PDF of Boy Queen 1St Edition George Lester Full Chapter Ebook

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 69

Boy Queen 1st Edition George Lester

Visit to download the full and correct content document:


https://ebookstep.com/product/boy-queen-1st-edition-george-lester/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant
download maybe you interests ...

Queen 1st Edition Katee Robert

https://ebookstep.com/product/queen-1st-edition-katee-robert/

Sassy boy 1st Edition Arianne Martín

https://ebookstep.com/product/sassy-boy-1st-edition-arianne-
martin/

Purple Boy 2 1st Edition Ludivine Anderson

https://ebookstep.com/product/purple-boy-2-1st-edition-ludivine-
anderson/

Queen Elizabeth II. 1st Edition National Geographic


Special

https://ebookstep.com/product/queen-elizabeth-ii-1st-edition-
national-geographic-special/
Good Boy 1st Edition Elle Kennedy Sarina Bowen

https://ebookstep.com/product/good-boy-1st-edition-elle-kennedy-
sarina-bowen/

Cool Bad Boy Luluara

https://ebookstep.com/product/cool-bad-boy-luluara/

Cool Boy Ainun Nufus

https://ebookstep.com/product/cool-boy-ainun-nufus/

Il Gatto dalle molte code 1st Edition Ellery Queen

https://ebookstep.com/product/il-gatto-dalle-molte-code-1st-
edition-ellery-queen/

Cinta Tanpa Batas Queen Carol

https://ebookstep.com/product/cinta-tanpa-batas-queen-carol/
Voor Jordan <3
Oorspronkelijke titel: Boy Queen
Oorspronkelijk uitgegeven door: Macmillan Children’s Books, an
imprint of Pan Macmillan, 2020
© George Lester, 2020
© Vertaling uit het Engels door: Tom ten Hove, 2022
© Nederlandse uitgave: Moon, Amsterdam, 2022
Omslagontwerp: Rachel Vale, 2020
Omslagontwerp Nederlandse uitgave: Peter de Lange, 2022
Typografie: Crius Group, Hulshout
ISBN 978 90 488 6561 1
ISBN 978 90 488 6562 8 (e-boek)
NUR 285
www.uitgeverijmoon.nl
www.overamstel.com
Moon is een imprint van Overamstel uitgevers bv

Alle rechten voorbehouden.


Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar
gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke
wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de
uitgever.
George Lester
Boy Queen
Vertaald door Tom ten Hove
EEN

De muziek staat zo hard dat ik het door de vloer voel bonzen en het
ritme kruipt door mijn voeten omhoog, mijn hele lichaam door.
‘Moet ik het nog één keer uitleggen, of snappen jullie het?’ roept
onze docent Emily. Ze staat bij de muziekinstallatie en doet zonder
zich om te draaien haar grote bos zwarte krullen in een staartje. Er
is hier niemand die durft te vragen of ze het nog een keer uitlegt.
We adoreren haar, kunnen niet genoeg van haar krijgen, maar we
weten wanneer ze gewoon wil doorpakken.
Ik zweet. De hele klas zweet. Ik kijk in de spiegel, die ook wel lijkt
te zweten, en ik zie mijn lichtbruine haar tegen mijn voorhoofd
plakken, mijn bleke, spierwitte gezicht is kletsnat. Ik zie er niet uit.
Er zijn in deze klas veel meisjes (en zelfs een paar jongens) die het
eruit kunnen laten zien alsof ze stralen, maar mij lukt dat niet. Priya,
bijvoorbeeld, staat naast me in een doorweekte, grijze croptop en
legging, maar de glimmende highlighter op haar wangen zit nog
perfect.
‘Robin, hoelang duurt het denk je voordat ze de muziek weer uitzet
en begint te schreeuwen?’ vraagt ze, terwijl ze haar haar losmaakt
en weer vastknoopt.
‘Eerste refrein,’ zeg ik.
Ze grinnikt. ‘We halen het einde van het eerste couplet niet eens.’
‘We kunnen heus wel wat.’
‘Tot hoever ken jij het dan al?’ vraagt ze.
‘Ik ken het helemaal,’ antwoord ik.
Ze trekt één perfect getekende wenkbrauw op.
‘Oké, tot het laatste deel van het eerste refrein.’
‘Ik ook.’ Ze lacht.
‘Voorste en achterste rij wisselen!’ roept Emily wanneer ze de
muziek opnieuw aanzet. We hebben ongeveer zestien tellen voordat
het hier een compleet gekkenhuis wordt. Ik zie in de spiegel dat
mijn masker van zelfverzekerdheid is weggevallen, en terwijl de
paniek achter mijn ogen nu blootligt, paradeert Priya naar voren en
neemt ze een pose aan die zó perfect is dat ik de ruimte zowat voel
schudden door haar krachtige uitstraling.
Priya is langer dan de andere meiden in onze jazzklas. Ze
probeerden haar daar vroeger weleens mee te pesten, maar toen ze
haar eenmaal zagen dansen, was dat helemaal voorbij. Wat konden
ze nog zeggen? Ze danst beter dan iedereen hier, maar schept daar
nooit over op. Ze laat het dansen voor zich spreken en weet wat ze
waard is. Elke dag probeer ik steeds iets meer zoals Priya te zijn. Dat
heeft me bij de audities zeker geholpen.
‘Kom je nog? Of ben je te bang?’ roept Priya, en ze kijkt me aan
via de spiegel.
Ik haast me naar voren precies op het moment dat Emily begint te
klappen, terwijl ze ‘Vijf, zes, zeven, acht!’ roept.
En we bewegen.
Het lijkt alsof ik de muziek om me heen kan zien wanneer ik dans,
meedrijvend op de lucht, sprankelend, metaalachtig, een glinstering
voor mijn ogen bij elke stap. De dynamiek verandert en we
veranderen allemaal mee met de muziek, alsof die ons bestuurt, of
wij juist de muziek besturen, en het gevoel is niet te beschrijven. Ik
krijg hetzelfde gevoel als ik zing, als ik acteer, eigenlijk elke keer als
ik optreed. Eerst voelt het alsof ik nog liever mijn eigen hand af zou
knagen dan dat ik op het podium stap, maar binnen een paar
seconden voel ik dat dit is waar ik voor lééf. Zodra je die sprong
waagt, betaalt het zich uit in puur geluk. Het is net vliegen, ik zweer
het.
Althans, totdat Emily de muziek weer uitzet.
‘Nog één keer, vanaf het begin!’
Dat is een leugen, dat weten we allemaal. We doen het heus niet
nog maar één keer. We zijn moe en we zweten, maar iedereen in de
ruimte heeft zo’n brede glimlach op zijn gezicht dat het lijkt alsof het
in tweeën zal splitsen.
‘Wat zei ik nou?’ zegt Priya wanneer we met glimmende gezichten
een halfuur later de dansstudio uit lopen. De koudere lucht in de
gang voelt goed na de vochtigheid van de studio. Zelfs Priya lijkt
vanavond meer te hebben gezweet dan normaal, dus misschien
heeft ze toch nog iets menselijks. Gelukkig maar.
‘Je had gelijk, je had gelijk,’ antwoord ik.
‘En je kende het toch niet tot het einde van het eerste refrein–’
‘Ik kende het wel toen er mensen voor me stonden,’ onderbreek ik
haar.
‘De ultieme test,’ zegt ze. ‘Zolang je dat maar niet hebt gedaan
tijdens je tweede auditieronde, dan red je het wel.’ Ze kijkt me aan
met een verwachtingsvolle blik, alsof ik iets voor haar verborgen
houd.
‘Ik heb nog niets gehoord,’ zeg ik. ‘Geloof me, als ik iets had
gehoord, dan zou ik hier de ballen uit m’n broek hebben
geschreeuwd.’
‘Je redt het wel,’ zegt ze opnieuw. ‘Dan en Tyler kunnen niet aan
jou tippen.’
‘Maar zij zijn niet mijn enige concurrentie, of wel?’ zeg ik. ‘Het is
iedereen uit de rest van het land die–’
‘We gaan het hier niet nog een keer over hebben,’ zegt Priya. ‘Laat
het me voor je samenvatten. Jij maakt jezelf helemaal gek met de
gedachte dat je niet wordt aangenomen, ik help je eraan herinneren
hoe goed je bent en dat er maar één Robin Cooper in de godganse
wereld is, en jij bent nou eenmaal ge-wel-dig.’
Ik kan de glimlach die op mijn gezicht verschijnt niet bedwingen.
September zit zo vol mogelijkheden dat ik er bijna niet meer tegen
kan, maar tot ik een ja (of een nee) krijg van LAPA (de London
Academy of Performing Arts, trouwens), heb ik geen idee hoe mijn
toekomst eruit gaat zien, en daardoor heb ik de neiging volledig
door te draaien. Priya weet dat, dus weet ze ook precies wat ze
moet zeggen.
‘Vertel me nog eens waarom jij geen auditie hebt gedaan.’
‘Omdat ik dit voor m’n plezier doe,’ zegt ze, terwijl ze haar
schouders ophaalt. ‘Het is gewoon een hobby waar ik toevallig heel
goed in ben. Als ik geld probeer te verdienen met iets wat ik voor de
lol doe, wordt het misschien minder leuk. Ik wil niet het risico lopen
dat ik dat plezier kwijtraak.’
‘Voor mij is het nooit minder leuk geworden.’
‘En dat, lieverd, is de reden dat jij een ster gaat worden en dat ik
met je mee ga liften tot aan de top, zodat ik een acteur aan de haak
kan slaan en hem kan ondermijnen door veel succesvoller te
worden.’
‘Een veel nobeler doel.’
‘Ik moet er natuurlijk wel voor zorgen dat deze theatertypjes niet
naast hun schoenen gaan lopen,’ zegt ze met een knipoog. Ze haalt
haar telefoon uit haar bh en haar ogen worden groter als ze ernaar
kijkt. ‘Mam staat buiten. Zie ik je volgende week?’
‘Tuurlijk.’
‘En als je ook maar iets hoort, dan moet je–’
‘Ik stuur je een bericht,’ zeg ik. Ze trekt me naar zich toe en
knuffelt me voordat ze door de deur verdwijnt en het donker in
loopt. Het briesje voelt zo fijn op mijn huid dat ik een zucht laat
ontsnappen. Hoe meer ik nadenk over de theaterschool, hoe meer ik
het gevoel heb dat ik gek word. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit
iets anders heb gewild, dus het idee dat ik er nu zo dichtbij ben en
het zowat kan aanraken, is me bijna te veel.
‘Pas je op, dagdromer?’ Emily verschijnt in de deuropening naar de
studio en ze sleurt een balletbarre achter zich aan. ‘Zou je de andere
kant even willen pakken?’
Ik zet mijn waterfles neer en schiet haar te hulp. ‘Waar gaan we
heen?’
‘Studio drie,’ zegt ze.
We schuifelen door de paarse gang naar de kleinste van de vier
studio’s die samen de Fox Theaterschool vormen en we plaatsen de
barre naast de spiegels.
‘En, hoe ging je tweede auditieronde?’ Emily staart me aan met
dezelfde blik die ze gebruikt als ze je vraagt wat de definitie van een
coupé is en je net al je kennis van balletterminologie bent verloren.
‘Was de balletbarre een truc om me hier te krijgen en me daarnaar
te vragen?’
Ze leunt op de barre en er verschijnt een klein lachje rond haar
mondhoeken. ‘Ik dacht niet dat je het fijn zou vinden als ik het ten
overstaan van de hele klas vroeg. Maar als je dat liever wilt, er zijn
er nog een paar–’
‘Nee, nee, nee, punt gemaakt,’ zeg ik. ‘Het ging prima.’
‘Prima?’
‘Goed!’
‘Goed of prima? Dat zijn twee verschillende dingen, Robin. Ik heb
iets meer nodig.’ Ze lacht.
‘Ze hadden gevraagd of ik mijn nummer wilde veranderen voor de
tweede ronde, dus dat heb ik gedaan,’ zeg ik. ‘Ik koos voor iets
minder cliché. En het dansen was… moeilijk.’
‘Maar het lukte je wel?’
‘Elke keer,’ zeg ik. ‘Ze hebben het drie of vier keer gezien en ik
denk dat het me is gelukt.’ Het doet bijna pijn om het hardop te
zeggen omdat ik daarmee het lot misschien te veel tart, maar ik zeg
het toch. ‘Ik had niets anders kunnen doen. Ik bedoel, ik gaf alles
wat ik had. Ik gebruikte de tips die ze me de eerste keer hadden
gegeven en… Ik weet het niet…’
‘Heb je al iets gehoord?’
Ik haal mijn schouders op. ‘Nee, nog niet,’ zeg ik. ‘Ze zeiden dat ik
binnen een week iets hoor, dus de afgelopen dagen leken uiteraard
zo’n 84 jaar te duren.’
‘Het komt wel goed,’ zegt ze. ‘Maak je geen zorgen.’
‘Ik maak me wel zorgen,’ zeg ik. ‘Het is té belangrijk.’ Het klinkt
dramatisch, maar dat is wel hoe het voelt. Er hangt voor mij veel af
van LAPA. Mijn audities bij The Arts Centre en Hillview gingen prima,
maar niet perfect. Bij The Arts Centre verloor ik mezelf bij de
zangronde. Ik maakte geen verbinding, ik liet de nummers niet
horen op de manier waarop ik weet dat ik het kan. Ik werd niet
teruggevraagd voor een tweede auditieronde. Bij Hillview was de
dans zo moeilijk en ik was zo uitgeput dat ik het maar niet in mijn
hoofd kreeg. Afgewezen. Maar bij LAPA ging het anders. Het had
niet beter kunnen gaan. De dans was moeilijk, maar het lukte me
wel. De zangronde was pittig, maar daar kwam ik ook doorheen en
ze gaven me tips. Dat ik überhaupt werd teruggebeld voor de
tweede ronde geeft me het idee dat dit hem wordt. Dit is wat ik hoor
te doen in september, dat weet ik zeker. Dit is het enige wat goed
voelt. Het móét gewoon lukken.
‘Nou, je deed het fantastisch vanavond,’ zegt Emily terwijl ze me
de studio uit gebaart. ‘Hoe vond jij het gaan?’
‘Op het moment dat ik vooraan stond, wist ik het niet meer.’
‘Dat is precies waarom ik je vooraan zette,’ zegt ze plagerig, en er
verschijnt een glimlach op haar gezicht. ‘Ik ga het je niet makkelijk
maken, verstopt daar achterin omdat je toevallig lang bent.’
‘Ik wil dat iedereen het kan zien!’
‘Je wilt dat iedereen de pasjes leert, ten nadele van jezelf,’ kreunt
ze. ‘Je moet gezien worden. Neem eens wat ruimte voor jezelf in,
Robin. Zeker wanneer je in september aan LAPA studeert.’
We zijn inmiddels weer bij de kleedkamers beland. De rest van
mijn klas is verdwenen, vervangen door de volwassenen die de
volgende martelsessie van Emily ondergaan. Er hangt een totaal
andere sfeer.
‘Emily, wat als–’
‘Uh-uh – nee, dat gaan we niet nog een keer doen,’ zegt ze met
een opgestoken hand. ‘Als je hieraan begint, maak je jezelf alleen
nog maar zenuwachtiger… en ik moet lesgeven.’ Ze geeft me een
knipoog en roept naar haar leerlingen om haar te volgen naar Studio
twee terwijl ik de jongenskleedkamer in glip.
Ik doe snel mijn korte broek, hemdje en jockstrap uit en trek
schone kleren aan. Ik doe mijn vest aan en haast me het gebouw uit
richting mijn fiets. Ik heb mijn telefoon nog geen seconde aangezet
of hij gaat al over. Ik schrik en laat hem bijna vallen.
‘Hallo?’
‘Ze leeft nog! ZE LÉÉFT NOG!’ krijst Natalie door de telefoon. ‘Echt,
schat, ik probeer je al meer dan een halfuur te bereiken. Ik heb je
aantekeningen van vandaag van Engels nodig. Mevrouw Finch bleef
maar doordenderen en ik heb het merendeel van de les gemist. Ik
dacht dat je dansles om acht uur klaar was?’
Natalie is een kleine Brits-Grenadese stuiterbal die ik al bijna mijn
hele leven ken. Haar moeder is docent Engels (daarom ook de
paniek over het essay) en haar vader is advocaat, dus haar ambities
zijn net zo torenhoog als die van mij. Maar dan met iets meer
ouderlijke druk, voor de goede orde. Zij was ook de eerste aan wie
ik vertelde dat ik gay ben. Ze reageerde door me te knuffelen en ze
zei het volgende: ‘Toen je een Angela Lansbury-marathon wilde
houden voor je dertiende verjaardag, wist ik het eigenlijk al wel een
beetje.’ Dus ze is gewoon top.
‘Ja, dat klopt, maar ik was nog even aan het kletsen met Priya en
toen met Emily en toen–’
‘Schatje,’ onderbreekt ze me. ‘Ik onderbreek je even. Alles wat ik
hoor zijn smoesjes en wat ik wil zijn jouw zoete klanken in m’n oor
en je Engelse aantekeningen in m’n inbox. Ben je al thuis?’
‘Nee.’
‘Ben je nog stééds bij de studio? Waarom ben je nooit in de buurt
als ik je nodig heb?’
‘Ik zou een stuk sneller thuis zijn als ik m’n handen niet vol had
aan dit telefoontje,’ antwoord ik. ‘Wacht even.’ Ik doe mijn oortjes in
en haal mijn fiets van het slot. Pas wanneer ik op de pedalen trap,
voel ik hoe erg mijn benen branden. Emily heeft ons echt aan het
werk gezet vanavond, dat is duidelijk. ‘Oké, ga door.’
‘O, ik wil je fietstocht naar huis niet verstoren,’ zegt ze.
‘Dat wil je wel.’
‘Ja, túúurlijk wil ik dat,’ zegt ze en ik hoor haar schuifelen op haar
bed. ‘Dus je stuurt me je aantekeningen?’
‘Ze zijn waarschijnlijk niet zo gedetailleerd als die van jou zouden
zijn geweest, maar ik denk dat jij op dit moment meer weet over
Hamlet dan Shakespeare wist, dus…’
‘Dank je,’ zegt Natalie. ‘Serieus, die aanmeldingen voor de
universiteit bezorgen me zoveel stress.’
‘Echt?’
‘Ik voel overal druk, Robin,’ zegt ze. ‘M’n ouders in m’n ene oor,
mevrouw Finch in m’n andere oor, dan komt m’n rechtendocent er
weer doorheen…’
‘Hoeveel oren heb jij?’
‘Daar gaat het niet om!’ roept ze. ‘Gelukkig zijn de aanmeldingen
nu voorbij. Ik heb m’n keuzes gemaakt en iedereen mag stoppen
met vragen stellen.’ Er is lawaai op de achtergrond.
‘Wat kijk je?’
‘Drag Race.’
‘Welk seizoen?’
‘Zes, duh, het beste.’
‘Klopt,’ zeg ik. ‘Hoewel je ook kunt stellen dat seizoen vier… Wacht,
ik dacht dat je huiswerk aan het maken was?’
Ze kreunt. ‘Meid, ik heb je aantekeningen nodig.’
‘Sorry, ik stuur ze op wanneer ik thuis ben, ik zweer het.’
‘Mooi,’ zegt ze. ‘Dus, heb je nog wat gehoord van je loverboy?’
‘Zo, dat is een soepele overgang. Waar kwam dat vandaan?’
‘Je geheime vriendje,’ fluistert ze luid.
‘Nat!’
‘Wacht, kom op, ik had er nog één,’ smeekt ze.
Ik zucht. ‘Toe dan maar.’
‘Je bent bezet, bezeten van hem–’
‘Je kunt hem ook gewoon Connor noemen, weet je,’ zeg ik, ­hoewel
ik mezelf er niet van kan weerhouden om even om me heen te
kijken of er misschien iemand meeluistert. Connor is een ingewikkeld
onderdeel van mijn leven. We gaan naar dezelfde school en we
weten al jaren van elkaars bestaan, maar we hadden nog nooit echt
samen tijd doorgebracht. Toen raakten we voor de vakantie tijdens
het nablijven een keer aan de praat en het een leidde tot het ander
en nu zien we elkaar stiekem wanneer dat kan. Natalie heeft zelfs
zijn naam in mijn telefoon veranderd in GV (Geheim Vriendje), aan
de ene kant om zijn identiteit te beschermen, aan de andere kant
om grapjes te kunnen maken.
‘Alsjeblieft zeg, je weet hoe geobsedeerd mijn moeder met je is.
Als ze me over hem hoort praten, wil ze er gelijk alles over weten,
en dit hoort een sexy geheim te zijn,’ zegt ze. ‘Dus, nog nieuws?’
‘Niets sinds het weekend,’ zeg ik. ‘Maar ik weet niet of hij me nog
een berichtje heeft gestuurd omdat ik nu met jou aan de telefoon
hang.’
‘Probeer je nou van me af te komen?’ zegt ze.
‘Volgens mij zou dat niet eens lukken als ik dat al wilde,’ zeg ik.
Natalie is mijn beste vriendin in het hele universum en we vertellen
elkaar eigenlijk alles. We willen gaan samenwonen vanaf september
als ik naar LAPA ga en zij studeert als chique advocaat-in-wording.
‘Maar hij leek oké op school vandaag. Een beetje afstandelijk, maar
ja, dat hoort er nou eenmaal een beetje bij.’
‘Ik vind niet dat dat erbij hoort, babes,’ zegt ze.
‘Hoe hoort het volgens jou dan wel?’
‘Alle versierpogingen van alle genders negeren totdat ik helemaal
advocaat af en prachtig ben,’ zegt ze. ‘Hoewel, je zult zien dat
wanneer ik ook maar één seconde m’n aandacht laat verslappen,
niemand meer aandacht heeft voor mij. Dat is het probleem, hè? Ze
willen je wanneer je niet beschikbaar bent, maar zodra je wel
beschikbaar bent, flikkeren ze op.’
‘Hoe noem je mij?’
‘O, ze denkt dat ze grappig is?’ snauwt Natalie. ‘Greg zei dat ik
tegen jou moest zeggen dat hij je heeft gemist vandaag.’
‘Wat?’
‘Hij was een echte studiebol tijdens de lunch, dus hij liep je mis in
de kantine, en toen we naar huis gingen, vertelde ik hem dat we het
over je verjaardag hadden gehad. Hij vond het jammer dat hij dat
had gemist.’
‘Natalie–’
‘Je moet iets doen voor je verjaardag, Robin. Ik zweer het, als je
probeert om naar een dansles te gaan–’
‘We gaan heus wel iets doen, dat heb ik al gezegd tijdens de lunch.
Ik weet alleen nog niet wat.’
‘Nou, we gaan vrijdag uit, of je nou wilt of niet. En eerlijk gezegd,
ik heb een excuus nodig om los te gaan nu ik klaar ben met die
vreselijke aanmeldingen voor de universiteit,’ zegt ze. ‘Jij, mijn
lieveling, bent mijn excuus. Gefeliciteerd.’
‘Wat een eer!’
‘Graag gedaan,’ zegt ze. ‘Hoe dan ook, Greg voelde zich
buitengesloten en hij was verdrietig.’
‘En jij zorgde er zeker voor dat hij zich nog slechter ging voelen?’
‘Ik heb het er heel misschien een klein beetje in gewreven,’ zegt
ze, en ik hoor haar grijnzen van oor tot oor. Ze weet dat ze er bij
Greg mee wegkomt. Ze hebben een flinke geschiedenis. Ze waren
eerst samen, maar toen kwamen ze erachter dat ze beter vrienden
konden zijn. Dat betekent dat ze nu elke kans aangrijpt om hem te
grazen te nemen en hij geeft zich een soort van gewonnen en laat
het gebeuren… meestal. Maar Greg is lief. Hij is onze mannelijke
witte excuushetero. Elke groep heeft er één nodig. Hij is de onze. En
hij is leuker dan die van jou, geloof me.
‘Ik geef hem morgenochtend wel een knuffel,’ zeg ik.
‘Wat een schatjes toch, die hetero’s, zo simpel,’ zegt Natalie. ‘Nog
iets anders te melden?’
En ik weet waar ze op doelt.
‘Ik ben nog niet thuis geweest, dus ik weet het niet,’ zeg ik. ‘Maar
mam zou me een berichtje hebben gestuurd als er tijdens school iets
was binnengekomen.’ Ik zucht. ‘Het wachten houdt maar niet op.’
‘Wacht wat je wilt, schat, maar over negen maanden zijn we
uitgeput en bidden we in ons enige echte éígen appartementje in
Londen dat de dood ons verlost van onze bergen met huiswerk, in
plaats van in Essex. Het wordt zalig,’ zegt ze. ‘Oké, ik moet
ervandoor. Jij moet focussen op het fietsen. Ik wil niet de reden zijn
dat een toekomstige superster overlijdt.’
‘Hoezo? Wie ga ik aanrijden dan?’
‘O, m’n buik, wat een humor,’ zegt ze droog. ‘Hou van je, queen,
tot morgen.’
‘Tot morgen.’
Ik hang op en blijf fietsen, en ik negeer het trillen in mijn
broekzak. Het zou Connor kunnen zijn die me probeert te bereiken.
Mijn hart springt op bij de gedachte.
Ik fiets over de oude landweggetjes naar mijn dorp, dezelfde route
die ik al zes jaar neem, tot ik ons kleine huisje op de hoek zie. De
onverzorgde voortuin die mam elke zomer zegt aan te gaan pakken
heeft het pad overwoekerd, en het met klimop bedekte hek dat
langs de stoep loopt, begint meer op een barricade dan een
begrenzing te lijken.
Het huis is pikkedonker. Mams auto staat niet voor de deur, dus ze
is vast langer aan het werk dan ze had gedacht. Ik rijd naar het
tuinpoortje, loop met mijn fiets de tuin in en zet hem tegen het hek.
‘Mam?’ roep ik als ik via de achterdeur binnenkom. Er komt niets
terug, zelfs geen echo. Het huis is niet groot genoeg voor een echo.
Het lampje van het antwoordapparaat knippert, dus ik druk op het
knopje om het bericht te beluisteren, terwijl ik mijn schoenen uit
schop en wat door de post op tafel snuffel. Nog steeds niets.
‘ROBIN!’ Het is de stem van Natalie en ik kijk op. Waarom laat ze
in godsnaam een bericht achter? ‘Je vraagt je misschien af waarom
ik een bericht achterlaat op een fucking antwoordapparaat alsof we
in de middeleeuwen leven. Reden één: jullie hebben er één, wat me
doet twijfelen aan de normaal zo feilloze smaak van je moeder.’
Om eerlijk te zijn kocht mam het meer als grapje omdat haar eigen
moeder er vroeger eentje had en ze het altijd een leuk idee vond dat
mensen berichtjes achter konden laten. De harde realiteit was dat
bijna niemand dat deed. Vooral Natalie niet. Nooit.
‘Reden twee: je stuurt me verdomme nooit een berichtje terug. Zet
je telefoon aan! Ik heb je aantekeningen nodig. PS: voel je vrij dit
bericht te negeren als ik je al te pakken heb gekregen. Je hebt
ongetwijfeld zevenduizend dolzinnige berichten van me zodra je je
telefoon van de Ik-Heb-Dansles-Dus-Ik-Doe-Alsof-Ik-Dood-Ben-stand
haalt. STUUR ME JE GODVERGETEN AANTEKENINGEN! Tot morgen.’
Ik houd van haar met al haar eigenzinnigheden. Het apparaat piept
en gaat door naar het volgende bericht.
‘Mijn engelachtige jongen.’ De stem van mam komt door het
apparaat. Dit kan niet goed zijn. ‘Het is hier halfnegen en ik ben nog
lang niet klaar. Ze vroegen of ik overuren wilde draaien en die heb ik
aangenomen. Ik kan de extra uren wel gebruiken. Je hoeft niet op
me te wachten. Ik hou heel veel van je! Er liggen restjes van
gisteravond in de koelkast. Als je nog wakker bent als ik thuiskom,
word ik boos. Ga naar bed. Ik hoop dat je een fijne dansles hebt
gehad. Stuur me een berichtje zodat ik weet dat je veilig thuis bent
gekomen. Alsjeblieft. Doe het nu zodat je het niet vergeet. Ik zie je
morgenochtend. Opgewekt en op tijd!’
Ik pak mijn telefoon en ik veeg langs de stroom van notificaties, de
meeste van Connor, zodat ik mam snel kan appen. Dit gebeurt vaak.
Er zijn hele dagen dat ik haar niet zie omdat zij aan het werk is en ik
les heb en dan sturen we elkaar alleen maar berichtjes en spreken
we wat in op het antwoordapparaat. Maar dat is al zo lang zo dat ik
niet anders gewend ben.
Ik heb eigenlijk helemaal niet zo’n honger, dus ik sla de restjes
over en wil me net gaan klaarmaken voor bed als ik post bij de
voordeur zie liggen. Ik raap het op en zie een grote, witte envelop
verscholen tussen alle folders.
Shit.
Die is vast bezorgd toen mam al naar haar werk was.
En het is een grote envelop. Iedereen zegt altijd dat een grote
envelop goed nieuws betekent. Godver! Gódver!
Ik neem diep adem en verbreek de zegel. Ik doe hard mijn best
om de envelop niet kapot te maken, om niet te vernielen wat erin
zit. Ik houd mijn adem in en ik trek het eruit.
Mijn hart verzakt.
Schoolrapport.
Schoolrapport voor de tweede periode.
‘Echt NIET!’ zeg ik tegen de duisternis en ik stop het terug in de
envelop en leg die op de eettafel.
Ik pak een notitieblaadje van het zijtafeltje waar mam de telefoon
heeft staan.
Rapport is bezorgd. Ik zie je in de ochtend voor de nabespreking.
Hoop dat werk niet te verschrikkelijk was. De restjes liggen nog in
de koelkast. Xx
Ik smijt mijn danskleren in de wasmachine, ga daarna naar boven
en gooi mezelf op mijn bed. Ik doe mijn nachtlampje aan en de
oranje gloed verlicht mijn kleine kamer en de kleren die verstrooid
op de vloer liggen, de papieren op mijn bureau, de ongeopende
tekstboeken en, het belangrijkste, mijn telefoon.
Ik vervul mijn taak als goede vriend en stuur mijn aantekeningen
naar Natalie, veeg door mijn apps heen om de berichten van ­Connor
te lezen en er verschijnt een sullige glimlach op mijn gezicht terwijl
ik scrol. Het is het soort glimlach waar Natalie me mee plaagt, maar
ze is blij dat ik blij ben, en Connor heeft iets waardoor alles net een
beetje lijkt op te lichten, net als wanneer Dorothy voor het eerst Oz
binnenstapt.
Connor: Ben je in de buurt vanavond? X
Shit. Ik was vergeten dat je dansles had. Laat maar.
Ik heb je gemist. Het weekend was leuk, dat moeten we nog eens
doen. Ik ga uitzoeken wanneer m’n ouders weer weg zijn, dan kun
je langskomen.
Als je wilt.
Ik bedoel, natuurlijk wil ik dat. Als hij had gevraagd of ik nu wilde
langskomen, was ik erheen gevlogen. Jezus, hij heeft zo’n macht
over me.
Connor: Dan zie ik je morgen wel, denk ik.
Het volgende wat ik zie is een foto van hem zonder shirt voor de
spiegel in zijn slaapkamer. De belichting is geweldig, zijn lichaam is
perfect, van zijn brede schouders tot zijn grote borst die gewoon te
goed is voor knuffelen – ik kan er bijna niet tegen. Hij pruilt een
beetje en haalt zijn hand door zijn donkere, kort opgeschoren haar.
Zo’n waanzinnig knappe jongen.
Robin: Ben je nog wakker?
Ik wacht een paar seconden op die drie magische bolletjes die mijn
hart altijd sneller doen kloppen, maar ze komen niet. Dus ik begin
terug te scrollen, langs weken en weken vol berichtjes, van
antwoorden met maar één woord die genoeg waren om me
hartkloppingen te geven tot hele alinea’s die ik nu waarschijnlijk
woord voor woord zou kunnen citeren.
Ik besef hoe sneu dit is. Maar ik geloof zo vaak dat het niet echt is,
dat ik zou zweren dat ik alles verzon als ik deze berichtjes niet had.
Maar ik verzin het niet. Het is echt en ik kan het zien want ik heb het
gewoon hier in mijn handen.
Ik weet dat hij de berichtjes naderhand verwijdert. Hij beschermt
zichzelf op een manier die voor mij niet echt nodig is. Natalie en
Greg weten er alles over. Mam weet niet dat ik een vriendje heb, als
ik het zelfs zo kan noemen, maar ik denk niet dat ze het heel erg
zou vinden. Ik heb haar drie jaar geleden verteld dat ik op jongens
val en het zou misschien leuk zijn om daar nu eens een naam aan te
geven. Maar als mam het weet, dan wil ze hem ontmoeten en… ze
kan hem niet ontmoeten.
Ik probeer er niet te veel over na te denken. Hoeveel ik ook om
Connor geef en hoeveel hij ook om mij geeft (of in ieder geval lijkt
te doen, ik bedoel, ik heb bewijs), in september gaat alles
veranderen. En het is spannend en nieuw, maar we hebben het nog
niet eens gehad over wat er gaat komen. Ik probeer gewoon te
genieten van de momenten die we hebben, want elk moment is een
kleine vonk van geluk in mijn leven.
Tegen de tijd dat ik helemaal naar boven ben gescrold, tot de
eerste ‘Hé’ die ik kan horen in zijn diepe stem, is het allang midder­‐
nacht geweest. Mijn lichaam schreeuwt dat ik moet gaan liggen en
de wereld moeten laten wegglippen.
Dus dat doe ik.
TWEE

‘Robin, als je niet binnen tien minuten naar beneden komt, begin ik
te lezen zonder jou!’
Ik schiet overeind. Mijn telefoon zit tegen mijn borst geplakt waar
ik hem vasthield toen ik in slaap viel. Ranzig.
‘Ik hoor geen beweging!’ roept mam.
‘Omdat ik nog niet beweeg.’
‘Lieverd, ik hou van je, maar ik sleur je zo uit bed, hoor.’
Ik douche snel en negeer de pijn die met elke beweging gepaard
lijkt te gaan.
‘Vijf minuten!’ schreeuwt mam terwijl ik de douche uitzet. Waarom
is ze al op? Ik heb haar gisteravond laat niet binnen horen komen,
dus ze moet wel hondsmoe zijn.
Als ik de keuken binnenloop, zit ze al aan tafel met de grote witte
envelop in haar hand, en met een paar pakken cornflakes en twee
kommetjes voor haar neus.
Ik snap echt niet waar mijn moeder haar energie vandaan haalt,
maar zelfs na een late avonddienst ziet ze er fris en fruitig uit, haar
donkerbruine haar een beetje ontploft rondom haar hoofd, haar
blouse soort van gestreken, een glimlach op haar gezicht en haar
lichtbruine ogen sprankelen op de een of andere manier. Ze ziet eruit
alsof ze een volle nacht geslapen heeft. Ik zie eruit alsof ik door een
vrachtwagen ben overreden.
Ik check de tijd op mijn telefoon en mijn gezicht vertrekt. ‘Waarom
heb je me zo lang laten slapen?’
Ze haalt haar schouders op. ‘Je hebt de restjes van mijn
wéreldberoemde lasagne niet eens aangeraakt!’
Die is niet wereldberoemd. Die is hier in de buurt niet eens
beroemd.
‘Ik nam aan dat je wel wat extra tijd in bed kon gebruiken. Ik
schrijf wel een briefje, voor als iemand ernaar vraagt op school.’
‘Ik weet niet of ze dat wel aannemen.’
‘Je moet je mond houden. Je verspilt erg veel van de tijd waarin ik
je belachelijk kan maken.’ Ze veegt een pluk haar uit haar gezicht.
‘Je weet hoeveel waarde ik hecht aan die tijd.’
‘Ik denk dat er niemand op deze aarde rondloopt die jou daarvan
kan weerhouden,’ antwoord ik en ik geef haar een kus op haar
wang. ‘Goedemorgen, mam.’
‘Goedemorgen, Robin.’
Ik ga op mijn plek aan tafel zitten, schud goedkope cornflakes in
mijn kom en zet me schrap voor de aanval. Ik kom sowieso te laat,
dus dan kan ik er net zo goed gebruik van maken. ‘Oké, kom maar
door. Hoe erg is het?’
‘Ik heb nog niet gekeken.’
‘Je hebt nog niet gekeken?!’
‘Natuurlijk niet, Robin – het is traditie! En jij zei nabespreken. Ik
kan niet stiekem voorbespreken voordat we nabespreken, want dan
spreek jij me daarop aan en dat kunnen we niet hebben!’ Ik ben
inmiddels compleet kwijt wat ze zegt. Ze zucht, strijkt haar blouse
glad en bereidt zichzelf mentaal voor op dit moment. Volgens mij
ben ík de acteur in de familie, maar nu komt zij aan met een heel
ritueel voor het lezen van mijn schoolrapport. Ze spoort niet en ik
hou van d’r.
‘Ik dacht dat het een toelatingsbrief was,’ grom ik.
‘Och lieverd, stortte je neer op je bed als een melodramatische
hoofdrolspeelster?’
‘Mam…’
‘Beklaagde je je richting de hemel, “Wanneer, o, wanneer zal mijn
toelatingsbrief arriveren?”’ Ze smijt het rapport richting haar
voorhoofd en ik probeer niet te lachen als een hoekje in haar wang
prikt. ‘Au.’
‘Karma is een bitch.’
‘Jij ook,’ zegt ze met een knipoog. ‘Schatje, die brief komt heus
wel, dat weet je. Je auditie ging echt dope–’
‘Zeg alsjeblieft niet dope.’
‘Door jou waren ze ab-so-luut sprakeloos,’ buldert ze al glunderend
door. ‘Het lukt je wel. Dat weet ik zeker. De halve buurt weet het
zeker.’
‘De halve buurt?’
‘Je denkt toch niet dat ik ook maar een kans voorbij laat gaan om
te vertellen dat mijn zoon een ster wordt?’ vraagt ze.
Sinds ik terugkwam van de auditie doen we steeds alsof het al in
kannen en kruiken is, en mams vertrouwen in mij is aanstekelijk.
Hoewel Natalie graag met haar zou strijden om de titel van grootste
fan, kan ze niet tippen aan mam. Mam heeft nog nooit een show
gemist. Ze heeft zich te pletter gewerkt zodat ik dit kan doen. En nu
is het gewoon wachten op de beloning.
‘Als de brief wordt bezorgd, moet je me bellen,’ zeg ik. ‘Je kunt me
niet niet bellen.’
‘Hetzelfde geldt voor jou.’
‘Deal.’
Ze pakt mijn hand vast en stelt voor dat we het elkaar beloven. En
dat doen we.
‘Zo, zullen we elkaar maar weer belachelijk maken dan?’ Ze pakt
haar bril van het bijzettafeltje en zet die op het puntje van haar
neus, alsof ze me eens flink de les gaat lezen. Ben ik toch nog vroeg
op school.
Ze opent langzaam de envelop. Ze draait de eerste pagina niet om,
maar houdt die dicht bij haar borst en bekijkt me zorgvuldig. ‘Hier in
mijn handen heb ik het voorlaatste rapport vast.’
‘Mam–’
‘Robin Coopers winterrapport.’ Ze doet net alsof ze een traantje
wegpinkt. ‘Ik ben zo trots op mijn jongen.’
Ik lach haar een beetje uit. ‘Wacht maar tot je het leest.’
Ze opent het rapport en begint aan haar optreden.
‘Engels,’ kondigt ze aan, alsof ze net het podium van Shakespeare
is opgekomen. ‘“Hoewel Robin het vak uitmuntend beheerst en er
ook een overduidelijke interesse voor heeft, zou het hem sieren iets
minder afgeleid te zijn tijdens de les.”’ Ze kijkt op. ‘Au.’
‘Wauw.’
‘En bedankt, meneer Goldberg. Dat was de laatste keer dat ik
tijdens de ouderavond met jou flirtte.’
Ik stik zowat in mijn cornflakes. ‘Mam!’
‘Ik doe gewoon wat ik kan om te zorgen dat jij een goed cijfer
haalt.’
‘Hij bepaalt mijn eindcijfer niet. Hij moet gewoon inschatten wat
voor kans ik maak. Ik moet over een paar maanden een schriftelijk
examen afleggen, dat weet je,’ zeg ik.
‘Nou, oké, wie is de examinator? Dan flirt ik wel met hem.’
‘Of ik kan beter m’n best doen.’
‘Wat is daar nou leuk aan?’
‘Je bent vreselijk.’
‘Het lijkt net alsof je wilt dat ik voor altijd single blijf.’ Ze zucht
theatraal en draait de pagina om.
‘Hetzelfde voor psychologie. Ik vraag me af of ze hun rapporten
samen schrijven, zodat ze dezelfde feedback kunnen geven. Wat
denk jij?’
‘Ik denk dat ik waarschijnlijk iets te veel uit het raam staar en
dagdroom,’ zeg ik.
‘Aha!’ roept ze uit. ‘Ze zitten in je hoofd. Merk je het? Ze spelen
sneue, zieke spelletjes, allemaal.’
Ik moet lachen, ook al probeer ik van niet. Mam is altijd zo. Ze
weet dat ik mijn best doe als ik niet aan het dansen ben, maar ze
weet ook dat na dit alles Engels en psychologie niet superbelangrijk
voor me zijn. Niet echt.
‘Lees nu drama voor,’ zeg ik terwijl ik naar de gootsteen loop met
mijn lege kom. Ik moet dit snel afronden als ik nog op tijd wil zijn
voor het eerste uur. Ik wil haar niet opjagen, maar zodra ze is
begonnen kan ze dágenlang doorgaan.
‘Absoluut niet,’ zegt ze. ‘Dat is veel te makkelijk en je ego is nog
een beetje te groot sinds de wintermusical.’ Ze volgt me naar het
aanrecht en slaat haar armen om me heen. ‘Kijk, ik kan m’n armen
bijna niet meer om je… O, nee.’
Paniek. ‘Wat is er?’
‘Het… het wordt groter!’
‘Mam!’
‘Het zwelt op, het groeit, het vult zowat de hele keuken!’
‘Jij bent niet te doen.’
Ze lacht en gaat weer zitten. ‘Oké, drama,’ zegt ze, en ze pakt het
rapport weer op. Ze doet haar mond open om iets te zeggen, maar
ze houdt zichzelf in en er verschijnt een glimlach om haar mond.
‘Wat? Is het zo erg? Of heeft ze het over die keer dat ik van de
auto viel tijdens “Greased Lightnin”? Niet mijn beste moment en
eigenlijk best wel lullig dat ze dat zo weer oprakelt. Ik bedoel, die
auto was glad – wat voor een sadistische toneelknecht besluit een
auto in te vetten wanneer ik erop moet klimmen, ik had wel–’
‘Hou je mond, Robin,’ zegt ze en ze kijkt me aan, haar ogen een
beetje vochtig. ‘Het is briljant.’
‘Echt?’
‘Mijn hemel, deze vrouw houdt van je.’ Ze schudt haar hoofd. ‘Als ik
doodga, adopteert zij je direct!’
‘Mam–’
‘Ik meen het. Maak je om mij maar geen zorgen,’ zegt ze. ‘Ik vraag
het haar wel op mijn sterfbed, echt heel langzaam en met schorre
stem: “Mevrouw Hepburn, als je echt zo heet, zorg voor mijn zoon.”’
Ze begint vreselijk te hoesten en leeft zich echt in.
‘Wat heeft ze geschreven?’
Ze schraapt haar keel. ‘“Niemand in mijn klas laat zoveel kunde en
blijmoedigheid zien als Robin. Sinds het voorexamenjaar heb ik hem
zowel privé als klassikaal gecoacht. Ik voel in het diepst van mijn ziel
dat deze jongen het ver gaat schoppen.”’
‘Heeft ze dat echt geschreven?’
Mam knikt. ‘Ze houdt van je, knul.’
Mevrouw Hepburn, en dat is sowieso niet haar echte naam – ik
bedoel, kom óp – heeft me altijd al gesteund. Ze gaf me al foldertjes
en brochures van theaterscholen voordat ik er zelf überhaupt over
had nagedacht. Ze is als een melodramatische beschermengel
hierheen gestuurd vanuit de meest opzichtige hemel die je je maar
kunt voorstellen, waar gigantische kettingen onderdeel van het
uniform zijn en waar het je taak is om kleine, dansende homo’s een
veilige plek te geven om te spelen.
‘Ze wordt gek als je bent aangenomen,’ zegt mam.
‘Ga nou niet–’
‘Ze gaat huilen, ze gaat schreeuwen, ze gaat de rest van haar
leven jouw succes uitbuiten!’
Ik hoop dat mam gelijk heeft. Dat moet. Ze pronkt graag met het
feit dat ze altijd gelijk heeft – waarom zou het deze keer anders zijn?
‘Oké, ander onderwerp, we moeten het over vrijdag hebben,’ zegt
ze.
‘Vrijdag?’
‘Robin! Je wordt achttien. Je wordt een MAN!’
‘Mam!’
‘Je bent gewoon al zo volwassen, dat is alles.’
‘Hou je mond.’
‘Absoluut niet,’ zegt ze. ‘Je bent mijn zoon en ik heb het recht om
je op elke mogelijke manier voor schut te zetten.’ Ze glimlacht. ‘Dus
wat gaan we doen voor je verjaardag?’ Ze wrijft over haar kin.
‘Misschien moet ik gewoon meegaan met jou en je vrienden. Zou dat
niet leuk zijn! Waar gaan jullie heen?’
Ik haal mijn schouders op. ‘Weten we nog niet,’ zeg ik. ‘Natalie
gaat me daar de hele dag over lastigvallen omdat ik niet kan kiezen.
En het spijt me, hoe geweldig ik dit hele gebeuren hier ook vind: ik
moet naar school.’
‘Je kapt m’n optreden af.’ Ze schudt haar hoofd. ‘Na alles wat ik
voor jou heb gedaan. Zal ik je geboorteverhaal nog een keer
vertellen?’
‘Ik heb al genoeg therapiesessies klaarstaan om daar overheen te
komen,’ zeg ik, terwijl ik m’n tas pak. ‘Wil je straks doorgaan met je
optreden?’
Ze loopt naar me toe en legt haar handen op mijn schouders. ‘Die
brief komt eraan,’ zegt ze. ‘Hij is op dit moment onderweg met de
post. De wereld ligt aan je voeten, Robin Cooper. Dat beloof ik.’
Ik kan die grijns niet van mijn gezicht halen.
Ze kust me op mijn voorhoofd. ‘Ik moet vanavond een extra dienst
draaien,’ zegt ze. ‘Ik weet dat we samen zouden eten, maar––’
‘Het maakt niet uit,’ zeg ik. ‘Ik kan zelf wel wat klaarmaken. Ik
bedoel, het wordt niet wéreldberoemd, maar…’
‘Morgen dan,’ zegt ze. ‘Ik bewaar wel iets voor je voor na je
dansles.’
‘O, ik vraag me af wat het wordt!’
Ze wuift wat met haar hand. ‘O, ik weet het niet, iets wereld­‐
beroemds, waarschijnlijk. Ik ben namelijk beláchelijk getalenteerd.’
Ik rol met mijn ogen en lach. ‘Doei, mam.’
DRIE

Ik kom aan op school, extreem te laat, extreem buiten adem en


extreem verbaasd om te zien dat Natalie en Greg op me staan te
wachten bij de fietsenstalling. Hun lengteverschil is zo groot dat het
bijna komisch is, en je zou verwachten dat Natalie een piepklein
piepstemmetje heeft omdat ze zelf ook piepklein is, maar niets is
minder waar. Grote kans dat je haar hoort voordat je haar ziet. Greg
komt over als een soort gigantische, vriendelijke reus, met een
zachte stem en zo lief als maar kan, terwijl hij boven iedereen
uittorent. Ik bedoel, ik ben één meter tweeëntachtig en door Greg
voel zelfs ik me klein en nietig.
‘Waarom staan jullie op me te wachten?’
Natalie haalt haar schouders op. ‘Zó laat waren we nou ook weer
niet.’
‘Jullie zijn gek.’ Ik zet mijn fiets op slot en kijk naar Greg, die zijn
lach probeert in te houden. Ik huppel zowat naar hem toe en geef
hem een stevige knuffel. ‘Natalie zei dat je me gister hebt gemist.’
‘Ze liegt,’ zegt hij tegen mijn schouder.
Natalie kijkt op. ‘De enige leugens die hier voorbijkomen zijn de
leugens die je jezelf wijsmaakt.’
‘Stond je echt op me te wachten, alleen voor een knuffel?’ vraag ik
wanneer Greg me loslaat. Die jongen kan echt goed knuffelen.
‘Daar doe ik geen uitspraak over,’ zegt Greg en hij draait zich om
en begint naar school te lopen. Natalie haakt haar arm door de
mijne en we volgen hem. ‘Dus wanneer gaan we het over je
verjaardag hebben?’ vraagt Greg. ‘M’n moeder moet weten wat mijn
plannen zijn, zodat ze een oppas voor Archie kan regelen.’ Archie is
Gregs kleine broertje, een miniversie van Greg en superschattig.
‘Zodra deze prinses hier besluit wat ze wil doen.’ Natalie knijpt in
mijn arm. ‘Echt, lieverd, het is onbegonnen werk met jou. Hoe
moeilijk is het om een plan te maken?’
‘Zouden jullie me geloven als ik zei dat ik al had gezocht naar
plekken waar we heen zouden kunnen?’
‘Nee,’ antwoorden ze beiden.
‘Wauw, jullie hebben echt verbazingwekkend veel vertrouwen in
mij.’
‘Dat is het niet,’ zegt Nat. ‘Ik ken je gewoon te goed.’
We lopen door de school en net als altijd glimlach ik naar mensen
als ze voorbijlopen. De wintermusical was nog niet zo lang geleden
en de cast werd gekozen uit alle jaarlagen, dus ik heb toen veel
verschillende mensen leren kennen. Drie maanden lang hebben we
samen gerepeteerd en niets schept meer een band dan gedeelde
smart. Blijkbaar kan Grease best wel traumatisch zijn.
‘Goedemorgen, Robin.’ Katy, die mijn Sandy speelde toen ik Danny
was, loopt voorbij en de rest van de toneelgroep waggelt achter
haar aan. ‘Heb je al iets gehoord?’
‘Nog niet,’ zeg ik.
Ze haalt haar schouders op. Mam en ik zijn niet de enigen die doen
alsof het al in kannen en kruiken is. Ook de toneelgroep, mevrouw
Hepburn, Natalie en ik doen dat als we praten over hoe geweldig
alles wordt straks in september. Het maakt me nerveus. Maar
eigenlijk meer opgewonden. Het is nu net Schrödingers ­‐
Toneelschool.
Natalie tikt tegen mijn arm.
‘Wat?’
‘Ik heb een roddel.’
‘Een goede roddel?’
‘Een megagoede roddel.’
‘Soms snap ik jullie echt niet,’ zegt Greg.
‘Die nieuwe jongen bij ons op school, Seth Harris, was gisteren
voor het eerst op school. Hij hield het maar twee uur vol, twéé,
voordat hij wegging.’
‘Serieus, maar één les?’ zegt Greg. ‘Is deze school echt zo erg?’
‘Nee, maar hijzelf blijkbaar wel,’ zegt Natalie. ‘Holly en Eric konden
er gister tijdens maatschappijleer maar niet over ophouden. Hij was
er gewoon ineens. Niemand weet wie hij is, waar hij vandaan komt,
niets.’
‘Jemig, arme jongen,’ zegt Greg.
‘Wat?’ snauwt Natalie.
‘Wat? Ik voel met hem mee.’
‘Waarom?’
‘Kom op, je zei het net zelf, echt iedereen praat over hem. Hij is
hier nog maar net en ineens is hij het middelpunt van de aandacht.
Vind je het gek dat hij wegging? Dat zou ik ook hebben gedaan.
Robin?’
‘Ja, ik ook,’ zeg ik. Ik weet hoe het is als mensen over je praten,
fluisteren zelfs. Dat is naar.
‘O mijn god, ik kom hier om geweldige roddels met jullie te delen,
niet om medelijden te hebben met die nieuwe,’ zegt Natalie
kreunend. ‘Robin, kom op, deze roddel is toch top?’
‘Dat klopt,’ zeg ik. ‘Maar ik sta aan Gregs kant. Ik heb medelijden
met hem.’ Om op het podium alle aandacht te krijgen is één ding,
maar dat iedereen zich zomaar met je leven bemoeit? Nee, bedankt.
‘Man, het lijkt wel alsof jullie één persoon zijn geworden tijdens de
Geweldige Zomer van Greg en Robin.’
‘Hou op,’ bromt Greg. ‘Jij zat een hele maand in Grenada en het is
heus niet alsof je daar geen lol hebt gehad.’
‘Ik was bij m’n familie! Ik heb alles moeten missen!’
‘Voor de laatste keer, je hebt niets gemist,’ zeg ik. ‘We hingen
vooral gewoon wat rond en klaagden over hoe heet het was.’
‘En over dat dansongeluk van jou,’ zegt Natalie, die haar lach
probeert in te houden. ‘Vertel nog eens hoe je tegen die balletbarre
bent gevallen?’
‘O,’ zeg ik. ‘Ik probeerde een driedubbele pirouette te doen, maar
ik gleed uit en, bam, knalde er met m’n gezicht tegenaan.’
Natalie giert het uit. Greg blijft stil. Greg schudt zijn hoofd en kijkt
me aan, omdat hij weet dat dit verhaal helemaal niet waar is. Maar
hij heeft me beloofd om niet te vertellen hoe ik echt gewond ben
geraakt. Natalie heeft het niet door.
‘Deze zomer wordt beter,’ zeg ik. ‘De Geweldige Zomer deel twee,
met onder anderen Natalie.’
‘Schat, “onder anderen”? Ik speel de hoofdrol!’
Terwijl we het schoolplein op lopen, zie ik Connor en ik kan mijn
glimlach niet onderdrukken.
Het is alsof mijn lichaam en de zijne op precies dezelfde golflengte
zitten, ook al is het op school een beetje ongemakkelijk tussen ons.
Al was ik verdwaald in een menigte, nog zou ik hem op de een of
andere manier vinden.
Hij is bij zijn vrienden en ze zijn bijna niet te zien door de
rookwalm van de joint die ze doorgeven. Sinds ik hier op school zit,
heb ik genoeg homofobe bullshit meegemaakt om te weten dat ik
niet te lang moet staren, maar ik wil dat Connor me ziet.
Hé, jij daar.
Hij heeft me in de gaten. En zijn ogen lachen me heel even toe
voordat ze me overduidelijk vragen om weg te blijven. Ik glimlach
naar hem en blijf lopen. Ik zeg niet dat het perfect is. Ik zeg dat het
is hoe het is. Ik weet dat hij om me geeft. Hij kan het gewoon niet
te opvallend laten merken.
‘Oeh, moet ik jullie twee even alleen laten?’ fluistert Natalie naast
me.
‘Rot op,’ zeg ik met een lach.
‘Wat?’ zegt Greg. ‘Wat heb ik gemist?’
‘GV,’ antwoordt Natalie zonder een tel na te hoeven denken.
‘Ik snap het nog steeds niet.’
‘Wat een verrassing!’ zegt Natalie. ‘Geheim Vriendje.’
‘O zo,’ zegt Greg, en dat is alles wat Greg daar verder over te
melden heeft. Greg mag Connor niet. Maar dan ook echt niet. Daar
heeft hij zo zijn redenen voor.
Mijn telefoon trilt in mijn broekzak.
Connor: Doe je al iets na school?
‘Wat?’ zegt Natalie. ‘Wat is er?’
Ik laat het aan haar zien en ze gilt zowat als ze ziet dat het van
Connor is. Greg… is iets minder enthousiast.
Robin: Nee. Het huis is ook leeg.
Connor: 😊Tot straks! x
Ik merk dat ik niet kan wachten tot de schooldag voorbij is. Ik race
naar huis zodat ik nog snel even kan douchen en omkleden voordat
Connor er is. Dan kan ik ook even dubbelchecken of mam echt niet
thuis is. Er is een alternatief universum waar Connor niet meer in de
kast zit en hij gewoon langs kan komen wanneer hij wil omdat hij en
mijn moeder beste maatjes zijn. Dat universum is waarschijnlijk
makkelijker om in te leven.
Maar het is niet aan mij om te bepalen wanneer iemand uit de kast
wil komen. Zou het makkelijker voor me zijn als hij al wel uit de kast
was? Ja. Zou het ook makkelijker zijn voor hem? Afgaande op wat er
in het verleden is gebeurd, denk ik van niet.
Connor: Ben er bijna. Niemand thuis?
Robin: Niemand thuis.
Ik ga naar beneden en doe de deur open. Connor loopt haastig het
pad op met zijn capuchon omhoog en kijkt af en toe over zijn
schouder voordat hij binnenkomt. Ik heb de deur nog niet dicht of
zijn capuchon is af en hij begint me te zoenen. Ik ben een beetje
overrompeld.
‘Wauw, iemand heeft er zin in,’ zeg ik.
Hij haalt zijn schouders op. ‘Even voor de zekerheid…’
‘Nee, ze is er niet,’ zeg ik. ‘Denk je echt dat ik je me zo zou laten
zoenen in de gang als ze er wel was?’
Hij haalt zijn schouders nog eens op voordat hij me stevig op mijn
mond zoent. Dat is best een goed antwoord, om eerlijk te zijn.
Ik pak zijn hand en we stommelen vrolijk en giechelend de trap op.
Dit is het leuke deel. Als we samenzijn, alleen, is het net alsof het
geheimzinnige er niet eens toe doet. Het is leuk, het is spannend,
we hebben gewoon lol met zijn tweeën.
We tuimelen mijn kamer in en vallen neer op het bed. Hij zoent me
opnieuw. Ik zoen hem terug en onze tongen dansen over elkaar
heen. Zijn vingers trekken een lijn over mijn buik richting mijn rug
waar ze onze lichamen dichter bij elkaar drukken. Op dit moment
lijken onze kleren ons alleen maar in de weg te zitten.
We stoppen even om op adem te komen.
Hij grinnikt en kijkt me van boven aan met die donkere ogen van
hem. Op school gaat hij om met een groep aso’s, echt waar, maar hij
is een compleet andere jongen wanneer hij bij mij is. Volgens mij is
er niemand in die groep die hem kent zoals ik. Zij weten niet dat hij
moest huilen toen we naar een zielige film gingen. Zij weten niet dat
hij ontzettend goed kan knuffelen, en ik bedoel écht goed.
‘Waar lach jij om?’ gromt hij me toe.
‘Gewoon jij,’ zeg ik.
Hij leunt naar me toe en ik adem hem in. Ik zou voor altijd zo
kunnen blijven liggen, maar door de manier waarop hij aan me zit,
weet ik dat hij op meer hoopt vandaag. En ik zou liegen als ik zei dat
ik niet hetzelfde dacht.
De deur beneden gaat open en dicht. Connor stopt direct met
zoenen en komt omhoog. Ik ben me er opeens erg van bewust dat
we in een vrij compromitterende houding liggen.
‘Robin?’ roept mam.
‘Je moeder?!’ vraagt Connor, die nog boven op me ligt. Hij ziet
ineens lijkbleek en de hoop dat er ook maar iets tussen ons gebeurt
vandaag is volledig verdwenen. ‘Ik dacht dat ze–’
‘Dat dacht ik ook,’ zeg ik. ‘Ik zou je niet hebben uitgenodigd als–'
‘Shh!’
‘Nou ja, zeg!’
‘Robin?’
‘Ik ben boven, mam!’
‘Wat ben je in godsnaam aan het doen?’ sist Connor.
‘Ik kan haar moeilijk negeren.’
Hij kijkt de kamer rond, op zoek naar een andere uitgang dan mijn
slaapkamerdeur. Ik scharrel wat rond en probeer iets te ver­zinnen.
‘De kast?’ vraag ik.
‘Sorry?’
‘Je kunt je in mijn kast verstoppen.’
‘Dat is niet grappig.’
‘Ik bedoel het maar half als grapje!’ protesteer ik. Het is ook wel
een makkelijk grapje, maar hij zou er wel in passen, tenminste tot ik
mam heb kunnen wegjagen.
‘Het raam?’ vraagt hij hoopvol.
‘Wat?’
‘Ik kan uit je raam klimmen?’
‘Ja, dat is waar. Klim maar uit het raam, grijp een vliegend varken
vast en laat die je thuisbrengen.’
‘Oké, sarcasme helpt nu niet; sarcasme is alleen maar tijd­‐
verspilling,’ zegt hij, maar zelfs ik kan de kleine glimlach in zijn
mondhoeken zien. ‘Mag ik uit je raam klimmen?’ Hij wacht even.
‘Alsjeblieft?’
Het is die alsjeblieft die het hem doet. Hij is bang dat mensen
erachter komen, achter ons, en ik bedoel, dat kan ik hem niet
kwalijk nemen. Ik mag nu geen grapjes maken; ik moet hem
gewoon het raam uit zien te helpen zonder dat hij eruit valt en dood
op mijn stoep ligt.
Ik hoor voetstappen op de trap. Shit.
‘Ja, ja, tuurlijk, kom op,’ zeg ik, en ik duw hem richting het raam
en doe het zo wijd open als maar kan. Hij tuurt naar buiten. Ik doe
hetzelfde. De keuken is recht onder ons en steekt een klein beetje
uit, dus het is niet alsof hij als een soort Spiderman langs het hele
huis moet klimmen. ‘Kun je daarheen springen?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Vast wel.’
‘Dat is alles? Vast wel?’
Hij leunt naar me toe en geeft me een zoen. ‘Vast wel’ is goed
genoeg als het betekent dat ik een zoen krijg. Jemig, ik wou dat hij
niet nu weg hoefde te gaan.
Hij rukt zich los en klautert uit het raam.
‘Misschien moet je even iets aan je haar doen voordat je moeder
binnenkomt,’ zegt hij, half in en half uit het raam.
‘Huh, hoezo?’
‘Het ziet er een beetje… ik weet het niet… rommelig uit?’
Ik kijk in de spiegel en als ik me weer omdraai, is hij uit het raam
verdwenen en staat hij al op het dak van de keuken. Ik kijk hem
gaan en ik probeer niet te verrast over te komen als de deur achter
me opengaat.
‘Hee,’ zegt mam in de deuropening. ‘Is alles oké?’
Ik draai me om en ik kijk haar aan. Ze werpt me ineens een
verwarde blik toe. ‘Wat is er met je haar gebeurd?’
‘Ik… deed een dutje,’ zeg ik. ‘Je maakte me wakker toen je
binnenkwam. Ik heb vannacht niet al te best geslapen.’ Hebben die
improvisatielessen toch nog nut gehad! ‘Sorry.’
‘Je bent ook nogal rood. Is alles goed?’
‘Het was heet hierbinnen,’ zeg ik. Dat is niet gelogen. Maar ook
niet helemaal waar. ‘Ik had even wat frisse lucht nodig. Hoezo ben je
nu al thuis? Ik dacht dat je een extra dienst had.’
‘Dat was ook zo, maar ze hadden ons dubbel ingeroosterd,’ zegt
ze. Blijkbaar was het zo’n rotdag dat ze haar kritische blik op mij laat
varen. ‘Dus we kunnen samen eten. Heb jij even geluk!’
‘En welke wereldberoemde delicatesse wordt het vanavond?’
‘Vanavond,’ zegt ze met de stem van een omroeper, ‘wordt het mijn
wereldberoemde Chinees van die afhaaltoko verderop die jij zo
lekker vindt.’
Ik juich, ik schreeuw, ik doe goed mee.
‘Ik ga bestellen,’ zegt ze. ‘Hé, we kunnen ook een slechte film
kijken tijdens het eten, als je wilt. Je hoeft vanavond niet aan het
werk, toch?’
‘Een slechte film klinkt perfect. Ik kom zo naar beneden.’
Mam gaat terug naar beneden en ik gooi mezelf op mijn bed. Dat
was op het nippertje.
Mijn telefoon trilt op mijn nachtkastje en ik spring er zowat op af.
Connor: Sorry dat ik zo moest vluchten. Het was wel een leuke
middag. Snel weer doen? Maar dan zonder de onderbreking?
Robin: Zeg maar waar en wanneer. ♥
Ik verwijder het hartje zodat ik niet te wanhopig klink en druk op
verzenden.
Connor: Morgenochtend om 8 uur? Hampton Road?
Wacht! Daarmee doelde ik niet op een plek om DAT te doen. Ik
bedoelde dat we samen naar school konden lopen.
Als je dat wilt.
Robin: Ik zie je morgen! ♥
Ik stuur het met het hartje. Fuck it. Het leven is te kort om geen
hartjes te sturen naar de jongens die je hart hebben veroverd. Punt.
VIER

‘ROBIN! ROBIN! ROBIN!’


Het geschreeuw wordt vergezeld door gebonk op mijn deur en ik
ben zo gedesoriënteerd dat ik denk dat het huis misschien in brand
staat. Ik grijp mijn dekbed vast, rol het om me heen en schuifel naar
de deur, klaar om mijn moeder te vermoorden als ik geen vlammen
zie, want Jezus Christus, ik had nog dertig heerlijke minuten voordat
mijn alarm af zou gaan.
Ik zet mijn meest moordlustige gezicht op als ik de deur voor mam
opendoe, die staat te grijnzen. Geen vlammen. Ze grijnst zo breed
dat het lijkt alsof ze compleet van het padje is van het een of ander.
‘Wat? Veel te vroeg, mam. Wat kan er zo belangrijk zijn dat––’
‘Hou je mond en kijk waarmee ik loop te zwaaien!’
Ik kijk naar haar hand en ik zie het. Het is een envelop, met een
stempel op de voorkant met het schitterende logo van de London
Academy of Performing Arts. Het ziet er beeldig uit. Het ziet er
officieel uit. Voor iets wat maar zo groot is als een A4’tje hangt er
teringveel van af. Mijn hele toekomst hangt ervan af.
‘Hoe laat kwam dit hier?’ fluister ik zachtjes.
‘Een paar minuten geleden,’ zegt ze.
‘O mijn god.’
‘Waarom fluister je?’
‘Geen idee, dat voelt eerbiedig, of zo.’
‘Pleur op met je eerbiedig, maak open!’
‘Mam, let op je woorden.’
‘Oké, raar, dit rollenspel. Alsjeblieft, maak het open voordat ik
ontplof. Ik hou het niet meer!’
Ik pak de envelop van haar aan en ik voel het gewicht in mijn
hand. Het voelt niet alsof er veel in zit. Ik weet niet wat ik verwacht
had. Mensen hebben het altijd over de grootte van de envelop, alsof
de grootte ervan iets aangeeft over wel of niet aangenomen worden.
Ik voel mijn hart keihard kloppen in mijn keel, in mijn vingertoppen.
Ik sta te trillen.
Ik maak de envelop langzaam open, alsof ik die probeer te
koesteren, alsof die later als kunstobject in een museum komt te
hangen. Ik heb elk greintje zelfbeheersing nodig om hem niet
gewoon open te scheuren, en ik voel mams ogen op me branden,
smeken zelfs om dat juist wel te doen.
Beste meneer Cooper,
Ontzettend bedankt voor uw deelname aan de audities van de
London Academy of Performing Arts op 14 januari jl. Het niveau was
ongelooflijk hoog dit jaar en daardoor kunnen we, zoals u
ongetwijfeld weet, niet iedereen aannemen.
Het spijt me enorm u mee te delen dat we uw aanmelding op dit ­‐
moment niet verder in behandeling zullen nemen.
Ik moet het twee keer lezen.
Ik lees het nog een keer.
‘Kom op,’ zegt mam. ‘Wat staat er?’
Ze klinkt opeens ver weg. En het lijkt wel alsof ik hier niet echt
ben. Zo had het niet moeten gaan. Ik heb het al zo vaak voor me
gezien en in elk scenario sta ik hier te juichen met mam, ga ik
nieuwe danskleren kopen, download ik nieuwe bladmuziek, word ik
enthousiast over de lessen, over de nieuwe mensen die ik ga leren
kennen, over verhuizen naar Londen en samenwonen met Natalie.
Door slechts een paar woorden is dat allemaal voorbij.
‘Robin?’ Mams stem klinkt vooral bezorgd. Ze weet dat er iets mis
is. Een deel van mij wil liegen, omdat ik me schaam. Ik was er zo
zeker van.
‘Ik ben niet aangenomen,’ zeg ik vlak. En door het hardop te
zeggen, wordt het opeens werkelijkheid en begin ik te huilen. Geen
gejank, geen zenuwinzinking, gewoon tranen die over mijn wangen
stromen en die ik niet kan stoppen.
‘Wat?’ vraagt ze. ‘Nee, dat… mag ik…?’ Ze pakt de brief uit mijn
hand en leest hem zelf. Ik zie dat de woorden haar ook raken. ‘O,
Robin–’
‘Het is oké,’ zeg ik, en ik forceer een glimlach. ‘Ik… eh… ik ga het
volgend jaar weer proberen.’
‘Maar, Robin–’
‘Echt, het is oké,’ zeg ik, ook al huil ik nog steeds, ook al doet mijn
hart pijn, ook al doet mijn lichaam pijn door alleen maar rechtop te
blijven staan. Ik probeer nog steeds te lachen, want dat is wie ik
ben. ‘Dit was gewoon niet mijn jaar. Volgend jaar gaat het lukken.’
Maar ik kan niet geloven dat het voorbij is. Al het werk, alle
repetities, alle zanglessen, danslessen, spraaklessen, weg. Dit was
mijn laatste kans. En ik was er zo zeker van dat het goed zou
komen. Bij de andere audities wist ik precies wat er mis was gegaan.
Ik had de choreografie niet snel genoeg opgepikt, de keuze van de
liedjes was niet helemaal juist, ik was niet helemaal zuiver aan het
begin van het nummer, maar dit… Voor zover ik wist, had ik alles
goed aangepakt. Na de eerste ronde wilden ze een ander liedje, dus
had ik het veranderd voor de tweede ronde. Toen ik daar wegliep,
was ik tevredener dan na alle andere audities en nog steeds was het
niet genoeg.
‘Ik moet me klaarmaken voor school,’ zeg ik, en ik grijp mijn
handdoek die over de deur hangt. Ik glip langs mam heen en ga de
badkamer in. Ik zie mezelf in de spiegel en ik staar naar mijn rode
ogen en de tranen die nog steeds over mijn wangen biggelen. Hoe
kon ik zo stom zijn?
De automatische piloot gaat aan, voor zover dat kan. Ik ga
douchen, ik kleed me aan, ik neem mijn tas mee naar beneden,
terwijl ik in mijn hoofd continu de auditiedag afspeel op een
gigantisch bioscoopscherm. Ik analyseer elke voetstap, elke zin, elke
noot, elke beweging die ik maakte. Misschien had ik niet voor een
ander nummer moeten gaan. Misschien was dat een test. Zagen ze
het eigenlijk wel zitten, maar bevestigde dat nummer toch van niet.
‘Misschien ben ik gewoon niet goed genoeg,’ zeg ik als ik beneden
kom.
Mam kijkt op van de tafel. Er staat een kop thee voor me klaar met
een paar koekjes ernaast. Koekjes als ontbijt – dit is menens. ‘Robin,
het is een tegenslag–’
‘Nee, kom op, mam, dat kan toch?’ zeg ik. ‘Misschien ben ik wel,
nou ja, goed genoeg voor school, maar niet goed genoeg om er mijn
werk van te maken. Misschien zit het gewoon niet in me. Niet
iedereen heeft het, weet je wel. Er zijn zoveel mensen die–’
‘Kap daarmee,’ zegt ze terwijl ze met haar hand op tafel slaat.
‘Robin, dit is een kleine tegenslag. Die zijn er om je sterker te
maken. Geef het tenminste een kans om te landen voordat je alles
opgeeft en kapper wordt.’
‘Wat is daar mis mee?’
‘Er is helemaal niets mis met kapper worden, Robin, maar het is
niet jouw droom,’ zegt ze. ‘Laat ze die droom niet van je afpakken.’
Ik ga aan tafel zitten en staar naar mijn thee, naar de koekjes. Ik
wil gewoon terug in bed kruipen en janken tot deze dag voorbij is.
Maar, gezien mams peptalk, die ze sowieso had klaarliggen, gaat ze
dat niet toelaten. Misschien dacht zij ook wel dat ik niet zou worden
aangenomen. Heb ik mezelf nou al die tijd voor de gek gehouden?
‘Dus, het is niet gelukt,’ zegt ze. ‘Maar je kunt het volgend jaar
weer proberen. Lessen blijven volgen, blijven oefenen.’
Ik sta op. Ik wil er nu niet over praten. Dansles is wel het laatste
waar ik nu aan wil denken. Alleen al het erkennen van het feit dat ik
in september niet naar Londen ga, verscheurt me, maar de gedachte
dat ik door moet blijven gaan is gewoon te veel. Ik wil in elkaar
zakken.
‘Ik moet naar school,’ zeg ik en het lukt me niet de wanhoop in
mijn stem te verbloemen. Ik heb nog geen vinger verroerd of mam
heeft haar armen om me heen. Ze houdt me zo stevig vast dat het
lijkt alsof ze al het verdriet uit me wil knijpen. ‘Ik ben oké.’
‘Nee, dat ben je niet.’
‘Nee, dat klopt.’ Ik haal diep adem, maar de tranen komen alsnog.
‘Er komt wel iets jouw kant op,’ zegt ze tegen de bovenkant van
mijn hoofd. ‘Het loopt wel los.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Ik ben je moeder.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Ik weet dingen.’
Ze houdt me nog even vast. Ik wil niet dat ze me loslaat. Het voelt
hier veilig. Alsof niets me pijn kan doen. En ik weet dat ik me als een
klein kind gedraag, maar het kan me niet schelen, want deze situatie
breekt me op.
‘Je komt er wel bovenop,’ zegt ze. ‘Het is niet het einde van de
wereld.’
‘Waarom voelt het dan wel zo?’
‘Omdat net al je verwachtingen en dromen zijn ingestort.’ Ze zegt
het heel terloops, alsof mijn hart niet net uit mijn borstkas is gerukt.
‘Wauw.’
‘Maar je moet jezelf herpakken en doorgaan.’ Mam laat me los en
legt haar hand op mijn wang. ‘Het betekent gewoon dat het straks
zoveel beter voelt wanneer het wel lukt.’ Ze probeert me wat op te
vrolijken en eigenlijk lukt dat ook wel. Ik wou gewoon dat ik de
garantie kreeg dat ze gelijk heeft, want alles lijkt ineens zo onzeker.
Het is alsof ik een kaart volgde en iemand plotseling een enorme
gum heeft gepakt en de weg heeft uitgeveegd.
‘Je bent vastberaden, je bent gefocust en je vindt er wel iets op,’
zegt ze. ‘Herhaal dat.’
‘Wat?’
‘Zeg het.’
‘Dat ga ik niet zeggen. Dan klink ik als een idioot.’
‘Lieverd, ik heb je gezien als Danny Zuko,’ zegt ze. ‘En kijk, ik vind
Grease net zo leuk als ieder ander, maar het is nou niet bepaald
Shakespeare.’
‘Wauw, je wilt dat ik positieve dingen over mezelf zeg én tegelijker­‐
tijd maak je Grease belachelijk, terwijl ik net al m’n verwachtingen
en dromen uit elkaar heb zien spatten?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Wil je
dat ik nog harder ga huilen?’
‘Hou je mond en zeg het.’
Ik kreun en ik sputter: ‘Ikbenvastberadenikbengefocustenik­‐
vinderwelietsop.’
Ze tikt zachtjes tegen de zijkant van mijn hoofd. ‘Dat was vreselijk.
Jij bent toch zo’n acteur? Breng het dan tot leven.’
‘Ik breng Shakespeare wel tot leven. Niet een of ander positief
geneuzel midden in de eetkamer.’
Ze schudt haar hoofd. ‘De hele wereld is een schouwspel, toch?’
Ik zucht. ‘Ik ben vastberaden. Ik ben gefocust. Ik vind er wel iets
op,’ zeg ik halfslachtig.
‘En ik ga ervoor zorgen dat je het net zo vaak zegt, elke dag, tot je
het zelf ook gelooft.’
‘En ik ga bidden dat je dit morgenochtend weer vergeten bent.’
‘Zie je wel? Je begint alweer kattig te doen. Het werkt nu al!’ Ze
knuffelt me opnieuw. ‘Je hoeft het niet direct aan iedereen te
vertellen, hè?’
‘Shit.’
‘Let op je woorden!’
‘Kun je het vandaag niet gewoon even door de vingers zien?’
antwoord ik. ‘Ik bedoel, zélfs niet op deze dag?’
‘Waar maak je je zo druk om?’
‘Ik moet het aan mensen vertellen,’ zeg ik. En opnieuw voel ik
diezelfde schaamte. Hoeveel mensen wisten wel niet dat ik auditie
deed? Natalie, Greg, Priya, mevrouw Hepburn, iedereen in de
drama­les, al die leraren, Emily… ‘Jezus, ik lijk straks echt een loser.’
‘Robin–’
‘Sorry, ik kom er wel overheen, echt waar, maar niet nu,’ zeg ik. ‘Ik
zie je later?’
‘Ja,’ zegt ze. ‘Als je terugkomt van dansles, kunnen we iets doen
voordat mijn dienst begint. Slechte tv, slecht eten, wat je wilt.’
‘Ik denk dat zelfs een slechte film me niet kan redden nu, mam,’
zeg ik. ‘En het laatste wat ik nu wil is naar dansles. Ik… ik weet
gewoon niet wat ik wil.’
‘Zie je wel? Somber en theatraal, je knapt alweer wat op.’
Ik glimlach. Het kost me meer moeite dan ik had gedacht.
‘Ga naar je dansles,’ zegt ze. ‘Misschien is het wel goed voor je.’
‘Ik… ik kijk wel even hoe ik me voel.’
Ze grinnikt. ‘Zo mag ik het horen.’
‘Hou van je.’
‘Ik hou ook van jou, lieverd.’
VIJF

Mijn fietstocht naar school voelt deze ochtend als een godsgeschenk.
De automatische piloot gaat aan en ik fiets dezelfde bekende route
die ik al zes jaar fiets. Door het dichtstbijzijnde dorp, langs een
rivaliserende school, mijn dansschool, heuvels op en af, langs
kruisingen waar ik met mijn ogen dicht overheen zou kunnen fietsen
(maar dat doe ik niet, natuurlijk, want duh), en ik omarm de tijd met
knallende muziek die zo hard staat dat ik nergens anders aan kan
denken.
Ik fiets bijna de grote weg op als ik een bekend gezicht zie bij de
kruising bij Hampton Road. Het groene mannetje piept irritant en
spoort hem aan om te gaan, maar Connor blijft staan, leunend tegen
de lantaarnpaal met zijn ogen op mij gefixeerd. Hij wacht op me,
zoals hij had beloofd. En ik voel me een lul omdat ik het was
vergeten. Het is een minuscuul lichtpuntje waardoor ik me iets
minder treurig voel, al is het maar voor even.
Ik spring van mijn fiets en loop met mijn fiets aan de hand naar
hem toe.
‘Goeiemorgen,’ zegt hij.
‘Goeiemorgen,’ zeg ik, en ik forceer een glimlach. ‘Wat een toeval
dat ik jou hier tegenkom.’
‘Ik wou net hetzelfde zeggen.’ Hij grijnst, zijn tanden staan een
klein beetje scheef, en zijn lach verwarmt zijn hele gezicht. Hij
verandert zo van een stoere vent naar een zachte jongen. ‘Zullen we
samen naar school lopen?’
‘Nou ja, we gaan allebei die kant op,’ zeg ik. ‘Zou gek zijn als we
dat niet deden, toch?’
Hij lacht hierom en we beginnen de grote weg af te lopen met mijn
fiets als een barrière tussen ons in, als een soort signaal dat we niet
gay zijn, mocht iemand ons zien. We zijn gewoon twee jongens die
samen naar school lopen. Mijn hard bonst zo hard dat ik niet weet
wat ik ermee moet.
Ik wil het hem vertellen. Als hij echt mijn vriendje was, zou ik hem
direct een bericht hebben gestuurd. Hij zou het willen weten.
‘Alles oké?’ vraagt hij terwijl hij zijn arm uitsteekt en mijn arm
aanraakt. Door het contact moet ik bijna huilen. Jezus, waarom
vraag ik zoveel aandacht? ‘Je lijkt…’
‘Wat?’
‘Weet ik niet, alsof je niet helemaal aan staat,’ zegt hij. ‘Gaat het
wel goed?’
‘Ik ben afgewezen voor LAPA,’ zeg ik, minder kalm dan ik probeer.
‘De brief is vanmorgen gekomen.’
‘O.’ Connor richt zijn blik naar voren, naar waar we naartoe lopen,
en kijkt me dan weer aan. ‘Dat spijt me echt heel erg.’
Ik wil dat hij iets doet. Ik wil dat hij mijn hand vastpakt, erin knijpt
en me vertelt dat alles goedkomt. Ik wil dat hij zijn grote, sterke
armen om me heen slaat, zodat de hele wereld wegvalt, al is het
maar voor één seconde. Maar dat doet hij niet, omdat we in het
openbaar zijn, en vandaag heb ik daar meer last van dan normaal.
‘Wat ga je nu doen?’ vraagt hij.
Mijn adem stokt. Het voelt alsof ik van glas ben gemaakt, alsof ik
elk moment uit elkaar kan spatten. ‘Ik weet het niet,’ zeg ik. ‘Ik ben
het nog aan het verwerken.’
‘Nou, het spijt me,’ zegt hij opnieuw. ‘Als ik iets voor je kan doen…’
Hij valt stil. Hij zou nu zoveel kunnen doen. Ik wil alleen maar dicht
bij hem zijn en dat moet hij wel weten. Alleen, het is voor hem
belangrijker om ons geheim te bewaren.
‘Zondag?’ voegt hij eraan toe.
‘Wat?’
‘We kunnen zondag wel iets doen?’ vraagt hij. ‘Mijn ouders zijn niet
thuis, of we kunnen ergens heen gaan. Ik zal alles doen wat ik kan
om voor afleiding te zorgen.’
Ik glimlach. Dat is tenminste iets om naar uit te kijken.
‘Je hoeft niets te–’
‘Maar dat wil ik wel,’ zegt hij. ‘Het wordt leuk.’
‘Bedreig je me nou?’
Hij lacht. ‘Nee, dat beloof ik.’
Plotseling staat hij stil als we bij het tunneltje zijn, dat uitkomt op
het laatste stukje richting school, waar mensen zijn die ons
waarschijnlijk herkennen en zich zullen afvragen waarom wij twee
samen naar school lopen.
‘Tot later?’ vraagt hij.
Ik knik. ‘Yup,’ zeg ik. ‘Stuur me maar een berichtje.’
Hij knikt en ik stap op mijn fiets. Ik ga de grote weg op en haast
me naar school. Ik probeer mijn verdriet achter me te laten, maar er
bestaat volgens mij geen fiets die snel genoeg is.
Ik heb het heet, ik zweet en ik ben buiten adem als ik een scherpe
bocht naar rechts neem om bij het huis van Natalie te komen, dat
zowat op de route ligt. Ik hoop dat ze nog niet is vertrokken. Haar
huis is gigantisch vergeleken met dat van mij. Het is een vrijstaand
huis met een grote tuin en mijn slaapkamer past drie keer in die van
haar, en zelfs dan is er nog ruimte over voor een jacuzzi. En op dat
moment besef ik hoe gek het eigenlijk is dat er zoiets belangrijks
kan gebeuren en dat de wereld gewoon hetzelfde blijft. De wereld
zou in de fik moeten staan, of zo.
Robin: Nat, ik ben een keer op tijd. Ben je al weg?
Natalie: O, moet je haar zien. Ik kom eraan!
Natalie sprint door de deur met een lach op haar gezicht en ik
probeer die met mijn beste lach te beantwoorden. Ze doet haar
mond open om iets naar me te roepen wanneer de deur achter haar
open en dicht gaat. Haar vader, strak in pak, haast zich naar buiten
met een klingelende sleutelbos in zijn hand. Hij praat tegen haar in
het Frans-Creools. Hij doet dat wel vaker en zij antwoordt in
dezelfde taal, waarbij de woorden rap van haar tong afrollen alsof ze
er niet eens over hoeft na te denken. Ik vind dat altijd zo knap. Ik
spreek nauwelijks één taal, laat staan twee.
Hij plaagt haar met de sleutels en er klinken een paar woorden
doorheen die niet vertaald kunnen worden. Durham. Robin. Ik hoor
hier niet naar te luisteren.
Ik wend mijn blik af en zet mijn muziek harder totdat het Natalie
lukt om haar sleutels te grijpen en naar me toe te lopen.
‘Goedemorgen,’ zegt ze met een iets minder vrolijke lach dan
daarvoor.
‘Hé,’ antwoord ik. ‘Gaat het wel? Is er iets gebeurd?’
Ze rolt met haar ogen. ‘Gewoon papa die weer eens irritant doet,’
antwoordt ze. ‘Maar, leuker nieuws, mijn zus komt een paar weken
terug én ze neemt Liz mee. O, ik kan niet wachten!’
‘Dus je ouders gaan Ambers vriendin ontmoeten?’
‘Eindelijk!’ zegt ze. ‘Ze is letterlijk de coolste die ik ooit heb
ontmoet.’
‘Hoe denk je dat ze gaan reageren?’
‘Dat komt wel goed. Toen ze uit de kast kwam, reageerden ze ook
goed. Hetzelfde toen ik uit de kast kwam, ook al dachten ze wel dat
panseksueel iets met potten en pannen te maken had.’ Ze haalt haar
schouders op. ‘Het lijkt me stug dat ze er een probleem van maken.
Hun beide kinderen zijn queer, dus ze hebben duidelijk alles goed
gedaan. Heerlijk, hè?’
‘Super,’ zeg ik. Natalie kalmeert me. Gewoon door ergens anders
over te praten, ergens anders aan te denken. Misschien hoef ik het
haar niet eens te vertellen. Ik zou gewoon naar Londen kunnen
verhuizen en een baantje zoeken. Hoe moeilijk kan het zijn?
‘Dus wat is er aan de hand? Je gedraagt je… anders.’
Het komt toch wel uit, dus waarom zou ik het ook uitstellen?
‘Ik ben niet aangenomen door LAPA,’ zeg ik.
Ze staat stil.
‘Kom op, Nat, niet dramatisch doen, alsjeblieft!’
Ze zegt niets, slaat haar armen om me heen en in plaats van
drama krijg ik de stevigste knuffel die ze me maar kan geven. Ik sla
mijn armen ook om haar heen en knuffel haar terug. De tranen laat
ik komen, want, ja, ik heb niet echt een keus.
‘Het spijt me zo.’
‘Niet jouw schuld.’
‘Hou op,’ zegt ze tegen mijn schouder. ‘Ik weet dat het niet mijn
schuld is. Het spijt me gewoon dat jou dit overkomt.’ Ze laat me los
en kijkt me aan. ‘En jij liet me gewoon doorratelen over mijn zus?’
‘Ik wil geen medelijden,’ zeg ik. ‘Medelijden maakt het erger; ik wil
zo’n iemand zijn die dit gewoon kan loslaten en door kan gaan,
maar…’
‘Dit betekende zoveel voor je, Robin. Je mag heus wel verdrietig
zijn.’
Ik haal mijn schouders op. ‘Ik doe niet aan verdrietig,’ zeg ik. ‘Ik
doe aan blijheid, vrijheid, ik doe aan extravagant – ik doe niet aan
verdrietig.’
‘Echt, je mag verdrietig zijn. Je bent ook gewoon een mens,’ zegt
ze. ‘Een echt menselijk iemand.’ We lopen weer. ‘Ga je het vandaag
aan iedereen vertellen?’
‘Dat zal wel moeten, denk ik.’
‘Je moet niets.’
‘Toch wel,’ zeg ik. ‘Ik heb het er met iedereen over gehad. De hele
toneelklas, mevrouw Hepburn, mevrouw Finch…’ Ik word stil.
Mevrouw Finch liep de hele tijd te zeuren dat we ons moesten
aanmelden voor de universiteit. Die wordt gek als ik haar vertel dat
ik me alleen maar voor toneelscholen heb aangemeld. Ik dacht echt
dat LAPA ging lukken. Nu sta ik hier met lege handen. ‘Vandaag
wordt ruk.’
‘Dat gaat weer over,’ zegt Nat. Ze haalt diep adem. ‘Volgend jaar
ziet er ineens heel anders uit, hè?’
‘Ja,’ zeg ik. ‘Sorry.’
‘Waarvoor?’
‘Onze plannen, Nat,’ zeg ik. ‘Die zijn nu ingestort en dat is alle­maal
mijn schuld.’
‘Dat zijn allemaal dingen waar jij geen invloed op hebt,’ zegt Nat
zachtjes. ‘Dat kun je jezelf niet kwalijk nemen. Beloof me dat je dat
niet doet.’
‘Geen sprake van.’
Ze lacht. ‘Jemig, jij bent echt niet te doen.’
We mengen ons in de groep die naar school loopt. Een stroom van
mensen, en de meesten zien er ontiegelijk ellendig uit. Echt een
topsfeer.
‘Morgen, jongens.’ Een paar grote handen landen op mijn
schouders. Ze knijpen stevig. Ik draai me om en zie Greg met een
brede glimlach op zijn gezicht.
‘Je bent bijna te laat,’ zegt Natalie.
‘Archie was z’n lunch vergeten, dus ik moest weer terugrennen om
die te pakken, vandaar het zweet,’ zegt hij. Hij kijkt naar Nat en mij.
‘Jezus, wat zien jullie er vrolijk uit.’
‘Greg, laat–,’ begint Natalie.
‘Ik ben afgewezen door LAPA.’
‘O, shit,’ zegt Greg en hij kijkt meelevend. ‘Dat spijt me, Robin.’
Opeens heeft Greg zijn grote armen om me heen gevouwen en
trekt hij me dicht naar zich toe, met mijn gezicht stevig tegen zijn
borst. Mensen om ons heen kijken ons aan en klagen dat we in de
weg staan, maar dat kan me nu even niet schelen. Dit is wat ik van
Connor wilde. Dit is de juiste reactie. Ik schud dat gevoel van me af.
‘Ik dacht niet na,’ zegt hij. ‘Ik deed gewoon m’n grote mond open
en–’
‘Maak je geen zorgen,’ zeg ik met een glimlach. ‘Je wist het niet.
Het is oké.’
We lopen door naar school, maar er hangt iets ongemakkelijks in
de lucht, iets wat er eerder nog niet was. Niemand weet wat die
moet zeggen om me op te beuren. Ik al helemaal niet.
‘Dus wat doen we nu?’ vraagt Greg. ‘Wat is het plan?’
En voor het eerst, voor zo ver ik me kan herinneren, heb ik geen
idee.
ZES

Nadat ik de presentielijst heb getekend, loop ik naar mijn eerste les.


Toneel. Bij elke stap die ik zet, voel ik me ellendiger.
Ik haal een paar keer diep adem, om te proberen het verdriet weg
te duwen, om te proberen zo iemand te zijn die de tegenslag die hij
te verduren krijgt gewoon kan loslaten. Ik zet de glimlach op die
iedereen verwacht te zien.
‘Goedemorgen, Robin,’ kwettert Katy. ‘Heb je al nieuws?’
Die glimlach blijft op mijn gezicht. Gewoon blijven glimlachen. ‘Ja,’
zeg ik. ‘Het is hem niet geworden.’ Ik haal mijn schouders op. ‘Maar
weet je, die dingen gebeuren. Volgend jaar beter.’
Ze kijkt naar Marcus, die een beetje in de war lijkt. Misschien komt
dat door het verschil tussen het nieuws en mijn houding.
‘Gaat het wel goed?’ vraagt hij en hij haalt zijn hand door zijn haar.
Ik knik en glimlach. ‘Ja hoor,’ zeg ik. Ik merk dat mensen
meeluisteren. Lani, DL, andere klasgenoten, oren toegespitst op
geroddel. Shit. ‘Het is wel kut, natuurlijk, maar het niveau was hoog
en ze kunnen niet iedereen aannemen. Dat is tenminste wat er in de
brief stond.’
Katy loopt naar me toe en wrijft over mijn schouder wanneer
mevrouw Hepburn binnen zwiert. Ze heeft lichtblond haar met
donkere wortels en enorm overdreven oogmake-up voor een
woensdagochtend op school. Ze draagt ook een fladderig rood vest
dat achter haar aan zweeft als een soort cape. Elk stereotype van
een dramadocent is in haar samengebald. Het zou me niets
verbazen als over een paar jaar blijkt dat haar hele carrière als
schooldocent één groot stuk performancekunst is geweest. Vandaag
ben ik blij dat ze er is, want ze zet ons zo snel aan het werk dat ik
geen tijd heb om nog langer over mijn mislukkingen na te denken.
‘Robin Cooper, kun je even blijven, alsjeblieft?’ vraagt ze aan het
einde van de les als iedereen naar buiten loopt. Ik zwaai naar Katy
en Marcus en draai me naar haar toe.
‘Is er iets mis?’
Another random document with
no related content on Scribd:
hän huoneeseensa ja minä vaelsin, kotiin kirkkaassa kuutamoyössä,
jonka lukemattomat tähdet kuvastuivat sydämessäni.

Hänen parantumisensa edistyi hitaasti, ja minä tapasin häntä


harvoin. Hän ei mielellään käynyt meillä tuntien olevansa kaikkea
muuta kuin tervetullut. Minäkään puolestani en ollut vapaa enkä
onnellinen hänen vanhempiensa luona. Jäin usein yksikseni kotiin,
sillä en enää juuri koskaan käynyt seurapiireissä, joista hänkin oli
poissa ja joissa tiesin häntä vihattavan ja moitittavan. Perheeni
piirissä tunsin itseni yksinäiseksi ja surulliseksi. Sopusoinnun puute,
jonka syvästi tunsin, vaikka se ei päässytkään sanoin kuuluville,
painoi minua raskaasti. Teki senvuoksi hyvää olla yksin ja muistella
keskusteluitamme, joiden herättämät ajatukset alkoivat käydä yhä
selvemmiksi ja varmemmiksi.

Eräänä iltana, vähän ennen teatteriinlähtöä, saapui Teodor kerran


luoksemme, sillä hän ei ainakaan tahtonut olla epäkohtelias
omaisilleni. Olin sattumalta kieltäytynyt lähtemästä mukaan, kun
teatterissa esitettiin ooppera Robert Normandialainen, enkä minä
pitänyt sen teennäisestä ja valheellisesta musiikista. Kun Teodor
kuuli minun jäävän kotiin, pyysi hän saada viipyä vielä vähän aikaa
muiden lähdettyä. Tässä suhteessa oli meidän perheessä aina oltu
suvaitsevaisia — seikka, joka tuotti kunniaa kaikille asianomaisille.
Nytkään ei voitu tehdä poikkeusta. Jäimme siis kahden kesken,
melkein ensimäisen kerran tutustumisemme jälkeen. Olin niin
sanomattoman onnellinen, kun kerrankin ilman todistajia voimme
sanoa toisillemme kaikki sydämemme ajatukset, että se olisi riittänyt
minulle. Teodor ei kuitenkaan siihen tyytynyt, vaan syleili minua ja
painoi minut sydäntään vasten. Viivyimme näin kauan, äänettöminä,
vaipuneina tuohon onnen mereen, lauluissa ylistettyyn, joka
kuitenkin aina on uusi, sanoin kuvaamaton, ennen kokematon
ilmestys jokaiselle, ken autuaana keinuu sen aalloilla.

Vihdoin sanoi hän: »Ja kuitenkin vapaa!»

»Miten ylpeä sinä olet!» vastasin hymyillen. »Mutta minä en ole


vähemmän ylpeä; älkäämme koskaan pitäkö kalliina ja pyhänä
onnea, joka rajoittaa vapauden.»

Onnen silmänräpäykset olivat lyhyet. Hän jätti minut, omaiseni


palasivat teatterista, olin ulkonaisesti yhtä tyyni kuin ennenkin ja
sydämessäni vallitsi syvä, pohjaton rauha.

Taas tuli uusi koetus, edellisiä vaikeampi, pakottaen minut entistä


jyrkemmin osoittamaan mieltäni. Äitini päätti pitää suuret, vuotuiset
iltakutsunsa, joihin myöskin kutsuttiin ruhtinaallisen hovin nuoret
prinssit ja prinsessat. Ennen olin aina iloinnut näistä juhlista.
Ohjelmana oli enimmäkseen tanssia, ja minä tanssin mielelläni
molempien vanhinten prinssien kanssa, olinpa suuresti mieltynytkin
toiseen heistä. Nyt tiesin, että minua oli alettu vieroa sekä linnassa
että yleensä muissakin seurapiireissä. »Demokraattiset mielipiteeni»
herättivät pahaa verta noissa muutamia neliömetrejä käsittävän
maan pikku hallitsijoissa. Tällä kertaa ei juhlastamme aijottu
tanssiaisia, vaan iltama, jossa esitettäisiin taiteilijan järjestämiä
eläviä kuvia. Tuollainen ajanviete ei minua juuri enää huvittanut,
mutta otin kuitenkin auliisti, kuten aina, osaa valmistuksiin ja autoin
parhaani mukaan. Silloin ilmoitti äiti minulle äkkiä, että oli
mahdotonta kutsua Teodoria. Hänen perheensä luonnollisesti
kutsuttaisiin, koska isä oli pienen valtion merkkihenkilöitä, mutta
lankoni oli selittänyt, että oli mahdotonta loukata nuoria prinssejä
kutsumalla heidät henkilön seuraan, joka oli kirjoittanut niin moittivan
artikkelin heidän isänsä viattomista taipumuksista, ja kieltäytyi
lankoni saapumasta, jos mainittu henkilö kutsuttaisiin. Äitini oli
ottanut nämä näkökohdat huomioon, vaikka hän olikin pahoillaan
minun tähteni. Pahin vihamiehenikään ei olisi voinut antaa minulle
tuskallisempaa iskua, ja tämä tuli perheeni, hyvien, rakastavien,
sivistyneiden ihmisten taholta.

Sisareni olivat kokonaan syventyneet elävien kuvien


valmistuspuuhiin, joissa eräs nuori, vähän aikaa sitten kaupunkiin
saapunut taiteilija, heitä avusti. Hän oli talossamme sangen
mieluinen vieras, hiljainen, miellyttävä, sangen kyvykäs henkilö, joka
ei ketään loukannut ja jolla ei ylipäänsä ollut minkäänlaista
»valtiollista mielipidettä». En voinut olla tuntematta katkeruutta
nähdessäni tuon vähäpätöisen ihmisen pääsevän siinä määrin
heidän suosioonsa, että hänestä tuli kaikkien juhlavalmistusten sielu,
kun sitävastoin nerokas, jalo ihminen julistettiin pannaan ja sai kärsiä
julkisen loukkauksen uskallettuaan kirjoittaa, että pienessä
kääpiömaassa tehtiin enemmän kuin oli luvallista ruhtinaan
mielihalujen tyydyttämiseksi. En rukoillut, että hänet kutsuttaisiin, olin
liian ylpeä pitääkseni hänelle armoa. Mutta selitin jääväni pois
kutsuista, ellei minulle juhlallisesti luvattaisi, että heti suurten pitojen
jälkeen pantaisiin toimeen toiset pienemmät, joihin pyydettäisiin
kaupungin parhaat perheet ja joihin hänetkin kutsuttaisiin. Tähän
suostuttiin. Äitini oli syvästi pahoillaan, kun hänen oli täytynyt loukata
minua ja tahtoi mielellään tällä tavalla lieventää iskua. Sitäpaitsi olisi
asia tullut liian tunnetuksi, jos olisin jäänyt pois kutsuista. Sittenkin oli
huhu jo päässyt leviämään. Teodorin äiti oli syvästi loukkaantunut
rakkaimman poikansa puolesta, joka oli hänen sydämensä ylpeys.
Pienokainen ja isä epäsivät saamansa kutsun. Perheestä oli
saapuvilla ainoastaan vanhin sisar sulhasineen.
Lähetin Teodorille kimpun orvokkeja, ensimäiset sinä vuonna, ja
kirjoitin niiden mukana pari sanaa, jotka nostivat meidät yläpuolelle
ihmiselämän pikkumaisuuksia. Kestin lujamielisesti illan piinan
halveksien sisimmässäni seuraelämän hulluutta ja saaden tästä
tunteesta tukea. Mieliala oli yleensä painunut, sillä vieraat
luonnollisesti tekivät huomautuksiaan sen johdosta, että eräs
kaupungin ensimäisiä perheitä oli poissa ja heillä oli kai myöskin
tekemistä minun kiintymyksestäni, jota perheeni näytti julkisesti
paheksuvan.

Seuraavana aamuna kiitti ystäväni minua muutamilla riveillä


orvokeista ja tervehdyssanoistani, joilla olin terästänyt itseäni ja
häntä ihmisten juorupuheita ja ilkeyttä vastaan. Kirjeen lopussa oli
seuraavat sanat: »Luen Platoa puhdistuakseni nykyaikaisen
maailman liasta.»

Muutamia päiviä tämän jälkeen muistutin lupauksesta, jonka olin


saanut pienempien kutsujen pitämisestä — ei senvuoksi, että niistä
olisi ollut pienintäkään iloa minulle ja hänelle — sillä mitäpä iloa olisi
meillä ollut seurassa, joka pilkallisella hymyllä tai ylpeällä säälillä
suhtautui tunteeseemme. Vaadin tämän lupauksen täyttämistä
jonkinlaisena hyvityksenä, jonka olimme velvolliset saamaan,
osoituksena siitä, ettei loukkaus ollut persoonallista laatua, vaan
myönnytys pienelle tyrannille. Kutsut pantiin toimeen. Pienokainen
saapui veljineen. Vieraat tekivät parhaansa ollakseen ystävällisiä ja
rakastettavia ja karkoittaakseen pienimmänkin tuskallisen tunteen.
Äitini näytti hyvää esimerkkiä. Ystäväni, jolle tämä ilta tuotti
enemmän kidutusta kuin tyydytystä, teki myöskin puolestaan
kaikkensa ollakseen rakastettava seuramies ja hän oli liian lahjakas
epäonnistuakseen. Vieraat huomasivat ihmeekseen, että tuo pelätty
demokraatti ja häijy arvostelija olikin monipuolisesti sivistynyt
ihminen, jonka kanssa saattoi aivan inhimillisesti seurustella.
Keskustelussa vältettiin luonnollisesti molemminpuolisesti vaarallisia
kareja, ja ilta kului verrattain hyvin. Ulkonaisesti oli hyvitys
täydellinen, mutta nuoli oli tunkeutunut liian syvälle sydämeeni ja sen
iskemä haava oli parantumaton. Olin ymmärtänyt näiden tapausten
merkityksen vain liiankin hyvin. Tästälähtien olin avonaisessa
taistelussa entistä maailmaani vastaan, eikä enää ollut kysymys
persoonallisesta tunteesta, vaan mielipiteitteni vapaudesta. Olin
alkanut vapauden taistelun absoluuttista auktoriteettia vastaan.

Ystävälläni ja minulla oli kuitenkin vielä monta ihanaa hetkeä sinä


keväänä. Varmoina molemminpuolisesta kiintymyksestämme
nautimme vapaina ja sopusointuisina kohtalon suomaa onnea.
Tapasimme usein toisemme prinsessojen opettajattaren,
vanhanpuoleisen, rakastettavan ja henkevän naisen luona, joka oli
Althausin perheen läheinen ystävä ja tunsi Teodorin lapsuudesta
saakka. Hän oli myöskin minun ystäväni, ja maailman meille tekemä
vääryys suututti häntä. Sangen usein, kun laskeva aurinko kultasi
hänen ikkunainsa alla kasvavien suurten puitten latvoja, tai kun
satakieli lauloi oksalla ja ruhtinaallista linnaa ympäröivä puutarha
lähetti meille tuoksujaan, istuimme me neljä — Teodor, Pienokainen,
hän ja minä hänen viihtyisän huoneensa avonaisen ikkunan ääressä
keskustellen tai lukien yhdessä. Usein olimme me nuoret vallattomia
ja yllytimme kunnon ystävämme tekemään »vaarallisia
johtopäätöksiä», jotka hänen suuri älynsä tunnusti loogillisiksi, mutta
joita hän ei muuten, kunnioituksesta vanhoja traditsioneja kohtaan,
hyväksynyt. Niinpä hän ilolla ja ylpeydellä luki yhteisen ystävämme
kirjan, mutta puolusti kiihkeästi Jumalanpoikaa. Sydämessään oli
hän demokraatti, mutta pysyi persoonallisesta kiintymyksestä
uskollisena ruhtinailleen. Erittäin hilpeinä hetkinä saimme hänet
laulamaan marseljeesiakin kanssamme, joka kuulosti kuin ivalta
noiden feodaalisten muurien sisäpuolella. Hänkin kiusotteli meitä
puolestaan ja eräänä päivänä sanoi hän leikkiä laskien ystävälleni:
»Annappa ajan kulua, niin istut sinä isäsi paikalla ruhtinaan
päivällisillä ja viihdyt erinomaisesti.»

»Silloin saat myöskin olla varma, että nuoruuteni henki seisoo


tuolini takana ja kieltää minut», vastasi hän.

Palattuani kotiin näistä vapaista iloisista seurusteluhetkistä, sain


ne totisesti kalliisti maksaa, sillä perheeni piirissä otettiin minut
vastaan niin kylmästi kuin olisin tehnyt jotakin pahaa. Oi, kuinka
viheliäisiä ovatkaan ihmisten ennakkoluulot! Ne myrkyttävät onnen,
jonka kohtalo suo vain kerran elämässä, ja vuodattavat katkeran
pisaran viattoman ja jalon rakkauden maljaan! Niinkuin onni yleensä
olisi muuta kuin häipyviä hetkiä, jolloin ylevä tunne kohottaa meidät
elämän arkisuuden yläpuolelle! Vaikkakin ne päättyisivät suruun ja
tuskaan, on ihminen silloin kuitenkin juonut ikuisuuden lähteestä ja
kestää kohtalonsa.

Meidän täytyi siis erota. Se oli minulle kuin kuolemantuomio. Mutta


kertaakaan ei juolahtanut mieleeni rajoittaa hänen vapauttaan,
pakottaa häntä lupaamaan jotakin, estää häntä pääsemästä piireihin,
joissa hänen henkensä siivet voisivat vapaammin kehittyä.
Päinvastoin: kun äitini mykän kärsimykseni hellyttämänä rikkoi
molemminpuolisen vaitiolomme tarjoutuen puhumaan isälle
rakkauteni puolesta, josta elämäni onni näytti riippuvan, ja luvaten
pyytää isää hankkimaan Teodorille aseman, joka tekisi
yhteenmenomme mahdolliseksi, kiitin häntä sydämellisesti hänen
ennakkoluulojakin voimakkaammasta rakkaudestaan, mutta hylkäsin
jyrkästi tuon tarjouksen. Rakkaudessamme, joka perustui kaikkeen,
mikä meissä oli kaunista ja pyhää, ei saanut olla pienintäkään
ulkonaista sidettä tai velvoitusta. Olin kauan taistellut tuota mahtavaa
tunnetta vastaan huomatessani sen heräävän. Teodor itse oli
auttanut sitä kirvoittamaan kahleensa kasvattaessaan minua
vapauteen. Nyt olivat rakkaus ja vapaus minussa siinä määrin yhtä,
että tunteeni häntä kohtaan oli vain rajatonta luottamusta. Olin
useamman kuin kerran estänyt häntä, kun hän tahtoi valalla
vakuuttaa rakkauttaan ikuiseksi. En käsittänyt, että sellainen rakkaus
kuin meidän, voisi loppua, ja jos se tapahtuisi, eivät valat auttaisi.
Emme koskaan puhuneet avioliitosta, se oli tuskin juolahtanut
mieleenikään. Meidän täytyi rakastaa toisiamme, tulla tämän
rakkauden kautta paremmiksi ja pyrkiä korkeimpia päämääriä
kohden. Se oli kohtalomme. Oli vain alistuen odotettava, mitä
tulevaisuudella muuten oli huomassaan.

Hän matkusti muutamia päiviä aikaisemmin kuin me. Lähtönsä


edellisenä päivänä tuli hän iltapuolella luoksemme sanomaan
hyvästi. Omaiseni jättivät hienotunteisesti meidät kahden kesken, ja
olin heille siitä kiitollinen. Vaadin häneltä vain sen lupauksen, että
hän heti kirjoittaisi minulle, jos hänen sydämensä oli vallannut uusi
tunne. Hän vastasi hymyillen: »Niinkuin sinun kaltaisiasi olisi monta
maailmassa!»

Vielä kerran avasi hän minulle sielunsa ja mielikuvituksensa koko


rikkauden. Vielä kerran vei hän minut kanssaan ihanteen
korkeuksiin, ja minä kuuntelin hänen olkapäähänsä nojaten,
käsittääkseni vielä tällä viime hetkellä onnen ikuisuuden.

Seuraavana aamuna sain häneltä nämä lähdön hetkellä kirjoitetut


rivit:

»Ole vahva, äläkä unohda sitä, minkä olet itsellesi kilvoitellut.


Tämä toivo on lohdutukseni. Anna minun se pitää, säilytä se
minulle!»

Näin päättyi elämäni kevät!

Kesä läheni, ja me päätimme matkustaa etelä-Saksaan isäni luo.


Myöskin Teodor päätti, kun hänen aikaisempi suunnitelmansa ruveta
sanomalehden toimittajaksi, oli rauennut, lähteä erääseen
suurempaan kaupunkiin, kirjalliseen keskukseen, jossa avautuisi
laajempi kenttä hänen nyttemmin yksinomaan kirjalliselle
toiminnalleen. Muuan hänen nuori tuttavansa, joka oli juuri tullut
tuosta kaupungista, oli häntä siihen kehoittanut. Tuo nuori mies kävi
meidänkin luonamme ja sanoi Teodorista puhuessaan: »Hänestä
kasvaa toinen Lessing ja hänellä on suuri tulevaisuus!»

Meidän täytyi siis erota. Se oli minulle kuin kuolemantuomio. Mutta


kertaakaan ei juolahtanut mieleeni rajoittaa hänen vapauttaan,
pakottaa häntä lupaamaan jotakin, estää häntä pääsemästä piireihin,
joissa hänen henkensä siivet voisivat vapaammin kehittyä.
Päinvastoin: kun äitini mykän kärsimykseni hellyttämänä rikkoi
molemminpuolisen vaitiolomme tarjoutuen puhumaan isälle
rakkauteni puolesta, josta elämäni onni näytti riippuvan, ja luvaten
pyytää isää hankkimaan Teodorille aseman, joka tekisi
yhteenmenomme mahdolliseksi, kiitin häntä sydämellisesti hänen
ennakkoluulojakin voimakkaammasta rakkaudestaan, mutta hylkäsin
jyrkästi tuon tarjouksen. Rakkaudessamme, joka perustui kaikkeen,
mikä meissä oli kaunista ja pyhää, ei saanut olla pienintäkään
ulkonaista sidettä tai velvoitusta. Olin kauan taistellut tuota mahtavaa
tunnetta vastaan huomatessani sen heräävän. Teodor itse oli
auttanut sitä kirvoittamaan kahleensa kasvattaessaan minua
vapauteen. Nyt olivat rakkaus ja vapaus minussa siinä määrin yhtä,
että tunteeni häntä kohtaan oli vain rajatonta luottamusta. Olin
useamman kuin kerran estänyt häntä, kun hän tahtoi valalla
vakuuttaa rakkauttaan ikuiseksi. En käsittänyt, että sellainen rakkaus
kuin meidän, voisi loppua, ja jos se tapahtuisi, eivät valat auttaisi.
Emme koskaan puhuneet avioliitosta, se oli tuskin juolahtanut
mieleenikään. Meidän täytyi rakastaa toisiamme, tulla tämän
rakkauden kautta paremmiksi ja pyrkiä korkeimpia päämääriä
kohden. Se oli kohtalomme. Oli vain alistuen odotettava, mitä
tulevaisuudella muuten oli huomassaan.

Hän matkusti muutamia päiviä aikaisemmin kuin me. Lähtönsä


edellisenä päivänä tuli hän iltapuolella luoksemme sanomaan
hyvästi. Omaiseni jättivät hienotunteisesti meidät kahden kesken, ja
olin heille siitä kiitollinen. Vaadin häneltä vain sen lupauksen, että
hän heti kirjoittaisi minulle, jos hänen sydämensä oli vallannut uusi
tunne. Hän vastasi hymyillen: »Niinkuin sinun kaltaisiasi olisi monta
maailmassa!»

Vielä kerran avasi hän minulle sielunsa ja mielikuvituksensa koko


rikkauden. Vielä kerran vei hän minut kanssaan ihanteen
korkeuksiin, ja minä kuuntelin hänen olkapäähänsä nojaten,
käsittääkseni vielä tällä viime hetkellä onnen ikuisuuden.

Seuraavana aamuna sain häneltä nämä lähdön hetkellä kirjoitetut


rivit:

»Ole vahva, äläkä unohda sitä, minkä olet itsellesi kilvoitellut.


Tämä toivo on lohdutukseni. Anna minun se pitää, säilytä se
minulle!»

Näin päättyi elämäni kevät!


16. KÄÄNNE.

Hänen lähtönsä jälkeen odotin kärsimättömänä matkaamme. Jäinen


viima tuntui koskettaneen kevään kukkasia. Vain ero Pienokaisesta
oli vaikea. Ystävyytemme oli pysynyt samanlaisena, enkä kuitenkaan
koskaan voinut puhua edes hänelle rakkaudestani, vaikka hän hyvin
tiesi veljensä ja minun välisen suhteen. Lähtiessämme antoi hän
minulle ruusukimpun puutarhastaan, josta olin saanut niin monta
ruusua veljen kirjeiden mukana. Säilytin kukkia Reinvirralle saakka.
Sitten heitin ne aaltoihin kuten Polykrates sormuksensa, että jumalat
antaisivat minun pitää korkeimman onneni.

En muuten lähimainkaan ollut onnellinen. Ero painoi minua


raskaasti, ja usein tuntui kuin en jaksaisi sitä kestää.

Isäni tuli meitä vastaan Reinillä. Rakastin häntä sanomattoman


hellästi kuten ennenkin, mutta tunsin, että henkemme olivat
ainaiseksi eronneet voimatta enää koskaan yhtyä. Tästä
tuskallisesta huomiosta huolimatta toivoin kuitenkin, nähdessäni
hänet niin terveenä ja nuortean voimakkaana, että vielä kauan saisin
osoittaa hänelle rakkauttani, ja vältin puhumasta sellaista, joka olisi
häntä surettanut.
Isäni oli vuokrannut meille kesä-asunnon Hornburgissa. Tämä
kylpypaikka oli muutamia vuosia sitten alkanut kukoistaa ja
muodostunut huvittelun ja muotien tyyssijaksi, jonne paitsi terveyttä
etsiviä, kokoontui myöskin paljon joutilasta väkeä. Se aika oli ollut ja
mennyt, jolloin niin sanottu »suuri maailma» oli loistollaan minua
houkutellut ja minä sen keskuudessa olin luullut täydentäväni
kehitystäni. Olisin tahtonut olla suuremmoisen, yksinäisen luonnon
parissa, joka ei olisi häirinnyt sydämeni juhlallista surua ja jonka
helmassa olisin voinut rauhassa ajatella. Se yksin piti minua
pystyssä etäällä ystävästäni. Ainoa paikka, joka minua miellytti, oli
vanha linnanpuutarha, ihana puisto satavuotisine puineen, hiljaisine
lammikkoineen ja varjoisine, yksinäisille sopukkoineen, joihin muodin
maailma harvoin eksyi. Menin sinne yksinäni usein lukemaan. Siihen
aikaan rakastin erityisesti erään kirjailijan teoksia, joita Saksassa
hyvin vähän tunnetaan, ulkomailla ei ollenkaan. Tarkoitan Friedrich
Hölderlinin teoksia, joita aluksi olin lukenut Teodorin kanssa yhdessä
ja joiden lumoissa olimme jonkun aikaa täydellisesti olleet.
Kreikkalaiseen antiikkiin palavasti innostunut runoilija ei voinut palata
Helenan lumoavasta valtakunnasta todellisuuteen. Tosin oli hän
löytänyt ihanteensa, Diotimansa, mutta vain luopuakseen hänestä
tuskallisella kaipauksella ja joutuakseen elämän hädän ja karkeuden
uhriksi. Hänen liian herkästi viritetty lyyransa särkyi, ja
mielipuolisuuden yö peitti ylitsevuotavan ihanteellisuuden ja
katkerimman kieltäymyksen räikeät vastakohdat. Hän eli kauan järki
pimenneenä. Järkyttäviä ovat ne hänen runonsa, joissa runokieli soi
täyteläisenä ja runokuvat hämmästyttävät mahtavuudellaan, mutta
sisäinen ajatus ja yhtenäisyys puuttuvat. Yhtä järkyttävää oli
varmaankin, kun onnettoman sormet liukuivat soittimen kielillä ja
loihtivat kuin etäisenä kaikuna esiin säveliä, jotka ennen täyttivät
hänen sielunsa. Viimeiset ajat ennen sairauttaan oli hän viettänyt
Homburgissa, joka siihen aikaan vielä oli aivan pieni kaupunki, ja
istunut äskenmainitsemani linnanpuiston vanhojen puiden alla,
entisen kauniin, lahjakkaan, ihastuttavan runoilijan surullisena
haamuna, kuten hänen kreikkalaisten sankariensa varjot
Haadeksessa. Bettina von Arnim sanoo kirjeissään Gunderodelle,
että hän siellä oli uneksinut asioista liian korkeista kuolevaisen
ymmärrykselle. Niin ei kai kuitenkaan ollut. Kaunis astia, joka oli
kätkenyt niin paljon kuolemattomia, unia, oli särkynyt. Ja kipeästi
koskee ajattelijaan se asiaintila, ettei tällainen tapaus ole
ainoalaatuinen, että useampi kuin yksi ihana elämä on murtunut
taistelussa ihanteen ja todellisuuden tuskallista dualismia vastaan.
Myöhemmin joutui Lenau saman kohtalon alaiseksi kuin Hölderlin ja
tuollainen kohtalo on uhkaavana haamuna monen, rikaslahjaisen,
luomiskykyisen nuorukaissielun taivaanrannalla. Niinpä sanoi itse
Teodorkin monasti lukiessamme yhdessä Hölderlinin teoksia, että
sama kohtalo kenties vaanii häntäkin. Missä piili syy tällaiseen
ilmiöön? Siinäkö, että aikakausien mysteeriossa valmistui uusi
ihanne, jonka lähestymisen vain valitut aavistivat, mutta jonka
toteutumista he pitivät mahdottomana tässä aineen ja aistillisuuden
maailmassa? Vai sekö oli syynä, että karu, alaston todellisuus
sietämättömänä ikeenä painoi heidän huimaavaan lentoon siivitettyjä
olkapäitään. Onnelliset ne, jotka tällaisina käänteentekevinä hetkinä
ihmiskunnan elämässä ovat keksineet aineellisen maailman, kuten
Kolumbus! He pääsevät positiiviseen, käsinkoskettavaan tulokseen
ja heidän kaipauksensa löytää maaperän uusille tulevaisuuden
unelmille.

Päivät, jolloin sain Teodorilta kirjeitä, olivat juhlapäiviäni. Ne toivat


minulle ajatuksia ja viestejä uudesta elämästä. Ystäväni eli
älykkäiden ihmisten parissa, teki menestyksellisesti työtä, ja hänen
raskasmielisyytensä, josta usein olin ollut levoton, tuntui kokonaan
hävinneen. Olin liian onnellinen hänen puolestaan toivoakseni häntä
takaisin, mutta toivoin itselleni siipiä lentääkseni minäkin vapauden
kaivattuihin ilmapiireihin.

Rauhallisen elämämme keskeytti muuan kohtalokas tapaus, joka


raskaasti koski meihin kaikkiin. Sen aiheutti henkilö, jota ei kukaan
meistä ollut koskaan epäillyt. Varjellakseen tuskallista salaisuutta
olisi isäni täytynyt maksaa suuresti yli varojensa nouseva
rahasumma. Meidän täytyi kiireesti palata Frankfurtiin. Siellä oli
isäni, kuten ruhtinaskin, muutamia aikoja sitten löytänyt pysyvän
turvapaikan. Tämä tapaus oli tehnyt isäni äärettömän
raskasmieliseksi, mikä oli sitä surullisempaa, kun ikä ei vielä tähän
saakka ollut masentanut hänen luontaista hilpeyttään. Eräänä
päivänä menin hänen luokseen hänen seisoessaan ikkunan ääressä
ja alakuloisena katsellessaan ohi rientävää virtaa. Koetin häntä
hiukan lohduttaa; hän kuunteli minua vaieten, pudisti päätään ja
sanoi: »Tämä isku on minut murtanut, siitä en koskaan toivu.»

Vähän aikaa tämän jälkeen herätettiin meidät keskellä yötä. Isä oli
äkkiä vaikeasti sairastunut. Tunsin heti ensi hetkestä, että hänen
ennustuksensa kävisi toteen. Muutamien tuskallisten päivien jälkeen
parani hän kuitenkin niin paljon, että saattoi olla liikkeellä
huoneessaan, tavallisesti jonkun tukemana. Mutta hänen elämänsä
pohja oli murtunut ja hän oli vain varjo entisestään. Ainoana
lohdutuksenani oli saada olla hänen luonaan. Tarkkasin tuskaisena
jokaista katsetta, jokaista sanaa, säilyttääkseni ne sydämessäni.
Olimme usein kahdenkesken ja minä varoin huolellisesti sanojani,
etten muistuttaisi häntä mielipiteidemme eroavaisuudesta. Käsitin
hänen eriävän elämästä ennen minua, ja silloinhan oli minulla aikaa
taistella riippumattomuuteni puolesta. Mutta hänen sammuvan
elämänsä edessä ei välillämme ollut muuta kuin rakkauden side,
rakkauden, jolla oli alkunsa itse elämän perusjuurissa. Eräänä
aamuna ollessani yksin hänen kanssaan, käveli hän käsivarteeni
nojaten pitkän aikaa edestakaisin huoneessa ja istuutui sitten
avonaisen ikkunan ääreen, josta lempeä lokakuun aurinko loi
hohdettaan. Kauan, kauan katseli hän ääneti virtaa ja syysmaisemaa
toisella rannalla. Sen värit olivat pehmeät ja surumieliset, kuten aina,
kun luonto valmistautuu pitkään uneen. Minäkin vaikenin ja tarkkasin
häntä syvästi liikutettuna. Luin hänen kasvoistaan, mitä hän ajatteli.
Hän otti jäähyväiset maailmalta, jossa oli viettänyt puhtaan,
hyveellisen elämänsä. Hän oli ollut vapaamuurari, saavuttanut
veljeskunnan korkeimmat arvoasteet, ja minä uskon, että hänen
maailmankatsomuksensa oli enemmän inhimillinen, siveellinen kuin
oikeauskoisen kristillinen. Ollessamme kerran ennen hänen
sairauttaan kävelemässä, kysyin, mitä hän ajatteli Kristuksen
jumaluudesta ja raamatusta jumalallisena ilmestyksenä. Hän vastasi,
että Kristus oli häntä lähempänä inhimillisen täydellisyyden
ihanteena kuin Jumalan poikana ja että hän seurasi raamatun
siveellisiä ohjeita kysymättä niiden jumalallista alkuperää. Toisen
kerran, löytäessäni hänet illalla ikkunan äärestä katselemassa
tähtikirkkaaseen yöhön, kysyin, mitä hän ajatteli. Hän vastasi:
»Valmistaudun jonakin päivänä jättämään tämän kuolevaisen
majani.»

Tämäntapaiset yksinkertaiset, lyhyet sanat kuvasivat koko hänen


olemustaan. Myöhemmin, hänen kuolemansa jälkeen, löysin alun
muistelmateokseen, joka valitettavasti oli jäänyt kesken. Hänen
nuoruutensa unelma, sanoo hän siinä, on ollut, opiskella maataloutta
ja jäädä asumaan maalle. Ymmärsin, kuinka paljon paremmin tämä
kutsumus olisi soveltunut hänelle kuin valtiomiehen ja poliitikon
levoton ura.
Mutta vaikka hänen ajatuksensa ilmeisesti askartelivat
lähenevässä kuolemassa, ei hän puhunut siitä kuin vanhimmalle
veljelleni, ainoalle saapuvilla olevista pojistaan, jolle hän uskoi
viimeiset toivomuksensa.

Ah, mitä olisinkaan antanut, jos hän olisi ilmaissut minulle sielunsa
ajatukset, jos hän olisi sallinut minun saattaa itseään tuolla
juhlallisella matkalla tuntematonta kohden, jos olisin saanut ottaa
osaa hänen sisäiseen valmistukseensa tuota suurta hetkeä varten ja
näyttää hänelle, että sydämeni askel askeleelta seurasi häntä ja olisi
tahtonut hänen kanssaan viimeiseen pisaraan saakka tyhjentää
katkeran kalkin säästääkseen häneltä edes puolet sen
katkeruudesta! Mutta välillemme noussut omituinen muuri ei
korkeimpinakaan silmänräpäyksinä hävinnyt olemattomiin
molemminpuolisesta syvästä rakkaudestamme huolimatta. Vain
hänen luonaan oli minulla rauha, ja usein piilouduin johonkin
huoneen komeroon, kun hänellä oli suuria ruumiillisia tuskia, ja hän,
luullen olevansa yksin, puhkesi valituksiin. En uskaltanut
hengittääkään, etten ilmaisisi läsnäoloani, mutta tuntui kuitenkin
lohdulliselta, kun hiljaisuudessa sain kärsiä hänen kanssaan.

Oli tullut joulu. Mitä isään tulee, oli enää kysymys päivistä ja
tunneista. Sattui omituisesti, että vanha ruhtinas, jonka kohtalot hän
oli uskollisesti jakanut, oli lyhyen sairauden jälkeen kuollut.
Viimeiseksi oli vanha herra kysynyt koetellun ystävänsä vointia.
Salasimme tapauksen isältäni, tahtoen säästää hänet tältä surulta,
mutta hän kuitenkin aavisti, miten asia oli. Isku ei kai koskenut
häneen niin kovasti sentähden, että hän jo oli käsittänyt tämän
ilmiöiden maailman hetkellisyyden, tai uneksi pikaisesta
jälleennäkemisestä.
Ensi kerran elämässämme ei meillä ollut joulujuhlaa. Äiti oli
kuitenkin rakkaudessaan valmistanut meille vanhan tavan mukaan
muutamia joululahjoja. Otimme ne vastaan syvästi liikutettuina, sillä
isälle emme enää voineet mitään antaa. Hän lepäsi hiljaa
vuoteellaan, useimmiten puolihorrossa ja sopersi aika ajoin
muutamia lempeitä sanoja, jotka olivat kuin heijastus hänen sielunsa
edessä väikkyvistä kuvista, kuten kevyet, rusottavat iltapilvet ovat
vielä heikkona kajastuksena mailleen menneestä auringosta. Olin jo
sisareni kuolinvuoteen ääressä tehnyt saman huomion kuin nytkin,
että kuoleman lähestyessä, kun kaikki keinotekoinen ihmisessä ja
elämän tottumusten häneen tuoma häviää, kaikki tavalla tai toisella
saavutetut ominaisuudet haihtuvat ja itse älykin herpoaa, pääsee
jälleen väärentämättömänä esille yksilön todellinen luonne,
perussävel, sellaisena kuin se kerran lähti luonnon kädestä.
Viimeinen vaikutus noista kahdesta rakastetusta olennosta oli
sydämen puhdas hyvyys ja viattomuus, johon elämän turmelus ei
ollut pystynyt.

Ystävät, joiden talon toisessa kerroksessa asuimme, melkein


pakottivat meidät alas ottamaan osaa heidän joulujuhlaansa. He
tekivät kaikkensa meitä ilahuttaakseen, mutta iskivät harhaan kuten
tavallisesti, kun pintapuolisella ilonpidolla koetetaan haihduttaa
syvää surua. En kuitenkaan voinut puoltakaan tuntia kestää heidän
meluaan ja nauruaan. Hiivin salaa pois ja riensin jälleen himmeästi
valaistuun huoneeseen yläkerrassa. Siellä lepäsi rakastettu isäni
tuskistaan vapautuneen, suloisessa puoliunessa, joka jo oli kuin
ikuisen levon esimakua. Täällä oli minun tuskallisen hyvä olla.
Istuuduin huoneen nurkkaan ja kuuntelin kuoleman suurta sinfoniaa,
jonka alakerran hälisevä ilo oli räikeästi keskeyttänyt. Hänelle oli
elämän arvoitus selvinnyt. Minun elämäni oli raastettu juuria myöten
maaperästään ja tunsin itseni viskatuksi aavalle valtamerelle
ohjatakseni tästä lähtien yksin elämäni purtta ja seuratakseni sitä
ainoata tähteä, joka loisti minulle raskaitten pilvien lomasta —
vakaumustani.

Illalla otin häneltä varsinaiset jäähyväiset. Hän hengitti vielä kolme


päivää. Neljäntenä päivänä toin hänelle lääkärin luvalla kupin kahvia.
Hän avasi silmänsä ja katsoi minuun kauan kuin matkustaja, joka jo
on lähtenyt loputtomalle merelle ja vielä kerran luo silmäyksen
rannalle, jossa elämän aurinko hänelle loisti. Hän tunsi minut ja
sanoi: »Kas, sinähän se olet, rakkaani!» Vein kupin hänen huulilleen:
hän joi viimeisen kerran, sulki sitten silmänsä ja makasi aivan hiljaa.
Istahdin toiseen huoneeseen kirjoittamaan Teodorille. Muutamien
tuntien syvän hiljaisuuden jälkeen avasi joku oveni viitaten minua
tulemaan. Riensin hänen vuoteensa ääreen. Kaikki oli lopussa, hän
oli lakannut elämästä.

Tällä kertaa en enää kysynyt, eikä mikään ääni sanonut minulle:


»Sinä näet hänet jälleen.»

Ei ole luullakseni suurempaa eroavaisuutta ihmisten välillä kuin


heidän tapansa kantaa surujaan. Ilo ja onni avaavat tavallisesti
sydämen ulkomaailmalle. Ne tahtovat jakaa itsestään ja niiden usein
äänekkäisiin säveliin hukkuu moni epäsointu. Mutta suru luo
ympärillemme hiljaisuuden, jossa kuulemme vain yhden ainoan
surullisen ja juhlallisen sävelen. Niin kauan kuin tätä sielun lepoa ei
häiritä, on syvimmälläkin surulla kauneutensa. Mutta kun
ulkomaailman arkinen häly taas pääsee kuuluville, haihtuu lumous,
ja eräänlaisille luonteille on silloin vihlovaa, sietämätöntä kärsimystä
se, mistä muut löytävät huojennusta ja hauskuutta. Minä kuuluin
edellisiin. Koko olemukseni oli vielä keskittynyt häneen, jota ei enää
ollut. Jokainen tuota muistoa häiritsevä sana oli minulle tuskallinen.
Kaunistin hänen leposijansa myrtin ja laakerinoksilla ja katselin
häntä, tuota hiljaista miestä, jolle rakkauteni ei enää voinut merkitä
mitään. Tällaisina hetkinä ymmärsin vasta täydellisesti kuinka ihana
on kuvaus Mignonin hautajaisista Wilhelm Meisterissa. Niin,
runolliseksi ja juhlallisen kauniiksi täytyisi meidän kirkastaa suuren
elämäntragedian loppu ja sitten palata jokapäiväisiin askareihimme
»täynnä pyhää vakavuutta, joka yksinään tekee elämän ikuiseksi».

Ajatukseni ja tunteeni olivat melkein yksinomaan keskittyneet isäni


sairauteen, mutta tähän aikaan oli minulla ollut muitakin yhtä
järkyttäviä elämyksiä. Olin muun muassa nähnyt jälleen nuorimman
veljeni, joka oli saapunut tervehtimään sairasta isää. Tällä veljellä oli
monta erinomaista ominaisuutta. Hän oli korkea valtion virkamies ja
periaatteiltaan ankara protestantti sekä jyrkkä monarkisti. Hänelle oli
vihjattu mielipiteistäni, ja vaikenemiseni määrätyistä asioista selitti
hänelle vielä enemmän. Tämä suututti ja ärsytti häntä ja hän, kuten
muutkin, syytti kaikesta kiintymystäni ihmiseen, »jolla ei ollut
minkäänlaisia periaatteita». Kuinka olisi muuten ollut mahdollista,
että minun säätyiseni tyttö saisi moisia päähänpistoja? Hän oli
toivonut minun menevän naimisiin erään ystävänsä kanssa, ja
huomasi tässäkin suhteessa pettyneensä. Sopivassa tilaisuudessa
otti hän asian puheeksi kanssani. Ensin kysyi hän uskonnollisesta
vakaumuksestani. Vastasin täysin avomielisesti. Hän koetti
käännyttää minua, mutta ei päässyt todisteluillaan mihinkään. Olin
tuhannesti sanonut samat asiat itselleni sisäisesti taistellessani,
tulematta kuitenkaan vakuutetuksi, eivätkä ne enää saaneet minua
tasapainosta. Vihdoin hän vaikeni tuntien, ettei minua enää voinut
pelastaa — olin jo mennyt liian pitkälle. Muutamien päivien kuluttua
riensi hän takaisin nuoren, jumaloidun rouvansa luo, joka oli myös
hyvin sairas ja seurasi ennen pitkää isääni hautaan. Otin syvästi
osaa veljeni tuskaan ja kirjoitin hänelle vilpittömän, rakkautta
uhkuvan kirjeen. Hän ei vastannut minulle, mutta kirjoitti sisarelleni,
ettei voinut sanoa minulle mitään niin kauan kuin olin voltairelaisen
hengen lumoissa. Hänkin oli kerran ollut ja toivoi minun kääntyvän
takaisin niinkuin oli itsekin tehnyt. Siihen saakka olisi kuitenkin
parasta keskeyttää kirjevaihtomme. Suostuin tähän, sillä käsitin
hänen olevan oikeassa. Kahden vastakkaisen vakaumuksen välillä,
jotka olivat niin voimakkaat ja tietoiset kuin meidän, ei ollut
yhdyssidettä. Mutta tunsin samalla, että tämä ero olisi ikuinen, sillä
mielipiteeni eivät olleet voltairelaisia eivätkä ohimeneviä. Ne olivat
päinvastoin loogillinen seuraus nuoruuteni sisäisistä taisteluista,
toteuttaen kaipauksen, joka vaatii ajatuksen vapautta kaiken
siveellisyyden perustana.

Eräs toinen tapaus, joka suuresti kiinnitti ajatuksiani isäni


sairauden ensi aikoina, oli Sonderbund-sota Sveitsissä, todellinen
aatesota. Teodor kirjoitti minulle siitä: »Se on vapaan kansan
inhimillinen sota vapauden puolesta.» Lääkäri, joka hoiti isääni, oli
vapaamielinen mies ja otti lämpimästi osaa vapaamielisen puolueen
voittoon. Hänen kanssaan puhuin valtiollisista periaatteistani
avomielisemmin kuin vielä koskaan tähän saakka.

Tänä pitkänä kärsimyksen aikana oli minulla keidas, jossa sain


tuntea rauhaa ja puhdasta onnea. Se oli rakkauteni Teodoriin ja
luottamukseni hänen rakkauteensa. Hänen kirjeensä olivat
lohdutukseni. Paitsi niitä lähetti hän minulle myöskin erään pian
ilmestyvän uuden kirjansa korrehtuuriarkit, toisen toisensa jälkeen.
Hän kirjoitti näiden mukana: »Omistan Sinulle tämän kirjan
ensimäiset painetut lehdet, sillä se kuuluu Sinulle niin kokonaan, että
tuskin tiedän, mikä siinä on sinulta ja mikä minulta.»
Tapasinkin sen joka sivulla jälkiä yhteisestä elämästämme,
keskusteluistamme, tunteiden ja ajatusten vaihdosta, kaikesta, mikä
niin kauan oli ollut onnemme lähteenä. Alussa tuntui minusta
tuskalliselta jakaa näin jalo, läheinen ystävyyssuhde yleisön kanssa,
mutta voitin tämän itsekkään tunteen. Runoilija elää kahta elämää,
toisen itseään, toisen maailmaa varten. Voi, sitä naista, joka ei
ymmärrä tätä tasanjakoa ja on sille mustasukkainen! Hän antaa
kuoliniskun joko nerolle tai omalle sydämelleen!

Lukiessani näitä sivuja tai hänen kirjeitään, sanoin usein


vaistomaisesti: »Salli minun omistaa tämä ainoa onni, oi, kohtalo,
niin kestän lujana kaikki minulle lähettämäsi koettelemukset.»

17. 1848.

Uudenvuodenpäivänä luimme läsnäolevan perheen pienessä


piirissä isäni testamentin. Onneksi rakastimme toisiamme siksi
paljon ja olimme siksi jalomielisiä, että suhtauduimme tähän
toimitukseen kaikella sillä kunnioituksella, jonka olimme isällemme
velkaa. Ei ainoatakaan häiritsevää sanaa lausuttu, ja meidän ei
tarvinnut kokea tuota valitettavasti niin tavallista jälkinäytöstä, että
kuoleman juhlallisuus häväistään perintöriitaisuuksilla. Erityisesti
liikuttivat minua testamentin yksinkertaiset ja vakavat alkusanat,
joissa isäni lausui julki uskonsa persoonalliseen kuolemattomuuteen.
Niissä kuvastui jälleen hänen yksinkertainen, hyvä, tosi luonteensa.
Testamentin aineellisesta puolesta en paljonkaan välittänyt.
Huomasimme kuitenkin isäni varallisuuden paljon pienemmäksi kuin
olimme otaksuneet, ja kun se vielä jaettiin moneen osaan, oli

You might also like