CamScanner 2024-05-12 19.04

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 102

kogels inslaan.

'Dat geet niet goed, Jan. Wij mot hier vort.'


'Dat kan niet meer, Hendrik. Nooit komen we hier weg.'
Er klinkt paniek in Jans stem, wat ook geen wonder is vanwege de
verschrikkelijke toestand die is ontstaan. Er klinkt geschre,euw,
stemmen gillen als bet blanke staal in een lichaam wordt
gedreven. Doodskreten weerklinken, het is afgrijselijk om aan te
horen. Overal rochelen stervenden hun laatste, haast onverstaan
bare woorden.
'Moeder, help ... !'
'M utn• ... he1£en.I'
,
In het uur van de dood is alle fanatisme verdwenen en blijft het
naakte lijf over, dat built om moeder.
28

In de meest letterlijke zin van het woord wordt Jan Brouwer door
elkaar geschud. In het donker kan hij zo direct niet zien wie er de·
oorzaak van is dat hij op zo'n onzachte'manier gewekt wordt.
'Slaapkop, word wakker !'
'He, wane, wat zei je... ?'
Jan is zover weg dat hij er niets van begrijpt en zijn bewustzijn is
zo minimaal., dat hij slechts met de allergrootste moeite is
wakker te krijgen. Vaag hoort hij een stem, vlak bij zijn oor., en in
de verte groot lawaai. Het knettert en bonkt, en langzaam dringt
het tot de vermoeide strijder door dat de aar e waarop hij ligt,
trilt en beeft. Eindelijk begint het bij Jan Brouwer te dagen
dat hij midden in een oorlog zit, maar dat hij, tijdens de
gevechten, ondersteboven is gerold en in slaap is gevallen.
'Jan, asteblieft, jong, word wakker. De moffen zitten in de
loopgraaf.'
'Watte, wat loopgraaf?'
'Doe je ogen dan open en kijk om je been.'
Sergeant Mulder schopt Jan vrij onzacht tegen zijn ribben
en tracht hem bij kennis te krijgen.
'Waar is Hendrik gebleven?'
'W 1" e. ;>'
Jan is zover weg nog, dat hem ontgaat water van hem
wordt verlangd en water gaande is. Sergeant Mulder is gejaagd,
wat ook niet verwonderlijk is., want de hele boel is door elkaar
gegaan. Een deel van de manschappen is of gesneuveld of
heeft de stoplijn verlaten. Velen van de verdediging,
waaronder Jan en Hendrik, hebben zich niet meer op de been
kunnen houden en zijn zomaar in slaap gevallen. De achter hen
liggende gebeurtenissen hebben hen zover afgemat, dat bun
lichaam en geest schreeuwen om rust. Op het laatst komt aan
alles een eind, ook aan de geestelijke en lichamelijke krachten
van een mens. Trouwens, meerderen zijn
in een bewusteloze slaap gezakt en merken niets meer van wat
om hen been gebeurt. De Grebbeberg schudt en beeft. Vuur en
ijzer beuken de mooie bossen kapot. Bomen worden vernield en
de natuur geweld aangedaan. Mensen laten in grote getalen
het
!even en daarbij is er een gevecht op gang waarbij de militairen
elkaar naar het !even staan.
Bij de stoplijn zijn op het meest kritieke moment Hollandse
soldaten aangekomen, die de linie moeten versterken. Het zijn
soldaten van andere compagnieen, die zijn uitgezonden om de
stoplijn te verstevigen en zelfs zou er weer een tegenaanval
moeten plaatsvinden. De soldaten zijn per fiets of lopend
helemaal uit het land van Maas en Waal gekomen. Ze hebben
onderweg alleen war drinken gehad en zijn in het bezit van een
minimaal aantal patronen. Handgranaten heeft men niet en eten
of drinken heeft men deze manschappen verder ook niet ter
beschikking kunnen stellen.
Op weg naar de frontlijn zijn deze soldaten over de Grebbeweg
gekomen en hebben daar onder zwaar artillerievuur gelegen,
waarbij al zeer zware verliezen zijn geleden. Door bet Duitse
geschut zijn de reserves uit elkaar geslagen en, verspreid over
de Grebbeberg, op verschillende plaatseri aangekomen. Een
deel, ter grootte van een sectie, is toevallig in de stoplijn beland,
waar ze juist op tijd aankomen om het gat te dichten dat is
ontstaan door de felle strijd die door de Duitsers is gestreden
om een doorbraak te forceren.
De berichten die deze soldaten meebrengen liegen er niet om.
Rhenen staat in brand en de spoorbrug is afgesloten. Wie terug
trekt wordt daar door de militaire politie opgevangen en weer
naar voren gestuurd. Echter, het is bijna ondoenlijk om op de
Grebbeberg te komen, want het Duitse geschutvuur is zo dicht,
dater een gordijn van vuur en staal over ligt uitgespreid, waar
nog geen mug doorheen kan komen.
'Korn op, man, de moffen vallen aan.'
Langzaam, tergend langzaam keert Jan tot de realiteit terug.
Gapend ligt hij daar en voelt hoe een matte loomheid bezit van
hem heeft genomen en dat hij totaal uitgeput is. Zijn keel doet

240
pijn, want de dorst die wordt geleden is ondraaglijk, terwijl ook
de honger verschrikkelijk is.
'Ben je wakker, Jan?'
Opnieuw schudt sergeant Mulder hem ruw heen en weer.
'Ja, ik ben wakker, sergeant.'
'Mooi, op je post en vlug.'
Jan wordt alleen gelaten en hoort boven het krijgsrumoer hoe
Mulder doende is andere slapers te wekken.
'Hela., Mateman, word wakker, man. Vort., sta op, kerel, en neem
je plek in.'
Er klinkt een rauwe kreet als de slaper van de ongeduldige
sergeant een trap in zijn lende krijgt.
'Korn op, luilak, sta op!'
Jan wrijft zich 4e slaap uit de ogen en kijkt versuft rond. Het is
met grote traagheid dat hij zich realiseert dat er oorlog is en er
rondom hem·gevochten wordt. Met dat de realiteit tot hem
doordringt, beseft hij dat hij zich moet dekken. Vlug gaat hij
plat op z'n buik liggen en komt dan tot de werkelijkheid terug,
maar hij weet niet wat te doen. Hij ligt daar met lege handen
en daarmee kan hij geen Duitsers buiten gevecht stellen, zelfs kan
hij er niet een mee tegenhouden. De kracht is uit zijn lijf
gelopen als de lucht uit een fietsband.
Hendrik, waar is Hendrik? .Als Jan daaraan denkt komt er een
kille angst over hem. Tot bet laatste ogenblik heeft hij de
sterke Achterhoeker naast·zich geweten. Samen hebben ze
elkaar opgebeurd en is de een voor de ander tot steun geweest
in de tijd dater werd gevochten. Nu mist hij Hendrik als iets
van zichzelf, iemand waaraan hij zich wil vasthouden.
Hendrik, de man die hem tot steun en toeverlaat heeft gediend.
'Hendrik, waar hen je ?'
Er komt geen antwoord. Vlak bij hem vuurt een mitrailleur.
Vanuit de donkere bosrand antwoordt een Duits machinegeweer.
Het is d a_nv o o r het eerst dat de Hollanders kennismaken met
lichtspoormunitie, dat als vuurvliegen door de donkerte raast
en aan het moraal vreet van de manschappen; die de rode
vuurballen als giftige horzels op zich af zien komen. Het is een
beangstigende

241
gewaarwording.
Sissend gaat bet lichtspoor over de hoofden van de verdedigcrs
heen, bet maakt zo'n angstwekkende iudruk dat er geen mens
meer zijn hoofd boven de aarde durft uit te ste.ken.
'Hendrik, Hendrik !!'
Het is in doodsnood dat Jan zijn vriend roept. In de dir:ccte
omgeving is geen van de kameraden. Gerben is gesneuveld en
waar de rest is, Jan weet bet niet. Indien ze nog in !even zijn
moeten ze dicht bij hem in de buurt zijn, omdat de sectie is
ingedeeld in een frontsector van nauwelijks dertig meter.
Maar de stoplijn is in een zigzagmodel gegraven, zodat na
vier meter een bocht in de loopgraaf zit. En hoe onbenullig de
loopgraafook van constructie moge zijn, de zigzagbouw heeft al
vele malen zijn deugdelijkheid bewezen. Wan·t als de
Duitsers uit de bomen schieten, kunnen ze niet een salvo in
de lengterichting werpen, maar slechts een heel klein deel
onder vuur nemen. Eveneens is dat bet geval met de vliegtugen
die al een paar keer schietend met een mitrailleur over de
stoplijn zijn gekomen en daarbij niet zo erg veel schade
hebben kunnen aanrichten.
Het gedeelte van de stoplijn nabij de Grebbeweg is door
granaatvuur grotendeels ingestort en als stelling nauwelijks nog
intact. Toch is bet juist deze plaats waar op dit moment vreselijk
wordt gevochten. Er zit een bataljon SS'ers op een kleine plaats
samengeperst en het ziet er naar uit dater dadelijk een doorbraak
zal komen.
Jan is alleen in zijn sector, een stukje loopgraaf van nog maar
amper twee meter. Het is de bedoeling dat hij de stoplijn hier
verdedigt tegen de vijand, die op dit moment gelukkig op dat
kleine stukje stoplijn geen druk uitoefent.
'Hendrik, waar ben je!'
Jan kan zich mper verstaanbaar maken. Zijn schorre stem is
nauwelijks te horen boven de kakofonie van de strijd, die horen
en zien doer vergaan. Hij weet van armoede niet wat te doen.
Een groat gevoel van machteloosheid maakt zich van hem
meester. Op handen en voeten kruipt hij naar de hoek van de
stelling om te zien of Hendrik mogelijk om de hoek is om het
een of antler te

242
halen. Als een blinde gaat Jan op de tast zijn weg. Er is van de
oorspronkelijke stelling weinig meer over en wat ze nog maar
kort geleden opgebouwd hebben, is niet meer te herkennen.
Vandaar d t Jan, als hij vijfmeter van zijn eigen plekje
verwijderd is, zich in de donkerte_op een wildvreemde plaats
waant.
'De moffen zijn in de loopgraaf f>
Ecn scho.rre stem kermt deze woorden, die door Jan Brouwer
,\-orden verstaan. En al weet hij niet waar de Duitsers zijn
doorgebroken, hij neemt de kreet over.
'De moffen zijn in de loopgraaf!'
Het is waarschijnlijk zo, dat de SS'ers op bet plekje waar Jan is
weggekropen of dicht daarbij, in de loopgraaf zijn gesprongen.
Diep voorovergebogen komen ze aan, waarbij Jan, die op de
grond ligt, meent het licht in de ogen van de vijanden te zien. De
adem stokt hem in de keel en hij weet niet zo gauw wat te doen.
Daar Jan Brouwer niet als held is geboren, reageert hij oak niet
als een held. En omdat hij niet als een held reageert, doet hij
betook absoluut verkeerd.
De voorste van drie Duitsers stormt naderbij en vuurt met zijn
machinepistool uit de heup. Dat kan voor Jan geen kwaad omdat
het salvo over zijn hoofd gaat en slechts de reeds kapot geschoten
houten wand raakt. Maar hij is door het schieten zo geschrokken, •
dat hij van angst met alle kracht die nog in hem is van zich af trapt
en dat is op bet moment dat de derde Duitser over hem been
springt. Zijn soldatenscboen treft de Duitser precies in zijn kruis,
w_aarop de man van de pijn bewusteloos voorover klapt.
Weer klinkt een salvo uit bet machinepistool. Jan hoort ge
schreeuw en opnieuw gekreun. Roerloos zit hij met zijn rug
tegen de borstwering en ziet hoe een Duitser in elkaa.r krimpt.
Dan wordt hij in een glimp gewaar dater even een stuk staal
glinstert in het donker, waarop hij beseft dater zojuist een
vijand aan een
► bajonet werd geregen. Het is een vreselijk gebeuren wat zich op
dat moment opeen heel klein deel van het front afspeelt.
Soldaten vechten man tegen man. Duitsers vers in de strijd
geworpen. Afgematte Hollanders, die met de rug tegen de muur
staan en slechts kunnen overwinnen of sterven. En dat laatste
doen op dat

243
De overmacht van de vij;ind is zo groat, dater op elke Hollander
dertig Duitsers zijn, een verhouding die nergens meer op lijkt.
Maar al is de druk groot en worden de verdedigers de een·na
de ander uitgeschakeld, er blijft geen keus over. Het is
vechten en wel tot de laatste man. f?e opdracht luidde: tot de
laatste man en de laatste patroon. Helaas is de laatste patroon al
lang verschoten. Nu \\'ordt de stoplijn verdedigd met de
blanke bajonet en een enkele spade doet dienst om Duitsers
er de hersens mee in te slaan.
Jan wordt nog net geattendeerd op een nieuwe golf Duitsers, die
achter hem in de loopgraaf komen
aanstormen. 'Pas op, moffen !'
Jan duikt in elkaar, want hij"is totaal machteloos om iets te
doen. Een heel grote SS'er trapt op zijn been, maar hij durft
zijn mond niet open te doen.
'Sieg Heil!'
De stem van de vijand buldert boven het strijdrumoer uit.
Met bet geweer gericht vooruit, de punt van de bajonet als
een geducht wapen daar op, stormt de SS'er Jan voorbij en
wil de hoek om gaan richting Grebbeweg. Zien doetJan het
niet goed, maar de strijdkreet van de Duitser wordt
onderbroken door een rauwe gil. Een opgeheven spade treft
de man in de hals en de uitwerking is radicaal• en fataal.
Jan meent een· stotterend rochelen te horen, maar verroeren
doet de man zich niet meer. 'Hendrik, hen jij daar ?'
Jan krabbelt overeind en dan ziet hij Hendrik ineengevouwen in
de half ingestorte ingang van een mitrailleursnest staan.
Hendrik heeft een spade in de hand en blijkt daarmee al een
aantal vijanden onschadelijk gemaakt te hebben.
'Waar was je, Hendrik?'
'Hier.'
'Ja, maar je bent van onze plek weggegaan.'
'Jij sliep zo vast dat ik je niet wakker kon krijgen straks. Er zijn al
viermaal Duitsers over je heen gelopen, maar ook dat heeft
jou niet kunnen wekken.'
n • •
Het dringt nu wel tot Jan door, dat als er een aantal keren
Duitsers over hem heen hebben gelopen, hij dan wel vast
geslapen heeft. Het is met een schuldgevoel ten opzichte van
Hendrik, dat Jan beseft dat de ander vocht terwijl hij, Jan
Brouwer, in een bewusteloze slaap neerlag.
Het onderhoud tussen de twee vrienden duurt nog geen halve
minuut, dan is er alweer een doorbraak van de vijand. Hendrik
smijt de spade van zich af en grijpt een Duitse karabijn.
'Pak ook zo'n ding, Jan, en schieten wat je kunt.'
Jan is geen meester waar het zijn wapenkennis betreft, maar hij
trekt de grendel naar achter en dan blijkt dat dit Duitse wapen
bijna net zo werkt als hun eigen geweer. Wei voelt hij dat bun
eigen geweer wat lichter en makkelijker in de hand ligt.
Veel tijd is er niet om over zulke dingen na te denken. Er
doemen donkere figuren op en bijna gelijk vuren Jan en.Hendrik
op de silhouetten. Die zijn zo dichtbij dat een treffen al bjj
voorbaat vast stond. Nog altijd blijft de druk op de stelling
toenemen. Op zeker moment staan Jan en Hendrik met een paar
andere soldaten op de rand van de stelling en vechten met de
karabijnen en de bajonetten. Er.wordt gescholden, gevloekt,
gekermd, en er is de angstkreet van een stervende die om zijn
moeder roept.
'Blijf op de been, jongens, en hou de mof van je lijf.•'
Het is een officier die dat roept. Waarschijnlijk een di·epas als
reserve is aangekomen, want daarvan is een deel in gevecht
geraakt.
'Sieg Heil !'
De strijdkreet van de Duitsers klinkt vanuit de massa soldaten
die in een dichte dram voor de stoplijn ligt. Overal wordt man
tegen man gevochten en daarbij hebben de vijanden het voordeel
dat steeds nieuwe manschappen·worden aangevoerd, die in
meer voud de leeggevallen plaatsen innemen.
Hendrik en Jan hebben binnen enkele minuten hun karabijnen
leeggeschoten en dan is het weer een gevecht op leven en dood
met de blanke bajonet.
'Bie mekoare blieben, Jan!'
Die heeft deze aansporiilg niet nodig. Als een bange hond drukt

245
hij zich bijna tegen z'n kameraad aan. Hij handelt ook als
een angstige bond, die vlug zijn baas even verlaat om een vijand
aan te pakken, om dan meteen weer naar de baas terug te keren,
waar hij meent veilig te zijn. Op de meest primitieve
manierwordt in deze omstandigheden door de mensen
gereageerd.
Het is een wonder te noemen dat de Hollandse militairen
nog stand weten te houden. Het is niet mogelijk om zich van de
vijand los te maken, wa t de Duitsers zitten hen zowat
boven op bun huid. Waardoor er niets anders overblijft dan
die huid zo duur mogelijk te verkopen.
Het is Hendrik die regelmatig een tegenstander velt. Hij doet dat
op een manier waaraan alle meriselijkheid vreemd is. Met
een angstaanjagend gebrul werpt de grote Achterhoeker zich
gedurig op een vijand en tot op dat moment is hij nog altijd
overwinnaar. Jan verdedigt zich met _de moed der wanhoop, hij
voelt dat hete tranen over zijn wangen lopen7 De angst is zo
groot, dat hij als in doodsnood verkeert en daarbij dingen
doet die hij nooit voor mogelijk had gehouden.
Overwinnen of sterven. Er is geen tussenweg voor de
verdedigers van de stoplijn. De doorbraak komt ver na
middernacht. Dan stormt een grote groep SS'ers met ware
doodsverachting door de stoplijn. Het duurt maar eyen, maar
bet gevecht dat volgt is zo verschrikkelijk zwaar, dat Jan en
Hendrik niet nog een deel van de verdedigers stap voor stap
acbteruit worden gedreven de stoplijn uit, in de richting van
bet dierenpark. Ze laten een tapijt van gesneuvelde Duitsers
achter zicb, maar dat verhindert niet dat de doorbraak een feit
is en bijna driehonderd vijanden kans hebben gezien acbter
de Hollanders te kom n.
Na een hevige strijd wordt de stoplijn weer gesloten. Maar door
bet Duitse artillerievuur is het niet meer mogelijk bij de
eigen troepen te komen. Nog wordt er bier en daar
teruggeschoten. Een deel van de Hollanders wordt door de SS
gevangen genomen en als schild gebruikt. Ben ander deel van
de verdedigers van de stoplijn is onder de voet gelopen.
Jan en Hendri hebben bet overleefd. De Duitsers zijn als
dollemannen op de Hollanders ingestormd. Alles wat ze
tegenkwamen is aan de bajonet ger gen

246
of anders neergeschoten.
Langs de Grebbeweg is een ondiepe sleuf, waarin leidingen
Jiggen. Deze zijn op heel veel plaatsen kapot geschoten door
het hevige Duitse artillerievuur. Nu is de sleuf net breed
genoeg om als dekkingsplaats te dienen voor de overlevenden
van de stoplijn. Weer is het de slaap die de militairen overvalt. Ze
zakken weg in een algehele bewusteloosheid. Hoelang ze
hebben geslapen zal nooit bekend worden. Wei weten ze dat
ze op zeker moment op een vrij onzachte manier worden
gewekt.
'Wakker worden !'
Ze worden met de punt van een choen bewerkt.
'Jullie snurken zo hard dat de Duitsers het horen. Korn op, wordt
. wakker !'
Een on ekende sergeant is bezig de slapers onzacht wakker te
maken. Hij doet wat hij kan om ze overeind te krijgen.
'We moeten er weer tegenaan, mannen. Korn op, mee naar
voren !'
In de smalle sleuf blijk_enmeerdere soldaten zich verborgen te
hebben. Mannen van verschillende onderdelen en op een
enkele soldaat na, die als reserve is aangevoerd.uit het land van
Maas en Waal, zijn ze onder het zware Duitse vuur verdwaald
en over de hele Grebbeberg verstrooid gera t.
Een sergeant van deze troep h eft de opdracht opnieuw aan
te vallen, als een waardig beroepsmili_tair ter harte genomen en
wil een deel van de mans happen verza ele om daarmee te
proberen weer een p aat in de stoplijn in te nemen. Want dat hij
daarheen moest gaan is hem bevolen.
Als de man het na veel moeite heeft gepresteerd de slapers wakker
te krijgen en gereed staat om weer naar.voren te gaan, gebeurt
bet ergste war tot op dat moment is meegemaakt. Er komen
vliegtuigen die op en achter de stoplijn brandbommen gooien.
Bovendien begint daarbij de Duitse artillerie zo zwaar te vuren,
dat zelfs met de grootste heldhaftigheid en alle geluk die
denkbaar is, de stoplijn niet nieer bereikbaar is. o·at stuk van·de
verdedigingslinie wordt stukje bij beetje door de overmachtige
vijand opgerold. •

247
Sc.. ned w' h Ca ·Scann,eir
'Wij mot terug, Jan. Hier deugt de zaoke niet.'
'Korn mee, jongens, het is zinloos voor niets je leven te
wagen.' Een sergeant van een andere compagnie; die uit het
zuidelijk deel van de stoplijn is verdreven, laat zich aldus horen.
'Korn met mij mee. Kijken of er een schuilplaats is te vinden.'
Ze wurmen zich door de nauwe sleuf tot een eindje voor het
dierenpark. Daar is de sleuf zo··vaak door granaten getroffen,
dat er van een sleuf geen sprake meer is. Dan sluipen ze door
het hos tot binnen het dierenpark.
'Hier hebben ze een degelijke schuilkelder gebouwd. Laten we
daar inkruipen, mannen. Volg mij.'
Tien minuten later vinden ze de schuilkelder, waar reeds
meerdere officieren en soldaten een schuilplaats vonden.
29

Als Jan Brouwer samen met Hendrik Hansing de schuilkelder in


komt, treffen ze daar een stel mannen aan waarvan er enkelen
zich hebben bevuild van angst. Het stinkt er ontzettend, maar daar
wordt niet om gelachen en geen commentaar op gegeven. De
militairen die naar binnen konien vallen hebben zelf zoveel
meegemaakt, dat ze zich onthouden van enige kritiek.
'Wat moet dat hier met jullie !'
Een officier, die in de uiterste hoek van de schuilkelder een plekje
heeft gevonden, ergert zich aan de vuile, ongeschoren soldaten
die binnenkomen en er uit zien als woeste oermensen, die,
gelijk varkens, in de smurrie hebben gezeten.
'Wij bent uit de stoplijn gesmeten, kapitein '
Hendrik zegt het met vermoeide stem, want al is hij dan wat
kracht betreft een uitzonderlijk perso n, zelfs _de sterkste kerel
moet het op den duur een keertje opgeven en legt dan het loodje.
Wat Hendrik zegt is volkomen gemeend en ook waar, want ze zijn
vechtend uit de stoplijn gekomen en bijna door de SS'ers onder
de voet gelopen. Ware het niet dat .de beschieting het bun
onmogelijk had gemaakt, zowaar zouden Hendrik en Jan, en met
hen meerdere soldaten, weer naar de stoplijn zijn teruggegaan.
Om dat nu toch te doen zou zelfmoord zijn en dat beseffen alien
die uit de stoplijn zijn verdwenen.
'Jullie hebt opdracbt volte houden tot de laatste man en de laatste
patroon. Daarom beveel ik jullie terug te gaan en wel onmiddel-
lijk.' .
Juist op at moment valt r een zware granaat dicht bij de
schuilkelder, waardoor er een siddering door bet bouwsel gaat en
ieder die zich in de kelder heeft verborgen de inslag min of
meer pijnlijk voelt.
Hendrik en Jan zien dat de officier buivert n in e aar krimpt
van angst. Jan is zowel lichamelijk als geestelijk te vermoeid om
daar

249
op te reageren, maar Hendrik voelt bet even wat nuchterder aan.
Deze bullebak heeft van de oorlog waarscbijnlijk niets meer
gezien dan de binnenkant van deze scbuilkelder en nu er bijna
een
granaat op valt heef t deze laffe figuur bet niet meer en verliest de
controle over zijn lichaam, zodat hij zich op een verschrikkelijke
manier bevuilt.
Instinctmatig duiken alle aanwezigen in elkaar als de explosie een
siddering door de schuilkelder jaagt en een ondraaglijke stank
de benauwde ruimte vult.
'We hebben geen patronen meer, kapit in, niks meer; alles
verschoten.'
De officier ziet er in het grauwe licht van de schuilkelder uit
als een spook; grote holle ogen kijken in het rand en draaien zo nu
en dan bet wit helemaal naar voren. Omdat de man zich geen
houding weet te geven en bovendien van angst bijna stikt,
probeert hij zich een houding te geven door hard te schreeuwen
en te schelden op luie sol aten; die van het front terugkomen in
plaats-van te vechten tot de laatste man en de laatste patroon.
Zijn tirade maakt op de aangekomen mannen weinig of geen
indruk, ze zijn ook te vermoeid om te reageren. Het stinkt er meer
dan erg en daar komt al spoedig het gesnurk bij van een aantal
afgematte soldaten; die van de wereld niets meer af weten en zijn
weggezakt in een bewusteloze slaap.
De soldaten die uit de stoplijn zijn gekomen weten op dat
ogenblik niet meer dater oorlog is. Vergeten is de vreselijke dorst
en de erge honger. De afmattende strijd heeft hen zo vermoeid
dat zelfs de sterkste man is gevloerd en met .de rest in de
schuilkelder Hgt te slapen.
Jan Brouwer is niet ver de schuilkelder binnengekomen. Vlak bij
de ingang heeft hij nog even staan luisteren naar de woorden
van de kapitein, maar is eigenlijk al gelijk tegen de wand gezakt
en in slaap gevallen. Naast hem hangt Hendrik
in een vreemde houding en die ronkt met de mond
wagenwijd open, waarbij hij een geluid produceert dat haast
boven het strijdrumoer uitklinkt. Patde kapitein nog eenpaar
keer probeert de slapers de schuilkelder uitgewerkt te
krijgen, hoort of beseft van de

250
moegestreden soldaten geen mens.
'Die lui moeten gewekt worden. Het geeft geen pas om daar a1s
een stel varkens te gaan liggen snurken.'
De wijsvinger van de officier wijst in de richting van bet groepje
militairen, dat uitgeput is neergevallen en nu een klein deeltje
van bun achterstallige rust tracht in te halen.
'Wekke·n die lui, haast jullie !'
Omdat er niemand is die zich voelt aangesproken, wordt er
ook geen actie ondernomen en slapen alien snurkend door.
Normaal z_o ud e z e vertoning zeker de lachlust van velen
hebben opgewekt en zouden er grappen zijn gemaakt. Maar op
een paar uit zonderingen na zijn allen die in de schuilkelder zijn
gekropen, bij de oorlog betrokken geweest en hebben daaraan,
de een in meerdere, de andere in wat mindere mate,_een
bijdrage geleverd. Buiten woedt de strijd in alle hevigheid
voort. Duidelijk is te horen dat de Duitse vliegtuigen met
loeiende motoren aanvallen uitvoeren op de.Grebbeberg.en dat
er zo nu en dan dichtbij bommen vallen. Granaten gieren over en
slaan in, op en nabij bet dierenpark. Vlakbij antwoordt bet eigen
geschut, dat zijn grana ten over de berg been in de richting van
Wageningen vuurt. Er is geen enkele telefoon meer intact,
zodat de commandanten geen ondersteuningsvuur kunnen
aanvragen. Ware dat wel bet geval geweest, zowaar de vijand
zou voor de stoplijn een nog zwaardere strijd hebben moeten
leveren en daarbij zeker klop hebben gekregen. Nu moeten de
afgematte manschappen van de infan terie-met een paar antieke
kanonnetjes zes-veld, die in de stoplijn staan opgesteld, en een
tweetal lichte PAG-kanonnen de Duitse pantserwapens
bestrijden. Het is goed geschut, maar te weinig in aantal om
effectief te kunne warden ingezet.
Er verstrijken weer een aantal uren en de strijd in de stoplijn
loopt naar een einde. Van de oorspronkelijke stelling is ,veinig
anders over dan een grote, langgerekte zandhoop, waar met
enige fantasie nog een loopgravenstelsel in is te ontdekken.
Nog altijd zijn er kleine verzetshaarden, die letterlijk moeten
worden uitgeroeid, omdat de militairen strijden tot hun
laatste adem-
tocht.
251
Sc n ed wit: Cai Sc-n
De SS'er , die 1,ccr 1.ware vcrlic1.cn hcbbcn moeten inca
ten, zijn zjcdend van boo hcid. Hun wraakgcvo Jen iijn
ongercmd en de uitgcputte Hollander wordcn op bee tachtige
manier afge maakt. Bovendicn hcbbcn de aanvaHc.r
gcJcg.enhcidgchad om in Wageningen near hartclust te kunnen
roven en stelen. Immcr , in Duitsland hecft men gekozen voor
kanonnen in plaats van bot.er, zodat er daar in de winkcls
weinig of niets te koop is. Hier in Holland zijn de winkels
nu door de eigenaren verlaten, maar verdcr van alles in
ruime mate voorzien.
Chocolade in overvloed; welke Duitse soldaat kent in negentien
veertig nog heerlijke melkchocolade. Jenever en andere sterke
drank; een paar zaken in Wageningen zijn rijk gesorteerd in dat
geestrijk vocht, zodat de SS'ers zich ruim hebben voorzien van
deze drank alvorens zich in de strijd te storten. Halfdronken
lieden, die geen enkele moraal kennen, zijn het die de laatste
resten van de stoplijn moeten opruimen. Omdat ze de controle
gedeeltelijk over zichzelf hebben verloren, trekken ze met are
doodsverachting tegen de Hollanders ten strijde. Hun krijgs
gebrul klinkt op vele plaatsen, evenals hun laatste doodskreet.
'Sieg Heil!'
Met gevelde bajonet stormen deze mannen naar voren, niets kan
hen tegenhouden, alleen de dood kan hen stoppen. Dat gebeun
ook veelvuldig en heeft weer tot gevolg dat de overige
aanvallers nog bloeddorstiger beginnen te worden en niets
ontziend op de
Hollanders inhakken.
De strijd is zwaar en minderwaardig, omdat de Duitsers
geen enkele manier schuwen om hun doel te bereiken.
Herhaalde malen worden de Hollanders geconfronteerd met
eigen kame raden, die door de SS'ers worden voortgedreven.
De lafhartige strijders verbergen zich achter hun
krijgsgeyangenen en trachten zo naar voren te komen. Daarbij
vallen eigen Hollandse mili tairen, waar niet aan te
ontkomen is. Het is een van de meest trieste ervaringen van
deze oorlog. De strijd in de stoplijn begint te Juwen. Er is geen
munitie meer, met uitzondering van nog wat handgranaten,
waarmee de laatste verdedigers zich terugtrekken. Met de
Duitsers kort op de hielen wordt de stoplijn ontruimd.

252
Maar de tol die de vijand betaalt is groot, zeer groot. Op het
slagveld liggen de Duitsers op sommige plaatsen over elkaar
heen getuimeld, alsof een reuzenhand de gesneuvelden op een
stapel heeft willen leggen.
Intussen is de schuilkelder boordevol soldaten geraakt. Veel
ruimte is er niet meer, zodat men stijf tegen elkaar staat. Zelfs
- hebben soldaten hun benen gespreid over de slapers been gezet,
hetgeen die, als ze wakker worden, wel een heel rare aanblik zal
opleveren.
Het artillerievuur neemt af, maar het schieten met handvuur
wapenen neemt weer toe. Tussen het dierenpark en de stoplijn
zijn nog weerstandsnesten, waaruit vuur wordt afgegeven op de
naderbijkomende Duitsers. Majoor Landzaat heeft zijn com
mandopost bij de ingang van het dierenpark. Het is vlak bij de
schuilkelder waarin Jan Brouwer zich met enkele kameraden
heeft verborgen. Vele uren later komt bet strijdrumoer merkbaar
dichter bij.
'De moffen komen !'
Het is·een veel gehoorde kreet, die nu iemand in de schuilkelder
roept.
Het effect is opmerkelijk. Zelfs Hendrik Hansing wordt er
wakker van en ziet de wereld om zich heen wel op·een heel
opmerkelijke manier. Er staan minstens drie paar benen over
hem heen, een bewijs•dat de schuilplaats wel erg vol gelopen is.
Hendrik roept omhoog dat er ruimte gemaakt moet worden.
'Ga een eind opzij, mannen. Ik wil opstaan!'
A1s er op zijn geroep geen_aerie komt, trekt hij een van de soldaten
aan zijn been. 'Ruimte, makker !'
Er volgt een onverstaanbaar antwoord, maar dan komt er toch
een beetje ruimte, zodat Hendrik zich tegen de wand omhoog kan
werken. •
Met veel moeite en zeker niet zonder pijn weer Hendrik bij de
opening van·de schuilkelder te komen. Hij is daar wel meer
kwetsbaar, aangezien een rondvliegende scherf hem gemakkelijk
kan treffen.
Bijna platgedrukt staat Jan dicht bij hem. Hij laat de dingen

253
gelaten over zich been komen. Er is geen ruimte om een beter
plekje in te nemen, want bet zit mudvol, er kan geen mens
meer bij. Hij heeft nog steeds last van slaap en sluit daarom z'n
ogen. Duidelijk is dat de strijd nu heel dicbtbij is gekomen.
Herbaalde lijk ratelen Duitse machinegeweren. Het is een•
eigenaardig geluid, dat bij de ingang van de scbuilkelder als
een zingend gekraak hoorbaar is. Eigenaardig en
angstaanjagend, omdat bet zo bedreigend is en onverwacht
kan toeslaan.
'Dadelijk bent ze bier aan de schuilkelder.'
Een korporaal zegt bet op een huilerige toon tegen Hendrik. Die
weet slechts door een hoofdknik de woorden van de ander te
bevestigen.
Vlak bij kraken een paar harde klappen van bandgranaten. Er
zijn dus heel kort in de buurt nog altijd weerstandsbaarden, die
door middel van handgranaten worden opgeruimd. Hendrik
hoort vaag dat een stem roept. Dan ratelt een salvo uit een
machine pistool. Een geluid alsof er heel vlug met een hamer op
een plank wordt getikt.
'Ze komt dichterbij, maat.'
'Ja, bet zal niet lang meer duren, dan zijn we er bij.'.
Hendrik ziet dat de korporaal zich moeilijk kan beheersen en er
een paar grote tranen over zijn wangen !open. De man heeft
waarschijnlijk zijn portie al rijkelijk gebad en is aan bet einde
van zijn krachten. Geestelijk •is alle weerstand gebroken en
voor Hendrik, die naast hem staat, is bet niet bepaald
opbeurend zo iemand naast je te hebben. Bij de ingang
klinkt een Duits machinegeweer. Het vuren van bet wapen is
angstwekkend. Er klinkt een schreeuw en nog een. Een roffel
geweervuur maakt een einde aan het stemgeluid. Vlak voor de
opening van de schuil kelder brandt
een born, die waarschijnlijk uit een van de
vliegtuigen is komen vallen..De intense hitte is in de schuilkelder
goed te voelen en er welt angst op bij een paar aanwezigen.
Er klinken een paar schorre kreten en iemand gilt met over
slaande stem: 'lk wil er uit. Ga weg, man, laat me gaan.'
Iemand geeft rustig antwoord, maar de angstlijder reageert er
niet op. De benauwdheid in de schuilkelder door de opgepakte

254
massa mensen is hem te veel geworden, vandaar dat hij het zo te
pakken heeft en luid kermt van ellende.
'lk moet naar buiten. Lammelingen, laat me gaan !'
Dan klinken er geluiden dat er iemand hardhandig met de
vuist wordt bewerkt, gevolgd door het rochelend geluid van
een soldaat die, bewusteloos geslagen,_in elkaar zakt. Maar hij
komt niet op de grond, daarvoor staan ze te dicht op elkaar. Hij
blijft. slap tussen zijn maats hangen en weet van de
omstandigheden waarin hij verkeert niets af.
Intussen is Jan Brouwer weer wakker geworden. Buiten klinken
de stemmen van Duitsers die vloekend · n tierend naderbij
komen. De schuilkelder is ontdekt en de SS komt er aan om
de soldaten er uit te halen. Jan hoort een paar keer schieten.
Het moet dicht bij de ingang van de schuilkelder zijn. Er
wordt geroepen en een lallende stem brult. Onverstaanbaar,
maar met een grote dreiging in de toon.
Jan voelt hoe het koude angstzweet op zijn voorhoofd staat.
Ontzettend groot is zijn angst, want hij weet maar al te goed
dat de SS weinig moeite zal hebben om heri allemaal met
enkele handgranaten uit te roeien.
Buiten klinkt de kreet van een mens die door een bajonet
wordt geveld. Jan merkt dat zweet in zijn ogen loopt en
prikkend zijn huid irriteert.
Een machinegeweer raast. Stemmen klinken. Iemand gilt, heel
hoog en met lange uithalen. •Wat.er buiten de schuilkelder
gebeurt is niet zichtbaar, maar aan het geluid te horen wordt
daar zeer hardhandig met mensen omgegaan.
Jan beseft dat het nog maar een kwestte is van minuten, dan staan
halfdronken SS'ers aan de ingang van de schuilkelder, hen
bedreigend met de dood. Er wordt.geroepen en iemand geeft
antwoord. Dan is er een droge knal van een geweer, waarna
een korte, absolute stilte invalt. Dat is vreemd, angstig ook,
want wat gaat er gebeuren na het moment dat men zich
realiseert dat het stil is? Want na de stilte komt vaak de storm, en
in welke vorm zal die zich aan de-soldaten presenteren?
Het antwoord komt wreed en plotseling. Twee, drie machine-

255
geweren laten, met korte tussenpozen, hun vuurstoten horen.
Dan is er een hevige knal van een stuk anti-tankgeschut. Dit
geluid is hard en scherp, want de granaat die wordt afgevuurd
moet een grote aanvangsnelheid hebben, die daarbij de pantser
doorboring vergroot. De echo van bet schot galmt luid door de
schuilkelder, waar de soldaten angstig wachten op de dingen die
komen zullen. Nu is de aanwezigheid van mensen buiten de
schuilkelder duidelijk hoorbaar. Het uur der wraak is aan
gebroken. Een schot klinkt en bij de ingang van de loopgraaf
slaat de kogel tegen de wand en kaatst tegen een van de
traptreden om zich daar in te boren.
Iedereen verwacht dater nu handgranaten naar binnen gesmeten
zullen worden. Jan zucht en voelt .hoe de angst hem bijna te
machtig wordt. H j wil schreeuwen, zijn bittere angst uitkermen,
maar bet is of er een hand op zijn keel gelegd wordt, zodat hij
niet in staat is enig geluid te geven. Dan, terwijl hij van angst
niet meer weet wat te doen, komen hem, als zalf op een pijnlijke
wond, de woorden voor van de psalm die hij nog maar kort
geleden met Bertha, zijn meisje, heeft besproken: 'Gij hebt, o
Heer, in 't dood'lijkst tijdsgewricht mijn ziel gered, mijn tranen
willen drogen.' .
Het is hem of er een zware last van zijn schouders wordt
gewenteld. Deze woorden en de gedachte aan Hem, Die in nood
bijstand kan en wil schenken, geven Jan kracht en moed, om
vertrouwend op Hem te doorstaan wat nog te wachten staat.
'Rauauausss !'
Een ruwe stem bruit, dat ze er uit moeten komen.
'Raus ... Schnell ... Heraus !'
Er valt een schot en nog een.
'Heraus ... Schnell!'
Er klinkt verward en angstig gemompel, want niemand heeft zin
om in handen te vallen van de uitzinnige vijanden, die buiten
met de wapens in de aanslag wachten tot de Hollanders
uit de
• schuilkelder zullen komen.
Het is echter de kapitein die bevel geeft naar buiten te gaan.
'Naar buiten en hou je handen omhoog. Opschieten !'

256
geweren laten, met korte tussenpozen, hun vuurstoten
horen. Dan is er een hevige knal van een stuk anti-
tankgeschut. Dit geluid is hard en scherp, want de granaat
die wordt afgevuurd moet een grote aanvangsnelheid
hebben, die daarbij de pantser doorboring vergroot. De echo
van het schot galmt luid door de schuilkelder, waar de
soldaten angstig wachten op de dingen die komen zullen. Nu
is de aanwezigheid van mensen buiten de schuilkelder
duidelijk hoorbaar. Het uur der wraak is aan gebroken. Een
schot klinkt en bij de ingang van de loopgraaf slaat de kogel tegen
de wand en kaatst tegen een van de traptreden om zich daar in
te boren.
Iedereen verwacht dater nu handgranaten naar binnen
gesmeten zullen worden. Jan zucht en voelt .hoe de angst
hem bijna te machtig wordt. Hij wil schreeuwen, zijn bittere
angst uitkermen, maar het is of er een hand op zijn keel gelegd
wordt, zodat hij niet in staat is enig geluid te geven. Dan,
terwijl hij van angst niet meer weet wat te doen, komen hem,
als zalf op een p jnlijke wond, de woorden voor van de psalm die
hij nog maar kort geleden met Bertha, zijn meisje, heeft
besproken: 'Gij hebt, o Heer, in 't dood'lijkst tijdsgewricht
mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen.'
Het is hem of er een zware last van zijn schouders wordt
gewenteld. Deze woorden en de gedachte aan Hem, Die in nood
bijstand kan en wil schenken, geven Jan kracht en moed, om
vertrouwend op Hem te doorstaan wat nog te wachten staat.
'Rauauausss !'
Een ruwe stem bruit, dat ze er uit moeten komen.
'Raus ... Schnell ... Heraus!'
Er valt een schot en nog
een. 'Heraus ... Schnell!'
Er klinkt verward en angstig gemompel, want niemand heeft zin
om in handen te vallen van de uitzinnige vijanden, die buiten met
de wapens in de aanslag wachten tot de Hollanders uit de
• schuilkelder zullen komen.
Het is echter de kapitein die bevel geeft naar buiten te
gaan. 'Naar buiten en hou je handen omhoog. Opschieten
256
!'

256
Buiten ·klinkt het gebrul van de Duitsers. Die hebben weinig
moeite om hun zaakjes makkelijk op te lossen. Ze hoeven maar
een handgranaat naar binnen te gooien, om zo alle militairen in
de schuilkelder uit te schakelen.
'Raus ... Schnell!'
Een bange stem roept, dat de Duitsers niet moeten schieten.
'Kameraden, niet schieten. Niet schieten, niet schieten !'
Dan stapt een gewonde soldaat als eerste naar buiten. Hij heeft
zijn hoofd in verband en zijn rechterarm hangt in een doek.
Daarbij loopt hij zo ongelukkig dat het hem alle moeite kost op
de been te blijven.
Als hij in de deuropening verschijnt beginnen enkele Duitsers te
brullen dat hij moet opschieten. Maar de gewonde man-kan niet
vlugger dan hij gaat. Hij mompelt moeizaam een paar woorden,
want bet Duits verstaat hij niet.
'Heraus !'
De ongelukkige strompelt naar buiten, waar hij, nauwelijks op-
q.,,.e begane grond, een harde trap tegen zijn achterwerk krijgt.
'Abfu"h ren '' \

Een halfdronken onderofficier staat met brallende stem te


commanderen en wil dat alle krijgsgevangenen snel worden
afgevoerd naar achter de linies. Want de oorlog woedt nog in
alle hevigheid nabij de plaats waar ze zich bevinden. Op
datzelfde moment wordt bet pand, waar majoor Landzaat zich
heeft genesteld, gedeeltelijk in puin geschoten en zal deze
officier, met de bezetting van zijn commandopost, de dood
vinden in een gevecht tegen een vele malen sterkere
tegenstander.
De tweede man die naar buiten gaa_t is Hendrik Hansing, op de
voet gevolgd door Jan Brouwer. De twee hebben bun handen
boven het hoofd, maar zijn zover afgezwakt dat bun reactie
vermogen op een heel laag pitje staat.
'Schnell ... , schnell !'
De aanmoediging dringt amper.tot Jan en Hendrik door, z ..
handelen bijna automatisch. Alleen de angst is er die hen op d e•
been houdt, verder laat alles hen onverschillig. .
Als Jan en Hendrik via een smalle trap uit de schuilkelder komen,
• '

257
S,c· nne,d w t Ca ·Sc·.nn,
is het gebulk van de vijanden niet van de lucht. Het is duidelijk te
h o ren dat ze gedronken hebben en bovendien kortaangebonden
. .
ZIJn.
Ineens zijn er een paar handen die Hendrik beetpakken en hem
uit de schuilkelder sleuren. Hendrik is daarop niet voorbereid en
valt opzij-in de richting van ee? SS'er. Die gaat verschrikkelijk
tekeer en bedenkt zich geen moment Hij richt zijn karabijn op
Hendrik en vuurt hem een kogel door her hoofd. De Achter
hoeker slaat even met.zijn armen door de lucht en valt dan dood
neer.
Jan Brouwer geeft een harde schreeuw en wil zich op Hendrik
storten om zijn vriend in de armen.te neinen. Maar de Duitsers
trappen hem ruw bij de schuilkelder .vandaan. Jan wordt een
eind de dierentuin ingeranseld en daar met een dee! andere
soldaten samen gedreven.
Voor Jan Willem Brouwer is hiermee de oorlog afgelopen, maar
er ligt nog een periode van veel ellende in bet verschiet.
30

De lantstc wcerstond in het pand waarin majoor Landzaat


zich vcrschanst had, is gebroken. De SS is uitzinnig en bruit de
meest licderlijkc verwensingen tegen de Hollanders die
krijgsgevangen zijn gen1nokt. Ze worden bij clkaar gedreven op
de plaats waar de w g nnar de ingang van bet dierenpark voert.
Voortdurend wordt gedreigd dat er mcnscn doodgeschoten zullen
worden., en gezien de manier waarop Hendrik Hansing is
vermoord., maakt niemand
zich illusies omtrent de uitvoering van de dreigementen., want de ·'
moffen blijken tot alles in staat. Een paar soldaten., die bij
Jan Brouwer zijn gekomen, hebben als schild moet dienen om
zo, met de SS achter zich aan, op de eigen linies af te lopen. Deze
mensen zijn er nog erger aan toe dan Jan en nog een
enkeling die bet geweld in de stoplijn heeft overleefd.

Nog steeds moeten ze de banden boven bet hoofd houden en
rond bet groepje krijgsgevangen Hollanders lopeneen aantal
fanatieke Duitsers met bun geweer schietklaar in de hand,
wachtend op bet moment dat ze de trekker kunnen
overhalen. En daarvoor is weinig nodig, want de ogen·van
de overwinnaars hebben een uitdrukking die pure
moordlust uitdrukt. Jan beseft dat bij nu geen gekke en
overwachte dingen moet uithalen., want de vinger zal zich zeker
om de trekker spannen, zodat er wordt geschoten. Maar om
lange tijd met de handen boven het hoofd te staan is
vermoeiend en op het laatst brandt een felle pijn vanuit de oksels
omhoog tot in de vingertoppen. Een van de soldaten slaakt
een zucht en laat zijn armen iets zakken. Meteen is er een
Duitser ij die de man met een stortvloed van woorden
corrigeert.
'Was soil das heissen !'
Er volgt een serie hartgrondige verwensingen, die door
alien worden verstaan. Gelukkig blijft bet bij deze
scheldkanonnade en krijgt de man, die zijn armen iets liet
zakken, alleen nog een paar harde trappen tegen zijn zitvlak.

259
'Hou je armen omhoog. Schnell!'
Hee gaat slechts moeizaam, want de soldaat is oververmoeid en
zijn reactie traag. Maar de Duitsers hebben nu eenmaal in
zich dat zijgraag schreeuwen engewichtig doen. Waar bij komt
dat ze, als ze boven een ander staan, daarnaar trappen, terwijl
ze voor bun meerderen kruipen. Het is gewoon een slaafs
volgen. Maar wee hem, die onder een van deze lieden staat. Dat
worden op dat ogenblik veel Hollandse militairen gewaar.
'Handen hoog!'
Er vallen weer enkele klappen en er schreeuwt iemand angstig.
'Stilte, koppen dicht !'
Als felle waakhonden Iopen de be akers rond het groepje
krijgsgevangenen, waar er nog steeds meer aan
toegevoegd warden.
Jan voelt de pijn in zijn armen als een brandend vuur. Het vreet
zich door de armspieren en hij moet zich beheersen om het niet
uit te kermen van de pijn.
Het is na anderhalf uur wachten dat bevel gegeven wordt om
hen weg te voeren.
'Abfiihren ... '
Ruw worden de soldaten op een hoop gedreven, om dan
zo'n beetje in het gelid te worden opgesteld. Het gebeurt
allemaal met veel geschreeuw, verwensingen en slagen met een
geweerkolf.
Eindelijk is het dan zover dater in totaal dertig
krijgsgevangenen worden afgevoerd. De tocht vordert
langzaam, want de soIdaten zijn over bet algemeen erg moe en
hebben geen kracht meer om zich te haasten. De Duitsers
schreeuwen harder dan dat er gelopen wordt. Ze komen door
de stoplijn. Jan Brouwer voelt hoe hem de rillingen over de !eden
!open als hij zijn oude plekje zo vlak bij de weg terugziet. Er
zijn dichtbij enkele diepe granaat trechters, getuigen van
inslagen waarvan hij zich niet bewust is geweest en die hij als
een wonder heeft mogen overleven.
Vreselijk is de aanblik van de resultaten van de strijd in
de stoplijn. Achter elkaar hebben de Hollanders daar op bet
laatst met handgranaten gesmeten en de gevolgen daarvan
zijn af schuwelijk om te zien. Uit elkaar gereten lichamen van
Duitsers.

260
Lichamen die zwaar verminkt zijn. Jan ziet dat in een van de
lindebomen lichaamsdelen aan het hout zitten gekleefd. Hij
kokhalst bij het zien wat hij en z'n kameraden hebben aangericht.
Vlak bij de stoplijn liggen lijken opgestapeld. Hier hebben de
Duitsers al een deel van hun gesneuvelden opgehaald en
opgestapeld als boomstammen. Voor het frontgedeelte, waar Jan
zelf heeft gezeten, liggen de lijken schots en scheef over elkaar
heen, heel veel in getal.
De groep wordt aangehouden door een stel Duitsers die met
de lijken van hun kameraden bezig zijn geweest. Ze hebben
gedronken, dat merken de krijgsgevangenen aan de taal die ze
uitslaan. Ze vinden dat de Hollanders allemaal doodgeschoten
moeten worden en dat het dood vonnis ter plekke moet
worden uitgevoerd.
'Die lui benne straalbezopen. Ze zijn in staat om ons overhoop te
knallen, makker.'
Een onbekende infanterist die naast Jan loopt, merkt dit op en
niet ten onrechte. De bewakers hebben groot plezier om de
halfdronken lijkenruimers en maken grappen met hen. Maar
als er geschoten dreigt te worden weerhouden ze de anderen
ervan. Jan en alle mannen die bij hem zijn, zijn blij als ze weer
verder kunnen gaan.
'Doodschieten, alle Hollanders.'
'Daar zouw oe de griebels van over de lejen lopen, maatje.'
'Ze, zijn bezopen, dat tuig. Brr, ik moet er niets van hebben.'
Jan huivert en kijkt nog eens over zijn schouder ten einde te
zien of ze toch niet door die zatlappen gevolgd worden.
'Motte kijken, die lui smijten bun dooie kammeraoien zomaar op
een hoop.'
Het is inderdaad zo dat de Duitsers die bezig zijn met het
ruimen van lijken de ontzielde lichamen zomaar van zich af
smijten en er hopen van maken.
'Afschuwelijk om aan te zien.'
'Ja., daar zol oe de rillings van over de rugge gaone.'
komen boven aan de Grebbeberg. Jan ziet dat er zowel
Hollanders a1s Duitsers bezig zijn graven te delven. Hij
huivert,

261
want weer komt hem het gesprek voor de geest dat hij op die
plek had met Gerben Hollevoet.
'Ik denk, Jan, dat we hier bezig zijn ons eigen graf te graven'.
Letterlijk heeft Gerben dat gezegd en zijn woorden zijn waarheid
geworden. Als een van de eersten die zijn gevallen in de stoplijn,
beeft Gerben het Ieven gelaten.
Bij de afdaling van de Grebbeweg in de richt_ing van de
sluis, komen ze bij het gedeelte dat door de soldaten de Holleweg
wordt genoemd. Hier is de aanblik al even afschuwelijk. Er
liggen honderden lijken, terwijl er ook in de bomen hangen.
Triest is de aanblik van de gedode paarden. De dieren zijn
door de Duitse artillerie verrast en in stukken geschoten.
Hun opgezwollen buiken, met daarbovenuit de gekromde
benen, die als tentakels in de hoogte steken. Het lijkt of de
dieren in hun doodstrijd hun ogen naar binnen hebben
gedraaid om van het menselijk doen en laten verder geen
getuige te hoeven zijn. Een paar keer ziet Jan hoe paar
edarmen om de behaarde benen zijn gerold, wat er op duidt
dat de dieren, alvorens te sterven, in hun grote angst, zich in
hu•n eigen ingewanden hebben verward.
Naast Jan loopt de onbekende soldaat, die hem eerder
heeft aangesproken. Jail ziet dat hem de tranen_over de wangen
lopen. Want de aanblik die ze krijg n op het stuk Grebbeweg, een
traject van amper tweehonderdvijftig meter, is voldoende om
hen een indruk te geven van wat een oorlog betekent..De
verliezen die zijn geleden zijn vreselijk groot, want overal
liggen de lijken van Hollanders en Duitsers langs en tegen de
kant van de Holleweg. Echter, de verhouding is niet te
schatten. Er zijn tamelijk veel Hollandse jongens gesneuveld.
Maar het aantal manschappen dat de vijand aan dit deel van het
front heeft verloren is niet vast te stellen, maar wel vele, vele
malen hoger dan van de verdedigers. Ontstellend groot is het
aantal vernielde voertuigen en fietsen, die op en over elkaar
gesmeten liggen als waardeloos vuil. Auto's, kanonnen,
gevechtswagensen nog veel meer, het ligt er verbrand, in elkaar
gevouwen, als wrakken, nergens voor deugend dan om als
schroot gesmolten te worden, waama men er weer oorlogstuig
van kan maken.

262
'Wat een verspilling van mensen en materieel, vriend.'
Een andere onbekende spreekt Jan aan en die schudt
stilzwijgend zijn hoofd. De aanblik van dode mensen en dieren,
die als weggesmeten vuil langs de weg liggen, het is te veel voor
een eenvoudig mens om te verwerken. Zo nu en dan is de weg
versperd door wrakken en omgevallen bomen. Daarbij moeten
ze tussen de lijken door stappen en een paar keer trapt iemand op
een dode Duitse soldaat. Maar daar wordt niet naar gekeken en
ook is er van de overwinnaars niemand die de moeite neemt om
de lijken aan de kant van de weg te leggen.
Later verneemt Jan dat deze Duitsers niet aan de lijken mogen
komen, maar dat er speciale troepen zijn die tot taak hebben
Iijk n te ruimen. Onder toezicht van en in samenwerking met
deze troepen kunnen ook andere mensen worden gecharterd om
te helpen met het bergen van gesne velden. Ve'el Hollandse
krijgsgevangenen hebben hieraan deelgenomen. Jan ziet onder
aan de berg dat Hollandse soldaten gedwonge worden w rk te
doen. Ze moeten balken aanslepen oin de brug over de Grebbe-
sluis te repareren. .
Als de groep krijgsgevangenen langs het hotel De Grebbe komt,
ligt dat te smeulen, er slaan bier en daar nog vlammen uit bet
puin. De toestand in de buurt van de Grebbesluis is gruwelijk
om te zien. Alie huizen zijn beschadigd of uitgebrand. Er is geen
boom ongeschonden uit de strijd gekomen, de meeste zijn zo
z aar gehavend dater weinig anders zal overblijven dan de oude
woudreuzen voor de bijl te laten gaan.-De straatweg is·bijna niet
meer terug te vinden; overal zijn granaattrechters en andere
gaten, vol afval van de strijd.
'Ze benne hier nogal tekeergegaan.'
'Dat ziet er wel naar uit ... ja.'
'Wat een rot bende.'
'Ja.'
Helaas moet voor de krijgsgevangenen de grootste vernedering
nog komen. Bij de brug worden ze overgedragen aan de
stoonroepen. Mannen die gevochten hebben, maar nu een
periode van rust genieten om krachten op te doen voor de strijd

263
die nog komen kan. SS-mannen van de keurtroep naar de
grote Duitse leiders in eigen persoon vernoemd. Het zijn de
helden van de SS-Leibstandarte 'Adolf Hitler'.
Aan deze lieden worden de krijgsgevangenen overgedragen.
'Jullie zult van hieruit weggebracht worden, maar eerst moet
iedereen gefouilleerd worden.'
lemand vertelt het de mannen in gebroken Hollands, waarna ze
op een rij worden gezet.
'Jullie stilstaan, begrepen !'
SS'ers staan voor de groep met het wapen in de aanslag, er gaat
iets bedreigends van hen uit. Het zijn lieden die niet tegen het
doodschieten van een medemens op zien en daar geen geheim
van maken.
'Jullie allemaal kapoet schiesen !'
Er gaat een huivering door de gelederen, men vreest dater
erge dingen gaan gebeuren. Hier en daar wordt een gevangene
ruw op z'n plaats gezet en onder een tirade van een SS'er aan
bet verstand gebracht, welk een Qietswaardig individu de
Hollander is. Dan begint het fouilleren., De militairen worden
door de moffen op de meest letterlijke manier uitgeschud. Het
is een trieste vertoning. Jan moet zijn portefeuille afgeven;
alsook zijn portemonnee. Al zijn geld n papieren worden hem
afgenomen. Hij tracht nog een foto te redden van Bertha, de
enige die hij heeft en waaraan hij bijzonder gehecht is.
'Dat is mijn meisje, laat me de foto houden ... , astublieft.,
· De SS'er bekijkt de foto en kijkt clan naar Jan, die zijn hand uit
steekt om de foto weer in ontvangst te nemen. Maar in plaats
daarvan geeft de mof hem een draai om zijn oren. Vervolgens
worden zijn zakken binnenstebuiten gekeerd en alles wat maar
enige waarde heeft afgenomen. Het laatste wat Jan moet afstaan
is zijn gouden ring en polshorloge. Dan is hij zo kaal als een
kikker. 'Weg hier met jou I'
Jan wordt aan de kant geduwd en de soldaat neemt een volgende
Hollander om leeg te schudden. Het is pure roof wat hier wordt
gepleegd en er is niemand die daar iets van zegt. Het typeert de
mentaliteit van dit soort mensen, die zijn·afgericht om voor hun

264
Fuhrer te strijden. Hun doen en laten heeft niets menselijks meer
en van enige goede gevoelens ten opzichte van de overwonnenen
is geen sprake.
Opnieuw wordt de groep bij elkaar gedreven, vlak bij de brug
waar Hollandse militairen onder commando van Duitsers bezig
zijn het brugdek te herstellen, zodat er weer zwaar materieel
overheen kan rijden.
'Hebben ze jullie ook kaal geplukt, de schoften ?'
Een van de werkers bij de brug vraagt dit onder het lopen
door. Hij passeert met een dikke balk op zijn schouder en spreekt
gelijk de krijgsgevangenen aan.
'We hebben niets meer, helemaal niets Alles is ons ontstolen.'
Een soldaat zegt het met tranen in zijn stem. Het gaat niet alleen
om het laatste wat ze op zo'n laaghartige manier hebben moeten
afstaan, het is bovenal de grote vernedering die ze moeten
ondergaan.
'Troost je dan maar, mijn waarde. Ons hebben ze zelfs ooze
jassen en schone sokken ontstolen.'
'Het typeert hen wel, moet ik zeggen.'
'Tuig is het, allemaal boev.en.' •
'Daar moet Hitler de oorlog mee winnen.'
'Maul halten !'
Een SS'er schreeu wt dat er niet gepraat mag·worden en even is
het ook echt stil, maar dan worden de gesprekken weer voort
gezet.
'Moet je zien daar, die moet •zijn broek uittrekken !'
Normaal zou een dergelijke vertoning de lachlust hebben
opgewekt, maar nu komt het alleen over als een zeer trieste
demonstratie van onmen elijkheid. Een nieuwe, buitenmodel
broek van een militair heeft de begeerte van een SS'er opgewekt.
Er is geen tegenhouden aan, de broek moet uit en opgerold aan de
mof gegeven. De overwinnaars doen hun werk in alle ernst,
wat blijk geeft dat ze een dergelijke roofpartij niet voor het eerst
bij de hand hebben, maar al vaker hebben gedaan. Ze vinden
het allemaal heel gewoon.
De militair zonder broek krijgt als dank een schop onder zijn
. 'tvl en moct bij de groep gaan staan die al onder
handen men is.
- mt d mcdedcling dat ze vertrekken moeten. Ze worden
r 1tld en n • t been en weer geschuif gaat de tocht
verder. De brug o,· r wa r bun kameraden bezig zijn om
bet brugdek
lo• tc hcrstcllcn. Er staan al een groot aantal pantser-
- - n n anderc voertuigen klaar om de brug over te gaan,
ten einde d - strijdende troepcn ondersteuning te geven. De
mllt
ta.iren die aan de brug werken, zien er vermoeid uit, bet tempd
iUrUl gcwukt wordt ligt dan ook bijzonder laag.
Ik bn me niet aan de indruk onttrekken dat daar behoorlijk de
lijn wordt·getrokken, mannen.,
De man die dat loopt achter Jan Brouwer en deze begrijpt
, . t d,t de vangenen zich zeker niet gaan uitsloven om de
Duitsets vlugger de. brug over te helpen. Ze lopen langs
de voorposten, waar de gevolgen van de strijd duidelijk zijn te
zien. Het hoomwerk, de linie voor de Grebbeberg, is veranderd
in een kraterlandschap, want degranaattrechters vloeien in
elkaar over, mdat de fortificaties helemaal zijn omgeploegd.
Ook bier liggen oreral kapotgeschoten karren en wagens.
Weggesmeten wapens en alledei oorlogstuig, bet ligt er
achteloos neergeworpen. Langs de weg zijnhet weer de lijken van
bijna overwegend Duitsers, die als roil neergekwakt zijn, en
niemand die er naar omkijkt. Wat verdcrop liggen de
Hollanders, ondergedekt met paardedekens. Waarschijnlijk is
dat nog gedaan als een laatste eer aan de kameraden die
bleven, door hen die konden gaan.
Dan is er de droge sloot langs de Nude. Hier en daar liggen de
lijkeJ:!meer dan vijf dilt op elkaar en op twee plaatsen moeten
de soldaten crovcrheen stappen.'Ergom te zien is ook het vee in
de weilanden. Tientallen, ja wel honderden koeien liggen er
dood,
- sommigc zijn gedecltelijk verbrand. Jan voelt hoe een
misselijk hcid in hem omhoog stijgt. Kijkend naar zijn lotgenoten,
21et hij hun bleke gezichten waaruit alle (even verdwenen lijkt.
Ze!open nu niet mcer met de handen omhoog en mogen ook met
elkaar praten. Het zijn een paar oudere soldaten die hen
begeleiden. Waarheen dat is, weer geen mens.

266
De bewakers zeggen er geen woord over. Zwijgend stappen ze
voort naast het groepje mensen dat berooid en uitgeput in de
richting van Wageningen sloft.
'Waarheen zal men ons brengen, maat.'
Jan haalt zijn schouders op·en steekt in een machteloos geba·ar
zijn handen opzij.
'Er is geen kijk op waarheen we gaan, maar zeker in krijgs
gevangenschap. Het kan zijn dat ze ons naar Duitsland transpor
leren.'
'Da zal toch niet waar zijn !'
In de stem van de ander klinkt bittere angst, want Duitsland is
ver weg en wat zal hen daar weer te wachten staan. De
ervaring die men tot op dat ogenblik heeft met·de Duitsers is
nou niet bepaald hoopvol te noemen.
'Misschien gaan we wel naar boeren om te werken, dat is in de
vorige·oorlog ook gebeurd.'
'Gezien de behandeling en na alles wat ik van de Duitsers heh
gezien, heh ik weinig vertrouwen in·ee_nvriendschappelijke
houding of een menswaardige behand ling/ •
'Ja, dat is zo We moeten maar afwachten.'
Ze n deren ondertussen Wageningen. Daa heeft men erg van
de beschietingen te lijden gehad. De mooi kerktoren hebben
ze te grazen genomen, terwijl·ook een,.deel va·n het
centrum·deerlijk gehavend is. Hier en daar zien ze Duitsers die
lege huizen doorzoeken, en winkels, waarvan de eigenaren
gevlucht zijn, plunderen. Jan en zijn lotgenoten zie ·dat
allemaal.gebeuren, maar doen er het zwijgen toe. Het is
immers een grot dieven- en moordenaarsbende. En met de
ervaring die ze hebben met de SS is bet uitkijken voor wat je
zegt en wat je doet.
Ze gaan door Wageningen heen de berg op. Het tempo waarin
gelop;n wordt is laag en zakt nog verder terug. Het is ook geen
wonder, want er zijn gevangenen bij die in drie dagen en vier •
nachten niet geslapen hebben en daarbij niets te eten en niets te
drinken hebben gehad. Vandaar ook dat ze voetje voor vqetje de
Wageningseberg op schuiven.
Maar dan komt er een grote verrassing voor hen. Vlak bij hotel

267
/
Belmonte krijgen ze rust en als een groot wonder wordt bet
ervaren, dat daar mensen van het Rode Kruis zijn met water.
Gewoon water te mogen drinken, welk een groot voorrecht is
dat. Jan Brouwer krijgt een groot glas helder water in zijn
handen gedrukt. Daar moet hij, ondanks zijn vreselijke dorst,
toch eerst eens goed naar kijken. Heel even maar. •
Water? koel, helder water. Wat een grote zegen. Het wordt
door de eenvoudige Jan.Brouwer opgemerkt. Hij beseft dat
het een groot wonder is dat hij zijn erge dorst mag lessen. Dan
drinkt hij genietend met zijn ogen dicht, bet is als balsem op
een wonde. Verkwikkend loopt het koele vocht door zijn
keel en daarmee komt zelfs weer een beetje levensmoed in
hem te ug.
Dan mogen ze rusten. Ook een zegen. Rust, dat wordt door Jan
·opnieuw als een wonder ervaren. Tegen een boom gezeten valt hij
in slaap en is voor een ogenblik heel de ellende van de
oorlog vergeten.
'Aufstehen !'
Er komt weer beweging in de krijgsgevangenen, waarvan er
bij hotel Belmonte een groot aantal is bijeengebracht. _
Er komen paardewageris,die de gevangenen naar Arnhem zullen
brengen.
'Aantreden en op de wagens, mannen!'
Het is een Hollander die daartoe het bevel geeft.
31

De rit per paardewagen is een ervaring die zowel Jan als zijn
lotgenoten levenslang zal heugen. De voerlui zijn oude Duitse
soldaten, doch bet comfort laat veel te wensen over. De
wagens zijn met een, sommige met twee paarden bespannen
en naar gelang bun grootte worden er zoveel mogelijk
Hollandse krijgs gevangenen opgeladen. In bet begin van de
reis proberen ze allemaal te staan, maar als Renkum i
gepasseerd zakt de een na de ander door de knieen, zodat op het
laatst de mannen open over elkaar liggen en zo, uitgeput, in
Arnhem aankomen. Het zien van de oude, vertrouwde
gamizoensplaats veroorzaakt een zekere weemoed; want er is
lief en leed geleden door veel jonge mannen, die er bun eerste
schreden in de soldatenloopbaan hebben gezet. De paar.den
sjokken rustig voort en worden door de voerlui niet aangezet
tot grotere spoed. Rustig klepperen de hoeven op de
straatstenen en in een bezadigd tempo vorderen ze.
'We gaan op de Menno van Coehoorn-k zeme af; maat.'
'Ik geloof bet ook.'
'Voor mij geen onbekend terrein.'
'Ik ken er niets van. Ik heb in bet land van Maas en Waal gelegen
en hen pas twaalf mei naar Rhenen gekomen.'
Nu het einddoel vermoedelijk in zicht komt beginnen de soldaten
weer wat op te leven. Maar ze rijden verder en komen in de oude
kazeme op de Bovenbult, bij honderden soldaten bekend.
'Uitstappen, mannen.'
Het gaat·allemaal heel langzaam, want de vermoeidheid en bet
urenlange stilzitten hebben gezorgd voor een lome moeheid en
s ramheid in de spieren. Moeizaam klauteren de mannen van
de wagens en begeven zich naar de kazerne. Daar wacht hen
een nieuwe teleurstelling. Er is bijna niets van bet interieur
over gebleven. De Duitsers hebben alles weggehaald omdat de
bedden en andere belangrijke voorwerpen aan bet front, of
dicht daarbij

269
nodig waren. De vloer is kaal en er staat maar hier en daar een
tafel.
'Een verrekte kale boel hier, maat.'
Een man van de veld beziet het alles met een kritische blik en
heeft dan al heel vlug zijn conclusies getrokken.
'Wat een rot bende is het, geen bed om te slapen.'
'Ja, erg aanlokkelijk ziet het er niet uit.'
Even later komt er een Hollandse sergeant, die handelt in
opdracht van de Duitsers en nu bevelen geeft.
'Luister, jongens.'
Er is helemaal niets van het oude dwingende spreken over
gebleven. De sergeant voelt zich onder de gegeven omstandig
heden net zo miserabel als iedereen die bier zijn moet.
'We zullen hier voorlopig blijven. Ik heb niet kun en achterhalen
voor hoe lang dat is. Maar gezien de accommodatie lijkt het mij
toe dat we bier weer spoedig zullen verdwijnen, of ze moeten ons
van bedden en andere benodigdheden voorzien. Het is een feit
dat de vijand met ons in zijn maag zit, want hier kun je in feite
nog geen bond in onderbrengen. Zaak is dat we ons bier op de
een of andere manier moeten installeren en maar zien dat we de
nacht doorkomen.'
'He, sergeant, krijgen we niks te bikken ?'
'Dat weet ik niet. Maar het zal wel een heel klein beetje zijn, als
er al wat eten voorradig is.'
'Wat een bende. Ik heb al een dag of drie geen voer meer gehad.'
Er volgt een lelijk woord van de man die, na een uitputtende reis
en een zware strijd op de Grebbeberg, eindelijk wel eens iets
te eten wil hebben.
'lk voel met je mee, jong. Maar ik zelf ben er niet beter aan toe
en denk eens aan al deze mannen, die hebben waarschijnlijk ook
in
.geen dagen wat te eten gehad. Maar ik zal zien water gedaan kan
worden. Dat beloof ik jullie.'
'Dat zou heel mooi zijn, sergeant.'
'Nou, als u dat voor elkaar kunt krijgen, dat zou heel fijn zijn.'
De man krijgt op velerlei manieren te horen hoe men over de
gang van zaken denkt, want juist in een situatie als waarin ze
zich nu

270
bevinden komen karaktereigenschappen aan de oppervlakte.
Het is rond middemacht dat Jan Brouwer ten einde raad zijn jasje
uittrekt en dat wat opvouwt om er een soort kussen van te maken.
Dan gaat hij zo op de harde vloer liggen met zijn jas onder
zijn hoofd. Na een zware, afmattende periode, zoals Jan
Brouwer en zijn kameraden achter de rug hebben, duurt het
slechts heel kort
of het eerste gesnurk is hoorbaar. En nauwelijks·een kwartier·
nadat de eerste zich ter ruste heeft gelegd, slapen allen in die z
al en is men zich van geen oorlog of krijgsgevangenschap
meer bewust.
Het is verder in de k_azerne een rumoerige, ongeordende bende.
Soldaten lopen in en uit, en een paar soldaten die in Arnhem
of omgeving wonen poetsen de plaat. Naast Jan ligt een
ilitair die ook bij het Achtste Regiment Infanterie diende en
deze komt uit Velp, niet zo gek ver bij de kazerne vandaan. De
volgende morgen heel vroeg weet hij via een burger bericht naar
huis te zenden en vandaar wordt zijn burgerpak aan de
kazerne bezorgd. Heel op z'n gemak kleedt de man zich om
en kan dan ongestoord de kazeme uitwandelen. Hij zal er
nooit iets van horen.
Gelukkig komen er die dag Arnhemse bakkers met manden
vol vers brood naar de kazerne. Het gekke is dat velen voorheen,
toen de soldaten een beetje bij het stadsgezicht hoorden,
hun neus ophaalden voor de militairen. Maar nu de nood
groot is en de mensen hebben vernomen in welke staat de
soldaten verkeren, is er ineens bet besef van saamhorigheid
en dat onze jongens hebben gedaan wat ze konden. Nu zijn
de militairen in bittere armoede gedompeld en is de
bereidheid om te helpen groot.
Op het kazerneterrein• staan de bakkers met hun heerlijk
versgebakken brood. Het ruikt zo lekker en elke soldaat mag een
brood komen halen. Bovendien verschijnt er plotseling een
boerenechtpaar. Zomaar, een paar heel eenvoudige mensen,
naa loos, met twee bussen vol warme koffie voor de
soldaten. Het is allemaal zo hartverwarmend, vooral door het
weten dat een groot deel van de natie meeleeft met de
soldaten, die voor bet behoud van hun vaderland hebben
gestreden. Het is een nederlaag geworden, en juist omdat die
nederlaag zo zwaar is
271
geweest, willen de mensen iets doen voor de militairen die alles
deden.
'Korn bier., soldaat, en pak aan.'
Een bakker snijdt een wittebrood overlangs open en smijt er een
klont boter tussen. Jan neemt bet warme wittebrood in zijn
handen en opnieuw kan hij zijn emoties moeilijk de baas blijven.
Na dagen van hongerlijden is er nu brood. Nooit heeft hij
beseft hoe heerlijk brood ruikt, hoe het aanvoelt een
heel.brood in je handen te hebben en te weten dat je bet
mag opeten. Wat een voorrecht, wat groot een brood te
ontvangen. Jan voelt hoe warme tranen over zijn wangen
lopen en met het brood in zijn handen loopt hij naar binnen.
Warme koffie en brood!
'Eet je niet overstuur, soldaat.'
Een onbekende maant hier en daar om voorzichtig te zijn,
want het is bij de burgers bekend hoev el honger en dorst er
geleden is. 'Nee, ik zal er rustig van eten, reken maar.' •
Dan trekt er een flauwe glimlach om de mond van Jan. Want
in het bezit van het brood en de koffie voelt hij zich de koning te
rijk. Ook andere soldateii komen met het nog warme brood
en de koffie naar binnen. Maar er spelen zich ook taferelen af
die wel begrijpelijk., maar bijna mensonwaardig zijn. Broden
wor en met de tanden uit elkaar gerukt en naar binnen gewerkt.
Hier en daar is het een vreetpartij waaraan elke
menselijkheid vreemd is. Uitzinnige soldaten hebben zich
niet meer in de hand en verslinden het brood en gieten de
warme koffie door hun keel. Jan is als een blij kind naar binnen
gelopen. Het is alsofhij zweeft, hij kan het nog altijd niet
bevatten. Het is zo groot, zo heerlijk om brood te hebben en
warme koffie. In een hoekje van de zaal gaat' hij zitten en
bekijkt zijn bezit met bijzondere belangstelling.
Glimlachend ruikt hij aan het brood, de waimte voelt
heerlijk aan. En dan vouwt de dankbare krijgsgevangene zijn
handen en bidt. Hij heeft het warme brood tussen zijn gevouwen
handen en is zich niet bewust van de tranen die over zijn wangen
en hartden lopen.
Er komt ineens weer zoveel, zo heel veel op hem af. De strijd op
!even en dood. De kauwende monden, die eikebladeren bleken

272
fijn te malen. De dood van Gerben Hollevoet.
Even later neemt hij bedachtzaam een slokje koffie en ruikt nog
eens aan het brood alvorens te gaan eten. Nooit heeft hij met
meer smaak gegeten. Eenmaal bezig kan hij zich
nauwelijks meer beheersen engaan er bij hem veel van de
goede voornemens op de loop. Hij eet en geniet. Jan smikkelt en
kauwt, slikt en glimlacht erbij, want hij voelt zich op dat
moment zo onuitsprekelijk rijk. Nadien mag hij nogeen keer
koffie in ontvangst nemen. Ook zijn er nog broden, die onder de
krijgsgevangenen worden verdeeld. Jan krijgt er ook weer een,
die ij in zijn jas rolt om voor later te bewaren. Want de achter
hem liggende periode heeft geleerd, dat het lang niet zeker is op
gezette tijden een maaltijd te ontvangen. Het is na het eten van
h t heerlijke wittebrood dat ook de geest wat ontspanning
vindt. Jan zakt tegen de muur in een diepe slaap en weet niets
meer van alles wat om hem been gebeurt.
En dat is veel. De bewaking s minimaal. Er zijn wat
oudere Duitsers die bet met de bewaking van de
gevangenen niet zo nauw nemen. De Duitsers weten niet
hoeveel personen er in de kazerne zijn ondergebracht, want
zo nu en dan komen er nog weer bij. Ook burgers kunnen af
en aan!open en van die situatie wordt gebruik gemaakt om
ertussenuit te knijpen. Veel soldaten, die bij het Achtste
Regiment Infanterie hebben gediend, zijn uit Arnhem en
omstreken aflcomstig.
Het is als een lopend vuurtje door de streek gegaan dat een
deel van het Achtste Regiment in Arnhem is teruggekeerd.
Vrouwen en ouders die dagenlang niets .van hun man of
kind gehoord hebben, gaan op zoek en soms vinden ze
elkaar. Daarbij spelen zich hartverscheurende tonelen af, als
een doodgewaande in levende lijve tegenover zijn ouders of
vrouwtje staat. Er worden volop burgerkleren naar binnen
gebracht en op het toilet wordt dan van kleding geruild, waarna
even later de soldaat gewoon de kazerne uitwandelt. De Duitsers,
die bij de poort op wacht staan, nemen er niet de minste notitie
van. Het zijn oude reservisten van de Weermacht. Vaders, die
uit het dagelijkse leven zijn weg gehaald om voor hun grote
Fuhrer dienst te gaan doen. Niet aan het front, maar als
voerman, als bewaker, of om-allerhandeklusjes
273
op te knappen, die nu eenmaal in een leger moeten gebeuren.
Waarschijnlijk is bet deze mannen wel bekend dat er telkens
jongens in burger naar buiten komen, maar er .wordt niets van
gezegd.
Jan is zich van dit alles niet bewust. Hij slaapt en droomt van
mooie dagen, samen met Bertha, het meisje waarvan hij zo heel
veel houdt. In de droom is ze hem bijna tastbaar nabij en voelt hij
zich heel gelukkig, niet beseffend dat hij tegen de harde muur
hangend, snurkt dat bet een lust is. Eindelijk wordt hij met
pijnlijke ledematen wakker; Nog vervuld·van het 'beleefde' in
zijn dromen, moet hij even nadenken waar hij zich bevindt. Maar
dan komt al heel vlug de realiteit als een koude douche over hem
heen.
Buiten is bet rumoerig geworden. Stemmen klinken en het wordt
Jan duidelijk dater iets te gebeuren staat.
'Wat is er aan de hand, maat ?'
Hij schiet een soldaat aan die hem niet onbekend is, maar bij een
andere compagnie hoort. •
'Er zijn een heleboel moffen gekomen, allemaal weer ·van die
ouwe knarren.'
'0, da's in ieder geval beter dan die lui die aan qe Grebbe waren.'
'Nou, man, wat een tuig was dat.' •
'Mij hebben ze alles afgenomen. M'n-geld, papieren, zelfs m'n
ring hebben ze·van m'n vinger gerukt. De.schurken '
'Man, praat me er niet van. Dat boeventuig.'
Na een half uur wachten, niet wetend water aan de hand is,
komt de sergeant binnen die zeal eerder hebben gezien en hen
in naam van.de Duitsers toesprak. Hij heeft weer e
n.mededeling. 'Mannen, ik heh opdracht gekregen te zeggen dat
wij ons klaar moeten maken om af te marcheren.'
'Waarheen gaan we dan, sergeant?
'Dat weet ik niet. Ze willen er niet over praten of ze weten
het"zelf niet. Een ding is zeker: de militairen die oris zullen
vergezellen zijn heel beste mensen, niet te vergelijken met de
SS'ers waarmee wij eerder kennis hebben gemaakt. Dit zijn
reservisten die, aan het begin van de oorlog, onder de wapenen
zijn geroepen, maar

274
zich zeker niet gemotiveerd voelen.'
De gevangenen.zijn, in afwachting van water gaat gebeuren,
tegen de muur gaan zitten.
'Aufstehen !'
'Nou, mannen, daar gaan we dan maar weer.'
Met een diepe zucht komt Jan overeind en loopt naar buiten.
32

De kazerne moet verlaten worden. De gevangenen gaan


naar buiten en in tegenstelling met wat ze tot op dat ogenblik
gewend waren, wat de Duitsers betreft, gaat het nu veel
menselijker. Er is, afgezien van wat geschreeuw, niemand die
door middel van slaag of mishandeling tot grotere spoed
wordt gemaand. De Hol landers hebben heel vlug in de
gaten gekregen, dat·de Duitsers hun bevelen door middel van
hard schreeuwen geven, en daarbij soms zo tekeergaan, dat het
lijkt of er hevige ruzie is. Maar ze krijgen al gauw door, dat
het gebulk veel erger lijkt dan het in werkelijkheid is.
Voor de kazerne staan zo'n driehonderd mannen opgesteld.
Er wordt geen appel gehouden .en niemand vraagt wie de
ge vangenen zijn. Blijkbaar zijn de Duitsers nog zo druk met
andere dingen bezig, dat ze zich aan hun krijgsgevangenen
weinig gelegen laten liggen. Het probleem van de
gevangenen is de Duitsers duidelijk boven het hoofd gegroeid.
Het gaat niet alleen om het groepje Grebbestrijders, maar
ook om Polen en later Fransen, Belgen en om nog veel meer
nationaliteiten. Het zijn er met elkaar tienduizenden, die
gehuisvest, gevoed en ergens ondergebracht moeten worden.
Om daarin te voorzien mankeert er bij de overwinnaars wel het
een en antler. Ook de Hollanders zullen daar de nodige
ervaring mee opdoen. .
'Wat zal men voor ons in de maak hebben, maat ?'
'Op een of andere onaangename verrassing, moeten we
maar rekenen.'
Jan staat naast een soldaat die hij kent van de tweede
compagnie. Zijn naam weer hij niet, maar dat is in het
onderhavige geval ook niet belangrijk. Alles en bijna
iedereen is op dit ogenblik anoniem. Stuk voor stuk hebben
de mannen, die voor de kazerne staan opgesteld, hun eigen
goede kameraden door de dood verloren. Het is maar goed
dat ze daar op dit ogenblik niet aan

276
denken. Allen hebben ze, in meerdere of mindere mate, ont
beringen geleden in de strijd met de Duitsers.
'Hier blijven kan niet; er is niet eens een behoorlijke plek om te
slapen.'
'En de keukens zijn wel compleet, maar eten is er niet voor ons.
Tenminste, van de moffen hebben we niets gekregen.'
'Ik denk dat ze zelf amper genoeg voer krijgen, man. Heb jij al
eens een mof zien eten ?'
Jan moet dit beamen. Met uitzondering dan in Wageningen,
waar hij zag dat plunderaai's gestolen voedel liepen te
eten. Verder is het enige wat hij van hun
voedselvoorziening heeft gezien, een kapotgeschoten
keukenwagen, die met twee paarden ervoor bij de Grebbesluis
lag.
'Die lui zijn zo gedresseerd dat ze ,vaarschijnlijk dagen zonder
eten kunnen.'
'Ben je gek, man, die moffen hebben thuis niks te vreten. Ze
komen hier bij ons de boel wegjatten, let op mijn woorden.'
'Nou, ze zullen niet komen om ons van alles rijkelijk te voorzien;
dat geloof ik ook niet.'
Voor de aangetreden krijgsgevangenen lopen enkele Duitsers
heen en weer, ook staan er bier en daar wat in groepjes te praten.
De onbekende soldaat naast Jan neemt het gesprek weer op.
'Waar heh jij gezeten?'
'Ik? In de stoplijn vlak bij de Grebbeweg.'
'Zwaar?'
'Gruwelijk. En jij?'
'Ik heh op de berg zelf gezeten. Rechts van de Holleweg.
Wij werden al heel gauw door de Duitsers, nadat ze over
de brug waren, in de rug aangevallen. Dat tuig heeft het
merendeel van ons gewoon gemitrailleerd. De schoften.'
'De SS?'
'Ja, dat is bij elkaar een stel beroepsmoordenaars. Wat een tuig,
wat een smeerpijpen zijn het, die lui.' .
De soldaat briest van verontwaardiging. Jan kan heel goed
begrijpen wat de man bedoelt als hij zegt, dat ze bijna lll
zijn kameraden hebben gemitrailleerd. Dan komt hem weer het
beeld

277
voor de geest van Hendrik Hansing, die zomaar zonder reden
werd neergeschoten. Ook dat was pure moord en niets anders.
'Mijn kameraad hebben ze ook vermoord.'
Jan schudt verwoed met zijn hoofd, want bet vliegt hem nog aan
als hij er aan terug denkt.
'We komen de schuilkelder uit, met de handen omhoog, en
zomaar voor de aardigheid knalt er een Hendrik tegen de
grond.' 'Ze waren straalbezopen, die lui.'
'Dat heh ik ook gemerkt. In Wageningen moeten ze d_rank
geroofd hebben, met vrachtwagens vol, en reken er op dat ze
ervan hebben genoten.'
'Het moet echt waar zijn, dat in Duitsland de winkels helemaal
leeg zijn. Dater zelfs amper gewoon voedsel te koop is.'
'lk ben er nooit geweest, maar daar is bij ons ook wel over
gesproken.'
'Opletten, mannen !' _
Er komen nu Duit ers met bet geweer.over.de schouder voor
de krijgsgevangenen staan. Die moeten zich omdraaien, met
hun gezicht naar Velp.
Schuifelend wordt aan dit bevel voldaan en dan krijgen ze
opdracht om te gaan !open.
'Voorwaarts ... !'
Ze zetten iich in beweging. Er wordt met geen woord gerept
waarheen de tocht zal gaan; noch wat het doel van de mars is. Ze
gaan in de richting van Velp en sjokken·langzaam i-n zuidelijke
richting.
'Verdraaid, maat, we gaan op bet moffenland·aan.'
'Zou het echt?'
De gedachte daaraan laat Jan schrikken, want aan de mogelijk
heid naar Duitsland te moeten, durft hij eigenlijk niet te denken.
Het blijkt dat de mars bijna niet te doen is voor de meeste
soldaten. De Duitsers proberen hen wel tot meer spoed te
krijgen, maar begrijpen op het laatst dat bet niets helpt om de
gevangenen op te jagen. Het merendeel is uitgeput en elke stap
die ze moeten doen is een marteling. Even buiten Velp wordt een
lange rustpauze gehouden. De mannen kunnen niet meer, terwijl
¥

278
ze toch in het verleden wel flinke afstanden gelopen hebben. Na
een uur sjokt de groep verder. Opgejaagd en aangespoord sloffen
ze nu in de richting van Zevenaar. Niet eens zo heel erg ver weg,
maar voor de afgematte strijders is het een haast niet te
volbrengen tocht, zonder uitzicht en zonder einde.
'Laufen ... Schnell!'
Maar niets kan het tempo waarin men loopt bei'.nvloeden. Ze '-',
vorderen tergend langzaam en de Duitsers beseffen, dat het
ondoenlijk is met de uitgeputte krijgsgevangenen een lange mars
te maken.
Na verschillende keren stoppen en uitrus n, komen ze aan het
eind van die dag in Zevenaar aan. Dan zijn de meesten ook zo
vermoeid, dat ze geen stap verder meer kunnen.
'Rust, annen, rust.' .
Ze laten zich op de grond vallen en strekken daar hun vermoeide
ledematen.
'Maatje, ik ben bijna uitgeteld. M'n voeten staan in brand.'
'Voor mij mag er ook een eind aan deze troep komen.'
Jan lucht zo zijn hart,- maar het kan• niets aan zijn positie
verbeteren. Iedereen wil zij gal echter w_el eens uitspuwen.
'Wat motten ze hier nou in Zeve;naar met ons. Het enige dat ik
kan bedenken is, dat we dadelijk bikkencement en drinken
krijgen en na een rustperiode weer verqer moeten lopen, richting
mofrika.'
'Daar begin ik ook bang voor te worden. Voor mijn gevoel gaan
.we helemaal de verkeerde kant op.' ••
Weer breekt er een periode aan waarin ze rp.oeten wachten op ...
? Geen mens kan er een zinnig woord over zeggen. Het is, naar
gefluisterd wordt, •dat er gegeten zal worden en daarop het
1

wachten is. Maar na verloop van een·paar uur is het aUen


duidelijk, dat het verwachte eten wel heel lang op zich laat
wachten.
Het gaat-weer helemaal anders dan men_verwacht heeft. Onver
wacht klinkt het bevel: 'Aufstehen .. Schn ll, schnell!'
De krijgsgevangenen beginnen er al wat van te begrijpen en
daarom doen ze alles -rustig aan. Langzaam komt de een na d
ander overeind, ze worden daarbij door een schreeuwer aan
gemoedigd: 'Opschieten jullie, voortmaken.'
Er wordt aan alle kanten hard geschreeuwd en met grate passen
benen enkele oudere Duitse militairen om de Hollanders heen.
'Aufschieszen ... Tagedieb !'
'Wat zei die kerel ?'
'Opschieten moeten we. Laten die lui zelf ophoepelen.'
'Voortmaken, domme Hollanders, vort met jullie !'
Veel indruk maakt het niet, want de gevangenen zijn te apathisch
om zich te haasten.
'Voortmaken ... '
Langzaam aan komt de boel weer in beweging. Ze worden naar
het station gedreven en moeten wachten op een trein, die hen
naar Duitsland zal transporteren. Na een half uur stommelt een
oude stoomlocomotief met veewagens er achter het. station
binnen.
'Motte we daarin? Dat zijn veewagens !'
Jans nieuwe makker is een en al verbazing. .
'Het ziet er wel naar uit dat ze ons er in zullen stoppen, maat.'
'Wat een bende, wat een troep.'
'Inderdaad, dat is het.'
'Einsteigen ... schnell !'
'Het mot allemaal snel, snel, snel. De drijvers.'
'Laat ze kletsen, man.'
Het wordt dringen om de gevangenen allemaal in de wagens te
krijgen. Veertig, vijftig, zestig, zeventig personen gaan in een
veewagen, waar de uitwerpselen van paarden nog dik in liggen.
'Dit hier is mensonterend.'
Te horen aan de uitspraak wordt die opmerking gemaakt door
iemand die gewend is zich in zeer duidelijk en net Nederlands uit
te drukken. Andere soldaten geven op een minder deftige, maar
toch goed verstaanbare manier van hun afkeuring blijk.
'We benne nog minder asse beesten. Mot je kaiken, hier liggen
grote hopen paardevijgen.'
Jan -Brouwer heeft het geluk met zijn rug tegen de wand te
kunnen staan. Dat geeft hem een extra steuntje in de rug. De
gevangenen zijn als haringen in een ton gepakt en het duurt maar
even of het zweet loopt hen met stralen van het gezicht. Het is
er stikkend vol en heet, ze hebben amper ruimte om een voet
te verzetten.
'Wat een beestenboel, maat.' ·
'Een grote smeerboel.'
Jan merkt dat hij in een paardehoop staat. Dat hij niet uitglijdt
komt omdat ze zo stijf tegen elkaar staan. Het benauwde zweet
loopt hem met stralen van het voorhoofd. Het moet zo niet te lang
doorgaan, want dan zullen er zeker mensen buiten westen
raken. Gelukkig wordt de warmte wat minder als na drie
kwartier de trein zich in beweging zet. Het is een heel lange rij
wagens, waarin paarden naar het front in Belgie en Frankrijk
vervoerd zijn. Uit Frankrijk is, na het lossen van de paarden,
een groep krijgs gevangenen meegenomen naar Duitsland_en
daarna is de trein doorgestoomd naar Holland om daar ook
krijgsgevangenen op te halen.
'We gaan zo de grens over, let op mijn woorden.'
'Het zit er dik in dat ze ons naar het moffenland brengen.'
Jan beaamt de oorden v n de antler en blaast zich wat frisheid
over het gezicht. Hij heeft het benauwd, te meer omdat het
haast niet mogelijk is z'n armen te bewegen om z'n gezicht af te
vegen. De stank wordt wel wat door de wind weggeblazen,
maar toch blijft bet benauwd in de wagens. In een enkel geval
draait het er om of een soldaat verliest bet bewustzijn.
Zo rollen ze Duitslan_d binnen. Daar moet de trein lange tijd
wachten om vervoer naar het front doorgang te verlenen.
'Man, man, ik stik haast.'
'Verschrikkelijk is het, ja.'
Jan voelt hoe er tranen over zijn ge_zicht iggelen. Als ze langs
zijn wangen rollen, blijft hem niets anders over dan het vocht
van zijn wangen te likken of te blazen. Het kriebelt en hij voelt
zich diep ongelukkig. Eindelijk zet de trein zich weer in
beweging en rijdt verder Duitsland in. Ze passeren enkele
stations, waar het aardedonker is vanwege de verduistering.
Dan, na een uit p ttende rit, stopt de trein in Bocholt. Het
eerste reisdoel in

281
•Duitsland is bereikt.
'
'Aussteigen ... Schnell!'
De mannen vallen bijna naar buiten, niet meer in staat om
i:iormaal op bun benen te staan en te !open.
33

Het drama van de Grebbestrijders is nog lang niet ten einde. Jan
Brouwer en veel lotgenoten zijn in Duitsland in krijgsgevangen
schap terechtgekomen. Bocholt is de eerste plaats waar de
gevangenen warden ondergebracht. Een vervallen legerkamp
moet dienst doen om de mannen op te vangen. Dat houdt in dat
de krijgsgevangenen onderdak, kleding en voeding moet warden
verschaft, alles volgens de regels en volgens de conventie van
Geneve. Maar Hitler heeft er niet op gerekend dat er zo
ontzenend veel krijgsgevangenen zouden komen. Er is in het rijk
van de Fuhrer dan ook niet voldoende eten om al deze monden
te vullen. In Duitsland was bet onder Hitler al lang geen
vetpot
meer, al heeft de pruut dank _zidj e oorlogsindustrie de werkloos
beid kunnen opheffen. Maar het ene is ten koste gegaan van bet
andere.
In de krijgsgevangenkampen wordt algemeen gebrek geleden,
de gevangenen moeten zicb erg behelpen. Bovendien zijn de
barakken vergeven v bet ongedierte, zodat de mannen al heel
gauw onder de vlooien en luizen zitten. Ook is er geen mogelijk
beid om zich goed te wassen. Er is wel wat water, maar dat is
amper genoeg om allemaal van te drinken, laat staan dat er
voldoende is om een bad te nemen.
De Hollandse soldaat is van huis uit een klager en mopperaar,
die altijd loopt te jammeren dat bij het zo slecht heeft
getroffen. In Duitsland ervaren de Hollan ers ecbter dat ze uit
een gezegende natie komen, ondanks de soms erbarmelijk
slechte omstandig beden waarin meerderen in de crisisjaren
hebben moeten leven. Veel krijgsgevangenen zijn als
onbekenden naar Duitsland gegaan,. maar er begint zoiets als
een soort administratie te komen. Ze warden ingeschreven en
hun persoonlijke gegevens te boek gesteld. In Holland is betook
een puinhoop wat de gegevens betreft van hen die aan bet
Grebbefront en elders hebben

283
gevochten. Bijna al de gesneuvelden zijn reeds geYdentificeerd
en ter aarde besteld. Een paar soldaten zijn dermate
verminkt aangetroffen, dat geen herkenning mogelijk
was,·zodat ze als onbekende soldaten in d schoot der aarde
geborgen zijn.
Dat geeft veel kommer en verdriet, en bovenal in veel families de
onzekerheid of hun zoon of man nog in!even is. De overlevenden
zijn in krijgsgevangenschap afgevoerd, maar niemand heeft
nog iets van hen gehoord. De angst is groot, de onzekerheid vreet
aan de mensen. Slechts weinig militairen hebben kans
gezien hun familie in kennis te stellen van bun overleven op
d·eGrebbeberg. Dit heeft tot gevolg dat er al direct om
inlichtingen wordt gevraagd waar man of zoon is gebleven.
Men heeft niets meer gehoord en de oorlog op de Grebbeberg is
zwaar geweest en heeft enorm veel slachtoffers geeist. Boven
aan de zo gevreesde Holleweg, onder eeuwenoude beuken, zijn
lange, een meter diepe massagraven gedolven. Daarin zijn de
gesneuvelden naast elkaar neergelegd, wachtend tot de dag der
opstanding. Op de graven zijn geweren met de bajonet erop
in de aarde gestoken. Helmen liggen op de verse grond. Vaak
zijn deze hoofddeksels·met een.. kogel doorboord, •of heeft
een granaatscherf er een stuk uit geslagen.
Militair in bet gelid liggen de lage zandheuveltjes, met daarop
soms een klein tastbaar bewijs van het vergankelijke !even. Hier
en daar eenfoto, een tekst, een bewijs van genegenheid voor hem
die voor altijd is heengegaan. Een kruis van berkestammetjes,
een veldboeket vergaard en neergelegd door kinderhandjes,
als een afscheid van pappa, die nooit meer zal thuiskomen.
Graven, rijen graven, bij tientallen in een strak gelid, gelijk
dat militairen betaamt. Maar zij die het tijdelijke met het
eeuwige moesten verwisselen, hebben geen besef en geen weet
meer van water op de dodenakker gebeurt. Ook niet dat ten
behoeve van politieke propaganda over de nauwelijks gedichte
graven muziek schettert. Een duivels alarm aan hen die nog !
even, maar ook bedoeld als een symfonie ter ere van Adolf
Hitler, die de doden gebruikt als propaganda voor zijn
onoverwinlijke rijk. Nauwe lijks zijn de graven gedicht of de
eerste herdenking vindt plaats
me.t muziek en roffelende trammels. Redevoeringen
worden gehouden, in een taal die ruw en hard klinkt, onder de
beuken die daar vreedzaam jaar in jaar uit hebben geclroomd
over vervlogen tijden. Jonge mensen, die de berg beklommen,
hebben zich in de loop der jaren eronder gezet om wat op
adem te komen en te genieten van de heerlijke rust, die de
Grebbeberg door de tijden been zo bekend heeft gemaakt.
Maar nu zijn bet de vers gedolven graven, die velen naar
deze plaats doen komen. Met gebogen hoofd gaat men langs de
rijen - graven, been en weer terug. Nam.en warden gelezen, de
leeftijd genoemd, en met een gefronst voorhoofd, vervuld
met veel onuitgesproken gedachten, gaat men als in een
onwezenlijke droom weer huiswaarts.
Daar ligt een moeder geknield en bidt bij bet graf van haar
gesneuvelde zoon. De gebogen knieen rusten op bet pas gedolven
graf en zijn er een mee. Onder de verse aarde ligt het
stoffelijk overschot van hem, van wie nog zoveel verwacht
werd. Naar de mens gerekend mocht van de jongeman ook nog
zoveel verwacht worden. Hij betekende voor de ouders zoveel, zo
heel veel, want hij was bun alles. Maar de dood kiest niet
bepaald uit. Hij kwam via de loop van een Duits
machinegeweer en sneed het !even af van een twintigjarige
die, naar menselijke berekening, nog zolang te leven had.
Daarop had ook de moeder gerekend. Voor haar blijft niets
anders over dan de gedachtenis aan hem, die zo vroeg uit dit
aardse bestaan werd weggerukt.
Zie ook hoe mensen met betraande ogen van graf naar graf lopen;
lispelend wo den namen gelezen en weer vergeten. Het zoeken is
naar hun kind, naar de jonge vader, waarvan vrouw en
kinderen niets meer hebben gehoord, dan dat pappa ergens
op de Grebbeberg in stelling zou gaan. Maar de oorlog is
voorbij en niemand beeft nog iets van hem gehoord.
Zo zijn oak Teunis en IJda Brouwer uit Renkum op zoek gegaan
naar bun zoon Jan Willem. Jan, waarvan ze wisten dat hij in
de stoplijn was ingedeeld en zelfs de plaats waar hij zo
ongeveer kwam te staan heeft de jonge soldaat aan zijn
ouders bekend-
, gemaakt. Nu de oorlog ten einde is en de zaken weer een beetje

2R'i
normttal beginnen te draaien, is het wachten op bericht van Jan.
ln1n1ers de Grebbeberg ligt zo dicht bij Renkum, dat het
hem n1i..schien wel lukken zal een berichtje naar huis te
sturen.
Er is echter tot op heden van Jan Willem·Brouwer noch bij
zijn ouders, noch bij Bertha Hovestad iets gehoord. Vader
Brouwer heeft alles in bet werk gesteld om aan de weet te komen
water met zijn jongen is gebeurd en waar hij . is
terecbtgekomen. De
, chrikkelijke onzekerbeid vreet aan zijn ouders, die niet
weten wat ze ervan moeten denken. Bijna radeloos is vader
tenslotte naar Arnhem gegaan, ten einde zijn licht op te steken
bij een van de kazemes, waarvan hij weet dat daar
Grebbestrijders als krijgsgevangenen zijn been gebracbt.
Maar bet enige·wat men hem daar heeft kunnen vertellen is,
dat er een grote hoeveelbeid krijgsgevangen genomen soldaten
door de Duitsers is afgevoerd. Waarheen, dat is onbekend,
maar niet in de buurt in elk geval. Vader en moeder Brouwer
hebben zo overal gezocht en geinfor meerd. Maar alles is
vruchteloos..Ten ein e raad zijn ze met lome schreden naar de
Grebbeberg gegaan om te kijken bij de graven of bun Jan
soms tot de gesneuvelden behoort.
De vreselijke onzekerbeid, bet vreet aan de twee mensen, die er
geen weet van hebben dat bun zoon op dat ogenblik in Duitsland
als k.rijgsgevangene een triest leven leidt.
Behoedzaam schuifelen ze samen langs de graven en bezien met
betraande ogen en een schreiend hart de namen die
aanduiden wie ter plekke aan de schoot der aarde werd
toevertrouwd. Het zijn er velen en elke naam heeft een
gescbiedenis. Het einde van veel jonge I.evens kwam op de
Grebbeberg, gesmoord veelal met bloed en tranen. De bloem
van de Nederlandse natie Hgt begraven niet ver van de
plaats waar ze bun laatste ademtocht uitb]ieun. Mogelijk
stierven ze met het veel gehoorde 'moeder', of de naam van
een hunner geHefden op de lippen.
Schrijnend is het, ouders te zien zoeken naar bun zoon, vrouwen
naar ctn teken van bun man. Want de onzekerbeid is als een
zuur dat vreet en kapot maakt wat alreeds zo zwaar
beschadigd is.
Vader en moeder Brouwer lopen tussen de velen, die gelijk zij
7,0eken naar een te.ken van hun geliefde. Soms is er een
286
herkennen, een die het leven·liet en waarvan men niet op de
hoogte was. Want nog zijn het maar enkelingen die weten wie
leeft en wie stierf. Een paar maal gebeurt het dat mensen
vragen of men iets weet van hun zoon, of men hem heeft gekend
en wie ze zelf aan het zoeken zijn. Informatie wordt
uitgewisseld, doch het meeste is weinig bemoedigend en_niet
bepaald hoopgevend.
Teunis en IJda Brouwer gaan de r1:1im zeshonderd.graven
langs. Een voor een warden de namen gelezen. En telkenmale
wordt in deemoed het hoqfd geschud en gefluisterd: 'Hij is er
niet bij.' Denken ze daarmee aan een levende zoon, of _wil het
zeggen dat Jan mogelijk tot de vermisten behoort? De pijn
van·het onbekende is als een
vuur dat brandt en onblusbaar zijn gang gaat. Het niet te weten
is mogelijk nog erger d_an het besef dat vader of zoon niet
meer in leven is. De wetenschap dater een paar duizend
Hollanders in krijgsge·vangenschap zijn gegaan, kan de
ongerustheid van ouders .en andere·geliefden niet wegnemen.
Heel Holland leeft mee met hen die zijn gebleven op het veld
van eer en niet minder met hen van wier lot men op dat
moment niets weet.
34

De barak waarin Jan Brouwer is ondergebracht, heeft waarschijn


lijk ooit eens dienst gedaan als opslagplaats voor veevoer en stro.
Een deel daarvan ligt •nog op de vloer en is meer verrot dan
bruikbaar als slaapgelegenheid. Bovendien zitten de gebouwen
waarin de krijgsgevangenen zijn ondergebracht vol met
muizen en ratten. Waarbij nog komt dat de mannen niet
kunnen slapen omdat vlooien hen lastig vallen.
Het is een situatie die onaanvaardbaar is, want ook sanitaire
voorzieningen zijn,amper aanwezig. Het privaat .bestaat uit een
balk en een soort beerput. Daar moeten de krijgsgevangenen hun
behoefte doen. Mede door het slechte voedsel geeft dat veel
problemen. Het stinkt er verschrikkelijk, zodat een mens er
misselijk vaJ:?. wordt. Dat is het beeld van bet krijgsgevangenkamp
Bocholt waar ze, op en in elkaar gepakt, gehuisvest zijn.
'Mannen, we gaan bier een dezer dagen vandaan. Zorg er voor dat
jullie reisvaardig zijn als de moffen dat eisen. Er wordt doorgaans
geen tijd gegeven om een verhuizing goed voor te bereiden.'.
Iemand brengt deze boodschap, die van de kampleiding af
komstig is en aan de Hollanders moest worden doorgegeven. De
reden van de verhuizing is het aanboudend klagen over de
situatie in bet kamp. Zoals de omstandigbeden zijn is bet ook
niet verantwoord, al an geen mens er iets tegen doen
vanwege de oppermacht van de Duitsers. Het is echter wel zo,
dater grenzen zijn aan wat gevangenen kan worden aangedaan.
Het is op een vroege morgen dat er bevel komt om verder te
reizen. Deze keer gaat het allemaal anders dan ze gewend zijn.
De vorige keer was bet een kwestie van einden !open en dan nog
ongekend lange tijden wacbten. Nu blijkt dat de trein reeds
gereed staat en de Hollanders de barakken binnen een half uur
verlaten moeten hebben.
'Ze hebben haast, waar is dat voor nodig ?'

288
Jan vraagt het aan de soldaat die als een soort kamerwacht is
aangesteld enook een schakel vormt tussen de barakleiding en
de Duitsers. Deze is van een en antler beter op de hoogte dan de
rest van de mannen.
'Er worden hier dadelijk Poolse gevangenen ondergebracht, wij
krijgen een betere opvang is ons beloofd.'
'Vanwaar dit vriendelijk gebaar?
'\Vij zijn van hetzelfde ras als de moffen, dat heeft men mij
tenminste laten weten.' •
'Hetzelfde ras ?'
'Ja, de Polen zijn geen Germanen.'
'Wat is dat dan, Germaans ?'
'Mooi, blond en sportief, heh ik me laten vertellen.'
'lk heh nooit geweten dat wij zo sportief zijn.'
Jan schudt vol onbegrip zijn hoofd en wacht op het moment dat
ze kunnen vertrekken. Nu er de mogelijkheid nog voor is, gaan de
mannen allemaal nog even naar het 'toilet', want het kan wel eens
zijn dat ze daar lange tijd geen gelegenheid voor krijgen. De
Hollanders hebben in de korte tijd dat ze krijgsgevangen zijn al zo
bet een en ander geleerd, de nood- aakt dat een mens veel zaken -
heel gauw naar zijn hand weet te zetten.
Dan komt het bevel dat ze zich naar buiten moeten begeven om te
vertrekken. En naar Duits n1odel gaat dat met veel
geschreeuw, nog meer gebaren en armgezwaai gepaard.
'Hollander ... antreten !'
Luidkeels wordt het.geroepen en de k eet d a·t de
Hollanders moeten aantreden wordt door andere begeleiders
overgenomen. 'Antreten ... Schnell!'
'Denk erom, mannen, vergeet je eigendommen niet. Het zou
anders kunnen gebeuren dat onze spullen door elkaar gerommeld
worden.'
Er wordt grimmig gelachen, want er is bijna geen krijgs
gevangene die nog iets persoonlijks bezit. Het zijn de Grebbe
strijders die tot op het naakte lijf zijn kaal geplukt door de SS,
van
hen is er bijna niemand die zelfs zoiet•s als een zakdoek heeft.
Vandaar ook dat, als het bevel komt om te vertrekken, men heel

289
gauw klaar is, omdat er niets is dat meegenomen moet worden.
Als de gevangenen voor de barak staan opgesteld, klinkt
al spoedig bet bevel van vertrek. Er wordt uitgelegd dat ze naar
een ander kamp zullen gaan, maar waarheen blijkt niemand te
weten. Zonder commentaar gaat·de groep gevangenen op weg
naar het station, waar voor de verandering een locomotief met
veewagens staat te wachten.
'Einsteigen !
Er wordt naar Duits model met het nodige geschreeuw gepoogd
de krijgsgevangenen aan het verstand te brengen dat ze
wat harder moeten lopen.
'Schnell . . . Schnell.'
Het is een veel gehoorde kreet, die door de HoUanders zo nu en
dan als grapje gebruikt wordt. De treinrit wordt een lijdensweg.
Omdat er nog steeds grote transporten naar het westen
gaan, moeten ze vele malen op een station blijven wachten om
treinen voor het front voorrang te geven.
In een grote stad wordt de trein m·et de krijgsgevangenen op een
achteraf gelegen ·rangeerterrein gezet, zodat Duitse burgers
er niets van te zien krijgen. Het is toch_ookzo, dat door niemand
de vuile was buiten gehangen wordt. De omstandigheden in de
trein zijn onmenselijk. De militairen hebben tijdens de reis geen
toilet ter beschikking. De gevolgen daarvan bleven niet uit. Er is
ook al die tijd geen eten en drinken verstrekt. Waarschijnlijk
is daar geen gelegenheid voor geweest, of heeft men het
opzettelijk vergeten. Buiten de wagens, die met zware
grendels zijn afge sloten, lopen wachtposten met de bajonet op
bet geweer. Deze lui trekken zich van bet gekerm van de
gevangenen niets aan. Trouwens, bet is hen ook niet
toegestaan in contact te treden met de gevangenen, want dat
wordt gestraft. Zelfs voor eigen mensen zijn de moffen niet
kinderachtig als het om straffen gaat. Alles en iedereen is onder
druk gezet van partij en Jeger; wie zich verzet, heeft daarmee
zijn doodvonnis getekend.
Het heeft bijna een dag en een nacht geduurd, dan gaat de.trein
weer rijden. In die tijd is er geen mens buiten de wagens
geweest en heeft ook geen mof de moeite genomen om in
de situatie

290
waarin de gevangenen verkeren verandering aan te brengen. Na
een rit die voor de Hollanders een verschrikking betekent komt
de trein in Hagen aan, waar ze 'gelost' worden.
'Heraus "
Het gaat allemaal weer met kreten en de nodige drukte gepaard.
Maar·de mannen die lange tijd op elkaar geperst in de
veewagens hebben gestaan, kunnen zicb amper bewegen.
Nauwelijks buiten de trein warden de kleren losgemaakt en is bet
een grote waterval van plassende krijgsgevangenen. Er is geen
Duitser die daar iets aan kan doen. De riood is hoog en velen
bebben reeds in de trein, staande tegen de wand van de wagen,
bun blaas kunnen legen, maar een enkeling is daarin niet
geslaagd en beeft van el ende zich bevuild. Het is een trieste
groep mensen die.van armoede dingen doet die men normaal
niet voor mogelijk zou bebben gehouden. Door her slechte eten
zijn er een aantal aa:r;i de <l:iarree, wat tot gevolg heeft dater op
het station gelost moet warden. De drang is groot en uitstel niet
!anger mogelijk. Al met al is het een triest beeld dat deze jonge
mannen bieden. In de loop van een week zijn krach ge
soldaten-vervall n.tot een soort \andlopers, die vele normen
hebben moeten laten varen en nu leven op het primitieve af.
'Aantreden, opsch1' eten "
Het gebrul van de bewakers klinkt boven alles uit, maar hun
geschreeu,v heeft op de apatbische gevangenen weinig
invloed. Slechts langzaam begint - er enige orde te komen
onder de gevangenen, die zich zo'n beetje in bet gelid
opstellen. Met duwen en een grote mond van de bewakers
wordt er tenslotte toch een n1ilitair waardige opstelling
gevormd.
'Voorwaarts mars !'
Het is niet, wat van soldaten verwacht mag warden, een fier
rechtop marcheren. In een slentergang, zonder enig verband,
gaan ze op pad. Het duurt bijna een halve dag voor ze ingedeeld
zijn en onderdak hebben. Wat echter verwacht werd, namelijk
dat bun onderkomen menswaardiger zou zijn, is belaas een
grove misrekening. Weer komen ze terecht in oude, vuile
barakken, waar ze nu wel houten kribben hebben om in te
slapen, maar de
291
ruimte is nog beperkter dan in Bocholt. Vier hoog, met een
tussenruimte van amper een halve meter, is bet wringen om in de
krib te komen. Per gevangene wordt een oude paardedeken
ontvangen. Het begrip paardedeken is bier letterlijk van
toepas sing. Waarschijnlijk zijn bet oude paardedekens
afkomstig van het Poolse leger, die nu dienst doen als
beddegoed voor de krijgsgevangenen.
'We moeten maar "hotel welgelegen" op de barak schilderen,
maat.'
Jan heeft zijn slaapplaats in de onderste krib, terwijl boven hem
een Amsterdammer bezitter is van een smalle brits.
'Welgelegen zal w l "pijnlijk gelegen" worden.'
Jan ziet het echt niet zo ruim zitten en verlangt meer dan ooit naar
huis, naar zijn ouders en meisje, die helemaal niet weten waar
hij gebleven is. .
Het verblijf in bet kamp Hagen blijkt alweer van tijdelijke aard.
'Het definitieve onderdak moet nog wat warden opgeknapt,
want wij wensen dat jullie als mens beho rlijk warden
ondergebracht.' Dar vertelt men de krijgsgevangenenen die
kunnen slechts hopen dat het deze keer waarheid is wat bun
wordt verteld.
Om te zorgen dat de gevangenen zich niet vervelen wordt er sport
georganiseerd. Bij het kamp zijn overigens geen sportvelden of
gebouwen waar d een of andere sport kan worden beoefend.
Het sporten bestaat uit hard !open door de straten van bet
kamp. En straten is ook alweer een te groot begrip, omdat de
paden niets meer zijn dan aangestampt vuif met wat aarde,
waar bij droog weer de stofwolken opstuiven. Geen wonder dat
de gevangenen er uit gaan zien als schoorsteenvegers, terwijl
de voorraad badwater minimaal is. Bovendien is bet eten er zo
slecht dat de mannen, ondanks de grote honger die wordt geleden,
er bijna niet toe kunnen komen om het aangeboden voedse·lte
gebruiken. Er is ook geen enkele variatie in de menu's. De
aardappelen, in de schil gekookt, zijn wat kwaliteit betreft
amper geschik·t a1s voeder aardappelen voor bet vee. Ze
stinken de pan uit. En bij deze
'lekkernij' wordt grof gesneden, half gaar gekookte knolraap
geserveerd.

292
r--

Het eten stinkt niet alleen, maar is bovendien niet goed


schoongemaakt, zodat het zand vaak tussen de tanden knarst.
'Je mag wel uitkijken, vdend, want dadelijk vliegt het vuur je uit
de mond.'
'Hoe bedoel je dat ?'
'Nou, met al dat zand in het eten. Het knarst zo, dat het gaat
vonken in je mond.'
Het is wrange humor, maar juist in zulke erbarmelijke om
standigheden grijpt men de kleinste dingen aan om er een grapje
over te maken.
Helaas heeft het kampement ook weinig of geen mogelijkheden
om de gevangenen een medische verzorging te geven. Er zijn
een paar Duitse Rode-Kruissoldaten. Oudere mannen die
voor de onmogelijke taak staan, te zorgen dat de
gezondheid van de krijgsgevangenen redelijk op peil wordt
gehouden. Maar wat van deze, overigens goedwillende mannen
verwacht wordt, is te veel van het goede omdat ze naast wat
yerbandmiddelen, jodium en hoofdpijnpoeders niets, maar dan
ook helemaal niets hebben om de gevangenen de verzorging te
geven die minimaal nodig geacht wordt. Gevolg is, dat er st eds
meer klachten komen van allerlei · ongemak, waarbij diarree
de boventoon voert.
De latrine is dan ook de plaats waar doorga ns het grootste
deel van de gevangenen is te vinden. Omdat er,zulk
onverzorgd en slecht bereid voedsel wordt gegeten, is het
geen wonder dat de stofwisseling anders verloopt dan
verwacht mag worden. Het leven in Hagen wordt bijna
ondraaglijk en het ziet er naar uit dat alle gevangenen binnen
niet al te lange tijd ziek zullen worden. De klachten regenen
dan ook binnen bij de kample ders, die er
. ook weinig of niets aan kunnen doen omdat gewoon de
meest noodzakelijke middelen ontbrekeil.
'Het is een trieste zaak waar we begrip voor hebben. Maar
onze legers behalen overwinning op overwinning en elke
overwinning levert weer zoveel duizend krijgsgevangenen op,
die wij moeten onderbrengen. Dat is een moeilijke zaak, daar
moet begrip voor worden opgebracht.'
Dat krijgen de kampleiders te horen als ze klagen over de bar

293
slechte omstandigheden waarin de krijgsgevangenen verkeren.
'We doen wat \\e kunnen. Jullie worden nu overgebracht naar
een plaats waar bet goed is.'
Gelo, en in goede dingen hebben ze intussen afgeleerd en met
groot wantrouwen wordt tegemoet gezien wat de Duitsers nu
weer \ oor hen in petto hebben.
'Vertrouwen doe ik die bierbuiken voor geen halve cent.
We krijgen het steeds slechter. Let op mijn woorden.'
De Amsterdammer zegt bet tegen Jan, die niet anders kan
doen dan die woorden beamen.
'Jullie warden naar een heel modem kamp gebracht. Heus,
daar zal bet goed zijn.' •
'En ik wens dat _te betwijfelen.'
De Mokumer zegt bet met stemverheffing en spuugt nijdig van
zich af.
'Ile voel me ook niet zo lekker met die fraaie beloften.'
Weer wordt heel bet kamp op de been gebracht en marcheren ze
naar het station om opnieuw op transport gesteld te worden.
'Einsteigen !' .
Ze worden ook nu als vee in enkele wagens gestouwd, waarin
duidelijk merkbaar nog maar kort tevoren paarden zijn vervoerd.
Het wordt een reis die in uitputting en ontbering de vorige
overtreft. Drie dagen en nachten worden ze door Duitsland
gereden, van de ene plaats naar deandere. Eten en drinken
wordt slechts een paar keer verstrekt, terwijl er maar
sporaqisch een sanitaire stop wordt gemaakt. Het wordt
ondoenlijk geacht en zeker naar buiten toe niet bevorderlijk
voor het aanzien van bet Duitse rijk, om ergens een veetrein stil
te zetten waaruit dan een· horde krijgsgevangenen komt, die bun
behoefte gaan doen op bet station of zomaar langs de
spoorbaan. Vandaar, de ellende is groot en de mannen die op
elkaar geperst _inde wagens staan, hebben het niet breed.
Eindelijk, na een afmattende zwerftocht door een groat deel van
Duitsland, stopt de trein. De krijgsgevangenen zijn op
bun definitieve standplaats aangekomen.
Het kamp Neubrandenburg ligt niet ver van Berlijn en is een

294
verzatnelplaats van militairen van vele nationaliteiten. Er zijn
nonst de Hollanders: Polen, Belgen, Noren, Fransen en nog een
aontal anderen meer. De opvang is zoals het laat aanzien beter
don in de vorige plaatsen. Gelijk na het uitstappen worden de
soldaren ondergebracht in barakken waar.het wat ruimte betreft
weinig groter is dan elders. Maar wel zijn er per man twee
dekens en krijgen ze een etensketel met een lepel erbij. Dat is al
heel wat,
vergeleken bij wat ze voorheen hadden. Bovendien is er een
redelijke medische verzorging. Zoals het krijgen van een injectie
tegen paratyfus.
Maar opnieuw is er gebrek aan zeep en water, wat een negatieve
rol speelt. Vanaf het moment dat de mannen in de stoplijn zijn
gegaan, hebben ze zich geen enkele keer meer normaal kunnen
wassen. Om -van schoon ondergoed helemaal maar niet te
spreken. Vooral het slechte eten is oorzaak dat de stoelgang
problemen geeft en omdat de mannen zich niet behoorlijk
kunnen wassen betekent dat een ramp. Niemand heeft een
reserve stel ondergoed, terwijl de vervuiling zulke ernstige
vormen aan neemt, dat de mannen noodgedwongen hun onder
goed een beetje uitspoelen in oud waswater., waarvan trouwens
meer mannen gebruik moeten·maken. Er zijn in kamp Neu
brandenburg enkele mannen die over scheergerei beschikken.
Daar kunnen maar een paar-mannen gebruik van maken. Het
resultaat is dat de meesten met zware baarden rondlopen en
grauwe gezichten.
Het eten is bier wat gevarieerder, zij het dat de bereiding
hetzelfde is. Per twee man wordt dagelijks een kuch verstrekt.
Dat zware., zure brood is goed te eten, maar de rantsoenen zijn
veel te klein. De warme maaltijd bestaat elke dag uit Pell
kartoffeln, wat wil zeggen: aardappelen in de schil gekookt, en
weer van een slechte kwaliteit. Veepiepers., grate knollen die
volgens de Duitsers goed genoeg zijn om er de duizenden
krijgsgevangenen mee te voeden. Verder schaft de pot als
variatie knolraap., wortelen en kool. Kool, afwisselend rode of
witte kool. Boter kennen ze er blijkbaar niet, want als
broodbeleg krijgen ze een soort kwark, dat bovendien meer
dan eens van mindere

295
kwaliteit is.
Jan Brouwer krijgt de opdracht om als tolk te fungeren. Hij moet
Franse krijgsgevangenen bijbrengen dat ze op een
aangewezen plaats moeten gaan staan. Jan, die als eenvoudige
jongen amper de gelegenheid heeft gehad zijn Nederlands goed
te leren, beseft dat hij maar zo'n beetje moet rommelen in
gebarentaal. Met veel armgezwaai moet bet lukken de
Fransen aan het verstand te brengen waar ze moeten gaan
staan.
'Oat geeft geen moer, Jan. De moffen kennen zelf geen
woord Frans, anders zouden ze jou niet vragen die lui toe te
spreken.' De Amsterdammer, een man die meer van bet leven
kent dan Jan Brouwer, heeft gelijk. Bovendien, een brutaal
mens heeft de halve wereld. Zo_gebeurt het dat Jan en nog
een paar soldaten Franse krijgsgevangenen bun plaats moeten
wijzen. De Fransen zullen namelijk ingeschreven worden en als
ze in rijen opgesteld staan, kunnen er telkens vijf naar binnen. Die
worden door Jan en zijn maats uitgezocht.
Het is eentonig werk en alleen afgewisseld met war sport moeten
ze de dagen doorbrengen. Wat qpvalt is, dat ondanks de
primitieve omstandigheden in het kaµip, de Hollanders toch
een redelijk goede bebandelirig krijgen,··ker ten opzich e van
andere nationaliteiten. Vooral de Polen bben het heel
slecht, die krijgen nog wel eens een pak ransel;· n de Duitsers.
Afgezien van
bet slechte voedsel en de sanitaire probl.e. men, hebben de
Hollanders het stukken beter dan de rest van hun kampgenoten.
Oat ligt, naar men zegt, in de verbon enheid van bet
Hollandse ras met bet Duitse. Daarin zitten raakvlakken van
het Germaan zijn. Een vreemd waanidee, uitgedacht door een
stel fanatieke lingen, die de nazi-waanzin de wereld in slingeren.
De ene mens verheven boven de ander. De ene mens van een
verheven ras, de ander van een lager ras! Daarbij wordt aan
God noch gebod gedaan en staat de Ubermensch centraal. De
grondgedachte van het nazi-dom !
In Neubrandenburg worden de Hollanders wel zo bet een
en ander van dit alles gewaar. Het is een huiveringwekkende
indruk die ze krijgen van bun overwinnaars.

296
\Vat ze ook vertellen, Jan, deugen doet het hier niks.'
'Nee, \Vat ik er nu van weet, is voldoende om me er verre van
te houden.'
Jan huivert bij alles wat hij te horen en te zien krijgt. Zijn
,erlangen naar huis wordt met de dag groter.
Het is elf juni als de gevangenen horen dat het de grote
Fuhrer heeft behaagd de Hollandse krijgsgevangenen,
wegens hun Germaanse afkomst, naar huis te laten gaan. In het
kamp wordt gelachen en gejuicht.·Jan Brouwer vouwt vol
dankbaarheid zijn handen en bidt. Naar huis·te mogen, een
groot wonder!


35

De blijdschap is overweldigend.
'Vrij, jongens. We gaan naar
huis., 'Naar moeder.'
'Naar Marietje, naar allemaal !'
Er wordt gehuild, gebeden en er vloeien tranen van
dankbaar heid.
'Naar huis, in vrijheid.'
In het krijgsgevangenkamp Neubrandenburg is de terugkeer
naar Holland bij allemaal het onderwerp van gesprek.
'Jan, jongen, daar zullen we ons weer eens ouderwets laten
verwennen.'
'Reken er op, man. Moeder moet de eerste week elke dag gebak
bij de koffie halen. En biefstuk met gebakken piepers en daar een
vers kroppie sla bij.'
Jan voelt zich als een prins z _..rijk, met bet vooruitzicht weer
smakelijk te zullen mogen ete .-Alhoewel, hij moet bij
zichzelf vaststellen, dat het verblijf in krijgsgevangenschap
toch een leerschool is geweest, zij her dan een heel ipoeilijke:
Vooral in de crisisjaren die achter liggen, is er door velen
bittere ·armoede geleden. Maar vergeleken met her !even in
krijgsgevangenschap, hebben ze het in Holland, ondanks dat
schraalhans keuken meester was, nog zo kwaad niet gehad.
De gedachte spoedig naar huis te mogen, zorgt dat de
laatste dagen in krijgsgevangenschap voor Jan Brouwer
draaglijk zijn. Hij eet zonder te proeven zijn drie
voerderaardappelendie, als hij ze uit de schil pelt, stinken. De
knolraap is weer met zand gemengd en zo naar van smaak
dat zelfs bet vee, waarvoor dit voedsel in feite was
bestemd,·de lust om te eten ontnomen zoti warden.
'Vergeet niet dat bet onze grote Fuhrer heeft behaagd dat
jullie naar huis mogen gaan. En bet is op straffe van de dood
verboden

298

.A=
·Sc·-nn,
om, als jullie eenmaal thuis zijn, handelingen tc doen of zaken te
verrichten die het Duitse rijk kunnen schaden.'
Dat wordt hen nog allemaal voorgehouden, maar in de stemming
waarin men verkeert is bet de gevangenen allemaal om het
even water gezegd wordt. Zaak is dot ze near huis mogen en
wel zo spoedig mogelijk.
Weer is er niets anders beschikbaar dan een trein met veewagens,
waarin de soldaten gestouwd worden. Echter wel met
minder personen dan voorgaande keren. Dertig man per
wagen en dat is te doen, al is er weinig mogelijkheid
ontspannen te gaan zitten. De wagens zijn maar ten dele
schoongemaakt, waarschijnlijk op een heel vlugge manier, want
er liggen nog restanten paardemest op de vloer. Maar.dat mag
de vreugde niet temperen. Ze gaan naar huis en wie let er dan
op wat vuil aan kleding oflichaam. Zo nauw kan een
krijgsgevangene niet kijken, wat hij heeft wel heel wat
slechtere omstandigheden moeten doo worstelen.
De trein slingert zich door het Duitse land, waar de militairen
echter weinig van te zien krijgen: o ilu en dan wordt er
ge_stopt om gelegenheid te geven wat te eten of om bun
behoeften te doen. Maar dan gaat het weer verder Q,P Holland
aan. Het lijkt of de eindeloos -lange trein maar niet wil
opschieten.
'Ze moeten de zweep er over leggen, jongens. De peerden mogen
wat mij betreft wel een beetje harder lopen.'
Het is een grap van iemand die waarschijnlijk uit de boerenstand
afkomstig is, maar iedereen begrijpt wat hij bedoelt en er
wordt om gelachen.
'En dan te bedenken dater thuis niemand op de hoogte is
van onze komst.'
'Man, wie weet hoe lang het heeft geduurd voor ze thuis te weten
zijn gekomen dat we gevangen zijn genomen. De Duits rs
hebben toch geen enkele administratieve aantekening
gemaakt. Met uitzondering dan van een·pa·ar summiere
gegevens.'
Er worden over en weer gesp'rekken gevoerd en dat allemaal
in een opgewekte stemming. Het is een heel eigenaardige
gewaar wording als de trein de grens passeert en·de
vaderlandse bodem wordt bereikt. Er klinkt geen uitbundig
gejuich; maar er heerst
299
een diepe stilte.
'God zij gedankt.'
Het is een zucht, een bekentenis ook. Voor een enkeling is bet een
behoefte God voor de terugkeer te danken.
Jan staat bij de wand en kan door een kleine opening naar
buiten kijken. Langzaam rijdt de lange veetrein Holland binnen
en laat de eerste kilometers onder zich doorgaan. De militairen
kunnen nog niet bevatten, vrij te zijn. Niet meer onder de druk
van de gevangenschap, die weliswaar kort beeft geduurd,
maar die onmiskenbaar op allen een diepe indruk heeft
nagelaten. Ver waarloosd en ponden afgevallen, stinkend, en
van boven tot onder v l ongedierte keren ze terug. Dat is bun
rendement voor de strijd die op de Grebbeberg is geleverd.
Ontbering is hetgeen . de soldaat als recht heeft. Dat wordt in de
militaire dienst vaak verteld en de mens er mee - vernederd.
Deze soldaten, die zelfs veel meer hebben gedaan dan van hen
verwacht mocht worden, hebben ervaren wat bet betekent veel
te moeten ontberen. Ze stinken waar ze staan vanwege hun
vuile kleren. Maar onder dat alles klopt hun hart en is er de
wil verder te leven, in een omgeving zonder ellende
en·verkrachting van de ziel.
'We zijn de grens gepasseerd, mannen.'
Het gaat vergezeld met een zucht vaq opluchting, een stil
verlangen. Heimwee is er naar huis, naar de ouders. Of naar
bet meisje, dat lange tijd heeft gewacht en heeft moeten leven
in de onzekerheid of haar geliefde mogelijk gesneuveld is.
Ineens begint er beweging te komen onder de soldaten, die nog
een beetje onder de indruk zijn van het overschrijden van de
vaderlandse·grens.
Onver\\'.acht ziet iemand een bord langs de spoorlijn met bet
opschrif t 'Enschede'.
'Mannen, we zijn in Enschede !'
En dan komen de vermoeide, vuile, stinkende krijgsgevangenen
tot leyen. Er is een punt van'herkenning gekomen, een punt
dat lichtend is in bun donker bestaan. En dan, dan is het grote
moment daar. De trein mindert snelheid, gaat nog langzamer
rijden en rolt dan bet station binnen.

300
'Jongens, we zijn bijna thuis !'
Een juichkreet, een snik. Onder tranen van blijdschap, hunke
rend naar het moment dat ze uit de wagens mogen, wachten de
mannen af.
Ergens vooraan, bij de locomotief, klinkt dreigend gesis als het
zware, ijzeren trekpaard stoom afblaast. Dan geeft de stoomfluit
een loeier tot afscheid aan de mannen die vele, vele uren in de
trein hebben doorgebracht.
Een paar. chokken, geknars van ijzer op ijzer. Een stem roept
een paar onverstaanbare woorden. Dan staat de trein stil. De
krijgsgevangenen zij µi:_Holland aangekomen.
Nauwelijks zijn de gren4els van de deuren gehaald en de
wagens geop-end of er zij :- assa-'s mensen bij de hand om de
militairen
op te vangen.• y rplegend personeel, waaronder tientallen hos
pikken en doktoren, -zowel burger als militair. Mensen van het
Rode Kruis en nog veel meer. De ontvangst is dan ook
overweldigend en als de mannen uit e wagens komen, zijn er
velen die hun emoties niet meer de baas kunnen. Uit alle delen
van het land zijn ze bij elkaar gevoegd. De meesten hebben
ergens gevochten. Anderen hebben Van de vijand niets gezien
dan toen ze krijgsgevangen zijn gemaakt. Maar gevochten of
niet, de behandeling n Duitsland is v or alien gelijk geweest en
heeft een diepe indruk acl!tergelaten.
Jan; di .een van de eersten is die naar buiten komen, heeft het
heel moeilijk als hij weer voet op vaderlandse bodem zet. Hij
voelt hoe achter zijn ogen de tranen branden. Het is ook geen
wonder
dat de jongeman zich nauwe]ijks kan beheersen, w. ant e. r spelen
diep emotione_letaferelen af. Er wordt gelachen, gehuild; vuile,
stinkende soldaten va11en spontaan een lief verpleegstertje om
de hals.. Een oudere vrouw.krijgt van een jonge soldaat ee
zoen en
iemand roept heel hard: 'Welkom thuis, dappere.strijders !'
Maar veel tijd wordt de mannen niet gelaten om zich met
bijzonderheden bezig te houden. Er is een goede opvang eµ in de
kortste keren zijn ze naar bet toilet geweest, hebben zith een
beetje kunnen wassen en krijgen een lichte maaltijd voorgezet.
Worteltjes met aardappelen en jus, verder niets, omdat hun
301
waarmee hij in de sectie omging, is gevallen. Een voor een
komen de kameraden voor zijn geest. Met een grote mate van
zekerheid komt de gedachte in hem, dat hij, Jan Willem
Brouwer, als enige van hen de oorlog op de Grebbeberg heeft
overleefd.
Er komt een branderig gevoel in zijnogen en naar buiten-kijkend
ziet Jan het landschap door z'n tranen vaag aan zich voorbij gaan.
Zo komt hij in Arnhem aan. De Gelderse hoofdstad., niet zo
ver van z'n ouderlijk huis. Renkum, maar een klein half uurtje
in de bus, dan is hij er. Het lukt Jan om bij het station naar huis
te laten telefoneren. Hij beseft wel, dat het·bericht van zijn
komst er mogelijk gelijk met hem zal zijn.
Als Jan in Renkum aankomt zijn er een paar mensen die
hem herkennen en vluchtig een groet wisselen.
'Hallo, Jan. Weer terug van weggeweest?'
'Ja, ik hen er weer.'
'Waar.hen je geweest?'
'In Duitsland, als krijgsgevangene.'
'Hoe was het daar?'
'Niet zo best.'
'Ja, dat zal wel. Probeer er nu maar weer het beste van te
maken.' 'Dat zal ik inderdaad doen.'· .
Het dringt tot hem door dat de mensen geen besef hebben
van wat hij en velen met h_em hebben.meegemaakt. Het
leven gaat verder en en is blij dat de oorlog voorbij is.
Jan gaat naar huis, waar hij al van verre ziet dat en op zijn
komst is voorbereid. Achter het venster ziet hij gezichten;,rwee,
drie, of zijn het er nog meer? Hij kan het zo slecht zieri
=want er komt weer een grauw waas voor zijn ogen. Als in
ee droom loopt hij het laatste eindje. Door zijn tranen been
ziet_-hij vaag gezichten achter bet raam, maar kan
onmogelijk zien wie hem daar opwachten. Hij tracht, een
soldaat waardig, zich in postuur te zetten en fier rechtop de
laatste meters af te leggen. Maar dan vliegt de deur open en is
bet moeder die naar hem toe komt en om z'n hals valt.
'Jan; mijn jongen, je bent weer thuis.'
'Moeder ... moeder ... !'

304
In een emotioneel gebaar klampt hij zich aan zijn moeder vast. In
dat gebaar ligt alle wanhoop en ellende opgesloten van de laatste
weken. Weken die voor een mens eigenlijk te veel waren.
Nu zoekt de opgekropte angst en doorstane emotie een
uitweg en toevlucht.
'Moeder ... moeder.'
Haar zachte hand strijkt hem over zijn hoofd en met lieve
woorden tracht ze hem te troosten en gerust te stellen.
'Was het zo erg, m'n jongen.'
'Het was verschrikkelijk ... , het was niet menselijk meer.'
Daarin Hgt de kern van wat de jonge Jan Willem Brouwer in zijn
geest en zijn lichaam heeft moeten doorstaan.
Hoelang hij daar heeft gestaan weet hij niet, want als hij weer een
beetje tot zichzelf is gekomen zit hij tussen vader en moeder
en geniet van een kop heerlijke koffie met een boterham er bij.
Dan glimlacht Jan, want wat smaakt bet heerlijk, zo'n
eenvoudige boterham door moeder klaargemaakt.
Maar na een poosje begint er bij Jan toch een zekere onrust
te komen. Moeder glimlacht, want ze kent haar jongen beter
dan wie ook.
'Je wilt zeker op Rhenen aan, niet?'
'Ja, moeder, ik wil naar Bertha
gaan.'
Een kwartier later zit hij op de fiets en peddelt naar Rhenen.
De rit gaat over de Grebbeberg, langs het plekje waar hij nog
maar zo heel kort geleden heeft gevochten. De sporen van·de
strijd zijn nog lang niet uitgewist en de stoplijn ligt er nog weinig
anders dan toen ze die hebben verlaten. De aanblik is als
yan een maan landschap.
Bedroefd schudt Jan zijn hoofd en fietst verder, met een
hoofd vol gedachten, op weg naar zijn meisje, want bij haar
ligt mede zijn toekomst. Met die gedachte gaat Jan
Willem·Brouwer vol hoop de toekomst tegemoet.

..., ,""-•-
HEEK

305
Nawoord

Dit is bet verhaal van Jan Willem Brouwer. Geen heldendicht,


maar een eerlijk en oprecht vertellen van een eenvoudige
jongeman, die vaak bang was en daarvoor ook uit durfde te
komen.
Jan Brouwer heeft geprobeerd mij de belevenissen van zijn
diensttijd en vooral de strijd op de Grebbeberg zo uitvoerig
mogelijk te vertellen. Ik hen met hem op de plaatsen geweest
waar een en antler is gebeurd en nu, na bijna een halve eeuw,
spreekt het Brouwer emotioneel nog heel erg aan.
Met het oog op het feit dat, op een enkeling na,- al zijn
kameraden zijn gevallen, heh ik met uitzondering van de naam
van Jan Brouwer zelf, die dus echt is, alle andere namen fictief
gekozen. De be.levenissen zijn zo eerlijk mogelijk weergegeven,
al kan in tijd en ruimte mogelijk een en antler anders zijn
opgetekend dan het oorspronkelijk heeft plaatsgevonden. Maar
het is een be schrijving in waarheid verteld door een van hen,
die C;ie strijd om de Grebbeberg hebben mogen overleven.
Het is op verzoek van Jan Willem Brouwer dat dit boek is
geschreven, gedachtig aan hen die er niet meer zijn, omdat de
dood vroegtijdig een eind aan hun jonge leven heeft gemaakt.
Maar tegelijk wil bet een waarschuwing zijn aan hen die nu
leven en na ons zullen komen, opdat wat in de meidagen van bet
jaar 1940 is gebeurd niet vergeten worde.

De schrijver

You might also like