Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 22

grammatica

regels voor het gebruik van


de lidwoorden (artikels)
- de
- het
- een
leren
in
ons
Nederland
de lidwoorden zijn: de , het en een.
Wanneer gebruik je welk lidwoord.
Dat is moeilijk.

Weet je het niet zeker?


Dan kun je
in het enkelvoud
een gebruiken.

Het meervoud is
altijd de
Er zijn nog een paar regels.
Die geven we je.

We hopen dat het dan


wat makkelijker wordt.
Eerst een paar regels voor de het-
woorden

1.verkleinwoorden :
het bloempje, het fietsje

2.de sport en het spel :


het tennis, het schaatsen,
het monopoly
3. stofnamen en metalen
het ijzer, het goud, het bier,
het gist, het meel

4. talen :
het Nederlands, het Turks,
het Engels
5. windrichtingen:
het noorden, het zuid -westen

6. woorden die beginnen met be-,


ge-,ver-, ont-, :
het verstand, het behang,
het verhaal
Deze woorden hebben
2 lettergrepen.
7. woorden die eindigen op:
-isme, -ment, -sel, - um:
het museum, het instrument
regels voor de de-woorden

1.vruchten, bomen en planten:


de appel, de wortel,
de kastanjeboom, de tulp,

2.de vogels:
de mus, de meeuw,
de ooievaar
3. namen van rivieren en bergen
de Rijn, de Nijl, de Himalaya,
de Vaalserberg.

4. cijfers en letters
de twee, de dertig,
de a, de z
5. een persoon

de kapper, de buurvrouw, de
man, de fietser.

Maar er zijn uitzonderingen:


het kind
Je hoeft niet altijd een lidwoord te
gebruiken.

We geven een paar regels.


1.bij voorzetsels.

Ik ga naar school.
Er waren ongeveer honderd mensen.
De trein rijdt weer op tijd.
Ik ga op vakantie.
2. bij een opsomming

1,2,3,4,5 ….

Ik kocht appels en peren.


Ik pak pen en papier.
We eten vandaag
aardappels en groente.
3. als iets niet te tellen is.

Er staan koeien in de wei.


We drinken water.
We eten vandaag rijst.
Wat een lekkere chips!
4. een beroep of functie.

Ik ben kapper.
Zij is moeder geworden.
Hij is postbode.
5. Dagen van de week, maanden, jaren,
bijzondere dingen

Het is vandaag maandag.


Het is markt vandaag.
Het weekend is op zaterdag en zondag.
6. woorden waar zonder voorstaat.

Hij gaat zonder jas naar buiten.


Ik kan niet werken zonder telefoon.

7. bij ziektes

Hij heeft griep.


Zij heeft keelpijn.
Er is wel verschil tussen
algemeen en specifiek.
algemeen = gewoon
specifiek = bijzonder

Ik ga naar school. algemeen


De school staat
in de Schoolstraat. specifiek.
Ik ga op vakantie. algemeen
De vakantie begint op maandag.
specifiek

Ik ben kapper. algemeen


De kapper komt bij
je thuis. specifiek

Er komt water uit de kraan.


algemeen.
Het water is koud. specifiek
Je hebt nu wat regels gezien.
We hopen dat het helpt.

Heb je vragen?
Dat kan met de mail.
Of op ons YouTube kanaal.

Wil je graag een les


over een onderwerp?
Vraag het via de mail
of YouTube
Deze les staat als pdf op de website:
www.lioneducatie.nl

Volg ons op Instagram: lioneducatie.nl

abonneer (subscribe) je op
ons YouTube kanaal:
lioneducatie

You might also like