500, tweede lid; art. 1564,
tweede lid).
De keuze van woonplaats moet gebeuren binnen het arrondissement van de ter
zake van het beslag bevoegde beslagrechter (art. 1500, eerste lid; art. 1564, derde
lid). De woonstkeuze is niet noodzakelijk wanneer de beslaglegger zijn gerechte-
lijke woonplaats in dat arrondissement heeft.
De woonstkeuze kan niet meer gewijzigd worden en geldt voor de gehele proce-
dure tot het einde van de tenuitvoerlegging. Over de specialiteit van de woonst-
m
Company: Kluwer JuraCampus.
UITVOEREND BESLAG 335
De debiteur kan het bevel echter niet aanvechten louter om reden dat de afreke-
ni n g niet meer actueel is gelet op door hem gedane gedeeltelijke betalingen. Dat
het bevel (of het daaropvolgend beslag) een hoger bedrag vermeldt dan effectief
nog verschuldigd is, heeft geen nietigheid tot gevolg (RPDB, v° Saisie-exécution,
nrs. 228-229 en 272; Pand.b., v° Saisie-exécution, nr. 427). Een bevel is evenmin
onregelmatig om de reden dat het de interest slechts ‘pro memorie’ vermeldt, ter-
wijl deze voldoende bepaalbaar zijn door de uitvoerbare titel (Gent 17 novem-
ber 2009, RW 2009-10, 1135). Veelal vermeldt het bevel een voorbehoud voor de
eventuele betalingen die werden verricht door de debiteur. Van de schuldeiser kan
niet worden verwacht dat hij de afrekening permanent actualiseert. De debiteur
is overigens het beste geplaatst om te bewijzen wat reeds betaald werd en draagt
hiervan de bewijslast. Ingeval hierover effectief betwisting rijst tussen de partijen,
dan beslist de beslagrechter in het raam van een executiegeschil met betrekking tot
de beoordeling van de actualiteit van de titel (zie hoger, nr. 535). De vermelding
van de interest ‘pro memorie’ is rechtsgeldig wanneer de uitvoerbare titel toelaat
het bedrag van de interest te berekenen (Gent 17 november 2009, onuitg.).
C. GELDIGHEIDSDUUR
465 Bij roerend beslag is geen termijn bepaald voor de geldigheidsduur van het
bevel, zodat de gemeenrechtelijke termijn van toepassing is. Deze termijn bedraagt
ingevolge artikel 2262bis, § 1, eerste lid BW thans tien jaar. Deze termijn geldt
behoudens de schuldeiser een houding zou hebben aangenomen die hiermee on-
verzoenbaar zou zijn, met andere woorden zijn recht zou hebben verwerkt (G. De
Leval, “La saisie-exécution mobilière”, TPR 1980, (309), 313).
Bij onroerend beslag bepaalt artikel 1567 dat het bevel binnen zes maanden moet
gevolgd worden door een exploot van beslaglegging. Bij scheepsbeslag vervalt het
bevel na verloop van een jaar (art. 1549).
§ 3. Beslag
466 Ook het beslag geschiedt bij deurwaardersexploot. Het beslag kan omschre-
ven worden als de ambtshandeling van de gerechtsdeurwaarder, waarbij hij aan de
debiteur aanzegt dat en aanwijst welke van zijn goederen zullen worden uitgewon-
nen (zie hoger, nr. 34).
§ 4. De gerechtsdeurwaarder
A. ALGEMEEN
467 De tenuitvoerlegging kan niet door de schuldeiser zelf gebeuren, maar moet
geschieden door tussenkomst van een daartoe bevoegde ambtenaar, met name de
gerechtsdeurwaarder. Het beslag wordt gelegd door de gerechtsdeurwaarder op
verzoek van de schuldeiser. De gerechtsdeurwaarder is als openbaar ambte-
n a a r verplicht om zijn ambt te verlenen (art. 517 Ger.W.; J. Laenens, “L’obliga-
tion de l’huissier de justice de prêter son ministère”, JT 1974, 732. Zie ook E.
Dirix, “De gerechtsdeurwaarder in het executierecht”, De gerechtsdeurwaarder
1994, 1-19 en boven, nr. 111 e.v.).
De overhandiging van de uitgifte van het vonnis of van de akte aan de gerechts-
deurwaarder geldt als volmacht voor alle tenuitvoerleggingen (art. 1393). De ge-
rechtsdeurwaarder moet derhalve niet blijk geven van een uitdrukkelijke volmacht
hiertoe.
B. AANSPRAKELIJKHEID
470 Ten overstaan van derden en met name van de beslagene is die aansprake-
lijkheid van bu i ten c o n t r ac t u ele aard (art. 1382 e.v. BW). De aansprakelijkheid
van de gerechtsdeurwaarder kan in de eerste plaats voortvloeien uit de wet, met
m
Company: Kluwer JuraCampus.
338 PROCEDURE
471 De onrechtmatigheid van het beslag die niet zijn grondslag vindt in de be-
slagtechniek, maar in de ondeugdelijke grondslag van het beslag (bv. uitgedoofde
vordering) of de opportuniteit van het beslag, is echter aan de opdrachtgever toe te
rekenen, niet aan de gerechtsdeurwaarder die in dit opzicht lijdelijk is (F.M.J. Jan-
sen, Executie en beslagrecht, Zwolle, 1987, 25). De opdrachtgever zal ook aan-
sprakelijk zijn t.a.v. de derde wanneer hij de – bij hypothese – onrechtmatige han-
delwijze van de gerechtsdeurwaarder heeft opgelegd of goedgekeurd (bv. Gent
5 februari 1976, RW 1975-76, 2497). In al die gevallen is de opdrachtgever aan-
sprakelijk, niet omdat hij heeft in te staan voor de handelwijze van de gerechts-
deurwaarder, maar omdat hem een persoonlijke fout kan worden verweten.