Professional Documents
Culture Documents
(Download PDF) Marketing and Managing Tourism Destinations Alastair M Morrison Online Ebook All Chapter PDF
(Download PDF) Marketing and Managing Tourism Destinations Alastair M Morrison Online Ebook All Chapter PDF
https://textbookfull.com/product/managing-asian-destinations-
ying-wang/
https://textbookfull.com/product/tourism-management-marketing-
and-development-performance-strategies-and-sustainability-1st-
edition-marcello-m-mariani/
https://textbookfull.com/product/wine-tourism-destination-
management-and-marketing-theory-and-cases-marianna-sigala/
https://textbookfull.com/product/tourism-marketing-a-strategic-
approach-1st-edition-nilanjan-ray/
Marketing in Food Hospitality Tourism and Food 2nd
Edition Richard Tresidde
https://textbookfull.com/product/marketing-in-food-hospitality-
tourism-and-food-2nd-edition-richard-tresidde/
https://textbookfull.com/product/post-pandemic-sustainable-
tourism-management-the-new-reality-of-managing-ethical-and-
responsible-tourism-1st-edition-koscak/
https://textbookfull.com/product/managing-quality-of-life-in-
tourism-and-hospitality-1st-edition-muzaffer-uysal/
https://textbookfull.com/product/cross-cultural-aspects-of-
tourism-and-hospitality-a-services-marketing-and-management-
perspective-erdogan-koc/
https://textbookfull.com/product/study-abroad-pedagogy-dark-
tourism-and-historical-reenactment-in-the-footsteps-of-jack-the-
ripper-and-his-victims-kevin-a-morrison/
MARKETING AND
MANAGING TOURISM
DESTINATIONS
Marketing and Managing Tourism Destinations is a comprehensive
and integrated introductory textbook covering both destination
marketing and management in one volume. It focuses on how
destination management is planned, implemented and evaluated as
well as the management and operations of destination management
organizations (DMOs), how they conduct business, major
opportunities, and challenges and issues they face to compete for
the global leisure and business travel markets. This second edition
has been updated to include:
MARKETING
AND MANAGING
TOURISM
DESTINATIONS
ALASTAIR M. MORRISON
Second edition published 2019
by Routledge
2 Park Square, Milton Park, Abingdon, Oxon OX14 4RN
and by Routledge
52 Vanderbilt Avenue, New York, NY 10017
Routledge is an imprint of the Taylor & Francis Group, an informa business
© 2019 Alastair M. Morrison
The right of Alastair M. Morrison to be identified as author of this work has been
asserted by him in accordance with sections 77 and 78 of the Copyright, Designs
and Patents Act 1988.
All rights reserved. No part of this book may be reprinted or reproduced or utilised
in any form or by any electronic, mechanical, or other means, now known or
hereafter invented, including photocopying and recording, or in any information
storage or retrieval system, without permission in writing from the publishers.
Trademark notice: Product or corporate names may be trademarks or registered
trademarks, and are used only for identification and explanation without intent to
infringe.
First edition published by Routledge 2013
British Library Cataloguing-in-Publication Data
A catalogue record for this book is available from the British Library
Library of Congress Cataloging-in-Publication Data
Names: Morrison, Alastair M., author.
Title: Marketing and managing tourism destinations / Alastair M. Morrison.
Description: Second edition. | New York : Routledge, 2019. | “First edition
published by Routledge 2013”–T.p. verso. | Includes bibliographical references
and index.
Identifiers: LCCN 2018015030 (print) | LCCN 2018016949 (ebook) | ISBN
9781315178929 (Master ebook) | ISBN 9781351714815 (Web PDF) | ISBN
9781351714808 (ePUB) | ISBN 9781351714792 (Mobipocket) | ISBN
9781138897281 (Hardback : alk. paper) | ISBN 9781138897298 (Paperback :
alk. paper) | ISBN 9781315178929 (Ebook)
Subjects: LCSH: Tourism–Marketing. | Tourism–Management.
Classification: LCC G155.A1 (ebook) | LCC G155.A1 M665 2019 (print) | DDC
910.68/8–dc23LC record available at https://lccn.loc.gov/2018015030
List of figures
Preface
Acknowledgements
10 Destination branding
11 Destination integrated marketing communications
12 Digital marketing and ICTs
Index
Figures
Want aa’s je je aige geef, bi je’m puur kwait.… Sai wàs f’soenlik, se
most ’t blaiwe. [45]
[Inhoud]
DERDE HOOFDSTUK.
Om tien uur ’s morgens stond ouë Gerrit voor het hek van jonkheer
van Ouwenaar’s buitenplaats. Op het jachtterrein en bosch was
houtveiling voor tuinders van Wiereland en omstreken. Door de
lanen van het bosch, even voorbij het groote kasteelig-leelijk
woongebouw der adellijke familie, liepen, alleen of bij troepjes, de
sjofele tuinders, leuk-ironisch elkaar belollend, dat ze zóó maar,
vrijelijk op de binnenplaats, den tuin van het groote buiten, mochten
kuieren, heen en weer, waar ze wilden, als vrienden van den
hooghartigen jonkheer. ’n Paar bejammerden ’t, in luid naar-elkaar-
toegeschreeuw, dat de jonker, ze op zoo’n guren winterdag
„genooid” had. Ironie van kerels, die even hun ellende voelden,.…
dat ze nu als kóópers, de slijkige winterpaden nog vuiler mochten
bemorsen, met hun beklodderde klompen, maar zomer’s, als in
dàtzelfde bosch, in die lanen, alles wasemde van gouddamp, drééf
in zonnegloed, zij te eerbiedigen hadden, stugge bordjes met
strafwetsartikel zóóveel, dàn die zondampende heerlijkheid
verboden toegang bleef. Ze krieuwden en klomp-klepperden
tusschen het kreupelhout, de donkere tuindersstoetjes, als
hongerdieren, zoekend naar aas. Eén donkere stoet, bij groepjes,
lijven op klompen, in grauwen winterdag, één droeve, troosteloos
dolende massa, met nu en dan galgen-humor-uitroepen van kerels,
die elkaar voorbijschoten in scheemrig kreupel- en hakhout, elkaar
wat dollend toeriepen. Met handen in de zakken liepen ze te
huiveren, pijpsmakkend of pruimend. ’t Gewas stond bij groepen
genummerd te koop, met ’n rij ontvelde streepschors, aangevend
hoever elk nommer ging. [46]Telkens doolden van elkaar en
donkerden weer bij één de kruipende, bukkende tuinders achter
hoog kreupel door, op geul’rigen bultgrond, nauw-wringend hun
lijven door eng gestrengel van takkronkels, die verwilderd zwaar
uitschoten tusschen jong geboomte. Soms, achter elkaar gekromd,
zich door het kreupel wringend, suisden er, in giftig weggespan van
gestrengeld gewas, terugzwiepingen van knoest-takken, onder
pijnschreeuw van nà-duikende kerels, die ’t zwiephout tegen hun
kleum-paarse gezichten aangestriemd kregen. Voor dat de veiling
begon wilden ze de nummers zien, kijken wat hun het beste geschikt
leek.
Hassel liep met Taffer, armen tuinder, die niet koopen mocht, omdat
ie éénmaal op grondgebied van den jachtheer gesnapt was als
strooper; nooit meer hout voor z’n bedrijf krijgen kon. Maar toch was
ie eens gaan kijken. Naast hem strompelde manke Karner, vroeger
speciaal-teelder van erwten en boonen, maar die nog veertig gulden
houtschuld had van twee jaar, en niets meer bijkrijgen kon. Hij had
wel gejammerd en gehuilebalkt, bij den notaris, over z’n gemeen
jaar, z’n vernielden oogst, door wild, konijnen, ongedierte, muizen,
winden en plasregens, z’n beroerd brok grond met derrie verpest, en
dat ze allemaal wisten, dat ie niet zoop,—’t hielp niets. De notaris
kon geen krediet meer geven, want bij den jonkheer moest hij er
voor instaan nee, de notaris kòn, mocht niet langer. Als de jonkheer
van hem geld opeischte moest hij klaarstaan, al had ie van géén
tuinder ’n cent binnen. Dat had Karner moeten weten, en dat ze’m
zelf zoo vaak beet namen, ’m lieten zitten met ’t hout, of met
ànderen scharrelden als hij ze pas gekrediteerd had. Ja, als ie ’n
paar borgen had kunnen meebrengen dan ging ’t. En nou
strompelde en morde Karner rond, hopend iemand te ontmoeten, die
borg voor ’m zijn wou. Eerst dacht ie aan Hassel, maar die had ’m
kort en nijdig geweigerd. Bij ’n hoek van ’n laan, op ’n duinbult zag ie
den notaris en z’n bode al.… Jonge, jonge benauwde ’t in ’m, nou
wordt ’t puur tait.… hij mos d’r een vinde!
—’t Is hier niks op hede, zuchtte ie naar Karner en Hassel toe, die
opgedrongen stonden achter ruggen van kijkers, en knorrige kerels,
die zwaar stampten van kou, en duivelsch nijdig elkaar vroegen of
meneer de notaris nog niet inzetten, liet.…
—Wa geklieter, barstte éen lachend midden uit.… ’t sit t’im nie in de
breete, ’t sit t’im nie in de lengte.… moar ’t sit t’im in de ronte.…
doar!.…
—Nou, d’r wort moar heul wà’ beskoue’.… mit sukke vailinge.…
daa’s main weust!.… bracht deftig ouë Gerrit ertusschen, zoo maar
om ook wat kwijt te wezen.
—Wâ roomsche ras! barstte nijdig Barend uit, aige skult?.. gekruist
tuig! hep de netaris sain nie in hande, mi losse veurskietertjes? Hep
dokter Troost sain nie t’met drie joar mi ’n rekening achter se gat
sete?.… en hep ie kenne dokke?.… Hep ie nie ’n hiepeteek op sain
stukkie grond gànnift.… dat-tie nou.… nòu nog sit te bloeje.…? daa’s
’n skoft die dokter.… ’n fampier.… suigt se hier allegoar ’t bloed de
nagels uit!.… die hep se allegoar onder ’t duimpie!.… hai.… en de
netaris.—.… Aige skult?.… nou suipt ie van beloorighait.…
—La’ die dwarrel klietere.… die geep.… sullie magge suipe.… aa’s
se moar hullie petje veur de kerk wippe.… vàn de kerk, in de
kroeg.…
Notaris lachte goeiïg, den bode ’n wenk gevende, die begreep. Met
z’n wreed-stuggen kop, listig-gluiperige oogen, licht als schichtjes,
wachtte die af, kruiperig, den blik van z’n patroon. Als geranselde
hond zat er gehoorzaamheid in z’n gezicht en kwispelend-
onderdanig vreugde-beweeg in z’n nerveuze handen. Met zwarte
teerletters op plankje, was koop I aangeduid. Ze wisten allemaal wat
voor waar ’t was. Met ’n handdraai van bode, hobbelden stoeten in
beweging, in waggel-gang op bultgrond, elkaar verdringend en
bestriemend achter boschjes en kreupel, om ’t eerst bij koop I, dicht
naast den omroeper-bode, te staan. Plots stond stil, de donk’re
stoet, bij ’t plankje-van-koop, wachtend tot bode zou inzetten,
tusschen ’n opdringing van sjofele kerels, achter-elkaar, kring van
kou-koppen, en hevige gezichts-kontrasten. Van achterste rijen,
waren alleen maar koppen te zien met verdringing van lijven op
elkaar ingestoet, in spannende luistering. Kòppen, geteisterd van
kou, met vervreemde en vergrommende uitdrukking van leven.
Opgestoet in jagenden, haat-woelenden kooplust. Kòppen, paars-
blauwig, wrevel-dierlijk, bleeke, rooie en rossige gezichten.
[53]Snuiten, rauw-doorgroefd en verkerfd, doorpokt en bebaard.
Spitse, naast vet-ronde, sluike, naast wreedhoekige, en spottende,
tusschen vroom-strakke, primitieve boerentronies.
—Main, klonk heesche kreet van tuinder-venter plots wild achter uit
den stoet.
—Gooi up, gooi up!.… hondert moal f’r je golde.… gooi up.… ses
keere f’r je dubbeltje.… gooi up!.… d’r onder of d’r boove.… gooi
op.… onder de nege of boofe de twoalef!..
Plots giftte nijdig éen uit den stoet, tusschen wegkronkelenden loop,
onder zwaar kreupel, naar anderen koop.
—Wà’ suinige piàs die jonker hier tug.… niks niemedal te bikke.…
—Nou kaik, nètaris kraigt ook niks.… Wai loope.… hai loope.…
Verdraaid, wàt lam nou.… dat potlood.… ’n goud ding.. Kijk ’m nijdig
zijn.… ook geen vent om mee te spotten.… Maar kalm houen.…
doen alsof ie niks merkte, weer vrindelijk lachen en anekdoten
oprakelen; anders was ie verdomd z’n klant kwijt. Wel tien notarissen
voor hem, die ’r op loerden.… Maar lànger kon ie niet zoeken.
Notaris grinnikte, sjokte met vuurrood hoofd van bukken, weer voort,
achter tuindersstoet òp, vriendelijk-glimlacherig weer naast den
stuurschen jonkheer.
[Inhoud]
II.
Toen Hassel zag, dat ’r voor hem toch geen koop meer was, dreef ie
met ’n paar andere tuinders af, door ’n zijpad, modderend nog ’n half
uur door zand en struiken, moe en hijgend maar met ’n oplaaiend
hevig genot in ’m, van z’n diefstal.—Aan ’t Wierelandsche haventje
kwam ie uit. Kringetjes-spuwers en leegloopers stonden daar voor
kroegen, en aan straatjeshoeken gegroept. Z’n zoon, Kees den
Strooper, zag ie ’r óók. Hij zou den vent wel steenigen willen, zoo
woest was ie, alleen àl bij ’t zien van dat uitgeslepen bakkes. Nou
moest ie sain twee maal in ’t gemoet loopen, op de veiling en hier.…
bah.…
Guurtje had z’n eten in bed gestopt, onder de dekens en toen ie,
toch grimmig van ’n leeg-weeïg maaggeprikkel instapte, vroeg ie
gauw z’n kliek. Bij het suffe gezicht van z’n vrouw was ie al weer uit
z’n humeur. Zij zat maar zonder ’m aan te zien, te suffen voor het
raampje, met ’r ellebogen op tafel, te staren op het doodsche
keipadje, naar ’n vuil kind dat voorbijkloste, naar ’n berooid-kale kip,
die aan ’t drentelen was op ’t leege weggetje, naar ’n venter, en al
maar voor d’r, de leeggevreten tuinderij, afgeknaagde singels, met
d’r nattige vuil-gele hooi-klampen, stil en dreigend, en d’r omgespitte
grondbrokken.—Bijna uit z’n humeur, toen ie d’r lamme snuit zag.…
Alleen het gladde zalige wrijven over het potloodje, hield ’m stil-
ingespannen. Tot vier uur bleef ie zitten smakken, blijerig denken,
alleen in z’n vreugde, stopte ie pijp na pijp.—