Professional Documents
Culture Documents
Full Download Bloedeloos 1St Edition Preston Child Online Full Chapter PDF
Full Download Bloedeloos 1St Edition Preston Child Online Full Chapter PDF
https://ebookstep.com/product/het-duivelsplateau-preston-child/
https://ebookstep.com/product/gevaarlijke-stroming-1st-edition-
preston-child/
https://ebookstep.com/product/riviere-maudite-inspecteur-
pendergast-19-1st-edition-douglas-preston-lincoln-child-2/
https://ebookstep.com/product/riviere-maudite-inspecteur-
pendergast-19-1st-edition-douglas-preston-lincoln-child/
Le cabinet du Docteur Leng Aloysius Pendergast 21 1st
Edition Lincoln Child Douglas Preston
https://ebookstep.com/product/le-cabinet-du-docteur-leng-
aloysius-pendergast-21-1st-edition-lincoln-child-douglas-preston/
https://ebookstep.com/product/61-hours-1st-edition-lee-child-2/
https://ebookstep.com/product/61-hours-1st-edition-lee-child/
https://ebookstep.com/product/la-fugida-natasha-preston/
https://ebookstep.com/product/maternal-child-nursing-care-marcia-
l-london/
Van Preston & Child zijn verschenen:
Virus
Dodelijk tij
De verloren stad
IJsgrens
DE PENDERGAST-THRILLERS:
1 De vloek van het oerwoud (Relic)
2 De onderwereld
3 De gruwelkamer
4 Kraaienvoer
5 Hellevuur
6 Dans des doods
7 Dodenboek
8 Het helse rad
9 Duel met de dood
10 Koortsdroom
11 Weerwraak
12 Twee graven
13 Wit vuur
14 Het blauwe labyrint
15 Scharlaken kust
16 De verborgen kamer
17 Stad van de eeuwige nacht
18 Dichtregels voor de doden
19 Gevaarlijke stroming
20 Bloedeloos
DE GIDEON CREW-THRILLERS:
1 Gideons wraak
2 Gideons strijd
3 Het verdwenen eiland
4 Over de ijsgrens
5 De Egyptische sleutel
DE NORA KELLY-THRILLERS:
1 Oude botten
2 Schorpioenenstaart
Douglas Preston en Lincoln Child
Bloedeloos
UITGEVERIJ LUITINGH-SIJTHOFF
© 2021 by Splendide Mendax, Inc. en Lincoln Child
Published by arrangement with Grand Central Publishing, New York, New York,
USA
All rights reserved
© 2021 Nederlandse vertaling
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff bv, Amsterdam
Alle rechten voorbehouden
Het fragment op pagina 371 is van John Donne, ‘A Valediction Forbidding
Mourning’ (1633), vertaald door Willem van der Vegt, geraadpleegd via
https://sites.google.com/site/johndonnelevenenwerk/vertaalde-gedichten
Oorspronkelijke titel Bloodless
Vertaling Marjolein van Velzen
Omslagontwerp Roald Triebels/DPS Design & Prepress Studio Amsterdam
Omslagbeeld Shutterstock
Opmaak binnenwerk Crius Group, Hulshout
www.lsamsterdam.nl
www.boekenwereld.com
Flo Schaffner was allesbehalve blij met het nieuwe uniform dat de
stewardessen van Northwest Orient Airlines sinds kort aan moesten.
Het ergste was wel die idiote pet met een klep en oorflappen: ze
leek Donald Duck wel. Toch stond ze met een stralende glimlach bij
de deuropening van Vlucht 305, Portland naar Seattle, om
passagiers bij het instappen te begroeten en hun tickets te
controleren. Ze vond het niet erg dat er maar zo weinig passagiers
aan boord kwamen, al had ze verwacht dat de vlucht vol zou zitten:
het was de dag voor Thanksgiving. Vandaag was echter maar een
derde van de stoelen bezet, en uit ervaring wist ze dat het daarmee
een relaxte vlucht zou worden.
Terwijl de passagiers zich op hun plekken installeerden, liepen zij
en haar collega, Tina Mucklow, ieder vanaf een zijde van de cabine
door het gangpad om te vragen wat de mensen wilden drinken.
Schaffner begon achterin. Een van haar eerste klanten zat op 18C
van de Boeing 727: een beleefde man van middelbare leeftijd met
een vriendelijke stem. Hij droeg een grijs pak met een wit overhemd
en een zwarte das, en daaroverheen een regenjas. Ze wist hoe hij
heette: een van haar taken bij de controle van de tickets was te
proberen de namen van alle passagiers te onthouden, evenals hun
stoelnummers. Meestal was dat ondoenlijk, maar met zo’n lege
vlucht was het haar vandaag gelukt.
‘Kan ik u iets te drinken brengen, meneer Cooper?’
Beleefd vroeg hij om een bourbon met 7-Up. Toen ze de bestelling
kwam brengen, gaf hij haar een briefje van twintig dollar.
‘Hebt u het niet kleiner?’
‘Nope.’
Ze vertelde dat hij even zou moeten wachten op zijn wisselgeld.
De piloot, William Scott, door iedereen Scotty genoemd, kondigde
via de intercom aan dat de stewardessen de deuren moesten
vergrendelen en gaan zitten: het toestel ging opstijgen. Schaffner
bracht de trap omhoog en nam plaats op de klapstoel naast de deur,
niet ver van de passagier op 18C. Om tien voor drie in de middag,
precies op tijd, vertrokken ze voor de vlucht van een halfuur naar
Seattle.
Toen het toestel op hoogte was en de riemen los mochten, wenkte
de passagier op 18C haar. Ze liep naar hem toe in de
veronderstelling dat hij nog iets te drinken wilde, maar in plaats
daarvan gaf hij haar een enveloppe aan. Dat overkwam Schaffner
wel vaker: een eenzame reiziger die haar een briefje schreef om
haar te vragen iets met hem te gaan drinken, of misschien eten, of
nog meer. Ze was er allang achter dat ze dit soort pogingen het best
kon afhandelen door er niet op in te gaan. Ze bedankte de passagier
vriendelijk en stak het briefje ongelezen in haar zak.
De man boog zich met een warme glimlach naar haar toe en
fluisterde: ‘U kunt het maar beter even lezen. Ik heb een bom bij
me.’
Even dacht Schaffner dat ze hem verkeerd verstaan had. Ze haalde
de enveloppe uit haar zak en vouwde het briefje open. In keurige
blokletters, met viltstift geschreven, stond daar inderdaad dat hij een
bom bij zich had en dat het allemaal goed kwam mits iedereen deed
wat hij wilde.
‘Kom even naast me zitten,’ zei hij, terwijl hij het briefje weer uit
haar handen nam en in de zak van zijn overhemd borg. Ze deed wat
haar gezegd was en hij klikte de sloten van zijn aktetas open en
opende hem op een kier. In de tas zag ze een bundel rode cilinders
met draden eraan naast een enorme batterij.
Hij klapte de aktetas weer dicht en zette een zonnebril op. ‘Noteer.’
Ze pakte haar pen en noteerde een reeks instructies.
‘Geef dat door aan de cockpit,’ zei hij.
Schaffner stond op, liep het gangpad door en ging de cockpit in. Ze
sloot de deur en vertelde de piloot dat het vliegtuig gekaapt was
door een man met een bom. Daarna las ze van de enveloppe de lijst
met eisen voor die ze daarop had neergeschreven.
‘Heeft hij echt een bom?’ wilde Scotty weten.
‘Ja,’ antwoordde ze. ‘Ik heb hem gezien. Hij zag er echt uit.’
‘Nee, hè.’ Scotty belde het hoofdkantoor van Northwest Orient in
Minnesota. Zijn woorden verschenen op een scherm voor hen:
PASSAGIER MELDT DAT WE GEKAAPT ZIJN. NU ONDERWEG NAAR SEATTLE. DE STEW
HEEFT BRIEFJE VAN HEM. HIJ WIL
$200.000 IN EEN RUGZAK, OM 17.00 UUR. WIL
TWEE RUG- EN TWEE ZITPARACHUTES. GELD IN COURANTE AMERIKAANSE COUPURES
ZONDER VERDERE SPECS. HEEFT BOM IN AKTETAS EN GEBRUIKT DIE BIJ TEKEN VAN
SABOTAGE.
De man die zich Dan Cooper noemde had de zak met geld rond
zijn middenrif gebonden. Toen die eenmaal zat, liep hij naar een van
de bagagevakken, het vak boven stoel 12C – het vak dat de bejaarde
passagier had geopend. Hij trok wat stukken handbagage naar
buiten en smeet die achteloos weg tot hij bij een gehavende bruine
aktetas kwam. Die haalde hij met grote zorg tevoorschijn en legde
hem op zijn eigen plek. Vervolgens maakte hij meer vakken open en
trok her en der bagage weg – tassen, handtassen, jassen en
paraplu’s – die hij door de cabine gooide. Het onweer was
toegenomen en ze vlogen door enige turbulentie; het toestel smakte
af en toe op en neer zodat er nog meer bagage uit de geopende
vakken viel.
Cooper stapte over de rommel heen, gespte snel en efficiënt een
rugparachute om, gevolgd door een zitparachute en een reserve. Hij
liep naar de achterste trap, raadpleegde de kaart met instructies die
hij van Schaffner had gekregen, ontgrendelde het luik zodat de wind
brullend naar binnen blies, en klapte de trap omlaag, de duisternis
in.
In de cockpit schrokken de piloten van de plotselinge
drukverandering. Copiloot Rataczak greep de microfoon van de
intercom. ‘Kunt u me horen?’ riep hij. ‘Alles in orde daar?’
‘Alles in orde.’
De kaper reikte achter zich en pakte zijn eigen aktetas – de tas met
de nepbom – en smeet die naar buiten, het bulderende donker in.
Daarna greep hij een stel willekeurige stukken handbagage en mikte
ook die het luik door. Tot slot sneed hij een stel stuurlijnen door van
een parachute die hij niet zou gebruiken, pakte de bruine aktetas die
hij uit het bagagevak had gehaald en bond die tegenover de tas met
geld rond zijn middel. Nu had hij veel weg van het
Michelinmannetje: de parachutes voor en achter, het geld aan de
ene kant en de aktetas aan de andere. Het zag er misschien
lachwekkend uit, maar veilig was het wel.
Toen hij klaar was met deze voorbereidingen, stapte hij
behoedzaam de trap af en sprong even later de nacht in. In de
cockpit merkte iedereen dat het vliegtuig even opveerde door het
plotseling verminderde gewicht. De gezagvoerder noteerde de tijd:
dertien over acht. Maar ze hadden geen idee wat dit betekende. Ze
konden onmogelijk zeggen of de kaper nog aan boord was, en dus
vlogen ze door naar Reno.
Cooper tuimelde door de loeiende wind. Hij wachtte even tot hij de
twee motoren voorbij was; op de Boeing 727-100 zaten die aan de
achterzijde. Hij stabiliseerde zijn vrije val, telde zestig seconden af
en trok aan de handgreep. Daardoor kwam een luchtanker naar
buiten dat op zijn beurt de parachute uit de zak trok. Cooper
herkende al deze stappen van de sprong op het gevoel. Zodra de
parachute open was oriënteerde hij zich en keek tevreden naar de
vage lichtjes van het plaatsje Packwood, zijn referentiepunt. Ze
waren moeilijk te onderscheiden door het hevige onweer, maar nog
net te zien.
Hij reikte naar de tas met geld, trok de sluiting open en stak zijn
hand in de tas. Nu de parachute open was, had hij minder
luchtweerstand en kon hij zich makkelijker bewegen. Hij greep een
handvol bankbiljetten, rukte die uit de tas en smeet ze weg. Daarna
begon hij de tas zo snel mogelijk leeg te maken; handenvol geld
verdwenen de duisternis in.
Plotseling voelde hij een ruk aan de lijnen. Hij keek op en zag dat
een aantal bankbiljetten omhooggewaaid was naar de hoofdchute,
waardoor de bolling en daarmee de draagkracht werd onderbroken.
Tegelijkertijd voelde hij dat hij nu met dodelijke vaart omlaag schoot.
Hij raakte niet in paniek. Met een geroutineerd gebaar ontdeed hij
zich van de hoofdchute door de hendels op de schouderbanden over
te halen. Nu bevond hij zich in vrije val. Snel trok hij aan de tweede
hendel om met de hand de reserveparachute te activeren. Maar toen
die naar buiten vloog en zich openvouwde, besefte hij dat ook
daarmee iets mis was. De chute was weliswaar opengegaan, maar
niet helemaal. Misschien was het een kwestie van sabotage, of
misschien was hij simpelweg stijf geworden doordat hij te lang
opgevouwen had gezeten. Die kans leek hem groter: dat gebeurde
wel vaker.
Maar hij zat nu met een groot probleem.
Met een hem onbekend gevoel van paniek tuimelde Cooper door
het donker, terwijl de wind vat kreeg op de tas met de rest van het
geld. Wat hij ook probeerde, de reserveparachute ging niet goed
open. Hij viel dieper en dieper; de deels verfrommelde reservechute
klapperde in de turbulentie en een laatste wolk van bankbiljetten
barstte als confetti naar buiten, de nacht in, terwijl de spartelende
gestalte als een baksteen naar het bos aan de grond viel. Even later
was hij niet meer te ontwaren in de huilende storm.
4
Nu
Chandler House was een historisch hotel aan Chatham Square, een
lang gebouw van baksteen met een veranda die langs de hele eerste
en tweede verdieping liep met een schitterende ijzeren balustrade en
fraaie steunpilaren. In Coldmoons ogen had het nog het meest van
een uitvergroot bordeel in zuidelijke stijl.
‘Wat een geluk dat Constance hier zo’n uitgebreide suite heeft
kunnen boeken,’ zei Pendergast.
Na hun bezoek aan het museum die ochtend was Pendergast een
paar uur spoorloos geweest voordat hij bij het hotel kwam opdagen.
Coldmoon had hem niet gevraagd waar hij geweest was: hij wist wel
beter. Nu zaten ze in riante fauteuils in de lobby van het hotel een
mint julep te drinken. Het barok ingerichte, kanariegele vertrek
stond bomvol historische aandenkens in de vorm van zilveren
prijsbekers en enorme soepterrines, foto’s, verschoten vlaggen,
marmeren bustes, klokken, ingelijste documenten en andere
onduidelijke zaken in vitrines, op schoorsteenmantels of verscholen
in halfduistere nissen.
‘Nou, zeg dat wel,’ zei Coldmoon zonder enig enthousiasme. Het
was inderdaad een ‘uitgebreide suite’, maar zijn eigen kamer lag een
eind van die van Pendergast en Constance vandaan. Niet voor het
eerst vroeg hij zich af wat er precies gaande was tussen die twee.
Pendergast noemde haar zijn ‘protegee’, maar Coldmoon had zich al
vaak afgevraagd of dat niet gewoon een vage, ontwijkende term
was.
De julep was hem in de hand gedrukt voordat hij de kans had
gehad zelf iets te bestellen, en hoe vaker hij ervan nipte, des te
minder stond het drankje hem aan. Hij vroeg zich af of hij niet
gewoon een koud biertje kon vragen, maar hij bracht de moed niet
op.
‘Zit er genoeg munt in die julep?’ vroeg Pendergast.
‘Zeker niet te weinig,’ antwoordde Coldmoon.
Pendergast keek tevreden om zich heen. ‘Dit is een van de meest
interessante gebouwen in de historische wijk van Savannah,’ zei hij.
‘Dat is niet niks als je bedenkt dat bijna alles hier in de stad van
architectonisch of historisch belang is.’ Zijn stem had een ietwat
belerende toon gekregen, en in deze antieke lobby in het hart van
wat ooit het Oude Zuiden was geweest leek hij meer in zijn element
dan Coldmoon hem ooit gezien had. Als een vis in het water, dacht
hij.
Pendergast vervolgde: ‘Tijdens de spoorweghausse van halverwege
de negentiende eeuw is Savannah in omvang verdubbeld, en
gebouwen die meerdere functies vervulden, kwamen op als
paddenstoelen. Zo was dit hotel oorspronkelijk een hospitaal voor
slachtoffers van de gele koorts, om vervolgens een munitiefabriek te
worden. Pas daarna werd het een pension. Als zoveel andere
gebouwen is het in de jaren vijftig in verval geraakt en in de jaren
zestig gesloten. Gelukkig is er toen een beschermengel komen
opdagen, en zij heeft het gebouw met grote kennis van zaken in zijn
vroegere charme hersteld.’
Coldmoon probeerde nog een slokje en zette zijn glas toen weg.
Zij? dacht hij even. Hij had geen mening over de vroegere charme
van het gebouw – hoe charmant was dat nou helemaal, een
hospitaal voor gele koorts? – maar oud was het zeker. De renovatie
was met zorg gedaan: alles was schoon, er was geen stofje te
bekennen, maar de vloerplanken waren van ongelijke breedte en
kraakten en knersten bij iedere stap, waardoor het leek of het hele
gebouw zich bekreunde. Overal waren kleine trapjes te zien en niet
één gang liep recht. En dan zijn kamer: groot, met een hemelbed en
gehaakte antimakassars over de rugleuningen van de stoelen en de
kussens… maar tv of internet, ho maar. De badkamer sloeg al
helemaal nergens op, met een enorme porseleinen badkuip en een
marmeren poepdoos met een houten bril. Om nog maar te zwijgen
van de eindeloze rij miniatuurzeepjes en shampoo en bodylotion.
Een ziekenhuis voor gele-koortslijers… jezus, gekker moest het niet
worden. Hij zou maar wát geven voor een Hampton Inn met alle
gemakken van dien.
Maar hij had geen zin in nog meer geschiedenislessen, dus
veranderde hij van onderwerp. ‘Wat is er geworden van Constance?
Zij is zo’n beetje gelijktijdig met Pickett verdwenen, en sindsdien heb
ik haar niet meer gezien.’
Pendergasts lippen bewogen even in een korte glimlach. ‘Dat is
geen toeval. Na haar vorige ervaring met Picketts idee van
accommodatie is ze met hem meegegaan om te zorgen dat hij ons
een gerieflijk onderkomen bezorgde. En maar goed ook, want hij
wilde al kamers boeken in de een of andere afgrijselijke hotelketen
ergens in een buitenwijk.’
Coldmoon slaakte een zucht. ‘Dus Pickett heeft de plaats delict
verlaten gewoon om onze kamers te regelen? Eerst sleept hij ons
hier naar dit slavendrijversnest en dan verdwijnt hij. Heel fijn.’
Pendergast dronk zijn glas leeg en zette het op een onderzetter. ‘Ik
vond het anders behoorlijk attent van hem.’
Coldmoon keek op. ‘Attent? Hij ontvoert ons beiden, hij sleept me
weg zodat ik me niet kan melden op mijn nieuwe werkplek – waar ik
overigens al weken geleden had moeten zitten – en dan dumpt hij
ons in dit horrorverhaal om de een of andere čheslí-zaak te gaan
afhandelen?’
‘Ik spreek geen Sioux, maar je toon is overduidelijk. En de
afgelopen paar uur heb ik gezien hoe geprikkeld je bent. Met je
permissie zou ik dus graag, als jouw partner, een opmerking willen
maken.’
Hoe boos Coldmoon ook was, hij merkte op dat Pendergast niet
‘hogergeplaatste partner’ had gezegd. Wat was dat nu weer, wilde
hij hem stroop om de mond smeren? Nou, dat zou niet lukken. De
agent in de stoel tegenover hem, met zijn bleke huid, zijn bleke haar
en zijn bleke ogen, zag er irritant tevreden uit – zelfgenoegzaam,
zelfs. Maar Pendergast bood zo zelden advies dat Coldmoons intuïtie
hem zei zijn mond dicht te houden en te luisteren.
‘Ik weet niet meer dan jij over dit onderzoek of de politieke
machinaties waardoor we hier terechtgekomen zijn. Senator Drayton
is iemand met veel macht en misschien heeft Pickett met zijn steun
promotie kunnen maken tot in de hoogste regionen van de FBI. Maar
Pickett is evenmin gebrand op deze zaak als jij. En hij is er het type
niet naar om met de eer te gaan strijken, hoe het allemaal ook zal
aflopen.’
‘Hoe weet je dat?’ vroeg Coldmoon argwanend.
‘Doordat hij de discussie met commandant Delaplane aan ons
overliet. De inspectie van de plaats delict, de gesprekken met
mogelijke getuigen… daarbij was hij merkbaar afwezig. Denk jij nou
echt dat iemand met zijn rang zich zou bezighouden met het zoeken
naar accommodatie in plaats van persoonlijk toezicht te houden op
een onderzoek dat zeer zeker de aandacht zal trekken, een
onderzoek dat van belang is voor een Amerikaans senator?’
‘Wat wou je daarmee zeggen… dat hij het beste met ons
voorheeft?’
‘Daarmee wil ik zeggen dat hij heel goed begrijpt wat wij van de
hele toestand vinden, en dat hij duidelijk wil maken dat hij het
onderzoek helemaal aan ons overlaat. Wat, moet ik zeggen, een hele
verandering is.’ Pendergast wreef zich in de handen alsof hij zich al
verheugde op het gebrek aan toezicht. Daarna leunde hij naar
Coldmoon toe en fluisterde: ‘En dat grijpgrage kantoor in Denver –
mogen de pokken over dat stelletje neerdalen – zal jou dat lege
bureau echt niet misgunnen, als de tijd rijp is om daarnaartoe te
gaan.’
Hij leunde weer achterover in zijn stoel en hervatte op zijn normale
toon: ‘Hoe dan ook, heel Savannah is doordrenkt van historie. Zo
heb ik net een wandelingetje gemaakt door enkele van de wat meer
pittoreske sloppen en stegen.’
‘Was je daarom plotseling weg? Voor een toeristisch uitje?’
‘Zeer beslist niet. Ik volgde onze brave doctor Cobb.’
‘De museumconservator? Waarom?’
‘Ik had zo’n gevoel dat hij na ons gesprek bij iemand op bezoek zou
gaan… en wel met enige haast. En inderdaad, vanuit het museum
ging hij linea recta naar de woning van een steenrijke, bejaarde
douairière, ene Lida May Culpepper. Kennelijk een schoonheid in
haar jonge jaren, maar helaas ondanks heroïsche chirurgische
inspanningen behoorlijk verflenst, zij het rijk behangen met
saffieren, diamanten en goud.’
Coldmoon had geen idee waar dit nu weer naartoe moest.
‘Douairière Culpepper heeft, naar het schijnt, recentelijk
geïnvesteerd in onroerend goed: een oud, geseculariseerd
kerkgebouw aan Bee Road.’
‘En waar heeft dat mee te maken?’
‘Dit zijn slechts losse overpeinzingen inzake de rijkdom hier ter
plaatse aan geheimen die niets liever zouden willen dan onthuld
worden. Ik ken iemand die zich “enigmatoloog” noemt en die er iets
liefs voor zou geven om hier te werken.’ Hij gebaarde naar de lobby
waarin ze zaten. ‘Neem dit hotel nou.’
‘Ja, wat is daarmee?’
Pendergast keek bijna gekwetst. ‘Dit is toch zeker een hoogst
intrigerend etablissement? Zeker als je bedenkt dat het eerste
slachtoffer hier werkte?’
Nu veerde Coldmoon op in zijn stoel. ‘Bedoel je…?’
‘Mijn beste Coldmoon, dacht je dat Constance een willekeurig hotel
had uitgekozen? Het lijk dat was aangespoeld op de oever van
Wilmington River was voor zijn dood manager van het Chandler. Er is
hier werk aan de winkel.’
Alsof dat haar cue was geweest, kwam Constance nu binnen. Met
haar eigenaardige ogen keek ze om zich heen en nam daarna plaats
op een lege stoel naast Pendergast.
‘De kamers zijn naar genoegen, neem ik aan?’ vroeg ze.
‘In alle opzichten perfect. Mag ik vragen wat jij tijdens het
inchecken te weten bent gekomen?’
‘De gebruikelijke roddel en achterklap. De avond dat de manager
verdween, was hij buiten een sigaret gaan roken. Even later hoorden
ze in de verte een kreet, vanuit het park. Sindsdien is hij nooit meer
gezien.’
Pendergast knikte. ‘Een uitstekend begin, Constance.’
‘Naar verluidt heeft een assistent, ene Thurston Drinkman III, zijn
plaats ingenomen.’
‘Een charmante, zuidelijke naam. Die man moeten we spreken. En
de eigenaresse.’ Hij keek naar Coldmoon. ‘Dat is de vrouw die het
hotel heeft gerenoveerd toen ze het wilden platgooien.’
Constance knikte. ‘Felicity Winthrop Frost. Een kluizenares op
leeftijd, die de hele bovenste verdieping van het hotel bewoont en
haar kamers nooit verlaat. Ze telefoneert niet, ze ontvangt niemand,
ze doet niet aan e-mail. Ze schijnt steenrijk te zijn en is ondanks
haar frêle gestalte en hoge ouderdom iemand om bang voor te zijn.’
‘Constance, je bent een wonder,’ sprak Pendergast. ‘Dus zij is de
Howard Hughes van Savannah.’
Die bovenverdieping was Coldmoon bij binnenkomst opgevallen:
kleiner dan de lager gelegen vier verdiepingen, met een koepel in
het midden. De hoge, oude ruiten waren afgedekt met doek.
‘Verder nog iets wat we weten moeten?’ vroeg Pendergast. ‘Onze
vriend Armstrong hier lijkt het gevoel te hebben dat deze zaak een
verspilling van onze talenten is.’
Constance richtte haar blik op hem. ‘Een verspilling? Het
Lakotageloof telt een pantheon aan godheden, als ik het wel heb?
Han, de geest van de duisternis; Iktomi, de spinnengod die de
mensheid het spraakvermogen heeft gebracht; Tatankan Gnaskiyan,
“Gestoorde Buffel”, de boosaardige geest die geliefden tot moord en
zelfmoord drijft?’
Ze hief haar wenkbrauwen als om te informeren of dat correct was,
maar Coldmoon was zo verbaasd dat hij geen antwoord gaf.
‘Ik zou denken,’ vervolgde ze toen hij bleef zwijgen, ‘dat Savannah
voor iemand met uw begrip van geesten de meeste spoken en
schaduwen moet tellen van heel Amerika.’
9
Bideskuty epäröi hetkisen. Vieras, joka oli tullut avuksi silloin kun
kaikki näytti olevan jo mennyttä ja joka oli estänyt melkein
välttämättömän vararikon, oli poistumaisillaan. Vierasvaraisuuden
lait käskivät varmasti, että hänet oli saatettava portille, ja määräsivät,
että isännän oli ojennettava hänelle jäähyväismalja ennen lähtöä.
JUUTALAINEN ROSENSTEIN.
Oli selvää, että András halusi kuunnella, sillä hän oli ristinyt
kätensä rinnalleen ja laskenut ruoskan viereensä pöydälle.
»Ei, mutta .»
»Mutta otaksu nyt todistelun vuoksi, että minä olisin asettanut tuon
kysymyksen sinulle. Miten olisit silloin vastannut?»