Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 81

FACULTEIT LETTEREN

Master in de Journalistiek

RELATIE TUSSEN PARKET EN


GERECHTSJOURNALISTEN IN
VLAANDEREN
Diepte-interviews met parketwoordvoerders

Masterproef aangeboden door


Ellen DURIE

Tot het behalen van de graad van master in de Journalistiek

Promotor: Rozane DE COCK

Academiejaar: 2022-2023
1. Code of conduct

• Code of conduct voor geloofwaardig auteurschap


• Correct verwijzen naar bronnen houdt in:
• dat ik als auteur transparant ben over mijn bronnen, zodat de lezer op elk moment correct kan
inschatten welke de bron is van wat beweerd wordt;
• dat ik als auteur geen relevante informatie waarover ik beschik en die een ander licht zou kunnen
werpen op de geboden interpretatie of ontwikkelde redenering bewust weglaat;
• dat ik als auteur duidelijk aangeef welke relevante interpretaties ik niet in rekening heb gebracht en
waarom dat is gebeurd;
• dat ik als auteur waarheidsgetrouw weergeef wat ik heb geobserveerd;
• datdat
Ik bevestig ik ik
alsdeze
auteur opofde
code hoogteheb
conduct blijfnageleefd
van evoluties
bij hetinschrijven
manieren van
van verwijzen
deze en het weergeven van
masterproef.
referenties en een bibliografie.
Naam:

Ik bevestig dat ik deze code of conduct heb nageleefd bij het schrijven van deze masterproef.

Naam: Ellen Durie


Datum: 01/06/2023

Handtekening:

2
2. Voorwoord

Al heel mijn leven ben ik geboeid door alles wat met communicatie te maken heeft. Het was een
droom om mijn studies – communicatie en journalistiek – en mijn enorme interesse in justitie te
combineren in mijn masterproef.

Graag zou ik promotor professor De Cock willen bedanken voor de begeleiding en ondersteuning
tijdens het schrijven van mijn masterproef.

Daarnaast bedank ik graag Kristof Aerts en Kato Belmans, de woordvoerders van Parket
Antwerpen waar ik mijn stage kon doen. Tijdens mijn stage en het schrijven van deze masterproef
waren jullie steeds bereid om mij te helpen. Bedankt daarvoor.

Uiteraard gaat dit dankwoord ook uit naar de elf persmagistraten en woordvoerders die mij te woord
hebben gestaan. Stuk voor stuk waren deze persverantwoordelijken gebeten door hun beroep en
bereid om mij te helpen. Ik heb de diepte-interviews als bijzonder boeiend ervaren.

Mama, papa en Jan, ook jullie verdienen een vermelding. Dankjewel voor jullie onvoorwaardelijke
steun. Mijn huisgenoten en vrienden wil ik ook graag bedanken voor alle bemoedigingen, interesse
en motivatie die jullie mij dagelijks gaven. Ten slotte richt ik graag nog een woord van dank uit aan
mijn vriend, Jonas. Dankjewel voor alle bemoedigende woorden, hulp en om altijd achter mij te
staan.

Bedankt allemaal!

Ellen Durie
Leuven, 2023

3
3. Persartikel

“De relatie tussen pers en parket in Vlaanderen? It’s complicated.”


De relatie tussen parket en gerechtsjournalisten is de laatste jaren enorm verbeterd, maar
er is nog werk aan de winkel. Dat is de voornaamste conclusie van masterproefonderzoek
van Ellen Durie (KU Leuven) naar de perceptie van parketwoordvoerders op
gerechtsjournalisten in Vlaanderen. “Sommige media slaan de bal volledig mis omdat ze
gewoon niet weten wat justitie doet, soms gewoon het jargon niet kennen, niet weten welke
mensen welke job uitoefenen of wat bijvoorbeeld het verschil is tussen een arrestatie en een
aanhouding”, aldus een parketwoordvoerder.

In een recente studie naar de relatie tussen persmagistraten en gerechtsjournalisten werden elf
Vlaamse parketwoordvoerders bevraagd over hun relatie met en perceptie op gerechtsjournalisten
in Vlaanderen. De relatie kan omschreven worden als een dynamisch samenspel van
samenwerking en wederzijds respect, maar ook spanningen en uitdagingen. Terwijl beide partijen
streven naar een correcte communicatie worden knelpunten zoals te hoge druk vanuit redacties en
een gebrek aan basiskennis over het juridisch systeem aangehaald.

Vertrouwensband
Volgens de persverantwoordelijken verloopt het contact tussen de pers en het Openbaar Ministerie
over het algemeen soepel en is er sprake van een vertrouwensband. Deze vertrouwensband blijkt
overigens zeer belangrijk voor de persverantwoordelijken. Ze geven namelijk aan dat ze alleen
werken met off the record informatie als er sprake is van een hoger doel én als er een
vertrouwensband is. “Off the record informatie geven, dat kun je echt alleen maar bij journalisten
waar je iets van vertrouwen mee hebt opgebouwd”, aldus een persverantwoordelijke.

Druk vanuit redacties


Alhoewel dat het contact algemeen gezien aangenaam en correct verloopt, sommen de
persverantwoordelijken ook een aantal knelpunten in de relatie op. De belangrijkste hiervan zien
de persverantwoordelijken in de druk vanuit redacties naar gerechtsjournalisten.
Gerechtsjournalisten willen vaak te snel en uitgebreid informatie verstrekken met commerciële
belangen en het vergroten van het lezerspubliek in gedachten. Het Openbaar Ministerie is
daarentegen beperkt in haar communiceren in het kader van het geheim van het onderzoek en
rekening houdend met het vermoeden van onschuld en het recht op privacy. Het verschil in snelheid
en de beperkte mogelijkheid tot informatie leidt tot spanningen aan beide zijden. “Heel veel
journalisten staan zo onder druk van hun redacties om heel snel dingen te publiceren en om de
eerste te zijn. In de wereld van justitie is dat onmogelijk om daarin mee te stappen”, aldus een
persmagistraat.

4
Gerechtelijk jargon
De elf persverantwoordelijken constateren dat gerechtsjournalisten een tekort aan gerechtelijke
kennis hebben, wat leidt tot fouten en misinterpretaties in hun verslaggeving. Het is enorm
belangrijk dat journalisten een grondige kennis van het rechtssysteem hebben om nauwkeurige en
correcte informatie te kunnen verstrekken aan het publiek. “Journalisten weten zelf maar heel
beperkt hoe onze justitie werkt. Als je aan een journalist gaat vragen wat het verschil is tussen de
job van de procureur en de onderzoeksrechter, dan ga je, denk ik, niet veel mensen overhouden
die dat juist hebben”, aldus een persmagistraat.

Inspanningen
Hoewel beide instellingen een verschillende werkwijze hanteren, zien de persverantwoordelijken
vandaag een positieve evolutie in de relatie tussen pers en parket. Ze erkennen dat er ruimte is
voor verbetering, maar benadrukken dat er momenteel ook al veel inspanningen worden geleverd.
De belangrijkste evolutie zien de persverantwoordelijken in de aanwerving van
communicatiedeskundigen voor elk parket. Ze hopen hiermee meer in te kunnen spelen op de
vraag naar proactieve en transparante communicatie vanuit het Openbaar Ministerie.

5
Inhoudsopgave
1. CODE OF CONDUCT .............................................................................................................. 2

2. VOORWOORD ......................................................................................................................... 3

3. PERSARTIKEL ........................................................................................................................ 4

4. LIJST MET FIGUREN .............................................................................................................. 8

5. LIJST MET TABELLEN ........................................................................................................... 9

6. INLEIDING.............................................................................................................................. 10

7. LITERATUUROVERZICHT .................................................................................................... 12

7.1. HET PARKET VAN DE PROCUREUR DES KONINGS .................................................................. 12


7.1.1. Een overzicht............................................................................................................ 12
7.1.2. Media-aandacht doorheen de tijd ............................................................................. 13
7.1.3. Persverantwoordelijken ............................................................................................ 15
7.1.4. Mediarecht................................................................................................................ 16
7.2. MEDIA ............................................................................................................................... 18
7.2.1. Het begrip: media ..................................................................................................... 18
7.2.2. Gerechtsjournalisten ................................................................................................ 18
7.2.3. Richtlijnen voor de pers ............................................................................................ 19
7.3. DE RELATIE TUSSEN HET PARKET EN MEDIA ......................................................................... 20
7.3.1. Fundamentele diensten ............................................................................................ 20
7.3.2. Structurele kenmerken ............................................................................................. 21
7.3.3. Verschil in belang en prioriteiten .............................................................................. 21
7.3.4. Het beeld van justitie en de media ........................................................................... 25
7.4. CONCLUSIE LITERATUURONDERZOEK .................................................................................. 27

8. METHODOLOGIE .................................................................................................................. 28

8.1. SITUERING ........................................................................................................................ 28


8.1.1. Maatschappelijke relevantie ..................................................................................... 28
8.2. ONDERZOEKSVRAGEN ........................................................................................................ 28
8.3. ONDERZOEKSAANPAK: DIEPTE-INTERVIEWS ......................................................................... 29
8.3.1. Onderzoekseenheden .............................................................................................. 29
8.3.2. Dataverzameling ...................................................................................................... 31
8.3.3. Dataverwerking ........................................................................................................ 32

9. RESULTATEN........................................................................................................................ 33

9.1. BERICHTGEVING ................................................................................................................ 33


9.1.1. Nieuwsberichten ....................................................................................................... 33
9.1.2. Communicatieverloop voor opzet berichtgeving ...................................................... 40
9.2. PERCEPTIE ........................................................................................................................ 45

6
9.2.1. Perceptie van persverantwoordelijke ....................................................................... 45
9.2.2. Perceptie van journalist ........................................................................................... 47
9.2.3. Perceptie van burger ............................................................................................... 48
9.3. WERKING .......................................................................................................................... 49
9.3.1. Persverantwoordelijke parket .................................................................................. 49
9.3.2. Verschil in belangen ................................................................................................ 54
9.3.3. Werking media ......................................................................................................... 54
9.4. RELATIE TUSSEN PERSVERANTWOORDELIJKEN EN GERECHTSJOURNALISTEN ........................ 56
9.4.1. Positieve kenmerken ............................................................................................... 56
9.4.2. Bronnen van frustratie en spanning ......................................................................... 60
9.5. DISCUSSIE ........................................................................................................................ 62
9.6. CONCLUSIE ....................................................................................................................... 68

10. LITERATUURLIJST ........................................................................................................... 69

11. BIJLAGEN ......................................................................................................................... 72

11.1. INLEIDING INTERVIEW ..................................................................................................... 72


11.2. GESPREKSGIDS ............................................................................................................. 73
11.3. INFORMED CONSENT ...................................................................................................... 77
11.4. CODEBOOM ................................................................................................................... 79

7
4. Lijst met figuren

Figuur 1: Justitiebarometer – Vertrouwen in de verschillende instellingen (2014) ........................ 26

8
5. Lijst met tabellen

Tabel 1 Overzicht persmagistraten en persmedewerker............................................................... 13


Tabel 2 Algemene identificatiegegevens van de geïnterviewden ................................................. 30

9
6. Inleiding

“Justitie en media lijken dan ook wezenlijk “des frères ennemis” te zijn”. Zo verwoordde Delbecke
(2015) de relatie tussen justitie en media. Beide instituties vervullen een fundamentele taak in onze
democratische samenleving. Het Openbaar Ministerie heeft als taak om als onafhankelijke instantie
verdachten van strafbare feiten op te sporen, te vervolgen en daarbij de belangen van de
samenleving en verdachten te behartigen (Openbaar Ministerie, 2023). De media verspreiden
nieuws en informeren de burger over alledaagse gebeurtenissen en ontwikkelingen.
Gerechtsjournalisten richten zich dan weer specifiek op verslaggeving over de werking van justitie
en rechtszaken (Voorhoof, 1998). Tot slot beoefenen de media als vierde macht een functie als
democratische waakhond. Hun relatie met het parket is vaak complex en onderwerp van discussie
(Delbecke, 2015; Luyten, 1998).

De verstandhouding tussen de media en justitie verloopt vaak niet vlekkeloos. De materie waar
justitie mee te maken heeft, is van bijzonder delicate aard. Daar staat tegenover dat de media in
de hedendaagse samenleving vaak op zoek zijn naar sterke verhalen, die voornamelijk te vinden
zijn binnen het justitiële veld (Gombeer, 2012). Het is belangrijk om een balans te vinden tussen de
nood van justitie om discreet en grondig te werk te kunnen gaan en de neiging van de media om
snel en betrouwbaar nieuws te kunnen brengen. Een evenwichtige relatie leidt tot het verschaffen
van correcte, betrouwbare en volledige informatie aan de burger. Zo verkrijgt die meer inzicht en
kennis over de maatschappij.

Deze masterproef onderzoekt de relatie tussen parket en gerechtsjournalisten in Vlaanderen. Het


doel van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen in die relatie. Meer bepaald: hoe vormt deze relatie
zich, hoe percipiëren parketwoordvoerders gerechtsjournalisten en hoe kan de relatie verbeterd
worden om de kwaliteit van de verslaggeving te waarborgen? Concreet wil deze masterproef een
antwoord vinden op de volgende centrale onderzoeksvraag:

“Hoe ervaren Vlaamse parketwoordvoerders de relatie met gerechtsjournalisten in Vlaanderen?”.

Om een antwoord op deze onderzoeksvraag te vinden, zal deze masterproef een literatuurstudie
uitvoeren naar de relatie tussen beide partijen vanuit de perceptie van de persverantwoordelijken.
Daarnaast zal een kwalitatief onderzoek met diepte-interviews bij Vlaamse parketwoordvoerders
en persmagistraten een duidelijker beeld schetsen van de perceptie van de persverantwoordelijken
op gerechtsjournalisten. De resultaten van deze masterproef dragen bij aan de optimalisering van
de relatie tussen parket en gerechtsjournalisten in Vlaanderen.

Een perswoordvoerder of persmagistraat verstrekt informatie vanuit het Openbaar Ministerie aan
de media en het publiek over lopende strafrechtelijke onderzoeken en gerechtelijke procedures
(Bourry et al., 2007; Deltour, 2001; Wauters, 2010). In deze masterproef wordt de parapluterm

10
‘persverantwoordelijken’ en ‘parketwoordvoerders’ gebruikt om te verwijzen naar de groep van
communicatiemedewerkers, de persmedewerkers en de persmagistraten van het parket.

In het eerste deel van deze masterproef worden aan de hand van een literatuurstudie drie
hoofdonderwerpen binnen het theoretische luik verduidelijkt: 1) het parket van de procureur des
Konings, 2) de media, 3) de relatie tussen het parket en de media. Het eerste hoofdstuk behandelt
het onderwerp justitie. Er wordt een overzichtelijk beeld geschetst van justitie in België, de werking
en de mediawetten die vandaag van toepassing zijn. Het tweede hoofdstuk gaat over de media. De
focus ligt op de werking van gerechtsjournalisten en de media en aan welke richtlijnen de pers zich
dient te houden. Het derde hoofdstuk behandelt de relatie tussen justitie en media. Het haalt het
spanningsveld tussen beide partijen aan, bespreekt aan de hand van de justitiebarometer de visie
op de media en justitie en bekijkt wat voor invloed een open en transparante communicatie vanuit
justitie op de relatie tussen beide instituties heeft gehad. De literatuurstudie wordt afgesloten met
een samenvattende conclusie.

Het tweede deel van deze masterproef bespreekt de methodologie van het onderzoek, de
resultaten en de conclusie en discussie. Het methodologisch deel geeft aan op welke manier en
met welke methode de onderzoeks- en deelonderzoeksvragen worden beantwoord. Aan de hand
van diepte-interviews met persverantwoordelijken uit verschillende Vlaamse parketten wordt
getracht de perceptie van persmagistraten op gerechtsjournalisten te beschrijven. De
persmagistraten vervullen dagelijks de functie van woordvoerder en kunnen vanuit hun
praktijkervaringen een beeld schetsen over hoe die relatie verloopt en waar de eventuele pijnpunten
zich bevinden. Het hoofdstuk dat daarop volgt, bespreekt de gevonden resultaten. Het laatste
hoofdstuk vormt een conclusie op de onderzoeksvraag en formuleert aanbevelingen over welke
vervolgonderzoeken interessant kunnen zijn. Het bespreekt de limieten van het eigen onderzoek
en formuleert praktijkaanbevelingen.

11
7. Literatuuroverzicht
Dit literatuuroverzicht behandelt verschillende concepten die verband houden met de centrale
onderzoeksvraag van deze masterproef hoe Vlaamse parketwoordvoerders de relatie met
gerechtsjournalisten in Vlaanderen ervaren.

7.1. Het parket van de procureur des Konings

7.1.1. Een overzicht


Justitie is één van de drie machten binnen de scheiding der machten of de ‘trias politica’. Daarbij
geldt dat de eerste macht de wetgevende macht is, de tweede macht de uitvoerende macht en de
derde macht de rechterlijke macht (Lesaffer, 2004). De derde macht, oftewel de rechterlijke macht,
bestaat uit het Openbaar Ministerie en de rechtbanken en gerechtshoven. Hoewel de media geen
officieel onderdeel zijn van de trias politica, worden ze wel beschouwd als een belangrijke pijler. Ze
worden ook wel de vierde macht of waakhond van de democratie genoemd (Clerix, 2011). Binnen
deze masterproef ligt de focus op het Openbaar Ministerie. Hieronder volgt een synthese van de
functie van het Openbaar Ministerie als derde macht.

Het Openbaar Ministerie (OM), ofwel het parket, is een onderdeel van het Belgische
strafrechtsysteem. Het Openbaar Ministerie en haar magistraten vertegenwoordigen de
samenleving in de rechtbank. Naast het opsporen en vervolgen van misdrijven is het ook
verantwoordelijk voor het leiden van het strafonderzoek en opsporen van daders. Tegen
verdachten wordt in de rechtbank een straf gevorderd. Het Openbaar Ministerie speelt bovendien
een belangrijke rol in het beschermen van slachtoffers en getuigen van misdrijven. Ten slotte kan
het OM diverse adviezen verlenen in andere burgerlijke zaken (Openbaar Ministerie, z.d.).

België heeft in elk gerechtelijk arrondissement ten minste één parket. Dat maakt dat er in België
sinds de gerechtelijke hervorming in 2014 in totaal veertien parketten zijn. Zes parketten zijn
gevestigd in Vlaanderen: Antwerpen, Halle-Vilvoorde, Leuven, Limburg, Oost-Vlaanderen en West-
Vlaanderen. Zeven parketten zijn gevestigd in Wallonië: Bergen, Charleroi, Eupen, Luik,
Luxemburg, Namen en Waals-Brabant. Het veertiende en laatste parket is gevestigd in Brussel.
Het Openbaar Ministerie (OM), ofwel het parket, is opgebouwd uit één procureur des Konings, zijn
afdelingsprocureurs, zijn eerste substituten en de substituten. Bij de rechtbank van eerste aanleg,
de politierechtbank en de ondernemingsrechtbank treden ze op als het Openbaar Ministerie
(Steundienst Openbaar Ministerie, 2023).

Elk parket heeft ook een aantal persverantwoordelijken aangeduid. Deze persverantwoordelijken
kunnen zowel magistraten als bedienden zijn. Hun taak bestaat eruit om informatie te verstrekken
over lopende strafzaken aan de pers en om een antwoord te bieden op vragen van journalisten
over zaken waar het Openbaar Ministerie bij betrokken is (Gombeer, 2012). Niet elk parket heeft
evenveel persverantwoordelijken. Hieronder volgt een opsomming van het aantal
persverantwoordelijken en persmagistraten per parket in alfabetische volgorde.

12
Tabel 1 Overzicht persmagistraten en persmedewerker

Openbaar Ministerie Aantal Verduidelijking

1 persmedewerker & woordvoerder, 1


Parket Antwerpen 4
communicatiemedewerker, 2 persmagistraten

Parket Bergen 3 3 persmagistraten

Parket Brussel 5 3 persmagistraten, 2 persmedewerkers

Parket Charleroi 4 4 persmagistraten

Parket Eupen 1 1 persmagistraat

Parket Halle-Vilvoorde 2 2 persmagistraten

Parket Leuven 3 3 persmagistraten

Parket Limburg 6 5 persmagistraten, 1 woordvoerder

Parket Luik 4 4 persmagistraten

Parket Luxemburg 1 1 persmagistraat

Parket Namen 3 2 persmagistraten, 1 attaché communicatie


5 persmagistraten, 1 persmedewerker, 2 pers- en
Parket Oost-Vlaanderen 9 communicatiemedewerkers, 1 pers- en communicatie
attaché
Parket Waals-Brabant 2 2 persmagistraten

Parket West-Vlaanderen 6 6 persmagistraten

Bron: Steundienst Openbaar Ministerie, 2023.

7.1.2. Media-aandacht doorheen de tijd


Om dit allemaal in context te plaatsen, gaan we even terug naar de interesse in justitie sinds het
ontstaan van België.

In de 19de eeuw stond de gewone burger veraf van het hele justitiële gebeuren. Hij wou er zo weinig
mogelijk mee te maken hebben. In de algemene pers werd er maar weinig aandacht besteed aan
justitie (Delbecke, 2015). Van belangrijke rechtszaken tot andere zaken die met justitie te maken
hadden, ze waren zo goed als afwezig in de nieuwsmedia. De artikelen die wel gepubliceerd
werden, spaarden geen technische details en waren vrij objectief (Lesaffer, 2004). Justitie was voor
velen onbekend.

Waar de interesse in de 19de eeuw nog vrij schaars was, vond er tegen het eind van de 20ste eeuw
een kantelpunt plaats. De persaandacht steeg (Deltour, 1996; Luyten, 1998). Dat kantelpunt aan
persbelangstelling kwam er vooral door een resem schandalen die het politieke en maatschappelijk
belang aanwakkerden (D’Hooghe, 1994). In de jaren 1980 en 1990 zorgden onder andere de moord
op André Cools, de Bende van Nijvel en het Agusta-dossier voor een grotere interesse in

13
gerechtelijk nieuws. Het was vooral de affaire-Dutroux die zorgde voor een cruciale verandering in
het Belgische justitieel landschap (Bevernage, 2007; Delbecke, 2015; Lesaffer, 2004).

Sinds de affaire-Dutroux werd gerechtelijke verslaggeving een meer besproken onderwerp. De


belangstelling voor justitie in de pers groeide enorm (Deltour, 1996). Justitie kwam volop in de
schijnwerpers te staan en werd fel bekritiseerd (Luyten, 1998, p. 17). Voor 1996 werd justitie nooit
zo gemediatiseerd. De pers bracht alle problemen van justitie naar buiten en creëerde hiermee een
enorme schandaalsfeer rond de derde macht. De pers zag dat de burger wou weten wat er allemaal
speelde en ging hier gretig op in. De publieke opinie eiste echter meer en betere
informatieverstrekking vanuit het gerecht (Gombeer, 2012). Er kwam maar geen einde aan de
media-aandacht rond justitie. Het zorgde voor een territoriumconflict tussen media en justitie
(Voorhoof, 1998). Het concept van pers als vierde macht werd benoemd. De pers fungeerde als
waakhond van de maatschappij en lichtte de werkzaamheden van justitie toe (Bourry et al., 2007;
Delbecke, 2015). In verband met assisenverslaggeving concludeert De Cock (2007) in haar
doctoraatsonderzoek dat de verslaggeving in kranten onterecht wordt bestempeld als tabloid
justice. In de doctoraatscriptie werden 579 krantenartikelen rond assisenverslaggeving tussen 1919
en 1999 geanalyseerd. De Cock kon besluiten dat kranten meer begrip hebben voor de situatie van
beschuldigden en vaker reflecteren over de beweegredenen van de misdaad. Daarnaast zou sinds
1979 de toename van bloederige details gestagneerd zijn (De Cock, 2007). Voor 1998 was justitie
in België niet of nauwelijks een discussieonderwerp. Daarnaast hadden journalisten geen interesse
in rechterlijke uitspraken. Het gerecht werd gezien als iets dat boven en buiten de samenleving
stond. Vanaf 1998 verhoogde de interesse en werd het gerecht een onderwerp van discussie in de
samenleving (Luyten, 1998). Luyten: “Ons gerecht is voor elke burger een zorgenkind geworden
en dus ook voor elke journalist die kijkt en luistert naar de samenleving waarin hij of zij leeft of
werkt.” (1998, p. 61).

De burger ontwikkelde een verscherpte aandacht voor gerechtelijke dossiers en wilde weten wat
er allemaal gebeurde (Luyten, 1998; Voorhoof, 1998). Men was op zoek naar informatie en duiding
over het hele gerechtelijke apparaat (Luyten, 1998). Toen de zaak Dutroux losbarstte, vond op 20
oktober 1996 de Witte Mars plaats. Tijdens deze betoging liepen honderdduizend diep
verontwaardigde burgers door de Brusselse straten (Bevernage, 2007). Ze verweten het gerecht
onder andere wereldvreemdheid (Delbecke, 2015).

De affaire-Dutroux en het spaghetti-arrest zorgden voor een kantelpunt binnen justitie en creëerden
inzichten. Er was nood aan betere communicatie tussen justitie en de samenleving. Een eerste
aanzet werd gegeven met het aanleren van communicatietechnieken aan magistraten en het
installeren van persrechters in de rechtbank (Voorhoof, 1998). Het contact tussen justitie en de
media bleef hiervoor beperkt tot het strikte minimum. Dankzij bijkomende inspanningen vanuit het
Openbaar Ministerie werden er in elk Belgisch parket één of meerdere persmagistraten aangesteld.
Ondertussen blijft het Openbaar Ministerie dagelijks inzetten op open en transparante

14
communicatie. Via een persbericht in maart 2023 geeft het Openbaar Ministerie aan dat
transparante en heldere communicatie één van haar prioriteiten is. Met een aanwervingscampagne
wilt het veertien woordvoerders en communicatiedeskundigen aanwerven (Openbaar Ministerie,
2023).

De digitalisering van nieuwsmedia zorgde ervoor dat de snelheid waarmee nieuws zich verspreidt,
aanzienlijk is verhoogd. Gerechtelijke verslaggeving is intussen een mediaproduct geworden
(Delbecke, 2015). Het is nog nooit zo eenvoudig om artikelen te verspreiden, live verslag uit te
brengen en commentaar te leveren op alles wat justitie inhoudt. De burger kan nog nooit zo
gemakkelijk gerechtelijk nieuws verkrijgen (Verstraeten, 2009). De media zijn nu op zoek naar een
zo vlot mogelijke toegang tot justitie. Camera’s, fotografen en microfoons bereiken, soms sneller
dan het Openbaar Ministerie, de plaats van het misdrijf. Dankzij de digitalisering werd het mogelijk
om nieuws live te volgen en moest de burger niet meer wachten tot het de volgende dag in de krant
zou verschijnen. Kranten konden vroeger rekenen op de leden van een zuil als hun abonnees,
vandaag moeten ze de consumenten overtuigen van hun product. Ze spelen daarom in op het
commerciële: sensationele artikelen, grote koppen en opvallende foto’s worden gebruikt om de
aandacht te trekken (Delbecke, 2015).

7.1.3. Persverantwoordelijken
Binnen de trias politica is de derde macht de rechterlijke macht. De rechterlijke macht bestaat uit
de rechtbanken (de zetel of zittende magistratuur) en het Openbaar Ministerie (de staande
magistratuur). Binnen het Openbaar Ministerie zijn er persverantwoordelijken aangeduid. De
rechtbank werkt met persrechters. De term ‘staande magistratuur’ verwijst naar de
parketmagistraten in het gerechtelijke systeem, omdat zij tijdens het proces hun aanklacht staande
uitspreken. De term ‘zittende magistratuur’ verwijst naar de rechters die vonnissen vellen. Zij zitten
tijdens het proces neer. Het verschil tussen beide wordt hieronder verduidelijkt.

7.1.3.1. Persmagistraten en communicatieverantwoordelijken


Alle veertien parketten in ons land werken met woordvoerders. Dit kunnen zowel
communicatiedeskundigen zijn die fulltime pers- en communicatieverantwoordelijken zijn als
magistraten. Zij staan in voor het runnen van hun kabinet en zijn daarnaast verantwoordelijk voor
de communicatie vanuit hun parket. Zij krijgen de titel ‘persmagistraat’. Persverantwoordelijken
beheren de communicatie tussen het Openbaar Ministerie en de pers (Deltour, 2001; Voorhoof,
1998; Wauters, 2010). De hoofdtaak van een persverantwoordelijke is het geven van voorlichting
over de behandeling van zaken in de Raadkamer of Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI).
Daarnaast staan ze ook in voor de communicatie over lopende gerechtelijke onderzoeken. Als
persverantwoordelijke is het belangrijk om steeds discreet te zijn. Tijdens de informatieverstrekking
moeten ze steeds rekening houden met het vermoeden van onschuld en het recht op privacy.
Alvorens persvoorlichters kunnen communiceren in een gerechtelijk onderzoek is de toestemming
van de onderzoeksrechter vereist (Bourry et al., 2007, p. 318).

15
7.1.3.2. Persrechters
Een persrechter is de persverantwoordelijke van het gerecht en spreekt over het rechtscollege en
dus over zaken die de rechtspraak betreffen (Verstraeten, 2009). Het zijn gewone rechters die
naast hun functie als rechter ook verantwoordelijk zijn voor het contact met de pers (Bourry et al.,
2007). Persrechters rapporteren naar de pers over zaken die op zitting staan en wat er op de rol
staat. Daarnaast geven ze ook extra toelichting over de uitgesproken vonnissen en arresten
(Luyten, 1998). Snelders (2018) vat de rol van persrechters als volgt samen:

“De persrechter is een soort go-between tussen de rechtbank – de voorzitter, de zetel –,


het OM, de balie en de media. Hij draagt bij tot het publieke karakter van de rechtspraak
en de transparantie van justitie, maar draagt tegelijkertijd zorg voor de privacy en de andere
grondrechten van zij die erbij betrokken zijn” (Snelders, 2018, p. 668).

7.1.4. Mediarecht
Persverantwoordelijken hebben beroepsgeheim. Verschillende wetten maken mogelijk dat ze toch
kunnen communiceren naar de pers en burgers. Wat volgt is een korte opsomming van de
belangrijkste wetgeving.

Zowel de Belgische grondwet (art. 148), het Gerechtelijk Wetboek (art. 757) als het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (art. 6) garanderen principieel de openbaarheid van
terechtzittingen. Artikel 149 Gw. en artikel 6 EVRM houden tegelijk de verplichting in dat vonnissen
en arresten in het openbaar worden uitgesproken. Artikel 757 Ger.W. bepaalt dat de vonnissen en
arresten openbaar zijn. De vrijheid van de drukpers en de vrijheid van expressie en informatie zoals
gewaarborgd door artikelen 19 en 25 Gw. en artikel 10 EVRM verlenen anderzijds ook het recht
aan de media om verslag uit te brengen over justitiële aangelegenheden en over zaken die
hangende zijn voor de rechter (Voorhoof & Valcke, 2015, p. 298).

Als gevolgd van het openbaarheidsprincipe heeft het publiek het recht om verslag te krijgen van
openbare rechtszittingen, debatten en rechterlijke uitspraken. Dit is moeilijker in verband met
berichtgeving over gerechtelijke en opsporingsonderzoeken. Het Wetboek van Strafvordering
vermeldt namelijk het principe van het geheime karakter van het vooronderzoek. Dit principe wordt
beschermd door het beroepsgeheim en de plicht tot discretie van ambtenaren van het ministerie
van Justitie, de magistratuur, parketmedewerkers, griffiers en politieagenten (artikel 458 Sw.)
(Voorhoof & Valcke, 2015).

1) Artikel 28quinquies, § 1 Sv. bepaalt: “Behoudens de wettelijke uitzonderingen is het


opsporingsonderzoek geheim. Eenieder die beroepshalve zijn medewerking dient te
verlenen aan het opsporingsonderzoek is tot geheimhouding verplicht. Hij die dit
geheim schendt, wordt gestraft met straffen bepaald in artikel 458 van het
Strafwetboek.”

16
2) Artikel 57, § 1 Sv. bepaalt op analoge wijze: “Behoudens de wettelijke uitzonderingen
is het gerechtelijk onderzoek geheim. Eenieder die beroepshalve zijn medewerking
dient te verlenen aan het gerechtelijk onderzoek is tot geheimhouding verplicht. Hij die
dit geheim schendt, wordt gestraft met straffen bepaald in artikel 458 van het
Strafwetboek.”

Met de zogenaamde Wet Franchimont (de hervorming van het strafprocesrecht) is in 1998 aan de
ministeriële richtlijn een wettelijke basis gegeven. In het wetboek van Strafvordering is het geheim
van het opsporingsonderzoek en van het gerechtelijk onderzoek voortaan geïllustreerd, maar
tegelijk is erkend dat in functie van het recht op informatie van het publiek toch informatie aan de
pers kan worden verstrekt. Artikel 28quinquies, § 3 en artikel 57, §3 verlenen immers aan de
procureurs des Konings de mogelijkheid indien het openbaar belang het vereist, aan de pers
gegevens te verstrekken (Voorhoof & Valcke, 2015, p. 305-306).

De procureur des Konings is verantwoordelijk voor de persvoorlichting vanuit het parket en moet
ervoor zorgen dat het vermoeden van onschuld, de rechten van de verdachte (of
inverdenkinggestelde), het slachtoffer en derden, het privéleven en de waardigheid van personen
worden gerespecteerd. Daarnaast dient men zoveel als mogelijk de identiteit van de genoemde
personen te anonimiseren. Als de gegevens betrekking hebben op een gerechtelijk onderzoek,
moet de procureur toestemming krijgen van de onderzoeksrechter voordat deze vrijgegeven mogen
worden. De onderzoeksrechter mag geen contact hebben met de pers en alleen het Openbaar
Ministerie mag informatie verstrekken aan journalisten, uiteraard met toestemming van de
onderzoeksrechter. Als gegevens die onder het geheim van het onderzoek vallen door de pers
worden onthuld, mag de onderzoeksrechter deze feiten niet becommentariëren, verduidelijken of
bevestigen vanwege het beroepsgeheim waar hij aan gebonden is. Het respecteren van het
vermoeden van onschuld is van groot belang om het recht op een eerlijk proces te waarborgen,
zoals vastgelegd in artikel 6 EVRM (Bourry et al., 2007; Voorhoof & Valcke, 2015).

Om informatie te verstrekken aan de pers zijn er verschillende mogelijke vormen van


persvoorlichting beschikbaar. Deze omvatten mondelinge, schriftelijke en elektronische
communicatie, afhankelijk van de specifieke eigenschappen van het medium of de kenmerken van
de zaak. (Voorhoof & Valcke, 2015). Daarnaast kan de informatieverstrekking via verschillende
mogelijkheden verlopen:

o ‘On the record’ informatie is informatieverstrekking waarbij de procureur des Konings of


de perswoordvoerder van de politie officieel geciteerd mag worden.
o ‘Off the record’ informatie is informatieverstrekking waarbij de gegeven informatie gebruikt
mag worden, maar de persverantwoordelijke mag hierbij niet geciteerd worden. Dit type
informatie zorgt ervoor dat een journalist de informatie die on the record gegeven wordt,
correct kan weergeven.

17
o ‘Background-informatie’ is informatie die de pers niet mag publiceren. Dit soort informatie
dient ter referentie en om het begrip van de journalist te vergroten.
o Bij een ‘embargo’ wordt er wel al informatie gegeven, maar deze mag pas gepubliceerd
worden na een afgesproken tijdstip.
o Bij een ‘informatiestop of black-out’ wordt er (tijdelijk) geen informatie aan de pers
verstrekt (Voorhoof & Valcke, 2015).

7.2. Media
In het eerste deel van deze literatuurstudie werd de werking van het Openbaar Ministerie
besproken. In het volgende deel komen de media aan bod.

7.2.1. Het begrip: media


Communicatie gebeurt via het gebruik van een medium. Cool en De Lembre (2016) vatten het
begrip massamedia als volgt samen: “alle mogelijke communicatiemiddelen die bij openbare
communicatieprocessen voor het doorgeven en overbrengen van de boodschap noodzakelijk zijn”
(Cool & De Lembre, 2016, p. 15). Wauters (2010) omschrijft de taak van journalisten als de taak
om de burger op een heldere en correcte manier te informeren. Deltour (1996) vat
gerechtsjournalistiek samen als het communiceren over de activiteiten en werking van politie,
parket en rechtbanken. De Corte (2011) benadrukt het belang van een vrije pers:

“Het is een volstrekte en onbetwiste noodzaak om in een democratische samenleving te


kunnen beschikken over een vrije en ongebonden pers. Het kan niet voldoende
onderstreept worden dat de aanwezigheid van een vrije pers één van de noodzakelijke
conditiones sine quibus non uitmaakt voor het democratisch functioneren van alle
geledingen van de maatschappij. Deze persvrijheid strekt zich uit zowel tot de
informatiegaring als tot de informatieverspreiding én het leveren van kritiek, zelfs en vooral
wanneer deze als onterecht wordt ervaren” (De Corte, 2011, p. 82).

7.2.2. Gerechtsjournalisten
Luyten (1998) verwoordt de rol van een gerechtsjournalist als iemand die zich concentreert op de
gerechtelijke verslaggeving. Voorhoof verwijst naar gerechtsverslaggeving als de rapportering
tijdens de fase van het opsporingsonderzoek, de fase van het gerechtelijk onderzoek, de fase van
terechtzitting, de rechterlijke uitspraak en de strafuitvoering. De verslaggeving kan verband houden
met concrete rechtszaken of onderzoeksdossiers, maar ook met opsporing en strafvervolging of
beleidsaspecten inzake de organisatie van politie en justitie (Voorhoof, 1998, p.13). Gerechtelijke
verslaggeving brengt zowel de burger op de hoogte van het reilen en zeilen van justitie en dient om
het gerecht te controleren (Delbecke, 2015).

Verstraeten (2009) omschrijft de rol van de pers als volgt:

18
“De pers speelt een cruciale rol in een democratische samenleving. Zij moeten kunnen
berichten over een geslaagde rechtsgang, maar zeker ook over mistoestanden en fouten.
Zij moeten duiding en achtergrond kunnen geven en kunnen wegen op het beleid door
mede naar aanleiding van rechtszaken maatschappelijk relevante thema’s te bespelen. Elk
jaar opnieuw zijn er ook zaken waarin de pers een stuwende en baanbrekende rol speelt.
Wij moeten daarvoor dankbaar zijn.” (Verstraeten, 2009, p. 15).

Gerechtsjournalisten brengen dus verslag uit over gerechtelijke procedures en zaken die van
belang zijn voor de samenleving. Ze kijken toe op de werking van de andere drie machten, en
moeten hierover zo open en transparant mogelijk communiceren. Ze spelen in onze samenleving
een belangrijke rol, namelijk die van vierde macht of waakhond (Delbecke, 2015; Wauters, 2010).

7.2.3. Richtlijnen voor de pers


In 2010 vaardigde de Raad voor de Journalistiek de Code van de Raad voor de Journalistiek uit.
Deze leidraad bevat 27 artikelen en verschillende richtlijnen die minimumregels bieden voor ethisch
gedrag in alle vormen van de journalistiek. De artikelen zijn verdeeld in vier thema’s:

o Waarheidsgetrouw berichten,
o Onafhankelijk informeren,
o Fair play,
o Respect voor het privéleven en de menselijke waardigheid.

De code biedt journalisten een leidraad voor hun werkzaamheden en wordt daarnaast ook gebruikt
door de Raad voor de Journalistiek bij het behandelen van vragen en klachten (Lamon, 2016). De
Code is geïnspireerd op andere teksten, waaronder de Verklaring der plichten en rechten van de
journalist en de Code van Journalistieke Beginselen. Hoewel de journalistieke beroepsethiek niet
altijd overeenkomt met wetgeving en rechtspraak, wordt het belang van ethisch gedrag in de
journalistiek erkend door de Raad voor de Journalistiek (RvdJ, z.d.). Binnen de code zijn er enkele
artikelen die gaan over berichtgeving rond gerechtsverslaggeving zoals de vrijheid van informatie,
waarheidsgetrouwheid, respect voor de persoonlijke waardigheid en de privacy, het bewaren van
het bronnengeheim en het respecteren van het vermoeden van onschuld (Voorhoof & Valcke,
2015). Richtlijn 23 benadrukt het belang van het respecteren van de privacy van personen die in
de berichtgeving voorkomen en het vermijden van onnodige aantasting van hun privéleven. Er
wordt ook gewezen op het belang van het omzichtig omgaan met mensen in een maatschappelijk
kwetsbare situatie, zoals minderjarigen, slachtoffers van criminaliteit, rampen en ongevallen, en
hun familie. Ten slotte is het van belang om uiterst voorzichtig te zijn bij het vermelden van de
betrokkenheid van een verdachte, aangezien elke verdachte het vermoeden van onschuld geniet
‘RvdJ, z.d.).

19
Naast de Code van de Raad voor de Journalistiek is er ook een wet die het journalistiek
bronnengeheim beschermt. De bescherming van journalistieke bronnen is een belangrijk onderdeel
van het recht van journalisten om informatie te verstrekken en van het publiek om geïnformeerd te
worden. Het journalistieke bronnengeheim wordt beschermd door artikel 10 van het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (Gombeer, 2012). De wet uit 2005 is opgesteld naar
aanleiding van een aanbeveling van het Comité van Ministers van de Raad van Europa (Voorhoof
& Valcke, 2015). De wet stelt het principe voorop dat journalistieke bronnen niet onthuld moeten
worden en verbiedt alle opsporings- en onderzoeksmaatregelen, huiszoekingen en inbeslagnames
incluis, om dit alsnog te doen. Journalisten mogen op basis van deze wet ook weigeren hun
medewerking te verlenen aan een politioneel of gerechtelijk onderzoek. Enkel in uitzonderlijke
omstandigheden kunnen zij op vordering van de rechter verplicht worden hun informatie prijs te
geven. Dit geldt wanneer enkel met behulp van deze informatie enkele zeer ernstige misdrijven,
waarbij de fysieke integriteit van personen bedreigd is, voorkomen kunnen worden (Delbecke,
2015, p. 472).

7.3. De relatie tussen het parket en media


In onze samenleving wordt er vaker gediscussieerd over de relatie tussen media en justitie. Het
contrast tussen de belangen en prioriteiten van media en justitie leidt tot een ingewikkelde relatie.
Justitie streeft naar een diepgaande en discrete aanpak, terwijl de media gerechtelijke informatie
willen onthullen en dit vooral eerder dan hun concurrenten. In de praktijk zorgt het contrast tussen
beide instellingen dan ook voor uitdagingen. Het is echter belangrijk om deze twee machten zo
goed als mogelijk in balans te brengen zodat ze beide kunnen bijdragen aan de samenleving. Alleen
met correcte, betrouwbare en volledige informatie kan de burger meer inzicht en kennis verkrijgen
over wat er in de maatschappij speelt. In het volgende deel worden de uitdagingen en
opportuniteiten bij de werking tussen beide machten besproken.

7.3.1. Fundamentele diensten


Binnen een democratische rechtsstaat bieden zowel justitie als media fundamentele diensten aan
de burgers, aldus Voorhoof (1998). Justitie, die fungeert als hoeksteen van de rechtsstaat,
beschermt burgers tegen onaanvaardbaar optreden van de overheid of aantasting van hun rechten
en vrijheden door andere burgers of organisaties (Voorhoof, 1998, p. 11). Daarnaast vrijwaren ze
bescherming aan de individuele rechten en vrijheden, zoals het recht op een eerlijk proces en het
recht op bescherming van het privéleven tegen aantasting door zowel de overheid als andere
particulieren (Gombeer, 2012, p. 12). De taak van de media bestaat erin om burgers te informeren
over de werking van het gerechtelijk apparaat en ervoor te zorgen dat justitie begrijpelijk wordt voor
het publiek (Bourry et al., 2007; Gombeer, 2012).

De pers heeft naast het informeren van burgers ook een belangrijke andere taak: het controleren
van justitie. Als justitie haar taak niet goed uitvoert, is het aan de media om willekeur, onrecht of

20
disfuncties te signaleren en hierin als waakhond te fungeren. De media dienen een waakhond te
zijn en moeten ingrijpen wanneer de regels van de democratie of het gerechtelijk apparaat niet
nageleefd worden (Bourry et al., 2007; Luyten, 1998). Als “vierde” macht, naast de wetgevende, de
uitvoerende en de rechterlijke, hebben ze dus de taak om de andere drie machten te bewaken
(Wauters, 2010). Justitie daarentegen kan de burger ook beschermen tegen de media (Voorhoof,
1998). Rechters kunnen bepaalde activiteiten van nieuwsgaring die een inbreuk inhouden op het
privéleven van bepaalde personen sanctioneren (Voorhoof, 1998, p. 12).

7.3.2. Structurele kenmerken


Structurele kenmerken en fundamentele verschillen in de belangen van beide instellingen
veroorzaken de stroeve relatie tussen justitie en media. De pers wordt voornamelijk gedreven door
vluchtigheid en publieke belangstelling. Justitie daarentegen richt zich op diepgaand onderzoek en
gerechtigheid (Deltour, 1996; Luyten, 1998; Voorhoof, 1998). De twee machten hebben bovendien
een totaal verschillende organisatie. Justitie is een overheidsapparaat, waarvan er maar één in
België bestaat (Cool & De Lembre, 2016). Het is een hiërarchisch georganiseerde instantie (Voets,
2001). De media daarentegen bestaan uit verschillende mediahuizen die onderling in concurrentie
staan (Cool & De Lembre, 2016). Ze kenmerken zich door pluralisme en dat zorgt voor een
onderlinge concurrentiestrijd die aangedreven wordt door economische drijfveren (Voets, 2001).
Voorhoof (1998) benadrukt dat het spanningsveld tussen media en justitie onvermijdelijk is. Dit
wordt veroorzaakt omwille van de structurele kenmerken en de verschillende doelstellingen en
functies van de massamedia en het gerecht. Voor de burger kan er zo een paradox ontstaan.

“Een vrije en kritische berichtgeving is noodzakelijk de voorwaarde voor een democratische


samenleving maar, kan tegelijk een aantal fundamentele rechtsbelangen van die burger
bedreigen, zoals het vermoeden van onschuld, het recht op privacy of het recht op een
eerlijk proces. Als de spanning tussen media en justitie escaleert; dreigt de burger hiervan
de schadelijke gevolgen te ondergaan.” (Voorhoof, 1998, p. 12).

7.3.3. Verschil in belang en prioriteiten


Het is onvermijdelijk dat er een zeker spanningsveld ontstaat tussen media en gerecht, gelet op
hun verschillende taken en structurele kenmerken. Diverse tendensen op gebied van algemene
maatschappelijke ontwikkelingen, veranderingen in het rechtssysteem en de rechterlijke
organisatie en evoluties in de journalistieke wereld beïnvloeden de relatie tussen media en gerecht.
Het is echter niet alarmerend dat er een spanningsveld ontstaat tussen beide partijen. Wrijvingen
zijn in zekere mate nodig om beide in staat te stellen hun taken naar behoren uit te voeren
(Gombeer, 2012)

7.3.3.1. Een spanningsveld


De verschillen tussen beide instituties bevinden zich op beleidsmatig, structureel en organisatorisch
niveau (Gombeer, 2012). Zowel de media als het gerechtelijke apparaat streven naar een adequate

21
waarheidsvinding. De journalistieke waarheid en de juridische waarheid zijn daarbij niet altijd gelijk.
De journalistieke waarheid is namelijk relatief en verandert naarmate journalisten meer info kunnen
vergaren. De juridische waarheid daarentegen wordt bepaald door de uitspraak en is algemeen
geldend (Voets, 2001). Gerechtelijke informatie openbaar en toegankelijk maken is een van de
prioriteiten van nieuwsmedia. De politionele en justitiële actoren beogen daarentegen gerechtelijke
informatie over strafzaken met de nodige discretie te behandelen om zo het geheim van het
onderzoek niet te verbreken. Persverantwoordelijken dienen dan ook rekening te houden met het
geheim van het onderzoek, het beroepsgeheim, het vermoeden van onschuld, recht op privacy,
recht op een eerlijk proces, onafhankelijkheid, onpartijdigheid, de verplichting tot terughoudendheid
en discretie, de eigen deontologie en de scheiding der machten (Snelders, 2018, p. 667). De pers
kan de werking van justitie belemmeren door onder andere de privacy van betrokkenen te schenden
en geen rekening te houden met het geheim van het onderzoek (Gombeer, 2012). De media klagen
over het gebrek aan informatie van justitie en de moeilijke toegankelijkheid van gerechtelijke
informatie (Voets, 2001). Het geheim van het onderzoek zorgt soms voor frustraties bij journalisten.
Zij zijn namelijk op zoek naar bevestiging of informatie over onderzoeken. De justitiële actoren
kunnen hier vaak niet op ingaan om het geheim van het onderzoek niet te schenden (Brewaeys et
al., 2011).

Een belangrijk aspect in de relatie tussen persverantwoordelijken en verslaggevers is de snelheid


van de communicatie. Waar persverantwoordelijken aandacht besteden aan de correctheid van
hun informatie, willen verslaggevers snel toegang tot informatie om hun verhaal te kunnen vertellen.
Het is voor journalisten van belang om zo snel en efficiënt mogelijk aan informatie te geraken
(Luyten, 1998; Wauters, 2010). De media willen alles wat te maken heeft met ongelukken, rampen
en catastrofes zo snel, zo compleet en zo intens mogelijk brengen. Ze willen hun lezers, kijkers en
luisteraars als eerste kunnen bereiken. De burger verwacht van de media ook snelheid,
duidelijkheid, directheid en als het kan live verslaggeving (Masschelin, 2001). Meer specifiek richt
gerechtsverslaggeving zich voornamelijk op actuele zaken. Journalisten staan onder tijdsdruk om
zo snel mogelijk zo veel mogelijk informatie te verzamelen. Het commerciële belang van primeurs
vergroot deze druk nog verder. Hierdoor zijn publicaties en uitzendingen vaak kort en
fragmentarisch, zonder achtergrondinformatie of verdere duiding. Bovendien vereenvoudigen de
media gegevens om informatie toegankelijk te maken voor het grote publiek, wat het risico met zich
meebrengt dat situaties de nodige context missen (Bourry et al., 2007; Deltour, 1996; Luyten, 1998;
Voorhoof, 1998). Luyten (1998) vat de problematiek van beide instellingen als volgt samen: ‘Bij de
pers komt snelheid, het flitsende, het vluchtige en vaak het oppervlakkige karakter van de
actualiteitsverslaggeving op de eerste plaats te staan. Het gerecht daarentegen kent totaal andere
waarden. Het gerecht werkt traag en reflectief, met geformaliseerde procedures.’ (Luyten, 1998, p.
25).

Dat het juridisch jargon voor een leek ingewikkeld kan zijn, kan ook voor incidenten zorgen. De
media proberen om deze feiten en juridische bewoording om te zetten in begrijpelijke en menselijke

22
verhalen (Lamon, 2016). De media zouden te onnauwkeurig te werk gaan en te weinig uitleg geven
bij complexe documenten en procedures, waardoor de werkelijkheid te simplistisch wordt
weergegeven (Lesaffer, 2004). Delbecke (2015) haalt kritiek van magistraten naar journalisten aan:
“Magistraten verwijten journalisten dat de soms massale persbelangstelling de werking van justitie
belemmert en dat zij onvoldoende moeite doen om de bevolking correct en genuanceerd over de
complexiteit van de rechtsbedeling te informeren.” (Delbecke, 2015, p. 455).

Een veel voorkomende kritiek op de media is dat ze zich te veel richten op sensatie in plaats van
op waarheidsvinding (Verstraeten, 2009). Lesaffer (2004) werpt een kritische blik op de media: de
media zijn gedreven door een drang naar sensatiezucht en goedkoop commercieel succes.
Hierdoor ondermijnen de media het vertrouwen van het publiek in die derde macht. Ze benadrukken
graag de tekortkomingen van justitie, de gerechtelijke achterstand, lekken uit gerechtelijke dossiers
en de terughoudendheid van juristen om informatie te verstrekken (Lesaffer, 2004). Het publiek
vraagt om een bredere en betere toelichting van de werking van het gerecht, wat blijkt uit het succes
van tv-programma's zoals 'De Rechtbank'. Maar het publiek heeft nog te weinig kennis over de
werking van het gerechtelijk apparaat. De media spelen in op de vraag van het publiek, maar
houden vaak te weinig rekening met de eigenheid van het gerecht (Snelders, 2018). De media
richten zich voornamelijk op zaken die de publieke opinie aangaan en waarbij het publiek zich
gemakkelijk kan inleven in het drama dat zich heeft voorgedaan. Hierdoor krijgen burgerlijke zaken
nauwelijks aandacht van de media (Gombeer, 2012). Zo is er, zeker ruwweg de laatste 15 jaar,
vanuit de media meer aandacht voor justitie wat zich onder druk van de hoofdredacties uit in een
toenemende druk om op sensationele strafzaken te focussen (Snelders, 2018, p. 667). Hierdoor
ontstaat een onwenselijke situatie waarbij de media zich alleen focussen op een klein en specifiek
deel van de rechtspraak, namelijk op sensationele zaken zoals moord, doodslag, terrorisme, grote
drugszaken en zaken die binnen justitie verkeerd lopen. Het imago van justitie en het vertrouwen
van de burger hierin worden dus enkel gestuurd door hooguit 10% van het globale geleverde werk
(Snelders, 2018).

Ten slotte zorgt de toegenomen commercialisering en concurrentiestrijd tussen de verschillende


mediahuizen voor meer belangstelling in het gerechtelijk apparaat. Zo hebben media enorm veel
interesse getoond in de fase van het vooronderzoek in strafzaken zoals in de zaak van de
Kasteelmoord en aan een assisenproces zoals in de zaak van de parachutemoord (Gombeer,
2012, p. 14). Faroek Özgünes heeft het over de concurrentiestrijd in medialand die een mogelijke
verklaring inhoudt voor de gespannen verhoudingen tussen de media onderling. “Gerechtelijke
verslaggeving is het concurrentiemiddel bij uitstek in de mediawereld”, zo stelt hij,
“gerechtsverslaggeving is per definitie sensationeel. Het spreekt mensen aan en wekt hun interesse
op. Het is belangrijk voor een medium te kunnen zeggen: ‘onze journalisten hebben dat gevonden’.
Primeurs zijn belangrijk.” (Luyten, 1998, p. 187).

23
De laatste jaren werden persverantwoordelijken van zowel de staande als de zittende magistratuur
zichtbaarder en kwamen ze meer in beeld (Delbecke, 2015). Hierdoor kreeg justitie een meer
menselijk gezicht. Door de jaren heen is er meer aandacht voor justitie in de pers gekomen. Er zijn
een aantal minder positieve gevolgen aan die groeiende persaandacht voor justitie. Hedendaagse
media gaan verder dan informeren en duiding om tegemoet te komen aan de lezers en hun
adverteerders. Er ontstond in sommige pers een grensvervaging tussen berichtgeving en
amusement. Dat leidde tot gerechtsverslaggeving die eerder infotainment werd. Omdat het recht
complex is en tal van moeilijkheden en nuances kent, is het niet zomaar mogelijk om dit samen te
vatten of te vereenvoudigen. Dat kan leiden tot oppervlakkige of onjuiste berichtgeving (Delbecke,
2015). Van journalisten die verslag uitbrengen over gerechtelijke onderwerpen, wordt verwacht dat
ze een juridische vorming hebben gehad. Kennis van rechtspraak en rechtsleer, de samenstelling
van parketten, rechtbanken en hoven, de procedures en de rol van advocaten maar ook van
journalistieke ethiek is een noodzaak. Men kan alleen maar correcte en relevante communicatie
van journalisten verwachten als ze hun stiel ook kennen (Masschelin, 2001). De gerechtelijke
materie zou door journalistieke specialisten behandeld moeten worden. Het onzorgvuldig gebruik
van juridisch jargon zorgt voor een bedenkelijke kwaliteit van gerechtsverslaggeving en voor
verwarring bij mensen zonder juridische achtergrond (Jacobs, 2001). Wanneer spectaculaire
gebeurtenissen worden uitvergroot kan dit ervoor zorgen dat het publiek een verkeerd beeld krijgt
van justitie en kan de reputatie van individuen die betrokken zijn bij de zaak geschaad worden
(Delbecke, 2015).

De berichtgeving over justitie in een commercieel medialandschap is een delicate kwestie. Als de
pers te weinig aandacht besteedt aan het gerechtelijk apparaat dan informeert ze het publiek
onvoldoende en vervult ze haar rol als kritische waakhond in een democratie niet. Maar als de pers
te veel belangstelling toont, kan dat een bedreiging vormen voor fundamentele rechten van burgers,
zoals het vermoeden van onschuld, het recht op privacy en het recht op een eerlijk proces. Het is
dan ook begrijpelijk dat er een spanning bestaat tussen justitie en media, maar tegelijkertijd hebben
ze elkaar nodig. Justitie heeft de media nodig om het publiek te overtuigen van de legitimiteit van
haar werking en de media heeft justitie nodig om de burger te informeren. Justitie en media lijken
dan ook "des frères ennemis" te zijn - elkaars vijanden maar ook onafscheidelijk (Delbecke, 2015).

7.3.3.2. Trial by media


Het onzorgvuldig omspringen met informatie kan zorgen voor een zogeheten trial by media. Hierbij
wordt de vermoedelijke dader of de beschuldigde zodanig negatief afgeschilderd, dat het
vermoeden van onschuld en het recht op een eerlijk proces in gedrang komt (Delbecke, 2015, p.
467; Voorhoof, 2020). Greer en McLaughlin omschrijven trial by media als “dynamic, impact-driven,
news media-led process by which individuals - who may or may not be publicly know - are tried and
sentenced in the ‘court of opinion’. (2010, p. 27). “Het is niet de taak van de media om mensen te
veroordelen, dat moeten we overlaten aan Vrouwe Justitia”, aldus Van Gerven (2012, p. 12).

24
7.3.4. Het beeld van justitie en de media
Met behulp van de “justitiebarometer” zoekt de Hoge Raad van Justitie een antwoord op de vraag
hoe de burger naar justitie kijkt. De barometer peilde bij een representatief aantal inwoners in 2002,
2007, 2010 en 2014 naar het vertrouwen in justitie. In het meerjarenplan 2021-2024 van de Hoge
Raad van Justitie staat een vijfde editie gepland.

In 2002 had 42,6% van de deelnemers vertrouwen in justitie. Het vertrouwen in de media is
nagenoeg gelijk: 40,8% van de respondenten heeft (eerder) vertrouwen in de media
(Justitiebarometer, 2002). Vergeleken met de barometer uit 2002 is het vertrouwen in beide
instellingen gegroeid tijdens de peilingen van de justitiebarometer in 2007. Het vertrouwen in justitie
lijkt sterk toegenomen en het vertrouwen in de media is in een beperkte mate toegenomen
(Gombeer, 2012). Het vertrouwen in justitie steeg naar 66%, het vertrouwen in de pers steeg naar
47% (Justitiebarometer, 2007). In 2010 daalde het vertrouwen in justitie met 6 procentpunt in
vergelijking met de resultaten uit 2007. 60% van de respondenten hadden vertrouwen in justitie.
Dat percentage blijft meer dan de 51% van de respondenten die vertrouwen had in de media
(Justitiebarometer, 2010). Hoewel de respondenten in 2010 over het algemeen meer vertrouwen
hebben in het gerechtelijk systeem dan in de media, is er de afgelopen jaren wel een toename van
vertrouwen in de media waar te nemen. Dit staat in contrast met de resultaten van de barometer
uit 2002, waaruit bleek dat toen slechts 40,8% van de respondenten vertrouwen in de media had
(Gombeer, 2012).

Uit de resultaten van de vierde barometer van 2014 blijkt dat 61% van de Belgen vertrouwen heeft
in justitie. Het vertrouwen in justitie in 2014 steeg dus een beetje, het vertrouwen in de pers
daarentegen daalde in 2014 tot 48% (Justitiebarometer, 2014). “In de nasleep van de affaire-
Dutroux had toen amper 41 procent van de Belgen vertrouwen in justitie. ‘Dat vertrouwen in justitie
is sindsdien toch hersteld’, aldus voorzitster France Blanmailland. Erg hoog is 61 procent niet, geeft
de Hoge Raad toe. ‘Maar populair zal justitie nooit echt zijn: er zullen altijd ontevredenen zijn.’”
(JVT, De Standaard, 2015).

In de onderstaande grafiek wordt het vertrouwen in de verschillende instellingen per barometer


(2002, 2007, 2010 en 2014) getoond.

25
Figuur 1: Justitiebarometer – Vertrouwen in de verschillende instellingen (2014)

Bron: Justitiebarometer, 2014, p. 7.

26
7.4. Conclusie literatuuronderzoek
De laatste jaren werden persverantwoordelijken van zowel de staande als de zittende magistratuur
zichtbaarder en kwamen meer in beeld. Hierdoor kreeg justitie een meer menselijk gezicht.
Doorheen de jaren is de aandacht voor justitie in de pers toegenomen (Delbecke, 2015).

De relatie tussen de pers en het parket in Vlaanderen is er een van samenwerking en wederzijds
respect, maar ook van spanningen en uitdagingen (Delbecke, 2015). Enerzijds is het Openbaar
Ministerie afhankelijk van de media om haar boodschap naar het publiek te brengen en het
vertrouwen in justitie te behouden. Anderzijds heeft het Openbaar Ministerie soms kritiek op de
manier waarop de media verslag uitbrengen over lopende zaken, met name als er nog veel
onduidelijkheid is over de feiten of als er te sensationeel over bericht wordt (Verstraeten, 2009;
Snelders, 2018). Het Openbaar Ministerie werkt aan haar transparantie en wil de media informeren.
Met het aanwerven van veertien communicatiedeskundigen zet het Openbaar Ministerie in op de
professionalisering van de externe communicatie (Steundienst Openbaar Ministerie, 2023).

In de praktijk kan de relatie tussen pers en parket dus complex zijn met spanningen en uitdagingen
tot gevolg. Het is daarom belangrijk dat er duidelijke afspraken en richtlijnen zijn over de werking
van beide partijen zodat er met elkaar rekening gehouden kan worden. Een goede
vertrouwensband en open communicatie kunnen helpen om de samenwerking tussen pers en
parket in Vlaanderen te optimaliseren.

De aanwezigheid van een spanningsveld tussen beide partijen is an sich niet problematisch, aldus
Voorhoof (1998). Een bepaalde mate van conflict is nodig opdat elk van beide zijn maatschappelijke
functie naar behoren kan vervullen. Zoals het Memorandum van Magistraat en Maatschappij het
stelt: “Pers en justitie kunnen (en mogen zelfs) geen vrienden worden: hooguit zijn ze ‘des frères
ennemis’ tussen wie een – meedogenloze maar correcte – dialoog op gang moet gehouden worden
om wezenlijke belangen, die alle fundamenteel zijn in een democratische rechtsstaat in evenwicht
te houden.” (Voorhoof, 1998, p. 15).

27
8. Methodologie
Dit onderdeel omvat de methodologie van het onderzoek. Het eerste deel ‘situering’ bespreekt de
relevantie van het onderzoek. In het tweede deel ‘onderzoeksvragen’ wordt de onderzoeksvraag
en de bijhorende deelonderzoeksvraag besproken. In het laatste deel ‘onderzoeksaanpak’ komt de
gebruikte aanpak gedurende het hele onderzoek aan bod.

8.1. Situering
De hoofdvraag van deze masterproef wil nagaan wat de perceptie is van persverantwoordelijken
uit Vlaamse parketten op gerechtsjournalisten in Vlaanderen. Om een antwoord te verkrijgen op
deze onderzoeksvraag werden er diepte-interviews afgenomen bij elf Vlaamse
parketwoordvoerders of persmagistraten die werken als aanspreekpunt van hun parket voor de
media. De woordvoerders gaven hun visie over de perceptie van en relatie met de
gerechtsjournalisten in Vlaanderen. Dit onderzoek baseert zich enkel op de perceptie van de
parketwoordvoerders of persmagistraten. In de dagelijkse berichtgeving kunnen de media op een
in(directe) manier hun kijk op het Openbaar Ministerie duidelijk maken via artikelen of
opiniestukken. Het is dus interessant om die rol om te draaien en onderzoek uit te voeren waar
wordt gepeild naar de mening van de parketwoordvoerders. Dit geeft de kans het onderzoeksveld
te bekijken vanuit een ander perspectief.

8.1.1. Maatschappelijke relevantie


De bedoeling van deze masterproef is om meer inzicht te krijgen in de huidige relatie tussen de
media en justitie. De media gelden als vierde macht naast de trias politica (Clerix, 2011). Het is dus
belangrijk dat de media op een correcte en neutrale manier kunnen communiceren. De opgestelde
onderzoeksvraag en deelvragen bieden een vervolgonderzoek op de conclusies van Luyten (1998),
Lesaffer (2004) en Delbecke (2015) die stellen dat de relatie tussen de media en justitie vaak niet
vlekkeloos verloopt. Het is maatschappelijk relevant om een goede relatie tussen media en justitie
te verkrijgen. Uit dit onderzoek kunnen praktische aanbevelingen volgen om deze relatie zo goed
mogelijk te laten verlopen. Deze masterproef kan bijdragen aan een vlottere samenwerking tussen
parketwoordvoerders en gerechtsjournalisten in de toekomst.

8.2. Onderzoeksvragen
Zoals in het bovenstaand literatuuronderzoek is aangehaald, lijkt de relatie tussen beide partijen
nog enkele struikelblokken te ondervinden. Hoe de relatie vandaag de dag zich voordoet in
Vlaanderen is echter nog niet wetenschappelijk onderzocht. Deze masterproef hoopt een antwoord
te bieden op die vraag. Daarom werd de volgende centrale onderzoeksvraag opgesteld:

“Hoe ervaren Vlaamse parketwoordvoerders de relatie


met gerechtsjournalisten in Vlaanderen?”

28
De hoofdonderzoeksvraag is beschrijvend, met als doel te onderzoeken hoe de relatie tussen beide
partijen standhoudt. De bovenstaande vraagt toont aan dat de masterproef focust op de Vlaamse
parketwoordvoerders uit de parketten die gelegen zijn in Vlaanderen. Met behulp van vier
deelonderzoeksvragen is het mogelijk om dieper op deze onderzoeksvraag in te gaan.

o Hoe percipiëren parketwoordvoerders gerechtsjournalisten?


o Wat vinden parketwoordvoerders goed aan de berichtgeving door gerechtsjournalisten?
o Wat vinden parketwoordvoerders minder goed aan de berichtgeving door
gerechtsjournalisten?
o Hoe kan de relatie tussen parketwoordvoerders en gerechtsjournalisten verbeterd worden
volgens de parketwoordvoerders?

Aan de hand van de resultaten kunnen gerechtsjournalisten hun vragen en gebruikte methoden
rond nieuwsgaring beter afstemmen op de aanpak van parketwoordvoerders en persmagistraten.
Ook de parketwoordvoerders en persmagistraten krijgen dankzij dit onderzoek meer inzicht in de
voorkeuren en werkwijze van hun collega-perswoordvoerders en kunnen daardoor beter inspelen
op de noden en wensen van gerechtsjournalisten.

8.3. Onderzoeksaanpak: diepte-interviews


Deze studie wil zicht krijgen op de bestaande opvattingen van persverantwoordelijken van het
parket over hun relatie met de media en in welke mate deze geëvolueerd is. Er werd daarom
geopteerd voor een kwalitatieve onderzoeksmethode. Op basis van de literatuurstudie werd een
semigestructureerde vragenlijst opgesteld die de leidraad vormde voor het onderzoek.

Het gevoerde onderzoek is een inductief en kwalitatief onderzoek op basis van diepte-interviews.
Bij een inductief onderzoek worden de categorieën uit de data afgeleid en niet andersom
(Koetsenruijter & Van Hout, 2018). Er werd voor kwalitatief onderzoek gekozen omdat de resultaten
interpretatief zijn. Daarnaast is het mogelijk om flexibel te zijn tijdens een diepte-interview. De
onderzoeker kan bijkomende en diepgaande vragen stellen die gebaseerd zijn op het voorgaande
antwoord van de interviewee. De geïnterviewde krijgt daarmee de kans om de antwoorden verder
uit te leggen.

8.3.1. Onderzoekseenheden
Met behulp van een steekproef kunnen er data worden verzameld. In het kader van dit onderzoek
werden elf parketwoordvoerders uit de verschillende Vlaamse parketten in België geïnterviewd.

Deze masterproef onderzoekt de perceptie van Vlaamse parketwoordvoerders op


gerechtsjournalisten. Om die reden werd er gezocht naar Vlaamse parketwoordvoerders die
werkten binnen de Vlaamse parketten (Antwerpen, Halle-Vilvoorde, Leuven, Limburg, Oost-

29
Vlaanderen en West-Vlaanderen). Dit ging om potentieel 30 gesprekspartners voor de interviews.
Binnen de steekproef werd er rekening gehouden met drie criteria. Het eerste criterium betrof de
functie van de geïnterviewde. Het is belangrijk om zowel communicatiemedewerkers,
woordvoerders als persmagistraten aan het woord te laten. De communicatiemedewerkers en
woordvoerders hebben een andere achtergrond dan de persmagistraten die naast hun functie als
persmagistraat ook nog magistraat zijn. Persmagistraten dienen een diploma in de rechten te
hebben. Van communicatiemedewerkers daarentegen wordt dit diploma niet vereist. Een tweede
criterium betrof de ervaring van de geïnterviewden. De perceptie op gerechtsjournalisten kan
afhankelijk zijn van het aantal jaren ervaring van de geïnterviewde. De interviewees binnen dit
onderzoek hebben ten minste één jaar relevante ervaring. Ten slotte houdt de
steekproefsamenstelling rekening met de aanwezigheid van parketwoordvoerders uit zo veel
mogelijk parketten verspreid over Vlaanderen. Om de interviewees te selecteren, werd de lijst
“persverantwoordelijken van het Openbaar Ministerie”, op de website van het Openbaar Ministerie
geconsulteerd. Uit deze lijst werden 15 persverantwoordelijken geselecteerd. De potentiële
interviewees werden via e-mail gecontacteerd. Uiteindelijk wensten 11 persverantwoordelijken mee
te werken aan het onderzoek. Zij tekenden een informed consent alvorens het interview van start
ging, zie Bijlage 11.3 – Informed consent.

In de onderstaande tabel volgt een geanonimiseerd overzicht van de bevraagde interviewees in


deze masterproef. De namen van de deelnemende interviewees werden veranderd naar
interviewee A, interviewee B, … interviewee K. In de resultaten wordt naar de interviewees
verwezen met cijfers (interviewee 1, interviewee 2, … interviewee 11). Interviewee 1 is niet gelijk
aan interviewee A. De volgorde van de cijfers bij de interviewees is voor de citaten lukraak gewijzigd
om de anonimiteit van de geïnterviewden te garanderen.

Tabel 2 Algemene identificatiegegevens van de geïnterviewden

Ervaring
Interviewee Openbaar Ministerie M/V/X Functie
PVW1
Interviewee A West-Vlaanderen M Persmagistraat + 20 jaar
Interviewee B Oost-Vlaanderen V Persmagistraat 1,5 jaar
Interviewee C Limburg M Persmagistraat 9 jaar
Interviewee D Halle-Vilvoorde V Persmagistraat 9 jaar
Interviewee E Limburg M Persmagistraat 12 jaar
Interviewee F Antwerpen V Communicatiemedewerker 1,5 jaar
Interviewee G Halle-Vilvoorde M Persmagistraat + 10 jaar
Interviewee H Oost-Vlaanderen V Persmagistraat 12 jaar
Interviewee I West-Vlaanderen V Persmagistraat 3 jaar
Interviewee J West-Vlaanderen V Persmagistraat 15 jaar
Interviewee K Antwerpen M Communicatiemedewerker 5 jaar

1
Ervaring PVW = ervaring als persverantwoordelijke

30
Het onderzoek bereikte een verzadigingspunt na elf interviewees. De interviews vertoonden
patronen en er werden voldoende gegevens verzameld om de onderzoeksvragen te beantwoorden.
Daarnaast dook er geen nieuwe informatie meer op na het toevoegen van een extra interview. Het
was daarom niet nodig om de steekproef uit te breiden met extra woordvoerders.

8.3.2. Dataverzameling
Met behulp van diepte-interviews kon er data worden verzameld voor dit onderzoek. Er werd
gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. Hierbij zijn de vragen en thema’s op
voorhand geformuleerd, maar kan de volgorde tijdens het interview wijzigen. Op die manier kon er
worden ingepikt op vragen en kunnen de interviewees volledig vrij antwoorden. Er konden bijvragen
worden geformuleerd die niet in de oorspronkelijke gespreksgids vermeld stonden, maar die wel
zorgen voor een diepgaander antwoord van de interviewee. De gespreksgids werd tijdens het
interview niet volledig afgelezen. Hierdoor kan het open karakter van het interview gevrijwaard
blijven (Mortelmans, 2020). De vragenlijst was bovendien niet onveranderlijk. Wanneer er tijdens
een diepte-interview nieuwe bijvragen werden gesteld die bevorderlijk zouden zijn voor een volgend
diepte-interview konden die worden toegevoegd aan de gespreksgids. Na het verloop van de eerste
twee interviews zijn er enkele vragen aan de gespreksgids toegevoegd. Deze vragen kwamen voort
uit antwoorden van interviewees. Zie ook Bijlage 11.2 – Gespreksgids om een beeld te krijgen van
de concrete en volledige uitwerking van de gespreksgids.

In de periode van 2 februari tot en met 24 april 2023 werden negen diepte-interviews afgenomen.
Drie interviews vonden plaats op het desbetreffende parket, de andere interviews vonden online
plaats. Eén interview vond plaats met drie persmagistraten tegelijkertijd. Dit was op vraag van de
persmagistraten. De andere diepte-interviews werden individueel afgelegd. De lengte van de
interviews varieerde tussen 00:46:35 en 01:28:16. De gemiddelde duur van de interviews bedroeg
01 uur, 14 minuten en 53 seconden. Om dataverlies te vermijden werden de interviews in hun
geheel vastgelegd met een voicerecorder. Na afloop werden de interviews herbeluisterd, uitgetypt
en geanalyseerd. Omdat elke interviewee vragen over dezelfde thema’s kreeg, konden de
antwoorden met elkaar vergeleken worden en werden conclusies getrokken in het kader van dit
onderzoek. Op basis van de relevantie binnen dit onderzoek werden citaten geselecteerd om de
gevonden bevindingen te staven. Binnen de citaten werd spreektaal omgezet naar schrijftaal. De
audiobestanden worden vanwege de privacy en anonimisering van de geïnterviewden niet
openbaar gedeeld.

De gespreksgids is opgedeeld in vijf verschillende topics: (1) situering, (2) representatie van justitie
in de media, (3) de media: algemeen, (4) relatie met de media, (5) voor- en na publicatie. In het
eerste deel van de vragenlijst stond de interviewee centraal. Er werd gepolst naar de
beweegredenen om persverantwoordelijke te worden, de ervaring binnen perscommunicatie en de
vaardigheden van een goede persverantwoordelijke. In het tweede deel stond justitie centraal, en
hoe de werking van justitie naar de buitenwereld wordt gebracht. In het derde deel stond het contact

31
en de communicatie tussen de persverantwoordelijke en de gerechtsjournalist centraal. Er werd
gepolst naar wat er goed verloopt en wat er af en toe misloopt. In het vierde deel stond de relatie
tussen justitie en media centraal. Hoe situeert deze relatie zich en hoe percipiëren
parketwoordvoerders gerechtsjournalisten? Het vijfde en laatste topic behandelde de publicatie en
een eventuele rectificatie. Zie ook Bijlage 11.2 – Gespreksgids om een beeld te krijgen van de
concrete uitwerking van de gespreksgids.

8.3.3. Dataverwerking
Het volledige gesprek werd na elk diepte-interview volledig handmatig getranscribeerd. Tijdens het
transcriberen werd er rekening gehouden met de stijl van de geïnterviewde. Wanneer de
interviewee zijn of haar zin niet af had gemaakt, werd dit duidelijk gemaakt aan de hand van een
beletselteken ‘…’. Daarnaast werden herhaalde zinnen ook zo weergeven in het transcript. Als de
interviewee vroeg om een pauze, omwille van bijvoorbeeld een telefoonoproep tijdens een
wachtdienst, werd dit duidelijk gemaakt met ‘(pauze)’. Om de authenticiteit van het interview te
behouden, zijn de genoteerde zinnen dus niet noodzakelijk grammaticaal correct. Bij het weergeven
van een quote om de gevonden resultaten te staven, wordt de zin lichtjes aangepast om de zin
grammaticaal correct te maken. Wanneer er in een citaat een zelfstandig naamwoord met
daaropvolgend een hoofdletter X wordt gebruikt, betekent dit dat dit geanonimiseerd is.
Bijvoorbeeld: “Bij ons op het parket X …”. Hierbij is de plaatsaanduiding van het parket
geanonimiseerd.

De codering van de transcripten gebeurde volgens de Grounded Theory van Glaser en Strauss
(1967). Dat is een onderzoeksmethode die uitgaat van het concept dat je een theorie kan genereren
op basis van de verkregen data uit het onderzoek (Mortelmans, 2020). Codering is een belangrijke
fase binnen de Grounded Theory en bestaat uit drie fases: (1) open codering, (2) axiale codering,
(3) selectieve codering. De coderingsfases zijn iteratief. Dat houdt in dat de onderzoeker
voortdurend de data analyseert en de codes aanpast op basis van nieuwe informatie of inzichten.
Dit iteratief coderingsproces stopt pas wanneer een verzadiging is bereikt (Mortelmans, 2020).

In de eerste fase, de open codering, geeft de onderzoeker codes aan het transcript. Die codes zijn
gebaseerd op woorden en uitdrukkingen uit de data. Het is de fase waarin de gegevens worden
opgedeeld in kleinere stukken. In de tweede fase, de axiale codering, worden de losse codes
opnieuw geanalyseerd en georganiseerd. In deze fase gaat de onderzoeker op zoek naar
verbanden tussen de losse codes om zo tot groepen van codes te komen. De derde en laatste fase
van het proces, de selectieve codering, is het verbinden van de verkregen concepten met elkaar
(Mortelmans, 2020).

De codering wordt visueel gerepresenteerd in Bijlage 11.4 – Codeboom.

32
9. Resultaten
Dit onderdeel bespreekt het eerste overzicht van de resultaten van de diepte-interviews. In de
volgende sectie ‘Discussie en Conclusie’ worden de resultaten uitgebreid besproken en gelinkt aan
de literatuurstudie. De resultaten zijn gebaseerd op de codering van de getranscribeerde teksten.
De codeboom is terug te vinden in Bijlage 11.4 – Codeboom.

9.1. Berichtgeving

9.1.1. Nieuwsberichten
1) Bronnen
Parketwoordvoerders verwachten dat gerechtsjournalisten hun informatie baseren op
betrouwbare bronnen. Alle elf geïnterviewden vinden het noodzakelijk dat gerechtsjournalisten
hun informatie verifiëren voordat ze deze publiceren. Het presenteren van de feiten op een neutrale
wijze is een belangrijk element van het bronnengebruik. De meeste geïnterviewden geven aan dat
journalisten hen vaak nog te weinig contacteren om hun feiten te checken.

I7: “Het fout of het niet dubbelchecken van bronnen of geen officiële bronnen raadplegen
omdat men onder tijdsdruk staat, dat is het grootste probleem op dit ogenblik.”

Toch merkt één interviewee een positieve evolutie op. Journalisten hebben tegenwoordig sneller
de reflex om het Openbaar Ministerie te contacteren.

I1: “Een tijdje geleden was dat toch wel zo dat er veel artikels verschenen zonder dat wij
zelfs werden gebeld, maar dat gebeurt nu meer en meer.”

Om de correctheid van de artikels te kunnen waarborgen, moeten journalisten beroep doen op


betrouwbare bronnen. De persverantwoordelijken geven meermaals aan dat zij de enige officiële
bron zijn. I5: “Wij zijn toch eigenlijk de enige bron van informatie voor wat betreft strafrecht”.
Journalisten gebruiken graag meerdere bronnen om hun verhaal te staven. Echter benadrukken de
persverantwoordelijken dat het gebruiken van bronnen zoals de politie, advocaten of passanten
kan leiden tot onjuiste of gemanipuleerde informatie.

I10: “Wij zijn er ons meer en meer van bewust, door de jaren heen, dat ze niet alleen
informatie halen van ons, maar dat ze ook random informatie krijgen van politie, van buren,
van advocaten. (…) D'r zijn nu sociale media. Ze zoeken op Facebook. Ze beginnen dus
informatie te krijgen langs alle mogelijke kanten en tja, dat hebben wij niet in de hand.”

Het overnemen van informatie uit andere journalistieke bronnen zorgt soms ook voor problemen.

33
I5: “Ik merk wel dat kwaliteitskranten, helaas, soms ook foute informatie van collega's
overnemen. (…) Ik vind het altijd belangrijk dat een gerechtsjournalist zich die vraag stelt:
‘Zijn die andere bronnen wel betrouwbare bronnen?’ en ‘Als het betrouwbare bronnen zijn,
is het dan koosjer dat ze die informatie geven’?”

Om een correct en helder nieuwsbericht te schrijven, moet de parketwoordvoerder gecontacteerd


worden, vinden de persverantwoordelijken. Op die manier kunnen ze de nauwkeurigheid en de
evenwichtigheid van de berichtgeving waarborgen.

I8: “Ja, het gaat vooral mis in mijn ogen vanuit mijne stoel. Als we niet bevraagd worden
en als we niet de kans hebben gekregen om daar uitleg over te doen. Soms, is dat niet
altijd in quote en soms is het dat je off the record dingen meegeeft. Maar, dat is wel
belangrijk dat dingen ook niet fout geïnterpreteerd kunnen worden. Dat het gewoon correct
weergegeven wordt.”

Tijdens de diepte-interviews haalden de persverantwoordelijke verschillende momenten aan


waarop het fout is gelopen doordat er geen contact met hen werd opgenomen.

I4: “Een tijdje geleden, het is al een paar jaar geleden was er een voertuig opgevist uit X.
Een wrak. Bleek dat er daar nog een stoffelijk overschot in zat van een persoon die
uiteraard volgens de juiste manier geïdentificeerd moest worden, dat wil zeggen, door de
IVA, dus op DNA-gegevens of andere identificatiemiddelen, maar er was een pientere
journalist die dat al gezien had of geïnformeerd geweest was. (…) Hij zat, nog voordat er
een formele identificatie was, bij de nabestaanden om te zeggen dat de persoon in kwestie
gevonden was. Ja, en die had het parket moeten contracteren. Die heeft daar, vond ik, één
grote fout gemaakt. Die had beter een keer te veel dan te weinig gebeld.”

2) Correctheid artikel
Er zijn verschillende elementen die perswoordvoerders in nieuwsberichten verwachten om de
correctheid van feiten zo concreet mogelijk te brengen. De meeste aangehaalde eigenschappen
zijn: ‘geen eenzijdige bronnen’, ‘menselijkheid’, ‘correcte weergave van de feiten’, ‘nuance’, ‘niet-
sensationeel’ en ‘evenwichtig’.

De parketwoordvoerders vinden het noodzakelijk dat gerechtsjournalisten gebruik maken van


betrouwbare bronnen. De geïnterviewden geven allemaal aan dat ze het contacteren van
persverantwoordelijken voor het publiceren van nieuwsfeiten noodzakelijk vinden.

I1: “Eerst en vooral het parket bellen. Het parket als de enige betrouwbare bron bijna, nee,
als één van de betrouwbaarste bronnen bekijken. Altijd de mosterd bij het parket komen
halen. Dat denk ik dat het allerbelangrijkste is.”

34
Twee van de geïnterviewden geven aan dat ze van journalisten menselijkheid verwachten. I11:
“Geen zwart-witverhaal. Oog hebben voor alle standpunten, zowel dader als slachtoffer. Want het
is niet omdat iemand als dader voor de rechtbank staat, dat er geen uitleg te geven is voor die
feiten”. Daarnaast is het belangrijk om nuance in de berichtgeving te brengen. I11: “Heel veel
dossiers zijn totaal niet zwart-wit, menselijke situaties zijn meestal niet volledig het ene uiterste of
het andere uiterste, maar dat wordt wel zo vaak verwoord in persartikels.”

Eén persverantwoordelijke stelt zich de vraag waar de grens moet liggen tussen de waarheid en
de journalistieke waarheid. De persverantwoordelijke vraagt zich af of het belang van correctheid
van een nieuwsartikel weegt op de emotie van de familie.

I4: “Weet je wat dat ik eens gehad heb, en ik vind dat nog altijd een merkwaardig iets. Dat
was een zelfmoord. Een dame die die zelfmoord gepleegd had. Overduidelijk. Maar dat
was een moeder van kinderen. En zij was in een vaart gereden (…) en er stond de dag
nadien een heel artikel in de krant over het spijtig overlijden van die dame, maar d'r werd
dus nergens… Er stond dat ze gevallen was van de trap. Dus het was eigenlijk een heel
verkeerde berichtgeving. Maar, het was mooi naar het slachtoffer toe. Maar ‘t was niet juist.
‘t Was zelfmoord. Ik versta die familie natuurlijk, maar ik had daarbij wel een dubbel gevoel,
want moet ik dan aan die journalist laten weten dat ze verkeerd waren? (…) Deze dame is
niet gevallen, ze heeft zelfmoord gepleegd. Maar ja, wat baat het als de familie dat liever
zo in de media brengt… Maar zij wisten natuurlijk dat het zelfmoord was. En dan heb ik mij
altijd de vraag gesteld van in hoeverre dat er in sommige media… Speelt dat eigenlijk een
rol of dat dat echt waar of niet waar is, het nieuws? Hier heb ik mij dat echt afgevraagd.”

De persverantwoordelijken zijn zich wel bewust van het spanningsveld tussen beide instellingen.
Journalisten willen veel informatie, persverantwoordelijken kunnen hen die vaak niet geven. Eén
persverantwoordelijke geeft aan het belangrijk te vinden dat het Openbaar Ministerie helpt bij het
verzamelen van correcte informatie.

7I: “Ik vind dat wel belangrijk voor een journalist dat die zijn bronnen dubbel checkt, goed
checkt en niet schrijft wat niet juist is. Maar dan is het ook onze taak als parket om zoveel
als mogelijk ook juiste info te geven aan die journalist.”

3) Gerechtelijk jargon
De persverantwoordelijken zijn het er unaniem over eens dat de beperkte kennis van het
gerechtelijk jargon bij journalisten één van de grootste knelpunten is binnen de relatie tussen
parketwoordvoerders en gerechtsjournalisten. Wanneer gerechtsjournalisten niet bekend zijn met
het specifieke jargon kunnen er tijdens het verkrijgen van informatie misverstanden ontstaan. Dit
kan leiden tot onnauwkeurige informatie in nieuwsberichtgeving.

35
I4: “Wel, als je de titel gerechtsjournalist wilt hanteren… Dan vind ik dat je echt wel het
verschil moet weten tussen een opsporingsonderzoek en een gerechtelijk onderzoek en
wat dat een onderzoeksrechter doet en het verschil tussen een aanhouding en een
arrestatie, dat je die termen niet door elkaar gebruikt. Ik vind dat een basis.”

I11: “Dat sluit een beetje aan bij het feit dat ik vind dat heel veel journalisten, toch mensen
die zichzelf gerechtsjournalist noemen, een basiskennis missen over ons juridisch
systeem. Dat zij vergeten dat het geheim van het onderzoek de regel is en dat wij daar
uitzonderingen op kunnen toestaan en over sommige dingen kunnen communiceren, als
we dat nodig vinden. En wij hebben wel de indruk dat journalisten dat helemaal omgekeerd
zien en dat zij denken dat wij alles communiceren, tenzij dat er een probleem zou zijn met
de communicatie. Maar dat is helemaal niet de regel, het wettelijk principe is nog altijd dat
het geheim van het onderzoek het uitgangspunt is.”

Twee van de persverantwoordelijken halen aan dat ze vaak te maken hebben met jonge en
onervaren journalisten en vanuit hun redactie ‘op justitie worden gezet’ zonder enige gerechtelijke
kennis.

I5: “Dat zijn vaak nieuwere journalisten zo die dat zeggen: ‘Ja, maar ja, ik heb hiervoor
regionaal nieuws over weet-ik-veel-wat-gedaan en ik ben nu plots gerechtsjournalist
geworden’. Maar dan merk ik dat er te weinig achtergrondinformatie gegeven is aan de
journalisten of dat ze zichzelf te weinig hebben geschoold in wat de werking is van het
parket. Wat bijvoorbeeld het verschil is tussen de zittende en de staande magistratuur. Die
basisprincipes zouden ze dus toch echt wel moeten kennen.”

I2: “Vroeger hadden ze ook meer gespecialiseerde justitiejournalisten, terwijl nu hebt ge


veel meer mensen die soms ook, ja, helemaal niet veel van justitie afweten. (…) Dat zijn
misschien mensen die ergens nieuw beginnen en die dan gewoon direct op justitie worden
gezet. Bon ja, dat zijn dan keuzes van die nieuwsredacties.”

Er wordt verwacht dat journalisten complexe juridische concepten duidelijk communiceren.


Wanneer gerechtsjournalisten niet vertrouwd zijn met het jargon, vergt dit een extra inspanning van
de persverantwoordelijken om de informatie helder over te brengen. Al zorgt het soms voor wat
meer werk, de persverantwoordelijken halen wel allemaal aan dat ze de gerechtsjournalisten altijd
willen helpen met het verbeteren van hun kennis.

I3: “Maar het is wel zo dat je regelmatig journalisten moet ‘verbeteren’ tussen
aanhalingstekens of dat je extra uitleg moet geven. Ik zeg ook altijd tegen de journalist dat
ze beter als ze iets niet weten over het justitiewezen of over procedures, dat ze het beter
kunnen nakijken en navragen aan ons. Beter een keer te veel dan te weinig.”

36
Daarnaast zijn de interviewees zich ook wel bewust van de moeilijkheid van het gerechtelijk jargon.

I8: “Er is alleen een verschil tussen juridisch correct omschreven en helder. Ik denk dat je
het helder moeten kunnen uitleggen wat je er nu mee bedoelt. We werken namelijk met
een heel juridisch jargon, maar dat betekent niet dat je geen heldere persberichten kunt
schrijven en dat je niet duidelijk kunt uitleggen waarover het nu gaat. Er zullen uiteraard
een aantal juridische dingen in staan, dat kan ook niet anders, maar dan moet iedereen
wel kunnen lezen en begrijpen waarover dat gaat, dat is wel belangrijk.”

De persverantwoordelijken geven aan dat ze meer en meer aan het overwegen zijn om initiatieven
te organiseren om journalisten wegwijs te maken in de juridische wereld en het juridisch jargon.

I3: “Bijvoorbeeld de journalisten toch een beetje een houvast te bieden en ze bijvoorbeeld
een schema aan te bieden van: dit zijn de verschillende stappen in het gerechtelijk proces,
zodat ze zich daar al op kunnen baseren en ze zich niet hoeven te vergissen.”

I1: “Het is zelfs zo erg dat wij misschien eens gaan aanbieden aan de journalisten in X om
daar eens een namiddagsessie uitleg over te geven, hoe dat wij, wat dat dat is, een
basisbeginsel eigenlijk mee te geven, hè. Gewoon kort een uurtje. ‘Wat is justitie?’, ‘Wat is
een gerechtelijk onderzoek?’, ‘Wat is een opsporingsonderzoek’ en zo verder. ‘Wat is een
arrestatie?’ ‘Hoelang kan een arrestatie duren?’ ‘Naar wat kijken wij?’.”

4) Helder boodschap overbrengen


In persberichten staat neutraliteit centraal. Het is belangrijk te vermijden dat een verhaal vanaf het
begin een bepaalde kleur krijgt.

I11: “Wat we kunnen communiceren, communiceren we, maar, we proberen niet van in het
begin al een bepaald beeld op te wekken van een dossier. Dus we proberen zo neutraal
mogelijk te zijn in de bewoordingen. Dat heeft natuurlijk het gevaar dat mensen zelf dingen
gaan beginnen invullen.”

Daarbij heerst er de voorkeur voor geschreven communicatie om de helderheid te versterken en


het risico op nuance te beperken. Op die manier staat alle communicatie zwart op wit genoteerd en
kan ernaar verwezen worden bij twijfel.

I7: “Als we 100% zeker willen zijn dat het heel duidelijk is, moet je het geschreven doen.”

De lengte van het persbericht speelt ook een rol. Om de boodschap helder tot bij het publiek te
krijgen, houden persverantwoordelijken er rekening mee dat de persberichten zo worden
geschreven dat journalisten ze letterlijk kunnen kopiëren.

37
I6: “Als je een super lang persbericht verstuurt, dan weet je dat ze moeten gaan inkorten
en dan verlies je misschien net de nuance die jij belangrijk vindt.”

5) Inhoud nieuwsberichten
De interviewees geven allemaal aan dat ze enorm veel belang hechten aan de juistheid en
nauwkeurigheid van de informatie die gerechtsjournalisten publiceren in nieuwsberichten. Het is
van uitermate belang dat de feiten correct worden weergegeven en dat de media geen foutieve
informatie verspreiden

I6: “Als het gaat over dossiers, is het heel belangrijk dat de inhoud klopt. Dat je niet aan
secundaire victimisering doet, zodat slachtoffers niet een tweede maal geschaad worden.
Omdat het vermoeden van onschuld tegenover de verdachte overeind moet blijven zolang
hij niet definitief veroordeeld is. Dat vind ik wel belangrijk dat ook de correcte strafmaten
toch niet onnodig opgeklopt worden. Dat het echt correct is wat er staat.”

Het correcte gebruik van gerechtelijk jargon binnen nieuwsberichten is van groot belang. De
parketwoordvoerders willen dat journalisten de nodige context en diepgang toevoegen wanneer ze
rapporteren over gerechtelijke feiten. Het gebruik van het juiste jargon is belangrijk om de lezer op
een correcte manier te informeren over het verloop van een onderzoek.

I3: “Gewoon al dat het correct is wat dat ze schrijven. Dat lijkt mij belangrijk dat alles al
klopt. Bijvoorbeeld een voorleiding bij een onderzoeksrechter dat dat niet hetzelfde is als
een arrestatie door de politie. Dat eerst de arrestatie volgt, dat dan het verhoor volgt, dan
de onderzoeksrechter en dat een onderzoeksrechter beslist om aan te houden. Dat dat
allemaal inhoudelijk klopt.”

I5: “Dat ze de bevolking informeren over zaken die gebeuren. Ik denk dat de bevolking daar
recht op heeft. Wij als justitie mogen ons ook wel verantwoorden voor hetgeen wat wij doen
met belastinggeld, dus in dat opzicht vind ik dat positief dat daar berichtgeving over is.
Alleen moet ze neutraal en niet sensationeel zijn.”

Interviewee 5 vat samen wat die van goede en duidelijke berichtgeving van gerechtsjournalisten
verwacht: “Neutraal communiceren en zich door niet te veel de emoties of door sensatie te laten
leiden. Dat is voor mij een goede berichtgeving.”.

6) Nieuwswaarde
De nieuwswaarde in gerechtelijk nieuws uit zich voornamelijk op maatschappelijk niveau. De
persverantwoordelijken geven aan dat ze de nieuwswaarde van iets zien wanneer het een
maatschappelijke impact heeft.

38
I11: “De dingen die de mensen écht bezighouden. De dingen waar de mensen in hun
dagelijks leven last van hebben, vind ik belangrijk om mee te geven. Zeer zichtbare zaken,
dus bijvoorbeeld als ergens het labo ter plaatse is gekomen en de mensen hebben ergens
de mannekes met de witte pakjes gezien. Ja, dan moeten we wel duiden wat er gebeurd
is, vind ik. Ja, grote maatschappelijke fenomenen die zich afspelen.”

I5: “Als het een maatschappelijke impact heeft.”

I2: “Alles dat een maatschappelijke impact heeft, zou ik zeggen. En zeker als dat zaken zijn
die bijvoorbeeld ook op de openbare weg hebben plaatsgevonden.”

7) Sensatie
Uit de afgenomen interviews gaven acht van de elf geïnterviewden aan dat sensatie of
sensationaliteit een actueel concept is tijdens hun dagelijkse werking. De parketwoordvoerders
merken op dat journalisten vaker op zoek zijn naar slecht nieuws. Het telkens negatief neerzetten
van bepaalde feiten kan bij het grote publiek zorgen voor een negatieve opinie over justitie.

I8: “Slecht nieuws scoort beter. Als er hier, ja, 99% van de zaken goed draaien, of de
beslissingen positief zijn voor de werking van justitie, dan gaan die veel minder aandacht
krijgen dan die 1%, waarbij toch een slachtoffer niet op tijd is verwittigd of waar toch een
procedurefout is gemaakt.”

Het is frustrerend dat justitie zo een negatieve stempel krijgt, aldus de woordvoerders. Het belichten
van of het publiceren over de zaken die negatief zijn, creëert een negatief beeld van justitie bij de
burger.

I6: “Als alleen zo’n dingen telkens in de pers komen, dan lijkt het alsof de maatschappij
verschrikkelijk slecht is. Dat is ook niet de bedoeling, hè. Dat is uiteindelijk nog altijd een
hele kleine minderheid die fouten begaat.”

Journalisten zijn dus op zoek naar sensationele nieuwsfeiten. Het merendeel van de
ondervraagden geeft aan dat ze een verschil zien in mate van de sensationaliteit van het nieuws
naargelang de bron waar het nieuws vandaan komt.

“Interviewer: Merkt u een verschil tussen kwaliteitskranten en populaire media?


Interviewee 5: Ja.
Interviewer: En in wat ziet u dat verschil?
Interviewee 5: Sensatie.”

39
Journalisten gaan soms zo ver in hun zoektocht naar sensatie dat ze proberen om de
persverantwoordelijken woorden in de mond te leggen.

I11: “En we hebben soms wel de indruk – en dat merken we ook in onze contacten met
journalisten – dat ze soms teleurgesteld zijn als wij het verhaal beginnen te nuanceren. (…)
Er zijn heel veel serieuze journalisten die dat niet doen, maar ja… Er zijn er ook heel veel
die dat wél doen en die echt op zoek zijn naar die sensatie. (…) Ze gaan dat vijf keer
herformuleren in de hoop dat je op een gegeven moment gaat zeggen ‘ja, ’t is waar, ’t is
zo’. Dus we moeten daar enorm, enorm voor opletten voor wat we zeggen en wat we niet
zeggen en hoe dat we het zeggen.”

8) Tone of voice
De persverantwoordelijken geven aan dat de tone of voice in de berichtgeving vroeger negatiever
getint was dan nu. Persverantwoordelijke 7 geeft aan dat er vroeger vaak over de “ivoren toren”
werd gesproken en dat dat nu minder het geval is. Persverantwoordelijke 8 mist ruimte voor nuance
in de berichtgeving.

I8: “Elk dossier heeft wel een nuance, maar wat er in de kranten verschijnt of op het nieuws
verschijnt, is vaak ook maar een samenvatting, een stukje van een groter verhaal. En
nogmaals, het is ook quasi onmogelijk om het hele verhaal tot in detail te brengen, dat is
jammer, maar dat is ook de realiteit.”

Interviewee 5 ziet een verschil in de tone of voice van de berichtgeving afhankelijk vanuit welke
media de communicatie afkomstig is.

I5: “Het is zeer afhankelijk uit welke hoek de communicatie komt natuurlijk. Het is vaak zo
dat er in de media verschijnt ‘er is niet zwaar genoeg gestraft’. Omdat dat denk ik
gemakkelijker verteert voor mensen om zulke berichten te lezen dan van daar
genuanceerde berichtgeving over te maken. Dat is minder interessant denk ik.”

9.1.2. Communicatieverloop voor opzet berichtgeving


1) Bereidheid communiceren
Het parket streeft naar transparantie. Het is daarnaast als openbaar orgaan verantwoording
verontschuldigd aan het publiek om hen te informeren over belangrijke gerechtelijke ontwikkelingen
en gebeurtenissen. Hoewel iedereen recht op informatie heeft, staat niet elke procureur, korpschef
of onderzoeksrechter even open voor communicatie.

I1: “We mogen van geluk spreken dat we een procureur hebben die dat snapt. Als we een
procureur of korpschef zouden hebben die dat niet snapt, en dan zegt van ja: ‘Prioriteit aan

40
uw dossiers en laat die media maar wachten’. Ja, dat gaat natuurlijk niet, hè. De media kun
je niet laten wachten.”

I7: “Het spanningsveld leent meer tussen journalisten en perswoordvoerders van het parket
enerzijds en bepaalde magistraten, onderzoeksrechters en rechters anderzijds. Dus ge
krijgt binnen uw organisatie nu eerder een tweespalt tussen mensen die zeggen: ‘Die
journalist heeft daar geen zaken mee’, terwijl andere mensen denken van: ‘Ja, journalisten
hebben ook een belangrijke taak in onze samenleving’. (…) Ge kunt niet gedragen zijn bij
uw samenleving als uw samenleving niet mag weten wat ge doet. Dat is belachelijk dat te
kunnen denken.”

2) Bereikbaarheid
De bereikbaarheid van de perswoordvoerders verschilt per parket. Sommige parketten zijn 24/7
bereikbaar, andere parketten werken tijdens de avond of weekenden via het persagentschap Belga.
Meer dan de helft van de parketwoordvoerders geven aan dat de bereikbaarheid van de
persverantwoordelijken per parket verschillend is.

I2: “En dat horen wij wel regelmatig, als we dan eens in het weekend of met journalisten
afspreken of een quote geven, horen we daar regelmatig van: ‘Ja, in ons eigen
arrondissement zou dat niet waar zijn of verloopt dan anders of minder vlot’ dus ik kan mij
wel inbeelden dat dat niet op elk parket dat men daar even hard voor wil springen en dat
dat misschien wel gespannen verhoudingen kan opleveren.”

I6: “Onlangs was er ook een dossier, waarbij dat we in het weekend dan gecommuniceerd
en dat er dan iemand van regio X van de regionale televisie daar, zei van: ‘Ah amai, en
mogen we in het weekend jullie komen interviewen? In X is dat totaal niet gebruikelijk, zelfs
in de week is het soms al moeilijk, laat staan eigenlijk buiten de werkuren’.”

De journalisten verwachten niet alleen meer van de woordvoerders, ze weten ze ook altijd te
bereiken. Dat zorgt ervoor dat het voor de persverantwoordelijken lijkt alsof het vragenvuur nooit
ophoudt.

I3: “Ik heb wel gemerkt dat naarmate ik langer werkte, dat er wel bepaalde reflexen ontstaan
van Whatsappkes en sms’jes naar elkaar te sturen. Hier kan ik op sommige momenten op
vloeken omdat ik denk van: ‘Oké, het stopt echt nooit’. (…) Je bent gewoon constant bezig
met vragen te beantwoorden.”

De parketten die tijdens de avonddiensten of weekenddiensten gebruik maken van de perssyndicus


bij Belga geven aan dat dat voornamelijk is om niet 24/7 bereikbaar te hoeven zijn.

41
I11: “In de avond zijn wij gewoon bereikbaar maar dan is wel de afspraak, of zou toch de
afspraak moeten zijn, maar niet elke journalist houdt zich daaraan, dat we enkel gebeld
worden voor echt dringende zaken. (…) Anders ben je op het parket gewoon 24/7 van
dienst en bereikbaar en dat is niet de bedoeling. Dus ’s avonds werken we niet met Belga
maar zit er wel een limiet op wat ze ons mogen vragen.” (…) Het is niet de bedoeling dat
ze dan opvolgingsvragenstellen. Maar als er bijvoorbeeld een moord gebeurt, dan kunnen
ze ons uiteraard wel contacteren.”

3) Geheim van het onderzoek


Het geheim van het onderzoek speelt een belangrijke rol in de relatie tussen parketwoordvoerders
en gerechtsjournalisten. Het is een essentieel onderdeel van het gerechtelijk proces en dient om
de rechten van de betrokken partijen te beschermen en de integriteit van het onderzoek te
waarborgen. Persverantwoordelijken hebben vanwege het geheim van het onderzoek beperkte
ruimte om informatie vrij te geven aan gerechtsjournalisten. Dit kan leiden tot spanningen of
frustraties omdat journalisten op zoek zijn naar gedetailleerde informatie om hun verslaggeving te
ondersteunen.

I5: “Tijdens de onderzoeksfase, de fase dat het dossier bij ons zit of nog bij de
onderzoeksrechter, zijn wij gebonden door het geheim van het onderzoek en dat belet dat
wij inhoudelijke details van strafzaken gaan geven. (…) We doen dat niet omdat we graag
geheimzinnig doen, maar dat heeft zijn redenen. En dan is het zo dat er wel veel
geschreven wordt zonder enige kennis van zaken. Ik vind persoonlijk dat men dat beter
niet zou doen, omdat er op die manier processen worden gevoerd in de media.”

I11: “Ze vinden ons daar te doorzichtig of te oubollig in, maar ja… Ze vergeten wel dat als
wij het geheim van het onderzoek schenden, dat wij strafbaar zijn. Dus daar staan
strafsancties op. Wij kunnen zelf vervolgd worden als wij informatie aan het publiek
meedelen die niet in het openbaar belang was, om die mee te delen. Maar ze vergeten dat
soms, denk ik, wel, dat wij daarvoor gestraft kunnen worden.”

De parketwoordvoerder staat daarbij voor een moeilijke tweestrijd. Enerzijds wil hij het publiek en
de journalisten de informatie geven waar ze recht op hebben. Anderzijds moet men bewust zijn van
het gevaar om de voortgang in een dossier niet in gevaar te brengen. In veel gevallen kan het naar
buiten brengen van ‘geheime’ informatie namelijk een negatieve invloed hebben op het onderzoek.

I7: “De details over het plegen van een moord, weet alleen de dader. Als de dader zich per
ongeluk misspreekt, hebben we hem. Maar als die info in de krant heeft gestaan… Ja, dan
kan iedereen dat weten en dan kunnen we niet meer zeggen: ‘Alleen gij wist dat’. Dus, dat
is daderkennis, zo noemen we dat. En het is essentieel dat dat niet in de krant komt.”

42
I5: “Als de inhoud van dat proces-verbaal in de kranten staan, dan kunnen wij die verdachte
nooit meer op een onvoorbereide manier verhoren. Dus we hebben altijd belang bij het niet
zeggen van dingen. Dan is het jammer dat de verkoopcijfers van kranten belangrijker
worden geacht dan het oplossen van de zaak.”

De persverantwoordelijken botsen soms zelf ook op de beperkingen van het geheim van het
onderzoek.

I5: “Soms gebeurt het dat wij dan communiceren van: ‘Kijk, die informatie die verschenen
is, is niet correct’. Maar het probleem is: je kunt niet zeggen waar ze niet correct is, of waar
dat ze wel correct is, want ja, dan ben je natuurlijk het geheim van het onderzoek aan het
schenden, hè.”

4) Off the record


Off the record informatie kan gebruikt worden om verduidelijking en context te bieden bij
gerechtelijke zaken zonder dat deze communicatie aan de persverantwoordelijken kan worden
toegeschreven. Het delen van off the record informatie staat op een flinterdunne lijn met het
schenden van het geheim van het onderzoek. De persverantwoordelijken geven aan dit te doen
wanneer er sprake is van een hoger doel en wanneer er een vertrouwensband heerst tussen de
persverantwoordelijke en de gerechtsjournalist.

De perswoordvoerders zijn verdeeld over het geven van off the record informatie. Sommige
persverantwoordelijken vinden het belangrijk om extra duiding te kunnen geven en maken gebruik
van off the record informatie om er zo voor te zorgen dat wat journalisten publiceren juist is.

I3: “Off the record informatie wil eigenlijk zeggen dat je de belangen van een verdachte of
een slachtoffer aan het verdedigen zijt, maar daarvoor moet je iets meer geven. Het tipje
van de sluier geven, meer dan je eigenlijk hoort te zeggen, maar dat is enkel voor het
hogere doel. Het belang van de verdachte, bijvoorbeeld, het vermoeden van onschuld te
verdedigen of het belang van het slachtoffer natuurlijk.”

I1: “Voor mij is dat heel moeilijk, want ik schend mijn beroepsgeheim eigenlijk daardoor.
Maar ik doe dat voor een hoger doel. Sowieso om fouten uit de media te halen en ja, zorgen
dat sommige berichtgeving niet in de media komt.”

Persverantwoordelijken die gebruik maken van off the record informatie geven wel aan dat ze dit
alleen maar gebruiken wanneer er vertrouwen tussen beide partijen is.

43
I2: “In het algemeen, doe ik dat niet veel, moet ik zeggen. Maar zo nu en dan gebeurt dat
wel eens dat je dat moet doen en dan is dat natuurlijk wel gemakkelijker als dat mensen
zijn die dat je al kent, die dat je al vertrouwt.”

I7: “Ik heb daar nu wel meer vertrouwen in gekregen, in gewonnen, ik doe dat wel vaker.
Het is ook een blijk van vertrouwen naar de journalist toe. (…) Ge moet daar wel écht mee
opletten. (…) Er mag geen twijfel over bestaan dat dat off the record is.”

I11: “Mensen van wie ik weet dat ik ze kan vertrouwen en die dat vertrouwen echt niet gaan
schaden, daarbij ga ik dat rapper doen.”

Eén perswoordvoerder is heel stellig in het niet gebruiken van off the record informatie. Het schaden
van het vertrouwen in het verleden blijkt hiervan de belangrijkste reden te zijn.

I5: “Ik geef nooit off the record informatie. Dat doe ik niet. Het vertrouwen is in de loop van
die twaalf jaren al zodanig vaak geschonden dat ik… Ik zeg niets, maar sowieso niet, want
ik ben daar nogal principieel op. Ik zeg niets wat ik niet mag zeggen.”

Off the record informatie wordt voornamelijk gebruikt om context te scheppen en om journalisten
informatie te geven die voor hen het verhaal duidelijker kan maken. Het kan er ook toe dienen om
journalisten op te hoogte te brengen waarom ze bepaalde zaken (nog) niet mogen delen. Het
onderstaande voorbeeld schetst een situatie hoe het fout kan lopen.

I7: “Ik zal een voorbeeld geven. Er was een vrouw, moeder, wat in de problemen en die
doodt de eigen zoon. Een kindje van zes jaar. Ze vinden dat kindje in bad. Zij zou ook
zelfmoord hebben willen plegen. Goed… Onderzoeksrechter zegt: ‘Persstop, mag niks
over geweten zijn’ en iedereen gaat ervan uit dat dat kind verdronken is. Gaandeweg blijkt
dat helemaal niet zo te zijn. Dat kind is voordien met een sjaal gewurgd. En dat komt uit in
de pers. De onderzoeksrechter die zegt: ‘Ge moogt niks zeggen’. De woordvoerder destijds
zegt: ‘Ja, ik mag niks zeggen van de onderzoeksrechter’. De journalisten gaan zelf op zoek
en publiceren dat nieuw gegeven. En de nabestaanden wisten dat niet. Dat is nefast voor
justitie, natuurlijk, hé. Dat nabestaanden in de krant moeten lezen op welke manier een
eigen lid van de familie, zoon van de vader, gestorven is. Ja, dat is… Dat is verschrikkelijk
voor die mensen. Dat voorbeeld gebruik ik nu ook ten aanzien van de onderzoeksrechters,
om te zeggen van: ‘Jongens, alstublieft, communiceer, toets af, ge moogt vertrouwen
hebben in journalisten’.”

5) Proactieve communicatie

44
Uit de interviews blijkt dat er een groot verschil is tussen parketten die met een communicatiecel
werken en parketten die voorlopig nog met enkel persmagistraten werken. Proactieve
communicatie gebeurt nu voornamelijk bij parketten die al een communicatiecel hebben.

I3: “Wij proberen heel actief te communiceren. (…) Als we weten over bepaalde dingen dat
we daarover moeten communiceren, dan schrijven we dit in onze agenda. Zo houden we
dat bij en proberen we proactief te communiceren en ook te kunnen reageren. Dus zelf
communicatie voorbereiden en voorbereid zijn op communicatie van journalisten. (…) Wij
zijn zo proactief bezig met die agenda en wij bereiden eigenlijk al zoveel voor omdat wij
daar fulltime mensen voor in dienst hebben. Dat is logisch dat dat bij andere parketten zo
nog niet kan.”

Parketten die nog geen communicatiecel hebben, richten zich voornamelijk op reactieve
communicatie. Met het oog op de aanwerving van de woordvoerders hopen de
persverantwoordelijke de journalisten meer proactief te kunnen bereiken.

I11: “Voorlopig ligt de hoofdnoot op vooral reactief dan, dus vooral antwoorden op vragen.
We zijn ook bezig met de aanwerving van een professionele fulltime woordvoerder, dus
iemand die zich écht alleen maar gaat bezighouden met communicatie over het parket naar
de pers toe. Dus het zou wel onze bedoeling zijn om daar actiever aan te gaan deelnemen.”

9.2. Perceptie

9.2.1. Perceptie van persverantwoordelijke


1) Ideaalbeeld
De meeste geïnterviewden geven als antwoord op hun ideaalbeeld van de relatie tussen beide
partijen dat de huidige situatie er niet ver van af zit. Volgens de geïnterviewden bestaat de ideale
relatie tussen pers en gerecht uit wederzijds respect en kennis van elkaars domein. Voor
journalisten houdt dit in dat ze respect moeten opbrengen voor nabestaanden en slachtoffers en
dat ze het onderzoek niet in gevaar brengen. Verder vinden de persverantwoordelijken dat de
journalisten zich beter zouden moeten scholen op juridisch vlak. Verbeterpunten in hun eigen
werking zien ze vooral op het vlak van transparantie en proactieve communicatie.

De persverantwoordelijken omschrijven hun ideaalbeeld als een proactieve communicatie vanuit


het Openbaar Ministerie. Met het aanwerven van communicatieprofessionals hopen ze meer in te
kunnen spelen op de vraag naar communicatie.

I8: “Ik denk dat iedereen gewoon plaats moet maken voor communicatieteams binnen het
Openbaar Ministerie om transparant en helder te kunnen communiceren en pas dan zal
dat dan een positieve weerslag hebben op het imago.”

45
I11: “Ik hoop dat we in de toekomst veel meer aanwezig zullen zijn op een actieve manier.
Vanuit een standpunt waarbij wij naar buiten komen met informatie over interessante
dossiers waarin er successen worden geboekt. En dat de journalisten die ook interessant
genoeg zullen vinden om die te publiceren.”

Om te kunnen voldoen aan het ideaalbeeld, is vertrouwen tussen de beide instellingen, parket en
media, uitermate belangrijk.

I9: “Ideaal is gewoon dat je elkaar kunt vertrouwen, wederzijds, denk ik. Dat zij kunnen
vertellen wat ze weten aan ons en dat wij officieel iets kunnen meedelen. Maar ook officieus
vaak kunnen ingrijpen waar nodig en dat we kunnen vertrouwen dat de info die we geven
dat dat ook correct behandeld kan worden.”

Het merendeels van de persverantwoordelijken kijkt positief naar de relatie. Echter, het
droomscenario waarbij alle wensen van beide partijen vervuld kunnen worden, is onmogelijk te
bereiken.

I11: “Moeilijk te bereiken, vrees ik. Ja… Idealiter zijn alle berichten heel genuanceerd, zijn
alle bronnen gecheckt, zijn alle partijen aan het woord gelaten. Wordt er nadien ook
berichtgeving gemaakt over hoe een zaak uitdraait op het einde van de rit. Wordt er ook
teruggekoppeld naar de eerdere berichtgeving die daarover gekomen is. Maar, ik denk dat
als je dat gaat beginnen doen dan ga je altijd artikels hebben van pagina’s lang, dat zou
niet realistisch zijn, vrees ik.”

2) Skills gerechtsjournalist
Persverantwoordelijken verwachten van gerechtsjournalisten voornamelijk basiskennis van het
rechtssysteem. Alle persverantwoordelijken geven aan dat deze kennis soms ondermaats is en
dat dit zorgt voor frustraties.

“Interviewer: Wat verwacht u van gerechtsjournalisten?


Interviewee 11: Los van het feit dat dat bij heel veel niet het geval gaat zijn, eigenlijk wel
een basiskennis over ons rechtssysteem.”

I1: “Goh, ja, kennis van hoe dat strafrecht en strafprocesrecht, allee, die juridische wereld
er echt aan toe gaat, hè? Dus dat ze zich toch wel eens wat meer verdiept hebben in de
juridische wereld, zodanig dat je eigenlijk geen klink en klare onzin aan het schrijven zijt.
Misschien dat de inhoud van het verhaal wel klopt, maar dat men over de hele procedure
onderzoeksrechter en parketmagistraat doorheen aan het slaan is.”

46
“Interviewer: Omgekeerd dan, wat verwacht u van gerechtsjournalisten?
Interviewee 5: Dat ze correcte informatie publiceren. Dat ze zelf ook kennis hebben van de
strafprocedure. En dat ze respect hebben voor de onmogelijkheid die wij vaak hebben om
dingen te zeggen.
Interviewer: En merkt u dat dat wel al aanwezig is bij de meeste gerechtsjournalisten?
Interviewee 5: Dat is heel variabel.”

3) Skills persverantwoordelijken
De geïnterviewden kregen de vraag welke eigenschappen van belang zijn voor de ideale
persverantwoordelijke. Negen van de elf geïnterviewden geeft aan dat een persverantwoordelijke
‘sociaalvaardig’ moet zijn. I8: ‘Sociaalvaardig zijn, enerzijds met de journalisten en anderzijds met
de collega’s, de onderzoeksrechters en andere partners, zoals de politie’. Vijf interviewees gaven
aan dat persverantwoordelijken bereikbaar en flexibel moeten zijn. I9: ‘Bereikbaarheid om te
beginnen. Ik bedoel, er wordt gebeld op de raarste momenten’. Stressbestendigheid blijkt ook een
belangrijke eigenschap van een persverantwoordelijke.

I11: “Stressbestendig zijn. Heel goed bestand zijn tegen het spervuur van vragen soms.
Soms ook wel de omwegen die ze maken om echt aan informatie te geraken. Dus echt de
pieren die ze uit uw neus vragen tot dat ze iets van informatie kunnen losweken. Dus dat
is, denk ik, heel belangrijk.”

‘Discreet zijn’ haalden vijf van de persverantwoordelijken aan. Het geheim van het onderzoek
beschermen is een van de belangrijkste taken van een persverantwoordelijke.

I5: “De grens bewaken tussen wat gezegd kan worden en wat niet gezegd kan worden. De
informatie geven zonder afbreuk te doen aan het geheim van het onderzoek en vooral
kennis hebben van onze werking. Dat je weet als je iets zegt welke repercussies dat dat
kan hebben op het vervolg van het dossier en van het proces.”

9.2.2. Perceptie van journalist


De meerderheid van de geïnterviewden geeft aan dat justitie nog te vaak negatief wordt
afgebeeld. I3: “Alles is snel de schuld van justitie”. Ze leggen hierbij niet enkel de fout bij de media,
maar ook bij het Openbaar Ministerie zelf. De persverantwoordelijken geven aan dat het Openbaar
Ministerie te lang niet transparant genoeg is geweest.

I1: “Ik denk dat er in de voorbije jaren te vaak, maar dat is deels onze eigen fout, te vaak
in dossiers erg negatief is gecommuniceerd geweest over het parket, over justitie in het
algemeen. Het lossen van verdachten in bepaalde dossiers omdat er zogezegd blunders
zouden begaan zijn, terwijl het niet altijd blunders zijn. Maar dat er dan niemand bij ons en

47
dat is dan deels onze fout, is opgestaan op dat ogenblik. Oké, het is een negatief verhaal,
maar iemand moet wel opstaan om dat dan te kaderen.”

I11: “Als justitie in de media komt is het bijna altijd negatief. Er zijn niet zo heel veel positieve
berichten in de media over justitie. En ik denk dat wij dat als parket nog veel te veel laten
gebeuren. Dat we daar te weinig in sturen en dat we daar te weinig op reageren.”

9.2.3. Perceptie van burger


Wanneer men gevraagd wordt naar de motieven van interesse in justitie vanuit de burger zijn er
een aantal kenmerken die door verschillende persverantwoordelijken uitgesproken worden:
‘spraakmakend’, ‘sensatie’, ‘spannend’. Alle geïnterviewden geven aan dat justitie vandaag de dag
‘hot’ is.

I6: “Het zijn vaak spraakmakende dingen wel, waarover dat ze ook met elkaar babbelen.
Op de bus, op de trein. Allee, dus ja, dat zijn wel vaak dingen die tot de verbeelding
spreken, dus snap ik wel dat daarover geschreven wordt.”

I3: “Ja, ik merk ook in mijn job dat justitie “hot” is, tussen aanhalingstekens, dus er is heel
veel vraag naar true crime programma 's.”

I11: “Ja, ’t is spannend hé. Mensen lezen graag over sensatie. Mensen lezen graag over
de miserie van een ander. Het is cru gezegd maar ’t is wel zo. Het spreekt tot de
verbeelding. Het zijn de lagen van de maatschappij waar dat niet iedereen altijd mee in
aanraking komt. Het is een beetje ramp… Allee ja. Met een heel scherp woord een beetje
ramptoerisme wel ergens.”

De persverantwoordelijken zien de interesse in justitie voornamelijk in het feit dat het zoveel
mensen aanspreekt.

I2: “Ik denk ergens, omdat het verkoopt. Allee, het is geen saaie materie. Het heeft impact
op iedereen want iedereen kan met justitie in contact komen dus ja, dat raakt iedereen.
Veel andere dingen zijn beperkt tot een bepaald aantal bevolkingsgroepen. Terwijl justitie
ja, iedereen kan ermee in aanraking komen dus iedereen heeft er volgens mij wel interesse
in.”

Het is duidelijk dat justitie vandaag leeft. De huidige generatie persverantwoordelijken wil
meewerken aan een meer open en transparant beleid vanuit het Openbaar Ministerie. Men is zich
ervan bewust dat de burger vandaag de dag te weinig of geen kennis heeft van de gerechtelijke
procedures.

48
I1: “Ja, ze weten gewoon tout court niet wat het inhoudt. Onbekend is onbemind.”

I3: “Er is sowieso een gebrek aan kennis, dus dat mensen eigenlijk gewoon een mening
hebben en dat die moeilijk bij te stellen is omdat logischerwijze mensen er ook niet veel
van kennen.”

De meerderheid van de perswoordvoerders geeft aan dat non-fictieprogramma’s zoals ‘Het Parket’
of ‘De Rechtbank’ de interesse in justitie hebben opgewekt. Het zorgt ervoor dat men inzicht krijgt
in wat het Openbaar Ministerie als belangrijkste taken aanhoudt. Volgens de geïnterviewden zorgt
het voor een duidelijker beeld over wat hun job juist inhoudt en brengt het transparantie over de
werking van justitie.

I3: “Ik vind zo'n programma interessant, in de mate dat het zo realistisch is. (…) Dus dat
het allemaal klopt en dat vind ik vooral voor het parket een heel goeie zet. Omdat ik denk
dat heel weinig mensen weten wat een Openbaar Ministerie juist doet. Net dat kan wel
duidelijk worden in zo’n programma’s.”

I5: “Ik denk de laatste jaren dat de bevolking wel meer op de hoogte is van wie wij zijn
mede dankzij dat soort realityreeksen. Dus dat vind ik positief om een beetje een inzage te
krijgen in de wereld die vroeger toch iets mysterieuzer was. Nu is dat allemaal transparanter
en dat vind ik positief.”

Sommige perswoordvoerders geven aan dat ze vinden dat er tegenwoordig te veel gefocust wordt
op alles wat met justitie te maken heeft en dat er een overaanbod is.

I9: “Het is wel veel. Er is misschien een overaanbod op dit moment. Heel veel mensen
begrijpen niet, denk ik, wat ik doe. Ik krijg dat heel moeilijk uitgelegd. Ja, en daarom helpen
die programma’s wel.”

9.3. Werking

9.3.1. Persverantwoordelijke parket

9.3.1.1. Voorafgaand
1) Intrinsieke motivatie persverantwoordelijke
Wanneer er gepolst wordt naar de intrinsieke motivatie van de persverantwoordelijken geven zes
van de elf geïnterviewden aan dat ze de transparantie van justitie mee willen helpen verbeteren.

I7: “Dat zeker in 2011… Ik moet zeggen, ’t is fel verbeterd al… Toen was er echt een gebrek
aan goede communicatie van justitie in het algemeen naar de samenleving toe. We
kwamen heel regelmatig met dossiers in het nieuws maar we communiceerden amper of
niet goed. Ook projecten werden niet gecommuniceerd, we kwamen altijd negatief in de

49
media. Ik wilde daar toch wel iets aan doen. Ik heb ook als magistraat wel wat willen werken
aan vertrouwen van de burger in justitie en dat paste daar wel in. Ik wilde ook meer uitleg
geven aan de samenleving, want dat is wat de pers eigenlijk doet hé…Dat is informatie
geven aan de samenleving. We hebben daar een actieve rol in te vervullen. Dat was
eigenlijk mijn bekommernis. Het is vanuit die bekommernis dat ik dat mee op mij wilde
nemen.”

I2: “Om ervoor te zorgen om ja, hoe je uw eigen parket, justitie, dat je daar transparant over
kunt communiceren en ook een beetje, ja, meewerken aan het goeie imago van justitie.”

De persverantwoordelijken geven aan dat ze er zich bewust van waren dat er op vlak van
transparantie vanuit het Openbaar Ministerie nog veel werk aan de winkel was. Ze willen
meewerken aan de openheid van de berichtgeving. De persverantwoordelijken willen bijdragen
aan het opbouwen en het versterken van het imago van het gerechtelijk systeem. Het merendeel
van de geïnterviewden lijkt echt zijn passie in het woordvoeren gevonden te hebben. Twee
persverantwoordelijken halen echter aan dat ze persverantwoordelijke zijn geworden omdat
iemand het moet doen. I10: “Goh, iemand moet het doen natuurlijk, hé. (…) Ik ben het nu gewoon,
dus ik doe het toch wel graag.”.

I4: “Mocht ik het niet meer doen, ik zou ook niet treuren, maar om zeggen dat ik dat nu echt
tegen mijn zin doe omdat er niemand anders het wil doen, dat is ook niet juist. Relatief
neutraal.”

Interviewee 11 haalt meerdere redenen aan waarom zij haar job als persverantwoordelijke zo
belangrijk vindt.

I11: “Ik vind het zelf superbelangrijk dat we zichtbaar blijven voor ’t publiek omdat als wij
niet communiceren over hetgeen wat wij doen, dan denken de mensen dat wij niets doen…
Dus het is superbelangrijk dat wij naar buiten treden met de resultaten die wij boeken. Ook
de moeilijkheden waarmee wij geconfronteerd worden. Dus dat is één iets. Omdat er al
heel vaak in de media wordt gezegd van: ‘Ja, het parket doet niets’ of ‘Justitie doet niets’
en 95% van de keren is dat niet juist. Dus dat is, vind ik, iets heel belangrijk, dus zorgen
dat wij zelf heel zichtbaar blijven. Ons ook een beetje een menselijk gezicht geven want
anders zeggen ze dat wij in onze “ivoren toren” zitten, terwijl dat het beeld van de
parketmagistraat van de oude grijze man al lang voorbijgestreefd is. Wij zijn super divers,
er zijn ook heel veel jonge mensen die hier werken. En dan ook dat de mensen juist
geïnformeerd zijn omdat we nog altijd, helaas, merken, dat er heel veel foute informatie
circuleert. Omdat mensen zelf dingen beginnen in te vullen en ze maken dan meningen
gebaseerd op foute info en dat gaat dan het vertrouwen in justitie ook niet ten goede komen.

50
Dus ik vind dat, los van het feit dat het soms wat een vergeten taak is van ons, wel een
superbelangrijke taak.”

2) Professionalisering
Het Openbaar Ministerie wil verder inspelen op de professionalisering van de externe communicatie
en werft hiervoor veertien woordvoerders en communicatiedeskundigen aan. De
persverantwoordelijken zijn in het algemeen zeer tevreden met deze aanwerving. Ze hopen
hiermee in te kunnen zetten op het proactief luik van hun communicatie.

I2: “Als er één ding is waar we echt nog een vooruitgang op kunnen boeken is... We zijn
vooral heel reactief binnen onze werking. Euh ja, om reden dat ik zei, dat is niet onze
hoofdjob. Wij nemen dat er gewoon bij en daardoor zijn we een beetje beperkt. (…) Maar
in dat proactief luik van op voorhand gaan communiceren, daar is zeker nog verbetering in
mogelijk. Nu binnenkort krijgt elk parket zijn eigen of een bijkomende woordvoerder, heb ik
begrepen. (…) Op dat vlak gaan we dan veel meer op dat proactief luik op kunnen inzetten.”

De persverantwoordelijken zien het als iets positiefs dat de aanwerving specifiek gericht is op
communicatieprofessionals. Zij hopen hiermee meer te kunnen inspelen op de vragen van
journalisten:

I1: “Dat je mensen hebt die weten, die gestudeerd hebben voor communicatie. Die weten
wat dat dat is. Die weten wat dat het is om transparant en open te communiceren. En die
de valkuilen snel doorhebben. Die weten wat dat een journalist nodig heeft. Ik, als
persmagistraat, weet niet altijd wat een journalist nodig heeft. Maar als je daarvoor
gestudeerd hebt, ben je een perfecte go between tussen journalistiek en parketten of
justitie.”

Eén persverantwoordelijke gaf aan toch nog niet te weten wat hij van de nieuwe aanwerving moet
verwachten:

I10: “Ik weet niet wat de bedoeling is in de toekomst. Ik heb al horen waaien dat wij gaan
vervangen worden door, ja, laat ons zeggen door een niet-magistraat en ik weet niet of dat
interessant is.”

3) Inhoudelijke taken woordvoerder


De invulling van de dagelijkse taken als persverantwoordelijke is afhankelijk van de functie die de
geïnterviewden hebben binnen hun parket. Aan de ene kant zijn er de
communicatieverantwoordelijken. Zij zijn fulltime bezig met het communiceren, dit zowel intern als
extern.

51
I8: “We proberen dagelijks om de communicatie voor het Openbaar Ministerie te voeden
voor het parket X provinciaal. En daarmee bedoelen we de persberichten, de communicatie
van onze onderzoeken of wat we elke dag doen naar de buitenwereld, naar het grote
publiek te brengen. En anderzijds proberen we onze interne communicatie te sturen via
ons intranet om mensen betrokken te houden bij de organisatie, maar ook om te laten
weten waar onze collega's mee bezig zijn, waar we zelf mee bezig zijn en om belangrijke
informatie te delen.”

De meeste parketten werken enkel met persmagistraten. Eén parket kan daarnaast beroep doen
op de eigen communicatiecel die de persmagistraten helpt met het opvangen van de eerste vragen
van journalisten.

I5: “Wij werken in X met een communicatiecel. Dus, in de week vangen die de meeste
vragen op. En als zij vragen hebben, komen ze dat bij mij aftoetsen hoe iets of wat
gecommuniceerd mag worden. Na de werkuren en in het weekend nemen wij als
persmagistraat, de pers-gsm over en beantwoorden wij eigenlijk vragen van journalisten.”

De persmagistraten halen allemaal aan dat de combinatie van hun kabinet en hun functie als
persmagistraat soms moeilijk te combineren is.

I1: “Het is bijzonder, bijzonder druk. Wij hebben een fulltime kabinet daarbuiten en als
persmagistraat, dat is eigenlijk, laten we zeggen, een soort van Chinese vrijwilliger die wel
gelooft in de media, die gelooft in perswoordvoering, maar die dat tussen de soep en de
patatten moeten uitvoeren. Je moet u heel goed zien te managen. Jij moet goed weten van
zodra dat jij die dag persdienst hebt, dat je heel veel vragen gaat kunnen krijgen. Dat je u
best zo vrij als mogelijk kunt houden of zo flexibel als mogelijk moet opstellen.”

4) Communicatievormen
De persverantwoordelijken worden het vaakst telefonisch gecontacteerd. Ze geven echter allemaal
aan dat de voorkeur wordt gegeven aan geschreven communicatie via e-mail. Dit heeft
voornamelijk als voordeel dat ze zo alles zwart op wit hebben en er geen twijfel kan bestaan over
de gegeven informatie.

I2: “Ik vind het gewoon veel gemakkelijker dan altijd telefoon, alles opschrijven, gaan
vragen, terugbellen. Terwijl gewoon een mail ontvangen, alle vragen staan ook zwart op
wit van de journalist. Ge forward dat, je krijgt antwoord terug, knippen, plakken… En dat,
allee, dat verloop is gewoon tien keer sneller dan dat je dat via telefoon moet doen. Dat is
één en het is effectief wel zo dat je dan perfect kunt aantonen nadien, moesten er ooit
problemen van komen… Want ik weet dat, het is niet voor de eerste keer dat er dan
advocaten in de media zeggen dat het parket heeft gelekt of op zitting zeggen van: ‘Het

52
parket heeft dus van alles en nog wat liggen zeggen in de media om mijn cliënt zwart te
maken’. Dat wij dat perfect kunnen zeggen van: ‘Kijk, dit zijn de verstuurde persberichten.
Dat staat erin. Dat hebben wij gestuurd’.”

I4: “In een mail of in een geschreven tekst kun je ook veel meer, veel meer nadenken over
wat dat je gaat zeggen. Kan je veel meer nuances leggen dan dat je het mondeling zegt.
Want je weet nooit hoe dat je mondeling verhaal overgebracht wordt. Als het moeilijk en
delicaat is, ga ik het schrijven.”

Elk parket heeft een eigen werkwijze om te communiceren. Er zijn parketten die alle
communicatie zelf in hand hebben en altijd zelf communiceren met journalisten. Daarnaast zijn er
parketten die gebruik maken van het persbureau Belga om hun communicatie te laten verlopen.

I11: “Wij hebben een samenwerking met Belga, omdat wij vroeger merkten dat in het
weekend, niemand wou eigenlijk nog persmagistraat worden omdat je in een persweekend
gewoon wordt overladen door telefoons en al vaak in gewone weekends, ook van dienst
bent, nachtdiensten, wij hebben heel drukke weken. (…) Dus wij hebben een overeenkomst
gesloten met Belga waarbij de Belga-correspondenten die ook van dienst zijn dat weekend
de eerste lijn vormen. Dus alle vragen van de journalisten komen bij hen toe en dan hebben
wij verschillende persblokken op een dag waarbij wij dan contact opnemen met Belga. Zij
leggen ons de vragen voor die zij gesteld hebben gekregen en wij geven de info door die
kan gecommuniceerd worden of wij laten weten dat er iets gebeurd is wat gecommuniceerd
mag worden, en dan doen zij dat. Behalve bij heel grote zaken, stel nu moordzaken of iets
heel gevoelig, dan gaan we wel onze telefoonlijn openzetten voor journalisten om
rechtstreeks te bellen.”

Twee Vlaamse parketten maken gebruik van het persagentschap Belga voor haar communicatie.
Eén parket maakt hier alleen gebruik van tijdens het weekend, een ander parket voert al haar
communicatie via het persagentschap. De perssyndicus bij Belga is verantwoordelijk voor het
beheren en doorgeven van communicatie van parket X naar de pers. De persverantwoordelijken
benoemen het als een persketting waarbij de communicatie vanuit het parket via Belga verspreid
wordt. Het persagentschap zorgt daarbij ook voor het stroomlijnen van de informatie die de pers
aan het parket vraagt. De persverantwoordelijken geven daarbij aan dat ze graag met het systeem
werken omdat het hen ‘ettelijke telefoontjes bespaart’ (I9).

I4: “Het perscontact van Belga zet daar bijvoorbeeld ook soms in van: ‘Vandaag volgt geen
bijkomende communicatie’. Dat wij ons zelf een beetje kunnen afschermen, dat we dan geen
telefoons krijgen. En dan gebeurt het ook dat ik zelfs mijn gsm uit zet als ik weet van ‘t is op de
ketting verschenen. (…) Da's wel erg gemakkelijk.”

53
9.3.2. Verschil in belangen
Media en journalisten hebben andere belangen dan parketwoordvoerders. De media willen een
groot publiek bereiken, hun kijkers- of lezersaantallen vergroten en stellen commerciële belangen
voorop. Deze belangen staan vaak haaks op de belangen van parketwoordvoerders die willen
focussen op evenwichtige en accurate berichtgeving zonder afbreuk te doen aan de lopende
onderzoeken of de belangen van individuen. De meerderheid van de persverantwoordelijken geven
aan dat de snelheid waaraan journalisten willen werken onmogelijk te volgen is.

I11: “Wij moeten ook getuigen verhoren, camerabeelden bekijken, daar gaat tijd over.
Terwijl een journalist soms op het moment dat het gebeurd is en soms nog voor dat wij er
zelfs van af weten… al aan de lijn hangen om te vragen ‘wat is er daar gebeurd?’. Wij gaan
daar nooit in kunnen volgen, nooit. Dat is gewoon… Ja, dat is onmogelijk. (…) Ja, plus die
mensen zijn ook nog wel altijd onschuldig tot dat ze veroordeeld zijn. Dus soms worden
mensen opgepakt om dan op het einde van de rit te worden vrijgesproken of zelfs nooit
vervolgd te worden. Wij moeten ook wel zorgen dat we die mensen geen schade
toebrengen door ik-weet-niet-veel-wat in de pers te gaan zeggen, wat dan op het einde van
de rit niet waar blijkt te zijn.”

I5: “Wij hebben andere belangen. Ja, we hebben volledig andere belangen. Wij als parket
wensen onderzoeken op een goede manier te voeren. Op een manier waarbij dat ons
onderzoek niet geschaad wordt. Anderzijds willen wij de bevolking informeren, maar dat
gaat dan eerder over de praktische en procedurele zaken die wij communiceren en nooit
over de inhoud omdat dat niet mag, gelet het geheim van het onderzoek. En anderzijds is
het, denk ik, de finaliteit van de pers om zoveel mogelijk informatie te geven. Dus je zit daar
met fundamenteel tegenstrijdige belangen.”

I8: “De finaliteit van de woordvoerder en van de journalist is ook totaal verschillend. Wij
willen duiding geven of wij willen helder communiceren over een lopend onderzoek, de
journalist wil vaak het onderste uit de kan halen of alles wat die weet ook in de krant zetten.
En dat is niet altijd dezelfde doelstelling zoals wij die hanteren.”

9.3.3. Werking media


Alle elf persverantwoordelijken merken op dat er een verschil is in de manier waarop verschillende
kranten en nieuwszenders omgaan met gerechtsverslaggeving. Ze kwalificeren media, zoals De
Standaard, De Morgen, De Tijd en de merken van VRT als bekend om hun kwalitatieve en
objectieve benadering van nieuwsberichten. Deze media zouden de feiten vaak correct en neutraal
weergeven. Aan de andere kant zijn er media zoals Het Laatste Nieuws (HLN), Het Nieuwsblad of
VTM Nieuws. Zij hanteren een meer sensationele aanpak en richten zich op het aantrekken van
een breder publiek.

54
I6: “Op VRT of VTM, alleen daar is er al een verschil in toon. Ook al tussen De Standaard,
of De Morgen en Het Laatste Nieuws dan. Ja, dan merk je gewoon dat dat vanuit een
andere hoek soms geschreven is. Dat dat niet zozeer die neutrale bewoordingen zijn, dat
ze echt wel naar het eerder… ja, zowat het sensationelere… Je kan eigenlijk dezelfde
boodschap brengen op twee verschillende manieren waardoor het eigenlijk veel meer
opgeklopt wordt en veel meer… Ja, negatieve gevoelens oproept. En dat vind ik wel
jammer, wat dat zijn dan ook de meest populaire, die het vaakst gelezen worden.”

I1: “Is dat VTM, dan is dat sensationeel. Is dat de VRT, dan is dat eigenlijk gewoon louter
correcte… Ik zeg daarmee niet dat VTM niet correct is. Alleen zij zoeken meer het
sensationele. Het moet groot zijn. Het moet sneller zijn. Het moet het eerste ooit zijn. Terwijl
VRT eerder gewoon een bepaald aanbod wil geven aan de Vlaming. Een objectief aanbod
wat de Vlaming hoort te weten op een dag.”

De persverantwoordelijken zien vooral de invloed van de commercialiteit in het verschil in


berichtgeving.

I2: “Alles wat VRT is, dat is veel droger. Die pakken hun tijd ervoor. Die zijn iets
afstandelijker. Die vragen gewoon hun vragen en vragen niet al die details die niet altijd
relevant zijn voor een artikel. Terwijl andere media, zoals HLN en zo dat is wel om ter
snelst. En om ter meest details en vooral sensationeler en foto’s en het moet verkopen.”

I11: “Mensen van de VRT, die zijn gebonden door de objectiviteit. Andere media,
journalisten van andere media, zijn dat niet en ik merk daar wel een verschil in.”

Het merendeel van de persverantwoordelijken haalt aan dat ze voelen dat gerechtsjournalisten
onder een enorme druk staan van hun redacties om op zoek te gaan naar de scoops, de details
of sensatie.

I1: “Ja, ik merk wel ook en ik weet ook omdat de journalisten dat gewoon ook zeggen; ‘mijn
chef wil eigenlijk dit weten’. Ja, ze worden heel duidelijk aangestuurd om het sensationeel...
En eigenlijk die sensatie ook op te zoeken terwijl wij eigenlijk vanuit de richtlijnen nationaal,
net de richtlijn, net de opdracht hebben gekregen om die sensatie, dat fascinerende, dat
fantastische er volledige uit te halen en droog en sec blijven.”

I5: “Ik denk dat er heel veel druk ligt op journalisten vanuit redacties om met spannende en
goedverkopende zaken te komen. Justitie leent zich daar heel goed voor, want wij werken
vaak in de onderbuik van de maatschappij. Als er spannende dingen gebeuren die de
bevolking wel leuk vindt om te lezen, dan is het vaak bij justitie. En die druk gecombineerd
met de wens om de bevolking of de kopers of de afnemers van de berichten te pleasen,

55
zorgt ervoor dat ik eigenlijk moet zeggen dat er soms wel dingen gepubliceerd worden die
totaal niet oké zijn.”

I2: “Ik denk ja, om de scoop te hebben, hè? Om als eerste het nieuws te hebben. Ik denk
dat dat de enige reden… Allee die leven natuurlijk ook van dat aantal clicks.”

De persverantwoordelijken zijn heel duidelijk op het feit dat ze het belang van nabestaanden of
slachtoffers altijd vooropstellen.

I5: “Voor ons is het belang van de nabestaanden groter dan van het grote publiek. Wij
zullen bijvoorbeeld altijd eerst een volledige identificatie, wetenschappelijk vastgestelde
identificatie, willen vooraleer dat wij de familie gaan inlichten van: ‘Kijk, uw zoon of uw
dochter of uw moeder of … is overleden’. In de eerste plaats gaan we die inlichten. En dan
pas zullen we eventueel bevestigen aan de media, want er is niks erger voor nabestaanden
dan in de krant moeten lezen dat hun kind gestorven is, bijvoorbeeld. Dus wij beschermen
dat heel sterk.”

9.4. Relatie tussen persverantwoordelijken en gerechtsjournalisten

9.4.1. Positieve kenmerken


1) Hoeveelheid contact
De persverantwoordelijken geven aan dat ze meermaals per dag contacten hebben met de pers.
Dit kunnen zowel vragen zijn over huidige dossiers als vragen naar stand van zaken of
opvolgingsvragen. De geïnterviewden geven aan dat dit resulteert in een nauwe samenwerking
waarbij er belang wordt gehecht aan goede persoonlijke relaties. Meerdere persverantwoordelijken
halen aan dat ze een goede vertrouwensband noodzakelijk achten.

I3: “Als er op het moment niets gebeurt, dan bellen ze voor een stand van zaken in andere
onderzoeken. Dus eigenlijk heb je daar dagelijks zeker contact mee.”

I7: “Men gaat altijd bellen om te vragen hoe en wat. Allee, het nieuws van de dag. Ge krijgt
ook vragen, opvolgingsvragen van: ‘Seg, twee jaar geleden, drie jaar geleden, een half jaar
geleden, is dit… wat is de stand van zaken?’. (…) Als er ergens een ernstiger incident is,
ja, dan krijgt ge soms tien à twintig telefoons op één uur tijd omdat iedereen tegelijkertijd,
zo snel als mogelijk, de info wil. Nog voor ge uw persbericht kunt uitsturen op papier, hangt
iedereen al aan den telefoon dus daar moet ge ook al een beetje mee om kunnen, ja, dan
kan het soms heel druk zijn hé.”

De persverantwoordelijken halen aan dat ze het niet erg vinden om vaak door journalisten
gecontacteerd te worden. Liever te veel, dan één keer te weinig.

56
I11: “Liever dat ze is te veel bellen dan een keer te weinig. Ik heb liever dat ze het proberen
te checken bij ons. Ik kan eigenlijk geen situatie bedenken waarbij dat ik dacht: ‘dat was
niet de bedoeling’. We kunnen wel geïrriteerd zijn omdat we al gezegd hadden dat we
hierover niet gingen communiceren maar nee… Ik vind dat ze het altijd mogen vragen.”

Aangezien de persverantwoordelijken geschreven communicatie vooropstellen, worden ze het


liefst via e-mail gecontacteerd. Sommige journalisten zijn echter niet te bewegen naar de mailbox.

I6: “We hebben geprobeerd om die mailbox echt wel bekend te maken bij iedereen. Dat ze
het allemaal per mail doen, maar je hebt een aantal journalisten die gewoon onmiddellijk
de persmagistraat van de lijn willen, die niet te bewegen naar die mailbox, die doen het
altijd telefonisch. Ja, we proberen dat te vermijden maar een aantal zijn daarin echt
onverbeterlijk.”

2) Goede verstandhouding
De persverantwoordelijken waren grotendeels van mening dat het contact met de
gerechtsjournalisten momenteel vlot verloopt. Er kan gesteld worden dat er vertrouwensbanden
worden gesmeed dankzij frequent contact tussen persverantwoordelijken en gerechtsjournalisten.
Het verloop van de contacten benoemen ze als aangenaam.

I1: “De aangename stijl van de contacten. De beleefde stijl waarmee dat er contact wordt
opgenomen. De duidelijke stijl waarmee contact wordt opgenomen. Ja, duidelijk,
betrouwbaar en erg aangenaam.”

I6: “Met de overgrote meerderheid heb ik echt wel een goede verstandhouding.”

I2: “Dat contact is gewoon heel, heel vlot en een beleefd en vriendelijk, heb ik den indruk.
Allee, dat is gewoon heel professioneel, maar niet afstandelijk. En iedereen, ja, heeft wel
begrip voor onze manier van werken, denk ik, en kan zich daarin vinden. Ik denk ook dat
heel veel journalisten echt wel tevreden zijn, als ik dat mag zeggen over hoe snel en hoe
vlot dat wij communiceren. Dus daardoor is die band wel goed te noemen.”

I11: “De meeste journalisten zijn wel heel beleefd en begripvol als wij zeggen van: ‘Kijk, we
kunnen niet communiceren’ of ‘Het is nog te vroeg’. De meesten snappen dat wel. Ze gaan
dan gewoon op een andere manier hun informatie gaan halen. Maar over het algemeen
zijn de contacten wel vriendelijk en verlopen die wel in een redelijk goede sfeer. Dus over
het algemeen, heel grote problemen hebben we niet, af en toe zijn er wel eens incidenten
natuurlijk maar over het algemeen zijn de journalisten wel begripvol.”

57
De basis van goede verstandhoudingen schrijven de persverantwoordelijken toe aan het belang
van vertrouwen.

I3: “Een relatie tussen journalist en een parket is gebaseerd op vertrouwen. (…) Als je dat
vertrouwen hebt, kan er veel.”

I10: “Door de jaren heen hebben wij ook een vertrouwensrelatie opgebouwd met veel van
die journalisten, omdat zij niet de gevaarlijke zijn of die gewoon maar beginnen en
ondertussen kennen wij ook onze pappenheimers natuurlijk hè.”

Het maken van en zich houden aan afspraken ligt aan de basis van een goede professionele
verstandhouding.

I7: “Het beste is afspraken maken, zelfs in die mate dat ge zegt: ‘Als ge ooit iets wilt
schrijven en ge denkt misschien schaad ik het onderzoek, bel me alsjeblieft even’. Ik ga
niet kunnen zeggen: ‘Ik hou u tegen’. Dat kunnen we niet, die macht hebben we niet. Maar
ik kan wel zeggen: ‘Wacht ermee, ik geef u zelfs nog extra info als ge wacht, en ge krijgt
de primeur’. En dat werkt goed en daar houden ze zich eigenlijk ook wel aan.”

Wanneer er afspraken niet gevolgd worden, hebben sommige persverantwoordelijken een


duidelijke manier om hiermee om te gaan.

I5: “Als ik een quote geef en ze stellen een vervelende vraag, dan durf ik wel gewoon een
keer uit beeld stappen. Of als ze zo voor de twintigste keer dezelfde vraag stellen, waarvan
ik al gezegd heb dat ik er niet op ga antwoorden, dan stap ik gewoon weg, dan stap ik
gewoon uit beeld. Dan kunnen ze dat ook niet meer gebruiken.”

3) Relatie in Vlaanderen
De evaluatie van de huidige relatie tussen pers en parket zijn overwegend positief. Kenmerken als
‘respectvol’, ‘betrouwbaar’ en ‘professioneel’ worden door meerdere persverantwoordelijken
aangehaald.

I5: “Ik denk relatief goed, met een beetje spanning. Maar ik denk in het algemeen dat dat
wel relatief oké is, op een aantal uitwassen na, hè. Maar we moeten niet iedereen over
dezelfde kam scheren. Dus, ik denk als we het in het algemeen bekijken dat wel oké is.”

I3: “Een gezonde interesse in elkaars professionele leven, heel veel vertrouwen en dan
een beetje begrip en geduld. Wij moeten van de pers begrijpen dat het daar heel snel moet
gaan, maar zij moeten ook van ons begrijpen dat we dat tempo niet kunnen volgen. Die
drie dingen, denk ik, zijn een goede mix.”

58
I2: “Bij ons is die relatie goed, denk ik. Die is correct, professioneel, die is direct, dus ik kan
daar eigenlijk niet heel veel slechts over vertellen.”

De persverantwoordelijken zijn zich bewust van de positieve relatie vandaag, maar merken wel op
dat de relatie nog in de kinderschoenen staat en dat er nog werk aan de winkel is om ze helemaal
te optimaliseren.

I6: “Goh, ik vind voor 85% van journalisten zou ik het omschrijven als zeer respectvol,
wederzijds correct en positief. En ja, met een kleine minderheid helaas, iets moeizamer,
maar daar moeten we dan gewoon regelmatig bijsturen om te zorgen dat dat ook op de
juiste manier kan verlopen.”

I1: “Ontluikend, ja, in zijn kinderschoenen, nog veel te leren, ja. Maar dat komt wel goed.”

I8: “Alles kan altijd beter, maar ik denk dat we op dit moment een zeer, ja, werkzame
omgeving, wel langs twee kanten, onze job kunnen doen. Wij kunnen ons een beetje
profileren als Openbaar Ministerie door over de onderzoeken naar de voortgang te
communiceren en ik denk dat zij van ons ook info krijgen om mee aan de slag te gaan en
vaak ook ja, nieuwe dingen krijgen van ons om iets rond te doen, dus ik denk dat dat wel
op dit moment, wel werkt.”

4) Relatie wijziging
Een oplossing voor een betere verstandhouding ziet één persverantwoordelijke in het verwerven
van inzicht in elkaars manier van werken.

I11: “Ik denk dat het al zou helpen als we allebei wat meer inzicht krijgen in hoe dat de
ander werkt. Dus zij die wat meer kennis hebben over ons systeem en hoe een parket
werkt maar ik denk soms ook omgekeerd… Dus dat wij inzicht hebben in hoe een journalist
werkt.”

5) Vertrouwen
Zonder vertrouwen is een goede verstandhouding onmogelijk en daar zijn ook de
persverantwoordelijken zich van bewust.

I3: “Een relatie tussen journalist en een parket is gebaseerd op vertrouwen. Als ik weet dat
ik tegen een journalist off the record van alles kan meegeven, wat dat verklaart waarom
dat ik nu nog niet ga communiceren en hij mij dat ook belooft dat niet te gebruiken. Als je
dat vertrouwen hebt, kan er veel.”

6) Transparantie

59
Een van de oplossingen in het verbeteren van de relatie tussen pers en parket zien de
persverantwoordelijken in het inzetten op transparantie. Het aanwerven van de woordvoerders is
een stap in de goede richting, aldus de persverantwoordelijken.

I11: “Dat gaat echt een proces zijn van jaren om dat aan te passen, vrees ik. En dat kunnen
we alleen maar doen door hetgeen wat we nu stapsgewijs, maar misschien nog te weinig,
aan het doen zijn. Door daar echt heel actief in te zijn. Actief te communiceren op de dingen
die wél goed lopen, te reageren op de foute informatie die circuleert. Maar… Wij worden
daarin gehinderd door bijvoorbeeld het geheim van het onderzoek, het vermoeden van
onschuld. Daar moeten we gewoon rekening mee houden, dat is zo, en dat is ook terecht.
Maar dat is wel een hindernis.”

I3: “Ik denk wel dat het belangrijk is om u te focussen op communicatie vanuit parket. Zowel
perscommunicatie als andere communicatie. Je kunt ook andere dingen meedelen via
sociale media. Projecten die je doet, evenementen waar je op aanwezig zal zijn. Dat hoeft
niet per se arrestaties of meer, allee mega uitgebreidere persberichten te zijn. Maar je moet
gewoon zichtbaar zijn. Je moet ermee bezig zijn, je moet zien dat je niet achterblijft en dat
je niet in uw ivoren toren zit.”

9.4.2. Bronnen van frustratie en spanning


Wanneer er gevraagd wordt naar een eventuele gespannen sfeer, antwoordt het merendeel van
de persverantwoordelijken negatief. Er bestaan consequenties voor journalisten die de afspraken
niet volgen, maar die hebben de persverantwoordelijke nog maar weinig tot niet moeten toepassen.

I3: “Ja, het gebeurt dat ge vloekt op een journalist of dat gezegd denkt van ‘zucht, waarom
moet dat nu zo?’. Maar geen onoverkomelijke dingen tot nu toe of geen journalisten die… Ik
heb het nog niet meegemaakt dat we bijvoorbeeld geen contact meer hebben met een journalist
of hem schrappen. Op zich valt het redelijk goed mee op dit moment, maar er gebeuren altijd
kleine dingen hé. Maar ik zeg het, ge vergeet die zo rap omdat er de volgende dag iets nieuws
is gebeurd en dan hebben we daar terug contact mee. En zo blijft het eigenlijk. Het is pas als
ze echt een grove fout maken, denk ik, dat er ingegrepen wordt.”

I11: “Wij kunnen journalisten op een zwarte lijst zetten maar dat gebeurt héél weinig. Wij
kunnen ook gewoon beslissen, bijvoorbeeld, om minder te communiceren aan een bepaalde
journalist of enkel nog schriftelijk te communiceren en geen quotes meer te geven. Maar over
het algemeen, echt daar consequenties aan verbinden, is voor ons moeilijk. Wij als
overheidsinstantie moeten er ook voor moeten zorgen dat er geen sprake is van censuur of
van de inperking van de vrijheid van meningsuiting, dus dat is niet zo simpel.”

60
Hoewel de overige persverantwoordelijken vrij positief naar de relatie tussen pers en parket kijken,
is er één persverantwoordelijke die meer de gespannen sfeer bevestigt.

I5: “Pushen absoluut, proberen overtuigen pushen en ik heb nu ook al wel heel wat jaren
ervaring, dus ik laat mij daar niet gemakkelijk in doen, omdat ik weet waarom dat ik iets wel
of niet zeg. En dan wordt men boos. En die boosheid wordt ook geuit, ja.”

Knelpunten ziet men vooral in de verschillende belangen van de twee instellingen.

I11: “Over het algemeen: het contact verloopt wel meestal gemoedelijk maar als het er echt
toe doet, kan het er soms wel bits aan toegaan, zeker omdat wij werken op twee snelheden,
omdat wij werken op verschillende snelheden en dat botst dan wel, ja. En er zijn ook al wel
ernstige incidenten geweest. Dus ja, dat gebeurt. Het verloopt vriendelijk maar we zijn wel
altijd heel hard op onze hoede.”

Wantrouwen zorgt voor een gespannen sfeer. Deze kan bijvoorbeeld gecreëerd zijn door eerdere
slechtere ervaringen. De persverantwoordelijken proberen zich hiervan los te koppelen om het
gevaar op censuur te beperken.

I7: “Je moet het persoonlijke aan de kant kunnen schuiven en echt wel kijken naar wat het
belang is voor het parket en wat het belang is voor de samenleving, los van de persoonlijke
issues die je automatisch als woordvoerder gaat hebben.”

I1: “Ik probeer dat van mij af te zetten. Maar er zijn wel bepaalde, zeker één individu, twee
misschien, die ik als minder betrouwbaar acht. Dan ga ik ook meer terughoudend zijn in
mijn communicatie. Off the record werken zeker al niet.”

Ten slotte ontstaan er spanningen of frustraties wanneer gerechtsjournalisten geen of beperkte


kennis hebben over het gerechtelijk jargon of wanneer er onnauwkeurigheden optreden in de
berichtgeving. Dit kan namelijk leiden tot misverstanden en een vertekend beeld van de
werkelijkheid. Parketwoordvoerders waarderen het wanneer journalisten zich voorbereiden of
informatie bij hen verifiëren voordat ze iets publiceren.

I6: “Ja, als je zo merkt dat je alles moet gaan uitleggen van wat is het verschil tussen
opsporingsonderzoek en een gerechtelijk onderzoek. Of die niet weten dat als iemand
aangehouden is, dat er een aanhoudingsmandaat is afgeleverd en dat die binnen een paar
dagen voor de raadkamer komt. Allee, zo die simpele basisdingen, als je dat allemaal als
persmagistraat elke keer opnieuw moet gaan uitleggen, dan ja, is dat wel vermoeiend. Dus
ik zou het wel fijn vinden moesten redacties een soort van spoedcursus voorzien voor dat
soort elementaire dingen eigenlijk.”

61
9.5. Discussie

Dit onderzoek trachtte een antwoord te bieden op de volgende centrale onderzoeksvraag hoe
Vlaamse parketwoordvoerders de relatie met gerechtsjournalisten in Vlaanderen ervaren. Elf
interviewees werden aan de hand van een diepte-interview bevraagd naar hun mening over de
huidige relatie, hun perceptie van gerechtsjournalisten, hun visie op de berichtgeving en mogelijke
verbeterpunten binnen de relatie. De interviews werden naderhand getranscribeerd en aan de hand
van de grounded theory-benadering gecodeerd. In de discussie worden de belangrijkste
bevindingen van de diepte-interviews met de elf persverantwoordelijken gelinkt aan de
literatuurstudie. Daarnaast bespreken we in dit hoofdstuk de beperkingen van het onderzoek en
formuleren we enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek.

OV1: Hoe percipiëren parketwoordvoerders gerechtsjournalisten?

Hoewel het merendeel van de persverantwoordelijken positief naar de verstandhouding kijkt,


ondervinden anderen toch nog uitdagingen. Uit het onderzoek blijkt dat de perceptie van de
persverantwoordelijken afhankelijk is van verschillende factoren gebaseerd op eerdere ervaringen
en persoonlijke standpunten. Het merendeel van de geïnterviewde persverantwoordelijken kijkt
positief naar de gerechtsjournalisten en zien hen als belangrijke informatieverstrekkers voor de
burgers over de rechtspraak en gerechtelijke procedures. De persverantwoordelijken zijn
grotendeels van mening dat het contact met de gerechtsjournalisten momenteel vlot verloopt. Er
kan gesteld worden dat er vertrouwensbanden worden gesmeed dankzij frequent contact tussen
persverantwoordelijken en gerechtsjournalisten. Het verloop van de contacten benoemen ze als
‘aangenaam’. Dit staat in contrast met de bevindingen uit het literatuuronderzoek waarin gesteld
wordt dat het contact tussen beide instellingen moeizaam verloopt (Delbecke, 2015).

Aan de andere kant ondervinden de persverantwoordelijken uitdagingen bij de omgang met


gerechtsjournalisten. Het verschil in belangen, de snelheid waarmee gewerkt wordt, de druk vanuit
redacties en de noodzaak om vertrouwelijke informatie te beschermen kunnen knelpunten
betekenen in de relatie (Deltour, 1996; Luyten, 1998; Voorhoof, 1998). Voor de
parketwoordvoerders primeert namelijk altijd het belang van het geheim van het onderzoek, de
privacy van betrokkenen en het vermoeden van onschuld. Gerechtsjournalisten zijn op zoek naar
snelheid, de scoop en sensatie. Het verschil in de belangen tussen beide partijen kan leiden tot
spanningen en conflicten. Parketwoordvoerders zijn enerzijds verantwoordelijk voor het
verstrekken van informatie vanuit het Openbaar Ministerie en anderzijds zijn gerechtsjournalisten
gericht op het informeren van het publiek met commerciële belangen in het achterhoofd en zijn ze
dus op zoek naar opvallende verhalen en primeurs.

62
OV2 en OV3: Wat vinden parketwoordvoerders goed en minder goed aan de berichtgeving
door gerechtsjournalisten?

De mate van tevredenheid over de huidige artikelen door de persverantwoordelijken is verdeeld.


Enerzijds geven de persverantwoordelijken aan dat de journalisten hen vaak contacteren om
informatie te bevestigen. Anderzijds blijken ze ook nog vaak hun informatie te baseren op minder
betrouwbare bronnen zoals advocaten, die meestal een draai aan het verhaal geven in het belang
van hun cliënt. De persverantwoordelijken vinden het belangrijk dat ze bevraagd worden alvorens
er een artikel wordt gepubliceerd.

De persverantwoordelijken geven aan dat het contact met het overgrote deel van de
gerechtsjournalisten vlot en aangenaam verloopt. Ze spreken van een vertrouwensband en geloven
dat dit kan resulteren in het geven van off the record informatie. Een goede verstandhouding vinden
ze belangrijk om in alle vertrouwen met elkaar te kunnen werken.

Uit de interviews blijkt dat de persverantwoordelijken zich zorgen maken over de sensationaliteit in
de berichtgeving. Het is belangrijk dat journalisten in hun berichtgeving nauwkeurig en objectief
blijven om lopende onderzoeken geen schade aan te brengen. De persverantwoordelijken geven
aan dat ze de druk vanuit de redacties, de concurrentiestrijd en de toenemende drang naar
commercialisering als hoofdredenen hiervoor zien. Deze resultaten komen overeen met Lesaffer
(2004) die stelt dat de media zich laten drijven door drang naar sensatiezucht en commercieel
succes.

In onderzoeken naar de correctheid van informatie halen alle persverantwoordelijken aan dat
gerechtsjournalisten een te beperkte kennis hebben van het juridisch jargon, wat leidt tot
onvolledige, onnauwkeurige of foutieve informatie. Deze resultaten bevestigen de conclusie uit het
literatuuronderzoek dat het ontbreken van een juridische vorming kan leiden tot oppervlakkige of
onjuiste berichtgeving (Delbecke, 2015). Daarnaast zorgt het onzorgvuldig gebruik van juridisch
jargon voor een belabberde kwaliteit van gerechtsverslaggeving en voor verwarring bij mensen
zonder juridische achtergrond (Jacobs, 2001).

Wanneer gerechtsjournalisten het geheim van het onderzoek of het respecteren van de privacy van
betrokkenen niet respecteren, zorgt dit voor frustraties bij persverantwoordelijken en daar kunnen
consequenties zoals een persstop tegenover staan. De persverantwoordelijken geven aan dat het
moeilijk is om een balans te vinden tussen het geheim van het onderzoek en recht op informatie
(Brewaeys et al., 2011). Het geheim van het onderzoek zorgt soms voor frustraties bij journalisten.
De persverantwoordelijken merkten op dat gerechtsjournalisten zullen blijven doorvragen naar
details of andere bronnen contacteren die hen wel informatie kunnen geven. Dit kan echter het
verloop van het onderzoek in gevaar brengen en wordt niet geapprecieerd door de
persverantwoordelijken.

63
Media en journalisten hebben andere belangen dan parketwoordvoerders. De media willen een
groot publiek bereiken, hun kijkers- of lezersaantallen vergroten en stellen commerciële belangen
voorop. Deze belangen staan vaak haaks op de belangen van parketwoordvoerders die willen
focussen op evenwichtige en accurate berichtgeving, zonder afbreuk te doen aan de lopende
onderzoeken of de belangen van individuen. De meerderheid van de persverantwoordelijken geven
aan dat de snelheid waaraan journalisten willen werken onmogelijk te volgen is. Daarnaast is het
belangrijk om de privacy van betrokkenen en het vermoeden van onschuld te respecteren zodat
het recht op een eerlijk proces niet in gedrang komt (Delbecke, 2015). De persverantwoordelijken
waren het er allemaal over eens dat dit vaak niet gerespecteerd wordt door de journalisten en dat
dit zorgt voor frustraties.

Ten slotte is een belangrijke bevinding dat het gebruik van onbetrouwbare bronnen door
gerechtsjournalisten door de persverantwoordelijken ontmoedigd wordt. Om de correctheid van de
artikels te kunnen waarborgen, moeten journalisten beroep doen op betrouwbare bronnen. De
persverantwoordelijken gaven aan dat zij de enige officiële bron zijn en altijd bevraagd moeten
worden. Dat gebeurt vandaag nog te weinig. Journalisten gebruiken graag meerdere bronnen om
hun verhaal te staven. Persverantwoordelijken benadrukken echter dat het gebruiken van bronnen
zoals de politie, advocaten of passanten kan leiden tot onjuiste of gemanipuleerde informatie. Dit
resultaat werd nog niet eerder beschreven in de literatuurstudie.

De parketwoordvoerders zien over het algemeen nog verschillende verbeterpunten in de vorm van
berichtgeving door gerechtsjournalisten. Ze merken op dat er al veel zaken positief veranderd zijn,
maar dat er extra aanpassingen nodig zijn om te kunnen groeien naar een aangename, correcte
en heldere samenwerking in het algemeen.

OV4: Hoe kan de relatie tussen parketwoordvoerders en gerechtsjournalisten verbeterd


worden?

In de laatste onderzoeksvraag van deze masterproef gingen we op zoek naar aanbevelingen om


de relatie tussen beide te versterken.

1. Inzetten op proactieve communicatie

De persverantwoordelijken willen meer inzetten op proactieve communicatie en geven aan dat ze


hier te vaak nog in tekortschieten. Momenteel werkt het merendeel van de Belgische parketten met
persmagistraten die, naast het runnen van hun kabinet, mee verantwoordelijk zijn voor de
perscommunicatie. De persverantwoordelijken geven aan dat het soms niet evident is om beide
taken naar behoren uit te voeren. Met het vooruitzicht op de aanwerving van de
communicatieprofessionals willen ze meer aanwezig zijn op een proactieve manier in de media en
meer naar buiten komen met informatie over interessante dossiers waarin successen worden

64
geboekt. Ze hopen meer in te kunnen spelen op de wensen en verlangens van journalisten, hun
eigen communicatie versterken en meer duiding te geven aan het publiek. Als
persverantwoordelijken zaken actief communiceren en gerechtsjournalisten wetgeving over het
geheim van het onderzoek en privacy altijd volgen, dan kan dit bijdragen aan een beter begrip
tussen beide partijen.

2. Verbreden kennis gerechtelijk jargon

Een van de grootste bronnen van frustraties is de beperkte kennis van gerechtsjournalisten over
het juridisch jargon en de juridische procedures. Om de spanningen en frustraties te verminderen
is het belangrijk dat gerechtsjournalisten zich bijscholen of zich inspannen om een diepgaandere
kennis op te bouwen van het gerechtelijk jargon en de procedures (Delbecke, 2015). De
persverantwoordelijken halen aan dat ze hiervoor op termijn eventueel infoavonden of cursussen
willen organiseren om de gerechtsjournalisten te helpen zich in te werken in justitie.

3. Vertrouwen

Persverantwoordelijken vinden het belangrijk om in te blijven zetten op het versterken van het
vertrouwen tussen pers en parket. Alleen zo kan er op een transparante, correcte en heldere manier
aan communicatie-overdracht worden gedaan. Daarbij draagt het bij aan een constructieve en
effectieve samenwerking. Wanneer er sprake is van een vertrouwensband tussen
persverantwoordelijken en gerechtsjournalisten zijn de parketwoordvoerders eerder geneigd om
(off the record) informatie te delen en vragen te beantwoorden. Open en eerlijke communicatie
dragen bij aan het vermijden van misverstanden of potentiële miscommunicatie. Het moet duidelijk
zijn wat beide partijen van elkaar kunnen verwachten.

4. Kennis over elkaars manier van werken

Er zijn een aantal zaken die geoptimaliseerd kunnen worden zodat ze kunnen bijdragen aan een
verbetering van de huidige relatie. Maar, er zijn een aantal zaken die onmogelijk te veranderen zijn.
Persverantwoordelijken dienen zich te houden aan het geheim van het onderzoek, het vermoeden
van onschuld en het recht op privacy. Dit zorgt ervoor dat ze vaak niet meer kunnen communiceren
dan dat ze al communiceren. De persverantwoordelijken geven aan dat het belangrijk is dat ze
inzicht verkrijgen in elkaars manier van werken om zo beter aan elkaars verwachtingen te kunnen
voldoen. Met het opbouwen van wederzijds begrip kunnen ze elkaars perspectieven en uitdagingen
beter begrijpen en zo groeien naar een professionele en correcte relatie.

65
Relevantie van het onderzoek

Het onderzoek biedt inzicht in hoe de relatie tussen parketwoordvoerders en gerechtsjournalisten


er vandaag uitziet. Door een duidelijk overzicht te brengen van hun perceptie kan er in de toekomst
een beter begrip van de dynamiek tussen beide groepen ontstaan. Het creëren van een vlotte
samenwerking en dynamiek tussen beide instellingen kan helpen bij het verbeteren van de
communicatie, samenwerking en de kwaliteit van berichtgeving binnen het gerechtelijk systeem.

Omdat er een grote onderlinge overeenkomst was tussen de antwoorden van de bevraagde
persverantwoordelijke geeft deze studie een realistisch beeld over de huidige relatie tussen parket
en gerechtsjournalisten in Vlaanderen.

Beperkingen van het onderzoek

Dit onderzoek maakt duidelijk dat de relatie tussen parket en gerechtsjournalisten verschillende
uitdagingen met zich meebrengt, maar, dat de relatie tussen beide partijen tegelijkertijd een
positieve groei aan het doormaken is. Terugkijkend op dit onderzoek zijn er een aantal
kanttekeningen die gemaakt dienen te worden. Aangezien dit een kwalitatief onderzoek is, zijn de
uitspraken niet algemeen generaliseerbaar. Een beperking van dit onderzoek is dat het afhankelijk
is van de interpretatie van de onderzoekster en er daardoor sprake kan zijn van een vertekening
van de resultaten (Mortelmans, 2020). Er werd geprobeerd dit te minimaliseren door herhaalde
lezingen van de data, het opstellen van de codeboom en overleg met de promotor in verband met
het codeerwerk rond interviews. Een derde beperking is dat de afgenomen diepte-interview
momentopnamen zijn. De verkregen antwoorden zijn gebaseerd op de ervaringen uit het verleden.
Het beeld dat de persverantwoordelijken op de relatie met gerechtsjournalisten hebben kan
ondertussen (miniem) gewijzigd zijn. Tot slot waren de persverantwoordelijken zich ervan bewust
dat ze geanonimiseerd geciteerd zouden worden. Toch valt het niet uit te sluiten dat er sociaal
wenselijk geantwoord kan zijn tijdens de diepte-interviews.

Suggesties voor vervolgonderzoeken

In de eerste plaats werd er enkel bij Vlaamse persverantwoordelijken naar hun mening gepeild rond
de relatie met gerechtsjournalisten. Een voorstel tot vervolgonderzoek kan een replica zijn van dit
onderzoek op grotere schaal met betrokkenheid van de Waalse en Brusselse
persverantwoordelijken om een algemeen overzicht te kunnen bieden van de huidige relatie tussen
parket en gerechtsjournalisten.

Ten tweede werden er binnen dit onderzoek enkel persverantwoordelijken bevraagd om de relatie
vanuit hun perceptie toe te lichten. Een vervolgonderzoek zou diezelfde relatie kunnen
onderzoeken vanuit het standpunt van de Vlaamse gerechtsjournalisten. Beide visies zouden dan

66
naast elkaar kunnen worden gelegd om een algemeen begrip te creëren van elkaars verwachtingen
om tot een optimale verstandhouding te komen.

Een laatste suggestie voor verder onderzoek betreft een onderzoek op langere termijn. Het kan
interessant zijn om een groep van persverantwoordelijken herhaaldelijk te interviewen om zo
stabiliteit en verandering in tijd te onderzoeken. Daarnaast kan het interessant zijn om een jaar of
langer na het aanwerven van de extra communicatieverantwoordelijke te kijken of er iets veranderd
is op het terrein, en of de proactieve communicatie vanuit het Openbaar Ministerie nu beter lukt.

67
9.6. Conclusie

De relatie tussen de pers en het Openbaar Ministerie in Vlaanderen wordt gekenmerkt door
samenwerking en wederzijds respect, maar ook door uitdagingen en spanningen. De
persverantwoordelijken geven aan dat het contact vlot verloopt en dat er grotendeels sprake is van
een vertrouwensband. Het ontbreken van basiskennis over het juridisch systeem bij de
gerechtsjournalisten blijkt een van de knelpunten in de relatie te zijn.

De parketwoordvoerders ervaren spanningen vanwege uiteenlopende belangen. Het Openbaar


Ministerie streeft naar correcte, heldere en transparante communicatie maar is vaak beperkt in het
communiceren in het belang van het geheim van het onderzoek en de privacy van betrokkenen.
De communicatie omvat doorgaans praktische en procedurele zaken, zonder hierbij inhoudelijke
gegevens te verstrekken. Wanneer er sprake is van een vertrouwensband tussen de
persverantwoordelijke en de gerechtsjournalist, kan er eventueel off the record informatie gegeven
worden om meer duiding te geven. Dit gebeurt enkel wanneer er sprake is van een hoger doel.
Bijvoorbeeld in het belang van de verdachte om het vermoeden van onschuld te verdedigen. De
gerechtsjournalisten daarentegen streven ernaar om snel en uitgebreid informatie te verstrekken,
vaak met commerciële belangen en het vergroten van het lezerspubliek in gedachten. Het verschil
in snelheid en de beperkte mogelijkheid van informatieverstrekking zorgt voor frustraties langs
beide zijden.

De persmagistraten erkennen het soms negatieve beeld van justitie en wijzen daarbij naar het
gebrek aan communicatie in het verleden als een mogelijke oorzaak. De persverantwoordelijken
gaven als voornaamste reden om als persmagistraat aan de slag te gaan dat ze de transparantie
van justitie wilden verbeteren. Om in te spelen op de groeiende vraag naar communicatie zal het
Openbaar Ministerie veertien woordvoerders aanwerven. De persverantwoordelijken geven aan dat
ze verwachten dat dit een positieve evolutie zal teweegbrengen in de relatie tussen pers en parket.
Ook de media spelen een rol in de soms negatieve perceptie van justitie bij de burger. De
persverantwoordelijken benoemen hierbij het verkeerdelijk gebruiken van vakjargon, sensationele
berichtgeving, het uitvergroten van incidenten en het gebruik van onbetrouwbare bronnen.
Daarnaast zorgt de concurrentiestrijd tussen de verschillende media en de neiging van populaire
nieuwsmedia tot gekleurde en sensationele berichtgeving voor frustraties en spanningen.

Hoewel de werkwijze van beide instellingen verschillend is, merken de persverantwoordelijken een
positieve evolutie in de relatie tussen pers en parket op. Ze benoemen de huidige relatie als
‘aangenaam’. Ze stellen vast dat de relatie voor verbetering vatbaar is, maar dat er momenteel ook
al heel veel aan gedaan wordt. Ze vatten de huidige relatie vast als: ‘relatief goed, maar met een
beetje spanning’. De persverantwoordelijken zien de grootste opportuniteiten in inzicht in en begrip
voor elkaars manier van werken, een verbetering van de kennis over het juridisch systeem bij
gerechtsjournalisten, en een proactieve communicatieaanpak vanuit het Openbaar Ministerie.

68
10. Literatuurlijst
Bevernage, C. (Ed.) (2007). De gespleten tong van justitie en gerecht. In P. F. Anthonissen, Versta
me niet verkeerd (pp. 119-136). Lannoo.

Bourry, H., Cottyn, V., & Haeren, M. (Ed.) (2007). Pers en privacy. In G. Vermeulen, Privacy en
strafrecht: nieuwe en grensoverschrijdende verkenningen (pp. 273-334). Maklu Uitgevers.

Brewaeys, E., Voets, F., & Voorhoof, D. (2011). Wetboek media en journalistiek. Kluwer.

Clerix, K. (2011). Binnengluren bij de vierde macht [pers]. Orde van de dag, 61-71.

Cool, I., & De Lembre, K. (2016). Media onder de loep: analyse van de Belgische massamedia.
Acco.

De Cock, R. (2007). Trieste vedetten? Assisenverslaggeving in Vlaamse kranten; Sad stars? Court
reporting of murder cases in Flemish newspapers [doctoraat]. KU Leuven.

De Corte, R. (Ed.) (2011). Perceptie van de werking van het gerecht & media. In G. De Geval, Ius
& actores (pp. 79-112). Larcier.

Delbecke, B. (Ed.) (2015). Justitie en pers. Voor altijd les frères ennemis? In M. De Koster, D.
Heirbaut, & X. Rousseaux, Tweehonderd jaar justitie. Historische encyclopedie van de
Belgische justitie / Deux siècles de justice. Encyclopédie historique de la justice belge (pp.
454-476). Die Keure.

Deltour, P. (1996). Man bijt hond. Over pers, politiek en gerecht. Icarus.

Deltour, P. (2001). Media, gerecht en (on)veiligheid: hoe rechtvaardig is de pers? De orde van de
dag, 9-22.

D'Hooghe, D. (1994). Het proces van de pers over het proces. Rechtskundig weekblad, 937-941.

Gombeer, T. (2012). Gerechtsverslaggeving tijdens het vooronderzoek in strafzaken: een juridische


analyse van inmengingen in de expressie- en informatievrijheid. [doctoraatsproef].
Universiteit Gent.

Greer, C., & McLaughlin, E. (2010). ‘Trial by media’: Policing, the 24-7 news mediasphere and the
‘politics of outrage’. Theoretical Criminology, 23-46.

Hoge Raad voor de Justitie. (2004). Justitiebarometer 2002. Hoge Raad voor de Justitie.

69
Hoge Raad voor de Justitie. (2007). Justitiebarometer 2007. Hoge Raad voor de Justitie.

Hoge Raad voor de Justitie. (2010). Justitiebarometer 2010. Hoge Raad voor de Justitie.

Hoge Raad voor de Justitie. (2015). Justitiebarometer 2014. Hoge Raad voor de Justitie.

Jacobs, T. (2001). Zes tegen-stellingen voor pers en justitie. De orde van de dag, 23-30.

JVT. (2015, februari 25). Lange procedures bij justitie blijven probleem. Opgehaald van De
Standaard: https://www.standaard.be/cnt/dmf20150225_01548269#

Koetsenruijter, W., & Van Hout, T. (2018). Methoden voor journalism studies. BOOM.

Lamon, H. (2016). De illusie van de juridische waarheid: essay over (ge)recht, media en burger.
Intersentia.

Lesaffer, R. (Ed.) (2004). De justitie en de media. In D. Heirbaut, X. Rousseaux, & K. Velle, Politieke
en sociale geschiedenis van justitie in België van 1830 tot heden (pp. 357-369). Die Keure.

Luyten, A. (1998). Pers, politie en justitie; een haat-liefde verhouding. VUBpress.

Masschelin, J. (2001). Gerechtsverslaggeving - gezond verstand helpt altijd. Orde van de dag, 63-
66.

Mortelmans, D. (2020). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Acco.

Openbaar Ministerie. (2023, April 04). College van procureurs-generaal. Opgehaald van Openbaar
Ministerie: https://www.om-mp.be/nl/colleges-parquet-federal/college-van-procureurs-
generaal

Openbaar Ministerie. (z.d.). Over het OM. Opgehaald van www.om-mp.be: https://www.om-
mp.be/nl/over-om

Raad voor de Journalistiek. (z.d.). Journalistieke code. Opgehaald van www.rvdj.be:


https://www.rvdj.be/pagina/journalistieke-code

Snelders, N. (2018). Quo vadis Persmagistraat? Communicatie van justitie naar de buitenwereld,
naar de pers en naar het publiek: problemen en tekortkomingen. Rechtspraak Antwerpen
Brussel Gent (RABG), 663-669.

70
Steundienst Openbaar Ministerie. (z.d.). Lijst persmagistraten en persmedewerkers.

Van Gerven, D. (2012). Hoe kan de pers het vermoeden van onschuld eerbieden? De juristenkrant,
12-13.

Verstraeten, R. (Ed.) (2009). Recht en mediatisering. In L. Bouteligier, & T. Dekeersmaeker, Over


mediatisering van justitie (pp. 1-16). Intersentia.

Voets, F. (2001). Gewijzigde mediacontext stopt oude vragen in nieuw kleedje. Orde van de dag,
31-34.

Voorhoof, D. (1998). De relatie tussen media en justitie. Koning Boudewijnstichting.

Voorhoof, D. (2020). "Trial by media" en persvrijheid: fundamentele rechten zijn geen knuppel.
Juristenkrant, 12.

Voorhoof, D., & Valcke, P. (2015). Handboek mediarecht. Larcier.

Wauters, K. (Ed.) (2010). Op welk nieuws heeft het publiek recht? De relatie tussen de derde en
de vierde macht. In S. Lust, & P. Luypaers, Recht en media in een democratische
rechtsstaat. Wie bewaakt de waakhond? (pp. 1-11). Die Keure.

71
11. Bijlagen

11.1. Inleiding interview


Vandaag gaan we in gesprek over de relatie tussen parketwoordvoerders en gerechtsjournalisten.
Ik ben een masterstudente Journalistiek aan de KU Leuven en in dit onderzoek breng ik in kaart
hoe de relatie tussen parketwoordvoerders en gerechtsjournalisten zich momenteel standhoudt.
Voor dit onderzoek is uw mening heel belangrijk.

Bij het gesprek dat volgt, is geen enkel antwoord goed of fout. Ik ga u dus niet beoordelen op uw
antwoorden. Zeg wat in u opkomt en neem zoveel tijd als dat u wilt om over een vraag na te denken
en om een vraag te beantwoorden. Ik ben geïnteresseerd in zowel positieve als negatieve
percepties. U mag steeds aangeven als u een vraag niet wenst te beantwoorden of als u het
interview wenst stop te zetten.

Ik herhaal ook nog even dat dit interview opgenomen zal worden. Deze opname zal enkel gebruikt
worden ter verwerking van de antwoorden en voor dit onderzoek. Wanneer ik binnen mijn
onderzoek fragmenten uit dit onderzoek vermeld, dan zal ik hierbij uw naam nooit vermelden.

Tot slot wil ik nog graag benadrukken dat u ook steeds mag vragen om even een pauze te nemen
of om een beetje extra tijd om over de vraag na te kunnen denken.

72
11.2. Gespreksgids

I. Situering
1. Wat is uw exacte functie?
2. Hoe zou u uw job als persverantwoordelijke omschrijven?
3. Hoe lang bent u al in deze functie actief?
o Waarom bent u persverantwoordelijke/ persmagistraat geworden?
o Waarom hebben ze u precies voor deze functie gevraagd, denkt u?
4. Wat zijn de noodzakelijke skills van een goede persverantwoordelijke van het parket volgens
u?
o Wat verwacht u van een gerechtsjournalist?
5. Hoe verloopt uw werkdag als persverantwoordelijke?
o Wat zijn uw belangrijkste dagtaken als persmagistraat/ woordvoerder?
6. Wat voor opleiding volgde u om persmagistraat te worden?
o Hoe verliep uw opleiding tot persmagistraat?
o Wat verliep goed?
o Wat verliep minder goed?
7. Bent u de enige verantwoordelijke als perscontact in uw parket, of zijn er meerdere mensen
hiervoor verantwoordelijk?
o Als er meerdere mensen zijn, is er dan een beurtrol?
• Hoe werkt deze beurtrol?
8. Via welke media informeert u zichzelf?
o Waarom kiest u voor deze media?
o Via welk middel informeert u zich het vaakst?
• Waarom kiest u voor dit middel?
9. Heeft u er zelf ooit aan gedacht om te gaan werken als justitie-expert voor nieuwsmedia?
o Zou u het overwegen bij een vraag vanuit die richting?

II. Representatie van justitie in de media


1. Wat vindt u van de stukken of de inhoudelijke nieuwsberichten zelf als het gaat om duiding over
justitie en strafmaat? Kan u hier iets over zeggen?
o Wat is een goed nieuwsitem/ artikel over justitie en strafmaat volgens u?
o Wat zijn voor u de voorwaarden voor een goed journalistiek item/ artikel over justitie?
2. Wat vindt u goed aan de berichtgeving door gerechtsjournalisten?
o Waarom vindt u dit goed?
3. Wat vindt u niet goed aan de berichtgeving door gerechtsjournalisten?
o Waarom vindt u dit niet goed?
4. Tone of voice van de berichtgeving: vindt u dat de berichtgeving van eerder positief, neutraal
of negatief is?
o Vindt u dat terecht?

73
o Hoe gaat u met zulke berichtgeving om?
5. Wat vindt u van documentaires die over justitie gemaakt worden?
o Wat vindt u van het programma De Rechtbank?
o En van het programma Het Parket?
• Heeft uw parket zelf al een aanvraag gekregen om mee te werken aan dit programma?
• Waarom heeft u dit wel gedaan? OF: waarom heeft u dit niet gedaan?
o Kijkt u zelf naar dit soort programma’s?
• Waarom kijkt u daar wel naar? OF: waarom kijkt u hier niet naar?
6. Hoe kijken mensen van buitenaf naar uw job?
o Komt dit overeen met wat uw taak als persmagistraat inhoudt?
o Uw familieleden, kijken die er anders naar toe dan de algemene buitenwereld?
o Weten uw familieleden en familie wat uw taak als persmagistraat inhoudt?
o Kijken ze hier eerder positief of eerder negatief naar?

III. De media
1. Hoe vaak komt u in contact met journalisten? Is dit meerdere keren per dag, dagelijks?
o Is dit mogelijk samen te vatten in x aantal uren per dag?
2. Langs welke weg komen journalisten bij u terecht?
o Merkt u hierin een verschil tegenover vroeger?
o Nemen journalisten de laatste jaren vaker contact met u op?
o Is het altijd nodig dat journalisten contact met u opnemen?
• Kan u voorbeelden geven waarbij journalisten contact met u opnamen, terwijl het
eigenlijk niet gepast/ nodig was?
• Kan u een voorbeeld aanhalen waarbij journalisten geen contact met u opgenomen
hebben, terwijl ze dit beter wel hadden gedaan?
3. Wat vind je dat er goed loopt qua contacten met journalisten? Wat verloopt er minder?
o Hoe zou dit contact kunnen verbeteren?
4. Heeft u voorbeelden – recent of langer geleden – dingen die u zijn bijgebleven waar u van vond
dat het heel goed verlopen was?
o Voorbeelden waar het totaal mis is gegaan en waarom het toen volledig mis is gegaan?
5. Kan je voorbeelden geven van minder goede ervaringen die je hebt gehad met journalisten?
o Kan je ook voorbeelden geven van goede ervaringen, van goede journalisten?
• Hoe pakken zij het anders aan volgens jou?
6. Hoe pakt u de communicatie met journalisten aan?
o Hoe zorgt u ervoor dat de zaken die u helder mee wil geven, dat die er zo ook effectief
uitkomen?
o Hoe hou je zaken die je eigenlijk niet wil vrijgeven binnenskamers?
7. Met het samengaan van de verschillende mediabedrijven, kunnen bijvoorbeeld televisiequotes
ook voor radio en krant gebruikt worden.
o Wat vindt u van deze evolutie?

74
o Is er een verschil tussen journalisten van de verschillende mediums (televisie, radio,
krant)?
o En journalisten van populaire media en kwalitatieve media?
8. Welke strategieën hanteert u om gerechtelijke of opsporingsonderzoeken zo correct mogelijk
in de media te laten verschijnen?
o Bent u al van strategieën moeten veranderen?
• Zo ja, waarom?
o Wat is de gehanteerde werkwijze bij nieuwe ontwikkelingen?
• Waarom maken jullie gebruik van deze werkwijze?
9. De media zou justitie te vaak in een negatief daglicht stellen. Negatieve aspecten worden
overbelicht terwijl positieve zaken onderbelicht blijven. Gaat u akkoord met deze stelling?
Waarom wel/ niet?
10. Wanneer is een feit persbericht-waardig?
o Hoe bepaalt u wanneer u proactief contact opneemt met journalisten?
o Belt u vaker journalisten op, of zitten journalisten eerder bij u?
o Vanuit welke houding wordt er vanuit uw parket gecommuniceerd met de journalisten?
11. Vanuit welke houding wordt er vanuit uw parket gecommuniceerd met de journalisten?
o Werken jullie actief of reactief naar journalisten toe?
12. Hoe vaak wordt het parket vermeld in de media? Is er sprake van een toename of afname van
het aantal berichten over het parket in de loop der jaren?
13. Welke stappen onderneemt u voor u een interview geeft?
o Bereid u interviews voor?
• Op welke manier bereidt u deze voor?
• Verschilt u voorbereiding per medium (televisie, krant, radio?)
• Waarom bereid u het voor?
o Krijgt u soms instructies/ aandachtspunten van collega’s/ hogeren binnen het parket over
bepaalde cases en de communicatie hierrond?
o Hebben parketwoordvoerders onderling contact en geven ze advies aan elkaar of
verbeterpunten?
14. Waarom wordt er geschreven over justitie?
o Leest u zelf alles wat er over de verschillende parketten geschreven worden?

IV. Relatie met de media


1. Er wordt vaak gezegd dat er een gespannen sfeer is tussen de woordvoerders enerzijds en
langs de andere zijde de nieuwsmedia; hoe zou u de relatie zelf omschrijven?
o Merkt u zelf soms zaken waarbij een gespannen sfeer duidelijk wordt?
o Hoe zou je de relatie tussen journalisten en woordvoerder nog kunnen verbeteren, om de
spanningen tussen beide partijen wat te verminderen?
o Is het op korte termijn mogelijk om de relatie te verbeteren?
2. Algemeen: hoe zou u de relatie tussen justitie en de pers in Vlaanderen omschrijven?

75
o Persoonlijk: hoe definieert u uw relatie met de media?
o Wat is uw ideaalbeeld van de relatie tussen pers en gerecht?
o Bij een moeilijke relatie: welke elementen liggen volgens u aan de basis van de moeilijke
relatie tussen justitie en de media?
3. In welke mate is de relatie tussen justitie en pers in de loop van uw carrière gewijzigd (als deze
gewijzigd is)?
4. Op welke manier worden het parket gerapporteerd in de media? Worden de feiten correct
weergegeven of worden er misleidende of onnauwkeurige informatie verstrekt?
5. Vindt u een persoonlijke professionele relatie met journalisten belangrijk?
o Zo ja, waarnaar zou een goede relatie kunnen leiden?
o Zal u sneller off the recordinformatie geven aan journalisten waarmee u bekend bent?
6. Is er een verschil in relatie tussen kwaliteitskranten en populaire media?
7. Is er een verschil in houding tegenover kwaliteitskranten en populaire media?
8. Merkt u een verschil in uw aanpak tegenover journalisten van geschreven media en
audiovisuele media?
9. Recente ontwikkelingen in verslaggeving: sociale media, burgerjournalistiek, online
verslaggeving; ... Welke invloed op die relatie op de relatie tussen beide partijen?
o Wat is uw toekomstvisie hierop?
10. In berichtgeving is het belang van jargon groot. Hecht u hier veel waarde aan?
o Wijst u journalisten op hun fouten?
o Hoe kunnen journalisten hier minder fouten op maken?
11. Merkt u een verschil in de informatie die u geeft aan journalisten die u professioneel kent versus
journalisten die u sporadisch hoort?
o In hoeverre geeft u ook informatie off the record aan journalisten die u minder frequent
hoort?
12. Kan u uw visie op de relatie tussen parketwoordvoerders en gerechtsjournalisten in Vlaanderen
samenvatten in één zin?

V. Publicatie
1. Wat doet u voor iets gepubliceerd wordt?
o Vraagt u om het na te kunnen kijken om te checken of er fouten in staan?
o Waarom doet u dit wel?
o Waarom doet u dit niet?
2. Leest u de gepubliceerde communicatie na?
o Vraagt u, indien nodig, om een rectificatie?
o Als je het niet doet, waarom dan niet?
o Zo ja, waarom doet u dit?

76
11.3. Informed consent
Geïnformeerde toestemming

Titel van het onderzoek: Hoe ervaren Vlaamse parketwoordvoerders de relatie met
gerechtsjournalisten in Vlaanderen?

Naam + contactgegevens promotor en onderzoeker(s):


ellen.durie@student.kuleuven.be
Prof. dr. Rozane De Cock, rozane.decock@kuleuven.be

Doel en methodologie van het onderzoek:


Dit onderzoek zoomt in op de werkrelatie tussen pers en parketwoordvoerders.
Diepte-interviews

Duur van het onderzoek:


Een uur tot anderhalf uur
Ø Ik begrijp wat van mij verwacht wordt tijdens dit onderzoek.

Ø Ik weet dat ik zal deelnemen aan volgende type onderzoek:


Een diepte-interview

Ø Ikzelf of anderen kunnen baat bij dit onderzoek hebben op volgende wijze:
Het onderzoek zal leiden tot een meer kennis en inzichten die goed kunnen zijn voor de
samenleving.

Ø Ik weet dat er geen beloning of compensatie gekoppeld is aan mijn deelname aan het
onderzoek:

Ø Ik begrijp dat ik vrijwillig deelneem aan het onderzoek. Ik heb het recht om mijn deelname op
elk moment stop te zetten. Ik hoef daarvoor geen reden te geven. Er is geen enkel negatief
gevolg wanneer je niet langer wil deelnemen aan het onderzoek. Ik kan ook altijd vragen om
mijn gegevens (zie informatiebrief) niet meer te verwerken of om ze te wissen.

Ø De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden voor een wetenschappelijk doelen
mogen gepubliceerd worden. Mijn naam wordt daarbij niet gepubliceerd. We houden in elke
stap van dit onderzoek rekening met anonimiteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens.

Ø Als ik op de hoogte wil blijven van de resultaten van dit onderzoek, mag de onderzoeker me
contacteren via het volgende e-mailadres:

77
Ø Voor vragen of voor de uitoefening van mijn rechten weet ik dat ik na mijn deelname terecht
kan bij prof. dr. Rozane De Cock: Rozane.DeCock@kuleuven.be, +32 16 32 30 14.
Meer informatie met betrekking tot privacy in onderzoek kan ik terugvinden op
www.kuleuven.be/privacy.

Ø Ik weet dat ik bij de volgende persoon terecht kan als ik na het onderzoek ongemakken of
moeilijkheden ervaar door de thema’s die in het onderzoek aan bod kwamen: prof. dr. Rozane
De Cock: Rozane.DeCock@kuleuven.be, +32 16 32 30 14.

Ik heb bovenstaande informatie gelezen en begrepen en heb antwoord gekregen op al mijn


vragen over deze studie. Ik stem in om deel te nemen.

Datum:
Naam en handtekening proefpersoon Naam en handtekening onderzoeker

78
11.4. Codeboom

1) Berichtgeving

Bronnen
Correctheid artikel
Formulering boodschap
Gerechtelijk jargon
Helder boodschap overbrengen
Tone of voice
Inhoud nieuwsberichten
Knip en plakwerk
Nieuwswaarde
Sensationaliteit
Tone off voice
Bereidheid communiceren Berichtgeving
Bevoegdheid communiceren
Continue vraag naar communicatie
Eerste communicatie
Geheim van het onderzoek
Communicatieverloop voor
Mogelijkheid communiceren
opzet berichtgeving
Off the record informatie
Opdringerigheid
Proactief communiceren
Rectificatie
Voorbeeld geen contact

2) Perceptie

Ideaalbeeld
Skills gerechtsjournalist
Verwachte skills persverantwoordelijke Perceptie van woordvoerder
Verwachtingen van een goede journalist
Vragen van journalisten
Alles is de schuld van justitie Perceptie
Perceptie van journalist
Justitie positief in de kijker brengen
Documentaire
Interesse in justitie
Perceptie van burger
Kennis van burgers
Onbekendheid

79
3) Werking

Aanwerving woordvoerders
Intrinsieke motivatie
Voorafgaand
Opleiding
Studie persverantwoordelijke
Collega persmagistraat
Instructies
Jobomschrijving persverantwoordelijke
Justitie-expert nieuwsmedia Inhoudelijke Pers-
Leren uit ervaring takenpakket verantwoordelijke
Taakomschrijving woordvoerder parket
Verloop werkdag
Visie op job
Voorbereiding interview
Persagentschap Belga
Communicatiemiddelen
Communicatie
Communicatievormen Werking
Geschreven communicatie
Kerntaak justitie
Navraag bij justitie
Parket en persavonden Werking communicatie
Parket versus politie
Verschillende doelen
Combineren van interviews
Commercieel oogpunt
Concurrentiestrijd
Druk vanuit media
Druk vanuit redacties Werking media
Journalisten waren eerst
Nabestaanden/ slachtoffers
Verschil in media
Verschil Wallonië en Nederland

80
4) Relatie tussen woordvoerders en gerechtsjournalisten

Basis van een goede relatie


Belonen naar goed gedrag/ samenwerking
Bereikbaarheid
Concurrentiestrijd
Goede verstandhouding
Hoeveelheid contact
Houden aan afspraken
Ideaalbeeld Positieve kenmerken
Persoonlijke relatie met media
Positieve feedback
Relatie in Vlaanderen: pers en media Relatie tussen
Relatiewijziging woordvoerders en
Transparantie gerechtsjournalisten
Verloop contact
Vertrouwen
Consequenties bij problemen
Foute relatie
Gespannen sfeer
Journalisten: uitzonderingen Bronnen van
Redenen gespannen sfeer frustratie of spanning
Relatiewijziging
Snelheid vragen beantwoorden
Wantrouwen

81

You might also like