Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 368

Ben woord vooraf

Dit is de geschiedenis van Jan Willem Brouwer, geboren te


Veenendaal op 13 juli 1917. Jan is de zoon van een wachtmeester
bij de marechaussee, die in Veenendaal is gedetacheerd. In 1923
verhuist bet gezin Brouwer naar Renkum waar vader Teunis een
baan krijgt als magazijnchef bij de firma Van Gelder en Zoon,
papierfabriek.
Als kind krijgt Jan thuis met de paplepel ingegeven, dat het een
groot goed is te mogen werken. Jan wordt schilder, een b roep
dat hij zijn hele verdere leven zal blijven uitoefenen.
Zoals elke jongeman, wordt Jan gekeurd voor de militaire dienst.
Als hij in oktober 1937 voor eerste oefening.onder de
wapenen komt, wordt hij ingedeeld bij de infanterie. De
diensttijd van Jan
.verloopt normaal en als hij afzwaait gaat de uitrusting
gedeeltelijk mee naar huis.
In die tijd hangen er al donkere wolken boven Europa, want in
Duitsland is het Adolf Hitler die daar alle reden toe geeft. Ook in
ons land voelt men zich niet zeker van de oosterbuurman, die,
met zijn expansie-drang en aan duidelijkbeid niets te wensen
overlatende agressieve uitlatingen, reden ge ft bezorgd te•zijn
waar het de vrede en de veiligbeid van ons land betreft.
Als in augustus 1939 de mobilisatie uitbreekt, is Jan Willem
Brouwer een van de velen die de plicbt krijgt opgelegd a.ante
treden voo·r koningin en vaderland. Jan wordt ingedeeld bij een
van de onderdelen, die in de oorlog die volgt bet zeer zwaar te
verduren zal hebben, waarbij bij ook zelf zware klappen moet
incasseren. Het is de Tweede Compagnie van bet Derde Bataljon
van bet Acbtste Regiment Infanterie. Een deel van dit bataljon
wordt in Rhen.en gelegerd en krijgt tot taak mede de Grebbeberg
te verdedigen,
Jan Brouwer krijgt cen plaatsje in de stoplijn vlak bij de
Grebbeweg, die het front als bet ware doorsnijdt. Op di_e plaats

7
zal vreselijk zwaar worden gevochten.- Jan mag de verschrikking
van de strijd overleven en komt in krijgsgevangenschap. Daar, in
Duitsland, heersen men onterende omstandigheden. Maar ook
deze vernederende en schrikbarende toestanden komt hij door en
wordt in juni 1940 weer vrijgelaten.
Tijdens zijn mobilisatietijd in Rhenen is Jan een poosje als
compagnieschilder werkzaam. Hij wordt dan onder meer
onder gebracht aan de Stokweg bij de beer Hovestad. Deze
hoer heeft een aantal jonge dochters, waarvan Jan er een als
vrouw zal krijgen.
Bertha Hovestad is bet meisje dat Jan diep in zijn hart heeft
gesloten en zij is in gedachten bij hem ten tijde als de dood
nabij
·1s.
Er komt in het liefdesleven van Jan en Bertha nogal eens wat
tegenslag. Zo zijn ze van plan om in het huwelijksbootje te
stappen, waarvoor ze op 25 juni 1943 in ondertrouw gaan. Helaas
komt. de dag daarop bevel dat Jan zich als oud-militair als
krijgsgevangene in Assen moet melden. Jan heeft yalse papieren
en daarmee weet hij uit Duitsland weg te blijven. De datum
van trouwen is inmiddels vastgesteld op eind augustus, maar
in die tijd wordt Jan opgepakt tijdens een razzia en
weggevoerd naar Wijk aan Zee. Daar vand_aan komt hij in
Arnhem en krijg gelegenheid om van zijn ouders afscheid te
nemen. In een veewagen wordt Jan diep Duitsland ingebracht
en moet in Dordmund werken in een dyn mietfabriek.
Echter·,door de ervaring in krijgsgevangenschap opgedaan en de
wetenschap dat de geallieerde luchtmacht aanhoudend bombar
dementen uitvoert, besluit Jan om de ben n te nemen en naar
huis te gaan. Hij knijpt ertussenuit en' weet via de Duitse
spoorwegen in Zevenaar te komen. Met werklieden lukt het hem
de grens over te komen. Met een geleend broodtrommeltje, dat
hij onder zijn arm draagt, stapt l)ij heel brutaal met de arbeiders
de grens over.
Nauwelijks een week nadat hij was opgepakt, staat J n weer bij
Bertha op de stoep. Omdat hij vanaf dat moment door de
Duitsers gezocht wordt; gaan Jan·en Bertha een week eerder dan

8
,
; ,

de bedoeling was trouwen, wat door bevriende ambtenaren


mogelijk wordt gemaakt.
Jan, van valse papieren voorzien, moet heel de oorlog onder
duiken. M r hij zir niet bij de pakken neer. Voor de onder
groodse is hij nog al eens bezig en verder verzorgt hij
voedselhulp voor mede-onderduikers.
Het echtpaar Brouwer weet vrij goed door de moeilijke jaren
van de oorlog te komen. Toch he,eft de oorlog, en met name de
strijd in de stoplijn op de Grebbeberg, Jan Willem Brouwer
meer gedaan dan eerst werd gedacbt. Hij heeft bet er vooral
geestelij.k heel moeilijk mee gebad. De verschrikkingen in die
paar dagenen nachten in mei negentienveertig, zal hij nooit
meer kwijtraken..
. Het is hem als een nachtmerrie bijgebleven.
'Het moet aan bet nageslacht verteld worden, wat bier is
gebeurd.. Jij moet mijn verhaal op schrift stellen, opdat zijdie na
ons komen weten, en mogelijk een klein beetje kunnen
beseffen, wat bier is gebeurd en met welk een pri js de.vrijheid
betaald moest warden.' Met bet nodige voorhehoud heh ik mij
aan deze taak gezet, beseffend dat ik nooit zal kunnen
heschrijven wat in werkelijk heid door Jan Willem Brouwer en
al die andere soldaten is beleefd, is doorleef d hovenal, en wat
ze hebhen moeten door staan; zowel geestelijk a1s licbamelijk.
Want bet was zwaar, onmenselijk zwaar, hoordevol ellende en
pijn. Met veel respect voor hen, die dicht hij mijn huis vochten
en ook daar bun laatste rustplaats hehhen gevonden, en aan
hen denkend, heh ik dit verhaal op schrift gesteld. •

• Grebbeberg, najaar 1989


Johan G. Veenhof
0
1

Wat de werkgelegenheid betreft zit het Jan Willem Brouwer niet


. mee. In de buurt van zijn woonplaats Renkum is het slecht wat
de werkvoorziening betreft. Vandaar dat Jan Willem, die als
dagelijks beroep dat van schilder heeft gekozen, naar Den Haag is
getrokken om daar qij een schildersbaas zijn diensten aan te
bieden. En het mag gezegd worden, voor een plattelandsjongen
lukt het Jan aardig zich bij zijn stadse collega's aan te passen.
Met een collega is hij op weg om een groot herenhuis aan:de rand
van de stad van een nieuw verfje te voorzien. Dat gaat met een
handkar, waarmee de ladders, v rfpotten en alles wat een paar
huisschilders nodig hebben, worden vervoerd.
'Wat denk jij van de situatie, Andries?'
Andries was net als Jan dienstplichtig en heeft evenals hij zijn
normale diensttijd er op zitten. Beide jongemannen hebben bij
het met groot verlof gaan, een speciale lastgeving meegekregen -
waarop staat vermeld waar ze zich moeten melden als daar
plotseling bericht toe zou komen. Gezien de spanning in de
wereld, vooral door de politiek van Adolf Hitler in Duitsland,
·stijgt de spanning met de dag, want de Duitsers zijn reeds op een
zeer agressieve manier opgetreden tegen Memelland en Polen, en
de expansie-drang van Duitslands Fuhrer lijkt niet te tomen.
Vandaar ook dat·voor veel mannen de tijd spannend is, ant de
kans dat ze weer onder de wapenen zullen moeten komen is zeker
niet denkbeeldig en hangt als bet zwaard van Damocles boven
bun hoofden.
'Ik vertrouw die Duitsers voor geen zier, man. Die Adolf Hitler is
net een hongerige wolf, die zijn klauwen uitslaat naar zijn
buurlanden.'
'Denk jij dan dater wel oorlog kan komen?'
'lk hen geen profeet, Jan, maar het is mij soms bang te moede.'
Het gesprek heeft deze wending genomen, die ze eigenlijk
geen

.10
ed wi1h Ca ·Sc· nn
van tweeen willen, omdat elk de realiteit naar de achtergrond wil
stoppen en maar niet denken aan de dingen die kunnen
komen. Bolderend gaat de handkar over de straatstenen en de
twee schilders, in witte overa s gekleed, kijken allesbehalve
vrolijk op deze mooie zonnige augustusmorgen.
'We zijn er, Jan.'
'Ja, eerst de handkar lossen.'
'Goed, zet de verfpotten op dat straatje daar, maar zorg er voor
dat de mensen die hier wonen er niet overheen duikelen, want
dan staat er ons wat te wachten.'
''t Zou anders een fraai gezicht zijn die mev ouw op haar
dikke achterste te zien zitten. Ik denk dat ik m'n lach niet zou
kunnen houden.'
Brouwer zegt het lachend en kijkt met een twinkelende blik naar
zijn maat, die een paar jaar ouder is dan -hij en daardoor ook wat
meer bezadigd.
'We moeten maar bedenken wat de baas dan voor ons in petto
zou hebben.'
'Niet veel goeds, dat is zeker.'
Jan Brouwer blijft er toch de humor van inzien en heeft
inmiddels een ladder van de handkar gehaald en sleept d e naar
de gevel van het huis. Het kost wat moeite om het tweedelige
houten geval tegen de muur te zetten en uit te schuiven. Dan
haalt Jan zijn verfpot en kwast en gaat de ladder op.
Een paar meter bij hem vandaan schuift Andries zijn ladder uit
en beklimt die even later, waarop de twee schilders aan hun
dagtaak beginnen.
Met grate nauwkeurigheid kwast Jan de verf op bet kozijn en
zegt zo nu en dan een paar woorden tegen zijn collega.
'Man, wat een mooi weer. Goed om nou met je meisje aan het
strand te lopen.'
'Mijn idee, maar daarmee moeten we nog een paar dagen
wachten.'
Zoals dat bij jonge kerels het geval is, heeft bet vrouwelijk
schoon van rond de twintig jaar ook bun belangstelling.
Alhoewel, Andries heeft.vaste verkering en hoopt bij leven en
welzijn in

11
.,

negentienveertig in het huwelijksbootje te stappen. Jan echter


heeft al wel zo hier en daar eens een oogje opeen jonge deern laten
vallen, maar is nog niet tot vaste verkering gekomen.
Jan is wel een heel serieuze jongeman, die er van uit gaat dat
het vinden van een lieve vrouw een groot goed is, een rijkdom
waarvoor een man nooit dankbaar genoeg kan zijn. Hij heeft bij
zijn opvoeding van huis uit meegekregen, dat de man in staat
moet zijn een vrouw te onderhouden, als het gaat om het
stichten van een gezin. Maar daar is liij nog niet aan toe. Nu Jan
in Den Haag werk heeft gevonden, kan hij wat sparen, wat hij
dan ook ijverig doet. Maar dat houdt wel in dat hij maar weinig
naar huis kan gaan, omdat de kosten van de treinreis hem te
hoog zijn.
Nee, wat vrouwen betreft heeft Jan zijn draai nog niet
gevonden, wat niet inhoudt dat hij niet helemaal met Andries
kan mee voelen.
'Man, een vent als jij heeft het toch maar goed getroffen. Jij
hebt geld en een verloofde, bovendien grote plannen voor de
toekomst.'
Andries lacht, want hij onderkent in de wourden van Jan de
hartelijke gunning en de ernst van het feit dat hij inderdaad met
zijn verloofde ten opzichte van de ander bevoorrecht is.
Dan verstrijkt er een tijd dat ze flink doorwerken en weinig
tegen elkaar zeggen. Tegen een uur of tien zegt Andries, die als
oudste van hen tweeen zo'n beetje de Ieiding heeft, dat het tijd
is om een sneetje brood te eten.
'Wat denk je ervan, Janneman, zullen we een boterhammetje
gaan eten.'
'Hoe laat is het ?'
'Omtrent tien uur.'
'Dan moesten we dat maar doen. Ik kom naar beneden.'
Bedachtzaam strijkt Jan zijn kwast schoon aan de rand van de
verfpot en gaat dan de ladder af.
'Zo, even een paar minuten voor onszelf.'
Andries maakt ook zijn kwast schoon en legt die op de rand van de
verfpot. Dan gaat hij naar de handkar om bet brood en de koffie te
halen.

1 I'\
Als ze tegen de kar geleund bun boterbammetje eten wordt bet
raam opengedaan dat ze aan bet scbilderen geweest zijn. Het
hoofd van de vrouw des buizes komt even te voorscbijri om
dan ongeYnteresseerd weer te verdwijnen.
'Gek tocb, dat je b·ijzulk volk als bier nog geen kom koffie
krijgt.' 'Ja, hoe deftiger de mensen zijn, des te meer zakt bun
menselijkheid.'
'Bij het gewone volk kun je doorgaans het beste wezen. Daar
geven ze baast altijd een kom koffie of word je op de thee
genodigd.'
'Nau ja, verschil in rang en stand moet er wezen.'
Andries lacht eQ bapt stevig in·zijn boterham, Jan Brouwer
scbudt bedachtzaam zijn boofd.
'Nee man, beer of dame zijn zit niet in een deftig huis met mooi
geschilderd boutwerk. Een eenvoudig rhens kan meer en
hogere waarden in zich bebben dan bijvoorbeeld die lui bier. Ze
laten zich niet eens zien.'
Uit bet geopende venster klinkt zacht muziek en zo nu en dan
praat iemand over de radio voor hen onverstaanbare woorden.
'We treffen bet, Jan. Muziek bij de arbeid."
Jan Brouwer, die zeer beboudend is opgevoed, trekt een
bedenkelijke rimpel in zijn-voorhoofd voor hij Andries antwoord
geeft. •
'Muziek bij het werk ... , nou ja, voor mij boeft het niet.'
'Is nog eens wat anders, jong.'
Andries plaagt Jan een beetje, maar be.doelt het niet kwaad. Ze
zullen maar weer aan bet werk gaan, want te lang mag het werk
niet warden onderbroken, anders zou dat wel eens
moeilijkheden kunnen geven. De schilders weten dat, al zien ze
de bewoners van het kapitale huis niet, die hen wel degelijk in
de gaten houden en er bun conclusies uit trekken als bet
werkvolk te lang blijft zitten. Na een kart opontboud gaan ze de
ladders weer op en strijken met hun kwasten de verf op bet bout.
'Waar ga je eind van de week been, Jan?'
'Niet naar buis denk ik; veel te duur, man.'
'Zin om eens een dag bij mij tbuis door te brengen? Kun je
meteen eens met mijn verloofde kennis maken.'
Jan hoeft daar niet lang over na te denken, want wat gezelligheid
betreft is het in zijn kosthuis niet zo geweldig. Eten en drinken
zijn niet om over te klagen, maar huiselijkheid ontbreekt en dat is
voor een jonge vent wel e n groot gemis. Vandaar dat Jan niet
lang hoeft te de en om de uitnodiging aan te nemen.
'Dat is een voorstel wat me niet zo vaak wordt gedaan.'
Jan lacht en voelt zich met deze uitnodiging bijzonder vereerd.
Ze praten zo over en weer telkens een paar woorden en doen
ondertussen hun werk.
Het is na de middag als ze de ladders hebben verzet en het geluid
van de nog altijd spelende radio wat zachter tot hen doorklinkt.
Eerst valt bet hen niet op dat het programma wordt
onderbroken, maar het is Jan Brouwer die een paar woorden
opvangt, die hem bijna de adem doen stokken in zijn keel.
'Hela, Andries, luister eens.'
'Wat is er?'
'Luister eens naar de radio.'
De kwasten staken hun werk en de schilders leggen hun oor te
luisteren om de stem van de nieuwsl zer, die nasaal door de
ramen klinkt, zo goed mogelijk te kunnen versta?n.
'Dit is een oproep voor alle soldaten die in het bezit zijn van een
spec1•aIe Iastgev1• ng en ... eerste ... oproep "
Ze hebben niet helemaal kunnen verstaan wat de man zei,
maar wel is het hen duidelijk dater iet·s aan de hand is. lets
ernstigs, waar ze niet op gehoopt hebben.
'Waar had die kerel het over, Jan?'
'Opkomen van soldaten met een speciale lastgeving.'
'Speciale lastgeving. Nou, die hebben wij toch zeker allemaal
!' Jan kijkt zijn collega met een ongelovige blik aan. De
realiteit is als een koude waterstraal die op hem wordt
gericht en hem daarbij een verkoeling bezorgt die tot in de
diepste hoeken van zijn·ziel doordringt.
'Zou dat echt zo zijn ?'
'Wat dacht je ?'
'Dat is bijna niet te geloven, man.'

14
'Nee, maar het zal toch zeker zo zijn.'
Er valt een korte stilte tussen hen, waarbij elk met zijn gedachten
bezig is en tracht te formuleren wat de realiteit is van dit
radiobericht.
'Ach wat, we zullen het wel helemaal verkeerd begrepen of
verstaan hebben.' Jan probeert voor zichzelf de zaak een beetje te
sussen, want het is zo aangrijpend dat het zijn denkvermogen te
boven gaat. Derhalve probeert hij het probleem van een
algemene mobilisatie van zich af te zetten.
'lk help het je hopen, Jan, maar ik ben heel erg bang dat we
voor de haaien gesmeten zullen worden.'
Jan kijkt opzij naar Andries die daar, met de kwast in zijn hand,
in het niets staat te staren. En langzaam dringt het tot hem door,
dat hij wel degelijk iets heeft verstaan dat met een mobilisatie te
maken heeft.
'Dat we daarvoor gespaard mogen blijven.'
Jan kijkt hoopvol naar zijn collega, maar die is met zijn
gedachten op een plaats waar Jan Brouwer hem niet kan
volgen.
'Hier is een extra bericht voor alien die in het.bezit van een
speciale lastgeving zijn voor . . . Opkomen . . . eerste
reisgelegenheid ... melden ... Herhaal: ... lastgeving ... eerste
re1• sge1egen he1.d "
'Foute boel, man.'
Jan kijkt weer naar Andries, die het huilen nader staat dan het
lachen.
'J a, nou geloof ik het ook. Het is geen misverstand deze keer. We
zullen naar onze mobilisatiebestemming moeten vertrekken.'
'Oat zit er wel in; helaas........'
Andries spreidt machteloos zijn armen uit en begint dan zijn
handen schoon te maken.
Zwijgend bergen de schilders hun spullen op en voelen zich
totaal uit bet veld geslagen. Het is met een heel vreemd
gevoel van binnen, dat ze de ladders weghalen en op de handkar
leggen. 'We moeten maar even zeggen dat we vertrekken. Er is
niets aan te doen.'
Terwijl Andries naar het huis gaat en aanbelt, staat Jan wat van

15
zich af te staren. Hij kan nog altijd niet bevatten wat hem zojuist
ter ore is gekomen.
Algemene mobilisatie. Dat kan vooraf gaan aan een oor1og, een
vreselijker denkbeeld is er niet.
2

De school onder de linden in Arnhem) is een gebouw dat er door


het af en aanlopen van soldaten uitziet als een kazeme, waarvoor
het ook. tijdelijk dienst moet doen. Het is de mobilisatie
bestemming voor een deel van de manschappen van het Achtste
Regiment Infanterie. De toestanden die er heersen zijn soms
lachwekkendl omdat de soldaten die hals over kop zijn
opgeroepen bijna geen van allen een normaal uniform dragen.
De manschappen van de tweede compagnie behoren tot de
lichtingen die al onder de wapenen zijn geweest en gemiddeld
twee- of drieentwintig jaar oud zijn. De stemming onder hen is
bedruktl op een enkele uitzondering nal want er zijn mannen bij
die hun zaak hals over kop moesten verlaten. De meesten zijn uit
•hun werk gehaald, terwijl een enkelingl die geen werk heeft, het
gelaten ondergaat, want bijna niemand gaat voor z'n plezier
in dienst.
Jan Brouwer is vanuit Renkum per tram naar Arnhem gegaan en
stapt in gezelschap van nog een paar laatkomers op de school af.
Jan heeft zijn soldatenkistje8 aan, maar die knellen zol dat hij nu
al pijnlijk met zijn voeten loopt te trekken.
'Helal Brouwertje, hebben ze jou op de tenen getrapt ?'
Een van de soldaten, waarmee Jan Brouwer voor z'n nummer
heeft gediend, heeft zich bij de groep aangesloten en loopt
mee naar hun mobilisatiebestemming.
'Man, die schoenen zijn zo hard als een plank, m'n tenen
staan steil de lucht in.'
• Jan kijkt oaar zijn pijnlijke onderdanen en veroorzaakt een luid
gelach bij zijn lotgenoten.
'En jij dan, Driekus, jouw broek is zeker vier maten te klein.,
Driekus beziet zijn veel te nauwe broek en steekt in
machteloosheid zijn handen omhoog. 'Ik hen gegroeid, jongens,
een goed kosthuis gehad.'

17
'Ben je al getrouwd soms ?'
Iemand vraagt het met belangstelling en Driekus beantwoordt de
vraag bevestigend.
'Ja, jong, ik hen gelukkig getrouwd.'
Hij gniffelt en den.kt met een tikkeltje weemoed aan zijn jonge
vrouwtje, dat in tranen is achtergebleven.
'Wat een troep, jongens, wat een smeerlapperij.'
Er valt een stilte onder de soldaten, die beseffen wat Driekus
met deze woorden bedoelt. Stuk voor stuk zijn ze uit hun
dagelijkse doen gesleurd, naar de dienst en mogelijk naar een
oorlog die ze geen van allen willen.
'Van mij had dit ook niet gehoe_ven."Ik had net een tijdje werk in
Den Haag en kreeg zo de kans om een paar centen te sparen en
nou dit gemier. Je zou er het heen en weer van krijgen.'
'lk denk dat het wel weer met een sisser af zal lopen. Ze hebben
al wel vaker van die bevliegingen gehad; nu zal het ook wel weer
overwaaien.'
Dit zegt Hendrik Hansing, een Achterhoeker en bakker van
beroep, die uit z'n bakkerszaak is gehaald, waar zijn broer nu
alleen voor staat.
'lk hoop dat je gelijk krijgt, Hendrik, maar ik vrees dat het deze
keer toch anders is dan voorgaande keren.'
Een van de anderen laat dat uit zijn mond vallen en de
Achterhoeker kijkt hem wantrouwend aan.
'lk heh samen met m'n broer een bakkerij, waar we onze handen
aan vol hebben. Wat nu gebeurt hebben we zien aankomen en er
vaak over gesproken. M'n broer kan het werk alleen met geen
mogelijkheid aan en een knecht nemen is financieel niet
haalbaar.'
'Maar dan laten ze jou toch zeker wel weer naar huis gaan.'
Hendrik kijkt de spreker hoopvol aan en haalt dan bedenkelijk
zijn schouders op. 'Zou dat kunnen ?'
'Natuurlijk, man. Jij bent een speciaal geval.'
'Maar die zullen er wel veel meer zi jn.'
'Nou, dan moeten ze die ook laten gaan. Dat kan toch niet
anders.'

18
Hendrik loopt daar over na te denken en is het met zichzelf niet
eens wat hij verwachten kan.
'Je moet zodra we binnen zijn naar de commandant stappen en
hem u_itleggen dat je thuis niet gemist kunt warden.'
Hendrik kijkt naar Driek1.Js die dit zegt en haalt dan opnieuw zijn
schouders op.
lntussen zijn ze bij de school onder de linden aangekomen en
stappen het plein op naar de ingang. Het is er overvol soldaten,
die hier en daar een plekje hebben gezocht om te zitten. Hier is
het dat de nieuwkomers, ondanks de sombere stemming waarin
ze verkeren, een glimlach niet kunnen onderdrukken, want het
leger presenteert zich heel eigenaardig. Er !open mannen rond
die een uniformjasje dragen dat wijd open staat, terwijl ze een
veel te kleine kwartiermuts op hebben. Het is zowel komisch
als verdrietig, mensen in zo'n ontredderde toestand aan te
treffen. Er staat een schoolbord in de hal van de school,
waarop vermeld staat waar de nieuwkomers zich
moeten melden. Van een administratie is nauwelijks
sprake en Jan Brouwer en zijn maats moeten in de wanorde
naar hun bestemming zoeken. Men is in het leger gewend
anders te functioneren dan inde
burgermaatschappij.
Allen hebben hun normale dienstplicht reeds·vervuld, zodat ze
zich ondanks het rommelige wat zich aan hen presenteert, toch
een beetje kunnen thuis voelen. Het duurt uren voor ze weten
waar ze aan toe zijn. Dat betekent wachten, eindeloos wachten op
dingen die soms de moeite van het wachten nauwelijks waard
..
ZIJn.
Jan Brouwer zit met een stel maats op zijn ransel buiten tegen
de schoolmuur en wacht op het moment dat ze naar de faerier
kunnen om hun spullen te ruilen en aan te vullen. De
kledingstukken die ze met het groot verlof hebben meegekregen,
zijn grotendeels niet passend meer en moeten vervangen warden.
Wei een voordeel is, dat de soldatenonderkleding slecl)ts in twee
maten beschikbaar is. Groot en klein, waarbij alle maten die daar
tussen liggen warden aangepast in groat of klein. Heel simpel
en voor de hulp van de foerier makkelijk. Deze was tot drie
dagen

19
ed wi1h Ca ·Sc· nn
geleden opperman en had van kleding net zoveeJ verstand als ecn
kameel van schaatsenrijden.
'Volgende:
'Ik heb geen goede onderkleding meer.>
'Laat eens kijken.'
Jan Brouwer haalt het gevraagde uit zijn ransel en legt het op
tafel.
'Orie hemden, drie onderbroeken, drie paar sokken.,
Zoals bet een goed soldaat betaamt, stalt Jan zijn ,·ersleren
spullen uit voor de hulpfoerier en deze oordeelt dat het
ondergoed van Jan Brouwer voor vervanging in aanmerking
komt.
'Nog meer dat niet in orde is?'
'M'n kistjes.,
'Laat zien.'•
Jan zet zijn voet op tafel en toont een schoen die omgekrulde
neuzen heeft.
Maar de hulpfoerier heeft order om toch zo selectief mogelijk tc
werk te gaan. Omdat het leger maar weinig mag kosten,v, ordt dat
doorgegeven en doorgespeeld, want ook def oerier is aan regels en
wetten gebonden.
'Kan dat echt niet meer? Als je deze kistjes goed in bet ·vet zet
warden ze wel weer soepel.'
'Jij kunt de boom in, maat. Ik loop er mijn voeten in stuk en
heb blaren op m'n tenen. Dat kan men een mens niet
aandoen.,
De hulpfoerier bekijkt nog eens de kromgetrokken schoenen van
Jan Brou,ver en schudt dan zijn hoofd.
'Wat interesseert bet mij ook. Jij een paar nieu,ve schoenen.
Kom op, meteen omruilen.'
Er worden een paar formaliteiten vervuld en Jan Brou\\ er is in
het bezit van een paar nieuwe soldatenkistjes, maat
vierenveerrig. Ruim een maat te groat, maar uit vroegere
ervaringen heeft men leergeld getrokken, want eenmaaJ nat
ge,veest krimpen de schoenen en knellen de voeten af.
'Nu nog het
ondergoed.' 'Juust, ja.'

20
Jan wordt aan een deskundige blik onderworpen en omdat hij
niet tot de grootsten behoort valt hij onder de maat klein.
'Je bent niet groot. Hier, aanpakken. Onderbroeken, hemden,
sokken ...,
Uit pakken en dozen wordt gepakt wat Jan nodig heeft en voor
hem op tafel gelegd.
Een en ander wordt kritisch bekeken en als Jan een onderb_roek
omhoog houdt, ten einde de grootte te vergelijken met wat hij
gewend is te dragen, luidt zijn conclusie: 'Daar verzuip ik in.'
'Niles aan te doen, we hebben eenheidsmaten.'
Van armoede pakt Jan zijn spullen bij elkaar en stopt het allemaal
in de ransel.
'Volgende !'
'Jij bent flink aan de maat, man, voor jou de grote maat.'
De hulpfoerier houdt een hemd omhoog en vergelijkt dat met de
lichaamsbouw van Hendrik Hansing.
De een na de ander wordt zo van kleding en uitrusting voorzien.
En bet is al heel laat als eindelijk rust komt over de mannen die
opnieuw onder de wapenen moesten komen. Er zijn er velen
die nog geen tijd hebben gehad om te eten. Nu komen de
meegebrachte boterhammen voor de dag en zitten zowel buiten
als binnen de school soldaten te eten. Als de tijding komt dat
de koks soep hebben, is bet helemaal voor elkaar.
'Eten halen, mannen !'
Het is of ze nog altijd in dienst zijn en niet met groot verlof thuis
waren.
Het blijkt werkelijk een heerlijke groe tesoep te zijn, die de
jongens zich goed laten smaken. Er wordt rijkelijk gebruik van
gemaakt, wat een eer is voor de koks, want ook die behoren,
op een beroepskorporaal na, allemaal tot de gemobiliseerden.
Het is laat in de avond als allen een plekje krijgen om te
slapen. Het zijn ijzeren soldatenkribben die, drie hoog op
elkaar gestapeld, zijn voorzien van een strozak, waarvan de
meeste zo vol stro zijn gestopt, dat het meer op volgestopte
worsten lijken dan op een slaapgelegenheid.
'Hier zijn snotneuzen aan het werk geweest, jongens.'

21
Er wordt alweer gelachen,• want het volstoppen van stro
matrassen is werk van soldaten die pas onder de wapenen zijn
geroepen. Ze hebben nu de kans gekregen om voor de opkomers
de strozak flink vol te stoppen. Maar de mannen kennen dat
allemaal al, ze halen de matrassen van de krib en gaan daar op
staan dansen. Het gevolg is dat de matras zienderogen platter
wordt en op het laatst redelijk goed te beslapen is.
Er is meteen weer de gewone soldaten-mentaliteit. Trekken veel
jongens thuis een pyjama aan bij bet slapen gaan, in dienst
acht men dat een overbodige luxe en kruipt men in z'n
onderbroek onder de grauwe soldatendekens.
Alles bij elkaar genomen is de eerste dag van de mobilisatie
rommelig verlopen, maar er zijn oude vriendschapsbanden
hernieuwd en nieuwe gelegd. Met elkaar zal het voor de mannen
wel meevallen om de moeilijke tijd, die stellig zal komen, door te
komen. Van slapen komt de eerste nacht weinig, want overal in
de school is leven en klinkt het stampen van soldatenkistjes op
de houten vloeren. Zo nu en dan schreeuwt een
commandostem of klinkt buiten het praten van de schildwacht
tegen mensen die binnenkomen. De volgende morgen begint
op militair waardige manier, als in de gang van de school door
de hoornblazer van de compagnie de reveille wordt geblazen.
'Wil je niet opstaan blijf je m·aar.Jiggen, moet je maar weten
water van komt.'
Twee keer klinkt dit hoornsignaal door het gebouw en het heeft
heel wat gekreun en harde woorden tot gevolg. Overal komen
soldaten overeind, want bet hoornsignaal is van de eerdere
soldatentijd nog als een waarscbuwing in her geheugen gebleven.
'Wie niet opstaat blijft maar liggen, moet maar weten water van
komt.'
Deze woorden hebben de soldaten door de jaren heen aan de
tonen van dit signaal 'opstaan' gegeven en er is niemand die
niet weet war het te betekenen heeft. De man die niet door bet
signaal wordt gewekt en dus zijn bed niet verlaat, zal bij controle
gestraft worden, want daarmee zijn ze in het leger niet
kinderachtig.
De een na de antler glijdt van zijn strozak en komt met een

22
slaperig gezicht in het schoollokaal.
De soldaten gaan zich wassen en aankleden en daarna is het tijd
om thee te gaan halen. Kuch hebben ze gistermiddag al
gekregen, daarmee moeten ze een paar dagen doen.
Met hun mes snijden ze plakken van het vierkante harde brood
en smeren er een zeer karig rantsoen margarine op. Per persoon
tien gram is niet genoeg om misselijk van te worden. Er wordt
gegeten zonder dater eigenlijk werkelijk iemand trek heeft.
Dan vangt de dagtaak aan.
'Vandaag maken we van jullie weer echte soldaten, mannen.'
Sergeant Mulder, die bij hun sectie is ingedeeld, komt dat
zeggen. Hij bedoelt dat ze een wapen zullen ontvangen.
Na de eerste pauze worden ze in gelid opgesteld en marcheren af
naar de wapenkamer om een wapen in ontvangst te ilemen.
Jan Brouwer wordt de eigenaar van een Hembrug-geweer,
een model dat geacht wordt zuiver te schieten, maar dat toch
als hoogbejaard moet worden bes<::houwd. De meeste
geweren hebben als bouwjaar achttientachtig en zijn door hun
lengte heel goed voor schieten op afstand, maar in het gebruik
onhandig en zwaar.
In de wapenkamer is er weer de normale gang van zaken, wat de
militaire reglementen betreft. Ben geweer is een bijna heilig
voorwerp, waar een soldaat over moet waken als zijn eigen
leven. Er moeten formulieren worden ingevuld en getekend.
Dan krijgen ze allemaal een prevelement, waarbij hen de
verantwoordelijkheid voor hun wapen op het hart wordt gedrukt.
. 'Zo, Brouwertje, nou beginnen we weer echt op een soldaat te
lijken.'
Ben van de jongens heeft de riem aan het geweer over z'n
schouder geslagen en lijkt nooit anders gedaan te hebben dan
soldaatje spelen. Het ziet er allemaal ernstig uit en ondanks de
grappen die er gemaakt worden beseffen de meesten wel dater
eigenlijk aan heel de situatie weinig grappigs is en dat de ernst
onder ogen gezien moet warden.
'Nou, wat mij betreft hoop ik dat we er zelfs nog geen losse
flodder mee hoeven af te schieten.'

23
Kees Peters, een Betuwenaar, zegt precies zoals hij er over denkt
en geeft blijk, geen voorstander te zijn van alles wat zich dreigt te
gaan afspelen.
Na het in ontvangst nemen van de wapens gaat de sectie weer
naar de school onder de linden om de maaltijd te gebruiken, en
vememen daar dat ze spoedig naar elders zullen vertrekken.
Als sergeant Mulder langs komt wordt hij door een stel
mannen van de sectie aangeklampt.
'Zeg, sergeant, weet u ook waar we heen gaan ?'
Mulder kijkt hen weifelend aan en schudt dan bedachtzaam zijn
hoofd.
'Nee, ik weet er niet alles van en bovendien hebben we de
plicht om te zwijgen.'
'Dat is kinderachtig. We mogen toch wel weten waar ze ons naar
toe zullen sturen.'
De sergeant haalt in een machteloos gebaar zijn schouders op en
antwoordt: we moeten ons aan de gestelde regels houden,
mannen. We zijn hier nu eenmaal in bet leger.'
Hij draait zich om en gaat zijns we gs.
'Wat een achterbaks gedoe.'
Hendrik Hansing kijkt de sergeant na en bromt ontevreden: 'Wat
een troep, ik zou m'n tijd n:uttiger kunnen besteden.'
Hansing is n ar de kapitein geweest om te vragen of hij naar huis
mocht, maar zijn verzoek is afgewezen met de woorden: 'Er
zijn er velen met je, beste man, laat dat in elk geval een troost
zijn.' 'Dat is een barre schrale troost. De kapitein verdient hier
zijn brood en ik zal dat thuis moeten doen.'
Maar Hansing krijgt het niet voor elkaar. De volgende
morgen gaan ze vertrekken, op weg naar hun
oorlogsbestemming. Er is niemand die nog weet waarheen.

24
3

Het is zaterdagmorgen vroeg als de tweede compagnie opgesteld


wordt om af te marcheren. Met uitzondering van de officieren is
er niemand die weet wat de bedoeling is van dit spektakel. Alles
en iedereen blijkt te gaan vertrekken.
'Dat wordt vast een oefening voor meerdere dagen, mannen.'
Kees Peters, die staat opgesteld naast Jan Brouwer en Hendrik
Hansing, laat dit zo uit z'n mond vallen.
'Op zaterdag. Ben je gek, man, wie gaat er nou op zaterdag een
oefening houden. We gaan gewoon een eind marcheren. Nee,
niks geen oefening.'
Brouwer schudt verontwaardigd zijn hoofd en kijkt zijn maats
overtuigend aan. Maar als ook de keukenwagen komt aanrijden
is bet duidelijk dater meer aan de hand is dan niets.
'Jullie ku nen mij nog meer vertellen, maar er gaat bier beslist
iets ge euren.' .
Kees Peters zegt dit met volle overtuiging. Het geeft ook te
denken als zelfs de bemande keukenwagen meegaat. De
soldaten hebben bun veldflessen met thee gevuld en bun
volledige rantsoen kuch bij zich. Dat betekent dat ze voor meer
dan een dag brood bij zicb hebben en als ook de keukenwagen
meegaat, is het alleszins mogelijk dat ze voor langer dan een dag
op pad gaan.
'Ze. broeien weer de een of andere smeerlapperij uit, jongens, let
op mijn woorden.'
Hansing zucht en kijkt met beqenkelijke blik rond, want de
situatie bevalt hem helemaal niet.
'We zullen wel zien water van komt, niks is het al.'
Jan probeert er demoed een beetje in te houden, want alles wat
nieuw is voor de manschappen ligt gevoelig. Ze zijn nu twee
dagen onder de wapenen zoals dat beet en bet verlangen naar
huis is groter dan ooit. Het i zaterdag en ze krijgen geen verlof,
want daar is met geen woord over gesproken.

25
'Moet je kijken, jongens, daar komt de kapitein met de luitenant
aan, ze zijn bepakt en in reistenue.'
De officieren worden met de nodige bedachtzaamheid bekeken,
want dat zijn beroepsmensen die heel anders tegen het soldaten
leven aankijken dan de mannen die zo uit bun dagelijkse
beslommeringen zijn weggerukt.
'Ze gaan mee; zie maar, ze hebben bun gasmasker bij zich en
dragen de klewang aan de koppel.'
Gasmasker en sabel zijn twee uitrustingsstukken waarmee offi
cieren uitrukken. De aanwezigheid van deze stukken geeft te
denken, want iedereen is in spanning water gaat gebeuren.
De tweede compagnie, waarbij Jan Brouwer is ingedeeld,
staat voor de school onqer de linden opgesteld.
'Let op, mannen, nou gaat het gebeuren.'
Hendrik Hansing werpt een blik over zijn schouder naar de
ingang van bet schoolplein. Daar vandaan komen de Rode
K.ruissoldaten en een wagen met ziekendragers.
'We ga?fl er vand or, boor.'
Jan Brouwer heeft het goed gezien, want er sluiten zich
Rode Kruissoldaten bij de troep aan, wat duidt op een heel lange
mars. Kees Peters werpt een wanhopige blik naar de Rode-
Kruis wagen,.draait een paar keer met zijn ogen, wat zoveel wil
zeggen als: wat een ellende, en steekt dan in een machteloos
gebaar zijn handen in de lucht. Dat werkt op de lachspieren van
de anderen, zodat er een zacht gegrinnik te horen is.
'Stilte daar !'
Een korporaal die zich als machtspersoon·wil laten gelden, roept
het met stemverheffing. De manschappen kijken hem aan met
een blik die veelzeggend is, maar doen er het zwijgen toe.
De klok wijst net zes uur als er beweging in de zaak komt. De
officieren krijgen een fiets en een sergeant-majoor stelt zich
naast de troep op.
'Compagnieieieieie ... Geeft acht ... !'
De commandostem van de man vult de straat van bet begin tot
het eind.
'Rechts om keert !'

26
De mannen draaien zich een kwart slag en staan dan in het
verlengde van de weg.
'Voorwaaaarts, maaarrrrssss ... !'
Zo goed en zo kwaad als mogelijk is, beginnen de militairen te·
marcheren. Het laatst dat de meesten zo in het gelid hebben
gelopen is l weer enkele jaren geleden, zodat van een perfect in
de maat lopen nauwelijks sprake is. Dat zeer tot ongenoegen
van de sergeant-majoor, die een echte vuurvreter is en
slechts_naar militaire normen kan denken en handelen. Vandaar
ook dat zijn reactie niet lang op zich laat wachten en hij alles in
het werk stelt om de mannen goed te laten marcheren.
'Links ... , links ... , links, rechts, links, rechts ... !'
Zowaar, het helpt een beetje en duidelijk hoorbaar komen de
voeten gelijkmatiger op de straatstenen terecht.
'Links, rechts, links, rechts.'
Het duurt een minuut of tien, dan zijn ze er allemaal weer in. Er
begint zachtjes een soldaat te zingen. Het is bedoeld als eeri
vorm van humor en terloops een manier waarop
machteloosheid uitgedrukt wordt.
'Blonde Mientje heeft een hart van prikkeldraad.'
.Het is een van de bekendste soldatenliedjes uit de tijd van de
mobilisatie, dat overal en altijd wordt gezongen.
Voorop loopt de tamboer, maar die slaat niet de maat op dit
vroege morgenuur. De soldaten zingen en lijken zo op het eerste
gezicht een stel tevreden mensen. Maar bet is de schijn die
bedriegt, het is meer een uiten van weggedrukte gevoelens.
'Blonde Mientje heeft een hart van prikkeldraad.'
'Links, twee, drie, vier, links, twee, drie, vier, links, twee, drie,
vier.'
De sergeant-majoor loopt als een waakhond naast de troep en
schreeuwt zo nu en dan een paar ,,oorden naar iemand die niet
helen1aal in de pas loopt.
Link , twee, drie vier.'
'Blonde Mientje heeft een hart van prikkeldraad.
'Stap stap, stap stap stap, stap, stap.
Het i" bet ge.luid , an tientallen soldatenvoeten die op de

27
straatstenen komen.
'Ram, ram, ram, ram, ram, ram, ram ... '
Eindeloos.
Ze komen op het Willemsplein en slaan dan af in westelijke
richting.
'We gaan op Oosterbeek aan, jongens.'
Jan Brouwer zegt het tegen niema_nd, maar in het algemeen, want
de richting die ze gaan is op huis aan en dat spreekt hem aan.
'Woon.jij niet in Renkum, Jan?'
Kees Peters.vraagt dat, menende dat Jan Brouwer hier uit de
buurt komt.
'Mij laten ze dadelijk naar huis gaan, man.'
Het wordt lachend gezegd, maar wie goed lui_stert zal er een
ondertoon van verlangen in horen.
'Nou, laat jouw moeder de koffiepot maar vast op het fornuis
zetten dan.'
Hendrik Hansing lacht wat m ewarig en tracht met een grapje de
moed er in te houden. Al wordt er weinig meer over gesproken,
iedereen weet dat Hendrik zich grote zorgen maakt over de zaak
thuis, waar zijn broer nu alleen voor staat. En dat juist op het
moment dat de twee jongemannen kans zagen, na • de grate
economische crisis, wat overeind te krabbelen.
'-Links, rechts, links, rechts !'
De majoor beent naast de troep ofhij het alleen voor elkaar moet
maken.
'le verlaten de stad en gaan in de richting van her ziekenhuis. En
daar wacht hen een grote verrassing.
'Moet je kijken, jongens, daar staat zowaar nog een compagnie
te wachten !'
Inderdaad blijkt een andere 'compie', behorend tot bet derde
bataljon, klaar te staan om met de tweede compagnie op mars te
gaan.
'Wat zou dat te betekenen hebben?'
Brouwer stelt de vraag in het algemeen; maar het zijn woorden
die door alle hoofden spoken en waarover wordt gepiekerd.
'Die vertrekken ook naar elders, jongens, let op mijn woorden.'

28
Hansing merkt dat terloops op en blijkt gelijk te hebben. Na een
paar minuten zien ze dat de andere compagnie voor hen uit gaat,
eveneens in westelijke richting. Verder gaat het. Arnhem uit
richting Oosterbeek en niemand weet waarheen de mars hen zal
voeren.
Het is net door Oosterbeek heen, dater rust gecommandeerd
wordt.
'Compagnie ... Halt.'
Er gaat een diepe zucht door de rijen soldaten, die na een
wandeling van ettelijke kilometers hun voeten behoorlijk voelen.
'Rechts om keert ,
Ze draaien zich een kwart slag en blijven in de houding staan.
'We houden hier een half uur rust, jullie kunnen wat eten en
drinken en wie dat nodig heeft, kan zijn voeten laten verzorgen bij
de Rode-Kruiswagen. Niemand mag hier vandaan, hoogstens om
zich even daar achter de struiken af te zonderen.'
Er klinkt een zacht grijnslachen om de laatste woorden van de
majoor, want natuurlijk zijn er veel soldaten die nodig naar een
zekere plaats moeten.
De soldaten zetten hun geweren drie bij drie en leggen hun
ransels af. Dan lopen ze naar de kant oni, zoals_de majoor zei
zich even achter de struiken af te zonderen.
'Ik ben benieuwd waarheen de reis is.'
Terwijl Jan achter de struiken staat, kijkt hij naar Hendrik
Hansing, die naast hem een plaats heeft ingenomen.
'Geen idee, Jan. lk denk nog altijd dat het een lange mars is,
om ons op de zaterdag zoet te houden.'
'Waarom zoet houden, Hendrik?'
'Nou, man, zaterdag is verlofdag en om een hoop gezanik te
voorkomen sturen ze ons op pad. Dan zijn we vanavond te
moe om over vrijaf te lamenteren.'
Dat is natuurlijk iets dat een kern van waarheid in zich heeft,
vooral ook omdat niemand van de soldaten maar een vermoeden
heeft water aan de hand is. Maar aan alles komt een einde. De
rusttijd is spoedig voorbij en reeds v66r bet half uur om is, klinkt
de bulderstem van de sergeant-majoor: 'Aantreden !'

29
Er wordt gekreund en gejammerd.
'Lieve mensen, waar moet dat heen met een oud mens.'
Een soldaat die zulk lopen totaal ontwend is, komt met veel
gekreun en gesteun overeind. Hij is duidelijk helemaal niet
opgewassen tegen bet zware voetenwerk van een infanterist.
Het is trouwens voor allen de vuurdoop, want de afstand die ze te
gaan hebben is zeker niet gering en zou, als ze dat van tevoren
geweten hadden, zoveel morele tegenstand hebben
veroorzaakt, dat bet plan niet ten uitvoer gebracht had
kunnen worden.
'Voorwaarts ... Maaarrrrssss !'
Ze gaan verder. Maar gezongen wordt er niet meer. Voor hen
uit loopt een compagnie en achter hen komt er nog een,
waarschijn lijk de derde of vierde compagnie, aan marcheren.
'Ik denk dat ze bet hele derde bataljon opgetrommeld hebben om
te gaan lopen.'
Jan bekijkt bet op zijn manier en heeft nog gelijk ook, al heeft
hij er geen idee van wat er nou precies aan de hand is.
Wat er gaande is hebben de officieren uit voorzorg
verzwegen omdat anders de morele uitwerking op de
soldaten nadelig zou zijn geweest.
Ze naderen Renkum, bet dorp waar Jan Brouwer thuis hoort
en zijn ouders wonen.
'Wat denk jeer van, Jan, krijgen wij bij je moeder koffie ?'
Hendrik Hansing vraagt bet met leedvermaak, want Jan Brouwer
zal zeker geen kans krijgen even thuis om de hoek van de deur te
kijken.
Jan hoopt echter vurig dat ze in de buurt van zijn huis halt zullen
houden, want de kans om dan iemand van thuis te zien is
zeker niet denkbeeldig.
Maar Renkum wordt achter hen gelaten en in de buurt van de
Wagcningseberg wordt weer een rustperiode ingelast. Het is daar
dat enkele soldaten omvallen en met geen geweld meer op de
been te krijgen zijn. De hospikken moeten er aan te pas komen
om hen op te lappen en ze krijgen een plaatsje in de Rode-
Kruiswagen. Er is koffie en gelegenheid de voeten te laten
verzorgen. Want op een enkele uitzondering na, heeft iedereen
last van blaren. Enkelen

30
hebben ernstige voetklachten. De Rode-Kruissoldaten hebben
handen vol werk en dat is reden dat de rust uitloopt tot bijna
een uur. Als de compagnies weer verder marcheren is er van
een militair ritmisch gestamp weinig meer over, dan een zwak
geschuifel van vele voeten die bedachtzaam op de straat
worden gezet. Zelfs de sergeant-majoor beseft, dat hij de
moeite kan sparen om met gebrul en luide aanmoedigingen
een wat beter resultaat te krijgen.
Als de compagnies in de late zaterdagmiddag door
Wageningen trekken, worden de manschappen met medelijden
gadegeslagen. Er wordt ook niet een keer gefloten of een grapje
gemaakt als een mooi meisje staat te kijken, of de soldaten
passeert.
Maar ook Wageningen wordt achter hen gelaten en ze marcheren
in de richting van de Grebbeberg.
'Als het een beetje meezit gaan we door naar Utrecht, we zijn
al over de helft.'
Kees Peters zucht en wankelt verder naar het einddoel.
Zo nu en dan vallen er mannen af, die vanwege de pijn aan
hun voeten of door uitputting niet meer verder kunnen. Ze
worden opgeladen en zelfs de keukenwagen hangt vol met
soldaten, die niet meer kunnen lopen.
Er wordt in de buurt van de Grebbeberg nog een keer halt
gehouden. Oat is ook nodig, want velen zijn de uitp tting nabij.
Niemand die nog let op gegeven bevelen. Als er rust wordt
gegeven, laten sommigen zich gewoon op de grond vallen en
blijven liggen waar ze zijn neergekomen.
Maar ook aan deze rust - het zal d laatste zijn - komt een
einde. Ze gaan verder en de officieren gaan op hun fietsen bij
de compagnie vandaan. Maar daar let niemand op: ze zijn stuk
voor stuk zo afgetakeld dat van alles wat om hen heen gebeurt,
haast niets meer gemerkt wordt.
Er komt weer wat opleving als ze, na de Grebbesluis te zijn
overgestoken, afslaan de Cuneraweg op naar het dorpje Achter-.
berg. Dat blijkt het einddoel van de mars te zijn.
Achterberg wordt op die bewuste zaterdagavond ineens door
soldaten overspoeld. Men is daar nu niet bepaald op voorbereid
om zoveel gasten te ontvangen. De derde sectie, waarbij Jan
Brou,ver en zijn vrienden behoren, wordt ondergebracht in de
buurt van de middelste poort onder de spoordijk. ij boeren en
burgers worden de soldaten gehuisvest. Door het schrijnend
tekort aan ruimte worden de meest vreemde bouwsels in
gebruik genomen.
Jan Brouwer komt bij Bart van de Meijden in een veeschuur
terecht. Er worden vrachten stro uitgelegd en daarop moeten
de soldaten een rustplaats zoeken. Men is zo vermoeid dat, al
zouden ze op de stenen vloer hebben moeten slapen, dat voor
hen een heerlijke slaapplaats zou zijn geweest.
Het is zaterdagavond zes uur als de derde sectie van de
tweede compagnie., behorend bij het derde bataljon van het
Achtste Regiment Infanterie op zijn oorlogsbestemming is
aangekomen. Gelukkig is, dat niemand van hen nog weet wat
hen daar te wachten staat.
4

Van huis uit is Jan Brouwer gewend de zondag op gepaste


manier door te brengen. Daarbij is de kerkgang een
vanzelfsprekend heid, waarvan nooit wordt afgeweken. Jan
wil daarin geen
veranderi ng brengen, ook niet nu hij hals over kop onder de
wapenen 1s. geroepen.
Het is zondagmorgen en na deafmattende mars van de vorige
dag komt het goed uit dat de soldaten wat }anger dan normaal in
bed mogen blijven. Nou ja, bed; in bet geval van de derde sectie
betreft het een laag stro in de veeschuur, waarop ze geslapen
hebben. Het is bebelpen, want voor de soldaten kwamen is er
geen tijd geweest alles een·schoonmaakbeurt te geven. Pas
tegen de avond kreeg Van de Meijden te horen dat hij
inkwartiering zou krijgen.
Jan Brouwer zit in het stro met een pijnlijke blik rond te
kijken. Er hebben in de schuur ruim dertig soldaten geslapen
en die beginnen na een onrustige nacht wakker te worden.
Eigenlijk is slapen het juiste woord niet, omdat de jongens
meer verdoofd waren van de lange mars gisteren, dan dat ze
echt ontspannen gesl_apen bebben.
'Waar is bier nummer honderd, mannen?'
Er komt niet dadelijk antwoord en als de soldaat, die blijkbaar
hoge nood beeft, zijn vraag berbaalt, komt daarop een wel zeer
passend antwoord.
'Man, doe maar wat nodig is, we zijn bier toch precies gelijk
varkens. Ik denk dat de hoer zijn vee beter heeft ondergebracht
dan wij bier in bet stro liggen.'
'Ik klap bijna, waar kun je hier de piepers afgieten?'
'Ga buiten acbter de schuur staan, daar is ruimte zat.'
De soldaat die waarschijnlijk het plattelandsleven niet kent, waar
ze zulke problemen niet kennen, gaat naar buiten om zijn
hoognodige behoefte te doen.

33
Sergeant Mulder, de commandant van de derde sectie, komt
de schuur in en kijkt rond ten einde de sectie aan een eerste
inspectie te onderwerpen.
'Morgen, sergeant, goed geslapen ?'
'Morgen, mannen, nou dat mag wel zo wezen.'
Mulder maakt hier en daar een praatje en geeft raad bij vragen
die op hem worden afgevuurd. De soldaten verkeren hier wel in
een erbarmelijk slechte situatie, doch daar kan zelfs sergeant
Mulder niets aan doen.
'Moeten we hier in dit hok blijven, sergeant? Ile heb _bet
vermoeden dat we dan over enkele dagen door bet ongediene zijn
opgevreten.'
Een soldaat krabt zich onfatsoenlijk op een bepaalde plaats, waar
hij dan ook riog een heel bedenkelijk gezicht bij trekt.
Sergeant Mulder beseft dat de soldaat, ondanks zijn ruwe manier
van spreken, volkomen gelijk heeft en dater inderdaad sprake
is van huisvesting die mensonwaardig is. Maar het is een
nood oplossing. Er zal zo spoedig mogelijk gezocht worden
naar een beter verblijf voor de manschappen.
'We zullen alles in bet werk stellen om jullie fatsoenlijk onder
dak te krijgen.'
'Als dat maar niet te lang duurt, tenslotte ben ik hier niet op
vakantie.'
Hendrik Hansing laat uit een donkere hoek van de schuur.,
somber zijn stem horen.
'Het duurt zeker niet lang. Wat ik zeggen wil, mannen, de
keukenwagen staat hier vlak in de buurt, bij de buren, daar
kunnen jullie dadelijk thee gaan halen.'
'Waar is dat, sergeant?'
'Schuin hier tegenover.'
'Jan en ik willen dadelijk naar de kerk, sergeant, kan dat?'
Hansing die dat met Jan Brouwer heeft besproken, rekent er op
dat hun verzoek heel normaal ingewilligd zal worden. Maar
sergeant Mulder kijkt bedenkelijk naar hen en geeft niet dadelijk
antwoord.
'Ik we t niet of er een mogelijkheid is.'

34
Hij zegt bet vaag en dat stemt tot nadenken.
'Er is i:r:i Rhenen mogelijkheid zat om naar de kerk te gaan en dat
is van hieruit hoogstens een half uur lopen.'
Een andere soldaat, die zich in het gesprek heeft gemengd en de
weg weet in de buurt, is er bij komen staan. Hij wil eveneens van
de mogelijkheid, om naar de kerk te gaan, gehruik maken.
'Ik heh niet geho rd dater vrij wordt gegeven om naar de kerk
te gaan, mannen.'
'Maar dat is toch normaal op zondag ?'
Brouwer toont zicb verhaasd en laat dat oak heel duidelijk
merken.
'Ik maak hier de dienst niet uit. Dat moeten jullie niet uit bet oog
verliezen. Wat voor jullie geldt is voor mij oak van toepassing,
zodat we in hetzelfde schuitje zitte als we gaan varen.'
'Maar bet is toch wel helemaal te gek als je op zondag niet naar
de kerk kunt gaan.'
Er wordt heel ontevreden gereageerd en sergeant Mulder kan
daarvoor wel hegrip ophrengen.
'Ik heh nag geen duidelijke orders ontvangen of gehoord. En
zolang er niets hekend is kan ik ook niets zeggen.'
Mulder is beroepsmilitair en handelt volkomen volgens de
militaire normen. Zolang er geen bevel of order gegeven
wordt, handelt men niet. Pas als duidelijk iets is gezegd, kan
daar naar gehandeld worden. En omdat er nog belemaal niets
hekend is omtrent de zondagsdienst, daet sergeant Mulder
zaals dat een goed sergeant betaamt en zwijgt in alle talen.
Als Mulder de schuur beeft verlaten en steeds meer jongens zich
klaar maken om de dag te beginnen, wordt door de hoornhlazer
op de hoorn geblazen dat er eten gehaald kan warden. Het is een
eigenaardig geluid op de stille zondagmorgen het hoorngeschal
over bet rustige dorpje Achterherg te haren klinken.
'Naar de keukenwagen, jongens. Wie gaat er mee ?'
Ze gaan naar buiten en zoeken hun weg·naar de keukenwagen,
die even verderop op een baerenerf staat. Het is een drukte van
belang, want oak bet thee halen moet nog in goede hanen geleid
warden. Later op de dag wordt per sectie een deel van de

35
manschappen belast om bij de keukenwagen voor heel de
sectie het eten te halen. Maar nu is dat allemaal nog niet
geregeJd en voelen de manschappen zich als vreemde
eenden in de bijt.
Met bun kuchen thee hebben de soldaten zich op bet
strogelegd om er bun morgenboterham te nuttigen.
'Erg comfortabel is het niet, maats.'
Een soldaat die thuis in betere doen verkeert, wat aan zijn
spraak duidelijk te horen is, geeft dit commentaar. Een ander,
die in bet leven van alle dag vele malen minder goed gesitueerd
is, laat zich ontvallen dat het een kwestie van wennen is.
'Het is maar, makk r, wat je gewend bent. Jou wordt thuis
het voer op je bord geschept, maar dat is hier effe anders. Hier
mot je zelf maar zien dat je wat op je bord krijgt.'
Het is heel onaangenaam, dat de soldaten in bet stro liggend,
of hangend tegen de houten wand van descbuur, bun brood
moeten eten. Inderdaad wekt bet de indruk van een stal met
beesten, die bun voer hebben ontvangen.
'Ik ben toch wel benieuwd hoe bet vandaag gaan zal.'
Jan Brouwer is er niets gerust op en lucbt zijn •hart tegen
de j01;igens om hem been.
'Ach, Jan, ze hebben ons gisteren bijna bet apezuur Iaten
Iopen, ze zullen het toch zeker niet in bun hoofd halen om
vandaag weer eens zo'n aardigheidje uit te halen.'
'Natuurlijk niet, bovendien is bet zondag.'
Er valt een korte stilte, waarin •elk van hen met zijn eigen
gedacbten bezig is. Er is niemand die zich helemaal op z'n gemak
voelt en zekerheid heeft omtrent bet bouden van de zondag.
'We zullen toch moeten weten of we bier weg mogen gaan.'
Jan zegt bet tegen Hendrik en die steekt in een machteloos gebaar
zijn veldfles omhoog.
'We gaan na bet appel dadelijk naar de compagniescommandant
om te vragen of we naar Rhenen mogen gaan.' •
'Oat lijkt me het beste, Hendrik.'
De een na de ander heeft zijn maaltijd beeindigd en bergt
zijn spullen op. Het wachten is op bet ocbtendappel, waar
ze ver moeden meer te zullen horen omtrent de gang van zaken
die dag.

36
Als de hoornblazer appel blaast, is het sergeant Mulder die de
mannen opvangt als ze naar buiten komen en hen in het gelid zet
om af te marcheren. Vlak bij de poort, onder de spoorlijn, is
een zandpad, daar gaan ze heen om als compagnie samengevoegd
te worden. Vanuit alle hoeken en gaten komen de soldaten daar
bij elkaar. De compagniescommandant staat met de rest van
bet kader te wachten tot de compagnie compleet is. Als de vijf
secties staan opgesteld, worden de namen van de
manscbappen af geroepen, waarop de betreffende soldaat zich
aanwezig meldt. 'Arens!'
'Present, sergeant.'
'Boudewijns.'
'Present, sergeant.'
'Berends, H.H.'
'Present, sergeant.'
'Berends, K.'
'Present, sergeant.'
'Brouwer, J.W.'
'Present, sergeant.'
Man voor man, sectie na sectie wordt afgeroepen en·bij de
compagniescommandant gemeld. Deze zal zijn compagnie .later
aanwezig melden bij de bataljonscommandant.
'Compagnie ... Geeft acht !'
Ze staan pal in het gelid en wachten af wat er na het appel te
melden zal zijn. Want bet is zeker dat nu het dagprogramma zal
worden meegedeeld.
'Mannen, luistert !'
Er valt een verwachtingsvolle stilte, omdat er veel soldaten zijn
die een stille hoop hebben naar huis te mogen gaan. Ook al zou
dat maar voor enkele uren zijn. Kapitein Hegeman geeft een
brief aan de compagniessergeant-majoor om deze aan de
manscbappen voor te lezen.
'Gezien de ernst van de situatie zal moeten worden afgeweken
van wat als normale zondagsdienst wordt gekenmerkt. U allen
kent reeds alles wat van een infanterist verwacht kan worden, al
is het een paar jaar geleden dat jullie daadwerkelijk
hebben

37
gediend. Om jullie zospoedig mogelijk weer volledig geoefend tc
krijgen, is het noodzakelijk dat er met de meeste spoed aan
gewerkt wordt, dit te realiseren. Vandaar dat direct na het
appel de compagnie in zijn geheel velddienst gaat doen.'
Er klinkt opgewonden gemompel en er wordt zonder meer
afkeurend gesproken. Want wat nu gebeurt is tegen alle ge
voelens van de soldaten in, die daarmee geen vrede kunnen
hebben. Ook al omdat ze zelf van een zeer kritieke situatie
niets merken. Maar de macht van de discipline heeft indruk
genoeg achtergelaten om te voorkomen dater
onregelmatigheden ont staan, zodat iedereen gelaten de dingen
over zich heen laat gaan. 'Wat een puinhoop, mannen.'
'Tuig is het; een stel smeerlappen.'
In de schuur raken de gemoederen danig verhit, wat inf eite niets
helpt omdat nu eenmaal gedaan moet worden wat van hen
verlangd wordt. Trouwens, veel tijd om te morren wordt de
soldaten niet gegeven. Ze zijn nog bezig zich voor de
velddienst gereed te maken als sergeant Mulder de schuur in
komt en hen er op attendeert dat er haast gemaakt moet
worden.
'Opschieten, mannen, we hebben geen tijd meer, boor.'
Hij werpt een blik op zijn polshorloge en maant een paar soldaten
haast te maken om buiten te komen.
'Hier op bet erf opstellen, mannen. En schiet een beetje op!'
Het is weer als toen de jongens gewoon soldaat waren. Ze
worden van hot naar her gejaagd en daarna in omgekeerde
volgorde. 'Aantreden, mannen. Vooruit, naar buiten en
opstellen.'
Voor de schuur, op het boerenerf, stellen ze zich op met drie man
naast elkaar. Dan komt de sergeant naar buiten die, zonder veel
omhaal, hen laat afmarcheren naar even voorbij de boerderij,
waar de rest van de tweede compagnie reeds staat te wachten om
met de velddienst een aanvang te nemen.
'Mannen, we gaan aanvallen en doen dat door elkaar te dekken.
Als de ene helft van de sectie voorwaarts gaat, moet de andere
hen met bun vuur dekken. Is dat duidelijk ?'
Dat wordt aangenomen en even later gaan ze aan de gang.
'Derde sectie, voorwaart,s !

38
1 t.d w ren in d hand storn1en de oldntcn langs de weg,
w chttnd op be,·el om re dekk.en.
'Dekken!
Z l ten ·ch ,alien en zien hoe de andere helft van hun groep
o,-ercind konu en voorwaarts stormt.
Opstaan en voon,aarts P
Ze schieten overeind en zetten bet op een lopen.
Een,,an demannen is zoongelukkig om op de Cuneraweg terecht
te komen. Die is net een dag tevoren van een nieuwe laag teer
,-oorzien. De soldaat, die zijn plaats niet mag verlaten, moet
dear sluipen, wat tot gevolg heeft dat de teer zich aan z'n
uniform en handen hecht.
'Derde sectie, voorwaarts !'
Het is een afmattende gebeurtenis, doch gezien de omstandig
heden, mogelijk enigszins gerechtvaardigd. Maar voor de sol
daten die deze dingen moeten ondergaan, een verschrikking. Er
is al zo lang gesproken over een oorlog die onafwendbaar is. Nu
zi jn de Nederlandse soldaten onder de wapenen geroepen, maar
van enige geoefendheid is nauwelijks meer sprake. Vandaar
dater bevel is gegeven om de oefeningen meteen ter hand te
nemen. De mensen in Achterberg zijn van huis uit zeer
behoudend en kerkelijk meelevend. Voor hen is het oefenen op
zondag iets waar ze niet achter staan. Hun.mening staat haaks op
het doen en laten van de leiding. Maar daarnaast is er ook begrip
voor de dingen die her belang van her vaderland aangaan en
dat geeft wat tegen wicht. Want men mag van de
boerenbevolking denken wat men wil, zeker is, dat men zeer
koningsgezind is en begrip heeft voor de noodzaak van de
verdediging van het vaderland.
Intussen zweten Jan Willem Brouwer en zijn kameraden langs de
bermen van de Cuneraweg en lopen zich totaal buiten adem.
Er heerst een bijna panische angst onder de officieren dat de
Duitsers meteen op bezoek zullen komen. Heel de streek is in de
ban van de oorlog en door praten·wordt de toestand al maar erger
voorgespiegeld. Het heeft tot gevolg dat de soldaten, in plaats
van de zondag op gepaste manier door te brengen, zich uit de
naad lopen en menig hartig woord uiten aan het adres
van de

39
officieren, die dit alle1naal uitgedacht hebben.
Intussen kruipt en sluipt soldaat Maters over de Cuneraweg en
1nng die niet verlaten. De verse teer vreet zich door z'n uniform
in zijn vlees en de jongeman weet zich geen raad van de pijn.
'Derde sectie, aanvallen !'
Een luitenant die met een kritische blik het doen en laten van
de soldaten bekijkt, vindt de prestaties maar matig en laat dat
ook duidelijk merken.
'Stel ouwe sukkels, jullie zijn zo stram als vet gemeste varkens.
Lopen zul je en laten zien dat je waard bent her eten te kauwen
dat het rijk jullie geeft.'
'Laat die vent een staart krijgen.'
Hendrik Hansing sist'het tussen zijn tanden en Jan Brouwer,
die naast hem in de wegberm ligt, kan een glimlach niet onder
drukken.
'Voorwaarts, derde sectie !'
Ze komen overeind en zetten de sokken er in.
'Dekken!'
Ze duikelen voorover en steken her geweer vooruit om de vijand
te bestoken, terwijl hun maats nu in de aanval gaan.
Het is niet alleen de derde sectie die achter de vodden wordt
gezeten. Overal in de bu rt hoort men het brullen van de
commandostemmen en rennen de soldaten, dat het een lieve
lust is. Het is een zware dag voor de manschappen, die dit
allemaal niet meer gewend zijn·en flink door de mangel
worden gehaald. Eindelijk is her zover dater een pauze wordt
gehouden en de mannen kunnen uitrusten. Ze drinken thee uit
hun veldfles en liggen zwetend langs de weg. Lang kan bet
niet duren, want na een periode van een kwartier worden ze weer
overeind gejaagd en begint het lieve !even van voren af aan.
'Derde sectie, voorwaarts !'
Dan gaan ze weer. Derrig mannen, voorovergebogen, bet geweer
krijgshaftig in de hand, hollen ze langs de Cuneraweg. Inmiddels
heeft een deel van de dorpsjeugd zich massaal bij de soldaten
gevoegd, zodat de oefening over ruime belangstelling beschikt.
Enkele ouderen staan war af ijdig het gedoe gade te slaan, aan

40
hun gezichten is te zien dat al dat gerommel op zondag hen maar
matig aan staat.
Terwijl de soldaten heen en weer worden gedreven klinkt, dan
bier, da weer daar, luid de stem van een instructeur die de
mannen opnieuw de krijgskunst tracht bij te brengen.
'Een mens zou er het heen-en-weer van krijgen.'
Kees Peters zucht en laat zich naast Jan en Hendrik in de
grasberm vallen.
'Niet zo op elkaar daar jullie. Vooruit, maak
ruimte!' 'Da's vast voor ons, jongens. Ga eens een
eindje om.'
Brouwer, die in het midden ligt, zegt dat en wordt daarin
bijgestaan door de luitenant.
'Uit elkaar jullie, opschieten.'
'Het is toch voor ons bedoeld.'
Hendrik zegt het opeen manier die onverschilligheid uitdrukt
en hij haast zich allerminst.
'Opstaan en voorwaarts !'
Ze krabbelen overeind en hollen.
'Zorg voor voldoende tussenruimte.'
'Ik zou die vent wel een ei i_n zijn muil willen stoppen, dat gebulk
staat me niks aan.'
Hijgend geeft Kees Peters zijn mening te kennen en kijkt daarbij .
met een veelzeggende blik naar de officier, die als een trotse
haan langs de Cuneraweg loopt te stappen. Maar aan alles komt
een eind. Ook deze eerste zondag gaat voorbij en heeft bij
iedereen zoveel indrukken nagelaten, dat het zelfs na jaren nog
vers in hun geheugen zal hangen. Sterker nog is, dat nadien, als
de soldaten zich eenmaal een beetje thuis gaan voelen, er zulke
fratsen nooit meer uitgehaald zullen warden. Want vanwege de
bezuinigingen zal er later voor oefenen bijna geen tijd zijn, zodat
het dienst doen een andere wending zal nemen. Maar op dit
mon1ent is n1en van mening dat de Duitsers elk moment de
grenzen kunnen over schrijden. Daarom moet er gedaan worden
wat maar mogelijk is om de soldaten de krijgskunst opnieuw bij
te brengen.
Helaas, de komende ijd zal het allemaal heel anders gaan
uitpakken.

41
5

De derde sectie is wat huisvesting betreft niet bepaald goed


bedeeld. De veeschuur \1/aarin de soldaten een tijdelijk onder
komen hebben gekregen, blijkt in ruime mate nog andere
bewoners te huisvesten. Daar zijn huisgenoten bij in de vorm van
dikke, vette ratten, en ander piepend en nachtrust verstorend
spul. Afgezien dat elke morgen de kuch is aangevreten door de
ranen en muizen, is de grootste plaag die de jongens ondervinden
het andere ongedierte dat hen uit de slaap houdt en oorzaak is dat
ze al spoedig bezig zijn op alle mogelijke plaatsen te krabben.
Nu ze een beetje gewend zijn en weten wat ze aan elkaar hebben,
is er veel van bun persoonlijke hoedanigheid weggevallen. Er
blijft over: de soldaat in zijn groene uniform, die men tracht om
te vormen tot een individu met een eenheidsbrein, die handelt
op commando en daarbij niet denkt, maar uitvoert wat hem
gezegd wordt.
Veel van bun persoonlijkheid moeten ze laten varen en in
hetzelfde uniform is m n bijna gelijkvormig in handelen en
presentatie.
Toch is er ook een zekere vorm van kameraadschap Immers,
ze zitten allemaal in hetzelfde schuitje en moeten er van maken
wat er van te maken valt. Daarbij is bet al spoedig zo, dat de
mannen zich op de een of andere manier proberen te vermaken,
zodat ook de dienst iets is waaruit ze de dagelijkse dingen punen,
die hen de humor van bet soldatenleven laten zien. Naar buiten
wordt dan al heel gauw de indruk gewekt, dat bet een
opgeruimde bedoening is met soldaten die paraat staan. Zo
staat bet in de krant en zo wordt bet naar buiten gepresenteerd.
Maar vaak is de soldaten humor ook een beetje wrang, want
wie bij de derde sectie z'n oor te luisteren kon leggen zou
ontdekken dat de humor wel eens een beetje pijnlijk of wel
jeukerig kan zijn.
Als op maandagmorgen de reveille wordt geblazen, is het eerste

42
wat men hoon een diep gesteun van de mannen., die door bet
signaal van de hoomblazer uit bun slaap gewekt worden.
'0oowww., wat een ellende., dan slaap je net of je moet het nest
al weer uit.'
Ergens in een andere duistere hoek van de schuur ritselt bet
stro en geeuwt iemand luidruchtig, waarbij een ander met een
luide wind kenbaar maakt dat ook hij wakker is.
'Hela., makker., kun je dat niet zachtjes doen. Ruiken doen we
je toch wel.'
'Zeur niet., je ruikt je zelf.'
Jan Brouwer komt van zijn stroleger overeind en laat z'n half
dichtgeknepen ogen door de schuur gaan.
'Morge, Hendrik. Goed geslapen ?'
Hansing gee!-}wt met z'n mond wagenwijd open en kijkt dan
met een lodderige blik naar Jan.
'Nou., dat mag wel zo wezen.'
Hij geeuwt opnieuw en krabt z1ch onbeschaamd aan z'n achter
werk.
'De vlooien hebben me helemaal bont en blauw gestoken.'
'Ja, mij hebben ze ook te pakken gehad.'
Jan voelt aan zijn benen en kijkt daarbij met een bedenkelijk
gezicht naar Hendrik.
'Het benne krengen.'
Ook hij krabt zich verwoed en loert daarbij de schuur rond waar
de sectie tot ]even begint te komen.
'Goeiemorgen, Maters. Hoe is bet met jou, maat ?'
De aangesprokene komt met een verwrongen gezicht onder de
deken vandaan en kreunt.
'Nou, jongen., je bent geloof ik stijf in de botten.'
Iemand maakt die opmerking, maar Maters kan er niet om
lachen.
'Jan, ik stain de brand, man. 1k weet geen raad van de pijn.'
Jan Brouwer is inmiddels op z'n knieen in bet stro gaan zitten
en bekijkt de kleine Maters, die met een van pijn vertrokken
gezicht in bet stro blijft liggen. Zo te zien is de soldaat
werkelijk niet in orde, zodat ook Hendrik Hansing zich er mee
gaat bemoeien.

43
'Ben je niet goed, Gerrit ?'
'0 man, ik sta in de brand.'
'Je staat in de brand?'
Hendrik is overeind gekomen en kijkt met een bedenkelijke blik
omlaag, waar Maters met een vuurrood hoofd in het stro ligt.
'Hij is echt niet goed, Jan, dat is duidelijk te zien.'
'Heb je inwendig pijn ?'
Ook een andere soldaat is er bij gekomen en bekijkt Maters, die
kreune_nd in het stro ligt.
'Het is van gistermiddag, van bet sluipen op de weg.'
Maters hijgt als bij de woorden spreekt, hij heeft het heel
moeilijk. De soldaten kijken elkaar niet begrijpend aan, maar dan
is bet Jan Brouwer die ineens beseft water aan de hand moet zi jn.
Ge·rrit Maters is over de weg gekropen en die was een dag
tevoren van een nieuwe teerlaag :voorzien. Daarin zal bet
mankement zitten.
'Korn eens onder die deken uit en laat je eens bekijken.'
Het wordt half schertsend gezegd, en zoals dat onder soldaten
gaat, warden er ruwe grappen bij gemaakt.
Maar als Gerrit Maters te voor chijn komt en zijn borst en
buik laat zien, blijkt dat daar de oorzaak van het kwaad zit.
'Acb, een kwestie van onreinheid.'
Het wordt lachend gezegd, maar Maters zelf ziet er de humor
niet van in. Hij heeft teer op zijn borst zitten, die dwars door zijn
kleding is heengegaan.
'Die troep moet er af, man, het vel brandt zo van je lijf.'
Jan Brouwer beziet met een kennersoog wat er gedaan moet
worden.
'Dae heh ik al geprobeerd, maar bet lukt niet. Die rommel zit
vast, tot zelfs in m'n huid.'
'Hiertegenover woont een petrolieboer, die heeft wel iets om
jou schoon te maken.'
Inderdaad, ze hebben goed gezien dat tegenover de schuur waar
ze liggen een handelaar in petroleum woont. Huib Baars, de
olieman van de Automaat, noemt hij zichzelf. Huib voorziet de
bewoners van Achterberg van petroleum, die hij per hittewagen

44
uansponfiets uittent.. Hw"b Baars moet dus uitkomst
brens:e:nen direttoa het morgenappcl gaaneen paar mannen
naar
n:11an,t: nn de weg om bij Hwl> petroleum te halen.
Io :. sch.um lmnh lateIS op,een kist gezet, die zich vervolgens
gededidijk ontblooL Met petroleum begint men zijn borst
--...,....... te mab=n, 'Wr3t tot rcsultaat heeft dat de soldaat bet
- aid.amt Tim de pijn.
'Die leer is er toch niet zo makkelijk af re krijgen als ik
gedacht mannen.'
'Dat spul is in zijn el getrokken.'
laat iets los, maar je·moet het wel losweken.'
oorzichtig wrijven, man, je haalt de vent bet bebang van zijn
ribbenkast..,
Er is een groot aantal soldaten om.been komen staan. Het
resultaat is dat er voldoende commentaar wordt gegeven, maar
dat Gerrit Aiaters in ,elkaar krimpt van de pijn.
'Jong , ikkan het niet houwen. Her is geen doen... !
Bet is duidelijk re zien dat Maters geen komedie speelt en
zich niet aansteh om vrij1van dienst te krijgen. Want onder de
soldaten zijn er die de kleinste gelegenheid uitbuiten om vrij van
dienst te krijgen.
Als sergeant Mulder binnenkomt is die vlug klaar met zijn
oordeel
'Zijn jullie nou helemaal van lotje getikt. Dit is pure mis
bandeling. Moet je kijken, zijn huid is volkomen verbrand.
Ophouwen en naar buiten jullie.'
De sectie w:ordt voor de dienst naar buiten gezonden en de
serg.eant geeft .Maters opdracbt om naar de dokter te gaan.
'Jij, Maters, gaat meteen naar de dokter.'
'Goe<l, sergeant.'
'Je mot maar mazzel hebben.'
&n soldaat die hoort dat Maters naar de dokter moet, laat dat
uit zijn mond vallen. Waarschijnlijk is het als grap bedoeld, maar
bij sergeant Mulder valt het in verkeerde aarde.
'Jij daar, waffel houwen en eruit !'
Met veel drukte gaat de sectie naar buiten om aan bet werk te

45
...
Er m t " , ddienst worden gedaan en ditmaaJ gaan de
ld ten n d Grebbeberg om in de bossen oefeningen te
h uden. Hoewel de situarie anders is dan toen de maonen Yoor
bun nummer onder de wapencn waren, heerst er toch een
goede di ..pline en wordcn ze door bet kader llink aan bet werk
gehoudcn. laar bet is allemaal nog nieuw en onder de
officieren hecrst er duidclijk grote angst, dat de oorlog spoedig
ecn fcit zal
rorden,. andaar ook dat er onder de sterren en strepen ecn
bepaalde gedrc,·enheid merkbaar is. Zo van alles op alles zenen,
om te redden wa,et r teredden valt.
Jan Brouwer en zijn kameraden worden aan bet scheppcn
gezet. Stellingbouw en schutterspunen maken. Hen wordt
haarfijn uitgelegd hoe in tijd van oorlogeen schunersput moet
zijn en hoe
-zz. zich er in verdedigen kunnen.
'Ik hen nooit een held geweest in bet hanteren van dit
werktuig.' Eensoldaat, die de indruk wekt helemaal nooit ergens
een held in re zijn geweest, is in de buurt van Jan Brouwer
bezig een gat te graven, waarbij zijn commentaar niet van de
lucht is. Andere soldaten, die van bu.is uit gewend zijn aan te
pakken, hebben niet veel moeite om hun opdracht uit te voeren.
Als ze allemaal ldaar zijn, worden 7.i! bij elkaar geroepen en
krijgen ze uitleg van bet hoe en waarom.
'Mannen, jullie hebben nu allemaal een schunersput gegraven.
De een heeft dat redelijk snel gedaan, de ander wat
langzamer.
Uirzonderingen zijn er altijd. Enkelen hebben zeifs driemaal
zolang als de vlugste gravers gewerkt. Dat is fout, dat is een
grote fout. Het kan nodig zijn een put te graven om er je !even
in te redden, vandaar dat je wel goed aandacht moet hebben
voor je werk. Heb je dat niet, dan is dat spijtig voor jezelf,
maar dat brengt ook het !even van je kameraden in gevaar. En
dat wordt
natuurlijk een ander verhaal. Als je zelflevensmoe bent is dat
een persoon1ijke J, maar ga je daar een kameraad in
betrekken, dan
hen je verkeerd bezig en is bet mijn taak te zorgen dat daar
een correctie in komt. Vandaar dat we bet allemaal nogeen keer
gaan doen. Maak deze gaten dicht en doe bet heel netjes;
tenslotte zijn

46
we hier als gasten bezig en moeten we zorgen dat we de boel in
dezelfde staat achterlaten als toen we hier gekomen zijn.'
Er wordt gesmoord gelachen, maar ook zijn er mannen die deze
toespraak allesbehalve aangenaam vinden. Wat gezegd wordt,
houdt in dater gewerkt moet worden en nog hard ook. Het
merendeel van de militairen heeft daar geen moeite mee, maar
er
• zijn altijd figuren die er de brui aan geven en een hekel hebben
om zich in te spannen.
'Daar gaan we weer, Brouwertje.'
'J_a, Hendrik, doe je best.'
'Kijk nog maar een keer in het gat, want je ziet de bodem
waarschijnlijk nooit meer.' ·
Het kost weinig moeite de gegraven gaten te dichten. Wie klaar
is gaat er bij zitten en dat zijn er al spoedig heel wat.
'Mannen, we proberen het nog een keer. En als we binnen de
door mij gestelde tijd klaar zijn, gaan we naar huis. Is dat niet
het geval, dan doen we het net zolang tot iedereen in staat is
binnen de gestelde tijd een gat te graven. Is dat duidelijk?'
Dat is duidelijk, want er komt geen commentaar, al zijn er
blikken op de instructeur gericht die boekdelen spreken.
Ze gaan verderop opnieuw aan bet graven. Er zijn soldaten die
met tien minuten onder de grond verdwenen zijn. Maar ook zijn
er een paar die echt niet zo vlug kunnen en zweten als
lastpaarden. Een van die lui is Geroen Hollevoet, een man die in
het dagelijks leven klecting verkoopt en beslist de kracht niet
heeft om het zware grondwerk te doen.
'Hoe is bet, jong, wil bet niet vlotten.'
Jan Brouwer stelt de vraag aan de tengere soldaat, die met een
zucht bet zweet van zijn voorhoofd veegt.
'Jan, al belooft die vent mij drie weken verlof, dan nog kan ik niet
harder.'
'Kom dat gat uit en maak de mijne verder af. Ik graaf voor jou.'
'Ja maar, dat kan toch niet, je weet dat ... ' ·,
'Klets niet en kom dat gat uit. Ik maak bet verder voor je af.'
Als Gerben ziet dat Jan Brouwer het meent, laat hij zich toch
overhalen en zwoegt verder in het gat dat Jan al bijna
gereed·had.

47
En zo gebeurt het dat deze kwestie heel kameraadschappelijk
wordt opgelost.
Het feit ontgaat de sergeant niet, maar die kan daar slechts
waardering voor hebben, al zegt hij er geen woord over. Een
ding is zeker, het dreigement van hem, dater net zo lang
gegraven moet worden tot het binnen de gestelde tijd gebeurt,
heeft geholpen. Wei niet helemaal binnen de gestelde tijd, maar
toch heeft men aanvaardbaar gewerkt.
Ze gaan naar Achterberg, waar ze in hun onderkomen Gerrit
Maters aantreffen. Hij is bij de dokter geweest en voorlopig van
alle dienst vrijgesteld.
6

Zodra de soldaten een beetje zijn ingeburgerd en zich thuis


voelen in de situatie waarin ze door de plotselinge oproep zijn
terechtgekomen, treedt al weer de gewenning op. Ze weten nu
waar ze aan toe zijn en a1s een goed Hollands soldaat begint het
merendeel van de manschappen te ldagen en te jammeren over
allerhande zaken, die doorgaans van geen enkele waarde zijn.
Toch zijn er ook wel gegronde ldachten zoals de huisvesting van
velen. De tweede compagnie is een van de groepen die, wat
huisvesting betreft, het wel heel slecht heeft getroffen. Geen
wonder, want de omgeving van Rhenen is ineendagoverstroomd
met soldaten, terwijl men een dag tevoren nog geen weet had dat
dit gebeuren zou. Wei lagen de plannen gereed, maar bet
uitvoeren ervan is heel watanders dan de zaken op papier zenen,
want dat is een kwestie van de pen gebruiken en klaar hen je.
'A1s we bier nog veertien dagen blijven, zijn we door de vlooien
opgevreten.' -
Dat is.een van de meest algemene klachten die gehoord worden.
Een feit is dat de hokken en schuren waarin men het leger heeft
ondergebracht, nauwelijks goed genoeg zijn om er vee in te
stallen, laat staan dat men er mensen in onder brengt. Van
hogerhand heeft men dat ook ingezien en is er gezocht naar
wegen om dit probleem zo goed mogelijk op te lossen. Het
gelame.nteer onder de soldaten neemt toe en men kan niet
blijven zwijgen bij zoveel protest. Ook de burgers gaan er zich
mee bemoeien en wordt de kritiek fel, want nog altijd hebben
Nederlanders een hekel aan mensen die zich bewust boven
anderen stellen en dat duidelijk laten merken. Een dergelijke
situatie ontstaat bij het leger, waar de ondergeschikten geen
enkele zeggenschap hebben. 'Ik zeg jullie, dat ze ons zo niet
kunnen laten zitten.,
Gerben Hollevoet die, nadat Jan Brouwer het gat voor hem
heeft gegraven, vaak bij Jan in de buurt te vinden is,
geeft dit

49
commentaar, waar allen het mee eens zijn.
'Een soldaat is niet zoveel waard} man. Ze hebben er voldoende
voor een paar cent per dag. En dan moet je ook nog eens een
keer heel beleefd blijven, anders krijg je helemaal niets voor
elkaar.' Het is de gebruikelijke conversatie onder de soldaten.
Het meeste belang hebben ze bij verlof en dat is nog niet
gegeven, war ook al weer de sfeer niet ten goede komt.
Vreemd is, dat onder de soldaten een geheim vaak vlug bekend
wordt, omdat, als er veranderingen op komst zijn, dit op de een
of andere manier uitlekt. Zo ook het voornemen om de tweede
compagnie naar een andere plaats over te brengen.
'Wij worden overgeplaatst.'
Een van de jongens die dat heeft opgevangen, vertelt bet tegen
bet groepje soldaten dat, in de berm van de Cuneraweg gezeten,
met elkaar in gesprek is.
'Waarheen dan wel?'
'Naar een betere behuizing natuurlijk.'
'Hoe weet jij dat ?'
'Gehoord van een van de schrijvers.'
Ze kijken de nieuwsbrenger aan en overwegen de waarde van wat
hij zegt.
'Hoe weet die bet dan ?'
'Het is op bet compagnies-bureau ter sprake gekomen en het zal
zelfs binnen enkele dagen plaatsvinden.'
'Nou, van mij mogen we vanavond nog vertrekken. Als we nog
veertien dagen hier blijven, worden we door het ongedierte naar
buiten gedragen en zijn we levenslang van bulten en knoesten
voorzien.'
Een van de mannen zegt dat zo, maar allemaal weten ze dat de
situatie onhoudbaar en onverantwoord is. Een wonder is,
dater nog geen besmettelijke ziekte is uitgebroken. De vrees
daarvoor zal wel de meest voor de hand liggende reden zijn om
de soldaten een beter onderdak te bezorgen.
Nu eenmaal bet woord overplaatsen is gevallen, doen de meest
wilde geruchten de ronde. Enkele mannen menen gehoord te
hebben, dat ze in hotels zullen worden ondergebracht.

50
commentaar, waar alien het rnee eens zijn.
'Een soldaat is niet zovecl waard, man. 'le hebben er vo]doende
voor ecn paar cent per dag. En dan moet jeook nog eens een
keer heel beJeefd blijven, anders krijg je helemaal niets voor
elkaar,' Her is de gebruikelijke conversatie onder desoldaten.
Het meeste belang hebben ze bij verlofen dat is nog niet
gegeven, wat ook al weer de sfeer niet ten goede komt.
Vreemd is, dat onder de soldaten een geheim vaak vlug bekend
wordt, omdat, als er veranderingen op komst zijn, dit op deeen
of andere manier uitlekt. Zo ook het voomemen om de
tweede compagnie naar een andere plaats over te brengen.
'Wij worden overgeplaatst.'
Een van de jongens die dat beeft opgevangen, vertelt het
tegen bet groepje soldaten dat, in de berm van de Cuneraweg
ge.zeten, met elkaar in gesprek is.
'Waarheen dan wel?'
'Naar een betere behuizing natuurlijk.'
'Hoe weet jij dat?'
'Gehoord van een van de schrijvers.'
Ze kijken de nieuwsbrenger aan en overwegen de waarde van
wat bij zegt.
'Hoe weet die het dan ?'
'Het is op het compagnies-bureau ter sprake gekomen en het zal
zelfs binnen enkele dagen plaatsvinden.'
'Nou, van mij mogen we vanavond nog vertrekken. Als we nog
veertien dagen bier blijven, worden we door het ongedierte naar
buiten gedragen en zijn we levenslang van bulten en
knoesten voorzien.'
Een van de mannen zegt dat zo, maar allemaal weten ze dat de
situatie onhoudbaar en onverantwoord is. Een wonder is, dat er
nog geen besmettelijke ziekte is uitgebroken. De vrees daarvoor
zal wel de meest voor de hand liggende reden zijn om de soldaten
een beter onderdak te bezorgen.
Nu eenmaal het woord overplaatsen is gevallen, doen de meest
wilde geruchten de ronde. Enkele mannen menen gehoord
te hebben, dat ze in hotels zullen worden ondergebracht.

50
'Alan, hoe kom je erbij; bet is allemaal wanaal wat jijspreekt.
Ons zandhazen in een hotel onderbrengen. Dat doen ze nog
niet eens voor de offideren. Ons leger mag niet veel kosten, daar
dient een ieder onderhand van doordrongen te zijn. Laat staan
dat het rijk onkosten gaat maken voor soldaten, die in hotels
mogen slapen. Nee, dat doen ze nooit niet.,
'lk geloof daar ook niks van.,
Jan Brouwer, die bet soldatenleven begint door te krijgen, beseft
ook dat er voor de gewone manschappen zo weinig mogelijk
kosten gemaakt moeten worden. ..
'We zijn gewoon kanonnevlees, dat aangeschaft wordt voor een
paar centen per dag. En bet is voldoende te krijgen. Nee, ons Iaten
ze niet tussen de lakens slapen. Een hos stro is goed genoeg.'
Gerben Hollevoet knilct met zijn hoofd en verklaart zo bet met
Brouwer eens te zijn.
'Jan heeft gelijk, jongens. Wij zijn hier enkel maar om te orgen
dat de grote bonzen zich geen blaren vallen.,
Gerben heeft in de crisisjaren een zeer moeilijke tjld gehad en
is wat vaderlandsliefde betreft niet bepaald de meest vooraan
staande.
Hoe betook zij, ze hebben stof om over te praten endoen dat ook,
waarbi·jbet meeste wai bet onderwerp overplaatsing betreft,
op pure gissing berust.
Toch is bet nog weer onverwacht als op het morgenappel wordt
· bekendgemaakt dat de tweede compagnie naar een antler deel
van Acbterberg zal gaan verhuizen en wel naar bet oosten,
tegen de noordhelling van de Grebbeberg, in
de buurt van de Kastanjelaan,
Achterbergsestraatweg en verder in die buurt.
Jan Brouwer en de kleine Maters zijn aangewezen om als
kwartiermakers voor bun sectie een onderkomen in gereedbeid te
gaan brengen. Ze warden ingekwartierd bij Jan van Gelder op de
Kastanjelaan en krijgen daar de zolder tot hun beschikking. Het
is bij vriendelijke mensen, waar ze een gastvrij onthaal vinden.
Van Gelder helpt zelf mee om de derde sectie onder dak te
krijgen. Maar ook bij deze mensen zullen ze niet lang kunnen
blijven, omdat in het kleine huis de soldaten er.aan alle kanten
uit-

51
puilen.
De keukenwagen staat op korte afstand bij hen vandaan en is
ondergebracht bij hoeve 'De Brij' aan de Achterbergsestraatweg.
Met telkens vier man van de derde sectie gaan ze er bun warme
hap halen. Twee keer twee mannen hebben een lange stok
waaraan ze dan elk vijftien etensketels dragen. Elke dag rouleen
dat, zodat telkens vier mannen op weg gaan. .
Wat de kost betreft, is Jan Brouwer best tevreden, omdat het
doorgaans eten is dat hij graag lust. Op de maaltijden heeft
men een aardig liedje gemaakt, dat door de soldaten veelvuldig
wordt gezongen.
Rats, kuchen bonen, is bet soldattndiner.
Rats, kuchen bonen, doe daar je maaltijd maar mee.
Vlees is ons streven.
Vrijheid van grenzen tot strand.
.Hollandse soldaten leven
Voor het vaderland.
Het is een liedje dat elke Nederlander, van oud tot jong, kent. Zo
ook is er het gezegde: zet 'mop witte muizen, een uitdrukking die
dagelijks gehoord wordt.
De tweede compagnie is dag in dag uit in de weer met oefenen
en wel in boofdzaak in de buurt van de Grebbeberg. lets
nieuws is de nachtoefening, waarbij de ene compagnie een
aanval op de andere moet doen. Alleen de uitvoering valt niet
zo in goede aarde,-omdat de soldaten er de voorkeur aan
geven de nacht in bun stroleger door te brengen.
Gerrit Maters, die nog steeds vrij van dienst heeft, is voor enkele
dagen belast met het verzorgen van de post, een werkje waar
hij zicb niet voor boeft in te spannen en dat hem een beetje
tijdverdrijf geeft. Gerrit beeft op bet compagnies-bureau iets
opgevangen over een nacbtoefening, waara n enkele compag
nieen zullen deelnemen.
'Als ik het goed beb, zijn jullie allemaal de pineut, jongens.'
'Wij de pineut ?'
!-<,ees Peters kijkt de ander aan met een blik die weinig vriendelijk
IS.
'lk heb bij de kapitein iets op zijn bureau zien liggen over een
nachtoefening van onze com pie.'
'Wat nachtoefening?'
Hendrik Hansing draait zich om naar Gerrit en kijkt hem
oplettend aan.
'Klets niet, man, wat heb ik aan jouw gezeur.'
'Niks geen gezeur, je zult het zien.'
'Jij wilt de zaak zeker opdraaien ?'
Kees Peters, die de discussie heeft gevolgd, mengt zich er nu ook
in. Hij heeft het er ook niet op begrepen.
'Het zal mij niks verbazen. Maar als dat zo is, moeten we zorgen
er met weinig schrammen en zweetdruppels af te komen.'
Jan Brouwer beziet de situatie zoals d!e komen zal, m.aar denkt
er nuchter over en neemt zich voor er van te maken water van te
maken valt. Dat is zoals het een goed soldaat betaamt: met zo
weinig mogelijk inspanning doen wat verlangd wordt.
Oat Maters gelijk heeft, blijkt als bij het avondappel wordt
bekendgemaakt, dat niemand Rhenen mag verlate1:1 en iedereen
om tien uur op zijn kamer moet zijn.
'Moeten jullie nog meer weten ?'
Maters zegt bet bijna uitdagend en het doet hem goed te merken
dat zijn woorden zijn uitgekomen, al is bet voor zijn kameraden
een onprettig vooruitzicht.
'lk geef jl:{llie de raad om wat in het voren te gaan slapen.'
Jan Brouwer zegt he.tin alle ernst, maar zijn woorden worden
boos weggewuifd.
'Ben je helemaal van lotje getikt, man. Ik zal in 't vor n gaan
slapen.'
Een van de jongens vindt zich genomen, doordat er
nachtdienst zal komen. Maar om dan in de weinige vrije tijd die
ze hebben te gaan slapen, is absurd naar zijn gevoelen.
'Jij bent kortzichtig, man. Want met jouw wensen en verlangens
wordt geen rekening gehouden.'
'Ik voel me hier bijna een slaaf.'
De jongen meent wat hij zegt, want de militaire tucht drukt zwaar
op hem, die van 1huis uit een vrij leven heeft geleid.

53
'Je bent niks verplicht, hoor, maar ik gaeen paar uur pitten.
Denk maar niet dat we morgenvroeg mogen uitslapen. Daar heb
ik geen enkel vertrouwen in.'
Jan beziet de dingen nuchter, al heeft ook hij er een gruwelijke
hekel aan om bij nacht en ontij te gaan oefenen.
'De nacht is voor het ongedierte, niet voor een fatsoenlijk
mens.' Op deze manier lucht Hendrik Hansing zijn gemoed.
Maar ook met hem wordt geen rekening gehouden.
Om tien uur wordt,. net als op andere dagen, avondappel
gehouden en komt de sergeant van de week controleren of
iedereen aanwezig is. De soldat n kunnen anders vaak tot twaalf
uur avondpermissie.krijgen, waarvan veelvuldig gebruik wordt
gemaakt. Wie geld heeft kan dan de tram nemen e_ne r g e s
in de buurt gaan kijken. Of, wat veel gebeurt, jongens die in de
buurt wonen, gaan naar huis als dat doei;ilijk is. Er zijn veel
soldaten bij het Achtste Regiment Infanterie die uit die regio
komen, war waarschijnlijk een bewuste selectie is geweest bij de
indeling van de soldaten.
Sergeant Mulder maakt een praatje met de manschappen en.als
hij vastgesteld heeft dat niemand afwezig is, maakt hij aanstalten
om verder te gaan, want de. compagnie is over verschillende
gebouwen en huizen verde ld. •
'Jullie weten het, niemand mag meer buiten komen. Laat dat
voor een ieder duidelijk ·zijn.'
'Niet meer buiten komen, sergeant. Waarom niet ?'
'Bevel van hogerhand.'
Mulder staat met de deurkruk in de hand om te vertrekken.
'Hebben ze voor ons soms de een of andere verrassing in petto,
sergeant?'
'Dan zou ik niet durven zeggen, mannen.'
Mulder laat de mannen achter, in de wetenschap dat die
doorhebben dater wat te gebeuren staat. Maar als na een uur nog
niets te merken is van een oefening, zoeken enkelen bun
slaapplaats op en liggen gekleed te wachten tot de eventuele
oefening een aanvang zal nemen.
'Ik begin steeds meer te geloven dat heel het verbod om weg te
gaan, een of andere streek is. Waarschijnlijk gewoon om te zien of
wij ons wel aan de regels houden.'
Kees Peters gromt boosaardig en ligt in het stro met de handen
onder zijn hoofd naar het dak te staren.
'Laten we gewoon gaan slapen, jongens, er moet toch komen wat
komen wil. Moet je kijken, Jan Brouwer trekt zich van alles niks
aan en slaapt als een pasgeboren baby.'
Hendrik strijkt ook de zeilen en gaat in het stro liggen. De een na
de ander volgt dat voorbeeld en tegen elf uur hebben de meesten
van de sectie hun slaapplaa_tsopgezocht. Als de tijd
verstrijkt wordt het rustiger, want de slaap wint het van
bun_waakzaam heid.
Het is even na middernacht als ook de meest eigenzinnige soldaat
inziet dat het beter is om toch maar naar bed te gaan.
Tenminste, voor zover van het begrip bed sprake kan zijn. Er is
een dikke laag stro uitgespreid en ze hebben een paar grijze
paardedekens om onder te kruipen. Oat_bij elkaar beet bun bed
te :zijn. Maar bet is voor heel het gemobiliseerde leger hetzelfde,
allemaal liggen ze in het stro, een enkele uitzondering
daargelaten.
Het is tegen een µur, als niem nd meer zit of ligt te wachten of er
iets gaat gebeuren, dat de sectiecommandant hen komt
wekken. 'Opstaan, mannen, en binnen tien minuten buiten
aantreden met voile bepakking.'
Er klinken zuchten, onverstaanbare klanken en een ru,ve stem
laat een lelijk woord horen.
'Opstaan, en over tien minuten buiten aantreden, mannen.'
Het wekken gebeurt vrij ruw, want wie nauwelijks reageert \
Vordt hardhandig heen en weer geschud..
'.Korn je nest uit, man. Vooruit, schiet op P
Slaapdronken komt de een na de ander overeind en begint
zich voor de dienst om te hangen, zoals dat in soldatentermen
beet. Nu er eenmaal schot in zit, gaat de sectiecommandant
weg om andere dingen te regelen. Buiten klinkt gedempt
roepen en raspen voetstappen over de straat. Er ratelt een met
een paard bespannen wagen voorbij en even later
is er nog eens hoefgetrappel te horen.
'Zou er bereden artillerie aanwezig zijn, jongens ?'
'Best mogelijk; boeren zijn nu niet met hun paarden op de
weg.' 'Nee, dat heh ik straks al verteld: de nacht is voor bet
ongediene.' Hendrik Hansing lucht ongezouten zijn hart, want hij is
al net a1s de rest van de soldaten weinig ingenomen met bet
voorstel om nu aan een oefening te gaan beginnen. .
'La ten we maar naar buiten gaan. Een ding is zeker, hoe beter wij
bet doen, des te eerder liggen we weer in bet stro, jongens.'
Jan Brouwer, met zijn nuchtere kijk op de gang van zaken, heeft
volkomen gelijk. Maar bij een deel van de mannen vafr het een
beetje in verkeerde aarde wat hij zegt, omdat bet nu eenmaal een
gewoonte is geworden, dat een soldaat zoveel mogelijk de lijn
trekt of tegenwerkt waar dat maar mogelijk is.
'Jij moet zien dat je ook strepen krijgt, man.'
Iemand merkt dat een beetje kwaadaardig op, maar Jan Brouwer
trekt zich daar weinig van aan, wetend dat bet gelijk aan zijn kant
.IS.
'Dacht jij dat ik voor m'n lol er op uit ga? Vergeer bet maar. Het
staat mij net zo tegen als een ieder van ons, maar ls we vlug
doen wat ze willen, dan zijn we er maar van af.'
7

Er vlug van af zijn, zoals Jan Brouwer meende dat zou


gebeuren als ze zich maar flink inzetten, daar bleek hij zich op
verkeken te hebben.
Om kwart over een staat de compagnie gereed vlak bij het
spoorwegviaduct en wacht tot nog meer manschappen zich
aansluiten.
'Ik denk dat heel het bataljon op de been is.'
Hendrik Hansing fluistert het tegen Jan Brouwer, die als
gewoonlijk naast hem in het gelid staat.
'Ze zijn wel van plan er iets van te gaan maken.'
'Daar lijkt het wel op.'
'Ik vind het niks warm.'
'Het is behoorlijk fris.'
'Ze laten ons w_el warm lopen, moet je maar rekenen.'
En dat gebeurt dan ook. Net als de klok van de Cuneratoren
met een slag half twee over de slapende stad en de omgeving
laat galmen, klinkt het bevel om te gaan marcheren.
'Compagnie ... Voorwaarts ... maaarrrsss !'
En daar gaan ze. Drie aan drie, als donkere figuren door de
nacht. Ze marcheren de Grebbeberg op en dalen af naar de sluis
Qfler het Valleikanaal.
'We gaan in de richting Wageningen, wat is daar te zoeken ?'
'Dat moet je aan kapitein Hegeman vragen; die zal stellig het
antwoord weten.'
Het is een vraag- en antwoordspel tussen Jan Brouwer en
Hendrik Hansing over het einddoel van de mars.
Ze gaan de Nude in tot vlak voor Wageningen, daar slaan ze af
langs de binnenhaven in de richting van de Bennekomse Meent.
Jan Brouwer, die in deze buurt de weg weet, beseft dat ze in
een oord komen dat nog geqeeltelijk onbegaanbaar en nat is.
Vandaar dat hij zich met de gedachte aan een oefening hier in
de buurt

57
niets op z'n gemak voelt.
'Weet je, Hendrik, ik ken hier de omgeving. Het is een land zo
kaal als een gevilde kip, met overal sloten en prikkeldraad;
kilometers prikkeldraad.'
'Het is niet gezegd dat we hier gaan oefenen.'
'Moet jewel op rekenen.'
'Wat een
bende.' 'Ja.'
Ze stappen door, in een vaste regelmaat. Verder gaan ze, het
Binnenveld in. Het terrein wordt nog onbegaanbaarder en
duidelijk is dat de veronderstelling van Jan Brouwer meer en
meer een zekerheid gaat worden.
'We gaan de rimboe in.'
De weg wordt een smal pad, waar op het laatst de soldaten achter
elkaar moeten gaan-·Iopen. Bovendien is het aardedonker., wat
voor veel soldaten, die van het buitenleven niets kennen, een
ramp betekent. Zelfs Hendrik Hansing heeft er moeite mee in het
donker precies op het paadje te blijven. Niet lang daarna klinkt er
gestommel en worden er een p ar harde woorden geroepen. Het
blijkt dat een soldaat over een pol gras is gestruikeld en de man
voor hem in zijn val heeft meegesleurd.
Het toeval wil dat achter deze gestruikelde soldaten Hendrik
Hansing komt. Deze heeft eens horen vertellen dat je in het
donker naar de lucht moet kijken om de weg te vinden, wat hem
nu slecht van pas komt. Voor hij zich goed en wel realiseert
water gebeurt, is hij boven op de gestruikelde soldaten gelopen,
met het gevolg dat de man die juist aan het overeind krabbelen is,
door Hendrik opnieuw tegen de vlakte wordt gelopen.
'Grote lummel. Lomperik, kijk uit je doppen !'
Hendrik is totaal beduusd door dit plotseling gebeuren, zodat het
even tot hem moet doordringen dat hij de oorzaak is van de
noodlanding die de soldaat voor hem maakte. Achter Hendrik
loopt Jan Brouwer, die het allemaal rustig over zich been laat
gaan. Jan blijft geduldig wachten tot de orde hersteld zal zijn.
Maar dat geeft weer andere moeilijkheden, omdat Kees
Peters, die een paar meter achter Jan aan komt sloffen, niet zo
vlug in de

58 •
gaten heeft dat Jan is blijven stilsta·an. Resultaat, dat hij tegen Jan
botst en dan geschrokken reageert: 'Loop door, stommerik.'
'Au, sufferd !'
Jan krijgt een duw in de rug en raakt even zijn evenwicht kwijt.
Hij had hier niet op gerekend en loopt tegen Hendrik op die
onvriendelijk laat merken het niet met de gang van zaken eens
te
..
ZlJil.
'Stelletje hufters, kijk uit je ogen.'
'Hoepel op, man.'
'Koppen dicht en doorlopen daar vooraan.'
Het is de stem van een van de korporaals, die niet door heeft
wat voor stagnatie heeft plaatsgevonden en meent de zaak te
kunnen regelen door zijn stem te Iaten horen.
Er klinken nog een paar onvriendelijk geuite protesten, maar
langzaam aan begint de la9-ge rij mannen weer op gang te komen.
Dan staan ze aan de rand van de Bennekomse Meent. Naar bet
zuidwesten ligt de Grebbeberg, naar het noordwesten het dorp
Veenendaal. Maar er zijn onder de soldaten slechts weinigen
die daar weet van hebben, of ook maar enig idee hebben van de
plaats waar ze zich bevinden.
Er wordt halt gehouden en dan worden de soldaten in groepen
verdeeld.
'Luister, mannen.'
De stem van de _sergeant-majoor klinkt luid door het donker.
'We gaan in kleine groepen naar Rhenen terug. Men dient de
weg terug naar eigen inzicht te zoeken, waarbij de
uitdrukkelijke bepaling geldt, dat niemand gebruik mag maken
van de·bruggen over het Valleikanaal. Hoe jullie dat probleem
oplossen is een zaak van eigen initiatief, dat wordt aan jullie
zelf overgelate . En
ook mag niemand via de wegen naar Rhenen gaan. Denk er om
dat overal posten zijn opgesteld om te controleren of er toch
mannen zijn die anders willen dan van hen verlangd wordt.
Voor hen die op de wegen worden aangetroffen hebben we
bedacht dat die een keer verlof moeten overslaan.'
Er valt een diepe stilte, want het intrekken van verlof ligt bij
iedereen erg gevoelig. Er, wordt wel geen commentaar gegeven,

59
moet over worden nagedacht.'
Het is Jan Brouwer die er een stukje hersenwerk van maakt. In
de nacht blijkt zijn concentratie minder te zijn dan overdag.
Vandaar dat hij voorstelt om eerst eens goed na te denkcn.
'Jongens, er zit niets anders op dan ,veer op Rhenen aan te gaan.
Dat kunnen we alleen door dezelfde weg tcrug te nemen., wat
een gru\velijk lange mars betekent. Of we gaan via de kortste
weg door de Meent van Achterberg en dan zijn we in een goed
uur bij bet punt waar ,ve ons moeten melden.'
'We mogen er drie uur over doen, zei de korporaal toch?'
1

'Ja, drie uur.'


'Mooi.'
'Laten we eerst even een plekje zoeken waar we een poosje
kunnen rusten.'
Jan Brouwer stelt dat voor., maar bet stilz,vijgen van zijn maats
duidt op de nodige bedenkingen.
'Dat kunnen \\1'C niet doen., jongens.»
Een soldaat die anders nooit met Jan en zijn.kameraden
optrekt., laat zich dat ontvallen. Hij is bang dat bet mislukken
van bun opdracht zijn verlof in gevaar zal brengen.
'/vlaak je geen z.orgen., man, bet komt allemaal best in orde.
Jan laat een kort lachje horen., \\rant hij heeft al een plannetjc in
zijn achterhoofd.
'Kom mee., jongens., hie,r kunnen \\ e niet
b)ijven.' 'Wat "'ril je doe:n., Jan?'
Hendrik wil wel een beerje op de hoogte zijn van de plannen di
Jan denkt wt te gaan voeren. '\
Ve gaan varen., jongens.'
'Varen, hoc dan ?'
'Met een aak.'
'Wat voor aak.?'
Het k.linkt aUemaal zo ongeloofwaardig dat de andcren. luid
begi.nnen re protesteren en Jan niet serieus nemen. 8jj .het \\f-
OOro aak denken zc aan grot.e rijnschepcn die door sleepboten
o,·cr de Rijn warden getrokken.
'Laat mij dat nou maar even voor mekaar maken. Bemoci je niet

62
met hogere militaire aangelegenheden.'
Jan glimlacht en de rest volgt hem als hij er de pas in zet.
De boeren die in de buurt van de Grift wonen en land bezitten
in de Meent, hebben allemaal een aak waarmee ze hun vee naar
het land brengen, alsook het hooi naar huis varen ofwel de mest
naar het land. Omdat Jan in de buurt een beetje bekend is, heeft
hij talloze malen mensen met deze onge eer acht meter lange
platte boten zien varen. De aken worden geboomd en dat eist
nogal wat vaardigheid, waar Jan in bet minst niet tegenop ziet.
Hij heeft in gedachten om bij een boerderij een briefje achter te
laten, waarop hij met een verontschuldiging uitleg zal geven
van het 'Ienen' van de aak en waar die ongeveer kan warden
teruggevonden. Ze volgen een smalle landweg die in de
richting van de Grift voert. 'Laten we hier ergens een poosje
gaan rusten, jongens, dan zal ik uitleggen wat ik gedacht heb te
doen.'
'Het eerste lijkt me nuttig en het tweede zullen we dan maar
afwachten', gniffelt Hendrik zacht en als Jan Brouwer op een
hekkendam een plekje ontdekt waar ze ongezien een poosje
kunnen rusten, laten ze zich allemaal op de grand zakken. Tussen
de ruige begroeiing zijri ze vanaf het wegje niet te zien.
'Hier is geen mens die ons vindt.' Gerben Hollevoet laat zich lui
achterover vallen en legt vermoeid zijn ho.ofd op zijn ransel.
'Geen beter leven dan een goed !even, jongens.'
Kees lacht en strekt eveneens zijn benen.
'Laten we een sigaretje roken, daar heb ik trek in.'
Gerben heeft een pakje shag uit zijn zak gehaald en laat dat de
kring rond gaan. Even later zitten en liggen ze gezamenlijk van
een shaggie te genieten, waarbij aanvankelijk slechts
spaarzaam wordt gesproken.
'Wat hen je eigenlijk van plan te doen, Jan?'
Hendrik wil er toch wel iets meer van weten.
'Een aak lenen, dat heb ik je toch gezegd.'
'Waar dan?'
'Hier vlak bij is daar wel een gelegenheid voor.'
'Laten we asteblieft verder gaan, jongens. Als we te laat komen
trekken ze ons verlof in.'

63
Het is de nieuwe die zich duidelijk zorgen maakt.
'Er komt geen mens te laat, man. Wees toch niet zo'n kneuteraar.'
'Ja, maar als we bier blijven liggen, komt bet zeker niet goed.'
'Zever niet zo, kerel, anders ga je maar vast vooruit om te zeggen
dat wij er aan komen.'
Kees zegt het kort aangebonden, doch de andere soldaat is
duidelijk bang.
'Maar als je maar weer, dat ik niet ... '
'Hou sn·1...."
Jan heeft iets gehoord wat hem niet aanstaat. Er klinken stemmen
in de nacht. Stemmen die in bun richting komen.
'Dat zijn geen soldaten meer, da's uitgesloten.'
Jan fluistert en ze drukken zich dieper weg in de begroeiing.
'Dat zijn officieren, jongens !'
'Vast.'
'Wat een troep.'
'Ja.'
Nu wil bet gevaldat de officieren juist bij de hekkendam blijven
staan om re overleggen.
'Moeten we hier door, Hogenboom?'
De jongens die zich plat tegen de grond hebben gedrukt verstaan
de woorden duidelijk. Het zijn de officieren, die met de comc
pagnie zijn meegegaan en nu op de terugweg controle gaan
uitoefenen. Want bet kader blijkt de soldaten niet te vertrouwen.
De laatsten kunnen natuurlijk heel gemakkelijk manschappen die
op straat !open door laten gaan, of doen of bun neus bloedt.
'De boot die ons over moet zetten ligt bier nog geen ha1v-e
kilometer vandaan.'
'Komt dit paadje bij het water uit ?'
'Volgens de gegevens wel.'
'Dan moeten we verder gaan en ons 1aten overzett,en.'
'Hoe laat is het ?'
'Kwart voor drie.'
'Dan klopt het tijdschema precies.'
'Dat moet ook., want het is door mij zelf uitgeknobbeld.'
Er klinkt ingehouden gelach en dan gaan de officieren verder.

64
'Ginds ligt een boot om de officieren over te zetten, jongens, daar
moeten wij dan ook maar gebruik van maken.'
'Je bent gek, man, dat kan toch niet.'
'Er is ons niet gezegd hoe wij over bet water moeten gaan. Dat
wordt aan ons zelf overgelaten. En aangezien ik geen enkele
behoefte heh om te gaan zwemmen, moet er een andere,
betere mogelijkheid zijn om aan de andere kant van bet water te
komen', zegt Jan lacbend. Als de officieren verdwenen zijn is betook
voor hen zaak verder te gaan.
'Wij moeten die lui voor zijn, jongens. Korn rnee, dan zorgen we
dat we de boot eerder in bezit hebben dan die lui.'
'Jan, dat gaat niet, daar krijg je levenslang berouw van.'
'Niet zeuren, opschieten.'
Jan beseft dat haast gebode_n is en dat ze, als ze met de bedoelde
boot over bet water willen, de officieren voor rnoeten zijn.
'Met een boog om die lui been.'
Jan gaat voorop en diep voorovergebogen hollen ze in de richting
van de Grift die, dat begrijpt Jan, niet ver meer bij hen
vandaan kan zUn. Hij weet dat de boot ergens aan bet eind van het
paadje moet liggen, want daarheen gingen de officieren.
'Korn jongens, opschieten.'
Jan spoort zijn kameraden aan tot grote spoed, want hij beseft dat
·ze maar even de tijd hebben om voor de anderen bij de boot te
zijn. Bovendien is er nog def actor .van de boot te zoeken, want
het is niet zeker dat de zandweg recht naar bet water loopt of nog
een keer afslaat naar links of rechts.
Er lopen koeien in bet weiland die opschrikken als er vijf kerels
• hard lopend langs hen been komen stuiven. Dat geeft onrust, wat
zeker niet onopgemerkt kan blijven.
'Achter de koeien blijven.'
Jan hijgt en speurt door het nachtelijk duister of er al iets van
water te bekennen valt.
'Wacht even, mannen, eerst de omgeving verkennen.'
Ze zijn naar het noorden afgezwenkt orndat Jan meent dat ze dan
opnieuw bij bet zandpad zullen komen. En het blijkt dat hij gelijk
heeft. Waarschijnlijk is het Iopen daar minder gemakkelijk
dan

65
verwacht mag worden, want er klinkt·gestommel als een van de
officieren met een klap tegen de aarde smakt. Dat doet hij onder
het uiten van, zeker voor een officier, niet bepaald beschaafde
woorden.
'Daar zijn de officieren, jongens, we zitten goed. Nou zorgen
dat we er eerder zijn dan zij. Lopen, kom op!'
Jan wacht niet verder af water gaat gebeuren, maar zet het weer
op een lopen. Het geluk is met hem, want plotseling doemt uit
bet donker de Griftdijk op.
'We zijn er, jongens.'
Ze blijven gebukt staan en speuren naar de plek waar de boot
kan liggen. Prikkeldraad duidt de afscheiding aan van het pad
en bet weiland.
'Er overheen; opschieten.'
Jan werkt zich als eerste over de afrastering en staat dan op bet
zandpad waarover de officieren naderen. De anderen zijn spoedig ..
bij hem en dan hebben ze geluk bij een ongeluk. Hendrik struikelt
en slaat voorover. Dat gaat niet bepaald zachtzinnig, hij is even de
controle over zichzelf kwijt.
'Nee maar, ik val me bijna een bult.'
'Hou je kop, man, ze kunnen je in Rhenen horen.'
Ze willen Hendrik weer op de been helpen, maar hij weert dat
met een kort gebaar af.
'Daar loopt iemand bij het water.'
'Waar dan ?'
Toen Hendrik op de grond lag keek hij naar boven en zag het
silhouet van een man die even verderop staat.
'Vast iemand die op de boot pa_st.'
'Waarschijnlijk.'
'Dat betekent dat we ons voor niets hebben ingespannen.,
'Om de drommel niet.'
'We moeten die kerel daar weglokken.'
Jan lacht ingetogen, doch de anderen begrijpen hem niet.
'Wacht maar even.'
Hij duikt naar de grond en zoekt daar wat rond. Her duurt een
paar seconden dan heeft hij een grate plag uit de aarde getrokken.

66
'Nou moeten jullie opletten. lk smijt dit ding straks daar naar
toe om die vent bij de boot weg te lokken. Als het lukt, gaat hij
kijken water aan de hand is en moeten wij naar de boot
sluipen.'
'Als die er tenminste ligt, Jan.'
'Dat kan niet anders. Maar laten we erst een eindje in de
richting van de Grift sluipen, dan weten we waarschijnlijk
meer.'
De daad bij bet woord voegend kruipen ze over de grond naar
de Grift, die ze weldra bereiken.
Dan zien ze de boot als een donkere vlek aan de oever liggen,
met dicht daarbij de silhouet van een man die daar als een
standbeeld op wacht staat.
'Moet je kijken, het is vast adjudant Gerestein.'
De adjudant, een opvallende verschijning, is zelfs als silhouet
duidelijk te onderscheiden. Zijn postuur geeft daar alle reden
toe. Groot van stuk met een buik die eerder past bij een
kastelein dan bij een beroepsmilitair, zijn de kenmerken die bij
deze persoon horen.
'Die staat natuurlijk op onze officieren te wachten.'
'Dan kunnen wij het wel vergeten om van die boot gebruik te
maken.'
Kees Peters zegt meer tegen zichzelf dan tegen de anderen hoe
hij er over denkt.
Ondertussen houden vijf paar ogen het bolle silhouet in de
gaten. 'Dadelijk komen de officieren. Dan gaan die met de boot
naar de overkant en hebben wij het nakijken.'
Hendrik fluistert het tegen Jan, die gespannen afwacht.
'Moet je opletten, jongens. Ik probeer de adjudant daar weg te
lokken. Lukt dat, twijfel dan niet maar ren naar de boot. Ik kom
achter jullie aan.'
'Wat doe jij dan ?'
'Wacht maar af.'
Jan grijpt de vochtige plag die hij uit de aarde heeft getrokken
en sluipt daarmee in de richting van de adjudant. Deze heeft
vernomen dat de officieren in aantocht zijn en heeft daarop al
zijn aandacht gericht. Jan beseft dat haast geboden is, want de
officieren zijn nog maar een vijftig meter bij-hem vandaan. Hij

67
bcziet de situatie en berekent zijn kans. Dan gaat hij op zijn
kniecn zitten en haalt aan. Met een reuzenzwaai zwiept hij de
plag door de lucht en deze komt een meter of zes naast de
adjudant op de grond terecht.
'Plof ... !'
Het is een duidelijk hoorbaar geluid en het mist zijn uitwerking
niet. Het silhouet komt in beweging en de soldaten zien dat de
adjudant nieuwsgierig geworden een paar passen in de richting
doet waar hij het ploffende geluid vernam.
Jan ziet dat de afstand tussen hem en de adjudant veilig genoeg is
om een run naar de boot te maken. Blijkbaar hebben de andere
jongens dat ook in de gaten gekregen, want ineens ziet hij
vlakbij ook de anderen naar de boot hollen.
Er is hevig gestommel en gejaagd spreken.
'Hela, wat is dat. Blijf staan jullie !'
Intussen heeft de adjudant in de gaten dat er iets mis dreigt te
gaan, want met zijn stramme onderdanen beent hij naar de boot.
De afstand tussen hem en Jan Brouwer is niet meer dan een meter
of vijf en Jan begrijpt dat hij zijn actie wel heel kort heeft
ingeschat. Hij laat zich hals over kop in de boot tuimelen en wil
deze dan van de wal duwen. Maar helaas, er is een kleine
misrekening, want de boot ligt aan een ketting en die zit vas aan
een ijzeren pen die in de grond is gestoken. Jan is op de rand van
de boot gaan zitten en trekt uit alle macht aan de ketting. Met bet
gevolg dat de aak weer naar de wal gaat.
'Eruit jullie. Allemaal op rapport!'
Dat is het dreigement waarmee doorgaans de grootste
wildeman tot de orde geroepen wordt. Helaas, hier is de
situatie een beetje uit de hand gelopen. Jan Brouwer wil noch
van een rapport, noch van aan de wal komen weten.
'Hier zullen jullie groot berouw van krijgen.'
De adjudant hijgt en trekt aan de ketting. Hij beseft water dreigt
te gebeuren en dan te bedenken dat zijn superieuren er aan
komen. Een onverteerbare situatie voor een ouwe vuurvreter.
'Korn die boot uit. Vlug een beetje !'
De man is zo wijs om de ketting in z'n hand te houden. Dach

68
bevel of geen bevel, zijn woorden blijken toch niet bet effect te
sorteren dat normaal gesproken verwacht mocht worden.
Achter zich hoort Jan de jongens angstig snuiven, want om
een adjudant te weerstreven is gelijk aan heiligschennis; dat is
gewoon een onmogelijkheid. En nu zit Jan Brouwer in de boot
en trekt aan dezelfde ketting als de adjudant. Een werkelijk
komi sche vertoning, ware bet niet dat de adjudant een instituut
achter zich heeft, dat hem altijd in bet gelijk stelt en hem het
recbt geeft te laten straffen wat in zijn ogen niet deugt.
'Laat die ketting los en kom er uit; ik gelast het jullie !'
De man hijgt, want bet kost hem veel inspanning. De boot ligt
door zijn trekken strak tegen de wal, zodat Jan Brouwer en
zijn maats geen kant op kunnen.
'Adjudant, wat gebeurt hier !'
Het is de stem van kapitein Hegeman die scherp als een mes
door de nacbt klinkt. Door bet getrek aan de ketting beeft
niemand gemerkt dat de officieren gearriveerd zijn, die zich
verbazen over iets wat volgens militaire begrippen onmogelijk is.
'Wat is bier gaande ?'
De andere stem is van luitenant Paardekoper, de plaatsver
vangend compagniescommandant. Adjudant Gerestein tracht
zoiets als een waardige houding aan te nemen en verliest even
zijn aandacht voor de soldaten.
'Uh pardon, kapitein, ik uh ... '
Hij wil de handen langs zijn broeknaad leggen, wat hoort bij het
in de houding staan. Maar dat is iets wat hij nooit had
moeten doen. Door deze situatie laat hij de ketting een
beetje vieren, waarvan Jan gebruik aakt door er een hevige
ruk aan te geven.
'Auwww I'
Er volgt nog een woord, dat zeker in de militaire spreektaal
niet gebruikt mag worden. Daarop schiet de ketting uit zijn
handen, dan nog een ruk en de pen is uit de grond. Voor iemand
beseft wat er aan de hand is zet Jan met zijn voet af tegen de
wal en geeft de aak zo een geweldige vaart. Hinnen een paar
tellen zijn ze de Grift overgestoken.
'Eruit en wegwezen.'

69
'Hou de boot even vast, sufferds, anders gaat hij naar de andere
kant terug.'
'Korn terug jullie, bier komen', wordt er van de andere kant
geroepen.
Dan blijkt dat de adjudant op de een of andere manier door het
trekken aan de ketting zijn evenwicht heeft verloren. De
jongens zien dat hij weer op de been wordt geholpen. Het lijkt
een schimmenspel, heel vermakelijk om te zien.
'En nou maken dat we wegkomen.'
Ze zetten bet op een lopen en zo weet Jan hen via de
Achterbergse Meent binnen een uur en twintig minuten naar de
Koerheuvel te brengen.
8

t c huis,:-es.ting van de tweede compagnie niet


moet,. Than \\-orden geruchren gehoord dat de hele
• en o plaatst naar qe andere kant van Rhenen.
·:jn nu al z_o,\\7ijs re weten dat hun taak in tijd van
.. Rhenen z.al liggen; waanchijnlijk op of bij de

zijn aan de situatie waarin ze zijn beland, wordt


ten geprobeerd zoveel mogelijk de lijn te trekken.
,
1

Of kan_, proberen ze met verlof te gaan. Het is een


zeer pel geworden, iets te bedenken om naar huis
te
mookrde controle wordt strenger en daardoor de
,..,..........._ L..

kans re bedotten minder.


De gernchren die al een paar dagen de ronde doen, worden
oo nnei·d. De tweede compagnie gaat naar de Stokweg. Jan
Hn}lfl!rer· rreft het,, hij wordt weer bij de kwartiermeesters
ma: .ld.
•loirenant Paardekoper eneen korporaal gaat hij mee om
voor compagnie plaats te zoeken.
Bij de bewoners worden eesvrelken gevoerd en gevraagd
of er mogelijkheid bestaat om soldaten in te kwartieren. Het
Jeger is bevoegd huisvesting te deren, roaar de luitenant
begrijpt dat met uitnodigend vragen
mcer bereikt: kan worden.
Zo t.omen ze bij bet huis van Hovestad, een boerenbedrijf met
,eeo gJ'iOOt achterhuis. Vanzelfsprekend is daar ruimte genoeg.
II.et treft want a1s luitenant Paardekoper met de
korporaal en,Jan B.rouwer bet erf opstapt, komt Hovestad juist
aanlopen. ' gen, mijnheer. Ik wilde eens bij u informeren of er
JDDgelijkheid bestaat een aantal manschappen bij u onder te
btaJgm.'
:estad, een man die weer wat bet soldatenleven is, krabt
denkelijk onder zijn pet en kijkt de luitenant veelzeggend aan.

71
'Wat moet ik daarop zeggen, luitenant. Jullie moeten ergens
zijn, daar heb ik begrip voor. Maar ... '
Hovestad steekt zijn armen in een bijna machteloos gebaar opzij
en zegt met een glimlach: 'Weet je, luit, ik hen weduwnaar en zit
hier met zes jonge dochters in huis.'
De luit neem dat heel ernstig op. De korporaal kan zijn gezicht
goed in de plooi houden, omdat hij in hef bijzijn van Iuitenant
Paardekoper een goed figuur wil slaan. Bij Jan Brouwer ligt dat
allemaal wat anders. Jan is vrijg zel en de gedachte ingekwartierd
te worden in een huis waar zes meiden rondlopen, lijkt hem niet
gek. Vandaar dater een brede glimlach over zijn gezicht trekt. •
'Ik verzeker u, mijnheer, dat u manschappen krijgt waarvoor ik
zelf insta.'
Als Paardekoper dat zegt, wordt de lach op bet gezicht van Jan
nog breder en voelt hij het als een eer om ten huize van boer
Hovestad te worden ingekwartierd.
'Ik heb hier korporaal Van Vliet en soldaat Brouwer bij mij. Ze
kunnen hier blijven om de kwartieren klaar te maken. Is her
mogelijk dat we even rondkijken naar ·de mogelijkheden die er
zijn ?'
Hovestad knikt en gaat de mannen voor naar de lange, houten
schuur, die eigenlijk her ac terhuis uitmaakt. Hij opent de
brede deur en laat de drie binnenstappen.
'Hier is wel ruimte voor wat manschappen.'
Luitenant Paardekoper laat zijn blik rondgaan en overziet de
ruimte die hem meteen aanstaat.
'Hier zullen we ons best kunnen installeren.'
'Met de zomer hebben we altijd meer ruimte over dan bij
winterdag. Hoe lang had de luitenant gedacht hier te blijven ?'
'Dat is moeilijk re zeggen, Hovestad. Her is nu de derde keer al
vanaf eind augustus dat we gaan verhuizen. In het leger ben je
nooit ergens helemaal zeker van, omdat nu eenmaal beslissingen
elders worden genomen.'
'Nou ja, jullie moet maar zien. U weet wat ik heb gezegd. Hier
zijn zes deerns en ik zal het op prijs stellen als die niet worden
lastig gevallen.'

72
'Daar sta ik voor in.'
'Nou, da's dan mooi.'
'Maakt u zich geen zorgen.'
'Nou ja; je weet immers maar nooit.'
Een van de dochters, Bertha, is op dat moment in huis om haar
vader te helpen met het huishouden. Het deerntje heeft ver
nomen dater volk in het achterhuis is en omdat het tijd is om
een kom koffie te drinken., gaat ze kijken wat of wie daar is. Het
is daar namelijk de gewoonte om, met uitzondering van vreemd
volk, bezoek uit te nodigen koffie met het gezin te drinken.
Als Bertha het achterhuis betreedt., glimlacht de luitenant. De
korporaal knikt hoffelijk, maar bij Jan Brouwer lijkt het of er diep
in zijn hart een klok begint te luiden. Meteen beseft hij dat de
luitenant wat hem betreft·geen garantie zal kunnen geven, want
als Bertha met een schuine blik naar Jan kijkt is het hem of een
zachte hand zijn diepste gevoelens aanraakt. Blijkbaar is de
manier waarop Jan naar het meisje kijkt voor haar zo veel
zeggend, dat ze nog eens beter naar de soldaat kijkt. Tot nu toe
waren soldaten voor haar allemaal gelijk. Maar nu ziet ze toch iets
an ers aan die vriendelijk _glimlachende soldaat.
'Is de koffie klaar., Bertha?'
De deern is er even met haar gedachten niet bij.
'Wat zei u., vader? De koffie., ja die is gezet.'
'Gaan de heren dan even mee om een kom te drinken ?'
I

Hovestad maakt een uitnodigend gebaar naar de deur., die het


achterhuis van het voorhuis scheidt.
'Komer maar in.'
'Graag., dank u.'
Het treft zo, dat Jan Brouwer als laatste gelijk met Bertha van de
deel naar binnen gaat en hun blikken elkaar kruisen.
Jan is op het gebied van meisjes nooit een hardloper geweest. Als
onder de soldaten het onderwerp vrouwen ter sprake kwam, heeft
hij zich daar altijd afzijdig van gehouden. Maar nu is er toch
iets war hem wakker maakt voor hetgeen tot op dat moment
onbekend voor hem was.
Hij kijkt het meisje nog eens aan en zijn blik wordt op een gelijke

73

ed wi1h Ca ·Sc· nn
manier beantwoord.
'Korn er in, mannen.'
'Graag.'
Ze nemen plaats aan de tafel in de woonkeuken, waar Bertha
de kommen op tafel zet. De koffie geurt heerlijk en voor Jan is
bet een heel prettige gewaarwording. Die gezellige
huiselijkheid heeft hij reed_s lange tijd moeten missen.
'Allemaal suiker in de koffie?'
Dat blijkt het geval te zijn.
'U krijgt bier de derde sectie van de tweede compagnie,
Hovestad. Allemaal jongens die al in dienst zijn geweest, dus niet
de zo heel jonge soldaten. Ik zie dat er ook ruimte is om de
keukenwagen bij u onder te brengen. Gaar u daar mee
accoord?' 'Ach, als de ruimte bet toelaat moet dat maar,
luitenant.' 'Goed, ook de keukenwagen plaatsen we bij u. Dat
geeft me alweer een_gevoel van opluchting, want het is een heel
gedoe de mensen op een redelijke manier onder te brengen.'
'Ja., wat dat betreft-zijn we niet verwend.'
Het is de eerste keer dat Jan zijn stem laat horen en het is meer uit
spontaniteit dat hij het zegt, dan met opzet.
'Hoe dat dan?'
Hovestad kijkt de jonge soldaat met belangstellingaan. Dan geeft
Jan op een wat humoristische manier verslag van hun ervaringen
tot op dat moment.
'In Achterberg hebben we in een veeschuur gezeten, die moest
gevorderd worden toen wij er aan kwamen. Het gevolg was dat
we bijna door d luizen en vlooien naar buiten werden
gedragen.' Er klinkt gelach en daarmee is het ijs tussen Jan
Brouwer en Hovestad gebroken.
'Nou ja, bier zul je ook niet tussen de witte lakens kunnen slapen,
jong.'
'We beginnen aan bet stro te wennen.'
Opnieuw gelach, Daarop stelt de luitenant de vraag hoe en waar
bij aan stro kan komen.
'Over stro gesproken. Heeft u stro, Hovestad? Ik bedoel., kunnen
wij, op kosten van Defensie stro van u kopen ?'

74
'Strc1.. , ik h·b wc.:l wat over, maar nict vecl.'
'No\l voor het nachtverblijf van de manschappcn moct stro
,,ordcn uitgclegd. Wij rekenea-1 per man twee bosscn. Zo'n
bDndcrd bossen zou dat kunnen ?'
Honderd bos:sen stro. Da's heel wat, luitenant.'
'Ind rdaad. Het is ook maar een
vraag.' Dat moet u natuurlijk meteen
weten ?' 'Als dat zou kunnen.'
'Ik zal zo kijken, laten we eerst maar een bakkie doen.'
De koffie laat zich heel goed smaken en onder bet genot daarvan
worden er wat weinig zeggende woorden gewisseld.
'En jij, jong, waar kom jij vandaan ?'
Het is zuiver belangstelling van Hovestad, die Jan Brouwer als
soldaat in bet gesprek wil betrekken.
'lk kom bier betrekkelijk uit de buurt. Renkum, daar wonen mijn
ouders.'
'Da's op de fiets te doen. Ik bedoel bet reizen.'
'O ja, heel makkelijk, want voor twee gulden en vierentwintig
centen in de week kun je geen taxi nemen.'
Er wordt hartelijk gelachen en vooral Bertha kijkt de jonge
soldaat onderzoekend aan. Die voelt dat hij onder de blik van
het meisje begint te kleuren, iets waar hij eerder nooit last van
heeft gehad.
'Bertha Hovestad ... ', zegt Jan in gedachten. Als bet meisje met
de rug naar hem toe bij het aanrecht bezig is, bekijkt hij haar en
bedenkt dat het toch wel een heel bijzonder aardig deerntje is.
Bertha blijkt te voelen dat de ogen van de soldaat op haar zijn
gericht, want ineens draait ze zich om en kijkt Jan recht in zijn
ogen. Dat veroorzaakt bij hem een heel vreemd gevoel, alsof een
gloeiende lans in zijn hart wordt gestoken.
Ze lacht en dan is bet Jan of er binnen in hem nachtegalen
beginnen te zingen.
'Wil iemand nog koffie ?'
'Alstublieft, juffrouw Bertha.'
'Graag, juffrouw.'
De korporaal is net een papegaai die zijn meester napraat. Maar

75
als Bertha aan Jan vraagt of zijn kom nog een keer gevuld
moet worden, weet hij slechts te knikken, terwijl zijn ogen
het.meisjein al haar bewegingen vasthouden.
Zo is het dat Jan Brouwer op bet eerste gezicht vediefd is
geworden. Dat is iets wat met geleerdheid niet verklaard kan
worden. Het is als de schepping zo oud en een van de mooiste
dingen die de mens beeft gekregen. Liefde van man en vrouw:
een godsgeschenk. Jan heeft daar heel fijntjes iets van mogen
proeven.
Als z even later weer naar her achterhuis gaan om daar de boel
re bespreken en in te delen, heeft Jan er zijn hoofd niet helemaal
bij. Hij den.kt aan Bertha en beseft dat de korte kennismaking
mer haar, meer voor hem betekent dan zo maar een vluchtige
ontmoeting met een meisje. Hier zijn de diepste, menselijke
gevoelens geraakt en is hij zich bewust geworden dat een
meisje voor een jongen veel, heel veel kan gaan betekenen.
'Hier komt de sectie te liggen. We zullen een gedeelte afscheiden,
zodat ze wat afgezonderd_kunnen !even. Dan heeft ook u niet her
gevoel dat overal in uw achterhuis soldaten huizen.'
Als de luitenant met de korporaal verder gaat, blijft Jan achter om
met Hovestad een en ander in orde te maken.
'Hoeveel soldaten heeft de sectie ?'
'Tweeendertig manschappen.'
'Komen daar de koks nog bij?'
'Die komen daar nog bij. Da's gemiddeld een man of vijf. \
Vant vaak zijn er twee of drie hulpen, die de koks een deel van
bet werk uit handen moeten nemen.'
Jan kan het met boer Hovestad heel goed vinden. Hij voelt zkh
hier gelijk heel goed op z'n gemak. Als om twaalf uur Bertha
he.n1 vraagt om te blijven eten, hoeft Jan zich. geen twee keer
te bedenken.
'Nou, als ik een hapje mag meeeten, wil ik dat heel graag doen.'
Als Bertha de tafel heeft gedekt, schuift Jan mee aan en laat zich
de maaltijd goed smaken.
Daarmee heeft hij een heel gewichtige stap in zijn !even gezet.

76
commandant ingekwartierd en als het tijd is begeeft Jan zich met
gemengde gevoelens op pad om zich te melden.
Hij dient zich aan bij een korporaal die aan een bureau zit te
schrijven.
'Soldaat Brouwer, derde sectie, tweede compagnie, meldt zich.'
'Brouwer?'
'Brouwer, J.W.'
'Juist. Wacht even, jij moet bij de sergeant-majoor komen.'
'Niet bij de commandant?'
'Is de sergeant-majoor niet deftig genoeg ?'
'Jawel, maar ze zeiden dat ik naar de commandant moest.'
'Geleuter, anders niks.'
'0 ... '
'Ik zal kijken of de sergeant-majoor er is, wacht even.'
Daar heeft Jan ervaring mee, ant een groot deel van bet
soldat nleven wordt doorgebracht met wachten.
De .korporaal verdwijnt in bet grote huis en komt na een paar
minuten weer terug.
'De hoek om en de trap op, eerste deur rechts.'
Als Jan wegloopt wordt hij door de korporaal teruggeroepen.
'He, Brouwer, als je bij de sergeant-majoor komt, vergeet niet
te kloppen en in de houding te gaan staan. Hij vindt namelijk
dater aan het gedrag van de soldaten wel zo het een en ander
mankeert., 'Ik zal er aan denken. Bedankt, korporaal.'
'Zakkewassers ... ', mompelt Jan in zichzelf en begeeft zich
naar het aangewezen vertrek.
'Comp. sergeant-majoor' staat er op een bordje op de deur. Jan
klopt en gaat naar binnen als een stem 'binnen' roept.
'Soldaat Brouwer J.W. meldt zich, majoor.'
'Brouwer?'
De man fronst zijn wenkbrauwen en kijkt Janeen ogenblik aan.
Het is of hij er helemaal niets van snapt, terwijl nog maar een
enkele minuut geleden de korporaal hem van de komst van de
soldaat op de hoogte heeft gebracht.
'Brouwer ... J.... W ?'
De majoor bladert in een bundel papieren en trekt daarbij een

78
heel bedenkelijk gezicht.
'Ach, bier is het. Jan Willem Brouwer, geboren, . . Cll7-'>VOOft,
enzovoort. Van beroep schilder ... '
Hij schu ft de papieren van zicb af en kijkt Jan indringend .aao,
'Je bent dus schilder van beroep ?'
'Ja, majoor, huisschilder.'
'Mooi, dan heh ik een klus voor je. Jij bent vanaf heden de
compagnies-schilder.'
'Compagnies-schilder. Wat houdt dat in, majoorr
'Er is nogal wat schilderwerk en daarvoor hebben we iem.and
nodig die ter zake kundig is. Het is dan ook niet w vieemd dat
we daar jou voor nemen.'
'Goed, majoor.'
Jan is best ingenomen met dit besluit, al laat hij zijn blijdschap,
niet merken. Hij weet uit ervaring, je moet nooit 1.aten zien dat
je iets fijn vindt, want daar wil men in bet leger nog wel eens
mee uithalen als bet hen schikt om je te corrigeren.
'Je zult spullen nodig hebben. Die kun je in Rhenengaanhalenen
wel met een hon die door de commandant is ondenekend en
is afgestempeld op de administratie. Je haalt kwasten en alles
war een schilder nodig heeft. Ga dadelijknaar luitenant
Paardekoper di geeft verdere instructies.'
,·Dat zal ik doen. Is er nog meer van uw orders, majoor ?'
'Nee, je kunt gaan.'
'Dank u.''
Jan beseft dat bet hem wel heel erg meezit. Schilderen betekem
met z'n eigen vak bezig zijn ,en niet met de compagnie gaan
oefenen of,.zoals nu, naar de Grebbeberg gaan om daar
stellingen te gra\ren. Dat is iets waar alle soldaten het .niet op
e ,
hegl,epen. Ze. zijn een leger v,an gravers geworden., ie a~
humeur niet ten goede komt. Maar er is haast bij en e rege•
bee.ft een hekel aanld uitge •en., vandaar dat de soldate
wer.k moeten doen, waarmee een groat aantal bu.rge ·
boterham had kunnen ve.1dienen.
Opgeweltt begeeft Ian zicb naar Iuitcnant Paardi ' oper ,- •
herzelfde herenhuis is ondeigcbracht. Hii t zich aainni1:n.c:n
wordt door de luit jovialer ontvangen dan door de sergeant
majoor diee n echte dienstklopper is.
Soldaat Brouwer meldt zich, luitenant.'
Ha Brouwer, hoe gaat het bij boer Hovestad. Kun je het nogal
met de familie vinden ?'
Heel best, luit.'
Het antwoord van de soldaat klinkt zo enthousiast, dat de luit
hem met een scheve blik aankijkt.
'Het zijn beste mensen en dan met al die meisjes in huis. Maar
daar mogen jullie alleen maar naar kijken, hoor.'
'Natuurlijk, luit ... '
Luitenant Paardekoper zoekt ind paperassen op zijn bureau,
wat maar goed is, want had hij het glunderende gezicht van de
jonge soldaat gezien, dan had dat hem wel te denken gegeven.
'Ach, hier is bet.'
Hij pakt een bundeltje papieren en bladert erin.
'Je bent al bij de majoor geweest, Brouwer?'
'Jawel, hrit.'
'Goed, ik hoef dus niet uitvoerig te vertellen wat we willen. lk heb
hier een bon, waarmee je de spullen kunt halen die je nodig
hebt. Doe niet te overdreven, want dat wordt je niet in dank
afgenomen. Haal wat je nodig·hebt en niet meer.-Er is met
Hovestad afgesproken dat jij een stukje van de schuur als
schilderswerkplaats mag inrichten. Daarmee kun je nu beginnen.
Je dienst wordt veranderd. Het werk zal je door de sergeant
majoor warden opgedragen en kun je indelen naar eigen inzicht.
Je bent verplicht om bij het appel aanwezig te zijn, verder deel
je je tijd naar behoefte in.'
Luitenant Paardekoper kijkt Jan strak in de ogen om te peilen wat
soldaat Brouwer denkt te doen met de aangeboden vrijheid.
Maar in tegenstelling tot wat in het leger normaaJ is, wordt Jan
door de luitenant niet nog eens extra op zijn
verantwoordelijkheid gewezen.
'Onze compagnie komt in het bezit van een aantal rijwieJen.
Die zijn zwart en moeten een milit_aire kleur krijgen. Verder
wordt elk rijwiel genummerd op het achterspatbord.'

80
Hij reikt over de tafel een voorbeeld aan dat Jan moet na
schilderen.
'Zo moet dat warden. Duidelijk ?'
Jan neemt het papier aan en knikt dan bevestigend.
'Da's wel duidelijk ... , ja.'
'Nou, dan heh ik niet veel meer te vertellen. Ga je spullen halen
en vervoeg je bij de majoor ten einde verdere instructies te
halen.' 'Tot uw orders, hut.'
Jan maakt rechtsomkeert en verlaat de kamer. Het eerste wat hij
doet is naar zijn kwartier teruggaan om daar een en antler rustig
te overdenken. Hij treft het, want Gerrit Maters is ook aanwezig
en daarmee gaat hij bij Hovestad een kom koffie drinken.
Bertha is er niet, een van de jongere meisjes is thuis om voor het
huishouden te zorgen.
'Hallo, jongens, hebben jullie de koffie geroken ?'
'Ja, we hebben wel trek in een bakkie.'
'Effe wachten, vader moet nog komen.'
'Is hij van huis ?'
'Achter, bij de varkens.'
Het lijkt of Hovestad de koffie ook geroken heeft. In het
achterhuis klinkt gestommel van klompen en dan treedt vader
Hovestad met een van zijn zoons binnen.
'Maarge, jongens.'
'Goeiemorgen, Hovestad.'
'Moet je niet naar de Grebbeberg, Jan, stellingen graven?'
'Nee, ik hen vanaf heden bevorderd tot compagnies-schilder.'
'Ach, dus jij hebt het weer voor elkaar. De luit heeft mij gevraagd
of ik nog een stukje van het achterhuis kon missen om er een
schilder in onder te brengen. Dus daarmee hebben ze jou
opgeknapt.'
Hovestad lacht en kijkt Jan met een guitige blik aan. Jan lacht
mee, want hij vindt dat bet geluk met hem is.
'Nou, je doet je best maar, jong. Misschien kun je ons huis ook
nog een kwassie geven.'
'lk denk niet dat mijn baas daar genoegen mee neemt, maar
persoonlijk wil ik bet best doen. Wij hebben van u zoveel

81

Sc· n d w h Ca Sc· nner


:ra.tvrijheid ontvangen, dat daar best wat tegenover mag staan.'
. tdenk jij van de oorlog, Jan?'
Ho e tad junior stelt deze vraag naar aanleiding van geruchten
die de ronde doen. Hitler heeft weer gedreigd dat hij gebieds
uitbreiding wil. Daarbij komt, dat het overal in Europa rommeh
en onrustig is.
'Ik hoop dat we voor een oorlog gespaard mogen blijven. Kijk
eens naar veertien-achttien; duizenden en duizenden doden. En
elke nieuwe oorlog is nog weer gruwelijker dan de vorige, want
er worden almaar verschrikkelijker wapens uitgevonden.'
'Man, ik hen in Duitsland geweest e_na l s je ziet war daar
aan oorlogstuig gedemonstreerd wordt, daar wordt een mens
angstig van.'
Gerrit Maters weer waarover hij praat, w nt hij spreekt uit
ondervinding. Nog niet zo lang geleden is hij naar Duitsland
geweest om zijn broer een bezoek te brengen die daar werkt,
maar in het ziekenhuis lag.
'Voor een werkman doen ze daar alles. Werkloosheid hebben ze
niet, dat is door Hitler gekomen. Liever kanonnen dan boter, zegt
. die vent, en dat is dreigende taal. Kanonnen maak je niet alleen
om er mee te paraderen, die worden gebruikt als het nodig is."
Daarmee heeft bet gesprek een wending genomen in een richting
waarover men doorgaans niet graag spreekt.
'Moet je eens kijken naar het Sudetenland. Daar is Hitler ook
been gegaan zogenaamd als bevrijder, maar intussen brengt hij
zijn legers meer naar het oosten toe.'
'Ik hoop dat we hier in Nederland voor een oorlog gespaard
blijven. Het is iets waar een men bijna niet aan durft te denkien.
Er valt een diepe stilte al•s elk over de oorlogsdreiging in
gedachten zit. Allen voelen zich bedrukt, want oorlog is zo erg zo
vreselijk erg. Te verschrikkelijk om te kunnen bevatten.
Gelukkig komt, na het tweede bakkie, Bertha weer thuis. Het
meisje is naar Rhenen geweest om boodschappen te doen. Jan
kijkt haar met een veelzeggende blik aan en Bertha schenkt
hem een zonnige glimlach.
'Zo., hen je al weer terug, kind. Dru.k in de stad ?'

R?
'Allemaal soldaten en weinig volk op de been.'
Het is goed bedoeld, maar de manier waarop ze bet zegt geeft
reden tot ontspannen gelach. Vooral de twee soldaten zien er de
humor van in en Bertha, die begrijpt dat ze bepaald geen al te
snuggere opmerking heeft gemaakt, krijgt een hoofd als een biet.
Daarbij kijkt ze bedremmeld naar Jan Brouwer, die haar blik
met een dubbele knipoog beantwoordt.
'Ik had gehoopt dat jij wat meer op zou hebben met soldaten.'
'Ach, jong, je weet toch dat ik het zo niet bedoel.'
Bertha is zichtbaar in de war gebracht door het Iachen van de
bezoekers en huisgenoten, maar er wordt al vlug weer overheen
gepraat omdat de dagelijkse beslommeringen bun aandacht
vragen.
'We gaan weer aan bet werk, jong.'
Als Hovestad dat zegt is bet een teken voor de rest van de
aanwezigen dat de tijd van koffiedrinken voorbij is. De man
staat op en loopt naar de deur, op de voet gevolgd door zijn
zoon. Ook Jan en Gerrit komen overeind.
'Bedankt voor de koffie.'
'Bedankt boor ... '
Jan geeft Bertha een knipoog als hij zeker weet dat niemand het
ziet en gaat dan als laatste de keuken uit.
Jan heeft in bet achterhuis een plekje uitgezocht waar hij zijn
werkplaats wil inrichten. Alsof bet nog niet genoeg meezit
komt majoor Overbeek bi nen met de mededeling dat Gerrit
Aiaters bij Jan Brouwer worat ingedeeld om hem bij te staan
met bet schilderwerk. •
'Brouwer, jij krijgt Maters bij je. Laat hem maar sch ren of wat
je ook voor hem te doen hebt.'
'Ik zal wel zien, majoor, werk is er altijd.'
'Zo wil ik bet horen. Waar is Maters op dit moment?'
'lk denk bij de koks, majoor, straks was hij nog bier.'
Jan kijkt met een scheef oog de hoek van de schuur in waar
Gerrit na de koffie op het stro is neergestreken. \Vant al is hij
voor nlle dienst ongeschikt voorlopig, wil dat n_iezt egg en
dat ecn soldnat dan maar in bet stro kan gaan liggen. Maar
Gerrit had de 111ajoor
eerder opgemerkt dan Jan, zodat de majoor, als hij bij de
keukenwagen komt, Gerrit vol ijver aan lier pannen schuren
vindt.
'Maters, wat doe jij ?'
Gerrit kijkt de ander verbaasd aan, want dat moet toch duidelijk
genoeg te zien zijn. Echter, dat werkt in bet leger nu eenmaal
anders, zodat Gerrit met een verzinkte pan in zijn hand rustig
opmerkt dat hij bezig is de koks te helpen.
'Ik ben bier aan het pannen schuren, majoor.'
'Prachtig. Van nu af aan ben je bij Brouwer ingedeeld om hem als
schilder te assisteren.'
'Tot uw orders, majoor.'
Gerrit kan zijn plezier niet op, maar laat dat wijselijk niet merken.
10

Het gevoel zwaar verliefd te zijn en daar niet goed mee uit de
voeten te kunnen, is niet bepaald bevorderlijk voor de
gemoeds rust van een jonge soldaat. Jan Brouwer, die helemaal
weg is van Bertha Hovestad, stelt alles in bet werk om een
afspraak met haar re maken. Helaas lukt dat niet, want de ene
keer zijn er soldaten in de buurt die een gesprek kunnen
afluisteren en de andere keer is er wel iemand van haar familie
in de directe omgeving om bet de jongeman onmogelijk te
maken iets te ondememen.
Het is bij Jan net als bij al zijn leefti;dgenoten, die een oogje op
een meisje hebben laten vallen. Toch is er bij hem nog een andere
grond waarom hij zijn gevoelens ten opzichte van Bertha wil
uiten. Jan is gelovig opgevoed en vanuit het standpunt van
zijn geloofsleven wil hij proberen met het meisje een verbintenis
aan te gaan. Mede door dat principe heeft de soldaat het heel
moeilijk. Jan, tot over zijn oren verliefd, loopt rond met twee
gedachten. Heb ik wel echt kans om met Bertha verkering te
krijgen. Want al lijkt het er helemaal op dat bet meisje zijn
liefde beantwoorden zal, zeker is dat nooit. Jan beseft terdege
dat het vrouwvolk wel eens wispelturig kan zijn. Als je denkt
dat het gewonnen is, en je een dreun op je neus krijgt, dan is de
ontnuchtering des te groter. Aan de andere kant is er de vraag:
heh ik wel recht op zo'n lief kind. En dat is wat zijn geloof
hem ingeeft.
Tenslotte doet Jan wat hij als gelovige jongen als zijn plicht ziet
te moeten doen. Hij legt zijn vragen en noden neer voor Hem
waarop hij zijn vertrouwen stelt en waarvan hij al zijn hulp
verwacht. Voor de eenvoudige soldaat wordt zijn liefde voor
Bertha Hovestad een zaak van gebed en dan mag hij geloven dat
zijn gevoelens beantwoord zullen worden.
In de compagnie is bet al spoedig bekend dat Jan Brouwer, wat
zijn handel en wandel betreft, z ch afwijkend gedraagt van wat
men het soldatenleven zou kunnen noemen. Jan houdt zich verre

85
van bet ruwc en soms tegen zijn principes in gaande wereld.e
Jeven. Toch is hij geen kwezel; verre van dat. Hij is een
gewaardeerd kameraad, die altijd bereid is zijn maats te helpen
en waarop niemand ooit tevergeefs een beroep doet. In het
geoor loofde is hij een gewone knul, die handelt en reageert als
elke andere soldaat van zijn leeftijd.
De jongens zijn voor het merendeel nog vrijgezel en eigenlijk
nog 1naar net volgroeide kinderen, die men laat denken mannen
te zijn, maar die in feite nog amper de volwassenheid hebben
bereikt. Al wil men hen maar al te graag doen geloven, dat ze
meetellen.
Jan zit met het probleem hoe het aan te pakken om Bertha re
spreken te krijgen. En dat onder vier ogen, want als er vollc in de
buurt is kan hij dat niet doen. Het lijkt hem zelf wat
tegenstrijdig, want zijn geloof schenkt hem vertrouwen,
terwijl de mens Jan Brouwer zijn twijfels heeft omtrent her
welslagen van hetgeen hij zo graag wil.
Uiteindelijk gaat het zo, dat hij in zichzelf beschaamd wordt en
her allemaal heel anders loopt dan hij gedacht of verwacht had.
Het resultaat is, dat Jan moet bekennen veel te willen en aan de
a dere kant te weinig vertrouwen te hebben gehad. Achteraf zal
blijken dat bet allemaal min of meer vanzelf is gegaan.

Jan is inmiddels helemaal gei:nstalleerd als schilder.


Voortdurend zijn er fietsen die in de legergroene kleur
geschilderd moeten worden. Maar er is nog meer. Voor de
compagnie moet hij verschillende soorten borden schilderen,
want letters schilderen is hem niet vreemd, dat beheerst hij als
een kunstenaar. Als men eenmaal op de hoogte is van die
kwaliteiten van hem, komen de opdrachten de een na de ander.
Zo is men enkele weken geleden begonnen op de Grebbeberg
met het maken van stellingen. Loopgraven en opstellingen voor
geschut. Honderden soldaten zijn daar nu dag in dag uit doende
om er lange, bijna eindeloze loopgraven te maken, die
zigzaggend vanuit het hos naar de rand van Rhenen voeren. Aan
de andere kant voeren ze naar de voorste linies op de
rand van de

86
Grebbeberg. Ook hiervoor is de hulp van een schilder nodig.
Jan Brouwer krijgt de opdracht om borden te schilderen met bet
opschrift: Verboden Toegang Ministerie van Defensie. Deze
borden zijn bedoeld om nieuwsgierige burgers en eventuele
spionnen weg te houden. Het resultaat is maar zeer mager,
omdat de meeste mensen zich van het verbod niets aantrekken.
Vooral op vrije dagen is er veel publiek dat komt kijken hoe 'de
jongens' zich, als er oorlog uitbreekt, kunnen beschermen en
verdedigen. Men heeft daar alle vertrouwen in.
Aan Jan is ook opgedragen om naar de Grebbeberg te gaan om
zelf de borden te plaatsen. Ter plekke is dan een oudere adjudant
aanwezig die met dergelijke zaken is belast. Van hem krijgt Jan
aanwijzingen waar en hoe hij de borden moet plaatsen. Soms gaat
hij in gezelschap van Gerr"it Maters op pad, maar ook wel alleen.
Meestal is hij om de twee of drie dagen op de Grebbeberg om
daar nieuwe borden te plaatsen.
Jan is doende een aantal wagenwielen van een kleurtje te
voorzien, als sergeant-majoor Overbeek de schilderswerkplaats
binnenkomt met _d ev r a a g of Jan nog borden klaar heeft. Van
de Grebbeberg is het verzoek gekomen borden te komen
plaatsen. 'Heb je nog verbodsborden klaar, Brouwer? De
adjudant meldt dat er een gedeelte stelling klaar is waar borden
moeten komen.' Hij kijkt de werkplaats rond en ziet dater tegen
de wand een aantal borden zijn gezet die nog wat drogen
moeten.
'Kun je die gaan plaatsen ?'
'Ze zijn bijna droog, ik zou liever nog een paar uurtjes wachten.
Voor alle ze:kerheid, majoor, begrijpt u ?'
Die knikt en kijkt naar het door Jan geleverde werk, dat de toets
der kritiek glansrijk kan doorstaan.
'Kan ik adjudant Vierlingsbe k laten weten dat je vanmiddag bii
hem komt om de zaak in orde te maken?'
'Best, majoor. Maar u ziet, er zijn maar tien borden klaar.'
'Vierlingsbeek zal er wel meer moeten hebben, maar je vertelt
maar dat, zo gauw er meer klaar zijn, jij wel komt opdagen.'
'lk zal m'n best doen, majoor.'
'Goed, dat houq.en we dan afgesproken.'

87
'Tot uw orders, majoor.'
Nadat de majoor vertrokken is, voelt Jan aan de borden om te
controleren of de verf al droog is. Dat is eigenlijk maar net aan en
hij beziet het met een bedenkelijke trek op zijn gezicht. Aan de
andere kant is het zo, dat hij graag naar de Grebbeberg gaat
vanwege de afleiding en bovendien is het er mooi, ondanks
alle militaire activiteiten.
Als het zover is dat hij kan vertrekke·n, rolt hij de borden in
een oude deken, zodat ze onbeschadigd op de Grebbeberg
zullen komen. Gereedschap als spade, hamer en spijkers zijn
daar in ruime mate voorradig, want daar wordt getimmerd en
gebouwd dat het een lieve lust is.
Jan bevestigt het pak achter op een dienstfiets en trapt richting
Grebbeberg. Daar aangekomen blijkt dat de verf zich eter
heeft gehouden dan hij verwacht had. Op een enkele,
nauwelijks zichtbare beschadiging na, zijn de borden goed
overgekomen. Hij moet in de buurt van de Heimersteinselaan
zijn, achter bet dierenpark, waar hij weet de adjudant te zullen
vinden. Het wemelt er van soldaten die loopgraven en
mitrailleurstellingen maken. Overal hangt de geur van
carbolineum en verse aarde. De loopgraven slingeren door het
hos en soldaten zijn doende deze met gaas en draad te bede
en.
Nauwelijks heeft de adjudant Jan in hetoog gekregen ofhij
komt met grote passen aanbenen.
'Ach, je bent er al, zie ik.'
'Ik hen er, adjudant.'
'Hier plaatsen, op een onderlinge afstand van vijftig meter.'
'Vijftig meter. Begrepen, adjudant.'
Jan begint aan zijn werk, geholpen door een soldaat van de eerste
compagnie, die hem door de adjudant ter beschikking is gesteld.
Als de adjudant even naar elders gegaan is, zakt het
werktempo aanzienlijk en nemen de soldaten het er van. Om
drie uur komt een man langs, met koek en chocoladerepen. Het
is een handelaar uit Wageningen, die met een kist voor op de
bagagedrager van z'n fiets zi jn zoetwaar aan de man brengt.
Onder de soldaten zijn er velen die, ondanks hun geringe

88
inkomen, toch een paar centen over hebben om een koek voor
acht cent of een Kwattareep voor een stuiver te kopen.
Chocolade repen zijn bij de soldaten zeer gewild en de handelaar
verkoopt dan ook aan de lopende band. Jan koopt een koek en
gaat langs de kant van de laan tegen een boom zitten om een
kwartier rust te nemen.
Tijdens de rustperiode blijkt pas goed hoeveel soldaten er zijn,
want uit alle hoeken en gaten komen ze te voorschijn. Het
merendeel is met graven onder het maaiveld bezig geweest, die
waren onzichtbaar vanaf de Heimersteinselaan.
Na een kwartier rust moet het werk weer ter hand worden
genomen en verdwijnt de een na de ander bet hos in, of duikt
onder in de loopgraven. Ook Jan en zijn hulp begeven zich weer
aan het werk, waarbij adjudant Vierlingsbeek, die inmiddels
teruggekomen is, hen op de vingers staat te kijken.
'Zo, mannen, dat ziet er goed uit. Duidelijk zichtbaa"r en goed
afgewerkt.'
'We doen ons best, adjudant.'
De soldaat geeft Janeen knipoog alsof hij zeggen wil: Laat die
vent maar praten, we doen niet meer dan·nodig is.
'Ik weet niet of deze borden veel helpen, adjudant. -Zondags
loopt bier altijd een hoop yolk te wandelen.'
De soldaat zegt dit, want zelf is hij zondags ook wel bier als de
verloven zijn ingetrokken en de_soldaten hun plaats dus niet
mogen verlaten.
'Ach, het zal ook zo'n vaart niet lopen met de oorlog, jongens.
En mocht het echt menens gaan worden, dan wordt dit gebied
immers door ons afgesloten.'
'Bent u van mening, adjudant, dat we geen oorlog zullen krijgen
?' Jan vraagt het hoopvol en kijkt de oudere militair
belangstellend aan.
'Onze neutraliteits-politiek staat daar garant voor.'
'Maar ik vertrouw Adolf Hitler voor geen halve cent. Die heeft
zijn oog op meer plaatsen dan alleen op zijn eigen Duitsland
laten vallen.'
'Ach jongens, Duitsland heeft in de oorlog veertien-achttien zijn

89
les wel geleerd. Ze branden hun vingers niet voor de tweede
keer., 'Dat kunt u wel zeggen, maar als ik de radiotoespraken van
hem boor, wordt het mij angstig te moede en heh ik er niet veel
vertrouwen in.'
'Nou ja, mochten de Duitsers bier op aan komen dan zullen wij
hen wel even laten weten dat Nederland zich niet zomaar laat
inpakken. Moet je kijken wat we bier aan stellingen hebben.
Daar lopen de Duitsers zich dood op. Hier op de Grebbeberg is
geen doorkomen aan. Geen vijand kan daar immers doorheen
komen.' De twee soldaten kijken elkaar eens aan, maar doen er
het zwijgen toe. Het geeft geen pas om een oudere adjudant tegen
te spreken, dat mag ook niet. Maar over de deugdelijkheid van de
Grebbe bergstelling, hebben ze hun twijfels. Dat komt dan ook ter
sprake als de adjudant weer weggegaan is.
'Geloof jij, schilder, dat de adjudant gelijk heeft?'
'Ik heh m'n bedenkingen. Moet je eens in de krant kijken hoe
in bet buitenland forten zijn gebouwd en kolossale bunkers.
Bovendien hebben de Duitsers kanonnen, waarbij die van de
oorlog veertien-achttien, de 'dikke Bertha', niets is.'
'Weet je, ik maak me soms wel eens bang, want als er echt
oorlog komt zullen wij hier in deze loopgraven moeten kruipen
om de Duitsers tegen te houden. Man, als die Jui met hun
kanonnen aan bet schieten-gaan, wordt het hier een
maanlandschap. Jij hebt toch zeker ook wel eens foto's gezien
van de oorlog die achter ons ligt. Verdun met name is zo'n
voorbeeld, daar hebben ze gevochten in de loopgraven en is het
een massale slachtplaats van mensen geworden.'
'Zouden ze daar dan niks van geleerd hebben?'
Na een korte stilte antwoordt de ander, dat de mens geneigd is
vlug te vergeten.
'Je moet maar denken: de mensen vergeten zo gauw. En wat
moeten weals de Duitsers komen. Je hebt maar te gaan, of je het
Ieuk vindt of niet.'
'lk vind het helemaal niet leuk. Voor mij mag vandaag nog heel
deze troep opgeheven worde .'
'Mijn idee.'

90
Hoewel ze heel kalm aan hebben gedaan, is bet werk toch lang
voor bet einde van hun werktijd gereed.
'Nou ja, het is niet anders. Ik ga weer verder in de stellingen.'
'En ik fiets terug naar de Stokweg, eens gaan kijken bij de koks
of daar nog wat voor mij te halen valt.'
'Nou, jullie zitten daar zowat met je neus in de boter, me de
keukenwagen vlakbij.'
'Dat kun je wel zeggen, ja.'
'Je ziet maar dat je wat lekkers krijgt.'.
'Ik zal m'n best doen.'
Jan bindt de deken achter op de fiets en neemt afscheid van zijn
hulp.
'Nou, maat, tot ziens maar weer.'
'Aju, makker.'
Dan stapt Jan op de fiets en peddelt heel op z'n gemak de berg af,
op Rhenen aan. Echter, als hij daar komt, treft het dat hij juist
Bertha bij bakker Koster de winkel uit ziet komen. Ineens is hij
leger en oorlog, zelfs heel de omgeving vergeten. Pardoes steekt
hij de weg over om bet meisje aan te schieten. In zijn haast wordt
hij bijna door een militaire.vrachtwagen ondersteboven gereden.
De chauffeur toetert nijdig, maar Jan neemt daar nauwelijks
nonne van.
'Bertha, deem ... '
'J an .,..
1.

'Hal lo .. .'
'

'Hallo ... '


'Ga je naar huis ?'
'Ja.'
'ls het goed dat ik zover met je mee rij ?'
'Ja, da's goed.'
'O '
I • .. •

Vercier weet de verliefde soldaat niets te zeggen. Ze fietsen al


buiten Rhenen als hij er nog niet in geslaagd is een zinnig woord
te zeggen. En dat terwijl er vele gedachten door zijn hoofd
schieten. Het rijtempo zakt dermate terug, dat ze maar heel
langzaam vooruit komen. Jan heeft al een paar keer gekucht,
maar

91
verder dan het schrapen van zijn keel is hij niet gekomen. En
dat terwijl hij weet dat zo'n kans om Bertha te ontmoeten, zich
voor een tweede keer niet zo vlug meer zal voordoen.
'Bertha ... '
'Ja ... Jan ... '
'Weet je, Bertha ... '
'Nee.'
'0 ... uh, zie je, ik zou, hum, wat ik zeggen wou is ... , uh, nou
ja, je begrijpt het wel, of niet ?'
'Ja, Jan ... '
Bertha kijkt strak voor zich uit en is nauwelijks verstaanbaar voor
Jan.
Dan valt er opnieuw een stilte tussen hen. Hij krijgt bet benauwd
omdat hij beseft te moeten opschieten, want dadelijk zijn ze aan
de Stokweg en is zijn kans om bet meisje te vragen helemaa]
verkeken.
'Bertha ... '
'Ja, Jan.'
'We moeten 'seven stoppen om te praten.'
'Da's goed.'
Maar bet meisje blijft gewoon doorfietsen zonder een blik opzij
te werpen. En Jan kan van armoede niet anders doen dan met
haar meefietsen. Maar als ze in de buurt van de Stokweg komen
en Jan van spanning bet zweet op zijn voorhoofd heeft staan.,
weet hij dat hij nu heel snel iets moet ondememen.
'Laten we bier even stoppen.' Hij durft zelfs de hand op haar
schouder te leggen en langzaam laat hij zijn dienstfiets uitlopen.
Dan staan ze stil en stappen af.
'Zo., daar staan we
dan.' 'Ja, daar staan we.'
Dan lijkt het Jan of een wrede hand hem de keel dichtknijpt en
het spreken hem bijna onmogelijk wordt. Maar bet besef te
moeten handelen, wint bet toch op bet laatste moment.
'Weer je, Bertha, ik had gedacht ... Ile, uh, nou ja., je weet wel
wat ik zeggen wil.'
'Jg Tn '
'Ik hou van jou, deern.'
Er valt een korte stilte tussen hen. Bertha kijkt even verlegen
naar de punten van haar schoenen, maar wendt dan haar blik
langzaam naar Jan, die met een vuurrood hoofd naast haar
staat.
'Dat had ik al lang in de gaten.'
'0 ja?'
'Ja.'
'O .,.
.
Het is hem onmogelijk iets anders te zeggen. Bertha, die daar zo
heel dicht bij hem staat en die hem aankijkt. Hij durft bijna niet
verder te gaan uit angst dat bet antwoord nee zal zijn. Maar hij
moet, een an ere kans zal er wellicht niet opnieuw komen.
'Zou het wat kunnen warden tussen ons, Bertha. Ik bedoel, wil jij
verkering met mij?'
Het hog woord is er uit en Jan voelt zich als een ballon die
doorgeprikt is. Hij zucht en kijkt het meisje hoopvol aan.
Er gaan op dit moment vele gedachten door haar hoo d, want
ze wist dat dit ogenblik zou komen. Ook zij is er lang mee
bezig
- geweest, want ze wil niet over een nacht ijs'gaan. Er is nog zoveel
dat om een antwoord vraagt, zoveel ook dat ze wil weten en moet
afwachten wat het antwoord daarop zal zijn. ·
Ze kijkt hem aan met een paar ogen waaruit zoveel spreekt, dat
daarin haar antwoord besloten ligt.
'Ja, Jan, ik wil wel. Ik wist ook dat dit gebeuren zou.'
'Ja.' .
'Ja.'
'O ...

Even moet Jan dit grote wonder verwerken. Zowaar, hij krijgt het
er nog te kwaad mee ook.
'Bertha, dit is een verhoring van mijn gebed.'
En dan schiet ook haar gemoed vol. Dit te horen is voor haar alles
wat nog onbeantwoord was gebleven.
11

Voor Jan Brouwer breekt een gouden tijd aan. Bij Hovestad voelt
de jonge soldaat zich goed thuis en bet is nu geen probleem meer
om met Bertha te praten. Wei heeft vader Hovestad Jan het een
en ander in zijn oor gefluisterd, zodat die weet waaraan hij zich
beeft te houden.
'Jan, jongen, ik vind jou een beste vent, maar wij moeten
samen eens praten.'
'Dat kan, Hovestad.'
Het gesprek vindt plaats als Jan alleen in zijn werkplaats zit te
schilderen en Hovestad is komen aanlopen.
'Bertha heeft mij gezegd dat het tussen jullie wat geworden is.'
'Ja, dat is het ... '
Jan bekijkt de man met een bedenkelijk gezicht, want hij beseft
dat Hovestad nog flink roet in bet eten gooien kan.
'Her heeft wel Jang geduurd, is bet niet?'
'Hoe bedoelt u dat?'
Jan begrijpt niet waar de man been wil en zeker niet dat deze
vraag een flinke portie humor in zich beeft. Al direct beeft vader
Hovestad door gehad dater iets gaande was tussen zijn dochter
Bertha en Jan Brouwer. Reeds veel eerder had hijgedacht dat die
twee het eens zouden worden. En zoals een goed vader
betaamt, heeft hij inlichtingen ingewonnen over de persoon
Jan Willem Brouwer. Het resultaat van het onderzoek had
hem voJdoende bevredigd. Bovendien heefr hij nadat Bertha
hem van haar liefde voor Jan op de hoogte had gesteld, van z'n
dochter gehoord dat het bij Jan een zaak van gebed is geweest.
Oat is mede bij Hovestad in goede aarde gevalJen.
'Nou, ik had eigenlijk gedacht dat jij meer mans zou zijn.'
'Hoe dat dan ?' '
'De eerste keer dat je bij mij in huis kwam en daar Bertha zag,
kreeg je het al te pakken en nou is bet pas voor elkaar. Man, je

94
bent toch wel heel erg verlcgcn, is het nict ?'
Erspeclt een glitnlach om de monu van de man, hetgcen Jan niet
zict, want hij moet even verwerken wat er gczegd wordt.
'Had u het echt in de gaten? lk bedoel, van Bertha en mij?,
'Dat zcg ik toch. Meteen al de ecrste dag.'
'Oooohhhh , . ,'
Jan wrijft zich bedenkelijk over zijn kin en schudt dan be
dremmeld zijn hoofd.
'En daar heb ik m'n eigen zo bang voor gemaakt.'
'Dat was niet nodig geweest.'
'Nee, dat begrijp ik.'
Maar dan wordt de oudere man ernstig en begint met Janeen
gesprek over zaken die·van levensbelang zijn. Vooral de princi
piele kanten van de verkering worden te berde gebracht.
'Ik zou graag zien, jong, dat jij en Bertha naar dezelfde kerk
zouden gaan.'
'Da's begrijpelijk.'
'Niet dan?'
'Absoluut.'
'Wat had jij gedacht te doen.'
'lk ga met Bertha mee.'
'Om haar?'
'Ja zeker.'
'Is dat dan wel een goede keus, Jan?'
'Nou, ik hen hier en ik vind het fijn om met jullie mee naar de kerk
te gaan. Nu al heh ik bier een beetje een thuis gevonden en dat
is mij veel waard.'
'Dat begrijp ik, want ik kan me nog goed herinneren hoe het
was toen ik soldaat was.'
'Een beetje huiselijk verkeer is voor een soldaat heel veel
waard. Wij hebben het hier goed getroffen, want op veel andere
plaatsen mogen de soldaten amper binnenkomen. En om na de
dienst buiten te gaan lopen en zomaar wat langs de weg te
zwalken, lijkt mij niet. Voor honderden van ons zit er niets
anders op.'
'Ja, jullie hebben wel allemaal hetzelfde pakkie aan, maar zijn niet
allemaal gelijk.'

95
'Dat is waar, er zit altijd kaf onder het koren.'
'Overigens kan ik me nog goed herinneren., dat wij vroeger ook
met een scheef oog werden aangekeken., wat allesbehalve ple
zierig was. Ik heh wel eens het idee gebad, dat ze ons als soldaten
minderwaardig vonden. En dan spreek ik over mensen die menen
meer te zijn dan een gewoon mens. Van die halve deftigbeid., die
praten met een aardappel in bun keel.'
Jan moet d_aar bartelijk om lacben., want bij begrijpt heel goed
wat Hovestad bedoelt. Ook bier zijn wel mensen die hun neus
ophalen voor Jan Soldaat. Zelf beeft hij daar niet zoveel last van,
want hij gaat nu veel om met de familie Hovestad. Hij is
eigenlijk een eenling, want zijn werk brengt met zich mee dat ze
hem altijd ongemoeid laten. Zo nu en dan moet hij zich bij
majoor Overbeek vervoegen om orders te halen of om werk te
bespreken. Verder neemt hij deel aan het appel en gebruikt de
maaltijden met zijn kameraden.
Zo suddert het soldatenleven voort, waarbij onafgebroken aan de
stellingen wordt gewerkt en voor oefeningen geen tijd meer is.
Menigeen vindt het een schande dat de jongens ongeoefend
zullen moeten optrekken tegen een vijand als die komen zal. De
hogere legerleiding laat zo nu en dan een protest horen, waarnaar
echter niet wordt geluisterd. Elke morgen marcheren honderden
soldaten naar de Grebbeberg en omgeving en doen meer dienst
met de schop dan met het geweer.
Zo loopt de zomer ten einde en vangt de herfst aan. Jan Brouwer
schildert en de infanteristen graven, dag in dag uit, week in week
uit.
Dan breekt de twaalfde november aan. Onze gezant in Berlijn is
via geheime kanalen te weten gekomen dat Hitler voornemens is
ons land aan te vallen. Het leger wordt in opperste paraatheid
gebracht; de soldaten mogen zelfs hun kwartieren niet meer
verlaten.
'Ik mag hopen voor jullie dat het een loos alarm is, anders zal het
vreselijk zijn voor land en volk.'
Hovestad spreekt daarmee zijn bezorgdheid uit als de soldaten
die avond bij hem aan de koffie zitten.

96
Het is tegen tienen als er bericht komt dat de mannen zich klaar
moeten maken om weg te gaan.
De stemming daalt tot ver onder he nulpunt, want men vreest
her ergste. Er wordt gegist en allerlei veronderstellingen worden
gedaan. Er is bij Hovestad geen radio in huis zodat men niet
precies weet wat er gaande is. Ze zijn zodoende volkomen
afbankelijk van berichten die van elders doorsijpelen en dat is
weinig, omdat de meeste burgers helemaal niet weten wat er aan
de hand is.
'Straks marcheren we naar de stellingen.'
Een van de soldaten die deze veronderstelling oppert drukt uit
wat anderen denken en het komt hun stemming niet ten
goede. 'Dat is niet te hopen, want de stellingen zijn amper voor
de helft klaar. Bovendien is er nog geen zware bewapening in
de Grebbelinie zodat, als de Duitsers komen, wij hen met de
blanke bajonet moeten opwachten.'
'Nou, het kan ook best zijn dat ze daarom ons land willen
binnenvallen, want nu de stellingen nog niet klaar zijn is het
natuurlijk helemaal gemakkelijk om ons onder de voet te lopen.'
Het is een bijna zinloze conversatie en het getuigt hoe weinig de
soldaten weten van de gang van zaken in een modern leger. Het
gaat allemaal heel geheimzinnig en aan de andere kant is men zo
naief, dat van de zijde van de vijand ongestoord.een deel van de
verdedigingswerken kan worden bekeken. Wat dan ook volop
wordt gedaan, zonder dat iemand daar iets tegen doet.
Intussen mogen de manschappen niet weg en is de spanning
voelbaar. Er wordt uitentreuren koffie gedronken en aan naar
bed gaan denkt geen mens. In de schuur hebben de soldaten al
hun spullen klaar liggen om, als bet bevel daartoe zal komen,
meteen te kunnen vertrekken.
Maar de uren verstrijken en er gebeurt niets.
'lk denk dat het wel weer een storm in een glas water zal zijn.'
Kees Peters lucht op deze manier zijn hart en probeert de rest
van de soldaten een hart onder de riem te steken.
'Je zou het bijna gaan geloven.'
Gerben Hollevoet, die altijd al blijk heeft gegeven niet voor het

97
heldendoro geboren te zijn, slaakt een zucht van verlichting en
be int zich weer een beetje mens te voelen.
lk denk nu ook \Vel dat het meevalt, jongens. Het duurt te lan.g
voor er war gebeurt.'
Het i vader Hovestad die dit zegt en zijn opmerking is
oorzaak d t iedereen zich een beetje opgelucht voelt.
Het is al een eind na middernacht als Hovestad voorstelt om
naar bed te gaan. 'lk denk, jongens, dat jullie best kunnen gaan
slapen. Mocht het nodig zijn om te vertrekken, dan weten ze
jullie wel te
, inden, hoor.,
Het klinkt opge\l\ekt en het verbetert de stemming. De
spanning die o, er de soldaten lag zakt weg, er worden al weer
wat grapjes gemaakt. Voor Hovestad betekent dit dat ze nu
maar eens de keuken uit moeten gaan, want het is voor hem en
de zijnen altijd vrO(g dag. Het vee laat uitslapen niet toe; de
dieren kennen bun tijd en moeten verzorgd worden.
De een na de ander gaat naar het achterhuis. Jan is de laatste
en het treft dat hij in de gang Bertha tegen het lijf loopt.
'Hallo, deem, war een spanning, he?'
'Nou, je wordt er niet goed van.'
'Ile was echt bang dat het fout zou Je moet er niet aan
gaan• . denken. Verschrikkelijk.'
Het meisje slaat in een gebaar van liefde haar armen om zijn hals
en dan drijfr bij Jan bet laatste restje angst weg. Hun hanen
smelten ineen en .ze vinden elkaar in een innige
zoen. ' ,ijo lief meidje.'
'Jong toch.'
Even blij,ven ze zo staan, maar lang tijd is er niet. Achter de
deuc horen ze iemand stommelen, zodat .ze met nQg een,
luchtige n elkaar los1-aten.
welrerusten,.deem.'
'Welterusten, Jan. lk hoop dat er gee.n moeilijkheden zullen
komen.'
'Nee, ik ook niet.1
Dan gaan ze elk huns weegs. Jan vertrekt naar he.t achterhuis ,
waar een schamel lamplicht hem de plaats wijst van zijnstroleger.

98
'Hela, Jan, hen jeer ook al. Man, ik dacht dat je met Bertha nog
een wandeling zou gaan maken.'
Hendrik Hansing zegt het lachend, want de man vermoedt dat
Jan even van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om zijn
meisje stevig in zijn armen te nemen. En Hendrik, zelf getrouwd,
gunt dat zijn maat van ganser harte.-
'Ja, ik heb haar gelukkig nog heel even gesproken.'
'Maar je zult haar toch wel een zoentje gegeven hebben ?'
Hendrik lacht en Jan is zo wijs om het achterste van zijn tong
niet te laten zien. Hij pakt zijn deken die ingepakt is en spreidt
deze uit over het stro. Dan trekt hij zijn schoenen uit en
doet zijn beenwindsels af. Voor Jan in het stro kruipt vouwt hij
zijn handen en bidt zijn avondgebed. In de sectie is hij de enige
die dat doet en in het begin zijn daar wel grappen over
gemaakt. Maar nu ze weten dat Jan in zijn geloof erg principieel
is, geniet hij respect van zijn kameraden en kan hij zijn gang
gaan.
De nacht verloopt als altijd. Om vier uur warden de koks gewekt, _
wat no maal is, verder blijft alles rustig. Op de normale tijd wordt
de reveille geblazen. Als de onderofficieren komen om de
manschappen naar de appelplaats te vergezellen, zien de jongens
echter dater iets niet klopt. Het is van de gezichten af te lezen,
het gedrag van hun meerderen is opvallend gespannen.
'Jan, jong, ik weet het niet.-Die lui lopen met koppen waar de
beroerdigheid van af straalt.' •
Hendrik, die voor bepaalde dingen een fijne neus heeft, denkt er
het zijne van.
'Ja, ik merk betook. Er is vast iets gebeurd.'
Opnieuw krijgt Jan een onbehaaglijk gevoel over zich. Hij
vermoedt dat Hendrik het goed heeft aangevoeld.
'Ik heh er ook niks geen vrede mee, Hendrik. Er zit iets in de
lucht.'
'Absoluut.'
Het hoe en waarom laat niet lang op zich wachten. Bij het appel
krijgen ze te horen dat de compagnie meteen wordt overgeplaatst
naar Wageningen. Om in tijd van oorlog beter te kunnen
functioneren is het beter dat alle manschappen bij elkaar zijn.

99
Reeds een uur later marcheren ze af. Jan Brouwer is daannee
schilder af en moet bij zijn meisje vandaaiJ.. rze zullen warden
ondergebracht in een school nabij de Junusstraat, dat is alles wat
ze op dat moment aan de weet komen.
12

De goede tijd is voor Jan Brouwer voorbij. Voor schilderwerk is


geen tijd, want er is de legerleiding alles aan gelegen om de
stellingen gereed te krijgen. De internationale toestand is ge
spannen en iedereen zucht onder de angst voor een oorlog die
onafwendbaar lijkt. Niemand kan geloven dat het gevaar nog kan
warden afgewend. Al hoopt men het wel.
Aleen paar keer zijn de verloven ingetrokken en is de
stemming onder de soldaten om te snijden. Toch lijkt het dat
velen van hen de ernst van de toestand niet inzien.
'We worden hier vastgehouden voor de lol. Dacht je dat de
Duitsers zomaar hier op aan komen? Laat me niet lachen, man.'
Een van de soldaten lucht zijn hart op een niet mis te verstane
man1er.
'Niemand mag zijn legerplaats verlaten. Iedereen moet binnen
het bereik blijven van de plaats waar Jiij gelegerd is, opdat bij
gevaar de compagnie binnen de kortst mogelijke tijd verzameld
kan worden.'
Sergeant-majoor Overbeek, die alle zakelijke regelingen betref
fende de compagnie behartigt, zegt dat en de jongens hebben
er maarrekening mee te houden.
'Als de hoornblazer signaal geeft van verzamelen moet ieder
binnen enkele minuten ter plekke zijn. Laat een ieder dat goed in
zijn oren knopen.'
Daar is geen woord Spaans bij en ondanks het morren en
klagen dat men doet is er niets aan te veranderen. De soldaten
hangen rond, zich stierlijk'vervelend. Of ze doden hun vrije
tijd met kaartspel en praten, eindeloos praten over dingen van
nul en gener waarde. Vaak zijn het gesprekken over naar huis
gaan. Duidelijk is er een verlangen naar vrouw en kinderen of
de verloofde, die thuis vergeefs wachten op hen die niet
komen kunnen.

101
'En jij, Jan, je heb al zoveel geluk gehad. Is er voor jou niks
te rommelen, jong?'
Gerrit Maters is zijn kistjes aan het poetsen en stelt de vraag
aan Jan Brouwer die inderdaad de naam heeft vaak geluk te
hebben. 'Ja, jij bent er deze keer gloeiend bij. Eerst elke dag bij
Bertha op de koffie en nou krijg je net als wij maar
mondjesmaat.'
Hendrik H nsing neemt Jan op de hak. Dat ze elkaar in het
vaarwater zitten is ook al weer een gevolg van verveling.
Jan lacht een beetje, maar doet er het zwijgen toe. Wie
verliefdis zoals hij, gebruikt zijn hoofden zoekt naar middelen
om het doel te bereiken dat hij zich gesteld heeft, namelijk de
omgang met zijn meisje voort te zetten. Trouwens, het moet
gezegd worden, dat Bertha in deze ook niet lui is. Net als Jan
heeft ze gezocht naar een mogelijkheid om elkaar met vaste
regelmaat te ontmoeten. De oplossing is even simpel als
doelmatig. Bertha is op zoek gegaan naar werk in de directe
omgeving van de school waarin Jan is gelegerd en haar moeite
is beloond. Ze heeft zich als dienstmeisje kunnen verhuren en
is nu in de gelegenheid haar jongen op gezette tijden te
ontmoeten.
Belmonte, waar ze werk , is niet ver van het plantsoen waar
de school staat en Bertha hoeft maar een klein eindje te!open om
Jan te zien en te spreken. Dat gebeurt dan ook herhaaldelijk.
Nog meer soldaten, die aan hun legerplaats zijn gebonden,
laten hun vrouw of verloofde komen. Vooral zondags is het aantal
gasten in de omgeving van de Grebbeberg groot, door de
vrouwe en meisjes die de daar gelegerde militairen komen
bezoeken.
Op zondag is Jan Brouwer met Bertha naar de kerk geweest.
Na de dienst is er nog een korte tijd over om een
wandelingetje te maken.
'Ze vinden het best dat ik naar de kerk ga en dan met jou een
eindje om loop, maar ze willen niet hebben dat je bij mij
komt eten.'
'Ach, wat geeft het, voor mij is bet al fijn dat ik je weer gesproken
heb. Als ik kijk naar mijn maats, nou dan mogen wij wel
heel dankbaar zijn. Neem Hendrik Hansing, die is al in geen
drie weken thuis geweest. En dan moet je denken dat het met de
zaak
102
ook niet zo rooskleurig gaat, omdat zijn broer van armoede
iemand heeft moeten aannemen om te helpen in de bakkerij,
wat infeite niet opgebracht kan worden. Het is voor al die
mensen een ramp.'
'En wat staat ons nog te wachten.'
'Je bedoelt oorlog, Bertha?'
'lk ben soms zo bang, Jan. Oat mag je gerust weten. We moeten
God maar bidden dat een oorlog aan ons voorbij mag gaan. Het
is toch zo dat een mens verstand te kort komt om het allemaal te
kunnen bevatten.'
'Dan kunnen ze wel zeggen dat wij paraat zijn en de vijand tegen
kunnen houden. Allemaal best, maar elke oorlog kost mensen
levens.'
Er valt een lange stilte tussen de twee jonge mensen. Elk heeft zijn
eigen gedachten en ieder voor zich durft die niet uit te spreken.
Hun geluk is groot en beiden beseffen het wonder van de liefde,
maar ook dat het broos en breekbaar is als fijn porselein. De
oorlog·van veertien-achttien heeft voorbeelden te over gegeven,
maar het ziet er naar uit dat Duitsland met zijn honderd
duizenden doden en verminkten de les niet heeft geleerd Hitler
bruit als een hysterische dolleman zijn waanzinnige redevoe
ringen door de ether. Het Duitse volk wordt door propaganda
minister dr. Joseph Goebbels gehersenspoeld en psychisch
voor ereid op een oorlog.
Het is of Bertha als vrouw de dingen beter en nuchterder
aanvoelt.
'Weet je, Jan, we moeten altijd blijven hopen.'
Het meisje heeft zijn hand in de hare genomen en loopt naast
hem met een hoofd vol gedachten en nog meer bange
voorgevoelens. 'Jan, als er oorlog komt, zul je niet vergeten om
te bidden?'
Ze kijkt hem niet aan als ze dat zegt. Het is een punt, dat voor
het meisje zo gevoelig ligt. Zelf heeft zeal lang het gevoel dat ze
in een oorlog terecht zullen komen en ze heeft het daar heel
kwaad mee. Met Jan praat ze niet over de diepe gevoelens die in
een hoekje van haar ziel verscholen liggen, onbereikbaar voor
ieder mens. Maar in de alleenheid vouwt ze vaak haar handen
en bi t vurig

103
voor het leven van Jan, voor bun liefde. Ze weet, dat niet
verdiend te hebben, maar als mensenkind ervaart ze het als
zo groot en waardevol. Het is iets waarvan ze geen afstand kan
doen. De angst dat Jan haar ontnomen zal worden, daar kan ze
soms nachten niet van slapen. Ze heeft het er vaak benauwd mee
en kan er met geen mens over praten. Of beter gezegd: het
ligt_allemaal zo gevoelig, dat er met een ander niet over te
praten valt. En dan doet Bertha wat haar slechts over blijft. In
haar gebed vraagt ze of Jan, als er oorlog zal komen, mag
blijven leven.
Het is met een bijna kinderlijk geloof, dat Bertha haar zorgen en
noden voorlegt aan Hem, Die in nood uitkomst kan geven.
'Zonder hoop is er geen !even, Bertha.'
Het meisje kijkt hem van opzij aan enfronst haar voorhoofd.
Wat hij zegt is een waarheid waarmee je meerdere kanten op
kunt en de richting die hij bedoelt ontgaat haar.
'Wat bedoel je daarme ?'
'Nou, dat is in alle dingen. In bet alledaagse, in het geloofsleven
en ook wat betreft de dingen die gebeuren kunnen. Je kunt
hopen dat de oorlog een waandenkbeeld zal zijn. Maar als hij
komt moet er hoop zijn te kunnen overleven.'
'Probeer dan die hoop te vinden in de kracht van het geloof, Jan.
Dat zal je sterken. En moch het anders gaan dan wij hopen, nou
dan moet er ook nog hoop voor ons zijn... '
Ze zegt het een beetje schuchter, want het is een teer onderwerp.
Twee heel eenvoudige mensenkinderen, die van politiek en alles
wat daarmee verband houdt niet veel begrijpen. Die in
hun denkwereld geen plaats hebhen voor de hoogdravende en
vaak ook dreigende taal die door de groten der aarde wordt
gesproken. Zowel Jan als Bertha hebben van huis uit het besef
meegekregen, dat bet een voorrecht is te mogen werken en dat
gezondheid een groot goed is, waarvoor men niet dankbaar
genoeg kan zijn. Verder heeft het !even hen al zoveel te
denken gegeven in de achter hen liggende tijd, dat
daardoor een levensfilosofie is ontstaan die verre afwijkt van
de opvattingen van hen die boven hen zijn gesteld, en die
uiteindelijk bepalend zijn voor her doen en laten van bet
gewone vollc.

104
Jan brengt bet gesprek weer op de gewone dingen die
hen bezighouden. De preek die ze hebben beluisterd en wat
ze die avond zullen gaan doen.
'Ik weet niet of mevrouw goedvindt dat ik vanavond weer naar de
kerk ga.'
'Kan ze daar dan bezwaar tegen hebben?'
'Ze zegt dat ik moet tafel dekken en na het avondeten afruimen.'
'Duurt dat zo lang dat je niet meer naar de kerk kunt gaan ?'
'Hetkan welachtuur worden, wantzondags hebbenze alle tijd.'
'Dat is allemaal best, maar ze kunnen je toch niet tegenhouden
om naar de kerk te gaan ?'
'Die mensen zijn nog zo conservatief, dat een dienstmeisje niks
in tel is.'
'Gaan ze zelf niet naar de kerk?'
'Waarschijnlijk niet. Of ergens anders, waar wij niet gaan.'
Jan moet daar even over nadenken. Buiten Wageningen is
er waarschijnlijk wel gelegenheid om vroeger te gaan kerken,
maar vreemd is het wel voor hem.
'Ile vind bet maar een vreemde bedoening.'
'Da's waar, maar helaas niks aan te
doen;' 'Zoek _dan ander werk.'
'Ik hen er amper.'
'Nou, ik denk als je uitlegt water aan de hand is, dat een andere
mevrouw daar best begrip voor zal.hebben.'
'Die lui kennen elkaar allemaal en praten er over als je
zomaar weg wil gaan. Dan nemen de andere rijkelui je niet
als dienst bode.'
'Kan best zijn. Ze hebben er maar rekening mee te houden,
dat bet zondag is en je naar de kerk wilt.'
Jan schudt zijn hoofd, de woorden van zijn meisje geven hem stof
genoeg om zich over op te winden.
'Als er oorlog komt moeten wij voorop om die lui te
beschermen. Rare boel eigenlijk.'
'Het is niet anders.'
'Maar het is niet goed.'
'Hou nou maar op met je zorgen te maken. Ik zal wel vragen of ik

105
vanavond weg kan gaan.'
'lk weet trouwens ook niet zeker of ik weg mag; het is zo'n
rare situatie. Erg spannend, want telkens denken ze dat de
oorlog zal uitbreken.'
'Tot nog toe is het toch altijd meegevallen ?'
'T ot nog toe weI, J• a ... '
'Nou, dan maar geen zorgen maken die mogelijk helemaal
niet nodig zijn.'
Bertha tracht hem een beetje op te beuren, terwijl ze zelf bijna
geen raad weet om zich goed te houden. De dreiging hangt als
een scherp geslepen zwaard boven het land, maar veel mensen !
open met oogkleppen op en willen niet zien hoe emstig de
situatie eigenlijk wel is.
'Bertha, deern, ik wou dat je gelijk had, maar die Hitler heeft wat
mij betref t een te grote waffel. Die kerel Iaat bet niet bij
dreigementen. Daar hen ik tenminste erg bang voor.'
'Nederland is neutraal. Dat willen we toch allemaal ?'
'Daar trekt Adolf z'n eigen niks van aan.'
'Ach, laat toch. Hebben we nou niks anders om over te
praten.' Bertha probeert opnieuw de sombere stemming van hem
wat op te vrolijken. Wat maar nietlukken wil. Gearmd !open ze
door het plantsoen naar de Hoofdstraat en slaan dan de richting in
van de Bergstraat, op Belmonte aan. Een poosje is er stilte tussen
hen. Ze hebben hun eigen gedachten en de een wil voor de
ander niet weten dat die gedacht n allesbehalve opgewekt
zijn.
'We zijn er bijna. Ga maar niet mee tot bij de deur, ,vant
dat vinden ze waarschijnlijk niet goed. Mevrouw wil geen
soldaten volk over de vloer, dat vindt ze maar niks.,
'Het is voor dat mens te hopen dat ze het soldatenvolk niet nodig
krijgt, anders kon het wel eens zijn dat ze tegen hen
vriendelijk zou moeten zijn.'
Jan zegt bet met een vleug sarcasme in zijn stem, want als
soldaat ondervinden ze wel meer, dat zeals een soort onwaardige
wezens worden beschouwd.
'Laten we bier maar even blijven staan.'
'Da's goed.'
Toch kijkt Bertha vanuit haar ooghoeken naar de villa, waar
ze sinds kort als dienstbode werkt. Als zodanig ben je weinig
in tel, want het verschil in rang en stand is net zo groot als tussen
de zon en de maan. Als dienstbode heh je maar rekening te
houden met de wensen en grollen van mevrouw.
Een poosje blijven ze nog staan praten. Jan durft haar zelfs
geen zoen te geven, bang dat een van de buurtbewoners dat
zal zien, want dan is bet hek van de dam. Zowel als soldaat als
dienstmeid dien je nu eenmaal je plek te weten.
De dagen verschillen weinig
'
elkaar. Elke dag trekken de
van
soldaten naar de Grebbeberg om te gaan werken. Elke dag
weer een mars van ettelijke kilometers vice versa en de mannen
bebben in verloop van de achterliggende weken bergen grond
verzet. De eentonigheid van bet werk is merkbaar in de
vervelirig die ervan uit gaar;re meer daar ook met het invallen
van de winter bet werk niet aangenamer wordt.
Het 'duveltje' doet zijn intrede; bet is een kacheltje, klein van
formaat, maar zeer doelmatig en geschikt om de meest
denkbare brandstof in te stoken. Bovendien is bet rendement
meer dan verwacht kon worden en overal z_ijn de duveltjes in
onderkomens en op_stellingen geinstalleerd.
In bet gebied van de stellingen ziet men dan <?Ok op verscp.illende
plaatsen rookwolken uit de grond komen, iets waar van hoger
hand tegen gewaarschuwd wordt. De soldaten moeten rekening
houden me een eventuele vijand, die aan de hand van rook zich
op het Hollandse leger kan orienteren.
'Wei s oken, maar zonder rook, mannen.'
'Begrepen, korporaal.'
Een korporaal, belast met toezicht bij de bouw van de stellingen
en zich terdege bewust van zijn waardigheid, laat duidelijk
merken dat hij gezagdrager is, al behoort hij slechts tot de
laagste
rang.
'We krijgen te weinig kolen om de kachel te stoken, hoe kan ik met
nat bout de boel bier warm houden en zonder dat de
schoorsteen rookt?'
Gerrit Maters, nog steeds niet volledig hersteld, heefr de functie
van permanente verzorger van de sectie gekregen. En nou mag
van Gerrit gezegd worden wat men wil, zeker is dat de soldaat
uit zijn opgelopen huidontsteking haalt water uit re halen valt.
Her ziet er naar uit dat, als hij nog onder de wapenen moet
blijven,

108
Gerrit nooit meer actief dienst zal doen. Maar voor zijn maats is
hij een goede hulp en toeverlaat, want altijd is de kachel warm
en staat er eep pot koffie op.
0ndanks de zeer schaarse soldij die de soldaten krijgen, ziet
Gerrit kans om te zorgen dat er koffie is. Nou beweren boze
tongen dat Maters de boel uit de keuken jat, maar daarvoor
ontbreken de bewijzen. Zaak is., dat met het koude weer de
mannen uit de sectie, bij Gerrit voor koffie terecht kunnen. En
dat weet men te waarderen; zodat zijn simuleren hem graag
vergeven wordt.
Als bet tien uur is en de soldaten afdalen in de ondergrondse
opstelling., waar bij het licht van een olielamp Gerrit de
koffie bruin heeft., komt hen de geur van een vers gezet
bakkie al tegemoet.
'Mannen., het ruikt hier goed.,
'Lekker warm.'
'Je hebt bet hier maar goed voor elkaar, man.'
Er klinkt een lichte jaloezie in deze woorden door, hetgeen
Gerrit niet ontgaat. Maar hij kent de spreker, zodat zijn
commentaar nuchter en trefzeker is.
'Ach, er is altijd baas boven baas en bovendien is niet iedereen
voor zo'n verantwoordelijke baan geschikt. Op tijd koffie en
altijd de kachel roodgloeiend. Makker, er is talent voor nodig om
dat allemaal te realiseren.'
'Man, je hebt een leven als een luis op een zeer hoofd.'
'Vergeet je de verantwoordelijkheid van deze man niet?'
Er wordt bulderend gelachen en ondertussen schenken de
soldaten zich een oeker koffie in.
'He, Gerrit, hebben we geen melk in de koffie vandaag?'
'Zeker wel, ogenblikje.'
De aangesprokene verdwijnt en komt even later terug met een
blikje gecondenseerde melk, waarvan door indikking maar een
paar druppels nodig zijn op een beker koffie.
'Hoe kom jij aan deze melk, Gerrit?'
Het is een blikje zoals slechts aan officieren ter beschikking
wordt gesteld, vandaar de vraag van een van de jongens.

109
'Gekocht bij de bakker, man, en stel niet zulke bar intelligente
vragen.'
Er wordt opnieuw gelachen, want iedereen begrijpt dat de melk,
net als een deel van de altijd beschikbare koffie, door Gerrit
ergens is achterover gedrukt. Maar allemaal profiteren ze er van,
dus lachen ze en doen er verder het zwijgen toe. Dat is trouwens
ook heel verstandig, want iedereen in de sectie vaart er wel bij.
'Moeten jullie eens even luisteren, mannen. Ik kom krap te zitten
met de brandstof. Bij de buren heb ik zo nu en dan wat geleend,
maar daar kan ik niet mee aan de gang blijven. Mocht iemand van
jullie een adres weten waar nog kolen te krijgen zijn, men zou mij
daar zeer mee verplichten. Of beter nog, breng niaar mee naar
hier wat te krijgen s. Er wordt net genoeg brandstof verstrekt dat
we met heel zuinig stoken de kachel aan kunnen houden. Maar
willen we er warmpjes bij zitten, dan zal er iets ondernomen
moeten worden.'
Gerrit kijkt de kring rond en de soldaten die begrijpen wat hij
bedoelt, denken na waar ze kolen of brandhout hebben gezien.
'Bij de officierspost is waarschijnlijk wei wat te halen.'
Jan Brouwer, die tot op dat moment een stille toehoorder is
geweest, zegt dit omdat hij altijd ogen en oren goed open heeft.
'Nou, als iemand van jullie er in de buurt komt, kijk eens of je
wat voor bier kunt lenen, jongens.'
Er wordt gegrijnsd en dan slurpen ze genoeglijk weer van bun
koffie.
'Zouden we nu bij winterdag nog moeten oefenen, jongens ?'
Her is Jan Brouwer die met deze vraag komt.
'Heb je daar zin in, Jan?'
Hendrik Hansing, die dit weerwoord geeft, krijgt de lacbers op
zijn hand, want allemaal weten ze dat Jan dit niet vraagt omdat
bij zo graag op oefening wil.
'Toch geloof ik niet dat we helemaal goed worden voorbereid
op een oorlog.'
Kees Peters zegt het zo langs zijn neus weg en krijgt weinig
commentaar, al kijken ze hem allemaa1 met gemengde
gevoelens aan.

110

ed wi1h Ca ·Sc· nn
'Wat mij betreft, Kees, hoe minder inspanning des te beter lijkt
bet me.'
Gerben Hollevoet, van wie niet gezegd kan worden dat hij bij de
voortreffelijke soldaten gerekend• kan worden, geeft zo zijn
mening. Maar een antler uit de sectie, Willem Leegwater, schudt
bedachtzaam zijn hoofd.
'Wij heten afgericht te zijn. Dat wil zeggen: helemaal gereed om
in een oorlog het land te verdedigen. Afgezien van wat veld
oefeningen is het altijd nag weer het bezuinigen dat ons de das om
doet.'
'Hoe kom je daar nou bij, man. Voor mij is het een ramp om elke
keer weer op oefening te gaan; dat hollen en springen over de
Grebbeberg kun je van mij gestolen krijgen.'
Hendrik blaast stoom af en kijkt. de ander verontwaardigd aan.
'Besef wel, Hendrik, dat ik met mijn ogen open loop en zo gek niet
ben om voetstoots aan te nemen wat ze hier allemaal zeggen.
Dacht jij nu echt dat ons leger het kan opnemen tegen de
Duitsers? Hitler heeft alles op alles gezet om de bewapening
van zijn legers optimaal te laten zijn. Er is·daar een
oorlogsindustrie die er zijn mag en waar heel de wereld met angst
en beven zijn blik op gericht houdt. Er zijn daar
massa's oorlogsvliegtuigen. Machines waarvan wij hier
geen besefhebben. Bommenwerpers die ons kunnen aanvallen
en waar wij niets tegenover kunnen stellen.'
'Man, zeiµel niet. Moet je onze G-1 hebben. Da's de
modemste jager ter wereld.'
Er valt een korte stilte. Willem Leegwater schudt opnieuw zijn
hoofd en kijkt Kees bedenkelijk aan.
'Hier mag de oorlog niets kosten. Ondanks de werkloosheid, die
gelukkig nu wat afneemt, zijn er hier soldaten aan het werk, die in
feite zouden moeten worden opgeleid voor een taak die ze op hun
schouders gelegd krijgen als er oorlog uitbreekt. Wij graven en
carbolineren planken voor stellingbouw, in plaats van te schieten
op een schietbaan. Wie van jullie heeft in deze mobilisatie al een
patroon verschoten? Nou., geef daarop eens antwoord.'
Hij buigt zich voorover als een uitdaging aan de rest van de sectie.

111
'N ou, wie heeft er een schot gelost? Niemand heeft ook maar
een scherpe patroon gezien. Wij zijn doorgaans een jaar of vier
geleden uit de dienst gekomen en nadien is er door niemand
een geweer afgevuurd. Goed, we hebben gerepeteerd hoe er
geladen moet worden, maar da's al. Als er, wat God verhoede,
een oorlog komt, is er van ons geen mens die nog met een
beetje fatsoen een geweer kan afschieten.'
'Man, zeur niet, dat gaat immers vanzelf.'
Gerrit reageert fel en doet dat eigenlijk onbewust, want diep in
zijn hart voelt hij dat de ander gelijk heeft. Er wordt op bet
leger te veel bezuinigd, terwijl de dreiging van een oorlog elke
dag aanwezig is. Desondanks wordt er door de manscbappen wel
wat velddienst gedaan in de vorm van aanvallen op een
vermeende vijand die de Grebbeberg op komt. Maar scbieten,
wat een soldaat toch moet doen in tijd van oorlog, dat gebeurt
geen enkele keer en dat voelen de soldaten als een groot tekort.
'Misschien is er helemaal geen, of mogelijk heel weinig munitie ?'
Hendrik zegt het half scbertsend en haalt zijn schouders op. Voor
hem is slecbts een ding belangrijk en dat is verlof. Of beter nog,
helemaal bet leger uit omdat zijn bakkerszaak daar belang bij
beeft. Voor hem beeft dienen voor bet vaderland niets anders
gebracht dan ellende en armoede. Juist toen bet wat beter begon
te gaan met de zaak, moest hij op de Grebbeberg plaggen gaan
steken en nu bij strenge vorst moet hij sneeuw ruimen en
allerbande werk doen waarvan bij bet nut niet inziet.
'Eigenlijk is het allemaal een grote misere, mannen.'
'Kun jewel zeggen', beaamt Gerrit Maters.
Hij mengt zicb verder in bet gesprek met de woorden, dat er
minder gepraat en meer gedaan moet worden.
'We zitten hier, en daar doet niemand een moer aan. Zaak is er
van te maken water van te maken valt. Oat is ook opkomen voor
ons zelf, wat onder meer inhoudt dater gezorgd moet worden dat
de kachel blijft branden. Doen jullie nou eens iets goeds en ga op
verkenning uit.,
'Hoe bedoel je dat ?'
Jan Brouwer begrijpt het niet helemaal.

112
'Nou, kijken waar in deze tijd van nood de dingen te krijgen zijn
die we nodig hebben, om ons als waardige verdedigers van het
vaderland van te voorzien.'
'Zoals ?'
Gerben Hollevoet kijkt Gerrit aan, want hij begrijpt ook niet wat
de ander bedoelt.
'Laat ik jou eerst even zeggen dat je niet bepaald bent begiftigd
met een groot voorstellingsvermogen, makker, anders zou je
zulke stomme vragen niet stellen.'
'Nee.'
'Nee, zeker niet.'
Er wordt gelachen en de koffiepot gaat rond. Het ruikt heerlijk
en geeft wat vreugde in het dagelijkse uitzichtloze bestaan van
de manschappen.
Er komt een soldaat binnen lopen. Hij wrijft zich in de handen en
loopt naar het duveltje om zich te warmen.
'Mannen, wat is het grimmig buiten. Het sneeuwt en de .wind
blaast als een scheermes over het veld.'
'Sneeuwt het?'
De vraag wordt wel door twee, drie man
gesteld. 'Dat betekent nog meer sneeuw ruimen.'
Jan Brouwer zegt het met zoveel moedeloosheid in zijn stem, dat
er onbewust een korte stilte valt. Ze hebben hun gedachten over
dingen die voor hen belangrijk zijn. Daarbij komt vorst en
sneeuwval hen geen van allen van pas. Het brengt werk mee dat
hen zeer onaangenaam is. Sneeuw-ruimen en wat nog erger is, ijs
zagen op de Grift en de inundaties op het veld. Het water moet
worden open gehouden en dat betekent dat een groot deel van de
soldaten dag en nacht bezig is om, met speciale ijszagen, blokken
ijs te zagen en deze uit het water te halen. Het is een werk dat heel
wat ontbering met zich meebrengt en wie kans ziet er onderuit te
komen, stelt alles in het werk om dat te bereiken.
'Nou ja, voorlopig zitten we bier nog bij de warme kachel.'
Hendrik Hansing zet zijn veldfles op de grond en pakt een
shagdoos uit zijn zak om een sigaret te draaien.
Op dat moment valt een felle vlaag kou het onderkomen binnen,

113
waarop iemand met luide stem bruit dat de deur dicht gehouden
moet worden.
'Hou de deur dicht; bet is bier een plaats waar verkommerde
soldaten trachten weer een beetje mens te worden.'
Dan treedt sergeant-majoor Overbeek in volle waardigheid naar
binnen. Bedachtzaam laat hij zijn blik op bet groepje soldaten
vallen, om dan naar hij gewend is te reageren: 'Er uit jullie,
sneeuw ruimen. Allemaal als de weerga naar·buiten.'
14

Opnieuw is de situatie van dien aard dat de soldaten bun


kantonnement niet mogen verlaten. De stemming is heel ver
schillend. Er zijn soldaten die bet intrekken van bet verlof gelaten
ondergaan. Anderen komen er tegen in opstand en laten dat op
niet mis te verstane manier horen. Er wordt gemopperd en bet
leger, en alles wat daar mee verband houdt, verwenst. Het moet
gezegd warden, dat sommige soldaten er veel voor over hebberi
om ertussenuit te knijpen, wat ook wel eens lukt. Maar in andere
gevallen !open ze tegen de lamp en worden door de militaire
politie opgepakt. Dat heeft nare gevolgen en wordt flink gestraft.
Op alle wegen, bijstations en overal waar ze langs moeten om weg te
glippen, is militaire politie die iedereen controleert.
Gerben Hollevoet wordt het verlangen n a·r huis haast te.
machtig, zodat hij er onder begint te lijden.
Hij heeft alles geprobeerd om met verlof te mogen gaan, maar het is
op niets uitgelopen.
'En toch smeer ik hem, Jan, daar kun je zeker van zijn.'
Jan Brouwer, die met hem meevoelt en ook alle begrip heeft voor de
situatie, beseft heel goed wat de gevolgen zijn als je gepakt
wordt.
'Al is het maar voor een uur, dan ben ik tevreden.'
'Man, je komt Wageningen niet uit; je zit hier omgeven met
militaire politie, die alle wegen en paden heeft afgezet. Als je
gepakt wordt ga je subiet achter de tralies en dan hen je nog
verder van huis.'
Er wordt een poosje gezwegen. Jan zit met een boek aan tafel en
leest, hoewel zijn gedachten er maar halfbij zijn. Hij is een van de
gelukkigen die het meisje waar hij van houdt dicht in de buurt
heeft, zodat hij haar op gezette tijden kan ontmoeten. Ook nu
staat hem een afspraakje met Bertha te wachten en hij verheugt
zich er op dat hij straks zijn meisje zal zien. Gerben loopt
intussen
als een getergde leeuw door het vertrek te stappen en als Jan hem een
stiekeme blik toewerpt, ziet hij hoe Gerbens adamsappel
verdacht op en neer beweegt. Hij heeft het er zichtbaar slecht
mee, zijn verlangen naar huis grenst aan heimwee.
Jan wrijft zicb nadenkend over zijn kin en beziet de ander die
lusteloos en in gedachten verzonken been en weer loopt. De rest
van de sectie beeft zich aan enkele tafels gezet en is verdiept in een
kaartspel, waarbij zo nu en dan woorden worden gebezigd die Jan
maar matig aanstaan. Soms verzoekt hij hen een beetje op te
letten wat er gezegd wordt.
'Kunnen jullie je niet wat beschaafder uitdrukken.'
'Je kunt het been en weer krijgen.'
'Bemoei jij je met je eigen zaken, man.'
Maar het resultaat is tocb dater lange tijd geen onvertogen woord
wordt gezegd. Totdat in de ban van het spel de een of ander zich
weer laat gaan. Als ze beseffen water is gezegd, maakt er een de
opmerking om op Jan Brouwer te letten.
'Jongens, pas op je woorden, dadelijk zegt onze Jan er weer wat
van.'
Jan glimlacht en reageert verstandig.
'Het verheugt mij dat jullie bet bebt begrepen.'
'Acb, hoepel op jij.'
Er wordt verveeld gelachen en ze gaan verder met bun spel.
'Ik moet zien weg te komen, Jan. Hoe, dat interesseert me niks.'
Gerben is duidelijk ten einde raad en zover been, dat hij tot
onverantwoorde dingen in staat is.
'Hou je rustig, man, en denk eerder aan de gevolgen die er aan
vast zitten.'
'Ze zien maar.'
Het klinkt eigenwijs en Gerben is niet meer voor reden vatbaar.
'Wat loopt hij tocb te zaniken, Jan?'
Kees Peters is sigaretten wezen halen en komt net binnen stappen
als hij flarden opvangt van bet gesprek tussen Jan Brouwer en
Gerben Hollevoet.
'Die sufferd heeft bet plan in zijn boofd om naar huis te gaan.'
Kees steekt bedacbtzaam een sigaret op en terwijl hij de rook naar

kogels inslaan.
'Dat geet niet goed, Jan. Wij mot hier vort.'
'Dat kan niet meer, Hendrik. Nooit komen we hier weg.'
Er klinkt paniek in Jans stem, wat ook geen wonder is vanwege de
verschrikkelijke toestand die is ontstaan. Er klinkt geschre,euw,
stemmen gillen als bet blanke staal in een lichaam wordt
gedreven. Doodskreten weerklinken, het is afgrijselijk om aan te
horen. Overal rochelen stervenden hun laatste, haast onverstaan
bare woorden.
'Moeder, help ... !'
'M utn• ... he1£en.I'
,
In het uur van de dood is alle fanatisme verdwenen en blijft het
naakte lijf over, dat built om moeder.
28

In de meest letterlijke zin van het woord wordt Jan Brouwer door
elkaar geschud. In het donker kan hij zo direct niet zien wie er de·
oorzaak van is dat hij op zo'n onzachte'manier gewekt wordt.
'Slaapkop, word wakker !'
'He, wane, wat zei je... ?'
Jan is zover weg dat hij er niets van begrijpt en zijn bewustzijn is
zo minimaal., dat hij slechts met de allergrootste moeite is
wakker te krijgen. Vaag hoort hij een stem, vlak bij zijn oor., en in
de verte groot lawaai. Het knettert en bonkt, en langzaam dringt
het tot de vermoeide strijder door dat de aar e waarop hij ligt,
trilt en beeft. Eindelijk begint het bij Jan Brouwer te dagen
dat hij midden in een oorlog zit, maar dat hij, tijdens de
gevechten, ondersteboven is gerold en in slaap is gevallen.
'Jan, asteblieft, jong, word wakker. De moffen zitten in de
loopgraaf.'
'Watte, wat loopgraaf?'
'Doe je ogen dan open en kijk om je been.'
Sergeant Mulder schopt Jan vrij onzacht tegen zijn ribben
en tracht hem bij kennis te krijgen.
'Waar is Hendrik gebleven?'
'W 1" e. ;>'
Jan is zover weg nog, dat hem ontgaat water van hem
wordt verlangd en water gaande is. Sergeant Mulder is gejaagd,
wat ook niet verwonderlijk is., want de hele boel is door elkaar
gegaan. Een deel van de manschappen is of gesneuveld of
heeft de stoplijn verlaten. Velen van de verdediging,
waaronder Jan en Hendrik, hebben zich niet meer op de been
kunnen houden en zijn zomaar in slaap gevallen. De achter hen
liggende gebeurtenissen hebben hen zover afgemat, dat bun
lichaam en geest schreeuwen om rust. Op het laatst komt aan
alles een eind, ook aan de geestelijke en lichamelijke krachten
van een mens. Trouwens, meerderen zijn
in een bewusteloze slaap gezakt en merken niets meer van wat om
hen been gebeurt. De Grebbeberg schudt en beeft. Vuur en ijzer
beuken de mooie bossen kapot. Bomen worden vernield en de
natuur geweld aangedaan. Mensen laten in grote getalen het
!even en daarbij is er een gevecht op gang waarbij de militairen
elkaar naar het !even staan.
Bij de stoplijn zijn op het meest kritieke moment Hollandse
soldaten aangekomen, die de linie moeten versterken. Het zijn
soldaten van andere compagnieen, die zijn uitgezonden om de
stoplijn te verstevigen en zelfs zou er weer een tegenaanval
moeten plaatsvinden. De soldaten zijn per fiets of lopend helemaal
uit het land van Maas en Waal gekomen. Ze hebben onderweg
alleen war drinken gehad en zijn in het bezit van een minimaal
aantal patronen. Handgranaten heeft men niet en eten of drinken
heeft men deze manschappen verder ook niet ter beschikking
kunnen stellen.
Op weg naar de frontlijn zijn deze soldaten over de Grebbeweg
gekomen en hebben daar onder zwaar artillerievuur gelegen,
waarbij al zeer zware verliezen zijn geleden. Door bet Duitse
geschut zijn de reserves uit elkaar geslagen en, verspreid over de
Grebbeberg, op verschillende plaatseri aangekomen. Een deel,
ter grootte van een sectie, is toevallig in de stoplijn beland, waar
ze juist op tijd aankomen om het gat te dichten dat is ontstaan
door de felle strijd die door de Duitsers is gestreden om een
doorbraak te forceren.
De berichten die deze soldaten meebrengen liegen er niet om.
Rhenen staat in brand en de spoorbrug is afgesloten. Wie terug
trekt wordt daar door de militaire politie opgevangen en weer naar
voren gestuurd. Echter, het is bijna ondoenlijk om op de
Grebbeberg te komen, want het Duitse geschutvuur is zo dicht,
dater een gordijn van vuur en staal over ligt uitgespreid, waar nog
geen mug doorheen kan komen.
'Korn op, man, de moffen vallen aan.'
Langzaam, tergend langzaam keert Jan tot de realiteit terug.
Gapend ligt hij daar en voelt hoe een matte loomheid bezit van
hem heeft genomen en dat hij totaal uitgeput is. Zijn keel doet

240
pijn, want de dorst die wordt geleden is ondraaglijk, terwijl ook
de honger verschrikkelijk is.
'Ben je wakker, Jan?'
Opnieuw schudt sergeant Mulder hem ruw heen en weer.
'Ja, ik ben wakker, sergeant.'
'Mooi, op je post en vlug.'
Jan wordt alleen gelaten en hoort boven het krijgsrumoer hoe
Mulder doende is andere slapers te wekken.
'Hela., Mateman, word wakker, man. Vort., sta op, kerel, en neem
je plek in.'
Er klinkt een rauwe kreet als de slaper van de ongeduldige
sergeant een trap in zijn lende krijgt.
'Korn op, luilak, sta op!'
Jan wrijft zich 4e slaap uit de ogen en kijkt versuft rond. Het is
met grote traagheid dat hij zich realiseert dat er oorlog is en er
rondom hem·gevochten wordt. Met dat de realiteit tot hem
doordringt, beseft hij dat hij zich moet dekken. Vlug gaat hij
plat op z'n buik liggen en komt dan tot de werkelijkheid terug,
maar hij weet niet wat te doen. Hij ligt daar met lege handen
en daarmee kan hij geen Duitsers buiten gevecht stellen, zelfs kan
hij er niet een mee tegenhouden. De kracht is uit zijn lijf
gelopen als de lucht uit een fietsband.
Hendrik, waar is Hendrik? .Als Jan daaraan denkt komt er een
kille angst over hem. Tot bet laatste ogenblik heeft hij de
sterke Achterhoeker naast·zich geweten. Samen hebben ze
elkaar opgebeurd en is de een voor de ander tot steun geweest
in de tijd dater werd gevochten. Nu mist hij Hendrik als iets
van zichzelf, iemand waaraan hij zich wil vasthouden.
Hendrik, de man die hem tot steun en toeverlaat heeft gediend.
'Hendrik, waar hen je ?'
Er komt geen antwoord. Vlak bij hem vuurt een mitrailleur.
Vanuit de donkere bosrand antwoordt een Duits machinegeweer.
Het is d a_nv o o r het eerst dat de Hollanders kennismaken met
lichtspoormunitie, dat als vuurvliegen door de donkerte raast
en aan het moraal vreet van de manschappen; die de rode
vuurballen als giftige horzels op zich af zien komen. Het is een
beangstigende

241
gewaarwording.
Sissend gaat bet lichtspoor over de hoofden van de verdedigcrs
heen, bet maakt zo'n angstwekkende iudruk dat er geen mens
meer zijn hoofd boven de aarde durft uit te ste.ken.
'Hendrik, Hendrik !!'
Het is in doodsnood dat Jan zijn vriend roept. In de dir:ccte
omgeving is geen van de kameraden. Gerben is gesneuveld en
waar de rest is, Jan weet bet niet. Indien ze nog in !even zijn
moeten ze dicht bij hem in de buurt zijn, omdat de sectie is
ingedeeld in een frontsector van nauwelijks dertig meter.
Maar de stoplijn is in een zigzagmodel gegraven, zodat na
vier meter een bocht in de loopgraaf zit. En hoe onbenullig de
loopgraafook van constructie moge zijn, de zigzagbouw heeft al
vele malen zijn deugdelijkheid bewezen. Wan·t als de
Duitsers uit de bomen schieten, kunnen ze niet een salvo in
de lengterichting werpen, maar slechts een heel klein deel
onder vuur nemen. Eveneens is dat bet geval met de vliegtugen
die al een paar keer schietend met een mitrailleur over de
stoplijn zijn gekomen en daarbij niet zo erg veel schade
hebben kunnen aanrichten.
Het gedeelte van de stoplijn nabij de Grebbeweg is door
granaatvuur grotendeels ingestort en als stelling nauwelijks nog
intact. Toch is bet juist deze plaats waar op dit moment vreselijk
wordt gevochten. Er zit een bataljon SS'ers op een kleine plaats
samengeperst en het ziet er naar uit dater dadelijk een doorbraak
zal komen.
Jan is alleen in zijn sector, een stukje loopgraaf van nog maar
amper twee meter. Het is de bedoeling dat hij de stoplijn hier
verdedigt tegen de vijand, die op dit moment gelukkig op dat
kleine stukje stoplijn geen druk uitoefent.
'Hendrik, waar ben je!'
Jan kan zich mper verstaanbaar maken. Zijn schorre stem is
nauwelijks te horen boven de kakofonie van de strijd, die horen
en zien doer vergaan. Hij weet van armoede niet wat te doen.
Een groat gevoel van machteloosheid maakt zich van hem
meester. Op handen en voeten kruipt hij naar de hoek van de
stelling om te zien of Hendrik mogelijk om de hoek is om het
een of antler te

242
halen. Als een blinde gaat Jan op de tast zijn weg. Er is van de
oorspronkelijke stelling weinig meer over en wat ze nog maar
kort geleden opgebouwd hebben, is niet meer te herkennen.
Vandaar d t Jan, als hij vijfmeter van zijn eigen plekje
verwijderd is, zich in de donkerte_op een wildvreemde plaats
waant.
'De moffen zijn in de loopgraaf f>
Ecn scho.rre stem kermt deze woorden, die door Jan Brouwer
,\-orden verstaan. En al weet hij niet waar de Duitsers zijn
doorgebroken, hij neemt de kreet over.
'De moffen zijn in de loopgraaf!'
Het is waarschijnlijk zo, dat de SS'ers op bet plekje waar Jan is
weggekropen of dicht daarbij, in de loopgraaf zijn gesprongen.
Diep voorovergebogen komen ze aan, waarbij Jan, die op de
grond ligt, meent het licht in de ogen van de vijanden te zien. De
adem stokt hem in de keel en hij weet niet zo gauw wat te doen.
Daar Jan Brouwer niet als held is geboren, reageert hij oak niet
als een held. En omdat hij niet als een held reageert, doet hij
betook absoluut verkeerd.
De voorste van drie Duitsers stormt naderbij en vuurt met zijn
machinepistool uit de heup. Dat kan voor Jan geen kwaad omdat
het salvo over zijn hoofd gaat en slechts de reeds kapot geschoten
houten wand raakt. Maar hij is door het schieten zo geschrokken, •
dat hij van angst met alle kracht die nog in hem is van zich af trapt
en dat is op bet moment dat de derde Duitser over hem been
springt. Zijn soldatenscboen treft de Duitser precies in zijn kruis,
w_aarop de man van de pijn bewusteloos voorover klapt.
Weer klinkt een salvo uit bet machinepistool. Jan hoort ge
schreeuw en opnieuw gekreun. Roerloos zit hij met zijn rug
tegen de borstwering en ziet hoe een Duitser in elkaa.r krimpt.
Dan wordt hij in een glimp gewaar dater even een stuk staal
glinstert in het donker, waarop hij beseft dater zojuist een
vijand aan een
► bajonet werd geregen. Het is een vreselijk gebeuren wat zich op
dat moment opeen heel klein deel van het front afspeelt.
Soldaten vechten man tegen man. Duitsers vers in de strijd
geworpen. Afgematte Hollanders, die met de rug tegen de muur
staan en slechts kunnen overwinnen of sterven. En dat laatste
doen op dat

243
De overmacht van de vij;ind is zo groat, dater op elke Hollander
dertig Duitsers zijn, een verhouding die nergens meer op lijkt.
Maar al is de druk groot en worden de verdedigers de een·na
de ander uitgeschakeld, er blijft geen keus over. Het is
vechten en wel tot de laatste man. f?e opdracht luidde: tot de
laatste man en de laatste patroon. Helaas is de laatste patroon al
lang verschoten. Nu \\'ordt de stoplijn verdedigd met de
blanke bajonet en een enkele spade doet dienst om Duitsers
er de hersens mee in te slaan.
Jan wordt nog net geattendeerd op een nieuwe golf Duitsers, die
achter hem in de loopgraaf komen
aanstormen. 'Pas op, moffen !'
Jan duikt in elkaar, want hij"is totaal machteloos om iets te
doen. Een heel grote SS'er trapt op zijn been, maar hij durft
zijn mond niet open te doen.
'Sieg Heil!'
De stem van de vijand buldert boven het strijdrumoer uit.
Met bet geweer gericht vooruit, de punt van de bajonet als
een geducht wapen daar op, stormt de SS'er Jan voorbij en
wil de hoek om gaan richting Grebbeweg. Zien doetJan het
niet goed, maar de strijdkreet van de Duitser wordt
onderbroken door een rauwe gil. Een opgeheven spade treft
de man in de hals en de uitwerking is radicaal• en fataal.
Jan meent een· stotterend rochelen te horen, maar verroeren
doet de man zich niet meer. 'Hendrik, hen jij daar ?'
Jan krabbelt overeind en dan ziet hij Hendrik ineengevouwen in
de half ingestorte ingang van een mitrailleursnest staan.
Hendrik heeft een spade in de hand en blijkt daarmee al een
aantal vijanden onschadelijk gemaakt te hebben.
'Waar was je, Hendrik?'
'Hier.'
'Ja, maar je bent van onze plek weggegaan.'
'Jij sliep zo vast dat ik je niet wakker kon krijgen straks. Er zijn al
viermaal Duitsers over je heen gelopen, maar ook dat heeft
jou niet kunnen wekken.'
n • •
Het dringt nu wel tot Jan door, dat als er een aantal keren
Duitsers over hem heen hebben gelopen, hij dan wel vast
geslapen heeft. Het is met een schuldgevoel ten opzichte van
Hendrik, dat Jan beseft dat de ander vocht terwijl hij, Jan
Brouwer, in een bewusteloze slaap neerlag.
Het onderhoud tussen de twee vrienden duurt nog geen halve
minuut, dan is er alweer een doorbraak van de vijand. Hendrik
smijt de spade van zich af en grijpt een Duitse karabijn.
'Pak ook zo'n ding, Jan, en schieten wat je kunt.'
Jan is geen meester waar het zijn wapenkennis betreft, maar hij
trekt de grendel naar achter en dan blijkt dat dit Duitse wapen
bijna net zo werkt als hun eigen geweer. Wei voelt hij dat bun
eigen geweer wat lichter en makkelijker in de hand ligt.
Veel tijd is er niet om over zulke dingen na te denken. Er doemen
donkere figuren op en bijna gelijk vuren Jan en.Hendrik op de
silhouetten. Die zijn zo dichtbij dat een treffen al bjj voorbaat vast
stond. Nog altijd blijft de druk op de stelling toenemen. Op zeker
moment staan Jan en Hendrik met een paar andere soldaten op de
rand van de stelling en vechten met de karabijnen en de
bajonetten. Er.wordt gescholden, gevloekt, gekermd, en er is de
angstkreet van een stervende die om zijn moeder roept.
'Blijf op de been, jongens, en hou de mof van je lijf.•'
Het is een officier die dat roept. Waarschijnlijk een di·epas als
reserve is aangekomen, want daarvan is een deel in gevecht
geraakt.
'Sieg Heil !'
De strijdkreet van de Duitsers klinkt vanuit de massa soldaten die
in een dichte dram voor de stoplijn ligt. Overal wordt man tegen
man gevochten en daarbij hebben de vijanden het voordeel dat
steeds nieuwe manschappen·worden aangevoerd, die in meer voud
de leeggevallen plaatsen innemen.
Hendrik en Jan hebben binnen enkele minuten hun karabijnen
leeggeschoten en dan is het weer een gevecht op leven en dood
met de blanke bajonet.
'Bie mekoare blieben, Jan!'
Die heeft deze aansporiilg niet nodig. Als een bange hond drukt

245
hij zich bijna tegen z'n kameraad aan. Hij handelt ook als
een angstige bond, die vlug zijn baas even verlaat om een vijand
aan te pakken, om dan meteen weer naar de baas terug te keren,
waar hij meent veilig te zijn. Op de meest primitieve
manierwordt in deze omstandigheden door de mensen
gereageerd.
Het is een wonder te noemen dat de Hollandse militairen
nog stand weten te houden. Het is niet mogelijk om zich van de
vijand los te maken, wa t de Duitsers zitten hen zowat
boven op bun huid. Waardoor er niets anders overblijft dan
die huid zo duur mogelijk te verkopen.
Het is Hendrik die regelmatig een tegenstander velt. Hij doet dat
op een manier waaraan alle meriselijkheid vreemd is. Met
een angstaanjagend gebrul werpt de grote Achterhoeker zich
gedurig op een vijand en tot op dat moment is hij nog altijd
overwinnaar. Jan verdedigt zich met _de moed der wanhoop, hij
voelt dat hete tranen over zijn wangen lopen7 De angst is zo
groot, dat hij als in doodsnood verkeert en daarbij dingen
doet die hij nooit voor mogelijk had gehouden.
Overwinnen of sterven. Er is geen tussenweg voor de
verdedigers van de stoplijn. De doorbraak komt ver na
middernacht. Dan stormt een grote groep SS'ers met ware
doodsverachting door de stoplijn. Het duurt maar eyen, maar
bet gevecht dat volgt is zo verschrikkelijk zwaar, dat Jan en
Hendrik niet nog een deel van de verdedigers stap voor stap
acbteruit worden gedreven de stoplijn uit, in de richting van
bet dierenpark. Ze laten een tapijt van gesneuvelde Duitsers
achter zicb, maar dat verhindert niet dat de doorbraak een feit
is en bijna driehonderd vijanden kans hebben gezien acbter
de Hollanders te kom n.
Na een hevige strijd wordt de stoplijn weer gesloten. Maar door
bet Duitse artillerievuur is het niet meer mogelijk bij de
eigen troepen te komen. Nog wordt er bier en daar
teruggeschoten. Een deel van de Hollanders wordt door de SS
gevangen genomen en als schild gebruikt. Ben ander deel van
de verdedigers van de stoplijn is onder de voet gelopen.
Jan en Hendri hebben bet overleefd. De Duitsers zijn als
dollemannen op de Hollanders ingestormd. Alles wat ze
tegenkwamen is aan de bajonet ger gen

246
of anders neergeschoten.
Langs de Grebbeweg is een ondiepe sleuf, waarin leidingen
Jiggen. Deze zijn op heel veel plaatsen kapot geschoten door
het hevige Duitse artillerievuur. Nu is de sleuf net breed
genoeg om als dekkingsplaats te dienen voor de overlevenden
van de stoplijn. Weer is het de slaap die de militairen overvalt. Ze
zakken weg in een algehele bewusteloosheid. Hoelang ze
hebben geslapen zal nooit bekend worden. Wei weten ze dat
ze op zeker moment op een vrij onzachte manier worden
gewekt.
'Wakker worden !'
Ze worden met de punt van een choen bewerkt.
'Jullie snurken zo hard dat de Duitsers het horen. Korn op, wordt
. wakker !'
Een on ekende sergeant is bezig de slapers onzacht wakker te
maken. Hij doet wat hij kan om ze overeind te krijgen.
'We moeten er weer tegenaan, mannen. Korn op, mee naar
voren !'
In de smalle sleuf blijk_enmeerdere soldaten zich verborgen te
hebben. Mannen van verschillende onderdelen en op een
enkele soldaat na, die als reserve is aangevoerd.uit het land van
Maas en Waal, zijn ze onder het zware Duitse vuur verdwaald
en over de hele Grebbeberg verstrooid gera t.
Een sergeant van deze troep h eft de opdracht opnieuw aan
te vallen, als een waardig beroepsmili_tair ter harte genomen en
wil een deel van de mans happen verza ele om daarmee te
proberen weer een p aat in de stoplijn in te nemen. Want dat hij
daarheen moest gaan is hem bevolen.
Als de man het na veel moeite heeft gepresteerd de slapers wakker
te krijgen en gereed staat om weer naar.voren te gaan, gebeurt
bet ergste war tot op dat moment is meegemaakt. Er komen
vliegtuigen die op en achter de stoplijn brandbommen gooien.
Bovendien begint daarbij de Duitse artillerie zo zwaar te vuren,
dat zelfs met de grootste heldhaftigheid en alle geluk die
denkbaar is, de stoplijn niet nieer bereikbaar is. o·at stuk van·de
verdedigingslinie wordt stukje bij beetje door de overmachtige
vijand opgerold. •

247
Sc.. ned w' h Ca ·Scann,eir
'Wij mot terug, Jan. Hier deugt de zaoke niet.'
'Korn mee, jongens, het is zinloos voor niets je leven te
wagen.' Een sergeant van een andere compagnie; die uit het
zuidelijk deel van de stoplijn is verdreven, laat zich aldus horen.
'Korn met mij mee. Kijken of er een schuilplaats is te vinden.'
Ze wurmen zich door de nauwe sleuf tot een eindje voor het
dierenpark. Daar is de sleuf zo··vaak door granaten getroffen,
dat er van een sleuf geen sprake meer is. Dan sluipen ze door
het hos tot binnen het dierenpark.
'Hier hebben ze een degelijke schuilkelder gebouwd. Laten we
daar inkruipen, mannen. Volg mij.'
Tien minuten later vinden ze de schuilkelder, waar reeds
meerdere officieren en soldaten een schuilplaats vonden.
29

Als Jan Brouwer samen met Hendrik Hansing de schuilkelder in


komt, treffen ze daar een stel mannen aan waarvan er enkelen
zich hebben bevuild van angst. Het stinkt er ontzettend, maar daar
wordt niet om gelachen en geen commentaar op gegeven. De
militairen die naar binnen konien vallen hebben zelf zoveel
meegemaakt, dat ze zich onthouden van enige kritiek.
'Wat moet dat hier met jullie !'
Een officier, die in de uiterste hoek van de schuilkelder een plekje
heeft gevonden, ergert zich aan de vuile, ongeschoren soldaten
die binnenkomen en er uit zien als woeste oermensen, die,
gelijk varkens, in de smurrie hebben gezeten.
'Wij bent uit de stoplijn gesmeten, kapitein '
Hendrik zegt het met vermoeide stem, want al is hij dan wat
kracht betreft een uitzonderlijk perso n, zelfs _de sterkste kerel
moet het op den duur een keertje opgeven en legt dan het loodje.
Wat Hendrik zegt is volkomen gemeend en ook waar, want ze zijn
vechtend uit de stoplijn gekomen en bijna door de SS'ers onder
de voet gelopen. Ware het niet dat .de beschieting het bun
onmogelijk had gemaakt, zowaar zouden Hendrik en Jan, en met
hen meerdere soldaten, weer naar de stoplijn zijn teruggegaan.
Om dat nu toch te doen zou zelfmoord zijn en dat beseffen alien
die uit de stoplijn zijn verdwenen.
'Jullie hebt opdracbt volte houden tot de laatste man en de laatste
patroon. Daarom beveel ik jullie terug te gaan en wel onmiddel-
lijk.' .
Juist op at moment valt r een zware granaat dicht bij de
schuilkelder, waardoor er een siddering door bet bouwsel gaat en
ieder die zich in de kelder heeft verborgen de inslag min of
meer pijnlijk voelt.
Hendrik en Jan zien dat de officier buivert n in e aar krimpt
van angst. Jan is zowel lichamelijk als geestelijk te vermoeid om
daar

249
op te reageren, maar Hendrik voelt bet even wat nuchterder aan.
Deze bullebak heeft van de oorlog waarscbijnlijk niets meer gezien
dan de binnenkant van deze scbuilkelder en nu er bijna een
granaat op valt heef t deze laffe figuur bet niet meer en verliest de
controle over zijn lichaam, zodat hij zich op een verschrikkelijke
manier bevuilt.
Instinctmatig duiken alle aanwezigen in elkaar als de explosie een
siddering door de schuilkelder jaagt en een ondraaglijke stank de
benauwde ruimte vult.
'We hebben geen patronen meer, kapit in, niks meer; alles
verschoten.'
De officier ziet er in het grauwe licht van de schuilkelder uit als
een spook; grote holle ogen kijken in het rand en draaien zo nu en
dan bet wit helemaal naar voren. Omdat de man zich geen
houding weet te geven en bovendien van angst bijna stikt,
probeert hij zich een houding te geven door hard te schreeuwen
en te schelden op luie sol aten; die van het front terugkomen in
plaats-van te vechten tot de laatste man en de laatste patroon.
Zijn tirade maakt op de aangekomen mannen weinig of geen indruk,
ze zijn ook te vermoeid om te reageren. Het stinkt er meer dan erg
en daar komt al spoedig het gesnurk bij van een aantal afgematte
soldaten; die van de wereld niets meer af weten en zijn weggezakt in
een bewusteloze slaap.
De soldaten die uit de stoplijn zijn gekomen weten op dat ogenblik
niet meer dater oorlog is. Vergeten is de vreselijke dorst en de erge
honger. De afmattende strijd heeft hen zo vermoeid dat zelfs de
sterkste man is gevloerd en met .de rest in de schuilkelder Hgt te
slapen.
Jan Brouwer is niet ver de schuilkelder binnengekomen. Vlak bij de
ingang heeft hij nog even staan luisteren naar de woorden van de
kapitein, maar is eigenlijk al gelijk tegen de wand gezakt en in slaap
gevallen. Naast hem hangt Hendrik in een vreemde
houding en die ronkt met de mond wagenwijd open, waarbij hij
een geluid produceert dat haast boven het strijdrumoer uitklinkt.
Pat de kapitein nog een paar keer probeert de slapers de
schuilkelder uitgewerkt te krijgen, hoort of beseft van de

250
moegestreden soldaten geen mens.
'Die lui moeten gewekt worden. Het geeft geen pas om daar a1s
een stel varkens te gaan liggen snurken.'
De wijsvinger van de officier wijst in de richting van bet groepje
militairen, dat uitgeput is neergevallen en nu een klein deeltje
van bun achterstallige rust tracht in te halen.
'Wekke·n die lui, haast jullie !'
Omdat er niemand is die zich voelt aangesproken, wordt er
ook geen actie ondernomen en slapen alien snurkend door.
Normaal z_o ud e z e vertoning zeker de lachlust van velen
hebben opgewekt en zouden er grappen zijn gemaakt. Maar op
een paar uit zonderingen na zijn allen die in de schuilkelder zijn
gekropen, bij de oorlog betrokken geweest en hebben daaraan,
de een in meerdere, de andere in wat mindere mate,_een
bijdrage geleverd. Buiten woedt de strijd in alle hevigheid
voort. Duidelijk is te horen dat de Duitse vliegtuigen met
loeiende motoren aanvallen uitvoeren op de.Grebbeberg.en dat
er zo nu en dan dichtbij bommen vallen. Granaten gieren over en
slaan in, op en nabij bet dierenpark. Vlakbij antwoordt bet eigen
geschut, dat zijn grana ten over de berg been in de richting van
Wageningen vuurt. Er is geen enkele telefoon meer intact,
zodat de commandanten geen ondersteuningsvuur kunnen
aanvragen. Ware dat wel bet geval geweest, zowaar de vijand
zou voor de stoplijn een nog zwaardere strijd hebben moeten
leveren en daarbij zeker klop hebben gekregen. Nu moeten de
afgematte manschappen van de infan terie-met een paar antieke
kanonnetjes zes-veld, die in de stoplijn staan opgesteld, en een
tweetal lichte PAG-kanonnen de Duitse pantserwapens
bestrijden. Het is goed geschut, maar te weinig in aantal om
effectief te kunne warden ingezet.
Er verstrijken weer een aantal uren en de strijd in de stoplijn
loopt naar een einde. Van de oorspronkelijke stelling is ,veinig
anders over dan een grote, langgerekte zandhoop, waar met
enige fantasie nog een loopgravenstelsel in is te ontdekken.
Nog altijd zijn er kleine verzetshaarden, die letterlijk moeten
worden uitgeroeid, omdat de militairen strijden tot hun
laatste adem-
tocht.
251
Sc n ed wit: Cai Sc-n
De SS'er , die 1,ccr 1.ware vcrlic1.cn hcbbcn moeten inca
ten, zijn zjcdend van boo hcid. Hun wraakgcvo Jen iijn
ongercmd en de uitgcputte Hollander wordcn op bee tachtige
manier afge maakt. Bovendicn hcbbcn de aanvaHc.r
gcJcg.enhcidgchad om in Wageningen near hartclust te kunnen
roven en stelen. Immcr , in Duitsland hecft men gekozen voor
kanonnen in plaats van bot.er, zodat er daar in de winkcls
weinig of niets te koop is. Hier in Holland zijn de winkels
nu door de eigenaren verlaten, maar verdcr van alles in
ruime mate voorzien.
Chocolade in overvloed; welke Duitse soldaat kent in negentien
veertig nog heerlijke melkchocolade. Jenever en andere sterke
drank; een paar zaken in Wageningen zijn rijk gesorteerd in dat
geestrijk vocht, zodat de SS'ers zich ruim hebben voorzien van
deze drank alvorens zich in de strijd te storten. Halfdronken
lieden, die geen enkele moraal kennen, zijn het die de laatste
resten van de stoplijn moeten opruimen. Omdat ze de controle
gedeeltelijk over zichzelf hebben verloren, trekken ze met are
doodsverachting tegen de Hollanders ten strijde. Hun krijgs
gebrul klinkt op vele plaatsen, evenals hun laatste doodskreet.
'Sieg Heil!'
Met gevelde bajonet stormen deze mannen naar voren, niets kan
hen tegenhouden, alleen de dood kan hen stoppen. Dat gebeun
ook veelvuldig en heeft weer tot gevolg dat de overige
aanvallers nog bloeddorstiger beginnen te worden en niets
ontziend op de
Hollanders inhakken.
De strijd is zwaar en minderwaardig, omdat de Duitsers
geen enkele manier schuwen om hun doel te bereiken.
Herhaalde malen worden de Hollanders geconfronteerd met
eigen kame raden, die door de SS'ers worden voortgedreven.
De lafhartige strijders verbergen zich achter hun
krijgsgeyangenen en trachten zo naar voren te komen. Daarbij
vallen eigen Hollandse mili tairen, waar niet aan te
ontkomen is. Het is een van de meest trieste ervaringen van
deze oorlog. De strijd in de stoplijn begint te Juwen. Er is geen
munitie meer, met uitzondering van nog wat handgranaten,
waarmee de laatste verdedigers zich terugtrekken. Met de
Duitsers kort op de hielen wordt de stoplijn ontruimd.

252
Maar de tol die de vijand betaalt is groot, zeer groot. Op het
slagveld liggen de Duitsers op sommige plaatsen over elkaar heen
getuimeld, alsof een reuzenhand de gesneuvelden op een stapel
heeft willen leggen.
Intussen is de schuilkelder boordevol soldaten geraakt. Veel
ruimte is er niet meer, zodat men stijf tegen elkaar staat. Zelfs
- hebben soldaten hun benen gespreid over de slapers been gezet,
hetgeen die, als ze wakker worden, wel een heel rare aanblik zal
opleveren.
Het artillerievuur neemt af, maar het schieten met handvuur
wapenen neemt weer toe. Tussen het dierenpark en de stoplijn zijn
nog weerstandsnesten, waaruit vuur wordt afgegeven op de
naderbijkomende Duitsers. Majoor Landzaat heeft zijn com
mandopost bij de ingang van het dierenpark. Het is vlak bij de
schuilkelder waarin Jan Brouwer zich met enkele kameraden heeft
verborgen. Vele uren later komt bet strijdrumoer merkbaar dichter
bij.
'De moffen komen !'
Het is·een veel gehoorde kreet, die nu iemand in de schuilkelder
roept.
Het effect is opmerkelijk. Zelfs Hendrik Hansing wordt er
wakker van en ziet de wereld om zich heen wel op·een heel
opmerkelijke manier. Er staan minstens drie paar benen over
hem heen, een bewijs•dat de schuilplaats wel erg vol gelopen is.
Hendrik roept omhoog dat er ruimte gemaakt moet worden. 'Ga
een eind opzij, mannen. Ik wil opstaan!'
A1s er op zijn geroep geen_aerie komt, trekt hij een van de soldaten
aan zijn been. 'Ruimte, makker !'
Er volgt een onverstaanbaar antwoord, maar dan komt er toch een
beetje ruimte, zodat Hendrik zich tegen de wand omhoog kan
werken. •
Met veel moeite en zeker niet zonder pijn weer Hendrik bij de
opening van·de schuilkelder te komen. Hij is daar wel meer
kwetsbaar, aangezien een rondvliegende scherf hem gemakkelijk
kan treffen.
Bijna platgedrukt staat Jan dicht bij hem. Hij laat de dingen

253
gelaten over zich been komen. Er is geen ruimte om een beter
plekje in te nemen, want bet zit mudvol, er kan geen mens
meer bij. Hij heeft nog steeds last van slaap en sluit daarom z'n
ogen. Duidelijk is dat de strijd nu heel dicbtbij is gekomen.
Herbaalde lijk ratelen Duitse machinegeweren. Het is een•
eigenaardig geluid, dat bij de ingang van de scbuilkelder als
een zingend gekraak hoorbaar is. Eigenaardig en
angstaanjagend, omdat bet zo bedreigend is en onverwacht
kan toeslaan.
'Dadelijk bent ze bier aan de schuilkelder.'
Een korporaal zegt bet op een huilerige toon tegen Hendrik. Die
weet slechts door een hoofdknik de woorden van de ander te
bevestigen.
Vlak bij kraken een paar harde klappen van bandgranaten. Er
zijn dus heel kort in de buurt nog altijd weerstandsbaarden, die
door middel van handgranaten worden opgeruimd. Hendrik
hoort vaag dat een stem roept. Dan ratelt een salvo uit een
machine pistool. Een geluid alsof er heel vlug met een hamer op
een plank wordt getikt.
'Ze komt dichterbij, maat.'
'Ja, bet zal niet lang meer duren, dan zijn we er bij.'.
Hendrik ziet dat de korporaal zich moeilijk kan beheersen en er
een paar grote tranen over zijn wangen !open. De man heeft
waarschijnlijk zijn portie al rijkelijk gebad en is aan bet einde
van zijn krachten. Geestelijk •is alle weerstand gebroken en
voor Hendrik, die naast hem staat, is bet niet bepaald
opbeurend zo iemand naast je te hebben. Bij de ingang
klinkt een Duits machinegeweer. Het vuren van bet wapen is
angstwekkend. Er klinkt een schreeuw en nog een. Een roffel
geweervuur maakt een einde aan het stemgeluid. Vlak voor de
opening van de schuil kelder brandt
een born, die waarschijnlijk uit een van de
vliegtuigen is komen vallen..De intense hitte is in de schuilkelder
goed te voelen en er welt angst op bij een paar aanwezigen.
Er klinken een paar schorre kreten en iemand gilt met over
slaande stem: 'lk wil er uit. Ga weg, man, laat me gaan.'
Iemand geeft rustig antwoord, maar de angstlijder reageert er
niet op. De benauwdheid in de schuilkelder door de opgepakte

254
massa mensen is hem te veel geworden, vandaar dat hij het zo te
pakken heeft en luid kermt van ellende.
'lk moet naar buiten. Lammelingen, laat me gaan !'
Dan klinken er geluiden dat er iemand hardhandig met de
vuist wordt bewerkt, gevolgd door het rochelend geluid van
een soldaat die, bewusteloos geslagen,_in elkaar zakt. Maar hij
komt niet op de grond, daarvoor staan ze te dicht op elkaar. Hij
blijft. slap tussen zijn maats hangen en weet van de
omstandigheden waarin hij verkeert niets af.
Intussen is Jan Brouwer weer wakker geworden. Buiten klinken
de stemmen van Duitsers die vloekend · n tierend naderbij
komen. De schuilkelder is ontdekt en de SS komt er aan om
de soldaten er uit te halen. Jan hoort een paar keer schieten.
Het moet dicht bij de ingang van de schuilkelder zijn. Er
wordt geroepen en een lallende stem brult. Onverstaanbaar,
maar met een grote dreiging in de toon.
Jan voelt hoe het koude angstzweet op zijn voorhoofd staat.
Ontzettend groot is zijn angst, want hij weet maar al te goed
dat de SS weinig moeite zal hebben om heri allemaal met
enkele handgranaten uit te roeien.
Buiten klinkt de kreet van een mens die door een bajonet
wordt geveld. Jan merkt dat zweet in zijn ogen loopt en
prikkend zijn huid irriteert.
Een machinegeweer raast. Stemmen klinken. Iemand gilt, heel
hoog en met lange uithalen. •Wat.er buiten de schuilkelder
gebeurt is niet zichtbaar, maar aan het geluid te horen wordt
daar zeer hardhandig met mensen omgegaan.
Jan beseft dat het nog maar een kwestte is van minuten, dan staan
halfdronken SS'ers aan de ingang van de schuilkelder, hen
bedreigend met de dood. Er wordt.geroepen en iemand geeft
antwoord. Dan is er een droge knal van een geweer, waarna
een korte, absolute stilte invalt. Dat is vreemd, angstig ook,
want wat gaat er gebeuren na het moment dat men zich
realiseert dat het stil is? Want na de stilte komt vaak de storm, en
in welke vorm zal die zich aan de-soldaten presenteren?
Het antwoord komt wreed en plotseling. Twee, drie machine-

255
geweren laten, met korte tussenpozen, hun vuurstoten horen.
Dan is er een hevige knal van een stuk anti-tankgeschut. Dit
geluid is hard en scherp, want de granaat die wordt afgevuurd
moet een grote aanvangsnelheid hebben, die daarbij de pantser
doorboring vergroot. De echo van bet schot galmt luid door de
schuilkelder, waar de soldaten angstig wachten op de dingen die
komen zullen. Nu is de aanwezigheid van mensen buiten de
schuilkelder duidelijk hoorbaar. Het uur der wraak is aan
gebroken. Een schot klinkt en bij de ingang van de loopgraaf
slaat de kogel tegen de wand en kaatst tegen een van de
traptreden om zich daar in te boren.
Iedereen verwacht dater nu handgranaten naar binnen gesmeten
zullen worden. Jan zucht en voelt .hoe de angst hem bijna te
machtig wordt. H j wil schreeuwen, zijn bittere angst uitkermen,
maar bet is of er een hand op zijn keel gelegd wordt, zodat hij
niet in staat is enig geluid te geven. Dan, terwijl hij van angst
niet meer weet wat te doen, komen hem, als zalf op een pijnlijke
wond, de woorden voor van de psalm die hij nog maar kort
geleden met Bertha, zijn meisje, heeft besproken: 'Gij hebt, o
Heer, in 't dood'lijkst tijdsgewricht mijn ziel gered, mijn tranen
willen drogen.' .
Het is hem of er een zware last van zijn schouders wordt
gewenteld. Deze woorden en de gedachte aan Hem, Die in nood
bijstand kan en wil schenken, geven Jan kracht en moed, om
vertrouwend op Hem te doorstaan wat nog te wachten staat.
'Rauauausss !'
Een ruwe stem bruit, dat ze er uit moeten komen.
'Raus ... Schnell ... Heraus !'
Er valt een schot en nog een.
'Heraus ... Schnell!'
Er klinkt verward en angstig gemompel, want niemand heeft zin
om in handen te vallen van de uitzinnige vijanden, die buiten
met de wapens in de aanslag wachten tot de Hollanders
uit de
• schuilkelder zullen komen.
Het is echter de kapitein die bevel geeft naar buiten te gaan.
'Naar buiten en hou je handen omhoog. Opschieten !'

256
geweren laten, met korte tussenpozen, hun vuurstoten horen.
Dan is er een hevige knal van een stuk anti-tankgeschut. Dit
geluid is hard en scherp, want de granaat die wordt afgevuurd
moet een grote aanvangsnelheid hebben, die daarbij de pantser
doorboring vergroot. De echo van het schot galmt luid door de
schuilkelder, waar de soldaten angstig wachten op de dingen die
komen zullen. Nu is de aanwezigheid van mensen buiten de
schuilkelder duidelijk hoorbaar. Het uur der wraak is aan
gebroken. Een schot klinkt en bij de ingang van de loopgraaf slaat
de kogel tegen de wand en kaatst tegen een van de traptreden om
zich daar in te boren.
Iedereen verwacht dater nu handgranaten naar binnen gesmeten
zullen worden. Jan zucht en voelt .hoe de angst hem bijna te
machtig wordt. Hij wil schreeuwen, zijn bittere angst uitkermen,
maar het is of er een hand op zijn keel gelegd wordt, zodat hij niet
in staat is enig geluid te geven. Dan, terwijl hij van angst niet
meer weet wat te doen, komen hem, als zalf op een p jnlijke wond,
de woorden voor van de psalm die hij nog maar kort geleden met
Bertha, zijn meisje, heeft besproken: 'Gij hebt, o Heer, in 't
dood'lijkst tijdsgewricht mijn ziel gered, mijn tranen willen
drogen.'
Het is hem of er een zware last van zijn schouders wordt
gewenteld. Deze woorden en de gedachte aan Hem, Die in nood
bijstand kan en wil schenken, geven Jan kracht en moed, om
vertrouwend op Hem te doorstaan wat nog te wachten staat.
'Rauauausss !'
Een ruwe stem bruit, dat ze er uit moeten komen.
'Raus ... Schnell ... Heraus!'
Er valt een schot en nog een.
'Heraus ... Schnell!'
Er klinkt verward en angstig gemompel, want niemand heeft zin om
in handen te vallen van de uitzinnige vijanden, die buiten met de
wapens in de aanslag wachten tot de Hollanders uit de
• schuilkelder zullen komen.
Het is echter de kapitein die bevel geeft naar buiten te gaan.
'Naar buiten en hou je handen omhoog. Opschieten !'
Buiten ·klinkt het gebrul van de Duitsers. Die hebben weinig
moeite om hun zaakjes makkelijk op te lossen. Ze hoeven maar
een handgranaat naar binnen te gooien, om zo alle militairen in de
schuilkelder uit te schakelen.
'Raus ... Schnell!'
Een bange stem roept, dat de Duitsers niet moeten schieten.
'Kameraden, niet schieten. Niet schieten, niet schieten !'
Dan stapt een gewonde soldaat als eerste naar buiten. Hij heeft
zijn hoofd in verband en zijn rechterarm hangt in een doek.
Daarbij loopt hij zo ongelukkig dat het hem alle moeite kost op de
been te blijven.
Als hij in de deuropening verschijnt beginnen enkele Duitsers te
brullen dat hij moet opschieten. Maar de gewonde man-kan niet
vlugger dan hij gaat. Hij mompelt moeizaam een paar woorden,
want bet Duits verstaat hij niet.
'Heraus !'
De ongelukkige strompelt naar buiten, waar hij, nauwelijks op-q.,,.e
begane grond, een harde trap tegen zijn achterwerk krijgt.
'Abfu"hren '' \

Een halfdronken onderofficier staat met brallende stem te


commanderen en wil dat alle krijgsgevangenen snel worden
afgevoerd naar achter de linies. Want de oorlog woedt nog in alle
hevigheid nabij de plaats waar ze zich bevinden. Op datzelfde
moment wordt bet pand, waar majoor Landzaat zich heeft
genesteld, gedeeltelijk in puin geschoten en zal deze officier, met
de bezetting van zijn commandopost, de dood vinden in een
gevecht tegen een vele malen sterkere tegenstander.
De tweede man die naar buiten gaa_t is Hendrik Hansing, op de
voet gevolgd door Jan Brouwer. De twee hebben bun handen
boven het hoofd, maar zijn zover afgezwakt dat bun reactie
vermogen op een heel laag pitje staat.
'Schnell ... , schnell !'
De aanmoediging dringt amper.tot Jan en Hendrik door, z ..
handelen bijna automatisch. Alleen de angst is er die hen op d e•
been houdt, verder laat alles hen onverschillig. .
Als Jan en Hendrik via een smalle trap uit de schuilkelder komen,
• '

257
S,c· nne,d w t Ca ·Sc·.nn,
is het gebulk van de vijanden niet van de lucht. Het is duidelijk te
h o ren dat ze gedronken hebben en bovendien kortaangebonden
. .
ZIJn.
Ineens zijn er een paar handen die Hendrik beetpakken en hem
uit de schuilkelder sleuren. Hendrik is daarop niet voorbereid en
valt opzij-in de richting van ee? SS'er. Die gaat verschrikkelijk
tekeer en bedenkt zich geen moment Hij richt zijn karabijn op
Hendrik en vuurt hem een kogel door her hoofd. De Achter
hoeker slaat even met.zijn armen door de lucht en valt dan dood
neer.
Jan Brouwer geeft een harde schreeuw en wil zich op Hendrik
storten om zijn vriend in de armen.te neinen. Maar de Duitsers
trappen hem ruw bij de schuilkelder .vandaan. Jan wordt een
eind de dierentuin ingeranseld en daar met een dee! andere
soldaten samen gedreven.
Voor Jan Willem Brouwer is hiermee de oorlog afgelopen, maar
er ligt nog een periode van veel ellende in bet verschiet.
30

De lantstc wcerstond in het pand waarin majoor Landzaat


zich vcrschanst had, is gebroken. De SS is uitzinnig en bruit de
meest licderlijkc verwensingen tegen de Hollanders die
krijgsgevangen zijn gen1nokt. Ze worden bij clkaar gedreven op
de plaats waar de w g nnar de ingang van bet dierenpark voert.
Voortdurend wordt gedreigd dat er mcnscn doodgeschoten zullen
worden., en gezien de manier waarop Hendrik Hansing is
vermoord., maakt niemand
zich illusies omtrent de uitvoering van de dreigementen., want de ·'
moffen blijken tot alles in staat. Een paar soldaten., die bij
Jan Brouwer zijn gekomen, hebben als schild moet dienen om
zo, met de SS achter zich aan, op de eigen linies af te lopen. Deze
mensen zijn er nog erger aan toe dan Jan en nog een
enkeling die bet geweld in de stoplijn heeft overleefd.

Nog steeds moeten ze de banden boven bet hoofd houden en
rond bet groepje krijgsgevangen Hollanders lopeneen aantal
fanatieke Duitsers met bun geweer schietklaar in de hand,
wachtend op bet moment dat ze de trekker kunnen
overhalen. En daarvoor is weinig nodig, want de ogen·van
de overwinnaars hebben een uitdrukking die pure
moordlust uitdrukt. Jan beseft dat bij nu geen gekke en
overwachte dingen moet uithalen., want de vinger zal zich zeker
om de trekker spannen, zodat er wordt geschoten. Maar om
lange tijd met de handen boven het hoofd te staan is
vermoeiend en op het laatst brandt een felle pijn vanuit de oksels
omhoog tot in de vingertoppen. Een van de soldaten slaakt
een zucht en laat zijn armen iets zakken. Meteen is er een
Duitser ij die de man met een stortvloed van woorden
corrigeert.
'Was soil das heissen !'
Er volgt een serie hartgrondige verwensingen, die door
alien worden verstaan. Gelukkig blijft bet bij deze
scheldkanonnade en krijgt de man, die zijn armen iets liet
zakken, alleen nog een paar harde trappen tegen zijn zitvlak.

259
'Hou je armen omhoog. Schnell!'
Hee gaat slechts moeizaam, want de soldaat is oververmoeid en
zijn reactie traag. Maar de Duitsers hebben nu eenmaal in
zich dat zijgraag schreeuwen engewichtig doen. Waar bij komt
dat ze, als ze boven een ander staan, daarnaar trappen, terwijl
ze voor bun meerderen kruipen. Het is gewoon een slaafs
volgen. Maar wee hem, die onder een van deze lieden staat. Dat
worden op dat ogenblik veel Hollandse militairen gewaar.
'Handen hoog!'
Er vallen weer enkele klappen en er schreeuwt iemand angstig.
'Stilte, koppen dicht !'
Als felle waakhonden Iopen de be akers rond het groepje
krijgsgevangenen, waar er nog steeds meer aan
toegevoegd warden.
Jan voelt de pijn in zijn armen als een brandend vuur. Het vreet
zich door de armspieren en hij moet zich beheersen om het niet
uit te kermen van de pijn.
Het is na anderhalf uur wachten dat bevel gegeven wordt om
hen weg te voeren.
'Abfiihren ... '
Ruw worden de soldaten op een hoop gedreven, om dan
zo'n beetje in het gelid te worden opgesteld. Het gebeurt
allemaal met veel geschreeuw, verwensingen en slagen met een
geweerkolf.
Eindelijk is het dan zover dater in totaal dertig
krijgsgevangenen worden afgevoerd. De tocht vordert
langzaam, want de soIdaten zijn over bet algemeen erg moe en
hebben geen kracht meer om zich te haasten. De Duitsers
schreeuwen harder dan dat er gelopen wordt. Ze komen door
de stoplijn. Jan Brouwer voelt hoe hem de rillingen over de !eden
!open als hij zijn oude plekje zo vlak bij de weg terugziet. Er
zijn dichtbij enkele diepe granaat trechters, getuigen van
inslagen waarvan hij zich niet bewust is geweest en die hij als
een wonder heeft mogen overleven.
Vreselijk is de aanblik van de resultaten van de strijd in
de stoplijn. Achter elkaar hebben de Hollanders daar op bet
laatst met handgranaten gesmeten en de gevolgen daarvan
zijn af schuwelijk om te zien. Uit elkaar gereten lichamen van
Duitsers.

260
Lichamen die zwaar verminkt zijn. Jan ziet dat in een van de
lindebomen lichaamsdelen aan het hout zitten gekleefd. Hij
kokhalst bij het zien wat hij en z'n kameraden hebben aangericht.
Vlak bij de stoplijn liggen lijken opgestapeld. Hier hebben de
Duitsers al een deel van hun gesneuvelden opgehaald en
opgestapeld als boomstammen. Voor het frontgedeelte, waar Jan
zelf heeft gezeten, liggen de lijken schots en scheef over elkaar
heen, heel veel in getal.
De groep wordt aangehouden door een stel Duitsers die met
de lijken van hun kameraden bezig zijn geweest. Ze hebben
gedronken, dat merken de krijgsgevangenen aan de taal die ze
uitslaan. Ze vinden dat de Hollanders allemaal doodgeschoten
moeten worden en dat het dood vonnis ter plekke moet
worden uitgevoerd.
'Die lui benne straalbezopen. Ze zijn in staat om ons overhoop te
knallen, makker.'
Een onbekende infanterist die naast Jan loopt, merkt dit op en
niet ten onrechte. De bewakers hebben groot plezier om de
halfdronken lijkenruimers en maken grappen met hen. Maar
als er geschoten dreigt te worden weerhouden ze de anderen
ervan. Jan en alle mannen die bij hem zijn, zijn blij als ze weer
verder kunnen gaan.
'Doodschieten, alle Hollanders.'
'Daar zouw oe de griebels van over de lejen lopen, maatje.'
'Ze, zijn bezopen, dat tuig. Brr, ik moet er niets van hebben.'
Jan huivert en kijkt nog eens over zijn schouder ten einde te
zien of ze toch niet door die zatlappen gevolgd worden.
'Motte kijken, die lui smijten bun dooie kammeraoien zomaar op
een hoop.'
Het is inderdaad zo dat de Duitsers die bezig zijn met het
ruimen van lijken de ontzielde lichamen zomaar van zich af
smijten en er hopen van maken.
'Afschuwelijk om aan te zien.'
'Ja., daar zol oe de rillings van over de rugge gaone.'
komen boven aan de Grebbeberg. Jan ziet dat er zowel
Hollanders a1s Duitsers bezig zijn graven te delven. Hij
huivert,

261
want weer komt hem het gesprek voor de geest dat hij op die
plek had met Gerben Hollevoet.
'Ik denk, Jan, dat we hier bezig zijn ons eigen graf te graven'.
Letterlijk heeft Gerben dat gezegd en zijn woorden zijn waarheid
geworden. Als een van de eersten die zijn gevallen in de stoplijn,
beeft Gerben het Ieven gelaten.
Bij de afdaling van de Grebbeweg in de richt_ing van de
sluis, komen ze bij het gedeelte dat door de soldaten de Holleweg
wordt genoemd. Hier is de aanblik al even afschuwelijk. Er
liggen honderden lijken, terwijl er ook in de bomen hangen.
Triest is de aanblik van de gedode paarden. De dieren zijn
door de Duitse artillerie verrast en in stukken geschoten.
Hun opgezwollen buiken, met daarbovenuit de gekromde
benen, die als tentakels in de hoogte steken. Het lijkt of de
dieren in hun doodstrijd hun ogen naar binnen hebben
gedraaid om van het menselijk doen en laten verder geen
getuige te hoeven zijn. Een paar keer ziet Jan hoe paar
edarmen om de behaarde benen zijn gerold, wat er op duidt
dat de dieren, alvorens te sterven, in hun grote angst, zich in
hu•n eigen ingewanden hebben verward.
Naast Jan loopt de onbekende soldaat, die hem eerder
heeft aangesproken. Jail ziet dat hem de tranen_over de wangen
lopen. Want de aanblik die ze krijg n op het stuk Grebbeweg, een
traject van amper tweehonderdvijftig meter, is voldoende om
hen een indruk te geven van wat een oorlog betekent..De
verliezen die zijn geleden zijn vreselijk groot, want overal
liggen de lijken van Hollanders en Duitsers langs en tegen de
kant van de Holleweg. Echter, de verhouding is niet te
schatten. Er zijn tamelijk veel Hollandse jongens gesneuveld.
Maar het aantal manschappen dat de vijand aan dit deel van het
front heeft verloren is niet vast te stellen, maar wel vele, vele
malen hoger dan van de verdedigers. Ontstellend groot is het
aantal vernielde voertuigen en fietsen, die op en over elkaar
gesmeten liggen als waardeloos vuil. Auto's, kanonnen,
gevechtswagensen nog veel meer, het ligt er verbrand, in elkaar
gevouwen, als wrakken, nergens voor deugend dan om als
schroot gesmolten te worden, waama men er weer oorlogstuig
van kan maken.

262
'Wat een verspilling van mensen en materieel, vriend.'
Een andere onbekende spreekt Jan aan en die schudt
stilzwijgend zijn hoofd. De aanblik van dode mensen en dieren,
die als weggesmeten vuil langs de weg liggen, het is te veel voor
een eenvoudig mens om te verwerken. Zo nu en dan is de weg
versperd door wrakken en omgevallen bomen. Daarbij moeten
ze tussen de lijken door stappen en een paar keer trapt iemand op
een dode Duitse soldaat. Maar daar wordt niet naar gekeken en
ook is er van de overwinnaars niemand die de moeite neemt om
de lijken aan de kant van de weg te leggen.
Later verneemt Jan dat deze Duitsers niet aan de lijken mogen
komen, maar dat er speciale troepen zijn die tot taak hebben
Iijk n te ruimen. Onder toezicht van en in samenwerking met
deze troepen kunnen ook andere mensen worden gecharterd om
te helpen met het bergen van gesne velden. Ve'el Hollandse
krijgsgevangenen hebben hieraan deelgenomen. Jan ziet onder
aan de berg dat Hollandse soldaten gedwonge worden w rk te
doen. Ze moeten balken aanslepen oin de brug over de Grebbe-
sluis te repareren. .
Als de groep krijgsgevangenen langs het hotel De Grebbe komt,
ligt dat te smeulen, er slaan bier en daar nog vlammen uit bet
puin. De toestand in de buurt van de Grebbesluis is gruwelijk
om te zien. Alie huizen zijn beschadigd of uitgebrand. Er is geen
boom ongeschonden uit de strijd gekomen, de meeste zijn zo
z aar gehavend dater weinig anders zal overblijven dan de oude
woudreuzen voor de bijl te laten gaan.-De straatweg is·bijna niet
meer terug te vinden; overal zijn granaattrechters en andere
gaten, vol afval van de strijd.
'Ze benne hier nogal tekeergegaan.'
'Dat ziet er wel naar uit ... ja.'
'Wat een rot bende.'
'Ja.'
Helaas moet voor de krijgsgevangenen de grootste vernedering
nog komen. Bij de brug worden ze overgedragen aan de
stoonroepen. Mannen die gevochten hebben, maar nu een
periode van rust genieten om krachten op te doen voor de strijd

263
die nog komen kan. SS-mannen van de keurtroep naar de
grote Duitse leiders in eigen persoon vernoemd. Het zijn de
helden van de SS-Leibstandarte 'Adolf Hitler'.
Aan deze lieden worden de krijgsgevangenen overgedragen.
'Jullie zult van hieruit weggebracht worden, maar eerst moet
iedereen gefouilleerd worden.'
lemand vertelt het de mannen in gebroken Hollands, waarna ze
op een rij worden gezet.
'Jullie stilstaan, begrepen !'
SS'ers staan voor de groep met het wapen in de aanslag, er gaat
iets bedreigends van hen uit. Het zijn lieden die niet tegen het
doodschieten van een medemens op zien en daar geen geheim
van maken.
'Jullie allemaal kapoet schiesen !'
Er gaat een huivering door de gelederen, men vreest dater
erge dingen gaan gebeuren. Hier en daar wordt een gevangene
ruw op z'n plaats gezet en onder een tirade van een SS'er aan
bet verstand gebracht, welk een Qietswaardig individu de
Hollander is. Dan begint het fouilleren., De militairen worden
door de moffen op de meest letterlijke manier uitgeschud. Het
is een trieste vertoning. Jan moet zijn portefeuille afgeven;
alsook zijn portemonnee. Al zijn geld n papieren worden hem
afgenomen. Hij tracht nog een foto te redden van Bertha, de
enige die hij heeft en waaraan hij bijzonder gehecht is.
'Dat is mijn meisje, laat me de foto houden ... , astublieft.,
· De SS'er bekijkt de foto en kijkt clan naar Jan, die zijn hand uit
steekt om de foto weer in ontvangst te nemen. Maar in plaats
daarvan geeft de mof hem een draai om zijn oren. Vervolgens
worden zijn zakken binnenstebuiten gekeerd en alles wat maar
enige waarde heeft afgenomen. Het laatste wat Jan moet afstaan
is zijn gouden ring en polshorloge. Dan is hij zo kaal als een
kikker. 'Weg hier met jou I'
Jan wordt aan de kant geduwd en de soldaat neemt een volgende
Hollander om leeg te schudden. Het is pure roof wat hier wordt
gepleegd en er is niemand die daar iets van zegt. Het typeert de
mentaliteit van dit soort mensen, die zijn·afgericht om voor hun

264
Fuhrer te strijden. Hun doen en laten heeft niets menselijks meer
en van enige goede gevoelens ten opzichte van de overwonnenen
is geen sprake.
Opnieuw wordt de groep bij elkaar gedreven, vlak bij de brug
waar Hollandse militairen onder commando van Duitsers bezig
zijn het brugdek te herstellen, zodat er weer zwaar materieel
overheen kan rijden.
'Hebben ze jullie ook kaal geplukt, de schoften ?'
Een van de werkers bij de brug vraagt dit onder het lopen
door. Hij passeert met een dikke balk op zijn schouder en spreekt
gelijk de krijgsgevangenen aan.
'We hebben niets meer, helemaal niets Alles is ons ontstolen.'
Een soldaat zegt het met tranen in zijn stem. Het gaat niet alleen
om het laatste wat ze op zo'n laaghartige manier hebben moeten
afstaan, het is bovenal de grote vernedering die ze moeten
ondergaan.
'Troost je dan maar, mijn waarde. Ons hebben ze zelfs ooze
jassen en schone sokken ontstolen.'
'Het typeert hen wel, moet ik zeggen.'
'Tuig is het, allemaal boev.en.' •
'Daar moet Hitler de oorlog mee winnen.'
'Maul halten !'
Een SS'er schreeu wt dat er niet gepraat mag·worden en even is
het ook echt stil, maar dan worden de gesprekken weer voort
gezet.
'Moet je zien daar, die moet •zijn broek uittrekken !'
Normaal zou een dergelijke vertoning de lachlust hebben
opgewekt, maar nu komt het alleen over als een zeer trieste
demonstratie van onmen elijkheid. Een nieuwe, buitenmodel
broek van een militair heeft de begeerte van een SS'er opgewekt.
Er is geen tegenhouden aan, de broek moet uit en opgerold aan de
mof gegeven. De overwinnaars doen hun werk in alle ernst,
wat blijk geeft dat ze een dergelijke roofpartij niet voor het eerst
bij de hand hebben, maar al vaker hebben gedaan. Ze vinden
het allemaal heel gewoon.
De militair zonder broek krijgt als dank een schop onder zijn
. 'tvl en moct bij de groep gaan staan die al onder
handen men is.
- mt d mcdedcling dat ze vertrekken moeten. Ze worden
r 1tld en n • t been en weer geschuif gaat de tocht
verder. De brug o,· r wa r bun kameraden bezig zijn om
bet brugdek
lo• tc hcrstcllcn. Er staan al een groot aantal pantser-
- - n n anderc voertuigen klaar om de brug over te gaan,
ten einde d - strijdende troepcn ondersteuning te geven. De
mllt
ta.iren die aan de brug werken, zien er vermoeid uit, bet tempd
iUrUl gcwukt wordt ligt dan ook bijzonder laag.
Ik bn me niet aan de indruk onttrekken dat daar behoorlijk de
lijn wordt·getrokken, mannen.,
De man die dat loopt achter Jan Brouwer en deze begrijpt
, . t d,t de vangenen zich zeker niet gaan uitsloven om de
Duitsets vlugger de. brug over te helpen. Ze lopen langs
de voorposten, waar de gevolgen van de strijd duidelijk zijn te
zien. Het hoomwerk, de linie voor de Grebbeberg, is veranderd
in een kraterlandschap, want degranaattrechters vloeien in
elkaar over, mdat de fortificaties helemaal zijn omgeploegd.
Ook bier liggen oreral kapotgeschoten karren en wagens.
Weggesmeten wapens en alledei oorlogstuig, bet ligt er
achteloos neergeworpen. Langs de weg zijnhet weer de lijken van
bijna overwegend Duitsers, die als roil neergekwakt zijn, en
niemand die er naar omkijkt. Wat verdcrop liggen de
Hollanders, ondergedekt met paardedekens. Waarschijnlijk is
dat nog gedaan als een laatste eer aan de kameraden die
bleven, door hen die konden gaan.
Dan is er de droge sloot langs de Nude. Hier en daar liggen de
lijkeJ:!meer dan vijf dilt op elkaar en op twee plaatsen moeten
de soldaten crovcrheen stappen.'Ergom te zien is ook het vee in
de weilanden. Tientallen, ja wel honderden koeien liggen er
dood,
- sommigc zijn gedecltelijk verbrand. Jan voelt hoe een
misselijk hcid in hem omhoog stijgt. Kijkend naar zijn lotgenoten,
21et hij hun bleke gezichten waaruit alle (even verdwenen lijkt.
Ze!open nu niet mcer met de handen omhoog en mogen ook met
elkaar praten. Het zijn een paar oudere soldaten die hen
begeleiden. Waarheen dat is, weer geen mens.

266
De bewakers zeggen er geen woord over. Zwijgend stappen ze
voort naast het groepje mensen dat berooid en uitgeput in de
richting van Wageningen sloft.
'Waarheen zal men ons brengen, maat.'
Jan haalt zijn schouders op·en steekt in een machteloos geba·ar
zijn handen opzij.
'Er is geen kijk op waarheen we gaan, maar zeker in krijgs
gevangenschap. Het kan zijn dat ze ons naar Duitsland transpor
leren.'
'Da zal toch niet waar zijn !'
In de stem van de ander klinkt bittere angst, want Duitsland is
ver weg en wat zal hen daar weer te wachten staan. De
ervaring die men tot op dat ogenblik heeft met·de Duitsers is
nou niet bepaald hoopvol te noemen.
'Misschien gaan we wel naar boeren om te werken, dat is in de
vorige·oorlog ook gebeurd.'
'Gezien de behandeling en na alles wat ik van de Duitsers heh
gezien, heh ik weinig vertrouwen in·ee_nvriendschappelijke
houding of een menswaardige behand ling/ •
'Ja, dat is zo We moeten maar afwachten.'
Ze n deren ondertussen Wageningen. Daa heeft men erg van
de beschietingen te lijden gehad. De mooi kerktoren hebben
ze te grazen genomen, terwijl·ook een,.deel va·n het
centrum·deerlijk gehavend is. Hier en daar zien ze Duitsers die
lege huizen doorzoeken, en winkels, waarvan de eigenaren
gevlucht zijn, plunderen. Jan en zijn lotgenoten zie ·dat
allemaal.gebeuren, maar doen er het zwijgen toe. Het is
immers een grot dieven- en moordenaarsbende. En met de
ervaring die ze hebben met de SS is bet uitkijken voor wat je
zegt en wat je doet.
Ze gaan door Wageningen heen de berg op. Het tempo waarin
gelop;n wordt is laag en zakt nog verder terug. Het is ook geen
wonder, want er zijn gevangenen bij die in drie dagen en vier •
nachten niet geslapen hebben en daarbij niets te eten en niets te
drinken hebben gehad. Vandaar ook dat ze voetje voor vqetje de
Wageningseberg op schuiven.
Maar dan komt er een grote verrassing voor hen. Vlak bij hotel

267
/
Belmonte krijgen ze rust en als een groot wonder wordt bet
ervaren, dat daar mensen van het Rode Kruis zijn met water.
Gewoon water te mogen drinken, welk een groot voorrecht is
dat. Jan Brouwer krijgt een groot glas helder water in zijn
handen gedrukt. Daar moet hij, ondanks zijn vreselijke dorst,
toch eerst eens goed naar kijken. Heel even maar. •
Water? koel, helder water. Wat een grote zegen. Het wordt
door de eenvoudige Jan.Brouwer opgemerkt. Hij beseft dat
het een groot wonder is dat hij zijn erge dorst mag lessen. Dan
drinkt hij genietend met zijn ogen dicht, bet is als balsem op
een wonde. Verkwikkend loopt het koele vocht door zijn
keel en daarmee komt zelfs weer een beetje levensmoed in
hem te ug.
Dan mogen ze rusten. Ook een zegen. Rust, dat wordt door Jan
·opnieuw als een wonder ervaren. Tegen een boom gezeten valt hij
in slaap en is voor een ogenblik heel de ellende van de
oorlog vergeten.
'Aufstehen !'
Er komt weer beweging in de krijgsgevangenen, waarvan er
bij hotel Belmonte een groot aantal is bijeengebracht. _
Er komen paardewageris,die de gevangenen naar Arnhem zullen
brengen.
'Aantreden en op de wagens, mannen!'
Het is een Hollander die daartoe het bevel geeft.
31

De rit per paardewagen is een ervaring die zowel Jan als zijn
lotgenoten levenslang zal heugen. De voerlui zijn oude Duitse
soldaten, doch bet comfort laat veel te wensen over. De
wagens zijn met een, sommige met twee paarden bespannen
en naar gelang bun grootte worden er zoveel mogelijk
Hollandse krijgs gevangenen opgeladen. In bet begin van de
reis proberen ze allemaal te staan, maar als Renkum i
gepasseerd zakt de een na de ander door de knieen, zodat op het
laatst de mannen open over elkaar liggen en zo, uitgeput, in
Arnhem aankomen. Het zien van de oude, vertrouwde
gamizoensplaats veroorzaakt een zekere weemoed; want er is
lief en leed geleden door veel jonge mannen, die er bun eerste
schreden in de soldatenloopbaan hebben gezet. De paar.den
sjokken rustig voort en worden door de voerlui niet aangezet
tot grotere spoed. Rustig klepperen de hoeven op de
straatstenen en in een bezadigd tempo vorderen ze.
'We gaan op de Menno van Coehoorn-k zeme af; maat.'
'Ik geloof bet ook.'
'Voor mij geen onbekend terrein.'
'Ik ken er niets van. Ik heb in bet land van Maas en Waal gelegen
en hen pas twaalf mei naar Rhenen gekomen.'
Nu het einddoel vermoedelijk in zicht komt beginnen de soldaten
weer wat op te leven. Maar ze rijden verder en komen in de oude
kazeme op de Bovenbult, bij honderden soldaten bekend.
'Uitstappen, mannen.'
Het gaat·allemaal heel langzaam, want de vermoeidheid en bet
urenlange stilzitten hebben gezorgd voor een lome moeheid en
s ramheid in de spieren. Moeizaam klauteren de mannen van
de wagens en begeven zich naar de kazerne. Daar wacht hen
een nieuwe teleurstelling. Er is bijna niets van bet interieur
over gebleven. De Duitsers hebben alles weggehaald omdat de
bedden en andere belangrijke voorwerpen aan bet front, of
dicht daarbij

269
nodig waren. De vloer is kaal en er staat maar hier en daar een
tafel.
'Een verrekte kale boel hier, maat.'
Een man van de veld beziet het alles met een kritische blik en
heeft dan al heel vlug zijn conclusies getrokken.
'Wat een rot bende is het, geen bed om te slapen.'
'Ja, erg aanlokkelijk ziet het er niet uit.'
Even later komt er een Hollandse sergeant, die handelt in
opdracht van de Duitsers en nu bevelen geeft.
'Luister, jongens.'
Er is helemaal niets van het oude dwingende spreken over
gebleven. De sergeant voelt zich onder de gegeven omstandig
heden net zo miserabel als iedereen die bier zijn moet.
'We zullen hier voorlopig blijven. Ik heb niet kun en achterhalen
voor hoe lang dat is. Maar gezien de accommodatie lijkt het mij
toe dat we bier weer spoedig zullen verdwijnen, of ze moeten ons
van bedden en andere benodigdheden voorzien. Het is een feit
dat de vijand met ons in zijn maag zit, want hier kun je in feite
nog geen bond in onderbrengen. Zaak is dat we ons bier op de
een of andere manier moeten installeren en maar zien dat we de
nacht doorkomen.'
'He, sergeant, krijgen we niks te bikken ?'
'Dat weet ik niet. Maar het zal wel een heel klein beetje zijn, als
er al wat eten voorradig is.'
'Wat een bende. Ik heb al een dag of drie geen voer meer gehad.'
Er volgt een lelijk woord van de man die, na een uitputtende reis
en een zware strijd op de Grebbeberg, eindelijk wel eens iets
te eten wil hebben.
'lk voel met je mee, jong. Maar ik zelf ben er niet beter aan toe
en denk eens aan al deze mannen, die hebben waarschijnlijk ook
in
.geen dagen wat te eten gehad. Maar ik zal zien water gedaan kan
worden. Dat beloof ik jullie.'
'Dat zou heel mooi zijn, sergeant.'
'Nou, als u dat voor elkaar kunt krijgen, dat zou heel fijn zijn.'
De man krijgt op velerlei manieren te horen hoe men over de
gang van zaken denkt, want juist in een situatie als waarin ze
zich nu

270
bevinden komen karaktereigenschappen aan de oppervlakte. Het
is rond middemacht dat Jan Brouwer ten einde raad zijn jasje
uittrekt en dat wat opvouwt om er een soort kussen van te maken.
Dan gaat hij zo op de harde vloer liggen met zijn jas onder zijn
hoofd. Na een zware, afmattende periode, zoals Jan Brouwer en
zijn kameraden achter de rug hebben, duurt het slechts heel kort
of het eerste gesnurk is hoorbaar. En nauwelijks·een kwartier·
nadat de eerste zich ter ruste heeft gelegd, slapen allen in die z al
en is men zich van geen oorlog of krijgsgevangenschap meer
bewust.
Het is verder in de k_azerne een rumoerige, ongeordende bende.
Soldaten lopen in en uit, en een paar soldaten die in Arnhem of
omgeving wonen poetsen de plaat. Naast Jan ligt een ilitair die
ook bij het Achtste Regiment Infanterie diende en deze komt uit
Velp, niet zo gek ver bij de kazerne vandaan. De volgende morgen
heel vroeg weet hij via een burger bericht naar huis te zenden en
vandaar wordt zijn burgerpak aan de kazerne bezorgd. Heel op
z'n gemak kleedt de man zich om en kan dan ongestoord de
kazeme uitwandelen. Hij zal er nooit iets van horen.
Gelukkig komen er die dag Arnhemse bakkers met manden vol
vers brood naar de kazerne. Het gekke is dat velen voorheen, toen
de soldaten een beetje bij het stadsgezicht hoorden, hun neus
ophaalden voor de militairen. Maar nu de nood groot is en de
mensen hebben vernomen in welke staat de soldaten verkeren, is er
ineens bet besef van saamhorigheid en dat onze jongens
hebben gedaan wat ze konden. Nu zijn de militairen in bittere
armoede gedompeld en is de bereidheid om te helpen groot.
Op het kazerneterrein• staan de bakkers met hun heerlijk
versgebakken brood. Het ruikt zo lekker en elke soldaat mag een
brood komen halen. Bovendien verschijnt er plotseling een
boerenechtpaar. Zomaar, een paar heel eenvoudige mensen,
naa loos, met twee bussen vol warme koffie voor de soldaten.
Het is allemaal zo hartverwarmend, vooral door het weten dat een
groot deel van de natie meeleeft met de soldaten, die voor bet
behoud van hun vaderland hebben gestreden. Het is een
nederlaag geworden, en juist omdat die nederlaag zo zwaar is

271
geweest, willen de mensen iets doen voor de militairen die alles
deden.
'Korn bier., soldaat, en pak aan.'
Een bakker snijdt een wittebrood overlangs open en smijt er een
klont boter tussen. Jan neemt bet warme wittebrood in zijn
handen en opnieuw kan hij zijn emoties moeilijk de baas blijven.
Na dagen van hongerlijden is er nu brood. Nooit heeft hij
beseft hoe heerlijk brood ruikt, hoe het aanvoelt een
heel.brood in je handen te hebben en te weten dat je bet
mag opeten. Wat een voorrecht, wat groot een brood te
ontvangen. Jan voelt hoe warme tranen over zijn wangen
lopen en met het brood in zijn handen loopt hij naar binnen.
Warme koffie en brood!
'Eet je niet overstuur, soldaat.'
Een onbekende maant hier en daar om voorzichtig te zijn,
want het is bij de burgers bekend hoev el honger en dorst er
geleden is. 'Nee, ik zal er rustig van eten, reken maar.' •
Dan trekt er een flauwe glimlach om de mond van Jan. Want
in het bezit van het brood en de koffie voelt hij zich de koning te
rijk. Ook andere soldateii komen met het nog warme brood
en de koffie naar binnen. Maar er spelen zich ook taferelen af
die wel begrijpelijk., maar bijna mensonwaardig zijn. Broden
wor en met de tanden uit elkaar gerukt en naar binnen gewerkt.
Hier en daar is het een vreetpartij waaraan elke
menselijkheid vreemd is. Uitzinnige soldaten hebben zich
niet meer in de hand en verslinden het brood en gieten de
warme koffie door hun keel. Jan is als een blij kind naar binnen
gelopen. Het is alsofhij zweeft, hij kan het nog altijd niet
bevatten. Het is zo groot, zo heerlijk om brood te hebben en
warme koffie. In een hoekje van de zaal gaat' hij zitten en
bekijkt zijn bezit met bijzondere belangstelling.
Glimlachend ruikt hij aan het brood, de waimte voelt
heerlijk aan. En dan vouwt de dankbare krijgsgevangene zijn
handen en bidt. Hij heeft het warme brood tussen zijn gevouwen
handen en is zich niet bewust van de tranen die over zijn wangen
en hartden lopen.
Er komt ineens weer zoveel, zo heel veel op hem af. De strijd op
!even en dood. De kauwende monden, die eikebladeren bleken

272
fijn te malen. De dood van Gerben Hollevoet.
Even later neemt hij bedachtzaam een slokje koffie en ruikt nog
eens aan het brood alvorens te gaan eten. Nooit heeft hij met
meer smaak gegeten. Eenmaal bezig kan hij zich
nauwelijks meer beheersen engaan er bij hem veel van de
goede voornemens op de loop. Hij eet en geniet. Jan smikkelt en
kauwt, slikt en glimlacht erbij, want hij voelt zich op dat
moment zo onuitsprekelijk rijk. Nadien mag hij nogeen keer
koffie in ontvangst nemen. Ook zijn er nog broden, die onder de
krijgsgevangenen worden verdeeld. Jan krijgt er ook weer een,
die ij in zijn jas rolt om voor later te bewaren. Want de achter
hem liggende periode heeft geleerd, dat het lang niet zeker is op
gezette tijden een maaltijd te ontvangen. Het is na het eten van
h t heerlijke wittebrood dat ook de geest wat ontspanning
vindt. Jan zakt tegen de muur in een diepe slaap en weet niets
meer van alles wat om hem been gebeurt.
En dat is veel. De bewaking s minimaal. Er zijn wat
oudere Duitsers die bet met de bewaking van de
gevangenen niet zo nauw nemen. De Duitsers weten niet
hoeveel personen er in de kazerne zijn ondergebracht, want
zo nu en dan komen er nog weer bij. Ook burgers kunnen af
en aan!open en van die situatie wordt gebruik gemaakt om
ertussenuit te knijpen. Veel soldaten, die bij het Achtste
Regiment Infanterie hebben gediend, zijn uit Arnhem en
omstreken aflcomstig.
Het is als een lopend vuurtje door de streek gegaan dat een
deel van het Achtste Regiment in Arnhem is teruggekeerd.
Vrouwen en ouders die dagenlang niets .van hun man of
kind gehoord hebben, gaan op zoek en soms vinden ze
elkaar. Daarbij spelen zich hartverscheurende tonelen af, als
een doodgewaande in levende lijve tegenover zijn ouders of
vrouwtje staat. Er worden volop burgerkleren naar binnen
gebracht en op het toilet wordt dan van kleding geruild, waarna
even later de soldaat gewoon de kazerne uitwandelt. De Duitsers,
die bij de poort op wacht staan, nemen er niet de minste notitie
van. Het zijn oude reservisten van de Weermacht. Vaders, die
uit het dagelijkse leven zijn weg gehaald om voor hun grote
Fuhrer dienst te gaan doen. Niet aan het front, maar als
voerman, als bewaker, of om-allerhandeklusjes
273
op te knappen, die nu eenmaal in een leger moeten gebeuren.
Waarschijnlijk is bet deze mannen wel bekend dat er telkens
jongens in burger naar buiten komen, maar er .wordt niets van
gezegd.
Jan is zich van dit alles niet bewust. Hij slaapt en droomt van
mooie dagen, samen met Bertha, het meisje waarvan hij zo heel
veel houdt. In de droom is ze hem bijna tastbaar nabij en voelt hij
zich heel gelukkig, niet beseffend dat hij tegen de harde muur
hangend, snurkt dat bet een lust is. Eindelijk wordt hij met
pijnlijke ledematen wakker; Nog vervuld·van het 'beleefde' in
zijn dromen, moet hij even nadenken waar hij zich bevindt. Maar
dan komt al heel vlug de realiteit als een koude douche over hem
heen.
Buiten is bet rumoerig geworden. Stemmen klinken en het wordt
Jan duidelijk dater iets te gebeuren staat.
'Wat is er aan de hand, maat ?'
Hij schiet een soldaat aan die hem niet onbekend is, maar bij een
andere compagnie hoort. •
'Er zijn een heleboel moffen gekomen, allemaal weer ·van die
ouwe knarren.'
'0, da's in ieder geval beter dan die lui die aan qe Grebbe waren.'
'Nou, man, wat een tuig was dat.' •
'Mij hebben ze alles afgenomen. M'n-geld, papieren, zelfs m'n
ring hebben ze·van m'n vinger gerukt. De.schurken '
'Man, praat me er niet van. Dat boeventuig.'
Na een half uur wachten, niet wetend water aan de hand is,
komt de sergeant binnen die zeal eerder hebben gezien en hen
in naam van.de Duitsers toesprak. Hij heeft weer e
n.mededeling. 'Mannen, ik heh opdracht gekregen te zeggen dat
wij ons klaar moeten maken om af te marcheren.'
'Waarheen gaan we dan, sergeant?
'Dat weet ik niet. Ze willen er niet over praten of ze weten
het"zelf niet. Een ding is zeker: de militairen die oris zullen
vergezellen zijn heel beste mensen, niet te vergelijken met de
SS'ers waarmee wij eerder kennis hebben gemaakt. Dit zijn
reservisten die, aan het begin van de oorlog, onder de wapenen
zijn geroepen, maar

274
zich zeker niet gemotiveerd voelen.'
De gevangenen.zijn, in afwachting van water gaat gebeuren,
tegen de muur gaan zitten.
'Aufstehen !'
'Nou, mannen, daar gaan we dan maar weer.'
Met een diepe zucht komt Jan overeind en loopt naar buiten.
32

De kazerne moet verlaten worden. De gevangenen gaan naar


buiten en in tegenstelling met wat ze tot op dat ogenblik gewend
waren, wat de Duitsers betreft, gaat het nu veel menselijker. Er is,
afgezien van wat geschreeuw, niemand die door middel van slaag of
mishandeling tot grotere spoed wordt gemaand. De Hol
landers hebben heel vlug in de gaten gekregen, dat·de Duitsers
hun bevelen door middel van hard schreeuwen geven, en daarbij
soms zo tekeergaan, dat het lijkt of er hevige ruzie is. Maar ze
krijgen al gauw door, dat het gebulk veel erger lijkt dan het in
werkelijkheid is.
Voor de kazerne staan zo'n driehonderd mannen opgesteld. Er
wordt geen appel gehouden .en niemand vraagt wie de ge
vangenen zijn. Blijkbaar zijn de Duitsers nog zo druk met andere
dingen bezig, dat ze zich aan hun krijgsgevangenen weinig
gelegen laten liggen. Het probleem van de gevangenen is de
Duitsers duidelijk boven het hoofd gegroeid. Het gaat niet alleen
om het groepje Grebbestrijders, maar ook om Polen en later
Fransen, Belgen en om nog veel meer nationaliteiten. Het zijn er
met elkaar tienduizenden, die gehuisvest, gevoed en ergens
ondergebracht moeten worden. Om daarin te voorzien mankeert er
bij de overwinnaars wel het een en antler. Ook de Hollanders
zullen daar de nodige ervaring mee opdoen. .
'Wat zal men voor ons in de maak hebben, maat ?'
'Op een of andere onaangename verrassing, moeten we maar
rekenen.'
Jan staat naast een soldaat die hij kent van de tweede compagnie.
Zijn naam weer hij niet, maar dat is in het onderhavige geval ook
niet belangrijk. Alles en bijna iedereen is op dit ogenblik
anoniem. Stuk voor stuk hebben de mannen, die voor de kazerne
staan opgesteld, hun eigen goede kameraden door de dood
verloren. Het is maar goed dat ze daar op dit ogenblik niet aan

276
denken. Allen hebben ze, in meerdere of mindere mate, ont
beringen geleden in de strijd met de Duitsers.
'Hier blijven kan niet; er is niet eens een behoorlijke plek om te
slapen.'
'En de keukens zijn wel compleet, maar eten is er niet voor ons.
Tenminste, van de moffen hebben we niets gekregen.'
'Ik denk dat ze zelf amper genoeg voer krijgen, man. Heb jij al
eens een mof zien eten ?'
Jan moet dit beamen. Met uitzondering dan in Wageningen,
waar hij zag dat plunderaai's gestolen voedel liepen te
eten. Verder is het enige wat hij van hun
voedselvoorziening heeft gezien, een kapotgeschoten
keukenwagen, die met twee paarden ervoor bij de Grebbesluis
lag.
'Die lui zijn zo gedresseerd dat ze ,vaarschijnlijk dagen zonder
eten kunnen.'
'Ben je gek, man, die moffen hebben thuis niks te vreten. Ze
komen hier bij ons de boel wegjatten, let op mijn woorden.'
'Nou, ze zullen niet komen om ons van alles rijkelijk te voorzien;
dat geloof ik ook niet.'
Voor de aangetreden krijgsgevangenen lopen enkele Duitsers
heen en weer, ook staan er bier en daar wat in groepjes te praten.
De onbekende soldaat naast Jan neemt het gesprek weer op.
'Waar heh jij gezeten?'
'Ik? In de stoplijn vlak bij de Grebbeweg.'
'Zwaar?'
'Gruwelijk. En jij?'
'Ik heh op de berg zelf gezeten. Rechts van de Holleweg.
Wij werden al heel gauw door de Duitsers, nadat ze over
de brug waren, in de rug aangevallen. Dat tuig heeft het
merendeel van ons gewoon gemitrailleerd. De schoften.'
'De SS?'
'Ja, dat is bij elkaar een stel beroepsmoordenaars. Wat een tuig,
wat een smeerpijpen zijn het, die lui.' .
De soldaat briest van verontwaardiging. Jan kan heel goed
begrijpen wat de man bedoelt als hij zegt, dat ze bijna lll
zijn kameraden hebben gemitrailleerd. Dan komt hem weer het
beeld

277
voor de geest van Hendrik Hansing, die zomaar zonder reden
werd neergeschoten. Ook dat was pure moord en niets anders.
'Mijn kameraad hebben ze ook vermoord.'
Jan schudt verwoed met zijn hoofd, want bet vliegt hem nog aan
als hij er aan terug denkt.
'We komen de schuilkelder uit, met de handen omhoog, en
zomaar voor de aardigheid knalt er een Hendrik tegen de
grond.' 'Ze waren straalbezopen, die lui.'
'Dat heh ik ook gemerkt. In Wageningen moeten ze d_rank
geroofd hebben, met vrachtwagens vol, en reken er op dat ze
ervan hebben genoten.'
'Het moet echt waar zijn, dat in Duitsland de winkels helemaal
leeg zijn. Dater zelfs amper gewoon voedsel te koop is.'
'lk ben er nooit geweest, maar daar is bij ons ook wel over
gesproken.'
'Opletten, mannen !' _
Er komen nu Duit ers met bet geweer.over.de schouder voor
de krijgsgevangenen staan. Die moeten zich omdraaien, met
hun gezicht naar Velp.
Schuifelend wordt aan dit bevel voldaan en dan krijgen ze
opdracht om te gaan !open.
'Voorwaarts ... !'
Ze zetten iich in beweging. Er wordt met geen woord gerept
waarheen de tocht zal gaan; noch wat het doel van de mars is. Ze
gaan in de richting van Velp en sjokken·langzaam i-n zuidelijke
richting.
'Verdraaid, maat, we gaan op bet moffenland·aan.'
'Zou het echt?'
De gedachte daaraan laat Jan schrikken, want aan de mogelijk
heid naar Duitsland te moeten, durft hij eigenlijk niet te denken.
Het blijkt dat de mars bijna niet te doen is voor de meeste
soldaten. De Duitsers proberen hen wel tot meer spoed te
krijgen, maar begrijpen op het laatst dat bet niets helpt om de
gevangenen op te jagen. Het merendeel is uitgeput en elke stap
die ze moeten doen is een marteling. Even buiten Velp wordt een
lange rustpauze gehouden. De mannen kunnen niet meer, terwijl
¥

278
ze toch in het verleden wel flinke afstanden gelopen hebben. Na
een uur sjokt de groep verder. Opgejaagd en aangespoord sloffen
ze nu in de richting van Zevenaar. Niet eens zo heel erg ver weg,
maar voor de afgematte strijders is het een haast niet te volbrengen
tocht, zonder uitzicht en zonder einde.
'Laufen ... Schnell!'
Maar niets kan het tempo waarin men loopt bei'.nvloeden. Ze '-',
vorderen tergend langzaam en de Duitsers beseffen, dat het
ondoenlijk is met de uitgeputte krijgsgevangenen een lange mars te
maken.
Na verschillende keren stoppen en uitrus n, komen ze aan het eind
van die dag in Zevenaar aan. Dan zijn de meesten ook zo
vermoeid, dat ze geen stap verder meer kunnen.
'Rust, annen, rust.' .
Ze laten zich op de grond vallen en strekken daar hun vermoeide
ledematen.
'Maatje, ik ben bijna uitgeteld. M'n voeten staan in brand.'
'Voor mij mag er ook een eind aan deze troep komen.'
Jan lucht zo zijn hart,- maar het kan• niets aan zijn positie
verbeteren. Iedereen wil zij gal echter w_el eens uitspuwen. 'Wat
motten ze hier nou in Zeve;naar met ons. Het enige dat ik kan
bedenken is, dat we dadelijk bikkencement en drinken krijgen
en na een rustperiode weer verqer moeten lopen, richting mofrika.'
'Daar begin ik ook bang voor te worden. Voor mijn gevoel gaan
.we helemaal de verkeerde kant op.' ••
Weer breekt er een periode aan waarin ze rp.oeten wachten op ... ?
Geen mens kan er een zinnig woord over zeggen. Het is, naar
gefluisterd wordt, •dat er gegeten zal worden en daarop het
1

wachten is. Maar na verloop van een·paar uur is het aUen


duidelijk, dat het verwachte eten wel heel lang op zich laat
wachten.
Het gaat-weer helemaal anders dan men_verwacht heeft. Onver
wacht klinkt het bevel: 'Aufstehen .. Schn ll, schnell!'
De krijgsgevangenen beginnen er al wat van te begrijpen en daarom
doen ze alles -rustig aan. Langzaam komt de een na d
ander overeind, ze worden daarbij door een schreeuwer aan
gemoedigd: 'Opschieten jullie, voortmaken.'
Er wordt aan alle kanten hard geschreeuwd en met grate passen
benen enkele oudere Duitse militairen om de Hollanders heen.
'Aufschieszen ... Tagedieb !'
'Wat zei die kerel ?'
'Opschieten moeten we. Laten die lui zelf ophoepelen.'
'Voortmaken, domme Hollanders, vort met jullie !'
Veel indruk maakt het niet, want de gevangenen zijn te apathisch
om zich te haasten.
'Voortmaken ... '
Langzaam aan komt de boel weer in beweging. Ze worden naar
het station gedreven en moeten wachten op een trein, die hen
naar Duitsland zal transporteren. Na een half uur stommelt een
oude stoomlocomotief met veewagens er achter het. station
binnen.
'Motte we daarin? Dat zijn veewagens !'
Jans nieuwe makker is een en al verbazing. .
'Het ziet er wel naar uit dat ze ons er in zullen stoppen, maat.'
'Wat een bende, wat een troep.'
'Inderdaad, dat is het.'
'Einsteigen ... schnell !'
'Het mot allemaal snel, snel, snel. De drijvers.'
'Laat ze kletsen, man.'
Het wordt dringen om de gevangenen allemaal in de wagens te
krijgen. Veertig, vijftig, zestig, zeventig personen gaan in een
veewagen, waar de uitwerpselen van paarden nog dik in liggen.
'Dit hier is mensonterend.'
Te horen aan de uitspraak wordt die opmerking gemaakt door
iemand die gewend is zich in zeer duidelijk en net Nederlands uit
te drukken. Andere soldaten geven op een minder deftige, maar
toch goed verstaanbare manier van hun afkeuring blijk.
'We benne nog minder asse beesten. Mot je kaiken, hier liggen
grote hopen paardevijgen.'
Jan -Brouwer heeft het geluk met zijn rug tegen de wand te
kunnen staan. Dat geeft hem een extra steuntje in de rug. De
gevangenen zijn als haringen in een ton gepakt en het duurt maar
even of het zweet loopt hen met stralen van het gezicht. Het is
er stikkend vol en heet, ze hebben amper ruimte om een voet
te verzetten.
'Wat een beestenboel, maat.' ·
'Een grote smeerboel.'
Jan merkt dat hij in een paardehoop staat. Dat hij niet uitglijdt
komt omdat ze zo stijf tegen elkaar staan. Het benauwde zweet
loopt hem met stralen van het voorhoofd. Het moet zo niet te lang
doorgaan, want dan zullen er zeker mensen buiten westen
raken. Gelukkig wordt de warmte wat minder als na drie
kwartier de trein zich in beweging zet. Het is een heel lange rij
wagens, waarin paarden naar het front in Belgie en Frankrijk
vervoerd zijn. Uit Frankrijk is, na het lossen van de paarden,
een groep krijgs gevangenen meegenomen naar Duitsland_en
daarna is de trein doorgestoomd naar Holland om daar ook
krijgsgevangenen op te halen.
'We gaan zo de grens over, let op mijn woorden.'
'Het zit er dik in dat ze ons naar het moffenland brengen.'
Jan beaamt de oorden v n de antler en blaast zich wat frisheid
over het gezicht. Hij heeft het benauwd, te meer omdat het
haast niet mogelijk is z'n armen te bewegen om z'n gezicht af te
vegen. De stank wordt wel wat door de wind weggeblazen,
maar toch blijft bet benauwd in de wagens. In een enkel geval
draait het er om of een soldaat verliest bet bewustzijn.
Zo rollen ze Duitslan_d binnen. Daar moet de trein lange tijd
wachten om vervoer naar het front doorgang te verlenen.
'Man, man, ik stik haast.'
'Verschrikkelijk is het, ja.'
Jan voelt hoe er tranen over zijn ge_zicht iggelen. Als ze langs
zijn wangen rollen, blijft hem niets anders over dan het vocht
van zijn wangen te likken of te blazen. Het kriebelt en hij voelt
zich diep ongelukkig. Eindelijk zet de trein zich weer in
beweging en rijdt verder Duitsland in. Ze passeren enkele
stations, waar het aardedonker is vanwege de verduistering.
Dan, na een uit p ttende rit, stopt de trein in Bocholt. Het
eerste reisdoel in

281
•Duitsland is bereikt.
'
'Aussteigen ... Schnell!'
De mannen vallen bijna naar buiten, niet meer in staat om
i:iormaal op bun benen te staan en te !open.
33

Het drama van de Grebbestrijders is nog lang niet ten einde. Jan
Brouwer en veel lotgenoten zijn in Duitsland in krijgsgevangen
schap terechtgekomen. Bocholt is de eerste plaats waar de
gevangenen warden ondergebracht. Een vervallen legerkamp moet
dienst doen om de mannen op te vangen. Dat houdt in dat de
krijgsgevangenen onderdak, kleding en voeding moet warden
verschaft, alles volgens de regels en volgens de conventie van
Geneve. Maar Hitler heeft er niet op gerekend dat er zo ontzenend
veel krijgsgevangenen zouden komen. Er is in het rijk van de
Fuhrer dan ook niet voldoende eten om al deze monden te vullen.
In Duitsland was bet onder Hitler al lang geen vetpot
meer, al heeft de pruut dank _zidj e oorlogsindustrie de werkloos
beid kunnen opheffen. Maar het ene is ten koste gegaan van bet
andere.
In de krijgsgevangenkampen wordt algemeen gebrek geleden, de
gevangenen moeten zicb erg behelpen. Bovendien zijn de barakken
vergeven v bet ongedierte, zodat de mannen al heel gauw onder
de vlooien en luizen zitten. Ook is er geen mogelijk beid om zich
goed te wassen. Er is wel wat water, maar dat is amper genoeg om
allemaal van te drinken, laat staan dat er voldoende is om een bad
te nemen.
De Hollandse soldaat is van huis uit een klager en mopperaar, die
altijd loopt te jammeren dat bij het zo slecht heeft getroffen. In
Duitsland ervaren de Hollan ers ecbter dat ze uit een gezegende
natie komen, ondanks de soms erbarmelijk slechte omstandig
beden waarin meerderen in de crisisjaren hebben moeten leven.
Veel krijgsgevangenen zijn als onbekenden naar Duitsland
gegaan,. maar er begint zoiets als een soort administratie te
komen. Ze warden ingeschreven en hun persoonlijke gegevens te
boek gesteld. In Holland is betook een puinhoop wat de gegevens
betreft van hen die aan bet Grebbefront en elders hebben

283
gevochten. Bijna al de gesneuvelden zijn reeds geYdentificeerd
en ter aarde besteld. Een paar soldaten zijn dermate
verminkt aangetroffen, dat geen herkenning mogelijk
was,·zodat ze als onbekende soldaten in d schoot der aarde
geborgen zijn.
Dat geeft veel kommer en verdriet, en bovenal in veel families de
onzekerheid of hun zoon of man nog in!even is. De overlevenden
zijn in krijgsgevangenschap afgevoerd, maar niemand heeft
nog iets van hen gehoord. De angst is groot, de onzekerheid vreet
aan de mensen. Slechts weinig militairen hebben kans
gezien hun familie in kennis te stellen van bun overleven op
d·eGrebbeberg. Dit heeft tot gevolg dat er al direct om
inlichtingen wordt gevraagd waar man of zoon is gebleven.
Men heeft niets meer gehoord en de oorlog op de Grebbeberg is
zwaar geweest en heeft enorm veel slachtoffers geeist. Boven
aan de zo gevreesde Holleweg, onder eeuwenoude beuken, zijn
lange, een meter diepe massagraven gedolven. Daarin zijn de
gesneuvelden naast elkaar neergelegd, wachtend tot de dag der
opstanding. Op de graven zijn geweren met de bajonet erop
in de aarde gestoken. Helmen liggen op de verse grond. Vaak
zijn deze hoofddeksels·met een.. kogel doorboord, •of heeft
een granaatscherf er een stuk uit geslagen.
Militair in bet gelid liggen de lage zandheuveltjes, met daarop
soms een klein tastbaar bewijs van het vergankelijke !even. Hier
en daar eenfoto, een tekst, een bewijs van genegenheid voor hem
die voor altijd is heengegaan. Een kruis van berkestammetjes,
een veldboeket vergaard en neergelegd door kinderhandjes,
als een afscheid van pappa, die nooit meer zal thuiskomen.
Graven, rijen graven, bij tientallen in een strak gelid, gelijk
dat militairen betaamt. Maar zij die het tijdelijke met het
eeuwige moesten verwisselen, hebben geen besef en geen weet
meer van water op de dodenakker gebeurt. Ook niet dat ten
behoeve van politieke propaganda over de nauwelijks gedichte
graven muziek schettert. Een duivels alarm aan hen die nog !
even, maar ook bedoeld als een symfonie ter ere van Adolf
Hitler, die de doden gebruikt als propaganda voor zijn
onoverwinlijke rijk. Nauwe lijks zijn de graven gedicht of de
eerste herdenking vindt plaats
me.t muziek en roffelende trammels. Redevoeringen
worden gehouden, in een taal die ruw en hard klinkt, onder de
beuken die daar vreedzaam jaar in jaar uit hebben geclroomd
over vervlogen tijden. Jonge mensen, die de berg beklommen,
hebben zich in de loop der jaren eronder gezet om wat op
adem te komen en te genieten van de heerlijke rust, die de
Grebbeberg door de tijden been zo bekend heeft gemaakt.
Maar nu zijn bet de vers gedolven graven, die velen naar
deze plaats doen komen. Met gebogen hoofd gaat men langs de
rijen - graven, been en weer terug. Nam.en warden gelezen, de
leeftijd genoemd, en met een gefronst voorhoofd, vervuld
met veel onuitgesproken gedachten, gaat men als in een
onwezenlijke droom weer huiswaarts.
Daar ligt een moeder geknield en bidt bij bet graf van haar
gesneuvelde zoon. De gebogen knieen rusten op bet pas gedolven
graf en zijn er een mee. Onder de verse aarde ligt het
stoffelijk overschot van hem, van wie nog zoveel verwacht
werd. Naar de mens gerekend mocht van de jongeman ook nog
zoveel verwacht worden. Hij betekende voor de ouders zoveel, zo
heel veel, want hij was bun alles. Maar de dood kiest niet
bepaald uit. Hij kwam via de loop van een Duits
machinegeweer en sneed het !even af van een twintigjarige
die, naar menselijke berekening, nog zolang te leven had.
Daarop had ook de moeder gerekend. Voor haar blijft niets
anders over dan de gedachtenis aan hem, die zo vroeg uit dit
aardse bestaan werd weggerukt.
Zie ook hoe mensen met betraande ogen van graf naar graf lopen;
lispelend wo den namen gelezen en weer vergeten. Het zoeken is
naar hun kind, naar de jonge vader, waarvan vrouw en
kinderen niets meer hebben gehoord, dan dat pappa ergens
op de Grebbeberg in stelling zou gaan. Maar de oorlog is
voorbij en niemand beeft nog iets van hem gehoord.
Zo zijn oak Teunis en IJda Brouwer uit Renkum op zoek gegaan
naar bun zoon Jan Willem. Jan, waarvan ze wisten dat hij in
de stoplijn was ingedeeld en zelfs de plaats waar hij zo
ongeveer kwam te staan heeft de jonge soldaat aan zijn
ouders bekend-
, gemaakt. Nu de oorlog ten einde is en de zaken weer een beetje

2R'i
normttal beginnen te draaien, is het wachten op bericht van Jan.
ln1n1ers de Grebbeberg ligt zo dicht bij Renkum, dat het
hem n1i..schien wel lukken zal een berichtje naar huis te
sturen.
Er is echter tot op heden van Jan Willem·Brouwer noch bij
zijn ouders, noch bij Bertha Hovestad iets gehoord. Vader
Brouwer heeft alles in bet werk gesteld om aan de weet te komen
water met zijn jongen is gebeurd en waar hij . is
terecbtgekomen. De
, chrikkelijke onzekerbeid vreet aan zijn ouders, die niet
weten wat ze ervan moeten denken. Bijna radeloos is vader
tenslotte naar Arnhem gegaan, ten einde zijn licht op te steken
bij een van de kazemes, waarvan hij weet dat daar
Grebbestrijders als krijgsgevangenen zijn been gebracbt.
Maar bet enige·wat men hem daar heeft kunnen vertellen is,
dat er een grote hoeveelbeid krijgsgevangen genomen soldaten
door de Duitsers is afgevoerd. Waarheen, dat is onbekend,
maar niet in de buurt in elk geval. Vader en moeder Brouwer
hebben zo overal gezocht en geinfor meerd. Maar alles is
vruchteloos..Ten ein e raad zijn ze met lome schreden naar de
Grebbeberg gegaan om te kijken bij de graven of bun Jan
soms tot de gesneuvelden behoort.
De vreselijke onzekerbeid, bet vreet aan de twee mensen, die er
geen weet van hebben dat bun zoon op dat ogenblik in Duitsland
als k.rijgsgevangene een triest leven leidt.
Behoedzaam schuifelen ze samen langs de graven en bezien met
betraande ogen en een schreiend hart de namen die
aanduiden wie ter plekke aan de schoot der aarde werd
toevertrouwd. Het zijn er velen en elke naam heeft een
gescbiedenis. Het einde van veel jonge I.evens kwam op de
Grebbeberg, gesmoord veelal met bloed en tranen. De bloem
van de Nederlandse natie Hgt begraven niet ver van de
plaats waar ze bun laatste ademtocht uitb]ieun. Mogelijk
stierven ze met het veel gehoorde 'moeder', of de naam van
een hunner geHefden op de lippen.
Schrijnend is het, ouders te zien zoeken naar bun zoon, vrouwen
naar ctn teken van bun man. Want de onzekerbeid is als een
zuur dat vreet en kapot maakt wat alreeds zo zwaar
beschadigd is.
Vader en moeder Brouwer lopen tussen de velen, die gelijk zij
7,0eken naar een te.ken van hun geliefde. Soms is er een
286
herkennen, een die het leven·liet en waarvan men niet op de
hoogte was. Want nog zijn het maar enkelingen die weten wie
leeft en wie stierf. Een paar maal gebeurt het dat mensen
vragen of men iets weet van hun zoon, of men hem heeft gekend
en wie ze zelf aan het zoeken zijn. Informatie wordt
uitgewisseld, doch het meeste is weinig bemoedigend en_niet
bepaald hoopgevend.
Teunis en IJda Brouwer gaan de r1:1im zeshonderd.graven
langs. Een voor een warden de namen gelezen. En telkenmale
wordt in deemoed het hoqfd geschud en gefluisterd: 'Hij is er
niet bij.' Denken ze daarmee aan een levende zoon, of _wil het
zeggen dat Jan mogelijk tot de vermisten behoort? De pijn
van·het onbekende is als een
vuur dat brandt en onblusbaar zijn gang gaat. Het niet te weten
is mogelijk nog erger d_an het besef dat vader of zoon niet
meer in leven is. De wetenschap dater een paar duizend
Hollanders in krijgsge·vangenschap zijn gegaan, kan de
ongerustheid van ouders .en andere·geliefden niet wegnemen.
Heel Holland leeft mee met hen die zijn gebleven op het veld
van eer en niet minder met hen van wier lot men op dat
moment niets weet.
34

De barak waarin Jan Brouwer is ondergebracht, heeft waarschijn


lijk ooit eens dienst gedaan als opslagplaats voor veevoer en stro.
Een deel daarvan ligt •nog op de vloer en is meer verrot dan
bruikbaar als slaapgelegenheid. Bovendien zitten de gebouwen
waarin de krijgsgevangenen zijn ondergebracht vol met
muizen en ratten. Waarbij nog komt dat de mannen niet
kunnen slapen omdat vlooien hen lastig vallen.
Het is een situatie die onaanvaardbaar is, want ook sanitaire
voorzieningen zijn,amper aanwezig. Het privaat .bestaat uit een
balk en een soort beerput. Daar moeten de krijgsgevangenen hun
behoefte doen. Mede door het slechte voedsel geeft dat veel
problemen. Het stinkt er verschrikkelijk, zodat een mens er
misselijk vaJ:?. wordt. Dat is het beeld van bet krijgsgevangenkamp
Bocholt waar ze, op en in elkaar gepakt, gehuisvest zijn.
'Mannen, we gaan bier een dezer dagen vandaan. Zorg er voor dat
jullie reisvaardig zijn als de moffen dat eisen. Er wordt doorgaans
geen tijd gegeven om een verhuizing goed voor te bereiden.'.
Iemand brengt deze boodschap, die van de kampleiding af
komstig is en aan de Hollanders moest worden doorgegeven. De
reden van de verhuizing is het aanboudend klagen over de
situatie in bet kamp. Zoals de omstandigbeden zijn is bet ook
niet verantwoord, al an geen mens er iets tegen doen
vanwege de oppermacht van de Duitsers. Het is echter wel zo,
dater grenzen zijn aan wat gevangenen kan worden aangedaan.
Het is op een vroege morgen dat er bevel komt om verder te
reizen. Deze keer gaat het allemaal anders dan ze gewend zijn.
De vorige keer was bet een kwestie van einden !open en dan nog
ongekend lange tijden wacbten. Nu blijkt dat de trein reeds
gereed staat en de Hollanders de barakken binnen een half uur
verlaten moeten hebben.
'Ze hebben haast, waar is dat voor nodig ?'

288
Jan vraagt het aan de soldaat die als een soort kamerwacht is
aangesteld enook een schakel vormt tussen de barakleiding en
de Duitsers. Deze is van een en antler beter op de hoogte dan de
rest van de mannen.
'Er worden hier dadelijk Poolse gevangenen ondergebracht, wij
krijgen een betere opvang is ons beloofd.'
'Vanwaar dit vriendelijk gebaar?
'\Vij zijn van hetzelfde ras als de moffen, dat heeft men mij
tenminste laten weten.' •
'Hetzelfde ras ?'
'Ja, de Polen zijn geen Germanen.'
'Wat is dat dan, Germaans ?'
'Mooi, blond en sportief, heh ik me laten vertellen.'
'lk heh nooit geweten dat wij zo sportief zijn.'
Jan schudt vol onbegrip zijn hoofd en wacht op het moment dat
ze kunnen vertrekken. Nu er de mogelijkheid nog voor is, gaan de
mannen allemaal nog even naar het 'toilet', want het kan wel eens
zijn dat ze daar lange tijd geen gelegenheid voor krijgen. De
Hollanders hebben in de korte tijd dat ze krijgsgevangen zijn al zo
bet een en ander geleerd, de nood- aakt dat een mens veel zaken -
heel gauw naar zijn hand weet te zetten.
Dan komt het bevel dat ze zich naar buiten moeten begeven om te
vertrekken. En naar Duits n1odel gaat dat met veel
geschreeuw, nog meer gebaren en armgezwaai gepaard.
'Hollander ... antreten !'
Luidkeels wordt het.geroepen en de k eet d a·t de
Hollanders moeten aantreden wordt door andere begeleiders
overgenomen. 'Antreten ... Schnell!'
'Denk erom, mannen, vergeet je eigendommen niet. Het zou
anders kunnen gebeuren dat onze spullen door elkaar gerommeld
worden.'
Er wordt grimmig gelachen, want er is bijna geen krijgs
gevangene die nog iets persoonlijks bezit. Het zijn de Grebbe
strijders die tot op het naakte lijf zijn kaal geplukt door de SS,
van
hen is er bijna niemand die zelfs zoiet•s als een zakdoek heeft.
Vandaar ook dat, als het bevel komt om te vertrekken, men heel

289
gauw klaar is, omdat er niets is dat meegenomen moet worden.
Als de gevangenen voor de barak staan opgesteld, klinkt
al spoedig bet bevel van vertrek. Er wordt uitgelegd dat ze naar
een ander kamp zullen gaan, maar waarheen blijkt niemand te
weten. Zonder commentaar gaat·de groep gevangenen op weg
naar het station, waar voor de verandering een locomotief met
veewagens staat te wachten.
'Einsteigen !
Er wordt naar Duits model met het nodige geschreeuw gepoogd
de krijgsgevangenen aan het verstand te brengen dat ze
wat harder moeten lopen.
'Schnell . . . Schnell.'
Het is een veel gehoorde kreet, die door de HoUanders zo nu en
dan als grapje gebruikt wordt. De treinrit wordt een lijdensweg.
Omdat er nog steeds grote transporten naar het westen
gaan, moeten ze vele malen op een station blijven wachten om
treinen voor het front voorrang te geven.
In een grote stad wordt de trein m·et de krijgsgevangenen op een
achteraf gelegen ·rangeerterrein gezet, zodat Duitse burgers
er niets van te zien krijgen. Het is toch_ookzo, dat door niemand
de vuile was buiten gehangen wordt. De omstandigheden in de
trein zijn onmenselijk. De militairen hebben tijdens de reis geen
toilet ter beschikking. De gevolgen daarvan bleven niet uit. Er is
ook al die tijd geen eten en drinken verstrekt. Waarschijnlijk
is daar geen gelegenheid voor geweest, of heeft men het
opzettelijk vergeten. Buiten de wagens, die met zware
grendels zijn afge sloten, lopen wachtposten met de bajonet op
bet geweer. Deze lui trekken zich van bet gekerm van de
gevangenen niets aan. Trouwens, bet is hen ook niet
toegestaan in contact te treden met de gevangenen, want dat
wordt gestraft. Zelfs voor eigen mensen zijn de moffen niet
kinderachtig als het om straffen gaat. Alles en iedereen is onder
druk gezet van partij en Jeger; wie zich verzet, heeft daarmee
zijn doodvonnis getekend.
Het heeft bijna een dag en een nacht geduurd, dan gaat de.trein
weer rijden. In die tijd is er geen mens buiten de wagens
geweest en heeft ook geen mof de moeite genomen om in
de situatie

290
waarin de gevangenen verkeren verandering aan te brengen. Na
een rit die voor de Hollanders een verschrikking betekent komt
de trein in Hagen aan, waar ze 'gelost' worden.
'Heraus "
Het gaat allemaal weer met kreten en de nodige drukte gepaard.
Maar·de mannen die lange tijd op elkaar geperst in de
veewagens hebben gestaan, kunnen zicb amper bewegen.
Nauwelijks buiten de trein warden de kleren losgemaakt en is bet
een grote waterval van plassende krijgsgevangenen. Er is geen
Duitser die daar iets aan kan doen. De riood is hoog en velen
bebben reeds in de trein, staande tegen de wand van de wagen,
bun blaas kunnen legen, maar een enkeling is daarin niet
geslaagd en beeft van el ende zich bevuild. Het is een trieste
groep mensen die.van armoede dingen doet die men normaal
niet voor mogelijk zou bebben gehouden. Door her slechte eten
zijn er een aantal aa:r;i de <l:iarree, wat tot gevolg heeft dater op
het station gelost moet warden. De drang is groot en uitstel niet
!anger mogelijk. Al met al is het een triest beeld dat deze jonge
mannen bieden. In de loop van een week zijn krach ge
soldaten-vervall n.tot een soort \andlopers, die vele normen
hebben moeten laten varen en nu leven op het primitieve af.
'Aantreden, opsch1' eten "
Het gebrul van de bewakers klinkt boven alles uit, maar hun
geschreeu,v heeft op de apatbische gevangenen weinig
invloed. Slechts langzaam begint - er enige orde te komen
onder de gevangenen, die zich zo'n beetje in bet gelid
opstellen. Met duwen en een grote mond van de bewakers
wordt er tenslotte toch een n1ilitair waardige opstelling
gevormd.
'Voorwaarts mars !'
Het is niet, wat van soldaten verwacht mag warden, een fier
rechtop marcheren. In een slentergang, zonder enig verband,
gaan ze op pad. Het duurt bijna een halve dag voor ze ingedeeld
zijn en onderdak hebben. Wat echter verwacht werd, namelijk
dat bun onderkomen menswaardiger zou zijn, is belaas een
grove misrekening. Weer komen ze terecht in oude, vuile
barakken, waar ze nu wel houten kribben hebben om in te
slapen, maar de
291
ruimte is nog beperkter dan in Bocholt. Vier hoog, met een
tussenruimte van amper een halve meter, is bet wringen om in de
krib te komen. Per gevangene wordt een oude paardedeken
ontvangen. Het begrip paardedeken is bier letterlijk van toepas
sing. Waarschijnlijk zijn bet oude paardedekens afkomstig van
het Poolse leger, die nu dienst doen als beddegoed voor de
krijgsgevangenen.
'We moeten maar "hotel welgelegen" op de barak schilderen,
maat.'
Jan heeft zijn slaapplaats in de onderste krib, terwijl boven hem
een Amsterdammer bezitter is van een smalle brits.
'Welgelegen zal w l "pijnlijk gelegen" worden.'
Jan ziet het echt niet zo ruim zitten en verlangt meer dan ooit naar
huis, naar zijn ouders en meisje, die helemaal niet weten waar hij
gebleven is. .
Het verblijf in bet kamp Hagen blijkt alweer van tijdelijke aard.
'Het definitieve onderdak moet nog wat warden opgeknapt, want
wij wensen dat jullie als mens beho rlijk warden ondergebracht.'
Dar vertelt men de krijgsgevangenenen die kunnen slechts hopen dat
het deze keer waarheid is wat bun wordt verteld.
Om te zorgen dat de gevangenen zich niet vervelen wordt er sport
georganiseerd. Bij het kamp zijn overigens geen sportvelden of
gebouwen waar d een of andere sport kan worden beoefend. Het
sporten bestaat uit hard !open door de straten van bet kamp. En
straten is ook alweer een te groot begrip, omdat de paden niets
meer zijn dan aangestampt vuif met wat aarde, waar bij droog
weer de stofwolken opstuiven. Geen wonder dat de gevangenen
er uit gaan zien als schoorsteenvegers, terwijl de voorraad
badwater minimaal is. Bovendien is bet eten er zo slecht dat de
mannen, ondanks de grote honger die wordt geleden, er bijna niet
toe kunnen komen om het aangeboden voedse·lte gebruiken. Er is
ook geen enkele variatie in de menu's. De aardappelen, in de schil
gekookt, zijn wat kwaliteit betreft amper geschik·t a1s voeder
aardappelen voor bet vee. Ze stinken de pan uit. En bij deze
'lekkernij' wordt grof gesneden, half gaar gekookte knolraap
geserveerd.

292
r--

Het eten stinkt niet alleen, maar is bovendien niet goed


schoongemaakt, zodat het zand vaak tussen de tanden knarst.
'Je mag wel uitkijken, vdend, want dadelijk vliegt het vuur je uit
de mond.'
'Hoe bedoel je dat ?'
'Nou, met al dat zand in het eten. Het knarst zo, dat het gaat
vonken in je mond.'
Het is wrange humor, maar juist in zulke erbarmelijke om
standigheden grijpt men de kleinste dingen aan om er een grapje
over te maken.
Helaas heeft het kampement ook weinig of geen mogelijkheden
om de gevangenen een medische verzorging te geven. Er zijn
een paar Duitse Rode-Kruissoldaten. Oudere mannen die
voor de onmogelijke taak staan, te zorgen dat de
gezondheid van de krijgsgevangenen redelijk op peil wordt
gehouden. Maar wat van deze, overigens goedwillende mannen
verwacht wordt, is te veel van het goede omdat ze naast wat
yerbandmiddelen, jodium en hoofdpijnpoeders niets, maar dan
ook helemaal niets hebben om de gevangenen de verzorging te
geven die minimaal nodig geacht wordt. Gevolg is, dat er st eds
meer klachten komen van allerlei · ongemak, waarbij diarree
de boventoon voert.
De latrine is dan ook de plaats waar doorga ns het grootste
deel van de gevangenen is te vinden. Omdat er,zulk
onverzorgd en slecht bereid voedsel wordt gegeten, is het
geen wonder dat de stofwisseling anders verloopt dan
verwacht mag worden. Het leven in Hagen wordt bijna
ondraaglijk en het ziet er naar uit dat alle gevangenen binnen
niet al te lange tijd ziek zullen worden. De klachten regenen
dan ook binnen bij de kample ders, die er
. ook weinig of niets aan kunnen doen omdat gewoon de
meest noodzakelijke middelen ontbrekeil.
'Het is een trieste zaak waar we begrip voor hebben. Maar
onze legers behalen overwinning op overwinning en elke
overwinning levert weer zoveel duizend krijgsgevangenen op,
die wij moeten onderbrengen. Dat is een moeilijke zaak, daar
moet begrip voor worden opgebracht.'
Dat krijgen de kampleiders te horen als ze klagen over de bar

293
slechte omstandigheden waarin de krijgsgevangenen verkeren.
'We doen wat \\e kunnen. Jullie worden nu overgebracht naar
een plaats waar bet goed is.'
Gelo, en in goede dingen hebben ze intussen afgeleerd en met
groot wantrouwen wordt tegemoet gezien wat de Duitsers nu
weer \ oor hen in petto hebben.
'Vertrouwen doe ik die bierbuiken voor geen halve cent.
We krijgen het steeds slechter. Let op mijn woorden.'
De Amsterdammer zegt bet tegen Jan, die niet anders kan
doen dan die woorden beamen.
'Jullie warden naar een heel modem kamp gebracht. Heus,
daar zal bet goed zijn.' •
'En ik wens dat _te betwijfelen.'
De Mokumer zegt bet met stemverheffing en spuugt nijdig van
zich af.
'Ile voel me ook niet zo lekker met die fraaie beloften.'
Weer wordt heel bet kamp op de been gebracht en marcheren ze
naar het station om opnieuw op transport gesteld te worden.
'Einsteigen !' .
Ze worden ook nu als vee in enkele wagens gestouwd, waarin
duidelijk merkbaar nog maar kort tevoren paarden zijn vervoerd.
Het wordt een reis die in uitputting en ontbering de vorige
overtreft. Drie dagen en nachten worden ze door Duitsland
gereden, van de ene plaats naar deandere. Eten en drinken
wordt slechts een paar keer verstrekt, terwijl er maar
sporaqisch een sanitaire stop wordt gemaakt. Het wordt
ondoenlijk geacht en zeker naar buiten toe niet bevorderlijk
voor het aanzien van bet Duitse rijk, om ergens een veetrein stil
te zetten waaruit dan een· horde krijgsgevangenen komt, die bun
behoefte gaan doen op bet station of zomaar langs de
spoorbaan. Vandaar, de ellende is groot en de mannen die op
elkaar geperst _inde wagens staan, hebben het niet breed.
Eindelijk, na een afmattende zwerftocht door een groat deel van
Duitsland, stopt de trein. De krijgsgevangenen zijn op
bun definitieve standplaats aangekomen.
Het kamp Neubrandenburg ligt niet ver van Berlijn en is een

294
verzatnelplaats van militairen van vele nationaliteiten. Er zijn
nonst de Hollanders: Polen, Belgen, Noren, Fransen en nog een
aontal anderen meer. De opvang is zoals het laat aanzien beter
don in de vorige plaatsen. Gelijk na het uitstappen worden de
soldaren ondergebracht in barakken waar.het wat ruimte betreft
weinig groter is dan elders. Maar wel zijn er per man twee
dekens en krijgen ze een etensketel met een lepel erbij. Dat is al
heel wat,
vergeleken bij wat ze voorheen hadden. Bovendien is er een
redelijke medische verzorging. Zoals het krijgen van een injectie
tegen paratyfus.
Maar opnieuw is er gebrek aan zeep en water, wat een negatieve
rol speelt. Vanaf het moment dat de mannen in de stoplijn zijn
gegaan, hebben ze zich geen enkele keer meer normaal kunnen
wassen. Om -van schoon ondergoed helemaal maar niet te
spreken. Vooral het slechte eten is oorzaak dat de stoelgang
problemen geeft en omdat de mannen zich niet behoorlijk
kunnen wassen betekent dat een ramp. Niemand heeft een
reserve stel ondergoed, terwijl de vervuiling zulke ernstige
vormen aan neemt, dat de mannen noodgedwongen hun onder
goed een beetje uitspoelen in oud waswater., waarvan trouwens
meer mannen gebruik moeten·maken. Er zijn in kamp Neu
brandenburg enkele mannen die over scheergerei beschikken.
Daar kunnen maar een paar-mannen gebruik van maken. Het
resultaat is dat de meesten met zware baarden rondlopen en
grauwe gezichten.
Het eten is bier wat gevarieerder, zij het dat de bereiding
hetzelfde is. Per twee man wordt dagelijks een kuch verstrekt.
Dat zware., zure brood is goed te eten, maar de rantsoenen zijn
veel te klein. De warme maaltijd bestaat elke dag uit Pell
kartoffeln, wat wil zeggen: aardappelen in de schil gekookt, en
weer van een slechte kwaliteit. Veepiepers., grate knollen die
volgens de Duitsers goed genoeg zijn om er de duizenden
krijgsgevangenen mee te voeden. Verder schaft de pot als
variatie knolraap., wortelen en kool. Kool, afwisselend rode of
witte kool. Boter kennen ze er blijkbaar niet, want als
broodbeleg krijgen ze een soort kwark, dat bovendien meer
dan eens van mindere

295
kwaliteit is.
Jan Brouwer krijgt de opdracht om als tolk te fungeren. Hij moet
Franse krijgsgevangenen bijbrengen dat ze op een
aangewezen plaats moeten gaan staan. Jan, die als eenvoudige
jongen amper de gelegenheid heeft gehad zijn Nederlands goed
te leren, beseft dat hij maar zo'n beetje moet rommelen in
gebarentaal. Met veel armgezwaai moet bet lukken de
Fransen aan het verstand te brengen waar ze moeten gaan
staan.
'Oat geeft geen moer, Jan. De moffen kennen zelf geen
woord Frans, anders zouden ze jou niet vragen die lui toe te
spreken.' De Amsterdammer, een man die meer van bet leven
kent dan Jan Brouwer, heeft gelijk. Bovendien, een brutaal
mens heeft de halve wereld. Zo_gebeurt het dat Jan en nog
een paar soldaten Franse krijgsgevangenen bun plaats moeten
wijzen. De Fransen zullen namelijk ingeschreven worden en als
ze in rijen opgesteld staan, kunnen er telkens vijf naar binnen. Die
worden door Jan en zijn maats uitgezocht.
Het is eentonig werk en alleen afgewisseld met war sport moeten
ze de dagen doorbrengen. Wat qpvalt is, dat ondanks de
primitieve omstandigheden in het kaµip, de Hollanders toch
een redelijk goede bebandelirig krijgen,··ker ten opzich e van
andere nationaliteiten. Vooral de Polen bben het heel
slecht, die krijgen nog wel eens een pak ransel;· n de Duitsers.
Afgezien van
bet slechte voedsel en de sanitaire probl.e. men, hebben de
Hollanders het stukken beter dan de rest van hun kampgenoten.
Oat ligt, naar men zegt, in de verbon enheid van bet
Hollandse ras met bet Duitse. Daarin zitten raakvlakken van
het Germaan zijn. Een vreemd waanidee, uitgedacht door een
stel fanatieke lingen, die de nazi-waanzin de wereld in slingeren.
De ene mens verheven boven de ander. De ene mens van een
verheven ras, de ander van een lager ras! Daarbij wordt aan
God noch gebod gedaan en staat de Ubermensch centraal. De
grondgedachte van het nazi-dom !
In Neubrandenburg worden de Hollanders wel zo bet een
en ander van dit alles gewaar. Het is een huiveringwekkende
indruk die ze krijgen van bun overwinnaars.

296
\Vat ze ook vertellen, Jan, deugen doet het hier niks.'
'Nee, \Vat ik er nu van weet, is voldoende om me er verre van
te houden.'
Jan huivert bij alles wat hij te horen en te zien krijgt. Zijn
,erlangen naar huis wordt met de dag groter.
Het is elf juni als de gevangenen horen dat het de grote
Fuhrer heeft behaagd de Hollandse krijgsgevangenen,
wegens hun Germaanse afkomst, naar huis te laten gaan. In het
kamp wordt gelachen en gejuicht.·Jan Brouwer vouwt vol
dankbaarheid zijn handen en bidt. Naar huis·te mogen, een
groot wonder!


35

De blijdschap is overweldigend.
'Vrij, jongens. We gaan naar huis.,
'Naar moeder.'
'Naar Marietje, naar allemaal !'
Er wordt gehuild, gebeden en er vloeien tranen van dankbaar
heid.
'Naar huis, in vrijheid.'
In het krijgsgevangenkamp Neubrandenburg is de terugkeer
naar Holland bij allemaal het onderwerp van gesprek.
'Jan, jongen, daar zullen we ons weer eens ouderwets laten
verwennen.'
'Reken er op, man. Moeder moet de eerste week elke dag gebak
bij de koffie halen. En biefstuk met gebakken piepers en daar een
vers kroppie sla bij.'
Jan voelt zich als een prins z _..rijk, met bet vooruitzicht weer
smakelijk te zullen mogen ete .-Alhoewel, hij moet bij zichzelf
vaststellen, dat het verblijf in krijgsgevangenschap toch een
leerschool is geweest, zij her dan een heel ipoeilijke: Vooral in de
crisisjaren die achter liggen, is er door velen bittere ·armoede
geleden. Maar vergeleken met her !even in krijgsgevangenschap,
hebben ze het in Holland, ondanks dat schraalhans keuken
meester was, nog zo kwaad niet gehad.
De gedachte spoedig naar huis te mogen, zorgt dat de laatste
dagen in krijgsgevangenschap voor Jan Brouwer draaglijk zijn.
Hij eet zonder te proeven zijn drie voerderaardappelendie, als hij ze
uit de schil pelt, stinken. De knolraap is weer met zand
gemengd en zo naar van smaak dat zelfs bet vee, waarvoor dit
voedsel in feite was bestemd,·de lust om te eten ontnomen zoti
warden.
'Vergeet niet dat bet onze grote Fuhrer heeft behaagd dat jullie
naar huis mogen gaan. En bet is op straffe van de dood verboden

298

.A=
·Sc·-nn,
om, als jullie eenmaal thuis zijn, handelingen tc doen of zaken te
verrichten die het Duitse rijk kunnen schaden.'
Dat wordt hen nog allemaal voorgehouden, maar in de stemming
waarin men verkeert is bet de gevangenen allemaal om het even
water gezegd wordt. Zaak is dot ze near huis mogen en wel zo
spoedig mogelijk.
Weer is er niets anders beschikbaar dan een trein met veewagens,
waarin de soldaten gestouwd worden. Echter wel met minder
personen dan voorgaande keren. Dertig man per wagen en dat is
te doen, al is er weinig mogelijkheid ontspannen te gaan zitten.
De wagens zijn maar ten dele schoongemaakt, waarschijnlijk op
een heel vlugge manier, want er liggen nog restanten paardemest
op de vloer. Maar.dat mag de vreugde niet temperen. Ze gaan
naar huis en wie let er dan op wat vuil aan kleding oflichaam. Zo
nauw kan een krijgsgevangene niet kijken, wat hij heeft wel heel
wat slechtere omstandigheden moeten doo worstelen.
De trein slingert zich door het Duitse land, waar de militairen
echter weinig van te zien krijgen: o ilu en dan wordt er ge_stopt
om gelegenheid te geven wat te eten of om bun behoeften te doen.
Maar dan gaat het weer verder Q,P Holland aan. Het lijkt of de
eindeloos -lange trein maar niet wil opschieten.
'Ze moeten de zweep er over leggen, jongens. De peerden mogen
wat mij betreft wel een beetje harder lopen.'
Het is een grap van iemand die waarschijnlijk uit de boerenstand
afkomstig is, maar iedereen begrijpt wat hij bedoelt en er wordt
om gelachen.
'En dan te bedenken dater thuis niemand op de hoogte is van
onze komst.'
'Man, wie weet hoe lang het heeft geduurd voor ze thuis te weten
zijn gekomen dat we gevangen zijn genomen. De Duits rs
hebben toch geen enkele administratieve aantekening gemaakt.
Met uitzondering dan van een·pa·ar summiere gegevens.'
Er worden over en weer gesp'rekken gevoerd en dat allemaal in
een opgewekte stemming. Het is een heel eigenaardige gewaar
wording als de trein de grens passeert en·de vaderlandse bodem
wordt bereikt. Er klinkt geen uitbundig gejuich; maar er heerst

299
een diepe stilte.
'God zij gedankt.'
Het is een zucht, een bekentenis ook. Voor een enkeling is bet een
behoefte God voor de terugkeer te danken.
Jan staat bij de wand en kan door een kleine opening naar
buiten kijken. Langzaam rijdt de lange veetrein Holland binnen
en laat de eerste kilometers onder zich doorgaan. De militairen
kunnen nog niet bevatten, vrij te zijn. Niet meer onder de druk
van de gevangenschap, die weliswaar kort beeft geduurd,
maar die onmiskenbaar op allen een diepe indruk heeft
nagelaten. Ver waarloosd en ponden afgevallen, stinkend, en
van boven tot onder v l ongedierte keren ze terug. Dat is bun
rendement voor de strijd die op de Grebbeberg is geleverd.
Ontbering is hetgeen . de soldaat als recht heeft. Dat wordt in de
militaire dienst vaak verteld en de mens er mee - vernederd.
Deze soldaten, die zelfs veel meer hebben gedaan dan van hen
verwacht mocht worden, hebben ervaren wat bet betekent veel
te moeten ontberen. Ze stinken waar ze staan vanwege hun
vuile kleren. Maar onder dat alles klopt hun hart en is er de
wil verder te leven, in een omgeving zonder ellende
en·verkrachting van de ziel.
'We zijn de grens gepasseerd, mannen.'
Het gaat vergezeld met een zucht vaq opluchting, een stil
verlangen. Heimwee is er naar huis, naar de ouders. Of naar
bet meisje, dat lange tijd heeft gewacht en heeft moeten leven
in de onzekerheid of haar geliefde mogelijk gesneuveld is.
Ineens begint er beweging te komen onder de soldaten, die nog
een beetje onder de indruk zijn van het overschrijden van de
vaderlandse·grens.
Onver\\'.acht ziet iemand een bord langs de spoorlijn met bet
opschrif t 'Enschede'.
'Mannen, we zijn in Enschede !'
En dan komen de vermoeide, vuile, stinkende krijgsgevangenen
tot leyen. Er is een punt van'herkenning gekomen, een punt
dat lichtend is in bun donker bestaan. En dan, dan is het grote
moment daar. De trein mindert snelheid, gaat nog langzamer
rijden en rolt dan bet station binnen.

300
'Jongens, we zijn bijna thuis !'
Een juichkreet, een snik. Onder tranen van blijdschap, hunke
rend naar het moment dat ze uit de wagens mogen, wachten de
mannen af.
Ergens vooraan, bij de locomotief, klinkt dreigend gesis als het
zware, ijzeren trekpaard stoom afblaast. Dan geeft de stoomfluit
een loeier tot afscheid aan de mannen die vele, vele uren in de
trein hebben doorgebracht.
Een paar. chokken, geknars van ijzer op ijzer. Een stem roept
een paar onverstaanbare woorden. Dan staat de trein stil. De
krijgsgevangenen zij µi:_Holland aangekomen.
Nauwelijks zijn de gren4els van de deuren gehaald en de
wagens geop-end of er zij :- assa-'s mensen bij de hand om de
militairen
op te vangen.• y rplegend personeel, waaronder tientallen hos
pikken en doktoren, -zowel burger als militair. Mensen van het
Rode Kruis en nog veel meer. De ontvangst is dan ook
overweldigend en als de mannen uit e wagens komen, zijn er
velen die hun emoties niet meer de baas kunnen. Uit alle delen
van het land zijn ze bij elkaar gevoegd. De meesten hebben
ergens gevochten. Anderen hebben Van de vijand niets gezien
dan toen ze krijgsgevangen zijn gemaakt. Maar gevochten of
niet, de behandeling n Duitsland is v or alien gelijk geweest en
heeft een diepe indruk acl!tergelaten.
Jan; di .een van de eersten is die naar buiten komen, heeft het
heel moeilijk als hij weer voet op vaderlandse bodem zet. Hij
voelt hoe achter zijn ogen de tranen branden. Het is ook geen
wonder
dat de jongeman zich nauwe]ijks kan beheersen, w. ant e. r spelen
diep emotione_letaferelen af. Er wordt gelachen, gehuild; vuile,
stinkende soldaten va11en spontaan een lief verpleegstertje om
de hals.. Een oudere vrouw.krijgt van een jonge soldaat ee
zoen en
iemand roept heel hard: 'Welkom thuis, dappere.strijders !'
Maar veel tijd wordt de mannen niet gelaten om zich met
bijzonderheden bezig te houden. Er is een goede opvang eµ in de
kortste keren zijn ze naar bet toilet geweest, hebben zith een
beetje kunnen wassen en krijgen een lichte maaltijd voorgezet.
Worteltjes met aardappelen en jus, verder niets, omdat hun
301
waarmee hij in de sectie omging, is gevallen. Een voor een
komen de kameraden voor zijn geest. Met een grote mate van
zekerheid komt de gedachte in hem, dat hij, Jan Willem
Brouwer, als enige van hen de oorlog op de Grebbeberg heeft
overleefd.
Er komt een branderig gevoel in zijnogen en naar buiten-kijkend
ziet Jan het landschap door z'n tranen vaag aan zich voorbij gaan.
Zo komt hij in Arnhem aan. De Gelderse hoofdstad., niet zo
ver van z'n ouderlijk huis. Renkum, maar een klein half uurtje
in de bus, dan is hij er. Het lukt Jan om bij het station naar huis
te laten telefoneren. Hij beseft wel, dat het·bericht van zijn
komst er mogelijk gelijk met hem zal zijn.
Als Jan in Renkum aankomt zijn er een paar mensen die
hem herkennen en vluchtig een groet wisselen.
'Hallo, Jan. Weer terug van weggeweest?'
'Ja, ik hen er weer.'
'Waar.hen je geweest?'
'In Duitsland, als krijgsgevangene.'
'Hoe was het daar?'
'Niet zo best.'
'Ja, dat zal wel. Probeer er nu maar weer het beste van te
maken.' 'Dat zal ik inderdaad doen.'· .
Het dringt tot hem door dat de mensen geen besef hebben
van wat hij en velen met h_em hebben.meegemaakt. Het
leven gaat verder en en is blij dat de oorlog voorbij is.
Jan gaat naar huis, waar hij al van verre ziet dat en op zijn
komst is voorbereid. Achter het venster ziet hij gezichten;,rwee,
drie, of zijn het er nog meer? Hij kan het zo slecht zieri
=want er komt weer een grauw waas voor zijn ogen. Als in
ee droom loopt hij het laatste eindje. Door zijn tranen been
ziet_-hij vaag gezichten achter bet raam, maar kan
onmogelijk zien wie hem daar opwachten. Hij tracht, een
soldaat waardig, zich in postuur te zetten en fier rechtop de
laatste meters af te leggen. Maar dan vliegt de deur open en is
bet moeder die naar hem toe komt en om z'n hals valt.
'Jan; mijn jongen, je bent weer thuis.'
'Moeder ... moeder ... !'

304
In een emotioneel gebaar klampt hij zich aan zijn moeder vast. In
dat gebaar ligt alle wanhoop en ellende opgesloten van de laatste
weken. Weken die voor een mens eigenlijk te veel waren. Nu
zoekt de opgekropte angst en doorstane emotie een uitweg en
toevlucht.
'Moeder ... moeder.'
Haar zachte hand strijkt hem over zijn hoofd en met lieve
woorden tracht ze hem te troosten en gerust te stellen.
'Was het zo erg, m'n jongen.'
'Het was verschrikkelijk ... , het was niet menselijk meer.'
Daarin Hgt de kern van wat de jonge Jan Willem Brouwer in zijn
geest en zijn lichaam heeft moeten doorstaan.
Hoelang hij daar heeft gestaan weet hij niet, want als hij weer een
beetje tot zichzelf is gekomen zit hij tussen vader en moeder en
geniet van een kop heerlijke koffie met een boterham er bij. Dan
glimlacht Jan, want wat smaakt bet heerlijk, zo'n eenvoudige
boterham door moeder klaargemaakt.
Maar na een poosje begint er bij Jan toch een zekere onrust te
komen. Moeder glimlacht, want ze kent haar jongen beter dan
wie ook.
'Je wilt zeker op Rhenen aan, niet?'
'Ja, moeder, ik wil naar Bertha gaan.'
Een kwartier later zit hij op de fiets en peddelt naar Rhenen. De
rit gaat over de Grebbeberg, langs het plekje waar hij nog maar zo
heel kort geleden heeft gevochten. De sporen van·de strijd zijn
nog lang niet uitgewist en de stoplijn ligt er nog weinig anders dan
toen ze die hebben verlaten. De aanblik is als yan een maan
landschap.
Bedroefd schudt Jan zijn hoofd en fietst verder, met een hoofd
vol gedachten, op weg naar zijn meisje, want bij haar ligt mede
zijn toekomst. Met die gedachte gaat Jan Willem·Brouwer vol
hoop de toekomst tegemoet.

..., ,""-•-
HEEK

305
Nawoord

Dit is bet verhaal van Jan Willem Brouwer. Geen


heldendicht, maar een eerlijk en oprecht vertellen van een
eenvoudige jongeman, die vaak bang was en daarvoor ook uit
durfde te komen.
Jan Brouwer heeft geprobeerd mij de belevenissen van zijn
diensttijd en vooral de strijd op de Grebbeberg zo uitvoerig
mogelijk te vertellen. Ik hen met hem op de plaatsen geweest
waar een en antler is gebeurd en nu, na bijna een halve eeuw,
spreekt het Brouwer emotioneel nog heel erg aan.
Met het oog op het feit dat, op een enkeling na,- al zijn
kameraden zijn gevallen, heh ik met uitzondering van de
naam van Jan Brouwer zelf, die dus echt is, alle andere
namen fictief gekozen. De be.levenissen zijn zo eerlijk
mogelijk weergegeven, al kan in tijd en ruimte mogelijk een
en antler anders zijn opgetekend dan het oorspronkelijk
heeft plaatsgevonden. Maar het is een be schrijving in
waarheid verteld door een van hen, die C;ie strijd om de
Grebbeberg hebben mogen overleven.
Het is op verzoek van Jan Willem Brouwer dat dit boek is
geschreven, gedachtig aan hen die er niet meer zijn, omdat de
dood vroegtijdig een eind aan hun jonge leven heeft gemaakt.
Maar tegelijk wil bet een waarschuwing zijn aan hen die nu
leven en na ons zullen komen, opdat wat in de meidagen van
bet jaar 1940 is gebeurd niet vergeten worde.

De schrijver
116
bet plafond blaast, zegt hij, dat het zo'n gek idee niet is.
'Nou, dat is geen gek idee, Jan. Alleen moet je een paar risico's
durven nemen.,
'Nou zeg, die vertelt me wat. Maak hem nog niet gekker dan hij
al is. Besef je niet, Kees, dat hij het echt meent?'
'Nou, juist daarom.'
'Wat daarom ?'
Jan kijkt de ander met verbazing aan, maar Kees schijnt het nog
te menen ook. Hij zelf voelt zich eve eens ongelukkig omdat hij
Wageningen niet uit mag. Maar hij is beter in staat dan Gerben
om zich er tegen te verzetten en te beseffen dat het bijna een
onmogelijkheid is om ertussenuit te knijpen. Aan de andere kant
is hij wel weer zo handig een mogelijkheid te bedenken om weg t
komen, zonder dat iemand er achte.:- komt. Alleen, je moet een
beetje lef hebben en de zaak zo aanpakken dat niemand het in de
gaten heeft.
'Je moet niet net doen of er een mogelijkheid is ertussenuit te
knijpen, Kees.'
'Ik meen wat ik zegen als Gerben iets wil ondernemen, dan ben ik
bereid hem daarbij te helpen.'
'Jij bent helemaal van lotje getikt.•'
Jan kijkt de antler danker aan.
'Nou, Gerben, wat zeg jij er zelf van?'
'Als er een kans is wil ik die benutten, zonder meer.'
'Jullie zijn stapelgek, laat je dat gezegd zijn.'
Jan slaat geergerd zijn boek dicht en staat op om naar Gerben
toe te !open. .
'Wees verstandig en laat je niet beetnemen, man. Je kunt toch het
risico niet nemen. Je gaat voor lange tijd de bak in als je daar al
mee klaar komt.'
Jan zegt het met ergernis in zi jn stem, maar Gerben laat zich door
hem niet vermurwen.
'Als ik de kans krijg om ertussenuit te gaan, doe ik dat.
Niemand houdt mij tegen.'
'lk heh je gewaarschuwd, hoor.'
'Weet ik. Daar hen ik je dankbaar voor.'

117
De toon waarop Gerben het zegt klinkt allesbehalve dankbaar.
Inmiddels hebben andere soldaten in de gaten gekregen wat
er aan de hand is. Het kaartspel wordt gestaakt om te luisteren
naar de discussie tussen Jan Brouwer en Gerben
Hollevoet, die bijgestaan door Kees Peters het een of ander
wil ondernemen. 'Wat zijn jullie daar nou aan het doen,
mannen ?'
Hendrik Hansing is overeind gekomen en belust op een
geintje sluit hij zich bij het drietal aan.
'Nou, die sufferd wil e tussenuit knijpen.'
'Wie? Gerben ?'
'Ja, hij wil proberen om naar huis te komen en bier, Kees wil
hem daarbij nog helpen ook.'
Jans stem klinkt heel verontwaardigd. Hendrik fronst zijn
voorhoofd en lijkt diep na te denken.
'Nou ja, echt onmogelijk is bet natuurlijk niet. Er zijn altijd
mazen in het net waar je doorheen kunt kruipen.'
'Jij ook al. Jullie lijken wel allemaal niet goed wijs.'
Boos draait Jan zich om en pakt zijn boek om weer verder te
lezen. Intuss n beginnen anderen van de sectie zich met het
geval te bemoeien en ontstaat er een levendige discussie over het
wel dan niet mogelijk zijn vaneen ongezien vertrek uit het
kantonnement. 'Je kunt mogelijk in burger leren gaan.' •
'En we moeten wat aan je dokteren om je ouder te laten
lijken, Gerben, anders is het verdacht.'
'Daar komt dan nog bij dater een fiets moet k men, want
anders kun je bier niet vandaan komen. Met de trein of de
bus is bet onmogelijk.'
Er warden allerlei voorstellen gedaan en enkele problemen breed
uitgemeten. Ondertussen zijn ze al zover gekomen dat bet
een vanzelfsprekendheid is dat Gerben de plaat zal poetsen.
'Hoe komen we aan burgerkleding, jongens ?'
Hendrik haalt het probleem naar voren waar ze allemaal
mee zitten. De een voor de ander heeft zijn burgerkleren in
de loop van de tijd mee naar huis genomen, zodat er in heel de
school geen kleding bij elkaar te scharrelen is om Gerben aan
te kleden.
'We moeten eens bij die uitdrager gaan kijken. Voor geld en goeie

11 R
woorden is daar beslist wel bet een en ander te•rommelen.'
Gerrit Maters doet een voorstel waar noggeen mens aan gedacht
heeft, maar waar zeker mogelijkheden in zitten.
'Verdraaid, da's een goed idee.'
Gerben is meteen enthousiast en na enig overleg gaan ze op weg
naar de voddenman, die er een handeltje in tweedehands kleding
bij heeft.
Jan Brouwer die zich nu toch wel aangesproken voelt, legt zijn
boek weg en sluit zich bij de anderen aan. Met een man of acht
stappen ze naar buiten, op weg naar de voddenboer om daar eens
een praatje mee te gaan maken.
Ze zijn nog niet lang onderweg of ze warden door een paar
mannen van de militaire politie aangehouden.
'Waarheen is de reis, mannen ?'
Een barse wachtmeester heeft zich wijdbeens voor hen geplaatst.
'We zijn op weg om bij kennissen een bakkie koffie te gaan
drinken, wachtmeester.'
Hendrik zegt bet met een stalen gezicht en de beroepsmilit ir
kijkt hem doordringend aan. De man is door schade en schande
wijs geworden en kent zijn pappenheimers, vandaar zijn wan
trouwen.
'Waar is dat en bij wie?'
'Bij Grotendorst, handelaar in oncourante goederen.'
'Wat. -:> B''11 w 1• e. . . .;> Ken 1'k n1• et.'
'Nou, da's jammer, wachtmeester Ik zou zeggen, loop met ons
mee, dan kunt u zich ter plekke overtuigen.' •
De man weifelt zichtbaar en lijkt even op het voorstel van
Hendrik in te willen gaan. Die lacht gemoedelijk, terwijl zijn
maats met kromme tenen in hun schoenen afwachten wat er zal
gebeuren. Als de man het in zijn hoofd haalt om mee te gaan, zijn
ze er gloeiend bij.
'Loop maar door, maar zorg dat jullie beschikbaar bent als dat
nodig mocht zijn.'
'Tot uw orders, wachtmeester.'
De soldaten groeten en lopen door met het gevoel dat ze achterna
warden gekeken.

119
'Jongens, ik begon hem aardig te knijpen.'
Gerrit Maters zucht en vertolkt daarmee de gevoelens van de
anderen.
'Hij begreep niet wat je bedoelde met Grotendorst. Ha, ha, ha,
ha ... !'
Jan merkt dit zo Iangs zijn neus weg op en dan pas begrijpen
de andere jongens de grap van Hendrik.
'Nou, Hendrik, je bent me er een.'
'Altijd al geweest, jong.'
Het klinkt gemoedelijk Acbterboeks en weer heeft de soldaat
de Iacbers op zijn hand. •
De handelaar in tweedebands goederen, die overigens
helemaal geen Grotendorst beet, maar vanwege bet Justen
van flinke boeveelheden geestrijk vocbt zo genoemd wordt
door Hendrik Hansing, die daarover kort geleden iets beeft
gehoord, is thuis en ontvangt de groep soldaten niet zonder
wantrouwen. Want door bun eigenaardig gedrag beseft de
man dat bet bie·rgaat om iets waarvan hij waarschijnlijk
slechter gaat worden, vandaar zijn wantrouwen.
'Wa kank veur jullie doen, manne?'
'We zitten met een probleem, mijnbeer. Deze jongeman
moet naar huis en zoals u zeker bekend zal zijn mag niemand
van ons Wageningen verlaten. Vandaar dat we een beroep op u
doen ons te helpen.'
Hendrik voert bet woord en de voddenboer Ioenst van de een naar
de ander, niet begrijpend waar ze been willen en wat hij er mee te
maken beeft, dater eentje tussenuit wil knijpen.
'Daar komme gelaezer van.'
'Da's bekend, daarom moeten we heel voorzichtig te werk gaan.'
'Best, maar war mot ik daer dan mee ?'
'Wij zouden van u graag wat kleren willen lenen, want zo kan hij
niet weg.'
De man bekijkt Gerben met een blik of hij water ziet
branden, maar dan begint er bij hem toch iets te dagen.
'Ach, ik snap bet al. Ha, ha, ha, ha, ha ... '
Maar dan verstrakt zijn gezicht weer en kijkt hij Hendrik

120
bedremmeld aan.
'Weete, ik ben een man die altijd achteran hift gelegen en die, asse
er klappe valle, licht een mep meekrijg, vandaar dat ik me eige
affraag: sit er nog risico an voor mijn ?'
'Voor geen cent. Wie kan weten dat u ons kleding heeft gegeven.
We hebben dat toch zomaar geleend van u.'
'Geleend?'
'Geleend, ja.'
'Ooo ... !'
'Nou dan, laat eens zien wat u kunt doen om een arme soldaat,
die ziek van ellende is, te helpen. Doe als goed vaderlander wat
voor een man die zijn geliefden lange tijd niet heeft gezien.'
Het is een bijna dramatische voordracht zoals Hendrik·zijn
woorden presenteert. Maar het gevolg is dat de man hen nodigt
binnen te komen om daar verder te kijken.
'Korn er effe in, manne.'
'Dat doen we graag, mijnheer.'
Ze worden in een piepklein achterhuis gelaten, waar de vodden in
zakken liggen opgestapeld en een deel uitgezocht spul., dat
waarschijnlijk hogere waa den heeft, apart op een stapel ligt.
'Hoe hadden jullie gedacht dit te regelen ?'
Het is duidelijk dat de man bedoelt hoe een en ander financieel zal
worden aangepakt., want ten slotte heeft hij geen filantropische
instelling, maar is een voddenman die slechts met moeite een
karige boterham kan verdienen. Door de jaren heen wijs
geworden, weet hij dat elke cent er een is en heeft hij een fijn
gevoel ontwikkeld waar zo nu en dan een extraatje te pakken is.
En hier doet zich zo'n moment voor, al weet hij dat er van
soldaten niet zo bar veel te plukken valt.
'U bedoelt dit ?'
Als Hendrik dat zegt, maakt hij het bekende gebaar met duim
en wijsvinger, wat overal ter wereld duidelijke taal spreekt.
'Krek, jong, je hebt het begrepen.'
'Natuurlijk willen wij er iets tegenover stellen., maar u moet
begrijpen dat wij stuk voor stuk niet veel te bieden hebben.
Van uw kant mogen we toch wel een beetje begrip verwachten
voor

121
icnrnud die jn nood vcrkccrr; dut Jlc gcholpen moct wordcn/
'Ju, dn wel 1.0, n1nur Jk 111oc:t ook Jevc:u, dat begrijpcn de
mann toch zekc1· wcl.1
'Luten we btgrip hebbcn voor clknnrs probJcmcn, dat lost al t:'cn
helcboel op f'
'J0,.. dUt I•S z,o.
cLnllt nou eens kijkcn wat u voor ons kunt doen.'
'Out zol wel lukken, dunkt me.'
De dnad bij het woord voegcnd duikt de voddenman achter
een bcdstcegordijn in het nchterhuis en diept daar een oud
zwart pak op. Hij houdt het triomfantelijk omhoog en bekijkt
Gerben met kennersblik.
'Zal wel een tikkeltje te groot zijn, maar dat mag niks
binderen.' 'Aanpassen, Gerben.'
Hendrik heeft de leiding genomen en zet de ander aan bet
werk. 'Korn op, Gerben, trek je uniform uit en pas dit fraaie
costuum aan.'
Jan Brouwer begint er ook de aardigheid van in te zien en
mengt zich in het gesprek, wat hij begeleidt door deskundige
adviezen. Gerben laat z'n broek omlaag zakken en stapt in zijn
onderbroek door bet acbterhuis. Zijn behaarde magere benen
steken helder wit af bij de niet zo schone forse onderbroek,
model achttien tacbtig, waarvan de pijpen tot over de
knieen reiken. Wat onwennig trekt Gerben de zwarte broek
aan om dan te consta teren dat bet kledingstuk hem vele
maten te groot is.
'Is er geen ander, ik bedoel een kleiner model aanwezig?'
Hij kijkt de leverancier bedenkelijk aan. Die trekt zijn voorhoofd
diep in de rimpels en baalt zijn schouders op.
'Wat leuter je toch, man, die boks is best. As bij te klein zou zijn
kon jeer jeeige niet in gefrommeld krijgen, zodat je niks te
klagen hebt.'
Een tikkeltje hulpeloos kijkt Gerben de kring rond en ziet
gezichten die zowel lachlust als bedachtzaamheid uitstralen.
'Zo kan ik toch niet langs de weg, jongens ?'
Hij steekt in wanhoop zijn banden opzij en bekijkt
zichzelf hoofdschuddend. 'Het lijkt nergens op.'

1??
'J' kunt er best mee uit de voeten.'
Hendrik meent het in alle ernst en beziet de ander met een schuin
gehouden hoofd. 'Trek het jasje eens aan.'
'Die jas is ook veel te groot, man.'
Zanik niet, aantrekken.'
Gerben wordt vrij onhandig door de voddenman en Hendrik in de
jas geholpen en ziet er dan uit als een komiek die op het punt taat
een voorstelling te geven. -Het gezicht dat hij daarbij trekt spreekt
boekdelen en het werkt dusdanig op de lachspieren dat de vrouw des
huizes om de hoek komt kijken om te zien wat de reden is voor zo'n
hilariteit in het achterhuis. Als ze daar Gerben aantreft in het te
grote zwarte costuum, plooit er een brede lach om haar mond,
want de aanblik is meer dan kostelijk.
'Ailotte naer de kaark, jong?'
'Niles niet.'
'Het lijkt er op dadde een soort domenee benne.'
Er is even niemand meer die aan verlof denkt, want het geval dat
zich in het achterhuis van deze eenvoudige woning afspeelt is
meer dan vermakelijk en zorgt voor de zo nodige afleiding. Er
worden grappen gemaakt en Gerben weet met zijn figuur geen
raad.
'Ile kan zo toch niet de straat over, jongens. Moet je eens kijken
hoe ik er uit zie.'
Machteloos spreidt hij zijn armen, waarbij blijkt dat hij amper in staat
is om met zijn yingertoppen buiten de mouwen van de jas te komen.
'We moeten er iets aan doen, maar het ·kan best; een betere
vermomming is niet denkbaar.'
Hendrik zegt het in alle ernst en meent ook wat hij zegt. 'Je
meent het, Hendrik?'
'Absoluut, hoor. Het moet alleen een beetje aangepast worden.
Maar dat zal wel lukken.'
'Hoe dat dan ?'
'Laat dat maar aan mij over.'
De rest van het gezelschap is best bereid een en antler aan de Achterhoeker
over te laten, want Hendrik Hansing kennende,
weten ze allemaal dat hij een knul is met een heleboel humor
in zich, die op gezette tijden daar heel goed mee voor de dag weet
te komen. Ook dit is weer een ogenblik waarop Hendrik zich van
de humoristische kant laat zien en bovendien toch alles doer
om Gerben re helpen.
'Moet je luisreren, we moeren de rest aanpassen bij je kleding,
anders loopr het in de gaten. Reken er gerust op dar overal
parrouilles lopen, her wemelt van de militaire politie. Je moer de
indruk wekken iemand re zijn die geen soldaar kan zijn. Dar kan
door twee dingen bereikr worden, namelijk dat jeer te oud uir zier
en bovendien moet je een heel dom uiterlijk hebben.'
'Waarom is dat dan ?'
Gerben heeft het laatste nier helemaal door. Te oud begrijpt
hij, maar dat hij er dom moer uit zien snapt hij niet.
'K.ijk, wie echt verstand heeft, heeft kans gezien buiten deze
troep re blijven. Dat zijn de gladdekkers. Die hebben een gezicht
waar de eigenwijsheid van afsrraalt, want ze weren zich
onkwetsbaar. Voor het leger ben je trouwens niet gauw te dom,
want de grootste sufferd is in staat om een geweer af te schieten.
Wat jij moet hebben is een uiterlijk dat de grootste onnozelheid
uitstraalt. Als ze jou willen aanhouden moet je doorrijden, want
aan je uirerlijk moet te zien zijn dat een stommeling als jij niet
snapt waar het over gaat.'
'Zou dat lukken?'
Gerbens stem klinkt niet erg overtuigd.
'Natuurlijk lukt dat, maar je moet zelf wel meewerken natuur
lijk.'
'Ja, ja, wat je zegt.'
'Nou dan. Mag hij uw fiets lenen, mijnheer ?'
De voddenman trekt weifelend zijn wenkbrauwen op, want zijn
fiets is z'n broodwinning en daar kunnen geen geintjes mee
worden uitgehaald.
'Nou ... met dat ding mot ik an de kost kommen, vandaar da'k
niet zo scheutig bin om de fiets mee te geven.'
'Hoe moet hij dan naar huis komen. Lopend?'
'Nou jao, wat mok daar fan seggen ?'

124
'Leen hem uw fiets dan toch.'
Hendrik zegt het lachend en zonder een bepaalde dwang achter
zijn woorden te leggen. Na enig heen en weer gepraat, waarbij
ook bet vrouwtje ten langen leste de partij van Hendrik kiest, is
bet pleit gewonnen, op voorwaarde dat de soldaten borg staan dat
de voddenman niet zonder fiets zal komen te zitten.
'Wij staan garant.'
Kees Peters zegt het spontaan en daarmee is geregeld dat Gerben
de fiets van de voddenman mag gebruiken.
'Zo, da's dan ook weer geregeld.'
'Korn maar mee.'
De soldaten worden meegetroond naar een paardestal, waar het
rijwiel van de man gestald staat. Het is een danker hokje waar
na enig gerommel de fiets uit te voorschijn wordt gehaald.
'Kik an, dit is 'm.'
'Dat is helemaal wat we voor deze zaak moeten hebben, jong.'
Hendrik ziet het belemaal zitten en neemt de transportfiets van
de man over. Het is een zwaar rijwiel met een dubbel frame,
speciaal gebouwd om er zware lasten mee te vervoeren. Een
grote bagagedrager is voor aan het stuur gemonteerd en
aan de achterbagagedrager hangen twee immens grote tassen.
'Hier mot ik de kost mee bij mekaore scharrelen, wees er
versigtig mee.'
'Man, deze fiets zal word n vertroeteld als ware bet jouw
vrouw.' Hendrik zegt dat wel, doch de vergelijking met de
vrouw des huizes is niet zo goed gekozen. Want, bij bet zien
van de vrouw, zal elke neiging tot vertroetelen gauw over zijn
omdat er van uiterlijke schoonheid geen sprake is. Het
gegroefde gezicht wordt ontsierd door een paar opvallende wrat
en en aan haar ki zitten een paar telkenmale afgeknipte
baardharen, die na het knippen weer hardnekkiger voor de dag
komen. Er wordt dan ook zachtjes gegrinnikt als Hendrik dit
zegt, omdat elk van hen er de humor van in ziet.
Gerben heeft inmiddels de fiets ter hand genomen en is van plan
om te vertrekken. Maar bet mag dan tot op dat moment grappig
zijn geweest, nu het ernst begint te worden beseft Hendrik dat het
op deze manier niet kan. De vermomming is te opzichtig en geen
enkele militaire politieman trapt daar in.
'Oat gaat zo niet, Gerben. We moeten er nog wat aan doen. Ik
bedoel, jij moet nog wat meer bewerkt warden.'
'Waarom? Ik wil onderhand wel gaan, hoor.'
'Jij gaat als ik zeg dat jeer klaar voor bent en geen minuut eerder.'
Het is Hendrik ernst en dat ontgaat Gerben niet. Maar hij heeft
zo'n groot verlangen om naar huis te gaan, dat de anderen gewoon
medelijden met hem hebben. Gerben, normaal een fijne kame
raad, is nu even doorgeslagen. En niets of niemand kan daar iets
aan doen. Zelfs een dokter, die duidelijk zou constateren dater bij
Gerben meer aan de hand is dan niets, zou in zo'n geval
machteloos zijn. Het leger is in een hoge staat van paraatheid
gebracht en daarmee is voor menselijke gevoelens geen plaats
meer. Door een simpel bevel van hogerhand worden banden
afgesneden en gevoelens doodgemaakt.
Toch is een persoon als Gerben een gevaar voor zichzelf en zijn
omgeving, omdat hij in de situatie waarin hij zich bevindt gekke
dingen kan gaan doen. Maar met gevoelens van heimwee of ziek
zijn van de ziel, daar wordt geen rekening mee gehouden. Hij zal
worden veroordeeld wegens lafueid of zwaar veronachtzamen
van gegeven bevelen. Hoe het ook zij, voor een man als Gerben
Hollevoet is geen pardon. Vandaar dat Hendrik op zich heeft
genomen om in dit geval, dat hij zo heel goed begrijpt, te helpen,
ook al is hij slechts een simpele dorpsbakker. Hendrik weet bij
intuitie meer van menselijke psychologie dan de legerleiding, die
slechts kan !even bij bevelen en orders, gelijk een machine die
doet war er gebeuren moet als de knop wordt ingedrukt.
Menselijke gevoelens zijn daarbij uitgeschakeld.
'We moeten jou nog een beetje bijwerken, Gerben. Zoals je nu bent
zie je er uit als een soldaat die probeert te vluchten. Dat kunnen we
niet hebben, jong. Laten we jou een tikkeltje ouder maken.'
Met een lucifer steekt hij een stuk papier in brand en maakt van de
as een papje. Daarmee begint hij voorzichtig bet gezicht van
Gerben te bewerken, waarvan bet resultaat gezien mag worden.

11'\.C
Met een paar bijna on ichtbare vegen onder de ogen wordt de
soldaat ineens jaren ouder'en ook worden enkele rimpels op zijn
voorhoofd met de zwarte smurrie geaccentueerd.
'Is er soms nog een oude hoed, die_we hem kunnen opzetten?'
'Jawel, die Iigt er nog wel, wacht effe die gao ik haole.'
Het vrouwtje zegt dit en schommelend verdwijnt ze uit het
achterhuis, om even later met het gevraagde terug te komen. Ze
heeft een oude, zwarte hoed met brede rand bij zich, waar
schijnlijk gemaakt in het prille begin van deze eeuw.
'Zet op je harsens, jong.'
De vrouw plant de hoed op Gerbens hoofd en het resultaat is de
aanblik van een lorrenman die brutaal de wereld in kijkt.
'Dit is wat we hebben moeten.'
Er wordt gelachen en ze kloppen Gerben enthousiast op zijn
schouders.
'Zo mien jong, nou hist klaor umme te gaon.'
Genoegzaam babbelt Hendrik in zijn-gemoedelijke dialect en hij
beziet het resultaat van de vermomming met voldoening.
'Durf je bet echt aan?'
Jan Brouwer blijft zijn twijfels houden over de ondememing, maar
Gerben is zo vol om naar huis te gaan, dat _hij zelfs in z'n blote
kont zou gaan als hij er toestemming voor kreeg.
'Nou moet je goed naar mij luisteren, Gerben. Wij hebben jou
geholpen en nou ligt het aan je zelf om er van te maken water van
te maken valt. Denk er om, als het fout gaat, dat je ons er buiten
laat. Is dat duidelijk ?'
Hendrik heeft met zijn grote hand Gerben bij zijn veel te grote jas
gepakt en schudt hem zachtjes heen en weer. 'Denk er om, dat je
onze kameraadschap niet beschaamd zet. En doe geen gekke
dingen. Zorg er voor dat je op tijd binnen bent. Ik zorg dat ik
straks hier hen om je op te wachten. Je hebt niet meer dan een uur
om thuis te zijn. Denk er om, op tijd weer bier, hoor !'
Hij kijkt de landloper strak aan en Gerben beseft dat het gemeend
.IS.
'lk kom op tijd terug, Hendrik, op m'n woord.'
'Da's goed, mien jong, gao nou, schiet op met ouw.'

127
De deur van bet achterhuis wordt opengezet en Kees Peters kijkt
voorzichtig de straat in; speurend naar eventueel onraad. Maar
afgezien van een paar wandelaars is er geen mens te zien.
Gerben
• duwt de fiets naar buiten en stapt op. Zonder om te kijken
fietst hij _destraat uit op weg naar bet Lexesveer, de pont die de
Betuwe met Wageningen verbindt.
'Ik ben er niks gerust op, jongens.'
Jan Brouwer zucht en kijkt bedenkelijk naar Hendrik., die hem
met een brede grijns aankijkt.
'Korn mar mee na r binne, en drink een kommegie koffie met
ons mee', nodigt bet vrouwtje.
Die uitnodiging nemen ze aan, wat tot gevo1g beeft dat ze tot de
ontdekking komen dat bet echtpaar een dochter heeft. Ze beet
Marietje en is naar de mening van Kees Peters een alleraardigst
.
me1s1e.
.
15

De winter brengt met zich mee dater van huis schaatsen


worden meegebracht, waarop de soldaten, als ze vrij van dienst
zijn, zich kostelijk kunnen vermaken.
In de buurt van 9-e Grebbelinie, in bet veld bij Wageningen en in
de nabijheid van de berg, is ijs genoeg om een baantje te trekken.
Het graven in de grond voor de stellingbouw is een onmogelijk
heid geworden en komt op een heel laag pitje te staan. Het heeft
de laatste week niet meer gesneeuwd, zodat de sneeuwruim
ploegen niet meer nodig •zijn, tenminste voorlopig. Om de
soldaten bezig te houden heeft men van hogerhand iets bedacht
wat de manschappen niet doorzien, zodat ze •daarom, op een
enkele uitzondering na, voor de bijl gaan. Als steeds meer
soldaten in het·.bezit zijn van schaatsen, beginnen de kopstukken
daar belangstelling voor te krijgen. Want omdat het nu eenmaal
zo is dat defensie weinig of niets mag kosten, is improvisatie
bijkans gemeengoed geworden.
'Ik heb gehoord dat we extra vrij krijgen om te schaatsen. Dat ter
compensatie voor de ingehouden verloven.'
Een soldaat merkt dit tussen de middag Iangs zijn.neus weg
opals de sectie snert zit te lepelen.
'Je meent het_.'
'Gehoord van een schrijver.'
'Zo ... '
Bedachtzaam gaa.n de lepels in de etensketels en tikken daarbij
ritmisch op de rand van hun .vertinde keteltjes.
'Dat kan best eens waar zijn, jongens.'
Jan Brouwer, die de woorden van de spreker heeft overdacht, laat
dit als zijn mening horen.
'Ik ben niet zo goed van vertrouwen, Jan.'
Hendrik lacht en kijkt over de rand van zijn etensketel naar Jan
die, met een gezicht waarop bijna kinderlijke onschuld staat·

129
afgebeeld, hem aanstaart.
'Laten we nou eens een keertje hopen dat ze bet goede met ons
voor hebben, jongens.'
Kees Peters' stem klinkt hoopvol en in die stemming is bet al
spoedig zo, dat er aan bet gerucbt geloof wordt geschonken.
Als ze na het eten nog even bij elkaar zitten, duurt he!niet Jang
of bet is tijd voor het middagappel. Als de soldaten naar puiten
gaan

.o.11svnJ
en
m a a n te treden, worden zo bier en daar de woorden schaatsen
. . opgevangen.
'Compagnie ... Geeft acbt ... !'
Het is een alledaags weerkerende ceremonie, waarvan iedereen
het gebeuren als een soort automatisme aanvaardt. Her pro
gramma wordt dan ook zonder enige gedachte of gevoelen
afgewerkt. Slecbts nu en dan wordt er een mededeling aan het
laatste woord toegevoegd, dat enige belangstelling geniet. Uit- .
zondering daarbij is als er over verlof wordt gesproken, dan kan
de spreker altijd rekenen op een aandachtig gehoor. Indien de
aankondiging positief is, dan zal er een tevreden gemompel door
de rijen gaan. Is bet soms negatief, dan klinkt een onderdrukt
gegrom en staren de gezicbten dreigend naar het kader, dat zich
voor de compagnie heeft opgesteld.
'Mannen !'
Het duurt even voor de sergeant-majoor de aandacht heeft.
'Mannen, luistert ... J'
Langzaam daalt de stilte over de rijen soldaten, die zachtjes bun
koude voeten bewegen en met rode oren afwachten wat er nog te
zeggen is.
'Ik heb gezien dat jullie je met schaatsen goed hebt vermaakt, is
het niet?'
De toon van zijn stem is zalvend en dat maakt een deel van de
manschappen wantrouwend. Terwijl een ander deel zich bij
voorkeur al vrij zict krijgen om te gaan schaatsen.
'Wie van jullie heeft schaatsen bij zich? Ik neem aan bijna
iederccn ?'
De majoor last z'n ogen gaan longs de drie dubbele rij
soldaten, die hem met gemengde gevoelens aankijken.
Maar majoor

130
Overbeek is een man door de wol geverfd, hij kent zijn mannen
beter dan dat die zelf in de gaten hebben. Vandaar dat hij
precies weet uit welk vat hij moet tappen om te krijgen wat hij
zich voorgesteld heeft.
'Wat ·zouden jullie er van vinden om eens een poosje te gaan
schaatsen ?'.
Hij zegt het op een manier die de indruk wekt, dat er nu iets gaat
gebeuren dat tot een van de meest aantrekkelijke dingen van het
soldaat zijn behoort.
'Hebben jullie de schaatsen bij de hand?'
Er klinkt verward gemompel, omdat er soldaten zijn die ten
opzichte van de dienst een altijd blijvend wantrouwen koesteren.
'lk stel voor dat we maar eens een poosje moesten gaan
schaatsen. Wie zijn schaatsen bij zich heeft, die treedt dadelijk
naar voren. Voor hen die niet in he bezit zijn van schaatsen,
of geen zin hebben mee te doen, heb ik een heel aardig werkje
bedacht.' Hij lacht bij die woorden, omdat elk van de soldaten
weet wat hij zo ongeveer bedoelt me·teen heel aardig werkje.
Dat is altijd iets wat niemand uit zichzelf zal doen en waar men
zeker een hekel aan beeft. ·
'Schaatsenrijders uittreden ... maaaarrrsss ... !'
Het blijkt dat bijna de hele compagnie uittreedt en slechts een
paar soldaten niet in bet bezit zijn van schaatsen.
Majoor Overbeek kijkt met voldoening langs de rijen en consta
teert dat hij in zijn opzet geslaagd is.
'Schaatsenrijders naar binnen. Van de niet-schaatsers wordt de
naam opgeschreven, zij krijgen nadere_bevelen.'
Hij kijkt aandachtig langs.de rijen soldaten die vergenoegd zijn
dat ze hun schaatsen mogen halen, want een middagje vrij zijn
lijkt hen allemaal wel. Bij de mannen die bij de niet-schaatsers
behoren, staat ook Hendrik Hansing, terwijl hij een van de
snelste rijders is van de compagnie. Jan Brouwe kijkt met een
schuin oog opzij naar Hendrik, die met een uitgestreken gezicht
doet of zijn neus bloedt.
'Waarom ga je niet mee, Hendrik?'
Jan fluistert, zonder daarbij zijn lippen merkbaar te gebruiken.

131
'Zal me een beetje laten beetnemen, makker. Moet je dadelijk 'ns
opletten.'
'Opletten, wat dan ?'
De soldaten gaan enthousiast naar binnen om hun schaatsen te
halen en zich verder voor het schaatsfestijn gereed te maken.
'Moet je dadelijk eens opletten. Ik wed dat de sufferds in de
boot worden genomen, zonder dat ze daar nu erg in hebben.'
Hendrik grijnst, maar blijft recht voor zich uit kijken.
'Ach, jij altijd.'
Jans stem klinkt geagiteerd, want het is eigenlijk zo, dat Hendrik
altijd wat te wantrouwen heeft:
'Let op mijn woorden, jochie.'
Hendrik snuift hoorbaar en Jan weet niet of dat van boosheid dan
wel van genoegen is.
Op een paar manna is heel de compagnie naar binnen gegaan om
aan het verzoek van de majoor t e• voldoen. Er is geen bevel
gegeven om met de schaatsen naar buiten te kom_en, vandaar
dat er geen wantrouwen is bij de soldaten. Een enkele
uitzondering daargelaten.
Een sergeant van de lichte mitrailleurs komt naar de niet
schaatsers toe om hun namen te noteren. Het is een
dienstplichtig onderofficier en een van de besten, waarmee de
manschappen het goed kunnen vinden.
'Jouw naam ... ?'
'Hendriksma, sergeant.'
'En jij?'
'Hansing, sergeant.'
Sergeant Hevelman glimlacht om het uitgestreken gezicht van
Hendrik en schrijft diens naam op. De jonge onderofficier., die
heel goed weet dat Hendrik een van de beste schaatsenrijders
van de compagnie is, doet of hem dat niet bekend is en schrijft
de naam van de Achterhoeker in zijn boekje.
'Naam?'
'Brouwer, sergeant.'
Ook Jans naam wordt genoteerd en zo zijn er nog een paar. Het
blijkt dater bij de tweede compagnie slechts negen zijn die niet

132
schaatsen, een heel aanvaardbaar aantal waarmee men uit de
voeten kan.
'Zo, jullie zijn opgeschreven. Dadelijk melden bij de sergeant van
de week. Is dat duidelijk ?'
'Volkomen, sergeant.'
Hendrik lacht uitdagend, maar de sergeant reageert er niet op.
'lngerukt . . . mars.'
De groep begeeft zich naa_rbinnen, waar, in bet vanouds
gebruikelijke onderwijzerskamertje, nu de sergeant van de week
zijn onderkomen heeft.
Hendrik stapt voorop om de groep te melden.
'Wij zijn de niet-schaatsers, sergeant. We moesten ons bij u
melden.' _
'Da's mooi., ga daar even staan en wacht tot de compagnie is
vertrokken. Ik hen even bezig.'
Hij verdwijnt met een handvol papieren in het kamertje. Op dat
moment klinkt de fl.uit van de majoor, waarop de compagnie moet
aantreden.
'Aantreden "
Vlugger dan anders maken de soldaten zich gereed. Allen hebben
bun schaatsen over de schouders hangen - en onder vrolijke
uitroepen haasten ze zich naar buiten., waar inmiddels ook het
voltallig kader zich heeft verzameld. \ •
In de hal van de school staan de niet-schaatsers te kijken, waarvan
Hendrik Hansing de woordvoerder is.
'Nou moet je dadelijk eens opletten., mannen.'
Hij lacht vermaakt als de compagnie bijna dringend naar buiten
gaat om te gaan schaats n.
'Wat denk jij dan dat er gaat gebeuren? Die lui gaan gewoon
schaatsen.'
Jan Brouwer kijkt een beetje verontwaardigd naar Hendrik, die
hem als bewijs van goede verstandhouding, een mep op zijn
schouder geeft.
'Moet jenog een paar minuten wachten, Jan, dan heb jij nog nooit
van je !even zo'n teleurgestelde troep gezien.'
'Hoe dat dan ?'

133
'Moet je opletten.'
Hendrik geeft geen verder commentaar, maar blijft vrolijk
lachend naar buiten kijken, waar de rest van de compagnie zich
verdringt om zich in het gelid op te stellen. Terwijl de
man schappen zich in een rot van drie voor de school opstellen,
loopt majoor Overbeek al tellend voor de compagnie langs, om
dan met genoegen te constateren dat de compagnie zeer snel
heeft kunnen aantreden. Hij zou bijna denken dat bet tempo
waarin dit is gebeurd sneller is dan ooit tevoren.
'Compagn1•e I'
De gesprekken verstommen en men let op war er verder zal
komen.
'Het is zonder meer verheugend te constateren, dat de compagnie
binnen de vijf minuten kans heeft gezien naar binnen te gaan en
zich gereed te maken om te vertrekken. En daarbij ook nog een -
deel van de kleding voor her- schaatsen heeft aangetrokken.
Werkelijk, ma en, een compliment waard.'
En zowaar, de majoor grijnst; iets wat zelden gebeurt en geruigt -
van zi jn grote tevredenheid. .
'Luistert. Gezien het enthousiasme waarmee jullie reageren op
bet voorstel te gaan schaatsen, doet het ons deugd te
kunnen tegemoet komen aan jullie verlangen. Waarbij her nuttige
met bet aangename verenigd kan worden.'
Terwijl de majoor zijn verhaal verder afsteekt, stoot Hendrik
Jan aan met de opmerking dat die moet opletten water gaat
gebeuren. 'Nou opletten, makker.'
'Wat dan ?'
Hendrik legt zijn wijsvinger tegen zijn Iippen en
grijnst. 'Stil nou. Moet je zien war er gebeurt.'
Majoor Overbeek straalt een en al welwillendheid uit en het
lijkt wel of nog geen van de soldaten door heeft dat hij de boel
in de hand heeft, waarbij de compagnie in de wurggreep is
genomen. 'Maar, mannen, laten we er nu niet helemaal een
aardigheidje van maken, maar de zaken nuchter onder ogen
blijven zien. De ernst van de tijd gebiedt ons zorg te dragen dat
ons leger volkomen voor zijn taak is berekend. In tijd van
oorlog moet de Nederlandse
soldaat in staat zijn de vijand geoefend tegemoet te treden. We
weten allemaal dat het tijdens een oorlog noodzakelijk kan zijn om
ons vlug te verplaatsen. Vandaar dat ook in een geval als nu met
ijs, het nodig is om te oefenen dat we ons snel ergens anders been
begeven. Maar in oorlog is het ook noodzakelijk dat een soldaat
zich kan verdedigen, of dat hij in dekking gaat bij grote
tegenstand. We gaan nu gezamenlijk oefenen. Al onze spullen
gaan mee en wel de volledige oorlogsbepakking.'
Hij loopt een paar passen voor de compagnie langs en moet stellig
opmerken dat de opgewektheid op de gezichten van de man
schappen verdwijnt als sneeuw voor de zon.
'Hoor je het, knuppel ?'
Hendrik geeft Janeen duw met zijn elleboog eI?, glundert van oor
tot oor.
'Wei verdraaid, man, je hebt gelijk ... '
Jan kijkt naar buiten alsof hij nog niet helemaal begrijpt water
gaande is. Maar Hendrik heeft zijn gezicht al weer helemaal in de
plooi en ziet met gemaakte onnozelheid dat een ogenblik later de
rest van hun compagnie naar binnen komt om zich voor de oefening
gereed te maken. •
'Da's toch maar even geluk hebben, jongens.'
Een van de niet-schaatsers wrijft zich voldaan in de handen en
voelt zich best ingenomen met de situatie zoals die zich aan hem
voor doet.
'Ben ik blij dat m'n schaatsen thuis·zijn.'
'Mijn idee, jongens.'
Moeizaam komt nu de een na de ander met ransel, wapen en
schaatsen over de schouder naar buiten. Er warden afgunstige
blikken geworpen op de manschappen die bij het kamertje van de
sergeant van de week glimlachend toezien hoe de schaatslief
hebbers naar buiten gaan.
'C ompagn• 1e "
Een commandos te_rnbruit ende mannen schuifelen gehaast
om weer in de houding te gaan staan.
'Geeft acht !'
Bijna tweehonderd paar voeten stampen op de bevror_enstraat .

.--
'Rechtsssooommmkeert ... , voorwaarts, maarrrsss !'
Daar gaan ze, bewapend, bepakt en bezakt, met bungelende
schaatsen op hun rug.
'Links, rechts, links, rechts ... !'
Majoor Overbeek stapt fier naast de compagnie, die richting
Grebbeberg marcheert om daar op een ondergelopen weiland te
gaan oefenen.
'Wat er ook gaat gebeuren, slechter dan zij bet krijgen, is voor ons
niet mogelijk.'
Hendrik lacht uitgelaten als hij ziet hoe de compagnie de straat
uit verdwijnt.
Dan komt de sergeant van de week aanlopen, die de groep met
voldoening beziet.
'Ah, negen man, dat komt goed uit. Jullie gaan naar _de keuken
en meld je bij de sergeant-kok, die zal wel zeggen water gedaan
moet
worden.'
'Wat mag dat wel wezen, sergeant?'
Hendrik vraagt bet zo langs zijn_neus
weg. 'Jullie gaan piepers jassen.'
16

Het voorjaar van negentienveertig is een en al uitbundigheid. Op


de Grebbeberg, waar door gemobiliseerden en ook wat burgers
heel de boel op de schop is genomen, is wat de natuur betrefteen
enorme verstoring gaande. Het natuurlijk leven wordt geweld
aangedaan, want het leger trekt zich van dieren die er huizen niets
aan. Het is ook een wonder, dat de zo rijke vogelstand zich
uitbundig blijft presenteren. De enkeling, die oog en oor heeft
voor wat er in bet hos leeft, kan er zijn hart ophalen omdat bet
gebied daar rijk is aan vogelsoorten. Al heel vroeg zingt de grote
lijster in de nabijheid van bet boswacbtershuis op de Konings
tafel. Zelfs als op een vroege aprildag deze vogel de sneeuw
vlokken om de kop jagen, laat bij zich daardoor niet afschrikken
en jubelt in de top van een oude eik bet hoogste lied.
Met bet zachter wordeO: van bet weer nemen ook de activiteiten
van bet leger toe. Ze gaan nu met een vrij grote regelmaat
oefenen. Dat betekent hollen, neervallen en sluip n door bet
hakhout op de Grebbeberg. Aanvallen uitvoeren op een ver m
ende vijand en met gevelde bajonetten deze te lijf gaan. Maar lang
en saai zijn de dagen als er aan en in de stellingen gewerkt
moet worden. Dat vooral omdat het merendeel van de soldaten
het werk van grondarbeider niet aan kan of daar zelfs geen gevoel
voor heeft. Er wordt dan ook weer als vanouds gesimuleerd ziek te
zijn en waar mogelijk drukken ze zicb om onder bet eentonige
werk uit te komen.
Echter, de situatie in Europa wordt grimmiger en Adolf Hitler laat
meer en meer zijn tanden zien, zodat er in Nederland een steeds
bangere vrees ontstaat dat bet vaderland ondanks de neutraliteit
niet buiten een oorlog zal blijven.
De stellingen aan en bij de Grebbeberg zijn opgebouwd als
Grebbelinie, mede bestaande uit voorposten die tot aan de grens
van de gemeente Wageningen liggen. Het zijn slecbts ondiep

137
gegraven opstellingen, met daarin een zwakke verdediging,
bewapend met mitrailleurs en oude uit achttienhonderd stam
mende zes-centimeter-kanonnetjes, die door aan een touw te
trekken, moeten warden afgevuurd. Om dat oude geschut
warden vaak grappen gemaakt, omdat de werking ervan zeer
primitief is, terwijl men van hogerhand doet ofhet een wonder
wapen betreft.
In deze voorposten is men verlegen om telefoons en beter nog een
radio, maar dat laatste is in het Hollandse leger waarschijnlijk nog
slechts als experimenteel wonder-apparaat aanwezig. Toch wordt
de soldaten voorgehouden dat in tijd van oorlog ons leger goed
voor zijn taak is berekend en zijn mannetje weet te staan.
Bovendien acht men de Grebbelinie zo sterk, dat een eventuele
vijand zich er op dood zal lopen. Dat verhaal wordt de soldaten
dan ook telkenmale voorgehouden en het horen van altijd
hetzelfde doet geloven. Dat is waarschijnlijk bier de reden van.
Vaak is ook een bepaalde wens de vader van de gedachte. Maar
het officierscorps zal in vele gevallen ook het zijne er van denken.
De voorposten, die in de richting Wageningen in het veld, in de
bongerden en weilanden zijn gesitueerd, hebben achter zich de
hoofdverdedigingslinie. Een strook verdedigingswerken lopend
vanaf de rivier de Rijn tot aan het IJsselmeer langs de Eem.
De eigenlijke Grebbelinie bestaat uit ook weer loopgraven en
gevechtsopstellingen en daarbij op gezene plaatsen betonnen
kazematten en de zogenaamde pillendozen, gietstalen koepeltjes
waarin mitrailleurs geplaatst kunnen warden. Men is van mening
dat zo'n verdedigingsgordel praktisch onneembaar is. Bovendien
wordt er hard gewerkt aan een inundatiesysteem, waarvoor een
gemaal in aanbouw is aan de voet van de Grebbeberg. Als dat
eenmaal draait zal men in staat zijn een deel van de Gelderse
Vallei onder water te zetten. Om op eventualiteiten voorbereid te
zijn, wordt er·nog een stoplijn gemaakt. Eigenlijk helemaal niet
nodig, wantons leger zal waarschijnlijk bij de voorposten een
oprukkende vijand al zo'n dreun verkopen dat hem de lust om
verder aan te vallen wel ontnomen zal zijn. Maar we zijn nu
eenmaal een voorzichtig vollc. Want, mocht er toch een doorbraak

138
plaatsvinden, dan zal deze absoluut in de stoplijn doodbloeden.
Deze stoplijn is gelegen ongeveer een kilometer achter de
eigenlijke Grebbelinie, die men later de hoofdweerstandsstrook
zal gaan noemen. De stoplijn ligt vanaf de Rijn over de
Grebbeberg en slingert achter het dierenpark langs, richting
Achterberg. Eind februari krijgt de tweede compagnie, en _dus
ook onze vriend Jan Brouwer, bericht dat men in de stoplijn te
werk zal worden gesteld, waarbij ook het gerucht de kop opsteekt
van een ophanden zijnde verhuizing.
'0nze bestemming begint meer en meer definitieve vormen
aan te nemen.'
Kapitein Hegeman praat daarover met luitenant Paardekoper, de
plaatsvervangend compagnies-commandant. Ze zijn respectieve
lijk eerste en tweede man in de compagnie en derhalve als eersten
met een bepaalde gang van zaken op de hoogte.
'lk heb gehoord, Hegeman, dat we waarschijnlijk weer richting
Rhenen zullen vertreldcen.' •
'lk heh zulke geruchten ook opgevangen, maar nog geen officiele
mededeling ontvangen.'
'Als wij in de stoplijn gaan werken, is bet toch om
verschillende redenen beter om in Rhenen gehuisvest te zijn.'
'Oat zeker, maar ik weet verder nog van niets.'
'Denkt u, Hegeman, dat we onze oorlogsbestemmirig daar ter
plekke krijgen ?'
'Daar denk ik sterk aan. Hoewel, u bent evenals ik lang genoeg in
dienst om te weten dat wij voor de meest vreemde verrassingen
kunnen komen te staan.'
'Als het zo zou.zijn, dat wij als verdedige_rsin de stoplijn komen,
betekent dat wel een grotere overlevingskans voor de soldaten.'
Er valt een korte stilte. De kapitein drinkt van zijn koffie om
daarna bedachtzaam aan zijn pijp te lurken. Zijn blik dwaalt
door het raam naar buiten en bet lijkt of zijn gedachten zich een
ogenblik op andere, verre plaatsen concentreren.
'Dat zou in theorie mogelijk zijn.'
'U bent daarin minder optimistisch ?'
Lui tenant Paardekoper kijkt de ander met een vragende blik aan.

139
Ook voor hem is het belangrijk waar ze zullen worden ingezet en
of overleving daar een grote dan wel een kleine kans zal hebben.
Ondanks het feit dat hij vrijwillig voor het leger beeft
gekozen houdt dit hem de laatste tijd steeds bezig.
'lk ben natuurlijk ook maar eert koffiedik-kijker ... '
Kap itein Hegeman steekt zijn armen in een macbteloos gebaar
OpZlJ...
'Geloof me, waarde vriend, als de Duitsers komen zal dat voor
ons verrassingen genoeg met zicb mee brengen.'
'Waarom dan?'
Luitenant Paardekoper is een man die vast gebeten zit aan
de tradities van ons leger, en denkt en handelt zoals dat een
militair betaamt, zonder daarbij een sterke eigen mening te
hebben. Anders is dat met de kapitein, die als militair
nuchterder is, met een grote kennis van zaken, omdat hij
genoeg realist is om in de gaten te houden wat een potentiele
tegenstander te vertellen heeft. Hem is bet niet ontgaan met
welk geweld de Duitsers zich bewapenen en welk arsenaal
aan wapens daar geproduceerd wordt. Daarbij heeft Hegeman
nooit uit bet oog verloren in welke staat het materieel van het
Hollandse leger verkeert. Bijna alle zware wapens zijn uit
de vorige eeuw. Mitrailleurs met een vuursnelheid van
zestig scboten per minuut zijn niet in staat om een geoefend
aanvallend leger tegen te houden. Bovendien is er geen of
weinig luchtafweergescbut. De Duitsers blijken een enorme
pantserstrijdmacht te hebben en voorts grotendeels
gemechaniseerd te zijn. Het Hollandse leger kan daar geen
of bijna geen pantserafweergescbut tegenover zetten. De
nieuwe PAG-kanonnen zijn prima wapens, maar er zijn er veel te
weinig om actief deel van een frontsector uit te maken. Bovendien
zijn er geen reserves.
'Natuurlijk kan noch ik, noch iemand anders voorspellen water
zal gebeuren als er een aanval op de Grebbelinie komt.
Geen zinnig mens weet wat ons te wacbten staat, wel wat onze
plicht is te doen als het eenmaal zover is. Maar uit bet
oogpunt van strategie zullen de Duitsers anders aanvallen dan
wij verwachten. Wij gaan er nag altijd te veel van uit hoe bet
vroeger ging en

140
trek:ken alleen lering uit voorgaande oorlogen. Maar na veertien-
.tticn is bewapening, en dan speciaal in Duitsland, zo
geper fcctioneerd, dat ik niet eens durf te veronderstellen wat
de Duitscrs in de strijd kunnen werpen. Wei weet ik zeker dat
wij in
; adltttsre linie niet beter zullen zinen dan zij die als buffer
dknen en de cerste klappen opvangen.'
- Paardekoper kijkt heel verbaasd en wacht met schuin gehouden
hoofd of de kapitein nog nader op dit onderwerp in gaat.
Voor hem is bet altijd nog zo, dat aan de achterste linie de
minste klappen mllen vallen.
'Afbankelijk van de aanval die komt, is het altijd de vraag hoe de
njand zijn eerste zet zal doen. Is bet op confessionele manier dat
de aanval komt, dan is bet de infanterie die de spits afbijt en
aanvalt. Dat natuurlijk met de nodige ondersteuning. En wat bet
laatste betreft, denk ik, dat ze daar,heel wat meer in te zenen
hebben dan wij weten. Wat bovendien een voordeel is voor hen,
dat 7,J!in eenvoorbereidend vuur onze linie f1ink kunnen
schaden. Ik wil dan nog helemaal niet denken aan bet
luchtwapen dat ze hebben, want dat opent in een oorlog geheel
nieuwe perspec tieven. De achter ons liggende oorlog heeft
bewezen, dat bet vliegru.ig in een volgende oorlog een
overheersende rol zal gaan spelen. Welke en hoe kan ik nie
zeggen. Maar reken er op dat de Duitsers na de vorige oorlog
bun vliegtuigen hebben geper fectioneerd. Watte denken van een
aantal bommenwerpers die boven de stellingen komen. Wat
moeten wij daar tegenover stellen? We weten allemaal, dat een
vliegtuig zich door een eerste of tweede linie niet laat
tegenhouden.'
'U bent niet optimi tisch, kapitein ?'
'lk probeer positief te zijn.'
'Het klinkt niet z-0.'
'Toch wel. Ile probeer daaraan te doen wat in mijn vermogen ligt.'
'En dat is?' •
'U weet dat ik vergeefs herhaalde malen heh aangedrongen
om met de compagnie een paar dagen naar Harskamp te gaan
om hen weer wat schietvaardigheid bij te brengen. Het is een
kwestie van waarschijnlijk te hoge kosten. Onderbrengen
van soldaten,

141
munitie en verzorging. Wij worden geacht volkomen geoefend te
zijn. Mijn beste luitenant, u weet net zo goed als ik, dat, wil
een militair goed met zijn wapen kunnen omgaan, hij de
gelegenheid moet krijgen om, laten we zeggen toch minimaal
een keer per veertien dagen. door oefenen zijn
schietvaardigheid op peil te houden..Onze mannen zijn vanaf
verleden jaar augustus onder de wapenen en hebben nog geen
schot gelost. Dit heh ik naar voren gebracht, maar het enige wat
je hoort is dat men ervan verzekerd is dat ons leger voldoende
voor zijn taak is berekend. Ik zeg u, dit is een utopi, een
gedachtengang van ambtelijke dwazen, die aan de hand van ver
verouderde opvaningen hun conclusies trekken.' 'Onze jongens
zullen hun plicht doen.'
Luitenant Paardekoper zegt het weinig overtuigd en kijkt
zijn directe superieur aan om die een bevestiging te
ontlokken.
'lk twijfel ook geen moment aan de inzet van de soldaten,
maar hun geoefendheid is niet voldoende als er geen ruime
schiet ervaring aan te pas komt. Zeker, we doen wat we kunnen
en dat is wat van ons verwacht mag worden, maar als je niet
zonder onderbreking oefent, gaat dat ten koste van de
weerbaarheid. Nu zijn zeal dagen in de weer geweest met
het graven en in orde brengen van de stoplijn. Dat heeft met
velddienst n_iets te maken. We zijn geen offensief leger dat
oprukkend zich snel zal moeten ingraven en daar dan ook
uitgebreid in geoefend moet worden. Wij zijn defensief en
liggen klaar om een vijand op te wachten. Wij hebben niet te
zorgen voor een agressieve aanval, maar voor een verdediging die
moet zorgen dat de vijand vast loopt op onze stellingen.'
Paardekoper schudt bedenkelijk zijn hoofd en geeft ook zijn I

mening omtrent het graafwerk ten beste.


'lk persoonlijk hen ook niet zo gelukkig met altijd maar
weer graven, graven en werken aan de stellingen. Daar leer
jesoldaten niet mee het vaderland te verdedigen. Daarbij komt
nog dat het hun interesse geheel niet heeft, vandaar dat ze
alles doen om er onderuit te komen. Hoogst onaangenaam.'
De kapitein knikt en terwijl hij opnieuw de brand in zijn
pijp steekt, lacht hij vermaakt.
'De vraag is: voor wie geldt deze onaangenaamheid, voor u of de
mannen?'
'Voor beiden.'
'Dat is in elk geval al
hoopgevend.' Dan lachen ze
allebei.
'We hebben de eed afgelegd voor koningin en vaderland en wij
• mogen onze plicht nooit verzaken. Maar toch, Paardekoper, ik
zou graag een heel andere aanpak van veel zaken willen zien.'
'Nou ja, we zullen doen wat we kunnen als het onverhoopt
zover za1 komen.'
De kapitein knikt bedachtzaam.
'Natuurlijk, en wat we doen zal altijd nog zoveel zijn dat de
vijand daar weer van zal krijgen.'
17

Uitbundig zet de lente door en presenteert zich in mooie, bijna


zomerse dagen. Wie de achtergronden buiten bescbouwing laat,
zou denken dat de soldaten die op de Grebbeberg aan het werk
zijn, daar voor bun plezier werken, want de stemming is, net als
bet weer, goed. Met de verloven gaat bet telkens rommelig en bet is
zeker niet zo dat er elke week naar buis gegaan kan warden.
Maar de vrouwen en verloofden komen daarom massaal naar
Rhenen en dat lost een deel van de problemen op.
De tweede compagnie is nu zover gekomen dat ze weet waar in
tijd van oorlog hun plaats zal zijn. Daar komt nog bij dat ze zelf
bun stellingen mogen afbouwen en camoufleren, iets wat volgens de
boge heren zal bijdragen om bet goed te doen, want als ze bet
niet g(?ed doen, dan zullen ze daar zelf de gevolgen van
ondervinden.
Boven aan de Grebbeberg, komende vanaf de sluis de berg op, is
er eerst, aan de recbterkant van de straat, een stuk hoog
beukenbos. Even daar voorbij is bouwland,waarop de boeren
rogge bebben gezaaid, die er al heel goed voor staat. Hetland is
een vierkant van zo'n slordige acbt bunder. Er achter ligt een
eikenwal die doorloopt tot aan bet dierenpark. l)e rand van bet
bouwland en de akker is de plaats waar Jan Brouwer en zijn
kameraden zullen komen als bet tot een oorlog mocbt komen.
De stoplijn is de laatste verdedigingsgordel van de Grebbeberg.
Het is een loopgraaf zigzaggend gegraven met er aan vast
mitrailleurnesten en schuilnissen, waarin de soldaten kunnen
scbuilen. Dat zijn vierkante, van planken getimmerde onder
komens, waar voor de bescherming een halve meter zand op ligt.
Goed om te schuilen voor mitrailleurvuur, maar granaten en
bommen zullen er geen enkele moeite mee hebben. Veel stelt de
stoplijn als verdedigingswerk niet voor, maar ach, men denkt dat,
mocht een eventuele vijand doorbreken tot aan de stoplijn, hij

144
dan al zo uitgebloed is, dat hij bij de stoplijn helemaal ten onder
zal gaan.
Een gelukkig optimisme voor hen die er in geloven.
Jan Brouwer is met heel de compagnie op de berg bezig om
plaggen te steken. Plaggen, die ze gebruiken om er hun posities
in de stoplijn mee te bedekken en ze zo voor de vijand
onzichtbaar te ma.ken.
De soldaten nemen hun werk niet zo serieus, want ze zijn na
altijd maar graven en stellingen bouwen wel uitgekeken op het
werk dat ze moeten doen. Vandaar dat ze soms meer stoeiend
dan echt werkend de tijd doorbrengen. Er worden grappen
gemaakt en vaak vliegt er een plag door de lucht, die de een of
and r op zijn hoofd krijgt. Dat is dan weer oorzaak dater
gevechten in.plaggen smijten ontstaan en ten langen leste is het
zo, dat heel hun gestoken voorraad is opgegaan aan gooi- en
smijtwerk. Dit zeer tot ongenoegen van korporaal Van Vliet,
die als een soort Napoleon, met geheven hoofd zich van zijn
taak als toeziend uitvoerder kwijt.
'Jullie zullen hier spijt van krijgen. Allemaal worden jullie
gemeld bij de commandant.'
Nou hebben ·ze stuk voor stuk maling aan de korporaal, die van
niemand enige sympathie geniet. Maar Van Vliet heeft wel de
mogelijkh id hen bij de commandant op rapport te smijten, met
alle gevolgen van dien. Het minste wat je dan als straf krijgt is
een extra corvee, maar dat is soms toch verdraaid lastig, als je
bijvoorbeeld net een afspraak met een meisje hebt, of iets wilt
doen dat je beter bevalt.
Op de Grebbeberg zijn de jongens van de tweede compagnie dus
doende met bet afwerken van de stoplijn. Jan Brouwer en de rest
van de sectie is met plaggenste en bezig, en nadat korporaal Van
Vliet hen met straf en wie weet wat nog al meer heeft gedreigd, is
er een poos redelijk werk geleverd.
Jan is samen met Gerben bezig om de plaggen op een kruiwagen
te laden, die dan om de beurt door hen wordt gereden. Bij de
Grebbeberg worden de plaggen op st'apels gelegd om daar
weggehaald te worden met een paardewagen, die de plaggen
naar

145
de stoplijn transporteert.
'Jouw humeur laat vandaag weer te wensen over, Gerben. Is er
iets?'
Zoals de laatste tijd vaker gebeurt is Gerben niet te spreken en
begint het er meer en meer op te lijken dat de jongen ergens over
piekert. De kameraden hebben daarover onderling al eens
gesproken en menen dat Gerben in Iichte mate last heeft van
heimwee. Vandaar ook dat ze hem in alles een beetje ter wille zijn
en als kameraad doen ze voor hem wat ze kunnen.
'Mijn humeur is niet slechter dan anders, Jan.'
Gerben zegt het opeen toon die gedeprimeerd, ja bijna apathisch
klinkt.
'Man, doe niet zo somber. Moet je eens horen hoe de vogels
zingen en bet is zulk mooi weer.'
Jan meent wat hij zegt en probeert echt om Gerben uit zijn
sombere bui te halen. •
'Hoe kun jij nou zo vrolijk zijn, Jan. De dreiging hangt_als een
donderwolk boven ons hoofd en jijdoet net of er niets aan de hand
is.'
Gerben kijkt hem verongelijkt aan en Jan·moet een paar keer
slikken om dit te verwerken. Als Gerben zo zwaar in de
moeilijkheden zit dan moet er andere hulp komen.
'Jij moet eens met de dominee gaan praten, Gerbe .'
Gerben steekt zijn schop in de grond en leunt dan met zijn.ene
arm op bet handvat. angzaam draait hij zich om naar Jan en als
hij ziet dat bet de ander ernst is, schudt hij langzaam zijn hoofd.
'Die begrijpt er niks van.'
'Hoezo, hen je bij hem geweest dan ?'
'Ja, dat ben ik.'
'Nou en ... ?'
'Wat en?'
'Heeft de dominee jou niet kunnen helpen of je raad gegeven wat
te doen.'
g'Hij snapt er geen moer van., niks.'
Het klinkt a s een snik en Jan voelt heter dan eerst nog, dater met
Gerben meer aan de hand is dan zo in eerste instantie lijkt.

146
'Waarom heeft de dominee jou niet kunnen helpen, Gerben ?'
Gerben tuurt naar de top van de eeuwenoude beuk waaronder
ze staan te praten. Hij weet niet recht waar hij met Jan Brouwer
aan toe is. Een knul net zo oud als hij, die weliswaar echt met h
m meeleeft, maar bij wie hij toch zijn hart moeilijk kan
uitstorten. 'Nee, de dominee is een beste man, maar van enkele
dingen heeft hij geen weet.'
Het lijkt wel of Gerben met zijn gedachten ver weg is en even
vergeet dat hij op de Gre}?beberg met Jan Brouwer in gesprek is
gewikkeld. Jan ziet bet aan en heeft medelijden met zijn vriend,
die hij zo graag zou willen helpen en uit de put halen, maar
Gerben is zo moeilijk te benaderen.
'Jan, ik weet dat de oorlog spoedig zal uitbreken en dater hier
vreselijk gevochten zal worden.'
Jan kijkt de ander met half dichtgeknepen ogen aan, want
zulke profetieen zijn niet zo aangenaam om te horen. Toch wil
hij Gerben niet de mond snoeren door met nonchalance zijn
woorden weg te wuiven, want mogelijk zar Gerben dan helemaal
dichtklappen. Nee, hij heeft de deur op een kier gezet en Jan
wacht maar of Gerben er nog verder door wil komen.
'Je durft veel te zeggen, jong.'
'Ja, ik weet bet zeker, Jan, al een paar maanden en ook dat ik
het niet zal overleven.'
'Wat zeg je me nou?' .
Jan is oprecht geschrokken en bekijkt de antler of die soms een
klap van·een molenwiek heeft gekregen.
'Zojuist werd ik er bij bepaald, Jan, dat ik bier bezig ben om
ijn graf te graven.'
'Man, dat meen je toch niet.'
Jan kijkt hem aan met een paar ogen groot van ontzetting. Want
of Gerben is van de kop of hij heeft echt een gezicht gekregen
en dan is dat iets wat Jan met diep respect vervult.
'Ik hoop, Gerben, dat jij ongelijk hebt, kerel.'
Jan probeert het lachend te zeggen, maar bet lukt hem slechts een
• wrange glimlach om zijn mond te leggen
'Heb jij dit met de dominee besproken.'

147
'Oat heb ik geprobeerd, maar de man had er geen goed woord
voor over.'
'0 nee?'
'Nee.'
Gerben schudt verdrietig zijn hoofd en kijkt weer naar de top van
de oude beuk alsof daar de oplossing van zijn problemen
Hgt. 'Wat heb je hem gezegd. lk bedoel, wat heb jij tegen de
dominee gezegd, Gerben, of wil je er liever niet over praten
?'
Jan is benieuwd wat de legerpredikant gezegd heeft, want het
is een man die voor zijn taak berekend is en vaak de
meest gedeprimeerde soldaat een hart onder de riem weet te
steken. 'Nou, ik heb gezegd dat ik bet er moeilijk mee heb en dat
ik te zien heb gekregen, dat de oorlog zeer binnenkort zal gaan
beginnen. Ook dat ik bier zal sneuvelen.'
Gerben zegt het als iemand die volkomen zeker is van wat hij
beweert en zich daar ook reeds bij heeft neergelegd.
'Maar wat zei toen de dominee, Gerben ?'
Jan Brouwer vraagt het bijna wanhopig.
'In eerste instantie was hij verbaasd. Het ginger oplijken dat,
als ik wilde, hij wel zou zorgen dat ik als geesteszieke uit de
dienst kon gaan.'
'Naar een inrichting ?'
'Zoiets denk ik, ja.'
'En dat heb je geweigerd.'
'Natuurlijk, ik ben niet gek!'
Gerben is nu weer de oude, zoals Jan hem kent vanaf bet
begin van de mobilisatie. Een vent waarmee verstandig is te
praten en die vaak met raad en daad zijn kameraden bijstaat.
'Ik heb hem gezegd dat dit een weg is die ons is opgelegd, die wij
niet zullen kunnen ontlopen.'
'Nou en?'
'Toen werd hij een beetje boos en zei dat ik een defaitist was.
Een vent zogezegd die de moraal van de troep afbreuk doet door
zijn gezeur en waanideeen.'
Gerben praat zo duidelijk en verstandig, dat Jan beseft dat
bier meer aan de hand is dan normaal. Hij wordt er een beetje
koud
van, want zijn vriend praat er veel makkelijker over nu hij
iemand deelgenoot gemaakt heeft van zijn gevoelens.
'lk heh bet er een poos heel verschrikkelijk moeilijk mee
gehad, Jan, dat mag je best weten. Maar nu, als bet eenmaal
zover is ben ik bereid en zal mijn plicht doen.'
Jan voelt bij deze woorden dat hem de koude rillingen over de
rug lopen. Hij weet even niets te zeggen. Gerben weet dat hij zal
gaan sneuvelen en is daar ook bereid toe.
'Je bent niet bang om te sterven, Gerben?'
Die kijkt hem aan en overweegt de woorden van Jan voor hij
antwoord geeft.
'Nee, Jan, daar ben ik niet meer bang voor, de strijd daarvoor heb
ik al gestreden.'
Jan kijkt hem met opperste verbazing aan, want hij weet dat
Gerben van huis uit niet erg gelovig is. 1

'Je weet toch, Gerben, dat een mens niet zomaar kan sterven ?'
Gerben schudt nu heel langzaa zijn hoofd en glimlacht. Het is
voor het eerst dat Jan deze uiting van gevoelens ziet bij zijn
kameraad. Duidelijk is, dat Gerben zich in bet lot heeft
geschikt en bereid is het te aanvaarden. Jan m et dat allemaal
verwerken, want hij is zeer orthodox opgevoed en er zijn in de
redenering van de ander dingen, die niet kloppen met wat hij
altijd als zijnde de oprechte waarheid heeft voorgehouden
gekregen. Het steekt hem een beetje, dat Gerben zomaar
beweert dat er spoedig oorlog zal komen. Het Ieidt mede tot een
felle angst voor de realiteit, die Jan Brouwer de huiveringen over
de leden jaagt als hij, wat nuchter der bezien, beseft waar
Gerben eigenlijk over praat. Jan wordt er door in een
neerslachtige bui gebracht. Aan de ene kant is het mogelijk dat
Gerben helemaal in de war is geraakt. Aan de andere I.cant kan
bet zijn dat hij inderdaad iets heeft gekregen dat gezien moet
worden als een Goddelijke boodschap en een waarheid aan
weinigen voorbehouden. Want bij God is niets onmogelijk, Jan
weet dat van uit zijn opvoeding beter dan wie ook. Daarbij
komt de vraag die hij zich op dat moment moet stellen: wat doe
ik er mee? Voor hem is bet een moment van grote onzekerheid.
Te beredeneren is zoiets niet, te aanvaarden nog minder. En
dan

149
reageert Jan zo als waarschijnlijk iedereen zo.u doen: in
onmacht haalt hij zijn schouders op en gaat weer aan bet werk.
Gerben volgt zijn voorbeeld, over het onderwerp wordt niet
verder gesproken omdat Jan Brouwer .daar de moed niet meer
voor heeft.
18

Het is eind april als de tweede compagnie opdracht krijgt


Wageningen te verlaten om naar Rhenen te gaan. De toestand in
verband met de oorlogsdreiging is gespannen en men trekt meer
en meer de troepen samen in de buurt van de stellingen, die bezet
zullen worden indien het tot een oorlog mocht komen. En het
begint er steeds meer naar uit te zien dat een uitbarsting langzaam
maar zeker naderbij komt sluipen.
De meest vreemde geruchten doen de ronde en er is een grote
vrees ontstaan omtrent het aanwezig zijn van een vijfde colonne.
Want er gebeuren dingen die niet zijn thuis te brengen en nadelig
op het moraal van de soldaten werken. Vooral bij nacht is het vaak
zo, dat men seinen en vuurpijlen ziet in de verte. Nooit dichtbij
en nimmer te achterhalen.
Er wordt nu dag en nacht bij de stellingen wacht gelopen en de
laatste tijd zelfs vaak met dubbelposten. De brug·bij de
Grebbesluis wordt permanent bewaakt door de militaire politie,
die is ondergebracht in een barak daar vlak in de buurt. Ook bij de
spoorbrug zijn wachtposten aanwezig, terwijl van de Grebbeberg
bepaalde gedeelten voor het publiek zijn afgesloten.
In zo'n onrustige situatie wordt de tweede compagnie van
Wageningen naar Rhenen overgebracht. Hoewel niemand aan een
oorlog wil denk n is de dreiging bijna voelbaar en zijn ze allemaal
voorbereid op het ergste wat gebeuren kan. Toch is er geen enkele
soldaat die zich een voorstelling kan maken wat een oorlog
betekent. Voor hen is het zo afschuwelijk., dat het hun
denkvermogen ver te boven gaat en geen man fantasie genoeg heeft
zich te kunnen realiseren dat hij daadwerkelijk bij een treffen met
de Duitsers zal worden betrokken.
Jan Brouwer is met zijn maats doende de school leeg te slepen en
de spullen op een vrachtwagen te deponeren. Een groot deel van
. I
hun wapens en verdere uitrusting is reeds naar Rhenen gebracht,

151
de keukenwagen is ook al weg. Maar de koks zullen zorgen
dater geen maaltijd behoeft te worden overgeslagen.
'Die kisten achterop, mannen. Korn op, een beetje vaart er
achter mag wel, hoor.'
Sergeant Mulder is belast met het toezich t op bet transport en
mede verantwoordelijk dat de compagnie op tijd in Rhenen zal
aankomen.
'Zeur niet, kerel, het is geen aangenomen werk.'
Kees Peters mompelt het voor zich heen, maar wel zo zacht dat
de sergeant er geen woord ·van verstaat. Mulder is een beste
man, maar zeker niet iemand waar je de kachel mee kunt
aanmaken. Enkelen zeulen met een zware kist
onderhoudsspullen naar buiten, waar op de vrachtwagen een
paar andere soldaten staan om de vracht over te nemen.
'Aanpakken, broeders, doe er ook eens wat aan.'
'Man, jullie hebbe ·een luizenleven bier. Je bent geen moer
gewend; dat is het.' • ..
'Als we met jullie de oorlog moeten winnen kunnen we er beter
helemaal niet aan beginnen. Waardeloos, de hele hap.'
'Mond dicht en doorwerken.'
De stem van sergeant Mulder sneert over het schoolplein,
maar heeft weinig invloed op de soldaten.
Ze gaan naar binnen.om nog meer vracht naar buiten _teslepen.
'Het zal jou wel tegenvallen, is het niet, Kees?'
Hendrik Hansing grijnst ondeugend, want hij weet dat Kees
Peters een oogje_heeft op de dochter van Grotendorst, de man die
hen heeft geholpen toen Gerben naar huis wilde. Daar is later nog
heel wat over te doen geweest en de jongens hebben danig in hun
rats gezeten. Maar wonder boven wonder is het spectakel gelukt
en kon Gerben zonder mankeren door de wachtposten heen
komen. Maar dit huzarenstuk is oorzaak geweest dat Kees die
bewuste dag het meisje een beetje te diep in de ogen heeft
gekeken, met het gevolg dat hij er nadien nog een paar keer op
bezoek is geweest om een kop koffie te drinken. Want je bent
maa·reenmaal jong en je wilt wat. Het resultaat is d'at Kees zelfs
een paar keer met de dochter van Grotendorst is wezen wandelen,
1 r-n
heel gezellig. Maar verder dan een handje geven is hij bij Marietje
niet gekomen. •
'Jullie soldaten binne allemaal hetzelfde en ik bin niet voor
iedereen, as je dat maar weet.'
Oat heeft ze tegen Kees gezegd en die beeft dat zijn vrienden
laten weten, opdat de jongens geen verkeerde indruk van bet
meisje zullen krijgen. Immers, haar vader is maar een vodden
boer, iemand die men beziet als een minderwaardig soort mens,
terwijl de man zo'n schat van een dochter heeft.
'Ja, ik had hier nog wel een poosje willen blijven.'
Kees antwoordt naar waarheid en kijkt de ander aan.
'Korn op, kerels, pak aan die kisten, opschieten.'
'Ongelikte beer, doe zelf wat.' ·
'Laat 'm z'n jatten uit de mouwen steken.'
De jongens reageren zoals dat soldaten eigen is, maar ze menen
er weinig van. Het is nu eenmaal de macht der gewoonte tegen te
werken als je iets wordt opgedragen.
'Je moet zien dat je hetecht voor elkaar krijgt, Kees, want veel
tijd zµl je er niet eer v or krijgen.'
'Waarom? Je bent._niet erg optimistisch, Gerben.'
Gerben heeft zich de woorden laten ontvallen, want hij heeft
aan het gesprek bijna niet deelgenomen. Gerben is veranderd
en dat is de jongens opgevallen. Ze zijn niet meer bang dat hij
zal doorslaan en dingen doen die onverantwoord zijn. Hij is
meer in zichzelf gekeerd dan ooit tevoren, maar niemand hoort
an hem nog enige klacht of wanklank waar het de dieiist
betreft. Dat had hen moeten attenderen op de veranc;iering die
in het leven van Gerben is gekomen. Maar met uitzondering
van Jan Brouwer is er van de jongens niet een die in de gaten
heeft wat er bij hun kameraad heeft plaatsgevonden.
'Een, twee, aanpakken. Daar gaat ie!'
Met veel gesteun en nog meer misbaar wordt een kist op de
auto gezet. Ze doen o[ er meer dan een ton gewicht in de kist
zit. Het is echter allemaal komedie om de sergeant om de tuin
te leiden. 'Stel je niet aan, kerels. Jullie lijken wel een stel ouwe
wijven.' • 'Wie weet, sergeant. We moeten maar een herkeuring
aanvragen.

153
Je weet nooit water dan te voorschijn komt.'
Er wordt gelachen en de sergeant Ioopt geergerd een eindje
bij hen vandaan, zonder echter de mannen uit bet oog te
verliezen. De soldaten doen wat hen is opgedragen. Ze sjouwen
de spullen naar buiten en laden alles op de vrachtwagen. Het is
al heel laat die avond als alles van de compagnie naar Rhenen
is over gebracht. In gebouw Irene gonst het van de drukte, want
al is de compagnie over., voor de soldaten is nog van alles te
doen en te regelen. Er klinken bevelen, die zo nu en dan
weinig meer zijn dan een ruw gebrul, als een soldaat niet
vluggenoeg doet wat hem is bevolen.
Tot overmaat van ramp komt dan het bericht dat de
verloven warden ingetrokken. Dat is na een periode van
spanning, terwijl de manschappen allemaal hard aan verlof toe
zijn.
'De situatie is dermate ernstig, dat geen verloveb kunnen
warden gegeven, ook niet voor bijzondere gevallen.' •
Dat krijgen de soldaten te horen als ze zich met de meest
uiteenlopende argumenten bij de kapitein vervoegen.
De eerste·nacht in Rhenen is somber en de jongens slapen weinig,
want het vooruitzicht niet naar huis te mogen, ligt hen allen zwaar
op de maag.
'Jij kunt naar Bertha gaan, Jan. Jij bent er een die altijd geluk
heeft.'
Gerrit Maters laat zich dat ontvallen en meent ook wat hij zegt.
Immers, het is zo, dat Jan in veel dingen boven zijn maats
is bevoorrecht. Eerst werk als compagniesschilder en later heeft
hij een paar keer als kokshulp gefungeerd.
'Je had bier ook een meisje op moeten zoeken, man, dan had
je niks hoeven zeggen. Het is jeeigen schuld moet je maar
denken.' • Jan grijnst, maar in zijn hart heeft hij, net als de
rest van de compagnie, danig de smoor in dat hij geen
verlof zal krijgen. Natuurlijk is er wel een mogelijkheid
om Bertha even te ontmoeten, maar dat betekent niet dat hij
een onbepaalde mate van vrijheid geniet.
De volgende dagen neemt de onrust en daarmee de ontevreden
heid toe onder de soldaten. Als er kuch wordt uitgedeeld zijn er

154
een paar soldaten die met dit speciaal voor hen gebakkcn brood
beginnen te smijten. Jan Brouwer verzet zich daar heftig tegen.
'Mannen, schaam je eigen om met zulk voedsel te gooien. Dat is
zonde, dat is een grote zonde I'
Jan is oprecht verontwaardigd en steekt zijn mening dan ook
niet onder stoelen of banken.
'Jij fijne kwezel, bemoei je eigen er niet mee.'
'Een mens moet zich schamen om met eten te gooien. Wij kunnen
zelf geen enkele graankorrel laten groeien.'
Er klinkt hoongelach. Jan moet bukken om de broden te
ontwijken die hem naar bet hoofd worden gesmeten.
'Hier, Brouwer, vreet maar op. Dat soldatenvoer is nog niet goed
genoeg om aan de varkens te geven.' .
Het is Jan of hij een oordeel hoort vellen. Het grijpt hem aan,
want voor zijn geest komen beelden van een aantal jaren
geleden, dat tijdens de bittere crisisjaren sommige mensen zich
de knieen uit de broek zouden zijn gevallen om zo'n
soldatenkuch te krijgen. En nu dit, het smijten met goed
voedsel. Het gaat hem te ver en als hij even later de
compagnies-commandant tegenkomt, kan hij niet nalaten de
kapitein van zijn grieven op de hoogte te stellen.
'Kapitein Hegeman, kan ik u even spreken?'
De kapitein die door het gebouw stapt is niet gewend om
zomaar door een soldaat te warden aangesproken. Vandaar ook
dat hij hoogst verbaasd kijkt wie hem zo nodig te spreken
wenst.
'Jij, Brouwer. Wat is er, man?'
De kapitein, gewend dat de soldaten vaak er op uit zijn, het een of
ander bij hem los te praten, is ve_rwonderd als hij hoort wat
Jan hem te zeggen heeft. Het is meer een spontane opsomming
van verdriet en teleurstelling, dan dat hij de schuldigen aan de
kaak wil stellen.
'Kapitein, ik moet u iets zeggen, iets wat me zwaar op het hart
ligt. Mijn kameraden hebben met de kuch gesmeten, ik kan dat
niet aanzien.'
Kapitein Hegeman fronst even het voorhoofd, om in gedachten
een aantal zaken aan zijn geest voorbij te laten gaan. Ook hem

155
stuit bet tegen de borst als soldaten met voedsel gooien en
smijten. Hij voelt helemaal met Jan Brouwer mee en in gedachten
gaat hij eens na war voor een man Jan is. Een vent die nooit op
de voorgrond wil treden en altijd zonder morren zijn dienst heeft
gedaan. Hij weet ook wel zoveel van Jan, dat hij diens religieuze
achtergronden kent en beseft dat Brouwer vanuit dat principe
deze woorden heeft gesproken. Geen aanklacht tegen zijn
kameraden, maar een uiting van verontwaardiging, waaraan her
voorrecht voor het ontvangen van voedsel ten grondslag ligt.
Kapitein Hegeman schudt vermoeid zijn hoofd. Er zijn op dat
moment zeer veel zaken die zijn aandacht vragen en waarover hij
zich grote zorgen maakt. De geschiedenis van de oorlog veertien
achnien, met zijn vreselijke hongersnood, zit in zijn geheugen
gegrift en hij is er ten volle van overtuigd dat een soortgelijke tijd
zeer nabij is.
'Weet je, Brouwer, er kan wel eens heel spoedig een tijd
komen dat ze zullen snakken naar een droge snee kuch.'
Hij schudt nog eens zijn hoofd en kijkt Jan Brouwer daarbij
bedachtzaam aan. .
'Ile hoop dat we daarvoor gespaard blijven, kapitein.'
'Ile ook, ik ook ... , maar helaas.'
Kapitein Hegeman haalt zijn schouders op in een machteloos
gebaar. Dan gaat hij verder, zich om het voorval niet be
kommerend. Er zijn te veel dingen waar hij zich op moet
concentreren en die zeker niet minder belangrijk zijn dan de
kwestie van een stel domme soldaten die met voedsel smijten,
waaraan een andere soldaat aanstoot neemt. Normaal zou hij aan
zo'n ontsporing zwaar getild hebben, maar de dreiging van de
ooglog wordt steeds groter en hij, kapitein Hegeman, heeft een
vermoeden dat de grootste ellende spoedig een feit zal zijn.
Zaak is, dat de tweede compagnie nu in gebouw Irene is
ondergebracht en voor zijn taak gereed zal moeten zijn.
19

De nacht is helder en koel. Het is stil, onder de beschermende


mantel ·van de nacht ligt de Grebbelinie verborgen en alle
activiteiten zijn gestaakt. Het leger soldaten dat dag in dag uit
bouwt en timmert, is naar hun onderkomen en rust na een dag
werken om krachten op te doen voor de volgende dag, waarvan
de dageraad reeds flauw aan de oosterkim zichtbaar is. In de
verte loeit een koe. Een vredig geluid in een land bedekt onder
de grauwe sluiers van de nacht. Ver weg in de richting van
Achterberg blaft een bond. Het klinkt kortaangebonden en duidt
op de aanwezigheid van mensen in de buurt van de hofstee
waarover bet trouwe dier de wacht houdt.
'Daar is nog volk op de been.'
Jan Brouwer mompelt bet zo voor zich been, terwijl hij samen
met Kees Peters wacht loopt.
'Zeker een patrouille ergens in Achterberg.'
'Het is een eind weg, boor. In de nacht klinken de geluiden
veel verder dan overdag.'
'Absoluut.'
De bond laat zijn geblaf aanhoudend boren en bet geluid van de
zware bas klinkt helder door de nacht.
De hoge beren hebben beslist dat nu overal wacht gelopen moet
worden. Vooral bij nacbt zijn veel posten verdubbeld en bet
bevel luidt om te schieten als er vreemde dingen gebeuren.
'Zou jij zomaar iemand voor z'n raap schieten, als je niet eens
wist wie wat doet ?'
Jan zegt het met de nodige twijfel, ondanks de mogelijkheid dat
de vijfde colonne actief is.
'lk weet bet niet. Het idee om op een mens te moeten schieten
trekt mij helemaal niet. Zelfs niet al zou bet m'n grootste vijand
.. zijn. Tenminste, al_s ik die al zou bebben.'
'Ja, een vreemd idee om te scbieten op mensen die je niet kent.'

157
Ach bet zal allemaal nog wel meevallen. Een oorlog is toch zo
re elijk. Bovendien zijn wij neutraal en heeft Hitler beloofd dat
onze neutraliteit geeerbiedigd zal worden.'
'Dat kan die man wel zeggen, maar in mijn ogen is bet een eerste
kla bo f. Kijk eens naar Polen, dat is zomaar onder de voet
gelopen zonder een oorlogsverklaring. En nu zitten ze in
Duit land re dreigen met Engeland, dat een gevaar vormt voor
Duitsland. Wij liggen daar net tussen. Dat bevalt mij niks.'
Dacht jij dat Duitsland Engeland wil aanvallen ?'
'Daar ben ik bang voor, ja.'
'Moge God dat verhoeden.'
Er valt een korte stilte tussen de twee soldaten, die wacht Iopen op
de rand van de berg. Bij helder weer is daar overdag een uitzicht
naar het oosten tot zeker aan de Duitse grens. Nu is het allemaa1
donker, want de nacht heeft alles in zijn duistere greep genomen.
Ze lopen elk met eigen gedachten de route van ongeveer een halve
kilometer en gaan dan terug naar bet uitgangspunt. De hond is
stil, ze horen nog slechts de nachtwind, die door de toppen vande
bomen fluistert.
De mannen zijn twee uur op en twee uur af, tot 's morgens om
zeven uur de vaste wachtposten komen. Her is een nachtwacht
die eenmalig is en geen vierentwintig uur zoals een normale
wachtdienst. Twee uur !open de soldaten., om dan een rust
periode te nemen, waarna ze weer twee uur heen en weer lopen in
de laan boven op de berg, waar twee zware stukken scheep -
geschut staan opgesteld om de Rijn te beveiligen.
Her is een wachtperiode waarbij de nacht zwaar op hen drukt. Er
komt zo nu en dan ook controle van de officier van de wacht die
hen aanroept en bet wachtwoord moet weten. Het weten dat ze
gecontroleerd kunnen worden is reden om actief te blijven, want als
ze zich niet houden aan de gestelde regels is het niet best en zal er
behoorlijk gestraft worden. Vooral de laatste weken heerst er
een bijna explosieve stemming en is een bijna voelbare dreiging
aanwez1g..
Jan Brouwer en Kees Peters lopen ter hoogte waar bet Vallei
kanaal uit de Rijn komt. Er is daar overdag een prachtig uitzicht

158
over een deel van de Betuwe, maar bij nacht ligt bet landschap
er stil en verlaten. Slechts vaag zijn wat flauwe contouren van
bomen zichtbaar, terwijl de rivier zich als een breed glanzend
lint door het landschap aan de voet van de Grebbeberg slingert.
Jan en Kees blijven als vanzelf even staan kijken naar de
donkere omgeving. Ze zijn al een poosje in diep stilzwijgen
gehuld. Nu staan ze na st elkaar, als twee zwarte figuren
afstekend tegen de nachtelijke heme!. Jan zucht en wil weer
een gesprek beginnen, maar juist als hij zijn mond opent om
te spreken blijft die open staan van verbazing. Dan duurt het
nog even voor hij van ontzetting en verbazing een diepe zucht
laat ontsnappen.
'Ooo, dus toch ... ?'
Heel ver weg tegen de horizon maakt zich een helder licht los,
dat met toenemende snelheid naar de hemel schiet.
'Wei heh ik van m'n levensdagen, een vuurpijl ... !'
Kees reageert met ontzetting, aan zijn stem is te horen dat
hetgeen hij ziet hem aangrijpt.
'Pa's van de vijand. Seinen, man, aan iets waarvan wij geen weet
hebben.'
'Misschien aan vliegtuigen hoog aan de hemel.' .
'M oge1I·J·k ... '
In een keurige parabool zweeft het witte licht langs de hemel,
om d' an langzaam naar beneden te zakken. Maar voor .het
heht de
aarde raakt is het gedoofd en is de naeht weer even danker als daar
voor.
Jan zucht opnieuw en Kees slikt een paar keer voor hij weer
normaal kan reageren.
'Dit moeten we melden; Jan.'
'Ja, dat moet, maar we mogen ooze post niet verlaten.'
'Straks dan maar.'
'Ik weet het ook niet. Op eigen verantwoording ga ik hier nice
vandaan.'
Het lichtsein heeft meerdere reacties opgeroepen, want in de
buurt horen ze zacht stemgeluid van andere posten waar het
vreemde licht eveneens is waargenomen.
'Dat is stellig van de vijfde colonne.'

159
'Absoluut.'
Ze zijo bet er beiden over eens, alhoewel niemand precies lean
zeggen wat en hoe de vijfde colonne is. Maar de veronderstelde
aanwezigheid vaneen vijfde colonne werkt negatief op de moraa)
van de soldaten, want heel het Hollandse Ieger is er mee bezig.
ledereen voelt het als een stilie maar duidelijk aanwezige
dreiging, waar geen verweer tegen is. Immers, ook de vuurpijl in
de verte is niet zomaar een aardigheid. Geen mens is in bet bezit
van zulk vuurwerk, dat met een gigantische lcracht opstijgt tot
onder de wolken en op een verbazend grote afstand zichtbaar is.
'Oat is het een of ander teken aan een onbekende vijand, Jan.
Denk jij dat ook niet?'
'Zeker heeft bet wat te betekenen. Wisten we maar wat.'
'Je hoort nooit eens een keer dat ze iemand hebben gepakt die dit
soort grappen uithaalt.'
'Natuurlijk, bet is van de vijfde colonne. Maar de betekenis laat
zicb niet raden.'
'Ik kan er ook geen zinnig woord van zeggen.' 'Nee,
er is geen touw aan vast te knopen.'
Ze hervatten bun tweemans-patrouillein de richting van Rhenen en
keren aan bet eind van bun traject weer om. Het is nog geen
twintig minuten later en juist op bet moment dat ze van hun
wachtdienst worden afgelost, als de tweede verrassing komt.
Over de Waal maakt zich andermaal een licht Ios van d horizon.
'Verdraaid, Jan, moet je kijken.'
'Wat is er?'
'Weer zo'n ding.'
'Waar dan?'
'Ginder, over de Waal. Let op, de horizon begint licht te worden.'
'Man, dat is de maan die opkomt.'
Ben soldaat van de nieuwe wacht merkt dit op, waarschijnlijk niet
in de gaten hebbend dat in bet zuiden nooit de maan opko t.
Even hangt er een zwak lichtschijnsel laag in de verte, dan neemt
bet licht in omvang toe en maakt zich een vuurpijl los van de
horizon, die met een ongekende snelbeid omboog schiet.
Allen staren met grote verbazing naar de vuurpijl die naar de

160
wolken suist, om daarna met een lange boog weer omlaag te
zakken.
'Da's een eind Brabant in, mannen.'
Jan heeft de afstand aardig ingeschat en geeft zijn mening te
kennen.
'Ja, het is een gruwelijk eind weg. Maar wie zal weten hoe ver
bet is te zien.'
Dan komt een van de soldaten die op wacht moeten met een
heldere opmerking die absoluut steekhoudend is: 'Mannen, ze
kunnen in Duitsland deze seinen duidelijk zien.'
Er valt een korte stilte, want wat de man zegt is waar en niemand
heeft daar in feite aan gedacbt.
'Nou ... , bij nader inzien kun jij best wel eens gelijk hebben,
boor.'
'Oat ze in Duitsland dat licht zien is zo zeker als wat. Maar wat
men er mee voor heeft blijft altijd nog een vraag.'
'Waarschijnlijk zijn het spionnen.'
'Zoiets moet het zeker wezen. Welke zot gaat er anders in het
hoist van de nacht et vuurwerk spelen..Bovendien, met welk
nut?'
'Nou, maar om zulk vuurwerk te hebben is beslist niet voor
iedereen weggelegd. Het is niet zomaar iets dat als een kermis
attractie te koop is. Hier is men met degelijk materiaal aan de
gang.'
Er wordt nerveus been en weer gepraat, want men is erg onder
de indruk van wat men gezien heeft. Niemand weet wat er aan
de hand is en als bet de vijand te doen is om bet Hollandse leger
op deze manier te demoraliseren, dan slaagt hij daarin
uitstekend, omdat van bet geheimzinnig gebeuren een angstige
dreiging uit gaat.
'Wie weet zitten er bier overal geheime agenten, of een ander
soort kerels de boel te vernachelen en worden wij daar later de
dupe van.'
De spreker, de soldaat die opmerkte dat ze in Duitsland de
seinen ook kunnen zien, blijkt een persoon te zijn met een rijke
fantasie, die niettemin de hoorders op zijn hand heeft. Het is al
met al erg

161
deprimerend., te meer omdat er nooit eens iemand
wordt opgepakt. En nu weer de dreiging die van deze
Iichtsignalen uitgaat, bet wekt alles de indruk dat de vijfde
colonne, of wie dan ook verantwoordelijk mag zijn voor de
vreemde verschijnselen, ongestoord zijn gang kan gaan.
Een sergeant komt bij hen en zegt dat Jan en Kees mee
moeten voor de aflossing. Normaal moeten de soldaten
afmarcheren en komen zo ordelijk weer bij het wachtlokaal
terug. Het blijkt dat de vuurpijlen een dusdanige verwarring
hebben veroorzaakt, dat de sergeant op de voorlaatste
wachtpost de rest van zijn groep is kwijtgeraakt, wat niet
pleit voor een goede discipline. De
verwarring die de lichtsignalen hebben teweeggebracht is groot.,
wat mogelijk ook wel de bedoeling is van dit soort
eigenaardig heden., waarvan niemand de achtergronden kent en
waarover de meest vreemde en bijzondere filosofieen de ronde
doen. • 'Voorwaarts ... mars.'
Ze marcheren samen naar de volgende post, die afgelost
wordt. Na veel gezoek en een beetje geluk krijgen ze de tien
mannen bij elkaar die aan het begin van de wachtperiode
gezamenlijk op pad waren gegaan. De sergeant kan dus
met· een compleet stel terugkeren, want bijaankomst in het
wachtlokaal, in de buurt van het dier npark, staat de officier
van piket op hem te_wachten. Zoals dat een goed sergeant
betaamt meldt hij de afgeloste wacht bij deze officier en staat
daarbij fier in de houding.
'Nog bijzonderheden, sergeant?'
'Zeker, kapitein., er zijn twee lichtsignalen gezien ver weg,
waarschijnlijk over de rivier de Waal.'
'Lichtsignalen ver weg over de Waal ?'
'Aan de horizon, kapitein.'
'Zijn er nog meer mensen die dat hebben waargenomen ?'
'lk denk de hele wacht, maar waarschijnlijk nog wel meer.'
'Dit vreemde verschijnsel is al vaker waargenomen., maar we
weten de betekenis niet, noch de herkomst van het gebeuren.
Maar ik denk dat we er absoluut een of ander signaal in
moeten zien., dat bedoeld is om het moraal der troepen aan te
tasten, want als communicatiesysteem lijkt het me nauwelijks
zinvol.'
162
'Toch iets van een vijfde colonne ?'
'Zeer waarschijnlijk wel, ja ... '
Bedachtzaam gaat de officier naar· binnen de sergeant in
gedachten achterlatend.
20

Na een dag, waarin de stemming gedrukt was vanwege de


toenemende spanningen, is de nacht gedaald over Rhenen. In
gebouw Irene slaapt de Tweede Compagnie van het Derde
Bataljon, Achtste Regiment Infanterie. De klok in de Cunera
toren schokt de seconden verder in de tijd en als de negende mei
overgaat in tien mei negentienveertig, gebeurt dat met twaalf
klankvolle slagen., die een nieuw deel in de Nederlandse ge
schiedenis gaan inluiden. Maar er is geen mens die daar weet van
heeft., de bevolking slaapt gewoon verder onder het geklank van de
torenklokken.
Twaalf uur., een nieuwe dag heeft een aanvang genomen. De
onzichtbare hand., die geschied nis schrijft, heeft de pen op
genomen en wacht om te dicteren wat de stem van het heden zal
vertellen. Eentonig klinken de voetstappen van de schildwacht
voor het Irene-gebouw en in een zelfde eentonigheid zet de man
zijn schreden de nieuwe dag in. Ergens in Rhenen zitten enkele
officieren bijelkaar enoverleggen wat hen tedoen staat, want er is
bericht van het hoofdkwartier gekomen dat de situatie als zeer
ernstig gezien moet warden. Wat deze heren niet weten is, dat
onze gezant in Duitsland uit betrouwbare bron heeft vemomen
dat het Duitse leger gereed staat om Nederland aan te vallen.
'Van de grens komen zeer verontrustende berichten, weest u zeer op
uw hoede !'
Dat is de letterlijke tekst die de generale staf uit Duitsland
ontvangt. Maar ondanks alles is de Nederlander niet op een
oorlog ingesteld en blijft min of meer hopen op een wonder. Men
wacht op een betere tijding. Maar de. dreiging is intussen
aanwezig en bijna voelbaar. Reeds een paar dagen geleden is
munitie aangevoerd uit verre depots en in de buurt van Rhenen
opgeslagen. Er blijkt ook bij de tweede compagnie munitie
aanwezig te zijn.

164
Buiten gcbouw Irene loopt ccn schildwacht, die met 1.ijn
gedachten vcr wcg is van de oorlogsdrciging, Hij zict njet de
hcldere sterrenhcmcl, cvcnm.in hoort hij de zang van de nachte
gaal, die uitbundig zijn lied laat klinkcn door de nacht. Hct dier
kent geen problemen zoals de mens, maar zingt en cert zijn
Schepper met zuiverc keelklankcn. Schokkcnd wordt de tijd
weggetikt door het uurwcrk in de toren. Elke seconde zakt bet
gewicht aan het uurwerk met ccn schokje omlaag en ecn droge
klik is bet enige dat aangeeft dat bet tijdmechanisme weer een
seconde is opgescboven.
De tweede compagnie slaapt grotendeels; slecbts enkele mannen
zitten in een klein kamertje een sigaret te roken, want zij zijn de
mannen die wacht moeten ]open en na een paar uur worden
afgelost om een tukkie te gaan d<'en, of wanneer daar geen
behoefte aan is, een sigaretje te roken.
Hee is tegen twee uur in de nacht als er een zwak gebro hoorbaar
wordt. Het is een geluid als komt er een knorrend beest aan, maar
bet is op bet eerste moment niet tbuis te brengen. Het is een
geluid dat men bier niet kent, want niemand heeft het ooit ecrder
geboord. Het geluid zwelt aan en komt als een lawine aangolven.
De schil wacbt voor bet gebouw houdt de pas in en staart door
het nachtelijk duister richting Grebbeberg, die in de donkerte
naar bet oosten ligt. Lang duurt bet niet of het is een muur van
lawaai en geweld die de heme! vult en waardoor de ramen trillen.
Maar nog is de veroorzaker van dat geluid niet te zien, hoewel
bet duidelijk uit de lucht naderbij komt.
'Verdraa1'd ... v11· egtu• 1gen ''
De schildwacht laat in stomme verbazing zich deze woorden
ontvallen en kijkt naar de lucht. Dan duurt het maar even of er
scbuiven zwarte silhouetten over hem heen en blijkt bet dat
ontelbare vliegtuigen over Rhenen naar het westen vliegen.
Het zijn voor het merendeel langzame machines, die een
sputterend scberp geluid produceren en een voor militairen en
burgers onbekend doel voor ogen hebben.
'Hoor eens, nog meer vliegtuigen '
De schildwacht is met stomheid geslagen, hij begrijpt er geen

165
snars van. Al die vliegtuigen gaan naar bet westen, in een niet
tc schatten aantal. Het duurt een poosje, maar dan begrijpt hij
dat wat hij ziet en meer nog hoort, niet iets is wat een
normaa} verschijnsel is, wantons land bezit noch in de
burgerluchtvaan, noch in de militaire sector zoveel machines.
De man beseft dat het vliegtuigen moeten zijn die aan een
andere, dan de HolJandse natie toebehoren. Als hij over de eerste
schrik been is, scbiet bij naar binnen en holt naar de
onderofficierskamer om daar de mensen te wekken. Er brandt
slechts heel spaarzaam licht en dat is de oorzaak dat hij bijna de
benen breekt over de rommel die overal ligt opgestapeld en
uitgestald.
'Sergeants, d'r uit, heel de lucht zit vol met vliegtuigen !'
Als de soldaat wat tot bedaren is gekomen blijkt dat
enkele. onderofficieren reeds wakker zijn en dat er juist
een lome discussie op gang is gekomen.
'Allemaal zware vrachtwagens', hoort hij een slaperige stem
zeuren.
'Je bent gek, man, dat ben vliegtuigen.'
'Zou het? Hoe kan dat dan ?'
De soldaat staat in de deuropening en de nog half slapende
onderofficieren hebben daar geen erg in. Na een korte slaap.,
waarin ze diep waren weggezakt, is bet begrijpelijk dat bun
eerste reacties niet zo helder zijn.
'Er uit, de hele lucht zit vol vliegmachines ... !'
De stem van de soldaat schalt als een trompet door de kamer en
heeft meer uitwerking dan bet lawaai van de vliegtuigen buiten.
' De wa't. wat zeJ• J• e >'
Ben stem vraagt water aan de hand is.
'Er zitten koppels vliegtuigen boven Rhenen. Honderden, kom
jullie nest uit.' _
De stem van de schildwacht klinkt heel nerveus, want meer en
meer begint bet hem te dagen dater iets niet in orde is en dat
er gevaar dreigt, al kan hij de achtergrond ervan niet
doorgronden. lneens is er verward geschreeuw en wordt bet
licht ontstoken. 'Dat licbt uit. Het kunnen wel eens
vliegtuigen van de vijand zijn I'

166
Een heldere vent reageert, waarschijnlijk door zijn gehersen
spoelde geest, die door de maanden heen zo is afgestemd op
militaire aangelegenheden; of dat h_egt ewoon een kwestie
van automatisme is om zo te reageren. Meteen floept de lamp
weer uit en lijkt het vertrek nog donkerder dan eerst.
In het donker kleden de onderofficieren zich aan, waarbij zo nu
en dan een zenuwachtige zucht klinkt of een krachtterm. Een
onbekende, die het waarschijnlijk benauwd heeft gekregen, laat
een harde wind, waar echter niemand zich iets van aantrekt,
terwijl anders de commentaren niet van de lucht zouden zijn
geweest.
'Komen jullie nou eindelijk naar buiten ?'
De schildwacht, zenuwachtig en niet wetend wat te doen, zoekt_
steun bij de onderofficieren., die hem die steun echter niet geven
omdat ze in een situatie terechtkomen die · voor hen net zo
verwarrend is als voor iedereen.
In het gebouw is bet onrustig geworden, er klinkt gedempt
praten. De schildwacht haast zich weer naar buiten., wa hij een
paar burgers aantreft die zich bij het gebouw hebben opgesteld
om van de soldaten te vernemen water gaande is.
'Hela, schildwacht, wat gebeurt er?'
Een bewoner van de Grutterstraat schiet de soldaat aan., maar die
weet er 09k geen antwoord op te geven.
'Ik weet bet ook niet., maar deugen doet er geen moer van, geloof
dat maar.'
'Vreemd, alle vliegtuigen gaan dezelfde kant op.'
'Naar het westen.'
Er komen enkele soldaten naar buiten en nog meer burger
bevolking sluit zich bij hen aan. Allen turen naar de lucht,
alhoewel nu bet geluid van overvliegende toestellen mindert.
'Dat benne er een kwak, jongens. Een barre hoop.'
Kees Peters zegt het in z'n streektaal, maar de toon geeft aan
dat er een bepaalde angst uit spreekt.
'Wat denk jij er van, Jan?'
Gerrit Maters, nog altijd niet geheel in voile dienst, stelt de
vraag, in de veronderstelling dat Jan Brouwer wel een
antwoord zal
\\ .t n, l llt h t 'n nnnvnl vonu l)uitscrsJs,dnnrvunhc:cftelkin
ijnond 1·b"ust·iju w --1cn flnu.wvcl'lnoedcn moor hctJdccop
n1·11h t nict hi ovcrweging nccmc, nl is de
·i 'ht . o al SUl'd, dnt
1 nHteit ., ichtbmu·nnnwezi .
D·n 'jn Duits , lie tui l'Cll jongcns.'
tte1n vnn Gerbcn Hollcvoet klinkt nuchtc.ren cmotieloos.
Duits 1 ... ?'
Ja h t zijnDuitscvliegtuigen.Junkers; hele bekcnde toestellcn.'
Er \' dt n korte stilte wanrin elk de woorden van Gerben in
ove.rwegingneen1t.
Jij bent hartstikke gek, man.'
o sten,1 an Kees, die dat zegt, klinkt zo gespannen, dat uit de
intonatie duidelijk het tegendeel van zijn opmerking doorklinkt.
Gerben reageert er niet op, maar onhoudt zich ook verder
van commentaar.
De laatste golf is voorbij en de rust keert weer, terwijl het
geronk van de zich naar het westen verwijderende vliegtuigen
afneemt. 'Dat is niet niks, jongens. Wat een grate hoeveelheid
vliegtuigen. Zouden het echt Duitsers zijn ?'
Kees kan het zich niet voorstellen en is een en al ongeloof. Hij is
bovendien erg beangst voor de gevolgen die dit kan
hebben. Want angstvallig probeert_iedereen de realiteit van
een oorlog naar de achtergrond te dringen, terwijl de harde
werkelijkheid zich bijna tastbaar presenteert.
De klok in de Cuneratoren laat een galmende slag over het
wreed ontwakende Rhenen klinken.
Overal in het nachtelijk duister klinken stemmen, er hangt een
heel nerveuze stemming onder soldaten en burgers. Er is
bijna geen mens meer die op bed ligt, iedereen staat op straat
en men klampt elkaar aan om te vememen wat er aan de
hand is.
Bij het gebouw Irene zijn alle soldaten naar buiten
gekomen, sommigen van hen zijn amper gekleed. Een
soldaat heeft in paniek in z'n onderbroek bet gebouw
verlaten, maar is wel zo goed afgericht dat hij zijn helm
heeft opgezet. In het donker steken zijn wine benen duidelijk
af, maar er is geen men.s die op dat moment behoefte heeft om
er een grap over te maken.

168
Dan roept iemand om stilte.
'Stil wezen ... luister ... !'
Het geroezemoes van stemmen verstomt en men luistert ge
spannen.
'Vliegtuigen ... !'
In de verte klinkt opnieuw bet zware gebrom van vliegtuigen,
die massaal naderbij komen. Als de dageraad is aangebroken en
de sterren verbleken, is even later te zien dat bet zware
vliegtuigen zijn, die heel bet lucbtruim boven het
Grebbeplaatsje vullen. 'Duitsers zijn het ... kijk maar.'
Iemand heeft de·zwarte hakenkruisen op de rompen van de
toestellen herkend en de ontdekking daarvan jaagt de mensen
een rilling over de !eden.
'Die gaan vast naar Engeland.'
Een man, die meent iets van de zaak door te hebben, laat zicb
dat ontvallen en bij vindt bij de aanwezigen een aandachtig
gehoor. 'Engeland is in oorlog met Duitsland en nu gaan de
Duitsers er heen.'
'.Wij zijn neutraal, hoe kunnen ze dan ons lucht uim schenden.'
'Man, zeur niet, hoe moeten de Duitsers daar dan anders
komen dan over ons grondgebied.'
'Volgens de reglementen van ... '
Wat de spreker verder wil zeggen gaat verloren in een oorver
dovende knal. Meteen verstommen de gesprekken en verschrikt
tuurt men in de lucht naar de·overtrekke de machines. (ielijk
klinkt er zuidelijk van Rhenen een volgende klap in de lucht.
'Da's luchtdoelgeschut, mannen. Ze vuren op de vliegtuigen.;
Een officier die zich tussen de manscbappen heeft gevoegd doet
deze nuchtere constatering.
'Woeoeoemmm!'
Dreunend wordt ergens in de buurt van Lienden in de Betuwe
een zwaar luchtdoelkanon afgevuurd. Nauwelijks enkele
secon den later explodeert het projectiel in de lucht. Een
zwarte wolk waaiert uit elkaar en de schokgolf van de explosie
komt met een trilling op het gehoor van de mensen over.
'Woeoeoemmm 1'
De lucht siddert en opnieuw waaiert een zwarte rookwolk
langs de hemel. Ev n is er een belle vuurflits en meteen bet
geluid van de explosie.
'Dat betekent oorlog, jongens.'
Iemand doet deze nuchtere opmerking, maar laat het aan
het gehoor over om er verder over na te denken. Niemand
geeft enig commentaar op zijn woorden.
Oo log. Ons land is in oorlog; de realiteit tekent zich af aan
de hemel, waar opnieuw met een geweldige klap een
granaat ontploft.
'Woeoeoeoemmmm!'
Het is als een bliksemflits die oplicht tegen de hemel, en
een donderslag, zo dreunt bet geweld van de explosie over
Rhenen en zijn verre omgeving. Stil en niet begrijpend
kijken de mensen omhoog, waar nog steeds donkere
silbouetten langs de hemel glijden. Hun begeleidend gebrom
is oorverdovend en de mensen kunnen als nuchter denkende en
handelende Hollanders nog niet bevatten dat de oorlog realiteit
is geworden.
'Woeoeoemmm !'
'Mot je kijke, manne, daar bebben ze er een te graze genomen
!' Een schelle stem schreeuwt bet uit als een vliegtuig ineens
dikke, zwarte rookwolken uitbraakt en langzaam uit zijn.koers
zakt.
Dan is er ineens een gevaarlijke jubelstemming onder de
toeschouwers. Duitsland beeft zich aan ons kleine landje
ver grepen, maar wij zullen even laten zien dat we ons niet zo
maar laten overrompelen. We zijn in staat om terug te bijten
en het resultaat daarvan is een getroffen Duits vliegtuig, dat
nu bij de rechter motor vlammen begint uit te braken.
'Zie nou 's, dat kreng brandt as een fakkel!'
Het klinkt bijna juichend en alle ogen zijn gericht op het
brandende toestel dat uit de escadrille zakt en op weg gaat
naar een roemloos einde, waar dat ook moge wezen.
Opnieuw vuurt bet kanon en in de verte horen ze nog een
stuk geschut dat de indringers onder vuur neemt.
'We zullen ze wel even laten zien dat we ons niet zomaar eronder
laten stampen.'

170
'Motte zien, hij gaot nar benejen.,
Een oude Rhenenaar juicht bijna als hij ziet dat bet aangeschoten
vliegtuig in een schuine baan naar de aarde zakt.
'Die smeerlap doet geen kwaad meer.,
'Woeoeoeoeoemmm !,
Het luchtdoelgeschut vuurt en weer ontplof teen granaat dicht in
de buurt van.een Duits transportvliegtuig. Het is met grote
spanning dat zowel burger als militair het vuren beziet en er
klinken aanmoedigingen aan de Hollandse schutters, die zich
daarvan echter niet bewust zijn. De langzaam vliegende
transport kisten zijn een niet moeilijk te raken doel voor de
Betuwse luchtdoelsoldaten. Nauwelijks een paar minuten later
wordt alweer een treffer geplaatst en stoot een vliegtuig giftig
zwarte rookwolken uit. •
'Die hebben ze ok b_ij z'n staart, d'n smeerpens.'
De Rhenenaar laat zich niet onbetuigd en op.niet mis te
verstane manier laat hij dat horen ook.
Noordelijk van Rhenen, in de buurt van de watertoren, begint
een zware mitrailleur te blaffen. Ook daar hebben ze het vuur
·geopend op de vliegtuigen, maar·het.resultaat is niet te zjen, al
zullen de laag vliegend machines ze er treffers ontvangen..
Helaas komt de ontgooc eling_spoedig daarna, als de bommen
werpers met hun machin geweren beginnen terug te schieten.
De staartschutters, die een goed zicht hebben op doelen
beneden hen, vuren als razenden. Vooi; de Hollandse soldaten
is het een vreemde gewaarwording mitrailleurvuur te horen,
waarvan de snelheid vele, vele malen hoger ligt dan de
vuursnelheid van de luie Hollandse machinegeweren. ,
Het is een eerste kennismakb1g met een goed uitgerust leg r,
dat ons land is binnengevallen.
21

Er is geen mens meer die nog aan slapen denkt. Heel Rhenen is
een en al onrust en voortdurend is er lawaai van vliegtuigen in
de lucht. Overal wordt geschoten; bonken luchtdoelgranaten
en knetteren lichte en zware mitrailleurs. Er i ook een
zekere wanorde, omdat eigenlijk niemand precies weet wat
er aan de hand is. Enkele keren zijn de soldaten gesommeerd
naar binnen te gaan en daar verdere orders af te wachten.
Doch even zoveel keren zijn ze naar buiten gegaan,
gedreven door een vreemde onrust en ook wel een beetje
uit nieuwsgierigheid van wat er eigenlijk gebeurt. Maar er is
weinig anders bekend dan dat ons land in oorlog is met
Duitsland. Dat op meetdere plaatsen de grenzen zijn
overschreden en dat grote legers oprukken in de richting
van de IJssel. Doch telkens weer worden berichten
tegengesproken, of zegt men dat er-geen snars van waar is.
In gebouw Irene, waar de tw ede compagnie afwacht water gaat
gebeuren, is men er wel zeker van dater nu oorlog is met
Duitsland, maar de strekking ervan kan eigenlijk geen
mens bevanen. Zeker, er wordt geschoten en ze hebben bijna
allemaal gezien dat er Duitse vliegtuigen omlaag werden
gehaald. Maar verder, ach, het Iijkt zo onmogelijk en is zo
afstandelijk, dat de meeste militairen zich nog altijd niet echt
hebben gerealiseerd dat ze er zelf zeker bij betrokken zullen
raken,Het is toch niet iets wat een nuchter mens voetstoots aan
kan nemen. Er is hen wel vaak genoeg voorgesteld hoe een en
ander zal kunnen·gebeuren. Maar het is allemaal aangenomen
voor kennisgeving. Heel de mobili satie en alles wat daarmee
verband houdt, ondervinden ze stuk voor stuk als een grate
last, waarbij echter toch nog wel eens gelachen kan
warden.
'Tweede compagnie naar binnen en noodrantsoenenin ontvangst
nemen.'
Sergeant-majoor Overbeek, ineigen persoon en met voile oorlogs-

172
rakki n1a.akt dot bekcnd. Lon duu1·t hct nict of de
.mpagni i binnen om er de blikkendoosjcs 1nct hnrdc koek jn
ontvangst te nemen. Verder krijgen ze verbandmiddel.en en er is
koffic gezet. Wat kan een kom koffie een mens toch gocd docn, Er
wordt gretig gebruik van gemaakt.
'Vul de veldflessen met koffie, mannen. Je weet nooit wanneerer
\\"'CCI' gelegenheid zal zijn om bij te tanken.'
Een jonge korporaal roept dat tegen zijn manschappen en die
ge,-en graag geboor aan zijn voorstel, ze laten hun veldfles vol
gieten.
Het is inmiddels volop licbt en de activiteit in de lucbt begint
weer toe te nemen. Maar bet zijn nu niet meer die luie zware
toestellen, die als eerste golven overvlogen. Nu zijn bet grijze
bommenwerpers twee- en drie-motorig. Grommend en knet
terend vliegen ze over en beantwoorden het Hollandse vuur fel en
veelvuldig. Trouwens, de boordschutters nemen ook andere
doelen onder vuur en dat duidt op de ernst van de situatie.
Als na lang wachten de ene na de andere militair naar buiten gaat,
duurt bet niet lang of de compagnie staat in zijn geheel buiten,
druk in gesprek gewikkeld met burgers, die nu duidelijker
berichten over de radio hebben ontvangen.
'Er zijn parachutisten geland in bet westen van bet land.'
Dat is een bericht dat de radio al een paar keer beeft doorgegeven.
Daarom is er geen twijfel meer mogelijk of de Duitsers zijn acbter
de Waterlinie bet leger in de rug gekropen.
'Als dat waar is, jongens, dan zullen wij, in plaats van uit de Greb,
waarschijnlijk vanuit bet westen aangevallen worden. Dat be
·tekent dat wij aan ooze stellingen geen moer hebben, omdat alles
er op is berekend om een vijand die uit het oosten komt op te
vangen.'
lemand merkt dat op en zijn woorden geven stof om over na te
denken, Want als het waar is dat de Duitsers in het westen met
paracbuten zijn geland, dan hebben ze op dit mo1nent de vijnnd ol
in de rug.
'Maar dat kan toch niet. Ze kunnen aan zo'n paraplu toch gcen
zware wapens als kanonnen en zulk soort dingen 01nloog Int.en

173
zakken.,
Het is een discussie die aangeeft hoe weinig besef de Hollandse
militairen hebben van een modern uitgerust leger en waartoe dat
in staat is. Men rekent nu eenmaal naar eigen bewapening en die
is voor bet merendeel uit de vorige eeuw en dus sterk verouderd
of zelfs antiek.
Een Rhenenaar schuift bet raam van zijn kamer omhoog, zodat
de mensen_buiten kunnen meeluisteren naar hetgeen de
omroeper bekendmaakt.
'Er zijn parachutisten geland op Iepenburg. Bij Den Haag zijn
vliegtuigen geland en er wordt om de residentie hevig gevochten.
In Rotterdam zijn bommen gevallen en in de Waalhaven zijn
watervliegtuigengedaald en ook parachutisten neergelaten. Onze
luchtmacht is in een hevige strijd gewikkeld met Duitse
toestellen en ons afweergeschut heeft reeds meer dan twintig
Duitse vliegtuigen neergeschoten.'
Verdraaid komt de blikkerige stem van·de radioman door de
luidspreker en ademloos luistert men naar wat er door hem
gezegd wordt. Het geeft toch een beeld van wat er aan de hand is
en dat is niet mis. In het westen is de oorlog losgebarsten,
erwijl bier met uitzondering van wat luchtafweer en geschiet
van vliegtuigen weinig gebeurt. •
Om half vijf komen er een paar vrachtwagens kisten brengen, die
bet gebouw worden binnen gebracht. Dan duurt het niet lang of
er komt bevel dat de compagnie zich gereed moet maken om
naar de stellingen te gaan. •
'Het zal wel weer met een sisser aflopen.'
Kees Peters tracht de situatie zo optimistisch mogelijk te bezien,
maar hij vindt bij geen mens van de sectie gehoor.
'Vergeet niet dat er ook legers over de grens zijn getrokken,
waarvan een deel zeker op Rhenen aan zal marcheren, man.'
Jan Brouwer geeft ongezouten zijn mening en laat duidelijk
merken dat hij het op heel bet gebeuren niet begrepen heeft.
'Ben jij bang, Jan?'
Gerrit Maters, die dat vraagt, heeft een toon in zijn stem gelegd
die duidelijk laat merken dat hij zelf niet erg Iekker zit met deze

174
_ t,eurtenissen. 1
J1i hen voor het heldendom niet geboren, Gerrit. Maar ik kafl t
niets aan tegenhouden.,
Hct klinkt gelaten; Jan zal de dingen laten komen zoals ze komen
zullen.
'Bepakking o.mbangen en buiten opstellen !'
Het is sergeant Hevelman van de lichte mitrailleurs die dit
bevel naar de .mannen roept.
'Dan mosten we maar eens gaone kieken, mannen, wat se voor
ons hebben te doen.'
Hendrik Hansing neemt de situatie zeer emstig op en sjouwt bet
gebouw in om zijn bepakking en geweer om te hangen.
'Derde sectie aantreden en munitie in ontvangst nemen.'
De sectie stelt zich op en schuift manna man naar de majoor, die
hen elk twee kartonnetjes patronen overhandigt.
'Denk er om, maonen, dat deze patronen worden uitgereikt om er
de vij d mee tegen te houden.' •
Het klinkt als op het oefenveld, maar nu is het realiteit geworden.
Jan Brouwer huivert bij de gedachte dat hij op mensen zal moeten
gaan schieten. De harde werkelijkheid vliegt hem aan, van binnen
stormt bet. Een withete angst knijpt hem de keel d_icht en hij is
even niet in staat nog een woord te zeggen.
Hij breekt een karton open en wriemelt de houders met patronen
uit het doosje. Dan duwt hij met een nonchalant gebaar in elke
patroonias twee houders, met elk vijf patronen·.
'Zo, nou kenne de moffe komen. lk sal se een gat in d'r lui
herses schieten.'
Een soldaat, wiens dialect duidelijk verraadt dat hij uit het
noorden van Holland komt, laat zich zo krijgshaftig uit. Maar
als Jan Brouwer hem tot de orde wil roepen over zijn krasse
uitlating, ziet hij hoe de adamsappel van de soldaat als de
slinger van een klok op en neer vliegt. De jongen verschuilt
zich achter grootspraak, maar is in ,vezen zo bang, dat hij het.
bijna in z'n broek doet van angst.
'Wie klaar is gaat naar buiten, en opstellen om af te marcheren p
Opvallend is dat er geen enkel commentaar wordt gegeven en d

'\7'i
S,c· nne,d w t Ca ·Sc·_nn,
soldaten veel vlugger gereed staan dan anders. En dat zonder
geschreeuw en ruwe aanmoedigingen van hun instructeurs.
Het is even over half vijf als de tweede compagnie bevel krijgt om
te' vertrekken.
'Compagnie ... Geeft acht l'
De stem van de majoor schalt door het plantsoen, waar een
merel het hoogste lied zingt.
'Rechts om ... keert.'
Ze maken een kwart slag naar rechts en dan staan ze met hun
gezicht in de richting van de Frederik van de Paltshof.
'Voorwaarts ... mars!'
Gedisciplineerd zet de compagnie zich in beweging.
Nagesraard door de bewoners van de Grutterstraat !open ze
door her nauwe straatje naar beneden. Met z'n drieen naast
elkaar vullen ze heel het smalle straatje.
'Hoofd der colonne ... links!'
De tweede compagnie is op de grate weg aangekomen en zet
koers naar het oosten, richting Grebbeberg, om naar de
stellingen te gaan.
Op straat is het een drukte van jewelste. Getrokken artillerie
wordt onder geroep en gebrul de berg opgedreven. Volgeladen
vrachtwagens, alles gaat richting Grebbeberg. Rijen soldaten,
allemaal met voile bepakking, zeulen omhoog jn de richting van
de spoorbrug, waar een.opeenhoping van soldaten en voertuigen
ontstaat.
'Huu peerd ... Hop, ja, vasthouden.'
Zes paarden hangen in het tuig om een zwaar kanon voort te
slepen. Manschappen van de militaire politie dirigeren de ene na
de andere compagnie of afdeling de Grebbeweg op.
Het is een stroom mensen en materieel dat omhoog gaat,
allemaal de berg op en niet een weet waar hij zijn moet.
Even voor het dierenpark wordt de .compagnie opgehouden
omdat er een PAG-kanon in stelling gebracht moet worden, war
voor oponthoud zorgt.
'Tweede compagnie, halt.'
t Ze staan stil en moeten dan naar de kant van de weg gaan om

bet 1'. 176


tk er 11iet op te houden. Er klinkt gerammel van ijzeren
wtclbandcn, kanontrekkers grommen en verder is er, als
een riuni cl1 iuchten, bet sloffen van honderden
soldatenvoeten
tg0p\\1titUts .
. \'iC.ntlklinkengeschreeuwde bevelen. Dan komt het bevel dat de
:-on1pagniesectie voor sectie langs de Grebbeweg naar voren kan
• n1en on1 hun plaatsen in de stellingen in te nemen.
ergeant Mulder is commandant van de derde sectie en onder
'jn leidinggaan ze naar de stoplijn.
'\ olgen, mannen, we gaan naar onze plaatsen.'
Er i"" geen gemopper en er wordt geen zwartgallig
commentaar egeven. Gedwee volgen ze de man die voorop
loopt naar hun ge,·echtspost. Bij de stoplijn lopen soldaten
van verschillende onderdelen met allerhande materialen te
sjouwen. Er worden tclefoonlijnen uitgelegd. Bussen met
drinkwater •worden in de loopgraafgedragen en niet te
vergeten de bekende langwerpige
:zinken kisten met geweer- en mitrailleurpatronen. Enkele
mili miren hebben een doos chocolade gekregen van een
winkelier in Rhenen en die wordt onder de manschappen
verdeeld. Bij de stoplijn wordt meteen de boel in orde
gebracht. Er moet nog een gelegenheid -komen waar men
zijn behoef te kan doen. Ook worden de schuilnissen
opengemaakt om er eventuele gewonden in oilcler te kuhnen
brengen. De lichte mitrailleurs worden in stelling gebracht
en munitiekisten opengebroken, waama trom mels met
zevenennegentig patronen worden gevuld.
'Sergeant, ik heb totaal geen schootsveld.'
Een mitrailleurschuner, die zijn wapen in gereedheid heeft
gebracht, kijkt vanuit zijn opstelling naar een korenveld, dat,
meer dan een halve meter hoog, hem elk schootsveld ontneemt.
'Er is nog geen toestemming gegeven om ruimte te maken.,
Setgeant Mulder, die net als de mitrailleurschutter de noodzaak
'Van ruimte om te vuren inziet, durft op eigen houtje geen
opdi:acht te geven om v66r de stoplijn ruimte te maken. Over de
hele linie is totaal geen schootsveld. Op sommige plaatsen,
zoals w,aar de tweede compagnie ligt aan de rand van bet
korenveld, hebben ze een ruimte van een meter of acht, meer
niet.
'Maar as de vijand komt, sergeant, clan zitten ze op onze lip voor
we daar iets van merken.'
De stem van de soldaat klinkt wanhopig. Hij kijkt de antler aan
met een blik waaruit vertwijfeling straalt. De sergeant haalt van
armoede zijn schouders op.
'Ik weet het en hen bet helemaal met je eens, maar er is tot op dit
moment nog niet anders gezegd, dan dat er geen schade
mag warden aangebracht, want er wordt geen vergoeding
voor betaald. Ik heh mijn orders, ondanks alle begrip dat ik heh,
kan ik niets voor je doen.'
De soldaten horen dit aan met grate verontwaardiging.
'Heb je dat gehoord. Wij mogen dat gewas niet plat slaan omdat
er dan schade aangericht wordt. Het rijk is niet van zins
vergoeding te betalen. 1\1aar wij dan? Moeten wij dan als
schietschijven gaan dienen ?'
'Als de offen door de rogge naar ons toe komen kan dat
ongezien, totdat ze onze loopgraaf vol met handgranaten
smijten. Wij kunnen ze niet zien aankornen of waar ze zitten.'
'Ze kunnen voor mij de pot op, als er rotzooi komt ga ik de boel
plat maken.' _
Een andere soldaat bemoeit zich er ook mee en zo ontstaat er een
stemming die allesbehalve opgewekt is. Nog is er geen vijand te
zien, zelfs in de verste verte niet. Maar als de Duitsers werkelijk
bier komen, kunnen ze met gemak tot vlak voor de
loopgraaf sluipen.
Jan Brouwer en zijn kameraden zijn druk in de weer om
hun posities zo goed mogelijk inorde te brengen. Ze doen nog
bet een en ander om hun opstelling zoveel mogelijk aan bet oog
van de vijand te onttrekken. Ook al omdat de soldaten in de
gegeven omstandigheden bet best beziggebouden kunnen
warden, krij gen ze allerhande klussen te doen, totdat om acbt
uur de koks bij de stoplijn komen om brood en thee te
delen. Er wordt
geprobeerd een grapje te maken en zo krijgen de koks te horen dat
er nu voor krachtvoer gezorgd moet warden.
'Hela, jullie keukenprinsen, zorgt er voor dat wij, verdedigers
van bet vaderland, krachtvoer krijgen en wel in ruime mate.'

178
Hendrik zegt het op een deftige manier en het is half en half
schertsend bedoeld, maar achter zijn woorden ligt een diepe
bezorgdheid, groter dan de schijnbare onverschilligheid van hem.
'Man, we krijgen straks allemaal kapot geschoten peerden, die we
in de ketels stoppen. Over krachtvoer gesproken.'
Er wordt schamper gelachen en het is even een ogenblik da hun
aandacht van de ernst van de omstandigheden is afgeleid.
Zittend op de rand van een lignest eten de jongens bun kuch en
drinken er wat bij. Daarna zijn ze weer bezig met allerlei zaken
van weinig of helemaal geen belang en wachten op de dingen die
komen zullen.
De uren verstrijken en tegen half twee komen de koks met de
warme hap. Ze zeulen met de gamellen door de loopgraven en
delen bet voedsel uit. De soldaten laten bun etensketel vol
scheppen en liggen of zitten in de meest vreemde houdingen te
eten.
'Zo, dat hef mijn weer goed esmaokt, Jan.'
Hendrik gaat naar de emmer met waswater om zijn keteltje
schoon te maken.
'Ja, bet was lekker". Ik moet zeggen dat ik er van genoten heh.'
Jan volgt bet voorbeeld van de ander en maakt zijn etensketel
scboon. Dan bergen de jongens bun spullen op en wachten maar
weer op de dingen die komen zullen. Tot op dat moment heeft de
oorlog voor hen nog geen ernstige vormen aangenomen. Maar
daaraan zal spoedig een einde komen, al heeft geen van allen daar
op dat moment nog weet van.
Het is tegen de middag als er vliegtuigen boven de berg komen.
Duitse toestellen, die rustig vliegend de stellingen verkennen.
'Die krengen zijn aan·het verkennen, jongens. Dat betekent., dat
we straks een lading actillerievuur krijgen, of er komen bommen
werpers om ons een lading staal op de pet te kiepen.'
Sergeant Mulder ziet met gemengde gevoelens hoe lichte
vliegtuigjes ongestoord boven de berg vliegen en stampt van pure
wanhoop op de grond. Zelfs tegen verkenners is bet Hollandse leger
niet in staat wat te doen.
22

De ticnde mci negentienveertig is een heel onrustige daggeweest.


In de stoplijn zijn de soldaten bezig geweest met bet
verbeteren van bun posities en het wachten op de dingen die
komen zullen. Het is nu wel duidelijk dat de vijand oprukt
naar de Grebbeberg, want er zijn al vanaf de voormiddag
terugtrekkende soldaten van de IJssel gekomen en later uit
de buurt van Arnhem. De berichten die ze meebrengen
liegen er niet om, terwijl de aanblik die de vluchtelingen
bieden niet opwekkend is, want er zijn enkele militairen in de
stoplijn gekomen die geen schoenen meer aan hun voeten
hadden. Onderweg zijn ze een paar keer door Duitse
vliegtuigen bestookt en daarover krijgen de verdedigers van
de Grebbeberg de meest afschuwelijke verhalen te horen.
Ook al omdat maar enkele soldaten in de stoplijn zelf met
de terugtrekkende manschappen spreken, zijn de verhalen
die de ronde doen van dien aard, dat de afschildering van de
gebeune nissen steeds gruwelijker vormen aanneemt.
'We moeten er spoedig aan geloven, jongens.'
Jan veegt zich met een zenuwachtig gebaar het zweet van
zijn voorhoofd, terwijl hij met een schuin oog naar Hendrik kijkt,
die naast hem tegen de borstwering leunt.
'Ja mien jong, dat gaet gebeuren en wij doet daer niks
tegen.' 'Nee, bar weinig.' •
Uit de stoplijn klinkt overal zacht, bijna fluisterend gepraat, want
er is niemand die aan slapen toe komt. Eigenlijk heeft nog
geen mens er aan gedacht om rust te nemen, maar ook het bevel
er toe is niet gegeven. Dat komt tegen twaalf uur, als het op
de Grebbeberg hoewel onrustig, toch nog niet direct
gevaarlijk is. Het is wel duidelijk merkbaar, ook al wordt bet
door geen mens ezegd, dat de vijand naderbij komt en het
onmogelijk is om een confrontatie te voorkomen.
'Jongens, we gaan een wachtdienst instellen. Twee uur op, twee

180
uur of. De scctie wordt in driet!n verdecld, waarbij telkens een
derde deel op wacht staat, zodat tweederde kan slapen.'
.Korporanl Van Vliet heeft nu de verantwoording voor de derde
sectie en zal zorgen dat de wacht in goede banen wordt geleid. 'Jij,
Peters, doet de eerste wacht, metHollevoet samen. De rest kruipt
in de schuilnissen en probeert te slapen. De volgende wacht zal
worden uitgevoerd door Jan Brouwer en Hansing, die om twee uur
moeten opkomen. Daarna komt de rest van de sectie, terwijl het
programma indien nodig nog een keer herhaald zal warden.
Probeer te slapen, mannen, want dat is voor een soldaat belangrijk.
Rust moet je nemen als daar tijd en gelegenheid voor is. Nu is
daarvoor nog gelegenheid, maak daar dan ook gebruik van. Wie
dus geen wacht heeft, duikt nu de schuilnissen in.' Dat is tegen
geen dovemans oren gezegd en het duurt dan ook niet lang of ze
gaan, de een na de antler, onder de grond. De schuilnissen zijn
vierkante onderkomens, waarin de soldaten gebukt kunnen!open
en op houten banken kunnen liggen. Boven hun hoofden is een
houten zoldering met daarop ongeveer een halve meter zand.
Genoeg om scherven en geweervuur tegen te houden, maar tegen
een granaatinslag is deze schuilnis niet bestand. De soldaten
weten dat wel, vandaar dat er mannen zijn die het op deze
onderkomens niet begrepen h bben. Een deel van de sectie is
intussen in de schuilnis gekropen, terwijl op andere plaatsen
gelijksoortige acties ondemomen worden.
Er is een minuut of vijf geroezemoes van stemmen, dan wordt het
rustiger en Iijkt bet of er inderdaad geslapen wordt. Dat gebeurt
ook wel, zij het dat de echte slapers tot de uitzonderingen
behoren.
Het is in de nis aardedonker, slechts de opening is zwak zichtbaar en
van daaruit is zacht bet praten van de soldaten die de wacht
houden te horen. Jan Brouwer heeft zich ter ruste gelegd, maar
zijn hoofd is zo boordevol gedachten dat de slaap helemaal niet
wil komen. Hij denkt aan de verw_arde verhalen die vandaag de
ronde hebben gedaan en die stuk voor stuk, de een nog
gruwelijker is dan de ander. Zeker is, dat de Duitsers vandaag
over de IJssel zijn gekomen, want daar is heel duidelijk een en

181
ander van gehoord in de stoplijn. Arnhem Hgt maar een klein
cindje , an de IJssel, en tussen de Grebbeberg en Arnhem is een
afstand van nog geen dertig kilometer. Zelfs al komen de Duitsers
lopen, dan is bet een kwestie van een aantal uren en ze zullen
aan de voet van de Grebbeberg staan.
Ineens krijgt Jan weer een hevige angstaanval. Heel duidelijk
staat hem voor de geest water zal gaan gebeuren. Ecn gevecht van
mannen tegen mannen. Hollanders tegen Duitsers. Daarbij
zullen doden vallen; mogelijk heel veel doden zelfs. Moeten
schieten op je medemens, het is zo vreselijk om aan te denken, dat
Jan bet er tot stikkens toe benauwd van krijgt. Meteen neemt hij
zich voor om nooit, maar dan ook nooit de trekker over te halen
als het gaat om een mens dood te schieten.
'Gij zult niet doden ... ' Ineens schiet die gedachte door hem
been. Jan krijgt het er moeilijk mee en voelt hoe het angstzweet
van zijn voorhoofd loopt. Want meteen als hij daar aan denkt,
komt hem het gesprek met Gerben weer voor de geest. Gerben,
die met hetzelfde vreselijke probleem beeft gekampt. Die meent
dat hij in deze oorlog zal sneuvelen, maar daarbij de
overtuiging heeft dat hij kan sterven. ' •
Jan snuift onrustig en beeft bet met zichzelfheel erg moeilijk.
Hij voelt zich van alles en iedere n verlaten. In diepe
machteloosheid vouwt hij zijn handen en prevelt dan wat
onsamenha gende woorden. Het is een gebed om lijfsbehoud,
en als het moet, om te kunnen sterven.
Het bidden heeft hem geen verlichting gegeven. Onrustig als hij
is, dringt bet tot hem door dat zelfs een kerel als Hendrik
Hansing, waarvan hij dacbt dat die ijzeren zenuwen heeft, een
weinig angst kent. Hij hoort hoe Hendrik in het donker met zijn
shagdoos rommelt en even later flakkert een flauw lichtje op als
de Acbterhoeker een sigaret aansteekt.
'Bist ok wakker, Jan?'
'Ja, ik kan niet slapen.'
'Nee, ik ok niet, jong. Hoe is 't, hist e bang?'
Oat Hendrik in zijn dialect praat, komt omdat hij zich gewoon
voordoet, zoals hij is. Mogelijk vergeet hij waar hij is en merkt
bet

182
niet eens dat hij in zijn voorvaderlijke spraak converseert.
'Ja, ik hen erg bang., Hendrik.' 'Nou,
ik nie minder, heur.'
Uit de mond van Hendrik klinkt het net of bang zijn gewoon is en
dat het allemaal nog wel wat zal meevallen.
Als Hendrik een trek aan zijn sigaret neemt, Iicht even een heel
flauw sch jnsel op in de nis en is vaag te zien dater nog een
paar soldaten met de handen onder het hoofd liggen omdat ze
niet kunnen slapen. Mogelijk zijn de woorden van Hendrik voor
meer jongens op dat moment een opmontering., want Jan merkt nu
pas dat hij dus niet alleen kampt met angst en andere
persoonlijke problemen. De rest is er, net als hij, niet beter
aan toe.
'Van ons wordt geeist <lat.we onze plicht doen.' -
Ergens uit het danker klinkt een anonieme stem en na even
stilzwijgen komt al even anoniem: 'lk vraog mijn af hoe verre dat
geet. Want het vaoderlaand het mijn in de achterliggende jaoren
weinig of geen reden gegeven om m'n eigen zo in te spannen voor
de hele reutemeteut.'
'Het is onze plicht alles te doen wat in ons vermogen ligt., om voor
koningin en vaderland te stri jden ' •
'Jij bebt zeker een vet inkomen gebad, makker.'
'Dit heeft met een inkomen niets te maken, maar bet is een plicbt
te strijden voor ons vaderland en onze vorstin.' .
'J e doej je best mar, maot.'
De onbekenden in bet donker zij mannen die, elk voor zich, een
periode_achter zich hebben die soms armoedig was en niet tot
tevredenbeid kon stemmen. Maar arm of rijk, elk hebben ze een
standpunt, al dan-niet bepaald door de situatie waarin ze zicb
bevinden. Voo·r zicbzelf weten ze het beste wat waarheid is en wat
niet., want niet iedereen wil weten dat hij angst kent., maar
gedraagt zich onverschillig of meent zich tot in de dood te
moeten inzetten. Het is allemaal praten met een achtergrond,
die even ondoorgrondelijk is als de man in kwestie zelf. •
'Mijn hebben ze geleerd dat een soldaot mut hardlopen, maor
dan op huus an.'
De man die dat zegt begint zenuwachtig te lachen en daaruit kan

183
worden opgemaakt dat zijn woorden ook alweer niet anders
bedoeld zijn dan om er zich achter te verschuilen. Her gesprek
wordt haperend gevoerd. Soms stokt bet en lijkt bet of de
gedachten van de mannen hoorbaar zijn geworden. De stilte is
tastbaar en men voelt de gesteldbeid van de ander, hoewel
onzichtbaar, feilloos aan.
'Hoor ... boor'ns.'
,
'Watte?'
Een stem klinkt quasi ongemteresseerd.
'Sch1' eten ... '
'Je bent helemaal hartstikke kierewiet.'
'Luister.'
Ook buiten, in de stoplijn, zijn de stemmen verstomd en luisren
men naar het nooit eerder gehoorde gedreun, ver weg, maar
duidelijk waarneembaar.
'Da's vast geschut. Duits geschut.'
Op afstand klinken weer enkele dreunen, die doen denken aan
een onweersbui ergens nabij de horizon.'
'Da's foute boel, mannen.'
'Ja, da's foute boel.'
Niemand zegt verder een woord, stil luisterend wachten ze op de
dingen die komen zullen..
Minuten verstrijken, maar er is van verder schieten niets meer te
horen. Wel is bet net of ergens in de verte telkens iets oplicht
tegen de heme!, maar wat dat is kunnen ze in destoplijn niet zien,
omdat bet bos hen het zicht op de horizon ontneemt.
Na een minuut of vijf, als blijkt dater geen knallen en dreunen
meer gehoord worden, beginnen de gesprekken weer op gang
komen.
'Wat mot dat geweest zijn? Het was in elk gevaJ heel ver weg.'
'Nou, denk er om, naar bet oosten toe, daar zit eerst de
Grebbeberg en dan nog de Wageningseberg tussen, en dat dempt
een hoop geluid, maat.'
'Zou bet?'
'Ja natuurlijk man, dat kun je tocb wel begrijpen.'
'Nou, maar bet is in ieder geval zover weg dat ze ons nog in geen

184
bronco rakcn.'
Dit is ccn w-eerga.e v:an gedacbten en geeft aan water in de
I{ reker omgaat. Na cen uur, als bet rustig blijft, dommelt de een
de aodcr toch weg in een lichte sluimer, terwijl twee bet
rcstcm1.om hard te gaan liggen snu.rken. Er is echter niemand
die daar ,enigcommentaar op geeft, wat normaal zeker bet geval
z.ou zijn geweest. E,ren voor twecen komt korporaal Van Vliet
de schwlnis in en met behulp van een 7.aklampje worden
de
vo ende wrachtlopersgewekt.
'fruit:, manoen, bet is tijd om de wacht over te nemen.'
'We komen er aan, korporaal.'
' it wacht buiten.'
Vecl ,drukte en moeite kost bet de maooen niet, want ze hoeven
slechts op te staan en naar buiten te gaan. Daar worden een paar
woorden gewisseld met de soldaten die nu mogen gaan slapen.
'Hej dat schieten ok heurt, rnannen?'
'Jawel, Hendrik, bet was Thnts geschut dachten wij.'
'Dat zal wel wist hebben, jao.'
Er worden nog wat onbelangrijkhedenover en weer uitgewisseld,
dan kruipen de afgeloste soldaten de schuilnis in, terwijl Hendrik
en Jan plaats nemen bij de lichte mitrailleur, die geladen
opgesteld staat.
'Nou maar gooi opletten, Hendrik.'
'l.o'n vaort zat nie lopen.'
Zeleunen tegen de borstwering en voeren eenfluisterend gesprek
samen.
'Twee uur... , heur.'
Duidelijk horen ze de twee slagen van de Cuneratoren door de
nacbt kJinken. Hoe vaak hebben ze dit'geluid al gehoord, maar nu
Hjkt het ineens zo heel anders. Vreemd en bijna beangstigend.
'Het lijkt wel of u een doodsklok luiden ... '
'He wane., wat zei je, Jan?'
'Het kUnkt zo vreemd. als je bet van hieruit boort.'
'Ja, bet geluid wordt door de bomen gedempt.'
• 'D at e·t, maa· r •Je kunt ... '
J•S· h
Jneens stokt bet gesprek. De nacht barst open door een

185
S,c· nne,d w t Ca ·Sc·.nn,
..

verschrikkclijk kabnnL
'Nou wordt het mcncnR, Hetldrik.'
Jan kreunt en duikt dicp wcg in de loopgraaf, waar Hendrik zijn
voorbeeld volgt

Elf mei negcnticnvecrtig twee uur in de morgen is bet, als de


eerste granaten op de Grebbclinie worden afgevuurd.
Met een eentonige roffel vallen ze in de buurt van de voorposten,
die zijn gelegen in het voorterrein van de Grebbeberg, ongeveer
tussen de berg en Wageningen in. Veel stellen de voorposten
niet voor, want het zijn slechts gegraven verdedigingswerken
zonder enige diepte en met een minimale bewapening van wat
mitrail leurs en enkele zeer verouderde zes-veldkanonnetjes.
Het vuur is geopend op deze voorposten, die stormrijp geschoten
zullen worden, want de SS heeft haast om naar het westen
van ons land te komen. Volgens de berekening moet dat met
een paar dagen voor elkaar zijn. Voor de verdedigers van de
berg is bet maar goed dat ze geen besef hebben van wat hen te
wachten staat. De overmacht aan manschappen en materieel is
enorm, waarbij de Hollandse soldaten., met geen
noemenswaardige training en slechts spaarzaam van sterk
verouderde wapens voorzien, weinig of niets betekenen.
Het is als een aanhoudend onweer, wanneer de granaten in een
steeds dichtere opeenvolging beginnen te vallen.
Als het schieten even heeft geduurd is het duidelijk dat het vuur
niet op de berg gericht is, maar er voor., wat toch nog weer een
kleine geruststelling is voor de manschappen op de berg.
Er heerst een stemming die moeilijk in woorden is uit te
drukken, want angst, onwetendheid en het gevoel van alleen te
staan, laat zich niet verwoorden. In de stoplijn en waarschijnlijk
eveneens daar buiten warden zelfs officieren., die verwacht
worden leiding te geven., gegevens onthouden gewoon
omdat er bijna geen mogelijkheid tot communicatie is
tussen hoofdkwartier en de gevechtsposten.
'Gelukkig, Hendrik, we zijn er nog even voor gespaard gebleven.'
'Nog wel, ja.'

186
De lucht licht op bij het afvuren van de stukken geschut en als
de granaten inslaan geeft dat een lichtflits tegen de lucht als bij
een onweer.
'Je kunt ze horen fluiten.'
'Ze janken angstig ... '
Inderdaad is het angstaanjagend, om de projectielen te horen
aankomen.
• 'En deze blijven nog wel een eind bij ons vort.'
Hendrik wil daarmee zeggen: wat moet het dan zijn als ze dichtbij
vallen. Als om zijn woorden te loochenstraff en begint er ook
op de berg een storingsvuur te vallen. Ineens wordt bet bos
door een vuilrode vuurflits verlicht en s ijgt stinkende zwarte
rook om hoog. Het is een lucht die prikkelt op de slijmvliezen
en door velen als heel onaangenaam wordt ervaren.
'Oat is het dan, Hendrik ... Dat God ons behoede ... '
Het is een welgemeende zucht, want meer dan ooit tevoren
voelt Jan Brouwer de ngst te moeten_sterven.
Op verschillende plaatsen op de berg, voor de stoplijn en er
achter, vallen granaten. Het is zeer beangstigend en nog maar
een zwakke afspiegeling van wat de mannen te wachten staat.
23

De stemming in de stoplijn is zeer gespannen. Op een


enkele uitzondering na zijn de soldaten allemaal heel bang en
zien met angst de toekomst tegemoet. Voor de berg is de
strijd in alle hevigheid losgebmten en is het vuren van lichte en
zware wapens niet ,nm de lucht. Ten einde te voorkomen dat
de Hollanders nieuwe aan, oer krijgen, hebben de Duitsers
een zwaar storings vuur op Rhenen en de Grebbeberg gelegd.
Ook de stoplijn wordt daarbij betrokken, want zonu en dan
valt een granaat zo dichtbij, dat de jongens omlaag moeten
duiken als de scherven hengierend o, er het hoofd vliegen.
Omdat achter hen de borstwering hoger
is, geeft dat toch een beetje bescherming tegen laag
vliegende scherven, terwijl wat vanvoren komt, met een plof
inslaat. Dar is
al een paar keer gebeurd, zodat de soldaten effen dat ze laag bij
de grond moeten blijven, en nog beter er onder.
'Ze beginnen bet nou re menen, Jan.'
'Ja...., boor eens, er komen vliegtuigen aan.'
'Die zijn waarschijnlijk van ons en gaan de Duitsers aanvallen.,
'Het is ook niks over tijd, dadelijk lopen de moffen bier de berg
,
'?P·
Inderdaad , erschijnen een paar verouderde Fokker-vliegtuigjes
bo,en de berg. Het steekt de mannen even een hart onder de
riem, te zien dat z-e niet helemaal alleenstaan, maar dater aan hen
wordt gedacht..
Traag knorren de tweedekkers over de berg en warden door
honderden paren ogen gevolgd.
'Kijk, ze hebbcn een born onder de romp hangen.'
'Die smijte.n ze ergens boven op een geschutsopstelling of iets
dergelijks.,
'Man, zeur niet1 want wat moeren we met die oude koffiemolens.
Heb jedan niet gezien waarmee de, jand, liegt.. Die beeft
m,·eel toestellen dat heel de lucht er mee kan worden dicb
estopt en

188
ed wi1h Ca ·Sc· nn
bo\"endien van superieure kwaliteit. Daar doen , j niks tegen.
De soldaat die dit zegt is een vent die zijn ogen open beeft
gehouden en zich niet heeft laten bein loeden door de telkens
herhaalde, ovenuigend klinkende uitspraak, dat ons leger
paraat staat en volkomen op zijn taak is berekend.
Tegen zijn woorden is weinig in te brengen, ,vant de vliegers van
• de drie oude Fokkers., die met demoed der wanhoop naar de
Grebbe zijn gekomen, doen weinig meer dan een zelfmoord
poging. Ook indezen is onze regering in gebreke gebleven.
Geen geld om deugdelijke vliegtuigen te kopen en wat er is,
met uitzondering van de G-1,- heeft niets te beteke.nen bij wat
de Duitsers de lucht in sturen.
'Maar die jongens komen toch maar hier naar toe.'
'Ja, dat doen ze. Maar je kunt je afvragen of ze ook nog een
keer terug zullen komen.'
De drie oude vliegtuigen zijn uit het gezicht verd·wenen. Het
verschijnen ervan heeft een korte afleicling gegeven aan hen,
die er mogelijk ook voor een deel een morele opkikker door
hebben gekregen.
Ver weg is het knallen van afweergeschut te horen. Achter
Wageningen heeft de Duitser luchtdoelgeschut in Stelling ge
bracht en dit vuurt op de vliegtuigen. Enkele granaten
ontploffen
• boven de Grebbeberg, wat vanuit ·de stoplijn goed is te zien.
Zwarte rookwolken tekenen zich af tegen de hemel en scherven
gieren als horzels naar de aarde.
'Dekken, mannen, er komen scherven omlaag.'
Een stuk staal, zo groot als een hand, boort zich in de ,vand van
de loopgraaf.
Gerrit Maters, die dat vlak bij zich ziet gebeuren, staat even met
open mond te kijken. Om dan tot bet besef te komen, dat de
dood op nauwelijks een handbreedte langs zijn hoofd is gegaan.
'Moet je nou eens kijken, dat kreng is vlak langs mijn kop
gevlogen.'
De mannen die bij hem staan, kijken een beetje beduusd naar de
gekartelde scherf die in het hout steekt. Jan voelt er aan en trekt
dan met een ruk zijn hand terug.
•Au, dat kreng is heet.'
De manier waarop dat gebeun zou in normale omstandigheden
.reden hebben gegeven om te lachen, maar daarvan is nu geen
sprake. De gebeurtenis spreekt hen zo aan dat hun ogen van de
schcrf near Jan gaan, het brengt hen tot bet besef van de
uitwerking die scherven hebben.
'Jc zult zoiets tegen je hoofd krijgen.'
'Oat vertelt niemand na.'
'Sta daar niet als een stel ouwe wijven te leuteren, kerels, maar
blijf alert!'
De stem van een officier klinkt kort aangebonden als hij de
soldaten op een kluitje ziet staan. De man hoort bij een andere
compagnie en is waarschijnlijk voor een of andere inspectie in de
loopgraaf gekomen. Overigens zien desoldaten weinig officieren,
want de leiding is veelal in handen van vaandrigs en onder
officieren.
Een beetje uit het veld geslagen gaan de jongens weer naar bun
posten en kijken over de rand van bun opstelling naar bet
korenveld vlak voor bun neus, waar nog geen balm van om
gebogen mag worden. Een werkelijk onbegrijpelijke situatie.
In de stoplijn is te horen dat de strijd aan de voet van de erg in
hevigheid begint toe te nemen en dat de druk op de stellingen
groter wordt. Er ligt nu zoveel artillerievuur op de berg, dat
aanvoer niet meer of nauwelijks mogelijk is. De wegen van en
naar de Grebbeberg liggen onder Duits vuur en het wordt nog
hopelozer als ook de Duitse lucbtmacht aan de strijd gaat
deelnemen. De eerste confrontatie met vliegtuigen ervaren de
mannen in de stoplijn als er aanvallen op de berg worden
uitgevoerd, waarvan ook de stoplijn een deel krijgt. 'Vliegtuigen,
mannen, hou die krengen in de gaten !'
Iemand die bij toeval boven het rumoer van inslaande granaten
heeft opgemerkt dater een aantal vliegtuigen op zoek naar doelen
rondjes draaien, geeft dat luid roepend door.
'Vliegtuigen ... IP
De krect wordt doorgegeven en overgenomen. Men heeft geen
enkele ervaring door middel van oefening kunnen opdoen, maar

190
uiv r nls een soort instinct werkcn op dat moment de zenuwcn
v n nll n zodat deze uiting puur spontaan wordt gedaan.
'Vlie •tuigen, mn_nnen, opletten I'
Hct is e ll zestnl korte vliegtuigcn, met gebogen vleugcls en lange
staarten· onder hun ron1p hangt duidelijk zichtbaar een born.
·Let op, die krengen gaan aanvallen.'
Inderdaad, de toestellen maken een korte draai, waarbij ze
een geluid produceren dat angstaanjagend en zelfs boven het
bonken van inslaa de granaten duidelijk te horen is. Dan zijn
de kisten niet meer te zien omdat ze door het geboomte aan
het gezicht onttrokken warden.
Wat er gebeurt kunnen de jongens in de stoplijn niet zien. Maar
horen doen ze voldoende om er de haren van ten berge te
doen rijzen. De Stuka's, duikbommenwerpers, hebben een
doel in zicht gekregen en gaan in de aanval. Steil omlaag
duikend komen ze aangieren, waarbij ze een sirene laten gillen
die ze onder hun romp hebben zitten. Deze uitvinding is
bedacht om tijdens de aanval zo'n ijselijk lawaai te maken, dat
de tegenstander van angst niet meer weet wat hij doen moet. En
het mag gezegd warden dat deze uitv,inding in de praktijk heel
goed werkt. De Hollanders, niet wet nd wat er gebeurt,
duiken diep weg in de·loopgraven, denkend dat ze dadelijk
zullen warden overspoeld door een of ander vreselijk
oorlogsmonster. Er gebeurt precies water.met deze aanval
wordt bedoeld, de vijand duikt eg en de in feite logge
_vliegtuigen kunnen ongestoord hun·werk doen.
Er klinken enkele zware dreunen, die als schokgolven ver in
de omtrek voelbaar. zijn. Daarna is·er weer het duivelse
jankgeluid van de vliegtuigen. Daarnaast laten de vliegers bun
boordwapens als razenden naar omlaag vuren; waar ze voldoende
doelen zien om onder schot te nemen. Als een zweep zwiepen de
mitrailleur salvo's over de Hollandse stellingen en over de
straatweg, waar een colonne met paardentractie wordt
besproeid met machine geweervuur. De gevolgen zijn
verschrikkelijk. Een getroffen paard kermt met een
gierend, nasaal klinkend ehi nik. et is een geluid vreselijk
om aan te horen en de mannen in de nabijheid ervan, krijgen er
de koude rillingen van over hun leden.
1Ql
Er ontplof t munitie en opnieuw worden enkele paarden het
slachtoffer van bet geweld van de oorlog. Onschuldige
dieren worden door de menselijke waanzin bet slacbtoffer
van zijn uitspattingen, die zich in een niets ontziende oorlog
manifesteert. Gramberg, een mitrailleurschutter van de
naastgelegen sectie,.is een boerenzoon die bet gekerm van de
paarden niet meer aan kan horen.
'Dit is niet meer om ante heuren, jongens!'
De militair snuift van verontwaardigiog en is op dat
ogenblik. weer de echte paardevriend. In het burgerleven gaat
Gramberg met vier zware trekpaarden om, bet zijn zijn
vrienden waar hij, gewend is mee te praten.
'Wat moet je er tegen doen, man?'
'Afmaken.'
'Levensgevaarlijk om nu boven de grood te komen.'
De soldaten proberen de schutter te kalmeren, want hij is
duidelijk diep met bet lot van de gewonde paarden begaan..
Weer komen de Stuka's over de Grebbeweg razen en
mitrailleren opnieuw de al zo zwaar getroffen
paardencolonne. Het is een oorverdovend lawaai, waarbij de
verdedigers van de Grebbeberg de haren ten berge rijzen. De
vliegtuigen produceren met bun sirene een wel zo op het
moraal werkend lawaai, dat mensen die dat geluid niet kennen,
weg duiken zo ver als ze maar kunnen. Als de vliegtuigen
omhoog getrokken zijn en vemieling en gewonden hebben
acbterg laten, keert een gedeeltelijke rust weer, die slechts
wordt onderbroken door bier en daar vallende granaten en
geluiden van de strijd aan de voet van de berg.
Gramberg, die het angstig kreunen en kermen van de
paarden niet meer kan aanhoren, verlaat zijn post en wil de
loopgraaf uit. 'Hela, makker, waar wil je been?'
'Die ongelukkige dieren uit hun lijden verlossen.'
Een sergeant, die de jonge hoer wil tegenhouden, hoort net
als iedereen in de buurt het gehinnik van de paarden.
lnderdaad; bet is erg om aan te horen, het deprimeert de soldaten
baast nog meer dan een luchtaanval. Hier is bet tocb, dat bij velen
een gevoel van machteloosheiden schuld een rol speelt. De
dieren, die geen keus

192
hebben, worden om der mensen wil in een oorlog gesleept.
Als trouwe werkers hebben ze fouragewagens, munitie en
allerhande andere artikelen, nodig voor de strijd, aan laten
rukken. Zware kanonnen zijn door deze trouwe viervoeters
omhoog gezeuld en voor een dee] zijn de edele dieren nu aan
stukken geschoten, of liggen met hun hoeven in de lucht te
trappen, terwijl het bloed met stromen uit diepe wooden gutst.
Voor hen is er als laatste eer en dank toevallig een soldaat met
liefde voor het paard, die met levensgevaar zijn schuiiplaats
verlaat en kruipend over de grond de getroffen paarden nadert.
Grambe.rg ziet de lanzende paardenlijven. Hij ruikt de muskaat
achtige zweetgeur van hen en ziet hun donkerrood bloed dat hun
lijven besmeurt. Tot op dat moment heeft deze oorlog.bij
deze nuchter denkende.boer slechts angst teweeggebracht. Nu hij
ziet hoe·een aantal paarden ligt dood te bloeden en een paar
als razenden, in hun tuig verward, van zich af trappen, gaat
dat zijn boerenhart aanspreken en voelt hij hoe tranen in
zijn keel branden. Hier spreekt het boerenhart, dat niet kan
bevatten hoe een mens in staat kan zijn een dier, dat
onschuldig is aan menselijke waanideeen, dit aan te doen. En
dan te bedenken, dat een onkundige soldaat, die in zijn
onnozelheid zou gesproken hebben over een paardekop of
paardepoten, kon afgestraft warden door hogere militairen.
'Stommeling, een paard heeft een hoofd en jij, onnozelaar,
hebt een kop. Zul je dat voor eens en voor altijd onthouden
!'•
Maar dezelfde personen, die zo hoog opgeven over het edele dier,
zijn wel d mannen die mensen opleiden om deze edele
viervoeters het verderf in te jagen. Dat alles schiet de jonge hoer
door de gedachten, terwijl hij zich op z'n buik in de richting
van de beschoten paardencolonne begeeft.
Het eerste paard draait het wit van zijn ogen naar de soldaat,
als smeekt het dier om hulp. In de jonge boer komt alles in
opstand tegen de wreedheid van mensen in de oorlog.
'Jong, ik zal ouw helpen, heur.'
Hij richt de loop van zijn geweer op het hoofd van het paard
en haalt de tr kker over. Meteen verslapt het worstelende
lichaam
193
'
en zakken de met blocd besm eurde bcncn ontspannen omlaag,
De sicrlijke hals strekt zich en ecn matte glans trckt over de ogcn,
Gramberg veegt het zweet van zijn voorhoofd en met cen
driftig gcbaar de tranen uit zijn ogen.
Vcrder kruipt hij naar cen paard dat cen schcrf in de borst heeft
gckregen, waarbij de longen zijn geraakt. Gierend komt de
adem. uit de opengesperde mond en bijelke ademtocht komt
beschuimd bloed naar buiten. Hct dicr is al zover been, dat het
niet merkt dat hij door een soldaat wordt aangesproken. Als
Gramberg de kogel door bet paardehoofd jaagt komt er nog
een keer een zachte zucht, dan zakt bet gespannen paardelijf
in elkaar. Zevenmaal moet de jongeman de trekker overhalen,
om daarna uitgeput in de stoplijn terug te keren.
'Dit vergeet ik mijn hele levenniet meer. Nooit in mijn leven heb
ik zoiets ergs meegemaakt.'
Dan ve gt hij met de mouw van zijn uniformjas de tranen uit zijn
ogen, pakt zijn veldfles om daaruit een slok te nemen.
Het is ontroerend te zien hoe de dood van een aantal paarden deze
jonge boer heeft aangegrepen en de reactie daarop. Jan
Brouwer, die bet gebeuren op een afstandje beziet, vermoedt
dat deze man minder moeite zal hebben met de dood van een
Duitser dan van een paard.
De aandacht van de soldaten wordt weer afgeleid doordat
er opnieuw vliegtuigen boven de stellingen komen. De
Grebbeweg is schoongeveegd, er is absoluut geen aanvoer meer
mogelijk. Zowel de Duitse artillerie als de vliegtuigen hebben alle
aanvoer wegen onder vuur en laten geen vlieg meer door.
Oat brengt problemen met zich mee, want er is ook geen
eten meer in de stellingen, terwijl de hanger zijn intrede
doet. .
'Hoe is het, sergeant, komt de warme hap nog voor ons? Ik
begin onderband zin in een bard piepers te krijgen.'
Kees Peters zegt bet in alleernst. Het is ook bijna een dag geleden
dat ze het laatste voedsel hebben gekregen.
'lk ben er niet minder aan toe, Peters. Probeer je maar wat in te
tomen.'
'Hongerige soldaten zijn waardeloos. Van de wind kunnen wij

194
1
wcl kij en water gedaan kan worden. Want gcloof me, zelf
m hongerig als een kolensjouwer die twee dagen
zo ; •. ctco heeft gewcrkt.'
H gesprck vcrstomt omdat er met ijselijk gejank weer enkele
Stub's in de aanval gaan.
Aioet jc kijken, die smeerlappen laten bommen vallen !'
Ecn ijlc stem gilt en met angstige blik kijken de soldaten
omhoog om te ontdekken dat een aantal kleine, lan.gwerpige,
op pijpen gelijkende dingen zich van onder de vleugels van de
toestellen maken.. Buitelend om bun as komen de brandbommen
omlaag, om bet laatste eind schuin naar beneden te dalen. Het
geeft een flodderig geluid, dat boven bet inslaan van de
granaten is te horcn. Zo vallen op verschillende plaatsen rood
en op de stoplijn brandbommen, die met een verschrikkelijke
hitte vlammen naar a.Ile kanten spuiten. Hier en daar ontstaat
een panieksituatie omdat de soldaten niet weten wat ze met de
brandbommen aan moeten.. Bovendien zijn er een paar
plaatsen waar deze ver schrikkelijke dingen vlak bij de
stellingen zijn gevallen en daar zo'u enorme hitte verspreiden,
dat de soldaten bun posten
moeten verlaten.
'bnd op gooien, mannen.'
I.emand van het kader roept dit en bet bevel wordt
doorgegeven. 'Probeer zand op die krengen te gooien.
Opscbieten.'
De lucht davert en zo nu en dan scbieten vlammen hoog de
lucht in, gevolgd door een verstikkende zwarte rookwolk die op
de adcm slaat en het zicht een ogenblik beneemt. Ondanlcs bet
feit dat de stoplijn nog niet actief in gevecht is gewikkeld met de
vijand, krijgen ze bet nu al zwaar te verduren. En naarmate de
dag verstrijkt, neemt de druk van de Duitsers op de berg in
hevigheid toe en wordt de beschieting door de artillerie
zwaarder.
'Jan, hcb jij nog war over van je noodrantsoen ?'
Hendrik, die naast Jan tegen de borstwering st t geleund, heeft
erge honger en vraagt zo bier en daar of er nog wat te eten is.
'· ee, jong, ik heb afgelopen naeht het laatste van mijn voedsel
pakket opgegeten dus ik kan je niet helpen. Zelf rammel ik ook

195
van de honger en drinken is er ook bijna niet meer.'
'Dat wordt een ramp, want wie weet hoe lang we bier nog in
de rotzooi moeten zitten.'
'Dat kan geen mens voorspellen. De voorste linie houdt nog altijd
stand en dat is een beetje hoopvol, want het bewijst dat de moffen
er niet doorheen kunnen breken.'
Gerrit Maters, die dit zegt, probeert daarmee zichzelf en de
anderen een hart onder de riem te steken, want elk van hen
heeft diep in z'n hart toch wel het bange vermoeden dat de
oorlog een verkeerde wending zal nemen.
De avond van de elfde mei daalt over het Grebbefront. De
strijd neemt nog in hevigheid toe en dat gaat gepaard met een
toenemen van bet krijgsrumoer, dat nu werkelijk
oorverdovend is ge worden. Helle vuurflitsen lichten op en
regelmatig is heel de Grebbeberg gehuld in dikke, vette
rookwolken en ligt er een scherm van granaatvuur ver de
stellingen. Verplaatsen is haast niet meer mogelijk. Wie weg
moet doet dat kruipend over de grond en dan nog met angst en
beven., want de kans om getroffen te worden is groot.
Met een vaste regelmaat slaan granaatscherven in en gieren
stukken staal over de hoofden ·van de soldaten., die daarbij
instinctief omlaag duiken., helemaal onder in de loopgraaf.
'Het begint steeds erger te worden, Hendrik. Wat zullen
onze maats vooraan nu langs bun broek krijgen.'
'We moeten daar maar niet aan denken., jo., anders worden
we hartstikke gek.'
'Het ongeluk wil dat bet geen ogenblik uit m'n gedachten is. En er
komt nog bij dat wij misscbien ook wel zo zullen moeten vechten.'
'lk hoop dat we er voor gespaard blijven., Jan.'
Bij bet licht van een granaatinslag ziet Jan Brouwer dater uit
de ogen van zijn vriend angst straalt. Wat hem doet beseffen
dat Hendrik Hansing zich in feite net zo bang voelt als hij
zelf. 'Moet je kijken ... , daar !'
Opnieuw heeft zich een angstwekkend fenomeen
aangekondigd, in de vorm van een vuurbal, die in de verte is
afgevuurd en nu in een parabool Iangs de berg zeilt.

196
'Wat is dat, jongens ?'
Het witte licht zweeft over de bomen en zakt weg in de richting
van Achterberg.
'Waar komt dat ding vandaan? Vanuit het zuiden, maar hoe is dat
mogelijk. Daar liggen toch ooze troepen in stelling?'
Deze constatering geeft te denken en het moraal krijgt
hierdoor een lelijke deuk. Het is een van die geheimzinnige
gebeur tenissen, waar geen mens iets van weet en het ook
militair gezien niet kan thuisbrengen. Menkent noch het doel
van zo'n vuurbol, noch de uitwerking.
Als de mannen wat van de verbazing zijn bekomen, begint een
gericht artillerievuur op de Grebbeberg neer te dalen. De
verdedigers gaan onder een zeer zware druk een tweede slapeloze
nachtin. •
24

De nacbt van zaterdag op zondag is onrustig. Aanhoudend


granaatvuur ligt over de hele Grebbeberg uitgestrekt. Soms is de
beschieting zo zwaar dat bijna geen individuele inslagen
meer gehoord worden, maar een aanhoudende explosie.
Zwarte .ver stikkende rookwolken hangen tussen de bomen en
omdat er bijna geen wind is, trekt de prikkelende stank maar
langzaam weg. Stof stuift overal rond en er dwarrelt een
boeveelheid bladeren en t en om de stellingen als
ee_ngranaat in de kruin van een boom ontploft. Veel bo en op
de berg raken door de beschieting al hun groen kwijt en meer dan
eens wordt een boom, die ongeveer een eeuw nodig had om te
worC:fen wat hij is, door een treffer door midden gespleten.
Het Hollandse leger bescbikt oyer primitieve veldtelefoons,
waarvan de bedrading door d bomen is gespannen, wat zeer
kwetsbaar is bij deze zware beschietingen. In bet begin trachten
soldaten nog om de draden te repareren, maar het is een
onbegonnen werk. Het Duitse vuur is.zo dicht, dat de repararie
ploegen er niet door kunnen k<:>men enook sneuvelen er soldaten
die met het herstellen van de telefoonlijnen zijn belast.
Het uitvallen van de telefoon heeft tot gevolg, dat vanuit de
gevechtsposten geen ondersteuningsvuur kan worden aange
vraagd bij de artillerie. Zo kunnen de vuurmonden de
eigen troepen bijna of helemaal niet steunen in bun strijd
tegen de · enorme overmacht, die de druk op de stelling
opvoert.
In de stoplijn is het meer dan duidelijk dat de strij minder
goed verloopt dan gehoopt was. Afgezien van het
i'oorverdovend rumoer dat de oorlogvoering veroorzaakt, is nu
duidelijk te horen dat er gevechten onder aan de berg
gaande. zijn. Het is angstwekkend in bet donker de felle
lichtflitsen te ;li n. Aan houdend gieren
granaatscherven·over de hoofden van de sol daten, of slaan
vlakbij in de planken van de loopgraaf.

198
Het begint gelukkig licht te worden, Hendrik.,
Jan Brouwer spreekt met een zachte, lijzige stem. Het is nu al de
tweede nacht dat ze geen slaap hebben genoten en daarbij onder
Z\\ spanningen hebben verkeerd.
'Ja, het zal nou wel gauw dag worden.,
Een verdere conversatie is niet mogelijk, omdat achter hen in bet
eikehakhout een serie granaten inslaat. Het is een geluid alsof
met een reuzenhamer op honderden tonnen wordt gebeukt. In het
hout is er een ziedend geluid van scherven, die met enorme vaart
als scheermessen overal doorheen jagen en zo dood en verderf
zaaien. Enorm is de ravage die een serie granaten aanricht.
Zware eikestammen, waarvan sommige een eeuw oud zijn,
worden als rone appels verpulverd. Stank en bijtende rook stijgt
op en daalt wat verder neer over de stoplijn, waardoor de
soldaten beginnen te hoesten en hun ogen gaan tranen.
'Wat een bende, wat een rotzooi !'
Gerben Hollevoet, die vlak bij Jan en Hendrik tegen de wand
van de loopgraaf staat geleund, hoest en heeft het benauwd,
zodat hij met de hand tegen zijn borst probeert een beetje ·op
adem te komen.
'En bet ergste moet nog komen.'
'Ja, bet ergste moet nog komen.'
In bet oosten begint de dageraad zich tegen de hemel af te
tekenen, maar voor de manschappen is dat amper zichtbaar. Aan
de andere kant van de rogge-akker staan eeuwenoude beuken en
daar onderdoor zien ze dat de omgeving zich in vage contouren
begint af te tekenen.
Het is zondagmorgen.
Als Jan Brouwer daar aan denkt schiet hem een brok in de
keel. Zondagmorgen thuis. Een bijna verstikkend gevoel van
ellende overvalt de jonge soldaat bij die gedachte.. Ineens
komt de realiteit van de oorlog als een waterval over hem been
en het besef dat het ogenblik heel dichtbij kan zijn dat hij
moet sterven. Hij denkt aan de zondagen in de beslotenheid van
het gezin, bij vader en moeder thuis. De zondagviering, welk een
grootheid zit daarin en wat is het altijd een gewoonte geweest.

199
Jan komt tot de ontdekking dat de zondag voor hem altijd
slechts een vrije dag is geweest, waarop hij weliswaar ter kerke
ging, maar dat de verdere diepte en betekenis van de rustdag hem
is ontgaan. Er stijgt een brandend gevoel vanuit zijn keel
omhoog, een floers komt voor zijn ogen en Jan moet alle moeite
doen om de tranen, die acbter z'n oogleden branden, tegen te
houden. Hij tuurt over de borstwering naar bet bos aan de
andere kant van de rogge akker en ziet daar de dag
aanbreken. Toch is bet niet belemaal bewust dat hij ervaart,
dat op zondag 12 mei negentienveertig net als op alle andere
dagen door de tijd_been, dingen gebeuren zoals hij dat nu
gewaar wordt. De zon komt op en gaat weer onder. Tussen
die tijd ligt een korte periode dat de mens, al naar gelang de dag
die bet•betreft, bepaalde dingen doet of handelingen
verricbt. Het is een gewoonte, een vanzelfsprekendheid.
Als een brandende realiteit ervaart Jan, dat de dingen thuis
niet zo vanzelfsprekend zijn, als altijd maar werd aangenomen.
Het is een groat voorrecht eneen zegen geweest, bepaalde zaken
te leren kennen en ervaringen te mogen opdoen.
'Jan ... dekken !'
Jan, met zijn gedachten op heel andere plaatsen, wordt ruw
bij zijn arm gepakt en naar b neden geduwd.
'Man, binde met de kop er ie bij!'
Het is met een sissend geluid dat een granaat komt aanfluiten en
nauwelijks zitten de soldaten onder in de loopgraaf, of met
een oorverdovend geluid knalt hij tegen de rand van de
loopgraaf. Het is gelijk een baaierd van vuur en rook. Er
klinkt gekerm en een enorme hitte wordt gevoeld, terwijl de
scbokgolf, ontstaan door de luchtdruk, een aantal soldaten
tegen de houten wand smijt.
'Dat had jou de kop kunnen kosten, maat. Was jeer niet bij met je
I

gedacbten ?'
Hendrik vraagt het met een benauwde klank in zijnstem, want
de schrik zit er danig in na alles wat zeal hebben
meegemaakt.
'lk was even elders met m'n gedachten., Hendrik.'
Jan, beboorlijk geemotioneerd, veegt zich met de mouw van zijn
uniformjas de tranen uit de ogen. Niemand let daar op,
ieder
200
beeft genoeg met zichzelf te stellen.
Er wordt geroepen om een hospitaalsoldaat, want de eerste
gewonden zijn gevallen. Twee soldaten zijn door scherven
getroffen en zitten van onder tot boven onder het bloed.
Vreselijk om aan te zien.
Terwijl de granaten blijven komen en de stoplijn gehuld is in
rook en vuur, worden de gewonden verzorgd. Maar erger is, dat
nu wel duidelijk is dat de stelling weinig weerstand biedt en
voor verdediging van nul en gener waarde is. Een granaat is al
voldoende om een stuk van de loopgraaf weg te vagen. Hout en
planken zijn, als een luchtballon die doorgeprikt wordt, naar
alle kanten gevlogen en los zand is in de loopgraaf gezakt,
waardoor de hoogte met meer dan de helft is verminderd.
'Opruimen de rommel, mannen, opschieten ! Herstellen wat te
herstellen is.'
Sergeant Hevelman bemoeit zich er mee en zijn optreden is
nodig om de aandacht van de soldaten van hun gewonde
kameraden af te leiden. Met de weiriige gereedschappen die
in de loopgraaf zijn, wordt de aangerichte schade zo'n beetje
hersteld en los zand over de vemielde borstwe ing naar buiten
geschept. _
Intussen komt de zon op en werpt haar licht over de
Grebbeberg. Het is slechts met moeite dat de zonnestralen
door de rook en vlammen heen kunnen komen. Het licht dat
diffuus en vuilgeel met tussenpozen door de rook heen komt,
kondigt aan dat een nieuwe dag is aangebroken.
'Dekken!'
Een van de soldaten hoort dat er een granaat na_dert. Met een
zacht fluiten, bijna melodieus, maar vreselijk in uitwerking en
prestatie. Het draagt de dood in zich, die voelbaar nabij is.
Het is gelijk een zwerm bijen die geconcentreerd in een
dichte eenheid zich verplaatst. Dan is er de explosie. Net
achter de loopgtaaf, waarin de soldaten in elkaar gedoken, de
handen om het hoofd geslagen, wachten op de dingen die
komen zullen en waar ze zich niet tegen te weer kunnen
stellen.
Telkens weer vallen er nu granaten op de rand van de berg en
verder naar achter rond de stoplijn. Het is een lawaai waarbij
met
201
elkaar praten niet meer mogelijk is. Spreken doen ze dan ook
niet meer, want er is een aanhoudend inslaan van projectielen.
Sissend gieren de scherven over de hoofden van de soldaten
heen. Met felle tikken vliegen de stukken staal in het houtwerk
van de loopgraaf, en zo nu en dan scheelt het maar een haar of
een van de militairen werd getroffen.
Tegen de tijd dat het volop dag is geworden, verschijnen er
een paar vliegruigen boven de berg. Een klein toestel is voor
anillerie waamemingen. Aan het Duitse geschut kan
nauwkeurig worden doorgegeven waar de Hollandse posities
zijn en wat ze te betekenen hebben. De verdedigers zijn, door
het verloren gaan van telefoonverbindingen, niet in staat om
bij de eigen artillerie vuur aan te vragen, zodat de gevechten in
de voorposten, die nu in alle hevigheid zijn losgebarsten; met
lichte wapens moeten worden gevoerd. Terwijl de Duitsers
een enorme hoeveelheid geschut in stelling hebben gebracht
en de Grebbeberg onder een hagel van kanonvuur stormrijp
beuken. Nochtans is h:et Neder landse opperbevel er stellig
van overtuigd, dater maar een kleine afdeling Duitsers voor de
berg ligt. De eigen troepen worden zelfs van lafhartigheid
beticht. De verdedigers, in hun gammele opstellingen en
onderkomens, weten daar niets van. Ze zijn zelfs zo moedig, dat
de Duitsers inf eite enorme klappen krijgen, die ze alleen door
hun overmacht aan-mensen en materieel kunnen compenseren.
Het kleine, lichte vliegruigje knort rustig boven de berg en wordt
zowel door lichte als zware mitrailleurs onder vuur genomen.
Zelfs zijn er geweerschutters die hun wapens op bet toestel
leeg schieten, zonder echter enig zichtbaar resultaat.
'Dat kreng ziet alles hier van ons, die Jui kunnen doen wat ze
willen !'
Een soldaat roept bet met overslaande stem, ij bait zijn vuist in
macbteloze woede. Het is een gebaar van wanhoop. Te moeten
ondervinden dat de omgeving systematisch door granaatvuur
wordt omgeploegd en veel jonge mannen door het geweld van de
beschietingen bet leven laten, maakt de soldaten angstig, omdat
ze hiertegen geen enkel verweer hebben. Ze zijn onkundig van

202 ..
hct feit, dat de eigen artillerie bijna nog gebeel intact is en in staat
bet vijandelijke vuur te beantwoorden. Wel beeft de overdreven
bczuiniging van de laatste jaren op wapens en materieel ertoe
geleid, dat nu door gebrek aan de benodigde spullen een deel van
de soldaten de dood wordt ingejaagd.
Een tricste waarheid, die zo hard is als een steen.
In de stoplijn zijn de soldaten geestelijk zowel als lichamelijk aan bet
eind van bun krachten. De zware psychische druk is bijna te veel
voor de manschappen, die boveridien een paar nachten zijn
verstoken gebleven van slaap.
'Daar komt weer een salvo!'
Korporaal Van Vliet duikt in een scbuilnis en wacbt tot de serie
granaten is gevallen. Het is in de grote nood dat de jongens goed
boren of de aankomende granaten gevaarlijk zijn. Want hoe meer
lawaai, des te minder gevaar betekenen ze. Maar boren ze een
zacbt sissend geluid, dan is het zo goed als zeker dat de
projectielen in de buurt zullen vallen.
'Kan er geen drinken worden gebaald, korporaal? Ile beb sinds
gisteravond mijn veldfles leeg.'
'Het wachten is op aanvoer, jongens. Ik ben er niets beter aan toe
clan jullie.'
Hanger en dorst beginnen nu hun greep op de soldaten in de
stoplijn te krijgen. Er is nog wel water ineen emmer, waarin ze in
het begin hun handen hebben gewassen, maar dat is als
drinkwater absoluut ongeschikt. Wat bet eten betreft, bet is meer
clan een dag geleden dat de laatste resten van de noodrantsoenen
zijn opgegeten.
Wat de mansch ppen niet weten is, dat de aanvoer al een paar
keer door de Duitse vliegtuigen aan diggelen is geschoten en dat
op bet ogenblik bet Duitse vu r zo zwaar en dicbt op de wegen
ligt, dat van geen .enkel transport meer sprake kan zijn.
Zondag twaalf mei is een dag vol ontberingen. Wat de toekomst
brengen zal is gelukkig onbekend, maar tot nu toe hebben de
verdedigers slechts een deel ontvangen van wat hen nog te
wachten staat.
Pruttelend cirkelt bet verkenningsvliegtuigje boven de stellingen.

203
en telkens als de waarnemer een bepaald doel ontdekt, geeft hij
dat aan de artillerie door. Even later beginnen achter Wage
ningen de kanonnen te vuren en dan komen de projectielen
onder angstaanjagend gehuil aansuizen. Vlammen en zwarte
rook kringelen opnieuw omhoog en langzaam maar zeker
veranden bet fraaie oude hos op de Grebbeberg in een
gigantisch knekelhuis.
25

De manschappen in de stoplijn beginnen vormen van uitputting


. te vertonen. Ze zijn door een tekort aan slaap en het
voortdurend onder zwaar artillerievuur liggen, zowel geestelijk
als lichamelijk, aan het einde van hun krachten. Jan Brouwer
verkeert in een toestand van waken en zo nu en dat wat
wegzakken en slapen, hetgeen nochtans geen enkele rust biedt.
Honger en dorst spelen alien parten, vooral de dorst wordt in
de sectie als heel erg ervaren. De stemmen van de mannen zijn
schor, want hun kelen zijn uitgedroogd. Telkens proberen ze
door hard te schreeuwen zich verstaanbaar te maken.
Jan leunt met zijn hoofd op de armen tegen de borstwering en
beseft maar ten dele water om hem heen gebeurt. Het begrip in
oorlog te zijn is nog een reden om bepaalde handelingen
mechanisch te doen, maar soms merkt hij het maar nauwelijks als
een granaatscherf door de loopgraaf suist. Hij is de enige niet,
want al een paar keer heeft sergeant Hevelman een van de
soldaten flink heen en weer geschut, of zelfs een trap tegen zijn
broek gegeven, om de betreffende persoon weer tot actie te
brengen.
Het vuren neemt toe en uit de voors e linie beginnen soldaten
terug te trekken. Omdat Jan dicht bij de Grebbeweg staat, kan hij
gedeeltelijk zien wat er zich op die belangrijke verkeersweg
afspeelt. Dat is on er meer, dater steeds meer soldaten uit de
voorposten teruggaan. Wat hij ervan ziet is niet bepaald hoop
gevend. Ook deze soldaten zijn enkele dagen verstoken
geweest van eten en drinken, en hebben vaak gevochten tot de
laatste patroon verschoten was. Een paar keer gebeurt bet dat
terug trekkende soldaten in de stoplijn komen en zich bij de
compagnie aansluiten. Maar het merendeel is zo versuft en
afgemat, dat ze gewoon te apathisch zijn om nog iets te
ondernemen. Deze mannen hebben al veel meer gedaan dan
van hen verwacht ocht

205
ne_ooen tegen
7 e n supene re ijand, later als Iaf worden afge-
sp1egeld. Een tneste bladztJde 1n de al even trieste geschiedenis
van de strijd om de Grebbeberg.
Jan Brouwer laat de dingen gelaten langs zich heen gaan. Het is
of er zo nu en dan een soort droomtoestand over hem komt.
Geest en lichaam zijn niet meer in staat om·de gang van zaken op
een normale manier te regelen en te registreren. Vandaar dat zijn
reactievermogen heel sterk vertraagd werkt, wat met al zijn
maats het geval is, en er zodoende een zeer gevaarlijke situatie
ontstaat. Jan kijkt naar een soldaat die hij goed kent, maar
waarmee hij nooit echt contact heeft gehad. Oat niet om reden ze
elkaar niet liggen, maar zuiver omdat de man zijn eigen vrienden
beeft in de compagnie, hetzelfde geldt voor Jan Brouwer.
Onbewust kijkt Jan naar de soldaat die een meter of drie bij hem
vandaan staat. Ineens begint er bij Jan iets te ontwaken. Zijn
zintuigen worden door bet zien van de soldaat geprikkeld, want
traag bewegen de kaken van de jongen; een he ijs dat die war
te kauwen heeft.
Ineens komt de honger weer als een monster hem besluipen. Jan
slikt en voelt geen speeksel in zijn mond, maar een grauwe
droogheid die pijn doet en felle prikkels zendt naar zijn
hersenen. 'Eten ... ?'
Het is een zwak gemompel, maar Jan ziet met een
gebiologeerde blik naar de soldaat, wiens kaken traag bet een of
ander vermalen. Hij krijgt het er zowaar slecht mee, want de
etende soldaat wekt gevoelens bij hem op die heel pijnlijk zijn
en bet is onmogelijk daar iets aan te doen.
'Eten, hij heeft wat te eten.'
Het is met een bijna dierlijk instinct dat Jan reageert. Heel zijn
afgetobd lichaam schreeuwt om verzadigd te worden door
voedsel. Voedsel, dat bet al een lange tijd niet meer heeft
ontvangen.
Opnieuw slikt Jan en zowaar, er komen hem beelden voor de
geest van overvloedig eten en drinken. Onbewust zet hij zijn
geweer tegen de wand en schuifelt in de ricbting van de soldaat.
'Heb jij nog wat re eten, maat ?'

206

,
..
De kauwende kaken stoppen bun werk niet en.de blik die op Jan
wordt geworpen straalt pure wanhoop en ellende uit. Zonder een
woo r·dre zeggen opent de soldaat zijn hand en laat Jan zien wat hij
eet. Het duurt een paar seconden voor Jan de realiteit ten voile
beseft van hetgeen hij ziet. In de hand van de soldaat is een
bundeltje eikeblad en als hij zijn b ik vragend op de soldaat richt,
geeft die geen antwoord, maar steekt een paar bladeren in zijn
mood en gaat verder met kauwen. Jan kijkt hem met stomme
verwondering aan. Hij slikt moeizaam en voelt hoe pijnlijk zijn
droge keel daarop reageert.
Voorovergebogen loopt Jan de paar meter terug naar zijn plaats
in de linie en leunt dan weer vermoeid met zijn hoofd tegen de
borstwering. Over zijn hoofd fluiten granaten en rond hem wordt de
aarde verscheurd door het inslaan van talrijke projectielen.
Aarde en stukken hout dwarrelen neer uit de lucht en vallen op
bet gaas dat als camouflage over d oopgraaf is gespannen. Hier
en daar krijgt de stoplijn een treffer of wordt.een qeel wegge
blazen- door een ontploffing. Het is bijna ondoenlijk om·de
kapotte stelling te repareren, want dan hier, dan weer daar treft
een granaat de stoplijn, waarop da·n vlammen en dikke stinkende
rook de omgeving voor een ogenhlik aan·het zicht onttrekt.
Dan begint meer n_aar het noorden een mitrailleur te rikketikken.
Het trage• hameren van de Hollandse Lewis-mitrailleurs is
duidelijk .te horen.
'Takke, takke, takke takke, tak.'
Hoewel het lang geleden is dat de soldaten in de stoplijn dit eigen
wapen hebben horen vuren, begint het toch al heel gauw tot hen
door te dringen dat be·tvuren• vanuit de stoplijn
gebeurt. 'Hoor, Hendrik, dat zijn onze eigen mitrailleurs.'
'Watte, wat zei je, Jan?'
Ook Hendrik Hansing is niet zo helder meer na alle ontberingen
en het gebrek aanslaap. Zijn reactievermogen is, gelijk dat van de
rest van de soldaten, heel gering; een zeer ernstige situatie.
'Hoor, er wordt vanuit de stoplijn geschoten.'
'Ja, ik boor bet.'
Er komt weer een nieuwe ervaring bij, namelijk het schieten van

207
mortieren, iets war tot op dat moment onbekend was. In de buun
van de stoplijn vallen met felle klappen granaten, die de soldaten
al gauw leren kennen als iets nieuws.
'Oat is weer war anders.'
Boven het rumoer van de strijd uit is nu duidelijk bet snelle vuren
van machinegeweren te horen.
'Oat is niet van ons, hoor maar.'
Het is voor het eersr dat ze bet snelle vuren horen van de
Duitse Spandau-mitrailleur, met een vuursnelheid van meer
dan dui zend schoten per minuut. Her is hard en klinkt als
wordt er met een reuzenhand een laken doormidden
gescheurd.
'Vreselijk, wat eeQ afschuwelijk ding.'
Jan Brouwer huivert als hij aan de andere kant van het roggeveld
het Duitse machinegeweer hoort vuren.
'Pas op, jongens, er komen moffen aan.'
Iemand heeft in het roggeveld mensen ontdekt en hij is
ervan overtuigd dat daar de vijand riadert. Wat verder, in de
richting van de Heimersteinselaan, wordt nu aanboudend
geschoten en er komt vanuit het bos antwoord van de
Duitsers.
'Niet schieten, wij zijn kameraden. Wij zijn Hollanders !"
Deze woorden worden geroepen vanuit bet roggeveld en is
duidelijk te verstaan. Het vuren wordt gestaakt, maar men is
duidelijk wantrouwend: Echter maar even, dan barst weer een
hevig vuur los. Dat duurt een poosje, tot men er achter komt
dat bet inderdaad eigen troepen zijn, die voor de Duitsers
vluchten en overal dwars doorheen naar de eigen troepen
proberen te komen. Helaas, bet ergste is gebeurd. Hollanders
zijn door eigen kameraden beschoten n daarbij zijn zeker
doden te betreuren. Ook hier is het weer eengebrek
aancommunicatie, want niemand weet of wist dat er eigen
manschappen in aantocht waren., of via het veld zouden
terugtrekken.
Het is nu duidelijk, dat de hoofdweerstandstrook aan bet
bezwijken is en dat de Duitsers de Grebbeberg op komen. -
'Dit is vreselijk, jongens. We hebben op eigen troepen ge
schoten.'
'Ja, bet is om nooit te vergeten.'

208
Er komen soldaten door de loopgraaf die totaal de kluts kwijt zijn.
Bijna apathisch en schuw strompelen ze langs de verdedigers, die
proberen van hen wat aan de weet te komen omtrent de gang van
zaken.
'Ze benne met honderden, als duvels gane ze tekeer.'
De oldaat die dat zegt huivert zichtbaar, schudt met zijn hoofd
en sjouwt dan verder achter zijn kameraden aan.
Jan en Hendrik kijken elkaar eens aan en beseffen meer dan ooit
wat hen te wachten staat.
'Die moffen bent gekken, ze gebruiken onze jongens om zich
achter te _verschuilen. Ik heb het bij Heimerstein gezien, da r heb
ik in een stelling gezeten. Wij hadden geen munitie meer en zijn
slechts met de grootste moeite weggekomen.' .
Het is een oudere militair, een van de oudste lichting en iemand
die men eerder gelooft dan·een jongere.
Wat wordt gezegd laat terdege zijn indrukken achter bij de
soldaten. Ze beseffen dat ze nu zelf aan de beurt zijn, want er
wordt in de buurt van de Heimersteinselaanvolop geschoten. En
dat is maar een paar honderd meter bij hen vandaan.
Als er geen Hollanders meer komen opdagen is bet duidelijk dat
voor de stoplijn geen eigen soldaten meer zijn. De tijd is
aangebroken dat de vijanden op de stoplijn zullen stoten, hoewel
ze zeker op de hoogte zullen zijn van bet bestaan ervan. n dat
dank zij de spionage die mogelijk was tot voor heel korte tijd. De
stellingen. konden door wie maar wilde bekeken worden en daar
heeft de vijand handig gebruik van gemaakt. Er is een korte
periode van rust aangebroken. Zelfs bet vuren van de artillerie
neemt wat af.
Dan wordt de aandacht van Jan weer afgel id door dingen die om
hem heen gebeuren. Weer valt zijn oog op de soldaat die
eikebladeren eet. Maar bet blijkt dat er nog meer soldaten bun
honger stillen met bet eten van eikeblad. Jan zelf kan de
verleiding nog weerstaan om ook te proberen hoe het is om als een
dier bladeren te eten. Op dit ogenblik komt de gedachte om dat te
doen niet bij hem op. Echter, de honger is groot en de dorst niet
JJ1inder. Geen wonder dat, eer bet een uur verder is, veel soldaten

209
bezig zijn het blad van het eiken kreupelhout op te eten.
Helaas, het eikeblad bezit looizuur en daarom duurt het maar
even, dan krijgen ze stulc voor stuk een stijve mond vanwege de
invloed van het looizuur dat de huid rond de mond aantast
en oorzaak is dat de soldaten bruine, leerachtige monden
krijgen. Het zal weken duren voor dat weer verdwenen is. Doch
dat weet of beseft nog geen mens op dat ogenblik. Het geeft
ook_geen echt gevoel van bevrediging, hoewel het flauwe
gevoel van binnen toch wel wat minder is geworden.
Dan horen ze in de verte hoe in massa de Duitse vuurmonden een
nieuwe aanval gaan do n. In een aanhoudend vuren worden
de zware kanonnen afgeschoten, meteen komen dan ook de
eerste granaten aangieren.
'Mannen, dekken!'
Dat hoeft geen twee keer gezegd te worden, want hoewel
de soldaten bijna versuft zijn door tekort aan s aap en
algehele uitputting, is er nog wel zoveel levensdrang in hen, dat
ze op deze oproep gelijk reageren. Ze duiken in de loopgraaf
en enkelen maken gebruik van de nissenhutten om zich
daar voor het granaatvuur te verschuilen. •
Door tientallen vuurmonden wordt de stoplijn murw
gebeukt, ten einde de stelling stormrijp te maken voor de
aanval. Wat de soldaten in korte tijd moeten doormaken is
niet te beschrijven. Als hagelstenen vallen er granaten en de
aarde dreunt, schudt en beeft, het is al vuur en staal wat over
de berg ligt uitgespreid. 'Denk er om, mannen, het vaderland
rekent er op dat ge uw plicht doet en dat we stand houden hier
ter plekke.'
Ineens zijn daar de twee bataljons-commandanten, de
majoors Landzaat en Jacometti. Beiden zullen hun
woorden gestand doen, beiden zullcn hun pleats niet
verlaten, maar sneuvelen in de strijd met de vijand.
AJs de twee officieren verdwenen zijn, duurt het niet lang of het
strijdrumoer begint weer op te leven. Het granaatvuur stopt
en wordt naar voren gelegd., zodat de stoplijn vanaf
Rhenen is afgesneden. Nu komt de aanval op de stoplijn,
die door twee bataljons SS'ers znl warden ondernomen.
Lange tijd zullen die

210
d- r d n, n ch ppcn ,, n nt r tw -r lccllt be'1' pcndc
Ht ll nd' n hun

·.ni
bo._
ndicn a n
htt cin,d
k clucn ljn w _?dent _ ngehoudcn,
H t, urcn,, nuit d· stnpU,jn inttoc tc ncm n. Ouideliik i dat
men in v-uureontact m t de ijand is g-om n. Oo n bij de dcrd
" i - b ant • n n1itr ill ur te hamcrcn en klinkcn de drogc
knallen van de Hollandst gewere:n.
Opl ttcn utlcrd hou ie Olffl
open!'
Serge- nt H ,retman beseft dat bet er nu op aan be in·t tc komcn
n d_t tcrwijl de mannen cigcnlijk.geen gevechtswa rdc mccr
h bben,
tDc moffen komen er aan nien1and vcrlaat vanaf dit moment zijn
post!
J n Brouwer voclt een lome angst in zich opsrijgen want hij weet
,u zichzelf geen held tc zijn. En wat ze gehoord hcbben van
hun kameraden, die uit de voorste linie zijn gekomen, is zekcr
niet bcn1ocdigcnd.
Een geweer kraakt en de mitrailleur vlak bij hen op de hock van de
Grebbcwcg begint t e, uren. Er klinkt ccn hard knal als ecn
handgranaa-te. plodeert en er is de rauwe gil van iemand die
wo1dt getroffen. Het is niet na te gaan of dat vriend of vijand
betreft, ma.ar het is erg om te horen.
Nog meer gcweren vuren en dan komt er ineens wat beweging
in bet koren, ecn cindje voorde stopHjn. Jan Brouwer voelt dat
de adem hem in de keel stokt, terwijl hij gebiologeerd naar de
wuivende halmen kijkt. De rogge staat meer dan een halve
meter hoog, maar als hij zich niet vergist bevindcn zich
daartussen mensen die zich voortbewegen. Het zijn
vijahdelijke militaircn die precies weten hoe ze dat moeten
doen, zonder door anderen te worden opgemerkt.
'Vuren, mannen, hou de moffen uit de stellingen P
Iemand roept met luide stem en het is verwonderlijk dat nu het
ernst bcgint te worden, de soldaten toch nog over reserves
blijken te beschikken om de ,djand te wcren. Er klinken overal
schoten en vlak voor de stelling bij Jan en Hendrik valt een
getroffen SS,er dodelijk getroffen neer. Jan huivert er van en
voelt hoe hem de

211
koude rillingen over het lijflopen. Maar de vijand blijft oprukken
en komt bijna ongezien naderbij. Het leeft in het roggeveld van
de Duitsers, die echter door de meeste Hollanders niet
gezien worden. Toch zitten er honderden voor de stoplijn,
in ver houding mogelijk wel twintig Duitsers tegen een
Hollander.
Ineens komen er een paar Duitsers uit de rogge, meteen klinken
er schoten. De Duitsers tuimelen voorover en zi jn meteen
uitges hakeld. Maar met ware doodsverachting komen
andere aanvallers en w l op zo'n fanatieke manier·dat het
de onzen verbaast omdat ze zo'n manier van strijden niet
kennen noch
' aanvaardbaar vinden.
De mitrailleurs hameren en de geweren en karabijnen
knallen. ledereen is uur en tijd vergeten. Overal wordt nu
verbeten gevochten. Niemand is er die niet heeft geschoten op
de vijand. Plotseling springen er twee SS'ers op de borstwering.
Niemand heeft de kerels zien aankomen, want ze zijn op hun
buik tot vlak voor de stoplijn gekropen. Het zijn twee
woestelingen die met doodsverachting optreden. •
'Sieg Heil!!'
Hun aanvalskreet klinkt duivels.boven het strijdrumoer.
Als dollemannen vuren ze hun machinepistolen leeg in de
loopgraaf. Er klinkt gekrijs en gerochel. Dan klappen een paar
schoten en de
• aanvallers storten getroffen over de rand van de loopg aaf.
Jan kijkt even opzij en krijgt de schrik van zijn leven. Een klein
eindje bij hem vandaan Hgt Gerben Hollevoet in een plas bloed
op de grand. Sergeant Mulder staat over de jongen heeri
gebogen en Jan ziet dat Mulder zachtjes met .zijn hoofd schudt,
ten teken dater voor Gerben geen hoop meer is.
Jan huivert, want heel sterk komt hem het gesprek met
Gerben weer voor de geest. Gerben, die wist dat hij zou sneuvelen
en daar ook vrede mee had omdat hij de zekerheid bezat te
kunnen
sterven. Hij kan zich niet meer beheersen en voelt hoe hete
tranen over zijn wangen !open. Hij doet ook geen moeite
deze te verbergen. Trouwens, hij is zich niet eens bewust dat
hij staat te huilen.
Hendrik haast zich naar de getroffen soldaat toe en neemt het
212
hoofd van
Gerben in
zijn handen. crgeten
'Cicrben
mien jong
wat hedde
nou toch
daon ?'
Hendrik
spreekt in
zijn
Achterhoeks
dialect en is
eve,n
dat er een oorlog aan de gang is. laar uit het spontane gebaar
bli.jkt een grote vriendschap, die aangrijpend is om te zien.
Bijn·a Heflijk tilt de grote Acbte.rhoeker Gerben van de grond
en draagt de dode n ar een schuilnis om hem daar neer te
leggen.
'.Zo,.ik heb Gerben maor efPn daorinne legt.,
Hij n nu bet gewe r weer ter hand en loert over de rand van de
loopgraaf. Het duurt maar e.ven of er klinkt een knal als
H'endrik
,uurt.
Die zalle ons gien zeer meer doen, Ja,n..
Jan .kan bet allemaal niet bevatten en is bijna radeloos van
angst. Hij schiet zo nu en dan op iets wat hij meent te zien
bewegcn, maar weet niet of het Duitsers zijn. Het ,,.ordt anders
als er plotseling kogels in de achtenvand slaan, die trouwens
ook voor een deel d,,ars door de loopgraaf gaan. Er ,vorden
steeds meer militairen getroffen. Men roept om Rode-
Kruissoldaten en die hebben bun handen meer dan vol.
Ge,vonden afvoeren is niet mogelijk omdat alles in de buurt aan
de grond genageld zit door een moordend vuur van de Duitsers,
die over een onuitputtelijke artillerie-ondersteuning kunnen
beschikken.
'Ze zitten in de bomen !'
Iemand heeft mondingsvuur van een geweer gezien en het is
onbegrijpelijk hoe de SS kans heeft gezien zich in enkele
bomen te nestelen, van waaruit ze heel nau,,1keurig op de
Hollanders in de loopgraaf kunnen schieten. De een na de
ander , ordt in de stoplijn doo.r de verscholen schutters
uitgeschakeld en het kost aan Hollandse zijde talrijke doden en
ge,,onden.
Jan schrikt hevig, de adem stokt in z'n keel. Vlak naast zi.jn
hoofd slaat een geweer.kogel in het bout. Het geeft een harde
klap en meteen is er een klein gaatje te zien. Meteen duikt hij in
elkaar om bijna gelijktijdig opnieu,v een spaander van bet bout
te men wegvliegen en wel juist daar wanr een fractie eerder zijn
hoofd. nog was.
Hij huivert en beseft op het nippertje aan de dood te zijn

213
ontsnapt. Omdat hij aangewezen is de plaats te verdedigen waar hij
stond, is bet duidelijk dat hij daar zijn hoofd niet meer over de rand
hoeft te steken, want een derde keer zal de sluipschutter hem niet
meer missen.
'Er zitten moffen in de bomen. Knal die lui naar beneden !'
Sergeant Hevelman, die er ook achter is waar het gevaar vandaan
komt, pakt een mitrailleur van een van de jongens en geeft een
salvo door de kruin van een van de lindebomen, waarvan hij.
denkt dat er Duitsers in verborgen zitten. Het result t is
verrassend, want als de mitrailleurkogels het gebladerte geselen,
komen er achter elkaar drie goed gecamoufleerde SS'ers omlaag
tuimelen. Maar daarmee is het leed niet geleden of opgelost. Als Jan
Brouwer na een korte periode weer overeind komt, vliegen de
stukken hout van de borstwering en krijgt hij een gevoelige tik in
het gezicht als er een houtspaander van de borstwering wordt
geschoten, die hem in het gelaat treft.
'Auw ... !'
Jan ziet even het gebladerte bewegen van een lindeboom aan de
zuidkant van de Grebbeweg, een plaats waar je niemand zou
verwachten. Hij beseft dat de schutter die daar verborgen zit
onder andere hem, Jan Brouwer, in het vizier zal nemen. Het is
een kwestie van overleven en dat drukt verdere emoties op de
achtergrond. Jan beseft te moeten handelen omdat zijn vrienden
niet kunnen en mogen opdraaien voor een probleem dat hij zelf
moet oplossen. Maar hij heeft niet meer de moed om zijn hoofd
ter hoogte van de borstwering t•e brengen. Hij loopt een meter
naar rechts en is dan een beetje achter een struik verborgen. Stil
gluurt hij over de rand naar de plaats waar hij de schutter
vermoedt. Niets te zien en dat terwijl hij bijna zeker weet dat
zojuist vanaf die plek een klein vlammetje zichtbaar was.
Goede raad is duur en als bet om zijn leven gaat is de mens
geneigd dingen te doen, die normaal zelfs in zijn gedachten niet
zouden opkomen. Jan schuift langzaam de loop van zijn Hembrug
geweer over de rand van de borstwering en richt op de plaats waar
hij meende gezien re hebben dater geschoten werd. Vlug haalt hij
de trekker over en in een reactie duikt hij omlaag. Maar uit zijn

214
oogho ken ziet hij dat de takken be,vegen en er i ts donkers
on1laarr sto.rt.
Jan huivert bij de gedachten water gebeurd had kunnen zijn.
Nu L voor een klein oge11blik hct gevaar afgewentcld.
Nsast hen1 vuurt Hendrik die er een eigennardig gebron1 bij ln t
horen. Onafgebroken rnmtn len de n1itrailleurs, de stoplijn h
ft bij bet roggeveld nu volledig contact n1et de, ijand. D trijd
i in lie hevigheid losgebarsten. De gevechten \Vord n i n,
eel ge, alien van heel dichtbij gevoerd. De Duits .r als een
.• d getraind soldaat, die ongezien naderbij \V t te sluipen.
De Hollander in zijn on,vetendheid, staat nls het war. n1et
de rug tege.n de muur en ,veet niet anders te doen dan te,
·_:chten zonder
te beseffen dat er slechts een consequentie overblijft. Namelijk
als een held sterven voor het vaderland.
'
De uren verstrijken en onafgebroken zijn de soldaten in de
stoplijn met de goed getrainde en fanatieke Duitsers in
gevecht. Er spelen zich taferelen af, die moeilijk onder
woorden zijn te brengen, omdat de gruwelijkheid ervan zulks
onmogelijk maakt. Er zijn staaltjes van heldenmoed; door
soldaten die zich inzetten om hun kameraden te redden uit de
moordenaarshanden van de drieste SS-troepen. Want de
aanvallers krijgen vanuit de stoplijn hevig klop en moeten-elke
aanval bloedend onderbreken. Maar
·telkens weer komen ze opzetten, zich daarbij doodlopend in
het vuur van de stoplijn. Doch de behaalde resultaten
zijn·betaald met het bloed van talrijke Hollandse jonge
mannen. Nochtans is het een feit dat de twee Hollandse
compagnieen twee Duitse bataljons tegenhouden. Het gaat
niet vanzelf en de rekening die gepresenteerd wordt is zeker
niet gering. Dan hier, dan daar, ron om zich heen ziet Jan
Brouwer zijn kameraden sneuvelen of gewond raken. Het is
een triest gezicht, want er kan bij a_geen hulp worden
geboden. Tenslotte wordt de stoplijn meter·voor meter in
elkaar geschoten, want telkens weer daalt er _een artillerie-
salvo omlaag, die hele s u.kken uit de loopgraaf scheurt en daarbij
ook weer de nodige slachtoffers maakt.
'Er wordt een tegenaanval uitgevoerd dadelijk; pas op dat er niet
op eigen troepen wordt geschoten !'
Dit bericht wordt doorgegeven naar de militairen in de loopgraaf
en wel met de bedoeling dat ze de eigen soldaten niet voor
Duitsers zullen aanzien.
Het blijkt dat de derde sectie niet oor dat doel is uitgezocht,
maar wel de soldaten die vlakbij, aan de andere kant van de
Grebbeweg de stoplijn bezetten. Naar het noorden, in de
buurt van <;le Heimersteinselaan, zal de tegenaanval worden
onder nomen. Majoor Jacometti zal zelf de tegenaanval
leiden. Vaag horen de jongens hoe de eigen soldaten luid
'leye de koningin'

216
roepen als ze ten aanval trekken.
'Stoppen met vuren, er zitten eigen mannen voor ons !'
Sergeant Mulder komt bij de derde sectie en geeft dat·bericht
door. De sergeant zit meer in de buurt van de Grebbeweg. Van
daaruit beveelt hij de tweede sectie en komt zo nu en dan even
bij de derde om met zijn collega Hevelman te overleggen. .
Het lijkt wel of de Duitsers zich hebben teruggetrokken, omdat
ze wisten dat er een tegenaanval zou komen. Het is op dat
moment vrij rustig, met uitzondering van wat mitrailleursalvo's
en geweerschoten. Voor de stoplijn gaat majoor Jacometti
met slechts een handvol soldaten in de aanval. De majoor heeft
zijn commandopost meer noordelijk achter het dierenpark en
heeft daar van het oppercommando de verzekering gekregen
dat er maar een gering aantal zeer fanatieke Duitsers voor de
stoplijn liggen.
Generaal Habberts, die de gedachte koestert dat ons leger uit
een stel lafbekken bestaat, wil dat d verloren gegane'stellingen
weer teruggenomen zullen worden en de Duitsers van de
Grebbeberg geworpen. Hij he_eft het letterlijk zo geformuleerd,
dat de vijand maar eens duidelijk'gemaakt moet worden dat hij
niet heeft te maken met een stel latbartigen. De regiments-
commandant, de luitenant-kolonel Hennink heeft nog een en
antler omtrent deze aanval met Jacometti besproken. Jacometti
meende, dus vanwege verkeerde inlichtingen, dat het slechts
ging om een gering aantal Duitsers, die ze wel even met de
blanke sabel zouden terug- dringen. j

'Let op, de onzen gaan naar voren. Niet schieten, mannen,


niet schieten l'
Er komt een korte periode waarin de mannen wat op verhaal
kunnen komen. In het veld voor de stoplijn gaat het groepje.
Hollanders op weg om de vijand van de berg te drijven. In de
stoplijn wacht men met gemengde gevoelens op de dingen die
komen gaan. Jan Brouwer leunt weer tegen de borstwering en
voelt hoe de slaap hem in haar armen neemt. En daarin is hij niet
alleen, links en rechts naast hem zijn er oververmoeide soldaten,
die staande in slaapallen,.een enkeling valt daardoor
onderste-

217
bo,·cn. llet is ccn tocstand, die schrijnend en mensont:crend,
zo direct annwcv.i is en ondcrvonden wordt, dat de soldaten
amper no nls 1ncns kunnen reagcrcn.
lnmiddels .is bet vuren weer toegcnomen, De Hollanders !open
tcgen de vijand aon, die met meer dan een honderdvoudige
overrnacht het vuur op het arme, niets vermoedende groepje
opent. In de stoplijn zijn helaas veel soldaten die daar zogeen
erg in hebben omdat ze nu niet direct bij de strijd zijn
betrokken. Het lawaai dat oorverdovend is,.maakt dat ze slechts
reageren op direct gevaar en dat is thans niet merkbaar
aanwezig. Hoe betook zij, naar voren aan de hosrand en wat
verder in bet bos klinkt een verschrikkelijk lawaai als de
Duitsers de aanvallende Hollanders zien naderen en daartegen
in actie komen. Tegenover de lompe, traag vurende mitrailleurs
van de in de aanval zijnde militairen, beeft de vijand een
selectie wapens van zeer hoge kwaliteit. Onze soldaten treden
met bun lange, onhandige Hembrug-geweren, wapens daterend
uit de vorig eeuw, de vijand tegemoet, die is uitgerust met veel
betere en• zwaardere wapens. Een paar pantserwagens zijn de
berg opgekomen en ondersteunen de twee bataljons die
samengepakt zitten op een tiental bunde s bos.
De strijd is hevig en de onzen weten aanvankelijk zelfs nog wat
terrein te winnen. Helaas is de overmacht zo groot en het vuur
zo vreselijk zwaar, dat na korte tijd de een na de a.hder
.sneuvelt of zwaar gewond ter aarde stort.
De heldhaftige aanval is in bloed gesmoord en reeds ten einde
voor de soldaten het roggeland zijn overgestoken. Onder
achter lating van vele doden en gewonden moe en ze
uiteindelijk terugtrekken. Het is maar een heel gering aantal dat
uit de frontsector terugkeert.
Maar de Duitsers, die zich in de bosrand hadden
teruggetrokken om bun wooden te likken en wat te rusten,
beseffen dat ze door de aanvallers te verslaan nu gelegenheid
krijgen om achter de terugtrekkende soldaten aan, de Hollandse
linie binnen te komen. Vandaar dat ze een veel gebruikte
krijgstactiek toepassen en wel direct hun vijand volgen en
meteen met hem de stellingen binnentrekken.
,
Er klinkt ruw
geschreeuw van bevelen en er

218
worden commando's gegeven. ven later zien de Hollanders
vanuit de stoplijn, dat de Duitsers in bomen klimmen om bun
aanvallende makkers te ondersteunen met dekkingsvuur.
'De moffen komen. Vuren op de bomen, daar zitten die lui in.
Schieten, kerels ... !' Een officier bruit het bevel dat wordt
overgenomen door de lagere sectie-commandanten.
'De moffen komen ... De moffen komen; klaar om te
vuren.' Dan begint er opnieuw een mitrailleur te dollen.
De Duitsers komen in groten getale opzetten en de strijd brandt
in hevigheid los. De.verdedigers schieten als razenden op alles
wat beweegt en wat.men denkt dat een Duitser kan zijn. Hier.en
daar duiken vijanden op die met een ijselijk gebrul op de stoplijn
aan stormen. Er wordt geschoten met allerhande wapens en bier
en daar zijn de gevechten zelfs.gekomen tot aan de rand van de
loopgraaf en wordt de vijand met de b a j o n_eot pgewacht. Het
is een slachtpartij die zijns gelijke nog niet heeft gehad.
Hier, dan. weer ergens anders, klinkt de kreet: 'Sieg Heil!'
Daarmee valt de Duitser a:an en stort- hij zich met ware
doodsverachting op de ollanders.
Jan Brouwer weet echter niet water zich afspeelt, hij is zo diep in
slaap gevallen dat alles om hem heen hem ontgaat.
'Jan, kom er bij, jong!'
Hendrik geeft zijn vriend een stomp tegen de schouder, maar Jan
reageert nauwelijks.
'Jan, word asteblieft wakker; de moffen zitten omtrent op
onze nek!'
Van pure wanhoop zet Hendrik zijn geweer even tegen het
beschot, pakt Jan met beide handen beet en schudt hem dan vrij
ruw door elkaar.
'Jan, hist nou wakker of niet?'
Jan wordt heftig been en weer geschud, doch begrijpt niet waar
hij is. Dat dringt maar heel langzaam tot hem door, want zijn
reactievermogen is zo verzwakt dat hij maar amper beseft waar
hij zich bevindt.
'Korn, Jan, de moffen zitten aan de rand van de loopgraaf!'
Juist als hij dat zegt springen er drie SS'ers op de borstwering
en

219
smijten handgrannten naar binnen. Hendrik weet er cen tc
pakken en over de rand naar het roggeveld te kicpen, waar het'
monsterding even later met een hevige klap explodeert. Gelijk
wordt_er in de loopgraaf door Gerrit Meters nog een weggewcrkt,
terwijl de derde een paar meter bij Jan en Hendrik vandaan bij de
mitrailleurschutters valt. Die hebben te laat in de gaten wat er
gebeurt en Hendrik kan er ook niets meer aan doen. Hij wect wel
gericht een aanvaller neer te schieten, die boven op Jan Brouwer
terechtkomt. Hendrik duikt op de bodem van de loopgraaf als de
Duitse handgranaat ontploft. Er is even een hete schokgolf en
gekerm, dan ziet Hendrik dat er drie kameraden door het
ontploffen van de handgranaat zijn uitgeschakeld. Helaas is ook
zijbgeweer door een scherf geraakt en dus niet meer te gebruiken.
Intussen komt Jan totaal versuft onder de Duitser uit kruipen en
kijkt met een weinig zeggende blik naar Hendrik.
'Korn, jong, wij nemen de mitrailleur !'
Jan, ineens tot het volle besef komend water aan de hand is, staat
meteen bij Hendrik om hem bij de mitrailleur te helpen.
'lk schiet, jij zorgt dat de trammels vol blijven.'
'Goed, ik hen jouw helper.'
Jan huivert als Hendrik de trekker over haalt en de mitrailleur
begint te hameren. Er zijn weer Duitsers in de lindebomen langs
de Grebbeweg geklommen. Ongezien, hoe dat ter wereld moge
lijk is begrijpt geen mens. Maar ineens vliegen er weer kogels
door de loopgraaf, die de Hollandse gelederen I uitdunnen.
'Daar zitten ze weer in een boom, Hendr .'
Jan duikt in elkaar als een salvo Duits machinegeweer de
loopgraaf geselt.
'Kijk daar, in die boom.'
Jan wijst de plaats waar de Duitsers zitten, wat maar amper
zichtbaar is door het gebladerte.
'lk zie het, wacht maar even.'
De dikke loop wordt in de richting van de bewuste boom gedraaid
en dan haalt Hendrik de trekker over.
'Takke, takke, takke, takke, tak.'
Meteen is er beweging in de boomkruin. De takken zwiepen en

220
·hter elknnr tuimelen twee, in groene camouflagcpakkcn gcklcdc
SS crs omlaag.
Die boom daar. Pas op, er wordt geschoten.'
Als er geschoten wordt is dat zichtbaar door het gebladcrte dat
lijkt been en weer gewiegd te warden.
Zie je ze) Hendrik?'
Jan moet zich door hard te schreeuwen verstaanbaar maken en
Hendrik brengt zijn oor in de richting van zijn maat.
'\Vat zet. J e ... waar. .')'
.
'Daar3 in die boom3 schuin bier tegenover.'
'Juust3 ik zie het.'
Oat is het geval als een Duitser vuurt. Even is er een beweging
russen de takken3 maar net voldoende om Hendrik gelegenheid-te
geven vast te stellen waar de vijand huist. Weer wordt de
mitrailleur een eindje gedraaid en vuurt Hendrik een paar schoten.
Maar dan stopt het wapen.
'Barst !'
'Hij doet bet niet meer.'
'Rotding !'
De twee zijn allebei verontwaardigd, maar hebben in eerste
instantie niet door dat de trammel patronen is verschoten. Het is
echter maar even dat ze dat niet in de gaten hebben, al spoedig
dringt tot hen door dat, wat ze jaren geleden hebben geleerd, bier
realiteit is. Jan maakt de klem los waarmee de ronde trommel op
het wapen is bevestigd. Achter hen staat een kist met trammels en
losse munitie. Door de hulp van de mitrailleurschutter is uit
voorzorg reeds een groot aantal trommels gevuld, waar Jan en
Hendrik nu hun voordeel mee kunnen doen.
Vlug verwisselt Jan de lege trommel en plaatst er een nieuwe op.
'Geladen, Hendrik.' •
Die haalt een bendel over om de eerste patroon in de kamer te
laten, waardoor bij bet afvuren de mitrailleur zichzelf na elk schot
herlaadt. Zevenennegentig patronen kan de mitrailleur ver
schieten, maar dan is het wapen gloeiend beet. Vandaar dat, na
veel schieten, de loop verwisseld moet warden en zo nu en dan
een korte periode van rust in acht moet warden genomen om het

221
wnpen niet te loten vcrbrandcn door hct hcetlopcn.
In het roggeveld wemclt het van de SS'ers die vanuit de St'oplijn
niet kunnen worden gezien,
'\Xlie mot met dat ding hogcrop staan, Jan. Hier zicn we niks
eerder wat, dan pas als ze in de loopgraaf staan,'
Jan huivert bij de gedachte om op de borstwering te gaan Hggen.
Door de granaatinslagen is bet niet moeilijk uit de loopgraaf te
klimmen. Op veel plaatsen is de stoplijn nog maar een zandhoop
met daarin een hoop rommel, afkomstig van vriend en vijand.
'Neem een paar trammels munitie mee, Jan.'
Die doet wat Hendrik vraagt en intussen is de ander omhoog
gekropen met de Iichte mitrailleur, die hij nu op de rand van de
kapotgeschoten loopgraaf legt. Hier is een veel beter overzicht en
omdat de mitrailleur een dikke zestig centimeter hoger staat is bet
duidelijk dat de bedieners, Jan Brouwer en Hendrik Hansing, een
eind verder kunnen kijken. Ze liggen nu ter hoogte van de toppen
van de rogge, zodat alles wat beweegt gezien wordt. Maar dat
houdt wel in dat ze zelf erg kwetsbaar zijn geworden nu ze daar
bijna open en bloot liggen.
'Ginder, Hendrik, daar zitten er een stuk of wat in de rogge.'
'Waar?'
'Kijk daar, tegenover die dikke beuk.'
Hendrik loert naar de plaats die Jan in het oog heeft gekregen.
Het duurt maar even, dan heeft hij door wat Jan bepoelt. 'Wacht
even, dat zullen we aan een onderzoek onderwerpen.' Hij brengt
het wapen aan de schouder en richt op de bewegende plek. Dat
het vijanden zijn komt meteen openbaar als met een steekvlam
een mortiergranaat wordt afgevuurd.
'Woeoeoemmm !'
'Ach, da's een mortier, Jan. Wacht even.'
Het. is duidelijk te horen dat met ee droge klap een mortier
granaat wordt afgevuurd, die neer komt in de richting van de
Heimersteinselaan. Weer geeft het een droge, harde klap als bet
projectiel ontploft.
'Woeoeoeoeoemmm!'
Weer vuurt de mortier en nauwelijks een paar seconden later

222
soldaten die gewond is weggebracht. Hij steekt de helm op de
punt van een bajonet en houdt deze vlak bij de mitrailleur
omhoog.
'Gloeiend hier en daar, geen kunsten jullie ! Wacht eens even.'
Mulder wil nog meer uitvaren, maar dan valt zijn mond open van
verbazing. Nauwelijks komt de helm boven de grond of met
een felle tik vliegt het ding van de bajonet en vertoont een gat er
dwars door heen.
'Zie de, sergeant. Adde daor de koppe in hadde, dan was die nou
met een gat er in.'
Met verwondering kijkt de sergeant naar de helm, die een paar
meter bij hem vandaan in de loopgraaf ligt. Op de plaats waar
het wapen, de Nederlandse leeuw, zit gesoldeerd, is een gat
dwars door het staal geschoten,. waarbij het metaal als
met een reuzenbeitel is omgekruld.
'Zie de het nou?'
De mond van Mulder zakt open van verbazing en kijkt dan om
beurten Jan en Hendrik aan.
'Neem me niet kwalijk, mannen, dat kon ik niet weten.'
'Maar wij wel, sergeant. We hebben ervaring met d'n dieen.'
Hendrik wijst met zijn duim in de richting van de
Grebbeweg, waar in een van de lindebomen de Duitse
scherpschutter zit, die heel bedachtzaam zo nu en dan
iemand van de verdedigers neerschiet.
'Die moet onschadelijk gemaakt worden.'
'Daar zijn wij bet over eens. Maar u ziet het, indien hier
iemand de kop boven de grond steekt is hij er bij. Dus dat
gaat niet.' 'Toch zal het wel moeten gebeuren en vlug ook.
Zo'n scherp schutter neemt in een mum van tijd heel wat
soldaten te grazen.' 'Wat moet je doen om de aandacht van
die mof af te leiden ?' 'Weer een helm omhoog steken en
dan goed opletten waar vandaan precies geschoten wordt.
Dat moet je trachten te
lokaliseren aan de hand van de richting waar die kogel
vandaan komt. Ongeveer kun je dat wel zien, ja. De helm krijgt
een optater en uit de tegenovergestelde richting komt het
schot. Als er geschoten is moet de schutter een nieuwe
patroon in de kamer
grendelen, wat vlug kan gebeuren als het een ervaren soldaat is.
Daar moet je ook van uit gaan. In die korte periode kunnen jullie
een vlugge blik in de richting van de vermoedelijke schuilplaats
werpen en de mitrailleur grijpen. Bij een volgend schot geef je een
salvo door de betreffende boom.'
'Het is te proberen.'
Noch Jan noch Hendrik voelt zich erg met het plan van de sergeant
ingenomeQ. Want zonder het te bevelen is wel duidelijk wie de
helm omboog moet houden en wie kijken en schieten zal. Mulder
heeft een helm gepakt en steekt er een geweer met bajonet onder.
'Nou opletten, boor, jullie moeten snel zijn.'
Een klein eindje naast de plaats waar zojuist de helm boven de
loopgraaf werd gestoken, houdt Mulder nu de helm boven de
borstwering. Het duurt geen halve minuut of de helm wordt met
een klap geraakt.
Jan en Hendrik springen omhoog, de een grist de mitrailleur naar
zich toe, de ander tracht een blik te werpen op de plaats waar de
sluipscbutter verborgen zit..
'Enweet je waar bij
zit?' 'Nee, niet te zien.'
'Wat een puinhoop !'
Sergeant Mulder slaat zich van pure wanhoop op het voorboofd
en schudt dan als een dolleman zijn hoofd. Het is duidelijk dat de
man te veel heeft moeten geven en dat komt nu in zijn handelen
tot uitdrukking. Immers, het is niet normaal om troepen zolang
in de strijd te laten, wat duidt op de grote wanordelijke toestand,
waar:van veel jonge mannen het slachtoffer warden.
'Nog een keer proberen, sergeant.'
Jan zegt het met angst en beven en eigenlijk zegt hij het zonder te
willen. Maar het eigenaardige is, dat de soldaten dingen doen
buiten hun wil, met een soort automatisme.
Mulder pakt een helm, die een gesneuvelde Duitser van bet hoofd
is gevallen, en zet die op de bajonet. Hij steekt bet hoofddeksel
omhoog en meteen vliegt de helm van de bajonet en tuimelt de
loopgraaf in.
'Hij is er nog steeds en maakt geen verschil tussen vriend en
vijand.'
Het is opvallend dat de Duitser vuurt op de helm van een eigen
kameraad. Wat er op wijst dat hij het onderscheid niet heeft
kunnen zien.
'We moeten het een eindje verderop nog eens proberen, ser
geant.'
'Wat proberen?'
'Nou, met de helm omhoog. Als er niet geschoten wordt betekent
dat, dat de mof. ons daar niet kan zien. Dan .gaat daar de
mitrailleur been en van daaruit is de vijand misschien wel te
raken.'
'Verdraaid, dat kan best eens zo wezen.'
Het is zoals Hendrik verwacht. Een paar meter verderop in de
loopgraaf reageert de schutter niet. Zodat opnieuw een helm op
hetzelfde plekje omhoog gaat. Hendrik ligt achter de mitrailleur
en loert naar de plaats waar ze vermoeden dat de schutter moet
zitten.
'Pang!'
Ondanks het.strijdrumoer is het schot te h9ren. Even bewoog het
gebladerte en zag Hendrik de glimp van een Duitser. Meteen
ratelt de mitrailleur. Het lijkt wel of er een groep vogels opvliegt.
Achter elkaar komen er vier in camouflagepakken gestoken
vijanden uit de boom vallen. De laatste blijft op de een of andere
manier met zijn voet in de vork van een t hangen en komt niet
v rder omlaag. Met bet hoofd naar beneden hangt hij daar als een
vormloze hoop in de boom.
'Die zijn opgeruimd. Bedankt, mannen, en ga zo verder.' .
Het klinkt als op het oefenterrein en Hendrik en Jan reageren ook
als zodanig.
'Tot uw orders, sergeant.'
De druk van de vijand neemt hand over hand toe. Onafgebroken
vuren de soldaten en steeds weer komt de vijand opdagen. Het
lijkt of er aan de voorraad mensen geen einde komt, want ze
sneuvelen toch bij honderden. Voor de stoplijn liggen, zichtbaar
voor de verdedigers, de lijken ver elkaar been. Alsof een of antler

227
monster de mensen op een hoop heeft gesmeten. Het is vreselijk
om aan te zien. De Duitse aanval·begint opnieuw vast te lopen.
Tegen de avond luwt de strijd en trekt de vijand zich terug. Tot
op dat moment heeft de stoplijn standgehouden. De verliezen
zijn heel groot en al verdedigingslinie heeft de stoplijn-weinig
meer te betekenen, zo ze <lat al heeft gehad.
27

Het is opnieuw rustig aan het front. Hier en daar kraakt nog een
schot en ratelt een mitrailleursalvo. Jan Brouwer en Hendrik
maken van deze korte vuurpauze gebruik om even te rusten. Ze
zijn tegen de houten beschutting van de loopgraaf gaan zitten en
dan duurt het niet lang of beide afgetobde soldaten vallen in
slaap. Het wonderlijke is, dat Jan Brouwer voor hij indommelt
nog even de zang hoort van een merel ergens in de buurt van de
stoplijn. Er trekt een glimlach om zijn mond en dan weet hij van
heel de wereld en zijn ellende nir.ts meer. Een diepe., bijna
bewusteloze slaap heeft zich van hem meester gemaakt en daarin is
hij niet de enige. Er zijn soldaten die van vermoeidheid zijn
omgevallen en liggen zoals ze zijn neergekomen, zoals hun
gesneu elde vrienden op het slachtveld.
Wat niemand weet is, dat de vijand zich alweer opmaakt om te
pogen naar Rhenen door te stoten en dat juist bij de Grebbeweg
waar Jan Brouwer en zijn kameraden in slaap zijn gevallen. Het is
tegen tien uur als het front weer tot leven begint te komen. Zoals
gewoonlijk wordt een Duitse aanval ingeluid met een zwaar
artillerievuur, dat een gordijn van.staal en vuur over de
Grebbeberg legt. Het ongeluk wil dat er omstreeks die tijd ook
aanvullingen voor de manschappen op de berg naar voren komen,
maar deze worden door de vijand ontdekt en ten dele vernietigd.
Zwaar is de beschieting, want bijna overal egelijk vallen
granaten, die elke beweging onmogelijk ;tnaken. Achter het
granaatvuur, dat als een tapijt over de Grebbeberg wordt
uitgerold, k mt de SS opzetten en kan onder de dekking van
artillerievuur de stoplijn tot op korte afstand naderen. Pas als de
aanvallers heel dicht bij de stoplijn liggen, wordt het vuur achter de
Stelling gelegd en daarmee verhinderd dater nogaanvullingen bif
de stoplijn kunnen komen.
Jan Brouwer is door oververmoeidheid zich maar weinig bewust

229
van water om hem been gebeurt. Even komt hem het beeld van
Bertha, zijn meisje, voor de geest. Maar dat duurt slechts een
ogenblik, dan is ook dat verdwenen en is hij totaal weg van de
aarde. Zijn lichaam reageert slechts op de diepere gevoelens,
zonder enige bewust geestelijke betrekking.
Op korte afstand van de slapende jongens zijn honderden verse
SS'ers samengedrongen. Ze liggen klaar voor een stormloop
waarin ze zeer bedreven zijn door hun gedegen opleiding.
Bovendien hebben deze troepen aan de veldtocht in Polen
meegedaan, waar zeals beesten strijd-geleverd hebben tegen een
zwakke vijand. Moo dend en plunderend zijn ze door Polen
getrokken en nu mogen ze hun Justen botvieren op de stoplijn
waar, naar men heeft verteld, slechts een zwakke bezetting is, die
even 'onschadelijk' gemaakt moet worden. Van bet begrip
onschadelijk maken hebben ze hun eigen opvatting en voeren die
dan ook uit op een manier die volgens ons, Hollanders, barbaars
en onmenselijk is. Maar voor deze geharde SS'ers is geen
krijgsmethode te min, bij hen geldt slechts bet resultaat dat wordt
behaald en dat is de overwinning, ten koste.van wat, interesseert
hen niet. ,

Als ze tot de aanval over gaan wordt de stoplijn keer op keer zwaar
getroffen. Er is geen sprake meer van een loopgraaf, met
gevechtsopstellingen en mitrailleurnesten. Het is een ingestorte
linie, zonder diepte en zonder nog enige dekking voor hen die er
zitten.
Een paar hevige dreunen maken een einde aan de rust van Jan
Brouwer en de anderen die in een schuilnis zijn gekropen. Een
granaat valt net buiten de schuilnis, zodat er een stuk van instort
en een paar soldaten er bijna onder bedolven raken. Ze zijn
dermate geestelijk afgestompt, dat het maar net tot hen door
dringt wat er gebeurt.
'Eruit, jongens, de schuilnis valt in elkaar !'
Iemand roept dat, want het driogt maar langzaam tot de soldaten
door dat ze in gevaar verkeren.
'De moffen komen !'
Het is een angstkreet van een soldaat die ziet dat overal vandaan

?.10
de SS'ers komen opdagen. Dezen zijn, onder dekking van het
artillerievuur, door de rogge en langs de bomen ongezien tot bijna
aan de stoplijn gekomen.
'Schicten, mannen, schieten 1'
Ecn bijna hysterische, schorre stem schreeuwt het uit; de angst is
duidelijk hoorbaar. 'We moeten er uit, jongens, de moffen komen.,
De inhoud van die woorden doet de meest diepe slaper ontwaken.
Toch is het met heel trage en lome bewegingen dat de een na de
ander zich uit de schuilnis laat rollen, om dan langzaam tot het
besef te komen dat er ernstige dingen gebeuren. Er wordt
gevuurd met alles wat maar schieten kan en hei tegenvuur van de
Duitsers is zo zwaar, dater bijna geen aparte schoten gehoord
worden Het is een aanhoudend gesis van kogels, die als een
bijenzwerm over de stoplijn gonzen. Handgranaten knallen en
s,cherven gieren over de loopgraaf of s he ren daar stukken-hout
af. Hier en daar, ja overal worden militairen getroffen. J ziet uit
zijn ooghoeken dat een ejndje bij hem vandaan iemand naar zijn
hoofd grijpt om dan langzaam achterover·te vallen. Op de
Grebbeweg aan wordt een• handgranaat in de loopgraaf ge
worpen, waarbij een paar soldaten worden getroffen.
Het is in een duivels fanatisme dat de SS blijft aanvallen. Niets
ontziend storten ze zich naar voren onder het uiten van
hartverscheurende kreten.
'Sieg Heil!'
Het is een telkens gehoorde kreet, waarmee de SS stormloopt.
Die lui schijnen geen angst voor de dood te kennen, want ze
blijven komen; kruipen, springen en hollen voorwaarts. De
Hollanders schieten als razenden, maar dan doet zich een
volgende ramp voor, als de munitie begint op te raken. Wel is er
nog een hoeveelheid handgranaten, maar daarmee heeft lang niet
iedereen ervaring opgedaan. Jan Brouwer is een van de soldaten
die nog nooit zo'n ding heeft gegooid en slechts van horen zeggen
weet hoe je een handgranaat moet werpen.
'Daar, Jan, achter ons !'
Ineens blijken er een aantal SS'ers in de loopgraaf _te zijn
gekomen. Dat is een bewijs dater bressen zijn ontstaan. Het
is Hendrik die het hoofd koel houdt en meteen een
handgranaat werpt, na het koord te hebben uitgetrokken. De
uitwerking is vreselijk.
'Dekken., Jan!'
Meteen duwt hij Jan Brouwer tegen de grond als de handgranaat
ontploft. De aanblik van de getroffen Duitsers is gruwelijk. Het
is nog slechts een hoop bloederige kleren en uitrustingstukken,
die tegen de wand van de loopgraaf zit geplakt.
Jan wordt er misselijk van en moet overgeven. Maar
daarvoor wordt hem d tijd niet gegund., oi:ndat de SS'ers nu
vlak voor de stoplijn zijn gekomen. Ze dringen zo hard op
en in zo'n groot aantal, dater geen schieten meer aan is.
'Handgranaten, mannen !'
Het geweervuur neemt af, maar bet knallen van
handgranaten blijft toenemen. -
'Smijten, mannen, gooi die lui een ei op d'r hersens !'
Het is een gevecht op leven en dood en de manier waarop
gevochten wordt is nu bijna o,veral man tegen man.
Bajonetten flitsen, er klinken rauwe kreten.:Er.wordt
gevloekt_en gebeden. Het is een grote wildemansbende, een
gruwelijk vertoon van vemietiging, waarbij mannen elkaar
naar het leven staan.
Jan Brouwer wordt langzaa·mmaar zeker oo in het krijgsrumoer
opgenomen. Een paar keer staat hij man tegenover man met een
Duitser. Hij werkt de Duitser weg zonder erbij te denken.
Zijn gedachten werken niet meer en het is slechts een primitief
gevoel dat hem dwingt door te gaan uit zelfbehoud. Er zijn
geen menselijke gevoelens meer en.men zou de dieren te
kort doen door te zeggen dat ze gelijk beesten strijden. In de
avondschemer glanst het blanke staal, klappen geweerschoten en
ratelen angst aanjagend de Duitse machinegeweren. Mensen
storten ter aarde. Ze worden vertrapt en vaak door het inslaan
van handgranaten nog verder verminkt. Het is een vreselijk
gebeuren.
'Stand houden, mannen !'
Een kapitein die aan zijn schouder is gewond, wankelt voorbij
en schreeuwt de soldaten aanmoedigingen toe. Maar die
hebben
232
zoiets niet nodig, omdat de manier waarop ze vechten zuiver is
om het beboud van bun eigen, nog jonge leven. Van enig
idealisme is bij geen mens meer sprake. Het zijn de meest
primitieve driften die een rol spelen.
'Stand blijven houden !'
D scborre stem rult boven bet rumoer van de strijd uit. De SS
dringt op en nu de Hollanders bijna geen munitie meer
bescbikbaar hebben, is bet een drom mensen die op elkaar in bakt
en met de blanke wapenen bewerkt. Er klinken bartverscheu
rende kreten, er wordt om bulp geroepen, mannen storten
stervend ter aarde. De een met een laatste groet aan zijn
Fuhrer Adolf Hitler: 'Sieg Heil ... !' De ander met: 'Leve de
koningin !' Ook wordt een aanmoediging geroepen door een
onbekende officier, die door zijn voorbeeldig gedrag de
resterende soldaten aanvuurt stand te houden. Maar de Duitsers
zijn niet meer te stuiten. pe druk op de stoplijn wordt
zwaarder en steeds meer Hollandse soldaten sterven of raken
gewond. Het is een groot sterfuu1s van tocb overwegend
Duitsers, die voor deze aanval een onvoorstelbaar -zware tol
moeten betalen. Voor de stoplijn stapelen de lijken zich op en
desondanks blijft de SS opdringen. Jan Brouwer heeft een
geweer gevonden van iemand die of is gesneuveld, of
mogelijk is weggevlucht, want dat begint nu ook voor te
komen. Soldaten die het niet meer aankunnen, vluchten weg.
Verder zijn·er ook, die geen patroon meer hebben en niets
meer kunnen doen dan met blote handen op de vijand af gaan.
Ook deze mannen verlaten de stelling.
Jan vuurt voor zich uit de schemering in. De rogge-akker, op
de plaats waar hij zich bevindt, is plat getreden en·verwoest
door granaatvuur dat een poosje bovenop en zeer nabij de
stoplijn heeft gelegen.
Hij is op een plekje gaan liggen met nog altijd Hendrik Hansing
dicht in zijn omgeving. Hendrik heeft met de mitrailleur de
laatste patronen verschoten en toen met het wapen een Duitser
neergeslagen. Het. is over en weer op een handgemeen uit
gedraaid, want zo nu en dan zijn vriend en vijand zo dicht bij
elkaar, dat ze elkaars.hijgende adem kunnen horen. Met bloed

233
ed wi1h Ca ·Sc· nn
doodopen ogen kij eo ze elkaar aan, blikken die elke vorm
van menselijkheid hebben verloren. In handelen is er ookgeen
enkele edelmoedigheid meer,.omdat de siruatie eist dat een
ieder voor zichzelf moet Mrgen.
Eeo paar SS'ers komen met grote sprongen aanhollen. Jan rich1
en haalt de trekker over, om dan tot zijn grote schrik te merken
dat bet wapen leeg is. Zojuist heeft hij ongemerkt de laatste
patroon verscboten. Hij heeft nog maar een paar houders
pattonen, clan is ook bij hem alle munitie verschoten.
Het is vreselijk om de dreiging met de dood zo, in de vorm van
een paar SS'ers, naderbij te zien komeo. lneens is er in alle
realiteit weer de withete angst, die de afgetobde soldaat Jan
Brouwer overvalt. Hij ziet in de schemering drie gebogen
figuren als spookverschijningen- uit de verwaaide rook
aankomen. 'le hebbeo een machinepistool schietklaar onder de
arm en bet lijkt Jan of hun ogen als gloeiende kolen zich in zijn
afgematte blik boren.
'O Grid, help mij!'
Het is slechts een bees gefluister n hij spreekt als tegen het met
bloed en .zweet doordreokte zaod waarop zijn lichaam rust. De
vermoeide geest van de jonge soldaat is niet meer in staat de
gebeurtenissenopde juiste proporties in te schanen, zodat er een
soort waanbeeld voor zijn ogen wordt geprojecteerd. Groot,
bijna monstrueus komen de Duitsers aanlopen, waarbij in de
rook en schemer hun gestalten lijken uit te groeien tot in de
kruinen van de bomen.
Jan zucht en sluit zijn ogen. Het is hem niet meer mogelijk tot
handelen over te gaan. Hij vreest dat het de tijd is om te sterven
en de angst daarvoor is groot, heel groot. Het is in zijn onder
bewustzijn, dat zijn religieuze opvoeding en levensstijl zich
aandient en nu in de benauwdheid in alle realiteit aanwezig is.
Jan legt als een moegestreden mens zijn bezwete, moede hoofd
op bet zand en houdt een moment de ogen gesloten. Dan spreekt
hij een gebed uit om hulp en uitkomst. Het speelt zich allemaal
in een fractie van een paar secondeo af en in die korte tijd zijn de
oaderende Duitsers van zijn netvlies verdwenen.

234
Naast hem is gerucht. Dan is er vaag de stem van Hendrik,
die grommend iets tot uitdrukking tracbt te brengen. Meteen
is er vlak voor de plek waar de twee jonge mannen liggen een
droge, zeer harde knal, waarbij ze de hitte van de explosie
als een schroeiende wind over zich heen voelen gaan. Dan trilt
de aarde als de handgranaat ontploft die Hendrik vlak voor bun
plaats laat ontploffen.
Even later keert Jan als uit een zware verdoving weer.wat tot de
werkelijkheid terug. Loom tilt hij zijn hoofd op om over de
dekking te kijken, waar door elkaar gesmeten, een groot
aantal Duitsers liggen neergeveld.
'Jan, mien jong, wakker worden, dadelijk loopt de moffen over
oe henne!' •
Hendrik schudt Jan Brouwer ruw been en weer en die beseft dat
Hendrik gelijk heeft, maar door de algehele vermoeidheid en d_e
daarbij kome de angst is het hem pijna oninqgelijk nog iets
te ondernemen. ----
'Jan, probere de kop koele te hollen !'
Opnieuw schudt Hendrik hem als een baal vodden been en weer.
'Luister, ie mut wakker blieben, heur.·ze hebt ons dadelijk
te pakken.'
Om Jan weer zo goed mogelijk tot het beden terug te
brengen, pakt Hendrik hem in zijn nekvel en beukt hem vrij
onzacht met zijn gezicht in het zand.
'Boenke boenke ... !'
'Auw ... !'
'Bist wakker, Jan?'
'Ja, doe toch
rustig.'
'Wie moet dadelijk hier vand an, we hebt geen munitie meer.'
'Hier vandaan, waarheen dan wel?'
Het idee om bier ooit nog eens vandaan te zullen komen, is bij Jan
Brouwer in de verste verte niet opgekomen. Hij is hier geplaatst
en gezien·de omstandigheden is.het o mogel jk ergens a der
heen te gaan. De Grebbeberg staat van voor naar achter ih
brand en overal, voor en achter de stoplijn, regent hef
granaatvuur. 'Waar moeten we dan naar toe, Hendrik j kunt
immers geen
kant meer op.'
'Geleuter, we gaan heen waar niet gevochten wordt.'
'0 ... 1• a'.;)'
Het gaat Jan aUemaal zijn verstand te boven, want voor hem Jijkt
de hele wereld in brand te staan. Het is ondenkbaar dater nog een
plekje is waar vrede heerst en het volkomen stil kan zijn.
'Vasthouden, mannen. Hou de mof tegen !'
Opnieuw bruit de schorre stem van de officier, die waarschijnlijk
vlak bij de Grebbeweg in gevecht gewikkeld is. 1

Toch is het duidelijk dat de stoplijn niet lang meer stand kan
houden. Afgezien van de grote druk die de aanvallers op de
gammele verdedigingsgordel uitoefenen, is de bezetting de
uitpuning nabij, en nu ook bijna zonder munitie gekomen. Dat is
funest voor een voortzetting van de strijd. Bovendien is er in
toenemende mate de honger en erger nog, de dorst. Men is
vergeten wanneer het laatste voedsel werd genoten of wanneer de
dorst kon worden gelest. Hun kelen zijn pijnlijk en de door het eten
van eikeblad kapot gespronge lippen, bemoeilijken bet spreken.
Jan en Hendrik, die slechts een twintigtal meter van de Grebbe
weg af liggen, houden zich noodgedwongen stijf tegen de grond
gedrukt, vandaar dat ze slechts een smal deel van het front, vlak
voor hun plekje, kunnen overzien. Behalve het verschrikkelijke
lawaai van de oorlog, is het opvallend hoeveel geschreeuw er is bij
de straat. Daar zitten de Duitsers beslist boven op de stoplijn en
dan ook nog in grote getalen. Dat is duidelijk te horen, wat de toch
al niet zo sterke moraal niet ten goeqe komt. Het is als met een
opstopping voor een te nauwe doorgang. De Duitsers hopen zich
op in een zeer smalle sector. Een plek van maar amper tien meter,
hoog uit. Maar op dat plekje wordt meer dan een compagnie
samengeperst. Het kan niet anders of dit alles moet met geweld
door de nu nog afgesloten_doorgang breken.
'Hou vast, mannen. Hou die moffen tegen !'
De stem van de officier is nog maar nauwelijks te verstaan. Maar
in de directe omgeving wordt hij gehoord, al zullen er maar
weinig soldaten inspiratie punen uit de woorden van de man. De
militairen \"erzenen zich, ze willen blij, en ]even, en alle hoog
dravende ideologieen, die men hen heeft trachten bij te brengen,
.,
zijn in de praktijk van nul en geen \vaarde. Niemand, maar dan
ook niet ce:n,an het ge,,one soldatenvolk is er, die ook maar een
ogenblik heeft gedacht dat bet een eer is voor bet vaderland te
stenen. Men staat voor zichzelf, is onder dwang in de oorlog
• tereehtgekomen en men voelt zich slechts ellendig en hulpeloos
in de steek gelaten. De enige realiteit die een rol speelt bij
de strijders op de Grebbeberg is: hoe kan ik levend uit deze ellendige
toestand komen. Niets meer en niets minder. Van heldendom is
geen sprake. Later zal over heldendom worden gesproken, door
lieden die waarschijnlijk het kanongebulder alleen op grate
afstand hebben gehoord. .
Jan Brouwer is zover dat een haast dierlijk instinct zijn zintuigen
beroert. Daarbij is er., naast de vreselijke angst om te moeten
sterven, een klein lichtpuntje, dat als een olielampje in de nacht.,
flauw flikkert. Dat is de sprankelende hoop dit geweld te mogen
overleven.
'Sieg Heieieieill !'
Enkele ruwe stemnien bulken deze aanvalsroep. En het lijkt wel
of het een bijna satanische uitwerking heeft op de SS'ers. Als
dollemannen stormen ze naderbij. Lopen zich voor een deel te
plener op de laats e verdedigers van de stoplijn. Slechts een
aantal houdt zich vlak voor de stoplijn gedekt.
'Dekken, Jan!'
Er stormen weer vijanden op de stoplijn aan. Het zijn er tientallen en
allen hebben tot doel te trachten een doorbraak te forceren ter
hoogte van de Grebbeweg. Er is geschreeuw. De Duitse wapens
spreken hun dodentaal., waar tegenover vanuit de stoplijn steeds
minder antwoord komt. Men is moegestreden en bezig de laatste
patronen te verschieten.
Janen Hendrik hebben zich bijna in de aarde gedrukt. Er geselen ·
salvo's machinegeweervuur net over bun hoofden ! Het lijkt Jan of
er duizenden kwaadaardige wespen rood zijn hoofd gonzen. Het
zand wordt door de kogels weggeslagen en als een wervel
storm stijgen rond bun hoofden kleine zandwolkjes op als de

"'"' ft

You might also like