Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 65

RECAP BA1: METING VAN PERSOONLIJKHEID

VERVOLG BA1: BIOLOGISCH PERSPECTIEF OP


PERSOONLIJKHEID VANUIT GEDRAGSGENETICA
Prof. Dr. Barbara De Clercq – 19/02/2024

22/05/2024: werkcollege persoonlijkheidspsychologie. Verplicht


Vanavond kiezen welke groep je in wilt zijn en online bevraging invullen
HEDENDAAGSE DEFINITIE (BOEK P 3-7)

 A set of psychological traits


 And mechanisms
 Within the individual
 That are organized and relatively enduring
 And that influence
 His or her interactions with
 And adaptations to
 The environment

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 2
ASSUMPTIES BINNEN PERSOONLIJKHEIDSONDERZOEK

 Relatief stabiele aspecten van het zelf


 Relatief consistent over ≠ende sociale contexten (ook bij
sociale voorschriften)
 De essentie van het individu (denken, voelen, doen) in
vergelijking met anderen
 Zijn latent aanwezig, ook als er geen observeerbare expressie
is van de trek blijft stukje van jezelf al. niet zo enorm aanwezig.

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 3
CONCEPTUALISATIE VAN PERSOONLIJKHEID

 Dimensioneel
 Hiërarchisch: domeinen en facetten
 Universeel over culturen heen
 Valide voor kdn, jongeren en volwassenen

dit is. een schaalmeting, gaat van laag naar hoog, niet ja of nee

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 4
VIJF BASISDIMENSIES VAN PERSOONLIJKHEID: HET VIJF-
FACTOREN MODEL (VFM)

Kwantiteit sociale IA
graag alleen, Extraversie sociaal, dominant,
rustig, energiek,
beheerst, … optimistisch, …

Kwaliteit sociale IA
Aangenaamheid
egocentrisch, vriendelijk, oprecht,
bot, hardvochtig, empathisch,
manipulatief, … zorgzaam, …
14/03/2023 Differentiële psychologie 5
VIJF BASISDIMENSIES VAN PERSOONLIJKHEID: HET VIJF-FACTOREN
MODEL (VFM)
Werkgerelateerde eigenschappen

Conscientieusheid
slordig, chaotisch, georganiseerd,
snel afgeleid, ambitieus,
onbedachtzaam,… punctueel, …

Regulatie v negatieve emoties

zelfzeker, stabiel, Neuroticisme angstig, bezorgd,


makkelijke omgang kwetsbaar, snel
met stress geïrriteerd ,…
14/03/2023 Differentiële psychologie 6
VIJF BASISDIMENSIES VAN PERSOONLIJKHEID: HET VIJF-
FACTOREN MODEL (VFM)

nuchter, minder Openheid voor creatief, open


fantasierijk, ervaringen geest, …
voorkeur voor
gekende paden

14/03/2023 Differentiële psychologie 7


MANIFESTATIE VAN PERSOONLIJKHEID TE VERKLAREN VANUIT
DE TRAIT-ACTIVATION THEORY

 Persoonlijkheidstrekken zijn latente tendensen die ons gedrag in een


bepaalde richting sturen
 In situaties die “relevant zijn” voor een bepaalde trek, zal de trek zich
duidelijker manifesteren
 Intrinsieke satisfactie ontstaat als resultante van expressie vd trek positief
geëvalueerd wordt

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 8
RELATIEF STABIEL EN RELATIEF CONSISTENT?

STATE VERSUS TRAIT:


Each individual has a mean level of
personality expression (e.g., we may
display a consistent level of
extraversion) but can occasionally (or
perhaps often) deviate from this
mean-level by expressing temporary,
moment-to-moment, personality
states (e.g., we may be less
extraverted when we’ve slept badly or
when we’ve been surrounded by
people all weekend).
(Harper, 2020)

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 9
STATE VERSUS TRAIT
 Klassieke trait-approach: houdt geen rekening met hoe onze expressie
van ph verandert naargelang de situatie, maar meet de “algemene
tendens van denken, voelen, doen”
 Betekenis/ voorspellende waarde van fluctuaties op trekken ifv
outcome?
 Bv sterke reactiviteit tav bepaalde situaties
 Grote stemmingswissels op korte tijdspanne
vragenlijst-metingen brengen dit niet in beeld
Interview iets sensitiever, maar zeer tijdsintensief

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 10
MEER HOLISTISCHE BESCHRIJVING VAN PERSOONLIJKHEID?

 Standard trait assessement via vragenlijst: zicht op algemene


tendensen
 Experience sampling design: within-person variability across time
 Situational judgment test: within-person variability across situations

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 11
EXPERIENCE SAMPLING DESIGN
persoonlijkheids meetmomenten over meerdere dagen om te kijken naar fluctuaties, context,…

 = “daily diary method” of “ecological momentary assessment”


 participanten worden gevraagd om over hun gedachten,
gevoelens en gedrag te rapporteren op verschillende tijdstippen
doorheen een bepaalde periode
 Toevoeging van situatie (‘waar ben je nu?’, ‘bij wie ben je nu’,
‘wat ben je aan het doen’, of ‘hoe zou je de situatie waarin je je
nu bevindt gevoelsmatig beschrijven’)  uitbreiding van within
person variability ‘over time’ naar ‘across situations’

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 12
EXPERIENCE SAMPLING DESIGN
 Kijken naar patronen in gedrag over de tijd heen BINNEN personen ( =
within-person variability)
 Voorbeeld: heel tijds en arbeidsintensief, niet gebruiksvriendelijk
 ESM studie naar smartphone-gebruik bij adolescenten en welbevinden
 Meermaals per dag assessment van emoties
 Doorheen de dag registratie van N keer en duur smartphone gebruik
intra-individuele variabiliteit in emoties en smartphone gebruik kan
aan elkaar (causaal) gelinkt worden
 Nadeel: tijds- en arbeidsintensief!

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 13
SITUATIONAL JUDGMENT TESTS nog een andere methode om deze persoonlijkheidsfluctuaties vast te stellen

Situatie-schets 1:
“Je zit in een vol auditorium en merkt plots dat de batterij van je
laptop bijna plat is. Je hebt je lader niet mee. Geen van je vrienden
is aanwezig in de les, en er worden geen opnames van de les
gemaakt. De docent heeft net aangekondigd dat het stuk les dat nu
volgt, belangrijk is voor het examen. Het is een stuk dat voorgaande
jaren nog niet werd gedoceerd, dus er circuleren nog geen
samenvattingen van deze leerstof. Hoe groot is de kans dat je als
volgt zou reageren?”

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 14
SITUATIONAL JUDGMENT TESTS
Ik zou vlug een blad papier en pen nemen en alles zorgvuldig noteren.

Ik zou na de les naar de docent gaan en zeggen dat ik dit toch echt niet kunnen
vind, aangezien de inhoud van dat stuk les niet in de studiefiche staat.

Ik zou een medestudente die naast mij zit aanspreken en vragen of ze me na


de les haar nota’s per uitzondering zou willen doorsturen.

Ik zou me zorgen beginnen maken dat ik nu zeker niet zal kunnen slagen voor
dit deel van de leerstof en zou niet goed meer in staat zijn om te luisteren naar
wat er gezegd wordt.

Ik zou beginnen dagdromen en denken dat het wel allemaal goed zal komen.
19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 15
SITUATIONAL JUDGMENT TESTS
̶ Situatie 1 Gemiddelde over situaties heen=
̶ Situatie 2 Gecontextualiseerde gemiddelde trek-score
̶ Situatie 3
De grootte van de standaardafwijking =
̶ Situatie 4 maat voor variabiliteit van de trek over
̶ Situatie 5 situaties heen
̶ …

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 16
SITUATIONAL JUDGMENT TESTS
 Validiteit?
 Lievens et al. (2018): eerste studie die aantoonde dat de SD
score een valide maat was voor meting van within-person
variability (sterke r met ESM data)
 Minder tijdsintensief dan dagboek-data
 Controle voor ‘confounding variables’ die optreden bij
metingen over bv tijdsduur van twee weken

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 17
LINK MET WERKCOLLEGE
 Eigen FFM persoonlijkheidsprofiel construeren
 Link tussen algemene persoonlijkheid en gevoeligheden in
eigen persoonlijkheid
 Link met eigen SJT data mbt reacties op “moeilijke situaties”
LEER-OEFENING!
Evaluatie: conceptuele open vraag rond trait assessment op
eindexamen

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 18
VERVOLG DEEL 2
BIOLOGISCHE PERSPECTIEVEN OP
PERSOONLIJKHEID

19
Welke perspectieven lichten we uit?

PSYCHO-BIOLOGIE GEDRAGSGENETICA

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 20
fenotypisch
A
N
A
L
Y
biologisch S
E
N
I
V
E
A
U
genotypisch

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie
CONCEPTUEEL KADER VAN PSYCHOBIOLOGISCHE THEORIEËN

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 22
OVERZICHT FYSIOLOGISCHE INDICATOREN VAN PSYCHO-BIOLOGISCH
ONDERZOEK NAAR PERSOONLIJKHEID

Huidgeleiding Autonoom zenuwstelsel


Sympatisch zenuwstelsel
Cardiovasculaire maten
Parasympatisch zenuwstelsel

Hersenactiviteit Centraal zenuwstelsel

Hormoonspiegel Hormoonstelsel

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 23
Welke perspectieven lichten we uit?

PSYCHO-BIOLOGIE GEDRAGSGENETICA

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 24
NOODZAKELIJKE BASISBEGRIPPEN (ZIE ERFELIJKHEIDSLEER ~ZELFSTUDIE TEM
SLIDE 23 + ZIE OOK BOEK P.127-129)
 Genotype – fenotype
 Het menselijk genoom
= Complete set aan genen: 20.000-25.000 genen (1 gen = 2 allelen) op 23 paar
chromosomen
 22 paar gelijk voor mannen en vrouwen – geslachtschromosoom verschilt
 Chromosomen opgebouwd uit lange sequensen DNA (>3 biljoen base paren)
 In vrijwel elke menselijke cel: complete set van menselijk genoom
(Uitz: rode bloedcellen, zaad- en eicellen)
 Centrale werkhypothese: genoom = constant

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 25
MENSELIJK GENOOM

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 26
*DNA = drager erfelijke info
*sequensen van 4 basen
(AG TC)
*veelvoud = 1 gen
*spontane genetische
verandering (mutatie) in
DNA = basis voor een
syndroom (vb schizofrenie)

1 gen

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 27
pak boek erfelijkheidsleer en herhaal dit stuk

• Genen komen in paren voor (cfr


liggen op chromosomen)
• Allelen: varianten van hetzelfde
gen
GEN

• 2 allelen van 1 paar: info voor


bepaalde eigenschap
• homozygoot vs heterozygoot

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 28
moeder

chromosoom

vader

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 29
HUMAN GENOME PROJECT

 Identificatie van menselijke genen


 1990-2003
 Centrale bevindingen:
 Slechts 2% van DNA omvat genetische instructies (98%
junk DNA)
 Voor 50% van onze genen is hun functie onbekend
 50% van ons DNA is gelijk aan dat van andere organismen
 Verschillen mens-dier: wijze waarop proteïnen
gedecodeerd worden

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 30
ALGEMENE SITUERING (BOEK P. 130 EV)

 Doel gedragsgenetica: In welke mate kunnen individuele


verschillen in gedrag toegeschreven worden aan effect
van genen, omgeving of hun interactie?
 Studieterrein:
relatie genen-omgeving-gedrag

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 31
WAT IS ERFELIJKHEID?
 Erfelijkheid is een statistische parameter = h2
 Proportie geobserveerde variantie binnen een GROEP die verklaard
wordt door genetische (of genotypische) variantie
 Genotypische variantie: individuele verschillen in de verzameling van
genen in een groep
 Fenotypische variantie: observeerbare fenotypische verschillen
Vb. de erfelijkheid van LL is .90= 90% van de observeerbare verschillen
in LL is toe te schrijven aan genetische factoren
Uitgangspunt: Variantie fenotype = genotypische variantie +
omgevingsvariantie = 100%

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 32
MISCONCEPTIES OMTRENT ERFELIJKHEID UITGEKLAARD

 Erfelijkheid is niet van toepassing op niveau van het individu


 Erfelijkheid is een schatting, een gemiddelde (met een meetfout!)
 Erfelijkheid is een populatie-parameter

 Erfelijkheid is niet constant


 Afhankelijk van omgeving, tijd
 Afhankelijk van samenstelling steekproef/populatie

 Het erfelijkheidsaspect van een psychologische trek wordt algemeen


gezien bepaald door multipele genen (itt single-gene erfelijkheid; zie
cursus erfelijkheidsleer)

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 33
MENSELIJK FUNCTIONEREN: POLYGENE TREKKEN
 Meerderheid menselijke trekken zijn polygenisch: multifactorieel bepaald
door genen en omgeving
 Genen betrokken bij groeihormonen
 Genen betrokken bij lengte beenderen
 …
 Specifieke omgevingsinvloeden

 Genetische variabiliteit vergroot bovendien door mutatie


~cfr monozygote tweelingen zien er niet altijd identiek uit!

 Vanuit evolutionair perspectief: variabiliteit ~ overleving van de soort

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 34
KWANTITATIEVE GENETISCHE METHODEN VOOR BESCHRIJVEN VAN
GENETISCHE OVERERFBAARHEID VAN PERSOONLIJKHEID

(1) Selective breeding


(2) Familiestudies: 50% gedeelde genen binnen families
(3) Tweelingenstudies: MZ (100%) vs DZ (50%)
(4) Adoptiestudies: geen genetische effecten

combinatie van deze studies: assessment van genetische overerfbaarheid


 Geen biologische maten, het genotype wordt niet gemeten
 Wel: biologische verwantschap wordt afgezet tov gelijkheid in gedrag (obv bv vragenlijsten
rond persoonlijkheid of ander psychologisch construct)

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 35
4 ASSUMPTIES VAN KWANTITATIEVE GENETICA

 Genetische verschillen leiden tot fenotypische verschillen


 Niet-genetische verschillen kunnen ook leiden tot fenotypische variatie
 Als genetische factoren belangrijk zijn, dan varieert het fenotype
naargelang de genetische similariteit
 Als gedeelde omgevingsfactoren belangrijk zijn, dan varieert het fenotype
naargelang het samenleven van individuen

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 36
METHODE 1: SELECTIVE BREEDING

 Vooral toegepast bij honden


 Gerichte selectie van honden ifv bepaalde eigenschap
 Oorspronkelijk fysieke eigenschappen, later op ‘personality traits’ (zie
diff psy – werk van Gosling)
 Indien persoonlijkheidstrekken geen erfelijke component zouden
hebben, dan onmogelijk om rassen te kweken met bepaalde
eigenschappen
 Groot succesverhaal, vormt direct bewijs voor erfelijkheid van
gedragsmatige eigenschappen (maar ethisch niet toe te passen bij
mensen)

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 37
METHODE 2: FAMILIE-STUDIES

Uit: BSCS, 2000


19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 38
FAMILIE-STUDIES

 Rationale: mate van gelijkheid in bepaalde PH trek ~ mate van genetische


verwantschap tussen familieleden
 Makkelijk beschikbaar maar:
 Genetische en omgevingsinvloeden zijn binnen families moeilijk uit elkaar te
halen

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 39
METHODE 3: TWEELINGENSTUDIES
 Rationale: vertrekt van het feit dat DZ twins slechts 50% zelfde genenmateriaal
hebben en MZ twins algemeen gezien 100% genetisch gelijk zijn
 Assumptie: Als MZ twins meer op elkaar lijken dan DZ twins voor een bepaalde
eigenschap, dan pleit dit voor erfelijkheid van die eigenschap
 Schatten van erfelijkheid :
UITGANGSPUNT
Variantie fenotype = genotypische variantie + omgevingsvariantie = 100%
 Dit betekent:
 rMZ = h2 + c2
 rDZ = ½ h2+c2
= Het verschil in overeenkomst tussen MZ en DZ twins reflecteert dus de helft van het
genetisch effect

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 40
METHODE 3: TWEELINGENSTUDIES
 DUS: h2 = 2(rMZ-rDZ)

 rMZ = h2 + c2
 rMZ: correlatie tussen paren MZ tweelingen
 h2: erfelijkheidsvariantie
 c2: gemeenschappelijke omgevingsvariantie
 rDZ = ½ h2+c2
 rDZ: correlatie tussen paren DZ tweelingen
 h2: erfelijkheidsvariantie
 c2: gemeenschappelijke omgevingsvariantie
 Hieruit blijkt ook dat : c2 = rMZ - h2

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 41
VERKLARING FORMULE

ALS c2 = rMZ - h2
EN rDZ = ½ h2 + c2
DAN rDZ = ½ h2 + rMZ – h2

h2 – ½ h2 = rMZ – rDZ
½ h2 = rMZ – rDZ
h2 = 2 (rMZ – rDZ)

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 42
CORRELATIES VFM-DIMENSIES TUSSEN MONOZYGOTE EN DIZYGOTE SAMEN-
OPGEVOEDE TWEELINGEN (RIEMANN ET AL., 1997)

ERFELIJKHEIDSSCHATTING VOLGENS DE KLASSIEKE METHODE

(Riemann, Angleitner and Strelau, 1997)

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 43
ERFELIJKHEIDSSCHATTINGEN VOOR DE BASISDIMENSIES VAN PERSOONLIJKHEID,
GEBASEERD OP MAJOR TWIN STUDIES

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 44
CORRELATIES VOOR PERSOONLIJKHEID BIJ MZ EN DZ TWEELINGEN
(APART EN SAMEN OPGEVOED)

zelf wanneer 1 eiige tweelingen apart opgegroeid, lijken ze qua karakter nog altijd meer op elkaar dan twee eiige tweelingen die samen zijn opgegroeid

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 45
METHODE 4: ADOPTIESTUDIES

 Rationale: correlatie tussen adoptiekind en (a) adoptieouders en (b) biologische


ouders vergelijken

 Gelijke omgevingsassumptie niet nodig (i.t.t. tweelingstudies) – geen verwarring


van genetische en gedeelde omgevingsvariantie mogelijk.

 Maar: worden adoptiekinderen wel ‘random’ geplaatst?

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 46
ADOPTIESTUDIES: CORRELATIES TSS GEADOPTEERD KIND EN ZIJN/HAAR
BIOLOGISCHE EN ADOPTIE-OUDER

(Loehlin, Willerman, & Horn 1985)


19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 47
MINNESOTA STUDY TWINS REARED APART

 Studie van 45 MZ en 26 DZ apart opgevoede tweelingen


 Krachtig: combinatie sterktes tweelingstudies met adoptiestudies
 Hoge correlaties, ook voor attitudes (zie tabel volgende slide)
 Probleem? Komt zelden voor...

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 48
19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 49
SCHATTING VAN ERFELIJKHEIDSVARIANTIE VOLGENS KLASSIEKE ADDITIEVE
METHODE: 5 UITGANGSPUNTEN

 Omgevingsgelijkheid is dezelfde voor MZ en DZ tweelingen (“equal environment


hypothesis”)
 Er bestaat geen correlatie tussen beide ouders voor de trek (cfr geen assortative
mating)
 “De” omgeving wordt niet gedifferentieerd in termen van gemeenschappelijke
en unieke omgeving
 Non-additieve genetische effecten zijn klein (dominantie, epistasis)
 Er zijn geen correlaties tussen genen en omgeving

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 50
DE TRADITIONELE SCHATTINGSMETHODE: MOGELIJKE PROBLEMEN

 Assumptie gelijke omgeving DZ – MZ?


 Werd lange tijd in vraag gesteld
 OZ toont aan dat dit effectief zo is
 Dwz: ouders van MZ twins behandelen hun kdn niet als méér gelijken dan ouders van DZ twins

 Is assumptie dat ouders elkaar ‘random’ kiezen wel valide?

 Schatting van omgevingscomponent (100% – h2) houdt geen rekening met error en gaat uit van een
ADDITIEF MODEL, met name genen + omgeving leiden tot een fenotype
Dwz, Indien erfelijkheidscomponent groot is, neemt men per definitie aan dat omgevingseffect klein is. Soms
leidt dit tot onmogelijke resultaten.

 Van persoonlijkheid = genen + omgeving (traditioneel additief model)


 Naar persoonlijkheid = genen + en x omgeving (integratief model)

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 51
INTEGRATIEVE GEDRAGSGENETISCHE BENADERING
Traditioneel additief model Integratief model
Enkel additief genetische variantie ≠ soorten genetische variantie:
“Non-additieve effecten zijn - Additief
verwaarloosbaar klein” - Non-additief (dominantie, epistasis)
Omgeving = één algemene Omgeving opgesplitst: Gedeelde én niet-
variantiecomponent gedeelde omgevingsvariantie
“unieke omgevingsinvloed is Within family factors
verwaarloosbaar klein” Outside family factors
Partnerkeuze is random, niet verwant Assortative mating
met fenotype/genotype
“geen assortative mating”
“geen verband tussen genen en Gen-omgevingscorrelaties
omgeving” Gen-omgevingsinteracties
Omgevingsmodulaties 52
TYPES VAN GENETISCHE VARIANTIE/INVLOEDEN
(BOUCHARD & MCGUE, 1981)

(1) Additieve genetische variantie: genetische variatie in individueel gedrag die


resulteert uit de som vd overgeërfde genen van beide ouders
= narrow heritability

(2) Niet-additieve genetische variantie:


 Dominant: dominante vs recessieve allelen (betrekking op 1 gen)
 Epistatisch: interactief effect tss genen (suppressie/expressie)

(1) + (2)= broad heritability


erfelijkheid bestaat ook in persoonlijke kenmerken, sommige dominanter dan andere

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 53
OMGEVING: GEDEELDE VS UNIEKE OMGEVING

 Indien 50% genetisch, wat dan met omgeving?


 Gemeenschappelijke omgeving: consistent laag (5 à 10 %)
cfr lage similariteit tss geadopteerde kinderen
 Niet-gedeelde (unieke) omgeving: significant, maar wisselende resultaten
(i.e. verschillende vriendengroep)
“vele kleine beetjes maken een groot”

 Wel belangrijk gedeeld omgevingseffect voor attitudes/religie/politieke


oriëntatie en voor gezondheidsgedrag (roken/drinken) (adoptie-studies)

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 54
MODELMATIGE VOORSTELLING VAN UNIEKE OMGEVINGSVARIANTIE
 Differentiatie tussen‘within’ en ‘outside’ family factors
 WITHIN FAMILY FACTORS:
-passief model
-child-effects model
-parent-effects model
 OUTSIDE FAMILY FACTORS:
-context-specifieke socialisatie
-socialisatie buitenshuis
-Hiërarchische positie binnen groepen
 Zowel within-als outside family factoren vormen significante bronnen van invloed op
persoonlijkheid en kunnen bias vormen voor erfelijkheidsschatting vanuit klassiek additief
model
19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 55
UNIEKE WITHIN-FAMILY FACTOREN (MODEL VAN REISS)

 Passief model:
 Klemtoon op algemene genetische overlap ouder - kind
 Geen aandacht voor andere of interagerende factoren
 Child-effects model:
 Gen veroorzaakt gedrag bij kind
 Gedrag kind veroorzaakt hetzelfde/gelijkaardig gedrag ouder
 Gedrag ouder niet als oorzaak van gedrag kind
= child-driven effect (Judith Harris, 1995): ouders reageren anders naargelang
persoonlijkheid van het kind
 positieve feedback lus: stimuleren natuurlijke aanleg van kind
 negatieve feedback lus: tegenwerken natuurlijke aanleg van kind
19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 56
UNIEKE WITHIN-FAMILY FACTOREN (MODEL VAN REISS)

 Parent-effects model:
 Gedrag ouder als respons op gedrag kind in overeenstemming met eigen
genetische make up
 Respons ouder lokt gedrag uit bij het kind cfr genetische make up vh kind

 Within family effects leidt tot bias bij schatting erfelijkheid!


 Overschatting erfelijkheid bij negatieve feedback loop
 Onderschatting erfelijkheid bij positieve feedback loop

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 57
REISS’ THREE MODELS OF GENETIC TRANSMISSION

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 58
UNIEKE OUTSIDE FAMILY FACTOREN

 Basis: groeps-socialisatie theorie: Ontwikkeling van sociale identiteit obv in-en


out-groups waar we onszelf al dan niet toe rekenen
 Sociale groepen = unieke omgevingsfactor met invloed op persoonlijkheid:
 Verschillende aspecten van beïnvloeding:
 Context-specifieke socialisatie: vb. school - thuis
 Socialisatie buitenshuis: identificatie met bepaalde sociale groepen (attitudes,
normen)
 Hiërarchische positie binnen verschillende groepen kan invloed hebben op
persoonlijkheid

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 59
ASSORTATIVE MATING
 Basisassumptie: random partnerkeuze ~ random genetische similariteit
 Maar: evidentie voor partnerkeuze ifv gelijkaardige kenmerken:
 Fysieke karakteristieken (lichaamslengte!)
 Cognitieve capaciteiten (IQ)
 Persoonlijkheid
 Psychopathologie
 Verhoogt de similariteit tussen 1e graadsverwanten (DZ maar niet MZ tweelingen!!)
 Impliceert een onderschatting van de genetische contributie

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 60
GEN-OMGEVINGSCORRELATIES

 Individuen met verschillende genotypes worden aan verschillende omgevingen


blootgesteld
 Correlatie kan negatief of positief zijn
 Soorten:
 Passief: ouders geven bv hoog N genen door, maar creëren tevens een
neurotische omgeving (vb: verbaal sterk – boeken in huis)
 Reactief/evocatief: genetische dispositie kind lokt specifiek gedrag uit bij
omgeving (vb: knuffelen)
 Actief: kind zoekt actief een bepaalde omgeving op die past bij zijn/haar
genetische dispositie (vb: sensation seeking)

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 61
GEN X OMGEVINGSINTERACTIES

 Individuen met verschillend genotype reageren verschillend (vertonen ander


gedrag) op zelfde omgeving.
Stille/ Cognitieve
lawaaierige prestaties
omgeving
Extraversie

Misbruik ATS
persoonlijkheid

Laag MAO-A gehalte

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 62
GEDRAGSGENETICA EN HET FFM: SAMENVATTING

 Genetisch effect FFM: 35 tot 50/60 procent (vooral E en N bestudeerd)


 Activity level (actometer)- (GOSAT study): erfelijkheid = .40
 Psychopathie trekken (Blonigen et al., 2003 – Minnesota Twin Register):
erfelijkheidscomponent meest uitgesproken
 Morningness-eveningness: erfelijkheid = 54%
 Impulsiviteit: erfelijkheid = 50%
 Argumenten voor hiërarchisch model van persoonlijkheid:
 Facetten zijn meer dan een operationalisatie van de factor waarop ze
laden
 Facetten zijn constructen met erfelijke en dus biologische basis

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 63
TAKE HOME MESSAGE
 Erfelijkheid: populatieparameter, niet statisch, schatting
 Erfelijkheid van psychologische trekken: multipele genen betrokken  zie
ook “polygenic risk scores” (p.145)
 4 methoden om erfelijkheid te schatten, elk met een aantal beperkingen
 Doel: replicatie over methoden heen: vergroot validiteit van de bevindingen
 Belangrijkste omgevingsinvloeden persoonlijkheid: unieke ervaringen
 Belang van integratief model ter schatting van erfelijkheid, wat rekening
houdt met assortative mating, gen-omgevingscorrelaties/interacties, niet-
additieve genetische effecten, en specificatie van verschillende
omgevingsinvloeden
19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 64
OEFENING BIJ HOC1
 Leerpad op Ufora
 Beschikbaar vanaf 19 feb (18u) tot 7 juli 2024
 Vrijblijvend, maar goede oefening ter verwerking van de
leerstof!

19/02/20204 Persoonlijkheidspsychologie 65

You might also like