Professional Documents
Culture Documents
Geschiedenis Hoofdstuk 4
Geschiedenis Hoofdstuk 4
Begrippen:
handel: het kopen en verkopen van producten
ambachten: beroep waarbij met geschoold werk een product wordt
gemaakt of bewerkt.
Inhoud:
Bevolking groeit door eind aan invallen van bijv. de Vikingen
Ook meer verbetering in landbouwmethoden. Er kwam genoeg
oogst zodat mensen zich konden specialiseren. Er ontstonden
markten op knooppunten van (water)wegen en bij
kloosters/kastelen. Dat werden steden. Voormalige romeinse steden
leefden op. Eerste steden niet ordelijk, nauwe straten.
Opnieuw ontstaan landbouw-stedelijke samenleving. Steden
afhankelijk van boeren in omgeving. Alleen steden aan bevaarbaar
water konden doorgroeien, want Romeins wegennet was verwoest.
Inhoud:
Guldensporenslag: leger van Vlaamse burgers en boeren verslaat
een Frans ridderleger bij Kortrijk.
Eerste stadsbewoners beleefden unieke vrijheid. Ze kregen
stadsrechten van graaf/hertog (ze kregen een eigen gemeenschap
met eigen bestuur, wetten, rechtspraak en andere privileges) In ruil
daarvoor betaalden ze belasting.
Schout/baljuw: vertegenwoordiger van de heer in een stad. Hield
toezich op voorname burgers in rechtbank en stadsbestuur , de
schepenen.
Heersers profiteerden van opkomst geldeconomie, konden
belasting vragen en werden zo minder afhankelijk van zijn land, en
de arbeidskracht van de horigen.
Adel verloor macht op economische activiteiten, dat schoof door
naar de stedelijke burgerij.
Inhoud:
In tijd van monniken en Ridders reisden koningen voortdurend van
het ene naar het andere hof om hun macht daar te bevestigen en de
voorraden op te maken. Door de opkomst van de geldeconomie kon
vorst zijn macht laten gelden door belasting te heffen.
Voor centralisatie was militaire macht en geld nodig, koning hief
belasting en kon de trouw van leenmannen kopen en legers
betalen. Met behulp van ambtenarenapparaat kon koning nationale
wetgeving in te voeren. Traden ook op als hoogste rechter.
3 voorbeelden: Duitsland, Engeland, Frankrijk:
Duitsland: hertogstitel was erfelijk en daardoor kon macht van grote
hertogen niet ingeperkt worden. Otto I liet bisschoppen als graven
en hertogen optreden, want zij mochten geen kinderen krijgen.
Bracht otto I in conflict met de paus. Door voorliefde voor Italië
waren duitse koningen vaak weg naar Italie, verloren grip op het
noorden. Tot een Duitse staat kwam het in Middeleeuwen niet.
Engeland: Willem de veroveraar stak het Kanaal over en versloeg
koning Harold in Slag bij Hastings. Engelse Koningen voorkwamen
dat de lenen van vader op zoon overgingen. Stelden sheriffs in
loondienst aan om rechtspraak en belastingheffing te regelen, kon
alleen door ontstaan geldeconomie
Frankrijk: koningschap had eerst minder te betekenen, maar waar
duitse koning macht verloor, werd de franse juist de machtigste
heerser van Europa. Franse koningen breidden stapje voor stapje
hun rijk uit door huwelijken, erfenissen en veroveringen. Tussen
1200-1230 was franse koning filips-Augustus sterk genoeg om
omringende hertogen en graven in een oorlog te verslaan. Koning
zette vertrouwelingen op hoog betaalde functies in zijn nieuwe
gebieden, hield controle in handen door ze te betalen. Pas na de
honderdjarige oorlog (de Fransen wonnen)stak de koning ver boven
de rivalen uit.
Opstandige leenmannen dolven het onderspit door uitvinding van
het kanon, wat kastelen weerloos maakten. Oorlogen kostten de
koning geld, naast de steden moesten ook de edelen dat
opbrengen. Om daarover afspraken te maken ontstond het
parlement.
Inhoud:
In westerse christenheid werd aangenomen dat God 2 gescheiden
machten had ingesteld, de geestelijke en wereldlijke macht. Zolang
die beide machten beperkt waren, waren er geen grote problemen.
Maar in 11de eeuw brak conflict uit over wie het hoogste gezag had.
Paus: hij was opvolger van petrus, die Jezus als zijn vervanger had
aangesteld, daarom had hij het laatste woord. Koningen en keizers
mochten het zwaard alleen gebruiken met instemming van paus.
Keizer: opvolger van de Romeinse keizers. Had bovendien als
beschermer Christenheid taak zich met kerk te bemoeien.
Inhoud:
Paus Urbanus riep christelijke ridders op naar Palestina te gaan,
dat had meerdere redenen:
o Mensen begonnen over de grenzen van de christenheid heen te
kijken, ze wilden het geloof verspreiden.
o De byzantijnse keizer vroeg de paus om hulp om de Turkmenen,
nomaden, te bestrijden.
Door te zeggen dat de christelijke pelgrims in Jeruzalem werden
lastiggevallen, riep hij mensen op tot een heilige oorlog.
Deelnemers moesten een kruis dragen als herkenningsteken,
iedereen die in de strijd zou sterven, zou ik de hemel komen.
In 1096 trokken 100 000 kruisvaarders olv vooral Noord-Franse en
normandische ridders over land naar Palestina. De 1ste kruistocht
verliep militair gezien succesvol, maar het liet niet de vredige kant
van het christendom zien.
In 1099 werd Jeruzalem ingenomen, en werden zowel Joodse als
Islamitische inwoners gedood.
Sommige kruisvaarders waren ook met een ander doel dan het
veroveren van de heilige stad gekomen: ze wilden in het oosten hun
eigen stadstaatjes beginnen, omdat er in Europa geen plek meer
was. Sommigen verlieten de kruisvaarders vroegtijdig en stichtten in
Antiochië en Edessa kruisvaardersstaatjes.
Later waren nieuwe kruistochten nodig om de kruisvaardersstaatjes
te helpen.
In 1187 was er een omkeer. Door de veldheer Saladin werd
Jeruzalem heroverd van de kruisvaarders en werden de kruisridders
steeds verder teruggedreven.
In 1291 viel de laatse christelijke stad in Palestina, Akko.
Later werden ook in andere plaatsen kruistochten gehouden, die
niet naar Jeruzalem gingen.
De reconquista, de christelijke herovering van het Iberische
schiereiland, eindigde in 1492.
Ook de gewelddadige uitbreiding ten oosten van Duitse rijk werd
kruistocht genoemd. Olv lagere duitse adel werden uitgestrekte
gebieden veroverd van slaven en Balten. Veroverde gebieden
werden akkerland en er onstonden nieuwe steden. Oorspronkelijke
bevolking werd horige.