Verschaffel Grensverkeer 2017

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 5

See discussions, stats, and author profiles for this publication at: https://www.researchgate.

net/publication/316820276

Grensverkeer. Beeld, kader en figuur bij James Ensor

Article · January 2017

CITATIONS READS

0 150

1 author:

Bart Verschaffel
Ghent University
162 PUBLICATIONS 106 CITATIONS

SEE PROFILE

All content following this page was uploaded by Bart Verschaffel on 15 March 2019.

The user has requested enhancement of the downloaded file.


De Witte Raaf – 187 / mei – juni 2017 16

Grensverkeer. Beeld, kader en figuur bij James Ensor


Bart Verschaffel ring van Sint-Franciscus, en gaat allicht
rechtstreeks terug op het ‘moederbeeld’ van
Giotto. Om de vreemdheid van zijn figuren
I. en de dreiging die ervan uitgaat te verster-
ken, gaat Ensor echter nog verder, en acti-
Het is niet de natuurgetrouwe gelijkenis, veert hij ook de latente, verontrustende
maar de impact van beelden – de mate kracht die in elk beeld als dusdanig schuil-
waarin ze de kijker aangrijpen of verontrus- gaat. Hij had daarvoor kunnen terugvallen
ten – die ons ervan overtuigt dat beelden op traditionele motieven, zoals het beeld-in-
‘waar’ of ‘echt’ zijn. Ze worden dan ook het-beeld en in het bijzonder de spiegel–in-
graag gebruikt om mensen te confronteren het-beeld – ook dat zijn manieren om te her-
met zaken die men makkelijk dreigt te ver- inneren aan het schijnbestaan en de
geten, die men niet wil zien of zich niet kan verwarrende bedrieglijkheid van beelden.
voorstellen. Sterke beelden blijven immers Maar Ensor gebruikt hiervoor in de eerste
meer dan woorden in het geheugen han- plaats zijn groteske karakters. Hij zet hen in
gen. Wanneer de jonge Ensor halverwege de als grensgangers, die opereren ‘vanuit de
jaren 1880, in een nog zeer academisch marge’ en zich – letterlijk – ophouden bij
kunstklimaat, naar sterke beelden zoekt om het kader, om van daaruit de beeldruimte
zijn kunstenaarschap te ontwikkelen, con- binnen te dringen, maar ook uit het beeld te
fronteert hij zijn burgerlijk publiek met wat breken en zich tot de kijker te richten. Via
het niet wil zien: vanaf ongeveer 1885 die figuren speelt Ensor de fictieve beeld-
introduceert hij in zijn oeuvre figuren en ruimte uit tegen de ‘echte’ wereld van waar-
thema’s uit de verdrongen traditie van de uit de toeschouwer kijkt.
karikatuur en ontwikkelt hij een eigen gro-
teske iconografie. Voor het burgerlijke
publiek, dat zopas met de nodige moeite de II.
‘lage’ onderwerpen van het realisme geac-
cepteerd heeft, zoals fysieke arbeid en soci- Een beeld wordt niet ervaren, maar aan-
ale ellende, schildert hij fantastische, mon- schouwd: het wordt gecontempleerd. Het
sterlijk misvormde gezichten en vervormde James Ensor
krijgt betekenis binnen een ‘templum’ – het
houdingen, maskers en versierde schedels, … stuk hemel dat de Etruskische waarzegger
en walgelijke lopende neuzen, wratten, met zijn ’lituus’ of staf uitsnijdt. Immers,
speeksel, braaksel en schijterijen. Peste des- slechts binnen een afgegrensd veld, met zijn
sus, peste dessous… kastachtige beelden ook het decor van het randen, zijn boven- en onderkanten, zijn
volkse theater, waar de karakteristieke kijk- centrum en zijn hoeken, wordt de vlucht
Het fantastische en bevreemdende karakter gaten in de achterwand geen gewone ven- van de vogels leesbaar, en kan men verne-
van Ensors maskerschilderijen is vooreerst sters zijn, maar openingen waardoor goden men wat de goden zeggen. (De plaats waar
verbonden met het uitzicht van de tronies en geesten kunnen interveniëren – men de waarzegger werkt en waar de primitieve
en de skeletten, en met de verontrustende weet nooit wie of wat er binnenkomt en beelden van de godheid bewaard worden,
associaties die ze oproepen. Het hangt ver- waar het betreffende personage vandaan krijgt pas later de – van templum afgeleide –
der samen met de intriges of situaties die hij komt wanneer er een raam of deur open- naam tempel.) Een beeld moet dus gemaakt
ensceneert. Die zijn alle latent agressief. Het gaat. Zie bijvoorbeeld de ‘theaterscène’ van worden, en dat gebeurt door een inperking,
gaat nagenoeg steeds om confrontaties, Les masques scandalisées – Ensors eerste door het aanbrengen van een kader.
beledigingen, ruzies, achtervolgingen, maskerschilderij uit 1883 – of van Le mas- Een beeld is dus nooit ‘alles’. Het bestaat
gevechten… Ensor inspireert zich daarbij que Wouze. Vaak hergebruikt Ensor daarbij niet zomaar, maar verschijnt om aan-
duidelijk op een traditionele iconografie, traditionele picturale middelen en composi- schouwd en geïnterpreteerd te worden, en
met motieven zoals de bespotting van tieschema’s uit de religieuze en allegorische is dus altijd omschreven. Het is evenmin een
Christus, de hoofdzonde van de ‘ira’ of de schilderkunst. Deze tonen hoe het beeldvlak (gewoon) ding-in-de-wereld. Het is bijzon-
woede, zeventiende-eeuwse boeren- en her- in verschillende ‘zijnsregio’s’ kan worden der: losgemaakt, ge-abstraheerd. Het vult of
bergruzies, de strijd tussen carnaval en vas- verdeeld en hoe die onderling kunnen inter- bezet een eigen ruimte die op zichzelf
ten; maar zeker ook op het burleske poppen- ageren: personificaties van de dood of enge- bestaat. Dat geldt zeker voor een foto of een
spel en de volkse pantomime, met de narren, len en boze geesten dringen binnen door schilderij, waar de beeldranden daadwerke-
Pulcinella‘s, kwakzalvers, domme boeren, deuren en ramen; in helle- en hemelvaarten lijk ‘ingelijst’ zijn, zodat het templum zicht-
Pietjes de Dood en Lucifers die hij kende via lossen architectuur of landschappen op in baar wordt gemaakt en tegelijk wordt ver-
zijn studiegenoot en vriend Theo Hannon James Ensor wolkige of vage luchten; visioenen en dro- breed tot een intermediaire zone tussen de
en de lectuur van Jules Champfleury. In vele … men blijken te zweven; aura en allerlei licht- verzelfstandigde beeldruimte en de wereld.
van Ensors beelden wordt een centrale effecten stralen door alles heen enzovoort. De kwestie ligt complexer voor wandschil-
figuur – bijvoorbeeld Christus, of Ensor zelf, In de tekening Apparition devançant le futu- deringen of tekeningen van geïsoleerde
of een stel ruziemakers – het mikpunt van over de omsingeling en het binnendringen, en risme (1886) wordt het beeld bijvoorbeeld figuren zonder eigen ruimte – prehistori-
een opdringerige, dreigende massa die de veelal over een combinatie van beide. langs een diagonaal in een hemel met een sche grotschilderingen of een logopoppetje
protagonisten aan alle kanten insluit. De gouden achtergrond (rechtsboven) en een op een toiletdeur bijvoorbeeld – die hun dra-
omsingeling wordt versterkt wanneer die De dreiging die uitgaat van de lelijke wezens aardse ‘kamer’ (benedenzone en linksbo- ger niet verruimtelijken en dus niet ‘elders’
indringers van buitenaf door ramen of en de aggressieve confrontaties wordt nog ven) verdeeld; een zwevende god-pop treft bestaan. (De geschiedenis van het beeld
gaten in de wand binnenkijken, ongenodigd accuter wanneer de belagers vanuit een een onderaan liggende figuur met een licht- begint wanneer de effen, gladde, veelal
binnenvallen en de hoofdspelers komen ‘andere werkelijkheid’ afkomstig lijken. straal. De compositie is duidelijk geïnspi- monochrome drager waarop het geschil-
ambeteren. Ensors werk gaat voornamelijk Ensor hergebruikt in zijn theatrale, poppen- reerd op voorstellingen van de stigmatise- derd is een ruimte voorstelt waarin de figu-

James Ensor Giotto


… …
De Witte Raaf – 187 / mei – juni 2017 17

‘omgevingen’ werken. Ze verschilt van het ten – hun plaats en onderlinge verhoudin- naar het zijnsstatuut van het beeld. Een
bekijken van beelden op een plek ‘buiten de gen in het beeldvlak – worden eigensoortige beeld bekijken is dus meteen een verschil zien in
wereld’, bijvoorbeeld in de bioscoopzaal die, relaties gelegd (nabijheid, overlapping, werkelijkheidswaarde. Het impliceert het
zeker wanneer ze geheel verduisterd en ver- afstand) die de ‘inhoudelijke’ betekenissen besef van een ontologische tegenstelling.
geten wordt, de wereld volledig doet verge- en verhoudingen kunnen tegenspreken of
ten. Dergelijke immersieve ervaringen kun- compliceren. Het kader werkt bovendien
nen vanzelfsprekend sterk aangrijpen, en tegelijk als een venster: het beeldvlak ‘opent’ III.
een artistieke relevantie sui generis hebben. zich en wordt diep. Het kader opent ‘une
Overigens is de immersieve ervaring op boîte construite autour d’une fenêtre’. Wat De betekenis en impact van beeldelementen
haar manier ook ‘begrensd’: het betreden het kader toont wordt zo geïsoleerd én wordt niet enkel bepaald door hun uitzicht
en verlaten van een kunstinstallatie, of de geconstrueerd als een voorwerp van of verhaalfunctie, maar ook door de plaats
ogenblikken waarop de wereld ‘gedoofd’ beschouwing. Deze verknoping van het waar ze zich bevinden in het beeld of de
wordt en de film begint, en waarop het licht zichtbare en het zegbare (of het betekenis- manier waarop ze in het beeld – in een
terug aangaat, zijn duidelijk gemarkeerd. volle) tot een ‘voorstelling’, schrijft beeldvlak en in de beeldruimte –binnenko-
Maar de immersieve ervaring is gekaderd in Wajcman, noemen we een ‘scène’. Een men en, daarmee samenhangend, aange-
de tijd. Tijdens de immersie zelf vergeet men beeld is steeds geënsceneerd. Wat in de ‘doos’ ven waar ze vandaan komen. Het verschil
de wereld opdat het object van de ervaring verschijnt wordt daarom, behalve in het tussen de zijnsregio’s van het ‘onechte’
vol zou lijken, een alternatieve werkelijk- beeldvlak, ook gestructureerd en georgani- beeld en de ‘echte’ Wereld vindt plaats: het
heid waaruit men later ‘wakker wordt’, als seerd door het ruimtelijk schema van het podi- ‘kader’ is een grens, maar tegelijk een drem-
uit een droom. Dit is een fundamenteel ver- um: het wordt gerelateerd aan een centrum, pel. Men kan die drempel leeg laten of bezet-
schil met de esthetische contemplatie van geplaatst ten opzichte van een voor- en ach- ten, het beeld gesloten laten of het integen-
een beeld. tergrond, een achterwand en coulissen, een deel ‘theatraal’ en ‘open’ maken, en zo de
… In de vroege geschiedenis van de mens is vloer en een hoogte, ten aanzien van imagi- duidelijke en geruststellende tegenstelling
… het beeld een sacraal, gevaarlijk en magisch naire zij- en achterafruimtes die zich onein- ondermijnen. Specifiek voor Ensors compo-
ding. Beelden maken was zeker geen dig uitstrekken buiten het beeld, en van de sities is dat hij open beelden maakt, dat wil
onschuldige bezigheid. De uitvinding van open en/of transparante ‘vierde wand’. zeggen: composities met figuren die zelf
de kunst en het ontwikkelen van de estheti- (Een kader opent echter niet zoals een ‘echt’ beeldbesef hebben. Het gaat daarbij echter
ren zich bevinden. Alleen al een lijn die de sche blik hebben het beeld weggehaald uit venster: wanneer men dichter bij een beeld niet om de zuiver ‘theatrale beelden’ zoals
‘grond’ aanduidt en zo het beeld minimaal zijn eerste, magisch-religieuze omgeving, komt, kan men niet breder en méér zien, of Michael Fried ze beschrijft. Ensors maskerfi-
begrenst kan volstaan om een beeldruimte en geleidelijk aan ‘afgekoeld’ en geprofani- dieper in beeldruimte kijken. Het gaat om guren opereren immers graag op de ‘apron
te creëren die de voorstelling ‘plaatst’ en de seerd. Tegelijk is de kunst gaan zoeken naar scherper zien.) stage’, of vanuit de marge, dat wil zeggen
verschillende figuren of beeldelementen bij- andere manieren om treffende, beklijvende Met betrekking tot de theorie van het vanuit de zone tussen de (al dan niet thea-
eenbrengt in een intrige of situatie.) Maar beelden te maken, en de afstandelijkheid kader wil ik een implicatie benadrukken die trale) voorstelling in de beeldruimte en de
de complicaties die te maken hebben met de van de contemplatie aldus toch te milderen. opvallend weinig aandacht krijgt. Het kader wereld van de toeschouwer in. Op die
manier waarop het kader gematerialiseerd Michael Fried onderscheidt in Absorption ‘sluit de representatie’ en creëert zo een zelf- manier verstoren de maskers de ‘eenheid
wordt, of met de scherpte van de afgrenzing and Theatricality ‘naïeve’ beelden van ‘thea- standige ruimte en een ‘rand’. Net doordat van plaats’ van de beeldruimte. Ze stellen
van een beeld, veranderen niets aan de kern trale’ beelden. Naïeve beelden tonen inge- een beeld ingeperkt is, en verschijnt binnen niet eenvoudigweg de onwerkelijkheid van
van de zaak: de inperking komt eerst. keerde of zeer ‘expressieve’ personages die zijn eigen beeldruimte, ziet men het echter het beeld tegenover de ‘echte’ wereld van de
Over de kwestie van het kader, of van de geheel opgaan in hun eigen activiteit of in altijd ergens, en daardoor tegelijk in én met toeschouwer, maar laten veeleer het ver-
voorwaarden waaronder een beeld kan ver- de situatie waarin ze zich bevinden, en zich de wereld waaruit het wordt losgemaakt, en schil vervagen, en versterken daardoor de
schijnen en bestaan, hebben Georg Simmel, niet bewust lijken van het feit dat ze beke- waarmee het inhoudelijk niets te maken verontrustende werking van het beeld.
Meyer Schapiro en Louis Marin belangrijke ken worden. In ‘theatrale beelden’ weten de heeft. Het kader maakt in één beweging los Ik bespreek ter illustratie en staving een
teksten geschreven. Gérard Wajcman heeft ‘acteurs’ daarentegen zeer goed waar de én situeert. Men bekijkt het beeld altijd van selectie van twee vroege en twee late (groe-
die inzichten op een nogal nadrukkelijke, ‘vierde wand’ is, geven ze te kennen dat ze buitenaf: het is ‘elders’. De inperking houdt pen van) voorbeelden.
persoonlijke, maar interessante manier ver- bekeken worden, en richten zich daarbij dus in dat de contemplerende kijker niet Wanneer Ensor na zijn academieoplei-
werkt in zijn boek Fenêtre. (Derrida heeft een soms zeer expliciet tot de toeschouwer. Een enkel het beeld en zijn rand ziet, maar steeds ding in Brussel naar Oostende teruggaat,
aantal inzichten gerecupereerd en veralge- theatraal beeld spreekt de kijker aan in zijn ook (de plaats van) het beeld in de Wereld. neemt hij een aantal van zijn academische
meend, wat vooral aanleiding heeft gegeven rol van toeschouwer, maar doet het publiek Daarbij wordt hij geconfronteerd wordt met studies mee, waaronder een vrij groot schil-
tot een inflatoir en nogal onzorgvuldig daardoor ook goed beseffen dat er gespeeld het verschil tussen ‘het beeld’ en ‘De wereld’. derij van een ‘bateleur’ of kermisartiest/
gebruik van het begrip ‘parergon’ en weinig wordt. Personages die geheel opgaan in wat De eigen positie in de Wereld fungeert daar- goochelaar, een zwarte man met een stok in
productieve verwijzingen). Thierry De Duve ze zijn of doen, en de toeschouwer negeren, bij onvermijdelijk als ijkpunt voor het ‘wer- de handen, zittend op een kist. (Er zijn een
heeft er in 2000 de belangrijke tentoonstel- laten daarentegen toe dat de toeschouwer kelijke’, tegenover het ‘onwerkelijke’ of drietal verwante studies bewaard, van
ling Voici aan gewijd. Het uitgangspunt van op zijn beurt zichzelf vergeet. Hij wordt dan ‘anders-werkelijke’ van het beeld. Wat daar nagenoeg hetzelfde formaat, met een ander
al deze theoretische analyses en reflecties is een soort toevallige getuige die er evengoed te zien is, is losgekoppeld van en niet werke- model, maar in gelijkaardige poses en met
de gedachte dat het kader, in al zijn verschil- niet had kunnen zijn, een voyeur die zich lijk in de ‘echte’ Wereld. Men kan niet – en dezelfde attributen.) Enkele jaren later –
lende vormelijke en materiële gedaantes, ongestoord kan inleven in de situatie en dit gaat noodzakelijk gepaard met de ‘clôtu- Marcel De Maeyer, die dit voor het eerst
nooit een artistieke of inhoudelijke toevoe- emotioneel bewogen kan worden door iets re de la représentation’ – een beeld zien zon- heeft gesignaleerd, meent rond 1888-89 –
ging vormt, maar een functie opneemt die wat ‘net echt’ lijkt. Bij een theatraal beeld, der geconfronteerd te worden met de vraag heeft Ensor dit schilderij gerecycleerd en
constitutief is voor het bestaan van het dat zich expliciet tot de toeschouwer richt,
beeld: ‘le cadre est un ornement nécessaire wordt de toeschouwer vastgezet in zijn
du tableau’. Immers: ‘le tableau ne peut rien ‘echte wereld’, van waaruit hij afstandelijk
présenter sans se présenter lui-même dans kijkt naar iets wat ‘elders’ is en daardoor
l’acte de présenter’ en het kader is de ‘espace nooit helemaal ‘echt’ kan zijn. (Een gelijk-
de présentation où le tableau se présente aardig onderscheid tussen ‘verzonkenheid’
représentant’ (Louis Marin). Een beeld en ‘theatraliteit’ speelt in het portretgenre,
vooronderstelt een scène, ‘il faut ouvrir le waar een duidelijk onderscheid bestaat tus-
rideau’ (Gérard Wajcman). Wanneer ik ga sen zogenaamde ritratti rubati en het klas-
schilderen, vertelt Alberti in de eerste, sieke, geposeerde portret. Bij de eerstge-
Latijnse versie van zijn boek over de schil- noemde gaat het om ‘gestolen’ portretten
derkunst, ‘maak ik eerst op het vlak waarop van een ‘geabsorbeerd’ model dat geportret-
ik ga schilderen een vierhoek, met rechte teerd wordt zonder het te beseffen; de kracht
hoeken, die mij een open venster geeft waar- van het portret is er verweven met de fasci-
door ik de historie kan zien’. Dat venster natie veroorzaakt door ongenode intimiteit.
dient niet om een motief te selecteren, maar Bij het tweede, ‘gewone’ portret kijkt het
maakt mogelijk dat er überhaupt iets kan ‘ver- model uit het beeld en hangt de kracht van
schijnen’: ‘ouvrir une fenêtre non sur ce qui het beeld samen met het (oog)contact met de
est peint, mais pour peindre: ouvrir une kijker. Het klassieke portret toont niet
fenêtre non sur un visible, mais pour voir.’ zomaar ‘hoe iemand eruitziet’, maar pre-
De schilder Alberti doet zo wat de senteert een persoon in een zeer specifieke
Etruskische waarzegger doet: hij opent een situatie: hij/zij weet dat dit beeld, dat de toe-
representatieruimte waarbinnen wat ver- schouwer nu voor ogen heeft, effectief
schijnt niet enkel – zoals alles wat bestaat – gemaakt en later bekeken zal worden. Het
‘te zien’ is, maar ook iets kan betekenen, en model wordt mét dit ‘beeldbesef ’ afgebeeld.)
leesbaar/zegbaar wordt. Het kader – met Men kan dus, veralgemenend en samenvat-
Marin – scheidt de representatie van de ‘echte tend, twee zeer verschillende types van beel-
wereld’. Het ‘opent de wand’ en verricht de den onderscheiden: ‘gesloten’ beelden,
’clôture de la représentation’. Het kader waarbij de wereld die in het beeld verschijnt
geeft aan dat het teken geen ding-onder-de- geheel zelfstandig en grenzeloos is, en geen
dingen, maar een teken is: het heeft ‘l’effet weet heeft van de ‘echte’ wereld van waar-
de séparer et de réserver la représentation à uit de toeschouwer kijkt, en ‘open’ beelden,
la contemplation’. Samengevat: het kader die zich expliciet tot die ‘echte wereld’ ver-
presenteert de representatie. Het zegt: voici. houden, en dus besef hebben van het kader.
De contemplatie vooronderstelt een vis-à- Bij ‘open beelden’ is het beeldbesef deel van de
vis, een ‘tegenover’. Contemplatie vraagt inhoud van het beeld.
afstand. Deze afstandelijke verhouding ver- De inperking door het ‘templum’ creëert
schilt van de totaalervaring die wij hebben vooreerst een geometrisch regelmatig beeld-
van dingen-in-de-wereld, die nabij en bin- vlak. De beeldelementen gaan relaties aan
nen handbereik zijn, en die we ook kunnen in dit vlak. Een paneel, een schilderdoek of
betasten en ruiken. Ze impliceert concen- een blad papier is gewoonlijk vierkantig of
tratie op de zuivere visualiteit. De contem- rechthoekig, soms een cirkel of een ovaal.
platie verschilt eveneens van het bekijken Die geometrie bepaalde de ordening van het
van beelden die niet in één keer bekeken vlak: ten opzichte van een middelpunt en
kunnen worden, of door hun narratieve symmetrieassen, diagonalen, zijkanten,
James Ensor
structuur niet samengebald kunnen wor- randen, hoeken, boven- en benedenkan-
den, en ook van artistieke installaties die als ten… Via de ordonnance van de beeldelemen- …
De Witte Raaf – 187 / mei – juni 2017 18

James Ensor … James Ensor James Ensor


… … … …

overschilderd. Hij heeft een olielamp, een ongemanierde, levensechte iconografie van groep echter achteruitgeschoven tot achter een duiveltje vanachter de kast opduikt en
reuzeschildpad, en een papegaai (?) toege- het groteske en het masker, en daarenboven de tafel en in de kamer, in die mate zelfs dat naar de spiegel wijst. In de derde staat heeft
voegd, waardoor het beeld een welhaast het vrij, kleurrijk, expressief en lelijk schil- het skelet dat de onderkant van de rechter- Ensor het beeld echter grondig aangepast
protosurrealistische combinatie van beeld- deren van deze nieuwe, provocatieve, ont- rand afschermt vanuit het tafereel zelf naar en versterkt: van de kraag en mouw van de
elementen wordt. Die mysterieuze combi- hullende beelden. In Masques regardant un het meisje en haar skelet-gezel kan kijken jas van de getuige maakt hij een tweede,
natie verstoort de ‘eenheid van plaats en nègre bateleur schildert Ensor daarenboven en wijzen. Links gebeurt iets gelijkaardigs: grijnzend figuurtje dat, rug aan rug met de
van handeling’ echter niet: de scène ver- niet enkel ‘anders’, maar laat hij zijn nieu- de maskers die bovenaan net achter of zelfs ‘getuige’, met zijn neus tegen het beeldvlak
enigt alle elementen nog tot één tafereel. De we kunst bewust en zichtbaar clashen met op het beeldvlak geschilderd lijken, en fron- aan, de beschouwer in de ogen kijkt. Tegelijk
meest opvallende en betekenisvolle toevoe- de ‘traditionele’, academische traditie. De taal uit het beeld kijken, bevinden zich – voegt Ensor op de achterwand, tegen de
ging is evenwel een overschildering met een maskers staan immers ook voor de ‘moder- afgaand op de compositie van de voorgrond vloer, nog een tronie toe op een plek waar
groep maskers en tronies in de rechterbo- ne’ schilderkunst die de ‘oude kunst’ bin- onderaan – achter de breister en het meisje. men wel een hoofd kan tekenen, maar waar,
venhoek van het beeld. Ze stromen het nendringt, wegschildert, en haar plaats Op deze manier wordt het onbeslisbaar of wanneer men de voorgestelde beeldruimte
schilderij binnen tegen een kleurige achter- inneemt. de maskers nu vanuit de coulissen de kamer ‘realistisch’ leest, zelfs geen plaats is om een
grond die enigszins aan een voorhang of Ensor heeft allicht rond 1890 – volgens binnenkomen of zich tussen de voorgestel- spookwezen te laten verschijnen, tenzij de
toneelgordijn doet denken, maar toch dui- de datering van De Maeyer – een tweede de beeldruimte en de ‘lijst’ in beeld wurmen. ruimte achter de kast leegte zou zijn.
delijk geen ‘object’ is en geen theaterrekwi- ‘academisch’ schilderij op een vergelijkbare Zo slagen ze erin om vanuit dat ‘tussenge- Betekenisvol is hier hoe Ensor, door het
siet. Het kleurvlak werkt als een overschil- manier behandeld of gecorrigeerd. Le vieux bied’ zowel het voorgestelde tafereel als de personage van de ‘getuige’ te ontdubbelen,
dering van een deel van een ouder schilderij meuble, na de overschildering le meuble hanté rustige, contemplatieve blik van de toe- de dubbelzinnigheid en spanning die de
en tegelijk als een onbenoembaar ‘ding’ dat (‘de behekste kast’ of ‘het spookmeubel’) geti- schouwer te saboteren. ‘drempelzone’ kenmerkt zichtbaar maakt
verschijnt binnen de beeldruimte van dat schil- teld, is verloren gegaan door de bombarde- Uit de wordingsgeschiedenis van de en zo intensifieert. De ontwikkelingsge-
derij. Van de acht maskers en gezichten kij- menten op Oostende in de Tweede gelijknamige ets die Ensor in 1888 naar Le schiedenis van de ets legt zo een strategie
ken er een tweetal de toeschouwer aan, één Wereldoorlog. Het werk is echter bekend meuble hanté heeft gemaakt, blijkt hoe bloot dat Ensor overal in zijn grotesk oeuvre
keert zich voorbij het kleurvlak naar het van foto’s en, vooral, door een verwante ets bewust hij de destabiliserende kracht die gebruikt: hij ‘activeert’ het kader met
model op de kist, de anderen kijken naar de uit 1888. Het verloren schilderij portret- latent in de ‘drempel’ schuilt aanwakkert. behulp van ‘grensgangers’ die pendelen
schildpad en lamp vooraan in beeld of sta- teerde frontaal een lezend meisje aan een De ets toont de rechterhelft van een gelijk- tussen de ‘beeldinhoud’ en de ‘reële’ ruimte’
ren in de ruimte. De toeschouwer kan niet tafel voor een barokke pronkkast, met aardige barokke kast, maar nu met een spie- van de toeschouwer, en laat op die manier
anders dan wat daar in die rechterboven- rechts van haar een breiende jonge vrouw. gel in de kastdeur, en met figuren die de kast de ontologische instabiliteit die het kader in
hoek gebeurt, met zijn bijzondere, slordige Ensor heeft er later een tiental maskerge- bespoken. In de eerste en tweede staat van zich draagt in het beeld zelf insijpelen.
schilderwijze, de heldere kleuren, en de tros zichten aan toegevoegd. Een skelet komt de ets komt vanachter de kast een skelet pie- Ensor blijft het ‘grensverkeer’ gedurende
groteske personages, als een tweede laag en met het meisje meelezen; uit de smalle pen dat met zijn knokige hand zwaait, en zijn ganse carrière, en tot op het einde, zeer
overschildering zien. Maar tegelijk werkt spleet tussen de bovenrand van de kast en zich richt tot een ‘getuige’ met een lange jas nadrukkelijk gebruiken. In bijna alle mas-
het kleurvlak ook als een gordijn dat het de bovenrand van het beeld duikt een mas- die, vanuit de rechterbenedenhoek van het kerschilderijen, zowel in de originele versies
tafereel met de zwarte man en de schildpad kergezicht op; links en rechts viseert een rij beeld, en met zijn rug naar de toeschouwer als in de remakes en variaties na 1900, wor-
scheidt van een soort voortoneel, van waar- van maskers en gezichten vanachter de gekeerd, in het beeld kijkt – en tegelijk naar den de hoeken en randen van de beelden
uit de maskers zowel naar het tafereel ach- beeldrand de toeschouwer. Ensor manipu- de toeschouwer die zich in de kastdeur spie- bezet door allerlei gezichten en personages
ter hen als naar de beschouwer van het leert de positie van de gezichten hier op ana- gelt? Ensor laat zich voor deze ets – anders die, zoals voorbijgangers bij een straatinter-
schilderij kijken. Doordat het ‘gordijn’ niet loge manier als in Masques regardant un dan voor het schilderij – duidelijk inspireren view, voor de camera komen zwaaien en
tot aan de grond reikt, maar enkel de boven- nègre bateleur: bovenaan in het beeld kijken door de voorstelling van de superbia of ongenood van buitenaf het beeld infiltre-
hoek van het beeld afdekt, wijkt het (ten de gezichten van net achter de rand door hoogmoed op De zeven hoofdzonden van ren. Dikwijls komen ze, zoals bij de Bateleur,
opzichte van de onderkant) achteruit, tot het beeldvlak en leggen het contact met de Bosch in het Prado: een vrouw, op de rug in een intrige of situatie tussen waar ze in
ergens tussen de zwarte man en de schild- toeschouwer. Onderaan in het beeld lijkt die gezien, spiegelt zich in de kastdeur, terwijl narratief opzicht niets komen zoeken – bij
pad en de lamp in. Daardoor lijken de mas- een stilleven bijvoorbeeld.
kergezichten niet langer op het beeldvlak Een sterk voorbeeld van een laat stilleven
zelf geschilderd, maar duiken ze vanachter waarin Ensor zijn fantastische en monster-
het kader op in het beeld, vóór de scène. De lijke personages en gezichten inzet om een
tegenstrijdige plaatsaanduidingen zorgen ‘ontologische aarzeling’ te provoceren is
ervoor dat de positie van de maskers en hun Pierrot et squelette en jaune – een nagenoeg
verhouding tot het ’tafereel’ én tot de toe- identieke remake uit 1925-30 of later van
schouwer – en dus ook hun werkelijkheids- een werk uit 1893. Ensor combineert hier
statuut – onduidelijk worden. Hoe kunnen een klassiek, ‘normaal’ stilleven met enkele
ze immers tegelijk met de scène mee ver- van zijn vaste groteske figuren en rekwisie-
schijnen en daarbij vanuit het beeld de toe- ten: een skelet in een geel advocatenpak,
schouwer adresseren, én het tafereel met de een pierrotfiguur met het gezicht van een
toeschouwer mee, vanuit de ‘werkelijke romeinse olielamp die Ensor bij Champfleury
wereld’, als een voorstelling bekijken? Ensor heeft gehaald, de olielamp waar de Lampiste
schildert dus niet zomaar vieze gezichten, uit 1880 reeds mee rondloopt en die ook bij
doodshoofden en grijnzende maskers. Hij de Bateleur figureert, en een tronie. De com-
schildert indringers, die opduiken uit het positie is zeer onstabiel, wat onmiddellijk
niets, zoals geesten en spoken uit de mist, opvalt wanneer men alternerend de boven-
zonder te vertellen waar ze vandaan komen. en onderkant en de linker- en rechterhelft
Masques regardant un nègre bateleur – in van het beeld afdekt en apart bekijkt. De
werkelijkheid kijkt slechts één van de acht schaal op de tafel staat rechtop en moet dus
gezichten daadwerkelijk naar de kermis- tegen een wand of muur leunen, maar uit
kunstenaar – markeert een belangrijk de bleke achtergrond doemen gezichten op,
moment in de artistieke carrière van Ensor. waardoor de achterwand nevelig en ijl
Het is een sleutelwerk binnen zijn oeuvre, wordt en de schaal nergens meer op kan
en kan met reden als het belangrijkste schil- steunen. Links achteraan komen twee mas-
derij uit de Belgische kunst van de negen- kers kijken vanachter een lijst die van boven
tiende eeuw beschouwd worden. Het vat in tot bijna beneden doorloopt, dan verspringt,
één bewuste, brutale geste samen wat er in aan de onderkant van het schilderij hori-
Ensors oeuvre gebeurt: het radicaal ver- zontaal verlengd wordt tot aan de rok van
nieuwen van de verburgerlijkte, bloedloze de advocaat, en dan afgedekt wordt door de
James Ensor
en versuikerde academische schilderkunst personages of verdwijnt. Het skelet met zijn
door ze te overschilderen met de ‘lage’, … lamp en de pierrot staan links dus voor een
De Witte Raaf – 187 / mei – juni 2017 19

James Ensor … … James Ensor


… … … …

stillevenschilderij dat achter hen hangt. nymphes-composities zijn boog- of cirkel- Xavier Tricot, James Ensor. Catalogue raisonné of
li… – zijn die laatste automatisch quasi bij de
the paintings (2 volumes), Antwerpen,
Rechts is de beeldruimte echter eenge- voorstelling aanwezig. Het onderscheid tus- vormig opgebouwd, met een centraal geïso- Pandora/Ortelius, 1992. (afkorting: C.R.)
maakt: de pierrot staat hier voor de tafel en sen de voorstelling en het kader blijft daarbij leerd motief omgeven door een wervelende Apparition devançant le futurisme, of Verschijning die
de ruimte loopt continu in de diepte tot duidelijk: de boord is immers ondiep, en de decoratieve rand van strengen of trossen het futurisme straft (1886). Eerste titel: Le
voorbij de tafel, waaraan rechts een figuur ‘randfiguren’ zijn geen acteurs – ze ‘hande- figuurtjes, die ontwikkeld lijkt uit putti- Cauchemar.
aanzit. En terwijl de advocaat en de pierrot len’ niet in een intrige of situatie, ze zijn er kransen. De duidelijkste voorbeelden zijn, Ik gebruik de negentiende-eeuwse Dictionary of
‘geabsorbeerd’ langs de toeschouwer heen ter versiering en worden bijvoorbeeld in gri- allicht niet toevallig, portretten met een Greek and Roman Antiquities van William Smith
kijken en hem negeren, geldt het omgekeer- saille of als sculpturen geschilderd. Ze centrale figuur geplaatst in een nisvorm die (London, John Murray, 1890). De brontekst is
de voor de twee figuren die bovenaan links bevinden zich niet in een aparte fictionele gevuld is met strepen kleur, en omringd en van Varro, De Lingua Latina, VII, 6.
Georg Simmel, Der Bildrahmen – Ein ästhetischer
in de ‘onwerkelijkheid’ van het bespookt ruimte, maar zijn daar waar ze te zien zijn: belaagd door kleine decoratieve personages Versuch, (eerst verschenen in Der Tag, Berlin,
stillevenschilderij opgesloten zitten: vanuit op de boord, naast het beeld. Daardoor wor- en groteske gezichten en smoelen, met soms nr. 541, 18 november 1902), in: Otthein
het schilderij-in-het-beeld kijken zij de toe- den ze echter wel (potentiële) toeschou- een tronie als sluitsteen en/of een parapet Rammstedt (red.), Georg Simmel. Gesamtausgabe
schouwer wél recht aan. (Ensor heeft in wers, en bovendien toeschouwers die – met schelpen of speeltjes. Maar de sterkste VII. Aufsätze und Abhandlungen 1901–1908,
1928-29 nog een gelijkende, maar vereen- anders dan de toeschouwer vóór het voorbeelden zijn diegene waarin Ensor niet Band 1, Frankfurt am Main, Suhrkamp, 1995,
voudigde versie van dit ‘stilleven’ geschil- schilderij – wél de mogelijkheid hebben om zomaar de formele structuur van het guir- pp. 101–108; Meyer Schapiro, On Some
derd, Nature morte avec chinoiseries, waarop in te grijpen of contact te maken met de landeportret hergebruikt, en ook iets laat Problems in the Semiotics of Visual Art: Field and
dezelfde figuren vanachter een stuk ‘lijst’ in acteurs – zoals het publiek in de schouw- doorsijpelen van de traditionele ‘inhoud’ Vehicle in Image-Signs, eerst verschenen in
Semiotica vol. 1, nr. 3, (1969), pp. 223-242, en
de achtergrond de beeldruimte binnenkij- burg dat kan. De putti, saters en insecten die van het beeldtype als voorwerp van eerbied
geherpubliceerd in Simiolus. Netherlands
ken.) Pierrot et squelette en jaune toont hoe deze grensgebieden bevolken hebben geen en verering. Dan wordt voelbaar hoe Ensor Quarterly for the History of Art, jrg. 6, nr. 1
ieder beeld-in-het-beeld (of de suggestie verhaalfunctie, ze zijn vrij. Ze kunnen spe- zich het beeldtype toe-eigent en het profa- (1972-1973), pp. 9-19; Louis Marin, Du cadre
daarvan) het kader vermenigvuldigt en ín len, en zich zowel met elkaar, als met de cen- neert. Een goed voorbeeld is Le Chant du vin au décor ou la question de l’ornement dans la
het beeld trekt, en daar de mogelijkheid trale voorstelling, als met de toeschouwer uit 1935. Vooraan brengt een grotesk peinture, in Rivista di Estetica (Torino), jrg. 22,
schept om de twee kanten van de rand te bemoeien: de decoratieve zone in het beeld karakter een ode aan de wijn, omringd door nr. 12 (1982), pp. 16-35. Zie verder ook
tonen. wordt zo een speelruimte die bemiddelt tus- een gezelschap van gretig-dorstige maskers, Hans-Georg Gadamer over de problematiek in
Laat in zijn carrière, met een opmerkelijke sen de voorstelling en de ‘echte’ wereld van en met achter hem een boogvormige scène Wahrheit und Methode (Band I), Tübingen, De
piek in de jaren 1939-1940, maakt Ensor of nis, in de bovenhoeken versierd met Gruyter, 2010, pp. 163-164; Rudolf Arnheim,
de toeschouwer. Ze maakt het grensverkeer
Art and Visual Perception, Berkeley & Los
een reeks tekeningen en kleine schilderijen mogelijk dat de duidelijke oppositie van vriendelijke, blije maskergezichtjes. Het per- Angeles, University of California Press, 1974,
waarin hij de latente kracht van het kader ‘echt’ en ‘onecht’, van ‘werkelijkheid’ en sonage heft echter niet het (wijn)glas, maar pp. 51-71; Giovanni Careri, L’Ecart du cadre, in:
activeert door de lijst naar binnen te trek- ‘fictie’ verstoort. een kelk. De kelk met de bloedwijn van Les Cahiers du Musée National d’art moderne,
ken en de rand te verbreden tot een ‘decora- Christus is, als symbool van de transsub- nrs. 17-18, 1986, pp. 159-167.
tieve zone’ in het beeld. Die strategie is even- De late Ensor schildert vaak een toneel- of stantiatie, een van de traditionele centrale Gérad Wajcman, Fenêtre. Chroniques du regard et de
min volstrekt nieuw. Binnen de barokke poppenkastscène, en laat groepen maskers motieven binnen de zeventiende-eeuwse l’intime, Lagrasse, Verdier, 2004.
praktijk van het bel composto is het gebrui- fungeren als omkadering of als een soort religieuze guirlandetraditie. Ensor doet het- Jacques Derrida, La Vérité en peinture, Paris,
kelijk om een geschilderde voorstelling te van ‘theaterlijst’. Dat is zeker een eenvoudi- zelfde wanneer hij schaars geklede en Flammarion, 1978.
Tentoonstelling: Paleis voor Schone Kunsten,
‘framen’ en/of te laten interageren met ge manier om het kader te verdubbelen. allicht meer frivole vrouwen daar de plaats Brussel, november 2000 – februari 2001.
architectuurelementen en sculpturen. Maar hij laat zich daarvoor ook inspireren laat innemen van de meest vereerde religi- Catalogus: Thierry De Duve, KIJK, 100 jaar
Figuratieve wandschilderingen, mozaïek- door zestiende-eeuwse groteske decoratie- euze figuur – de Maagd Maria. hedendaagse kunst, Brussel, Ludion, 2000.
vloeren, prenten en tapijten, die niet of patronen en door zeventiende-eeuwse bloe- Marin, op. cit. (noot 6), p. 20 (mijn nadruk).
moeilijk ingelijst kunnen worden, krijgen menguirlandes. Het gaat in de beide geval- Ibid., p. 22.
daarom traditioneel een decoratieve boord. len om een theaterachtige format die Wajcman citeert Leon Battista Alberti, De Pictura
Deze wordt met de voorstelling mee ontwor- traditioneel gebruikt wordt voor beelden ter (1435), I, § 19. Wajcman, op. cit. (noot 7), p.
pen en in hetzelfde materiaal en dezelfde herinnering of ter verering, met centraal 51 e.v.
Ibid., p. 84.
techniek uitgevoerd. Het ‘kader’ wordt mee een medaillon of nis, gewoonlijk gevuld met Marin, op. cit. (noot 6), p. 19.
geschilderd of mee geweven, en wordt een een portret, een heiligenbeeld, een symbool Michael Fried, Absorption and Theatricality. Painting
volwaardig onderdeel van het beeld, maar of een religieuze scène, en omgeven door and Beholder in the Age of Diderot, Chicago/
niet van de beeldruimte en niet van de voor- vlechtwerk of een bloemenkrans. In deze London, University of Chicago Press, 1980.
stelling. Wanneer die rand niet beperkt blijft beeldtypes is er een gedurige spanning tus- Zie mijn Kleine theorie van het portret, in: De Witte
tot een zuiver geometrisch of architecturaal sen de – meestal – rechthoekige vorm van Raaf, jrg. 14, nr. 81, 1999, p. 1-5.
kader, maar bevolkt wordt met figuren – ign- de lijst of het buitenkader en de ovalen vorm Zie Careri, op. cit. (noot 6), p. 159.
udi en atlanten, putti, vogels, insecten, gryl- van de beeldruimte met decoratieve boord. Wajcman, op. cit. (noot 7), p. 86 (mijn nadruk).
(Er zijn wel cirkelvormige – ‘tondo’ – of Ibid., p. 54.
Tricot, C.R., nrs. 88, 89.
ovaalvormige schilderijen, vooral portret- Marcel De Maeyer, De genese van de masker-,
ten, maar geen ovalen of ronde boeken of travestie-, en skeletmotieven in het oeuvre van
bladen papier. Sterk gecentreerde vormen James Ensor, in: Bulletin des Musées des
bevorderen de concentratie en de verering, Beaux-Arts de Belgique, nr. 10, 1963, pp.
maar zijn minder geschikt als verhaalruim- 69-88.
te: rechthoekige vormen daarentegen ope- Eveneens rond 1890 heeft Ensor een derde
nen en ordenen, en scheppen een narratie- schilderij, een ‘interieurzicht met een
ve ruimte.) Bij het inpassen van een ovaal in kunstliefhebber in zijn bibliotheek’ uit 1885,
herwerkt tot Squelette regardant chinoiseries
een rechthoek blijven er in de hoeken rest- (C.R., nr. 275). Het personage is tot skelet
ruimtes over met een zeer onduidelijk sta- gereduceerd, en in de linkerbenedenhoek,
tuut, die door de ‘grensgangers’ ingenomen tegen het beeldvlak aan, is een doodshoofd
kunnen worden. Ze fungeren ook als sluis toegevoegd dat vanachter de beeldrand in de
waarlangs ‘acteurs’ van buitenaf het beeld … ‘reële’ ruimte van de toeschouwer kijkt. Ensor
kunnen binnenstappen en als grensganger …
zou tegelijk ook de binnenranden van het beeld
optreden, om bijvoorbeeld guirlandebloe- herwerkt hebben. In elk geval werd – in de
men te komen plukken, of zich tot de dame eerste versie of in de herwerking – binnen het
schilderij een breed ‘kader’ geschilderd, en
in het midden te richten. De decoratieve bevindt het toegevoegde doodshoofd zich in of
krans wordt daardoor een ‘venster’. Noten
zelfs voor dat geschilderde kader, tussen de
De eerste duidelijke voorbeelden van beeldruimte en de toeschouwer in.
composities die niet zomaar ‘omsingelin- Ik vertrek in deze tekst van mijn artikel ‘Siffler les
vices et les laideurs de la civilisation…’ Het Tricot, C.R., nr. 572.
gen’ voorstellen, of groteske gezichten die groteske oeuvre van James Ensor en de Voorbeelden uit Tricot, C.R.: nr. 566 (Les Gillettes,
een beeld binnendringen, maar waarbij Encyclopédie de la caricature van Jules 1928), nr. 611 (Démons, 1933), nr. 637
Ensor een centraal motief laat interageren Champfleury, in: De Witte Raaf, nr. 181, (Evolutions entre ciel et mer, 1935), nr. 689,
James Ensor (L’opérateur et le souffre-douleur, 1936). Zie ook
met een decoratieve boord, dateren van het mei-juni 2016, pp. 14-21.
… midden van de jaren dertig. Veel van Ensors Voor de aanduiding van de werken van Ensor: nog de nrs. 781 (Déesses Joufflues… (A), 1938)
en 782 (Déesses Jouffles… (B), 1938).
Een selectie uit Tricot, C.R.: nr. 600 (Gestes de
View publication stats
nymphes, 1931), nr. 611 (Démons, 1933), nr.

You might also like